direct naar inhoud van Artikel 4 Wonen
Plan: 2 woningen Dorpsstraat en Maalderstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0957.BP00000227-VG01

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, alsmede aan huis verbonden beroepen;


met de daarbij behorende:

  • b. gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • c. tuinen en erven;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen (ondergrondse) infiltratie- en bergingsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. er is per bouwperceel één vrijstaande woning toegestaan;
  • d. de voorgevel van de woning wordt gesitueerd in de naar de wegzijde gekeerde grens van het bouwvlak;
  • e. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3,00 m
  • f. de goothoogte bedraagt ten hoogste 6,50 m;
  • g. de dakhelling ligt tussen 35º en 55º.

4.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ze zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 100 m², tenzij ter plaatse van de aanduiding 'oppervlakte' een andere maximale oppervlakte is aangegeven, met dien verstande dat in geval van het oprichten van bijgebouwen binnen het bouwvlak het gestelde onder 4.2.1 onder b in acht wordt genomen;
  • c. ze worden tenminste 5,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw gesitueerd;
  • d. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,00 m;
  • e. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 7,00 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' een andere hoogte is aangegeven;
  • f. één zijgevel mag in de zijdelingse perceelsgrens gerealiseerd worden.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 m , mits ze op een afstand van 5,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gerealiseerd;
  • b. indien erf- en terreinafscheidingen op een kortere afstand dan 5,00 achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gerealiseerd, danwel vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gerealiseerd, bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 1,00 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3,00 m bedragen.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Kleine economie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.1voor de uitoefening van bedrijven, vallende onder kleine economie, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. er geen onevenredige hinder mag worden toegebracht aan de kwaliteit van het woonmilieu;
  • c. door de uitoefening van de activiteit het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig mag veranderen, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest, dit houdt onder meer in dat er geen grote reclame-uitingen aan of bij de woning geplaatst mogen worden;
  • d. de oppervlakte van de woning welke voor de bedrijfsvoering wordt gebruikt, niet meer dan 50% van de begane grond en maximaal 30 % van het totale vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen mag bedragen; de totale oppervlakte van de activiteit mag niet meer bedragen dan 25 m². Het te gebruiken oppervlak dient op een tekening te worden aangegeven die bij het besluit wordt gevoegd;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d. geldt ter plaatse van de aanduiding 'oppervlakte' dat de totale oppervlakte van de activiteit 150 m² mag bedragen waarbij de activiteit uitsluitend wordt uitgevoerd in bijgebouwen;
  • f. er geen sprake is van een verkeersaantrekkende activiteit, die de woonomgeving onevenredig belast en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk worden, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen of er in de omgeving voldoende beschikbare plaatsen zijn;
  • g. de uitvoerder van de activiteit ter plaatse dient te wonen;
  • h. detailhandel alleen als ondergeschikte activiteit is toegestaan en uitsluitend van goederen die verband houden met de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning wordt verleend;
  • i. activiteiten die op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer meldingsplichtig zijn of activiteiten die op grond van artikel 2.1 lid 1 onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vergunningplichtig zijn, in beginsel niet worden toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat er geen overlast voor de omgeving op zal treden, waarbij maximaal bedrijven uit categorie 1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven worden toegestaan (zie bijlage 1).

4.4.2 Afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.3 voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw of gedeelte van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van een objectieve indicatiestelling (bijvoorbeeld een doktersverklaring) waaruit de noodzaak van mantelzorg blijkt;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er moet sprake zijn van een ruimtelijke eenheid tussen hoofdgebouw en afhankelijke woonruimte;
  • d. de vloeroppervlakte van de afhankelijke woonruimte bedraagt maximaal 70 m²;
  • e. de situering van de afhankelijke woonruimte dient, indien van toepassing, binnen het (agrarische) bouwvlak plaats te vinden.
  • f. de afhankelijke woonruimte mag niet worden gerealiseerd in een tijdelijke woonunit (bijvoorbeeld een stacaravan);
  • g. er mag geen tweede zelfstandige woning ontstaan;
  • h. per bouwperceel kan op enig moment slechts één omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan van kracht zijn voor het gebruik van een gebouw als afhankelijke woonruimte;
  • i. deze omgevingsvergunning is persoonsgebonden en vervalt van rechtswege op het moment dat de behoefte aan mantelzorg komt te vervallen;
  • j. in zeer uitzonderlijke situaties kan van bovenstaande voorwaarden worden afgeweken.