Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: 4 woningen Maria Theresiastraat
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0957.BP00000221-VG01

Artikel 3 Wonen

  
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen en erven, alsmede aan huis verbonden beroepen. met daarbij behorende:
  2. verkeersvoorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
 
3.2.1 Gebouwen
  1. op de als ‘Wonen’ bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 3.1 genoemde functies worden gebouwd;
  2. er zijn maximaal vier woningen toegestaan;
  3. het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak opgericht worden;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' bedraagt de bouwhoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de op de verbeelding weergegeven maat;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' bedraagt de goothoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de op de verbeelding weergegeven maat;
3.2.2 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
  1. bijgebouwen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bedraagt ten hoogste 70m2;
  3. bijgebouwen worden tenminste 3,00 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw gesitueerd;
  4. de maximale goothoogte van bijgebouwen met een kap bedraagt 2,70 meter en de maximale bouwhoogte van bijgebouwen met een kap bedraagt 5 meter;
  5. de maximale bouwhoogte van bijgebouwen zonder kap bedraagt 3,00 meter;
  6. de goothoogte van bijgebouwen aansluitend aan het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarbij de hoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 meter.
 
3.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige, brandbare en explosieve stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen stellen aan:
  1. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde);
  2. de inrichting van terreinen;
  3. de bruto vloeroppervlakte (bvo) en de hoogte van gebouwen;
  4. de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
  1. het gebruik van bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning behoudens een afhankelijke woonruimte;
  2. het gebruik van bouwwerken voor horeca- en detailhandelsdoeleinden, de uitoefening van kleine economiebedrijfsactiviteiten in de woning daaronder niet begrepen.
3.5 Afwijking van de gebruiksregels
 
3.5.1 Afhankelijke woonruimte
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.4 sub a. voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw of een gedeelte van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. er is sprake van een objectieve indicatiestelling, waaruit de noodzaak van mantelzorg blijkt, met uitzondering van een familierelatie in de eerste lijn (ouder-kind-relatie);
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  3. er moet sprake zijn van een ruimtelijke eenheid tussen hoofdgebouw en afhankelijke woonruimte;
  4. de vloeroppervlakte van de afhankelijke woonruimte bedraagt maximaal 70m²;
  5. de afhankelijke woonruimte dient, indien van toepassing, binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  6. de afhankelijke woonruimte mag niet worden gerealiseerd in een tijdelijke woonunit;
  7. er mag geen tweede zelfstandige woning ontstaan;
  8. per bouwperceel kan op enig moment slechts één omgevingsvergunning van kracht zijn voor het gebruik van een gebouw als afhankelijke woonruimte;
  9. de omgevingsvergunning is persoonsgebonden en vervalt van rechtswege op het moment dat de behoefte aan mantelzorg komt te vervallen;
  10. in zeer uitzonderlijke situaties kan van bovenstaande voorwaarden worden afgeweken.
3.5.2 Kleine economie
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.4 sub b. voor de uitoefening van bedrijven, vallende onder de kleine economie, met dien verstande dat:
  1. geen onevenredige hinder mag worden toebracht aan de kwaliteit van het woonmilieu;
  2. door de uitoefening van de activiteit het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig mag veranderen, dat het karakter ervan geheel of gedeeltelijk verloren gaat, dit houdt onder meer in dat er geen grote reclame-uitingen aan of bij de woning geplaatst mogen worden;
  3. de oppervlakte van de woning welke voor de bedrijfsvoering wordt gebruikt niet meer dan 50 % van de begane grond en maximaal 30 % van het totale vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen bedraagt en de totale oppervlakte van de activiteit niet meer bedraagt dan 25 m²;
  4. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft, die de woonomgeving onevenredig belasten en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk worden, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen of in de omgeving voldoende beschikbare plaatsen zijn;
  5. de uitvoerder van de activiteiten op hetzelfde perceel woont;
  6. detailhandel alleen als ondergeschikte activiteit is toegestaan en uitsluitend van goederen die verband houden met de activiteit waarvoor de ontheffing wordt verleend;
  7. activiteiten die op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer meldings- c.q. vergunnings-plichtig zijn, in beginsel niet worden toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat geen overlast voor de omgeving op zal treden, waarbij maximaal bedrijven uit categorie 1 of A van de Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee qua aard en invloed op de woonomgeving vergelijkbare bedrijven worden toegestaan.