direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: 2 woningen Dorpsstraat en Maalderstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0957.BP00000227-VG01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarisch gebruik;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. ontwikkeling, behoud en herstel van landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige, archeologische en ecologische waarden;

met daarbij behorende:

  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. verkeersvoorzieningen;
  • g. extensief recreatief medegebruik.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen gebouwen gebouwd worden.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van agrarisch gebruik en extensief dagrecreatief gebruik bedraagt ten hoogste 2,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 meter.


3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Schuilgelegenheden

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 ten behoeve van het oprichten van schuilgelegenheden voor hobbymatig gehouden dieren, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. per aaneengesloten 2 hectare mag één schuilgelegenheid worden opgericht;
  • b. het bebouwingsoppervlak van de schuilgelegenheid bedraagt ten hoogste 30 m²;
  • c. de oppervlakte van het perceel waar de schuilgelegenheid wordt gerealiseerd bedraagt ten minste 2.500 m²;
  • d. de goothoogte van de schuilgelegenheid bedraagt ten hoogste 2,00 meter;
  • e. de bouwhoogte van de schuilgelegenheid bedraagt ten hoogste 3,00 meter;
  • f. de schuilgelegenheid binnen 5 meter van de perceelsgrens wordt opgericht;
  • g. aangetoond is dat ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' geen ruimte is voor het oprichten van een schuilgelegenheid, dan wel dat de betreffende gronden niet grenzen aan de gronden van aanvrager die ter plaatse zijn aangeduid als 'bouwvlak';
  • h. aangetoond is dat geen sprake is van een onevenredige aantasting van de omliggende waarden en functies, hetgeen onder andere betekent dat de schuilgelegenheid in het landschap dient te passen.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen, wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als volkstuin;
  • b. het beoefenen van lawaaisporten;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor de bewerking van grondstoffen ten behoeve van het produceren van meststoffen;
  • d. het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichting;
  • e. het gebruik van gronden en opstallen voor horeca;
  • f. het gebruik van gronden voor buitenopslag;
  • g. het gebruik van gronden en opstallen voor het stallen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen;
  • h. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • i. het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van (zelfstandige) bewoning;
  • j. het gebruik van opstallen voor recreatiewoningen;
  • k. het gebruik van gronden en opstallen voor niet- agrarische nevenactiviteiten
  • l. het gebruik van opstallen als afhankelijke woonruimte.


3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
3.5.1 Verbod

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het aanleggen van wegen of andere verhardingen;
  • b. het ontginnen, afgraven, ontgronden, egaliseren en ophogen van gronden;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
  • d. het aanbrengen van houtopstanden;
  • e. vellen, rooien of beschadigen van bomen, heggen en overige houtgewassen;
  • f. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

3.5.2 Uitzonderingen

Het in 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. vallen onder de kapvergunningplicht zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • c. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.

3.5.3 Voorwaarden

De in artikel 3.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien aangetoond is dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden van de betreffende en omringende gronden.