direct naar inhoud van 4.3 Waterhuishouding
Plan: Bedrijventerreinzone Roerstreek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0957.BP00000215-VG01

4.3 Waterhuishouding

In het besluit ruimtelijke ordening is de 'watertoets' opgenomen. Deze heeft tot doel om ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen aan het vigerende waterbeleid en de wateraspecten volwaardig mee te laten wegen bij de besluitvorming omtrent een goede ruimtelijke ordening. Dit proces komt in samenwerking tussen de gemeente en waterbeheerder tot stand.

Het waterbeheer in het plangebied wordt uitgevoerd door het Waterschap Roer en Overmaas. In het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan het Waterschap.

Daarnaast is de gemeente verantwoordelijk voor de riolering. Hieronder wordt ingegaan op de relevante beleidskaders. Daarna worden de huidige waterrelevante situatie en de effecten van de beoogde ontwikkelingen per waterrelevant aspect beschreven.

Beleid duurzaam waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Vierde nota waterhuishouding (NW4);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan Limburg 2010-2015.

Gemeentelijk:

  • Gemeentelijk rioleringsplan.

Beleid waterschap

Het Waterbeheersplan Waterschap Roer en Overmaas 2010-2015 is het centrale beleidsplan van het Waterschap en bevat de beleidsvoornemens voor de periode 2010-2015. Daarnaast wordt er een globale doorkijk geboden naar de verdere toekomst. De visie van het Waterschap luidt: Veilig, duurzaam, kostenbewust en democratische aangestuurd functioneel waterbeheer door proactieve samenwerking, innovatie, klantgerichtheid en goed werkgeverschap.

Het Waterschap hanteert het uitgangspunt dat nieuwe verhardingen in principe worden afgekoppeld, met daarbij als richtlijn dat circa 10% van het oppervlak gereserveerd wordt voor water. Het Waterschap streeft naar 100% afkoppelen van het verharde oppervlak bij nieuwbouw, aangezien uit ervaring blijkt dat bij nieuwbouw vrijwel altijd een afkoppelmogelijkheid is. Voor het verantwoord afkoppelen van hemelwater hanteert het waterschap een voorkeurstabel, die aansluit bij de voorkeursvolgorde van de provincie Limburg. Deze voorkeurstabel is opgenomen in de brochure 'Regenwater schoon naar beek en bodem'. Hierin is opgenomen dat de voorkeur voor het afkoppelen van hemelwater uitgaat naar het infiltreren van het hemelwater in de bodem, waarbij het hemelwater afkomstig van schone dakoppervlakken rechtstreeks in de bodem geïnfiltreerd mag worden. Infiltratie van hemelwater afkomstig van overige verharde oppervlakken dient minimaal te geschieden middels een bodempassage of afhankelijk van het grondgebruik niet te worden afgekoppeld.

Grondoppervlakken van bedrijven met de milieucategorie 3, 4 en 5 en daken waarop neerslag van stof- of roetdeeltjes terecht komt, zullen in principe worden aangesloten op de riolering. De terreinen van bedrijven uit de categorie 1 en 2 kunnen hetzelfde worden beoordeeld als woonwijken.

Beleid gemeente

Het beleid van de gemeente bij nieuwbouw is gericht op geheel afkoppelen. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de voorkeurstabel die is opgenomen in de brochure 'Regenwater schoon naar beek en bodem'. Er dient altijd te worden gewerkt met de maatgevende buien die door het Waterschap opgesteld worden.

Omschrijving deelgebieden

In het plangebied is geen primair water aanwezig. Dit betekent dat er geen wateren gelegen zijn die opgenomen zijn op de legger van het waterschap. Het enige oppervlaktewater dat in het plangebied aanwezig is, betreft sloten en infiltratievoorzieningen ten behoeve van regenwater.

Voor het gehele plangebied geldt dat het geohydrologisch gezien in de zogenaamde Roerdal Slenk ligt. Het eerste watervoerende pakket heeft hier een dikte van ca. 50 meter, het grondwater kan hier worden aangemerkt als freatisch grondwater. De grondwaterstand in de winter (Grondwaterkaart van Nederland, TNO) verloopt van ca. 26 m+NAP (oosten gebied) tot ca. 21 m+NAP (westen gebied) en ligt tussen de 4 en 5 meter onder maaiveld. De grondwaterstroming in het eerste watervoerende pakket is ter plaatse van het maaiveld overwegend westelijk gericht. De bodemopbouw lijkt op voorhand gunstig voor infiltratie. De grondwaterstanden zijn laag en de bodem bestaat hoofdzakelijk uit zanden. De infiltratiecapaciteit is niet bekend, maar zal waarschijnlijk relatief hoog zijn.

Deelgebied Roerstreek-Zuid

Bij het stedenbouwkundig ontwerp van dit gedeelte van het plangebied is er destijds voor gekozen om schoonwaterstromen en vuilwaterstromen van elkaar te scheiden. Het rioleringsstelsel is uitgevoerd als een gescheiden stelsel. Deze scheiding heeft deels tot doel het (schone) water in het gebied te houden, deels tot doel (overtollig) schoon regenwater van verharde oppervlakken dat het rioolstelsel op pieken zou overbelasten, te bufferen om wateroverlast / extra belasting van het riool te voorkomen. Het vuilwater wordt in een apart DWA-riool verzameld en afgevoerd naar de zuivering. Het schone regenwater van dakvlakken wordt bij de bedrijven op eigen terrein verzameld en ter plaatse in de bodem geïnfiltreerd. Regenwaterstromen van verharde oppervlakken van parkeerterreinen en wegen worden apart ingezameld middels een regenwaterriool en via een rioolpomp naar de zuivering getransporteerd. Bij een te groot aanbod van regenwater wordt het water op Roerstreek-Zuid in een retentievoorziening met dichte bodem opgevangen, waarna het geleidelijk in het riool terug loopt en eveneens verpompt wordt naar de zuivering.

Deelgebied Roerstreek-Noord/Kitskensberg

Dit gedeelte van het plangebied ligt op een dekzandrug. Hierdoor is dit deel van het plangebied relatief hoog gelegen ten opzichte van de omgeving. De hoogteligging van deelgebied Roerstreek-Noord is tussen de 31 m+NAP (zuidoosten, langs Stationsweg) en 25 m+NAP (westelijk deel). Het gebied ligt hiermee op een stroomgebiedgrens tussen de stroomgebieden van de Maasnielderbeek en de Roer. Circa 3 km ten zuiden van het gebied stroomt de Roer. De Maasnielderbeek ontspringt aan de voet van het hoogterras ten noorden van het bosgebied Luzenkamp. De beek stroomt in zuidoostelijke richting en nadert de noordwestelijke punt van het plangebied tot ongeveer 300 meter. Voor de Maasnielderbeek is in 2001 een waterplan opgesteld waarin een visie en maatregelen voor herstel zijn opgenomen.

Het westelijk deel van dit gebied (tot aan de Energieweg) is voorzien van een gemengd rioleringstelsel gecombineerd met een regenwaterbuis. Het regenwater van dit gebied wordt afgevoerd naar een opvang(infiltratie)voorziening in het gebied de Breidberg.

Het oostelijk deel van dit gebied is (wordt) vanaf 2013 voorzien van een gescheiden rioleringstelsel. Het hemelwater wordt afgevoerd naar een infiltratievoorziening aan de zuidkant van de Keulsebaan.

Deelgebied Oosttangent

In dit gedeelte van het plangebied komt geen wateroverlast voor als gevolg van hoge grondwaterstanden. In het gebied worden geen grote ondergrondse voorzieningen, zoals ondergrondse parkeergarages, aangelegd. Indien binnen het plangebied kelders dieper dan 0,9 m-mv worden aangelegd dienen deze kelders waterdicht te worden afgewerkt. Voor gebouwen met kruipruimte worden geen problemen verwacht.

Gezien de grondwaterstand en het feit dat het hemelwater binnen dit deelgebied wordt geïnfiltreerd, hebben de toekomstige ontwikkelingen binnen het gebied geen negatieve gevolgen voor de grondwaterhuishouding.

In de omgeving van het deelgebied vindt een aantal onttrekkingen plaats. Gezien de beperkte hoeveelheden van deze onttrekkingen en de afstand tot het deelgebied wordt verwacht dat, indien deze onttrekkingen worden stopgezet, het stopzetten maar een minimale invloed heeft op de grondwaterstand ter plaatse van het plangebied. Verwacht wordt dat het grondwater hooguit met enkele centimeters stijgt. Deze stijging heeft geen negatieve gevolgen voor de grondwaterhuishouding.

In dit deelgebied is de doorlatendheid van de bodem matig tot goed, 0,33 m/dag voor ondiepe infiltratiesystemen en 2,8 m/dag voor diepe infiltratiesystemen (inclusief veiligheidsfactor) waardoor infiltratie mogelijk is.

Infiltratie regenwater

In het kader van de revitalisering van het bedrijventerrein Roerstreek-Noord in de periode 2003 – 2008 is de heersende wateroverlast bij een hevige regenbui nader onderzocht en is een plan opgesteld om de afvoer van regenwater te vergroten zodat er minder frequent overlast voor de bedrijven zal optreden.

De capaciteitsvergroting is gevonden door een regenwaterriool naast het bestaande gemengde rioolstelsel aan te leggen. Op dit regenwaterriool worden de schone verharde oppervlakken aangesloten om hierop het regenwater te lozen. De vuile oppervlakken zoals fabrieksdaken en wegen blijven op het oude gemengde stelsel aangesloten zodat dit water wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Het relatief schone regenwater wordt in het gebied gehouden en geïnfiltreerd.

Normaliter wordt het regenwater tijdelijk geborgen binnen het gebied en dan afgevoerd naar een water lossing in de nabijheid of geïnfiltreerd in de bodem. Een waterlossing is pas op enige kilometers van het bedrijventerrein beschikbaar en afvoer hiernaar toe zou met een zware transportleiding moeten plaatsvinden, hetgeen zeer kostbaar is. De bebouwing en gebruik binnen het bedrijventerrein is zeer intensief zodat er onvoldoende ruimte is om berging en infiltratie binnen het terrein te verwezenlijken. Gezocht is daarom naar locaties buiten het terrein.

Het regenriool op het bedrijventerrein kent een scheiding. Het westelijke deel tot aan de Produktieweg stroomt richting het westen, het oostelijke deel, met name de Ringweg, stroomt richting zuidoost. Zo diende een terrein gevonden te worden aan de westzijde voor het bergen en infiltreren van regenwater voor een verhardoppervlak van 33,1 ha. Hiervoor kwam het natuurgebied De Breidberg in aanmerking en een gedeelte hiervan is geschikt gemaakt om regenwater te bergen en te infiltreren.

Voor de oostzijde is eveneens gezocht naar een gebied en dit is gevonden in De Meer en wel een strook ter breedte van ca. 60 m grenzend aan de Keulsebaan . In 2008 is de eerste fase aangelegd. In nauw overleg met de natuurbeherende instantie van het naast gelegen natuurgebied de Driestruik is de inrichting van dit bekken vormgegeven en zijn er maatregelen ingebouwd om zoveel mogelijk de flora en fauna tegemoet te komen. De inhoud en oppervlakte van deze eerste fase is echter te klein om al het regenwater uit het oostelijk deel van Roerstreek noord te bergen en te infiltreren. Bovendien is onlangs gebleken dat op het bedrijventerrein Stationsweg binnen de gemeente Roerdalen, het regenwater dat reeds gescheiden van het vuile water wordt ingezameld in de nabijheid niet kan worden geloosd of geïnfiltreerd. Onderzoek heeft uitgewezen dat doorvoer naar het gebied De Meer de enige oplossing is. In totaal wordt dan 71 ha verhard oppervlak aangesloten en wordt het regenwater naar de Meer afgevoerd. Hiervoor is het noodzakelijk dat de eerste fase uitgebreid wordt met de volledig beschikbare lengte langs de Keulsebaan met een breedte van ca. 60 m (tot aan de huidige gemeentegrens) . De eerste fase zal hiervoor ook worden uitgebreid door de berging/infiltratiecapaciteit te vergroten. De inrichting zal wederom moeten worden afgestemd op de wensen vanuit de flora en fauna.

In dit bestemmingsplan is de uitbreiding van deze voorziening mogelijk gemaakt binnen de bestemming 'Natuur' ten zuiden van de Keulsebaan. In deze voorziening kan infiltratie van regenwater van bestaande bedrijven plaatsvinden. De realisatie van deze voorziening is noodzakelijk om wateroverlast in de toekomst op het bedrijventerrein te kunnen voorkomen.

Voor de ontwikkeling van nieuwe bedrijven en gebouwen wordt de eis gehanteerd dat infiltratie op eigen terrein plaats moet vinden. Aangezien er de afgelopen jaren problemen zijn geconstateerd in de huidige situatie is dit namelijk een aspect dat nadere aandacht behoeft. De voorzieningen die momenteel getroffen worden, ondermeer in de Meer en op Oosttangent, zijn gedimensioneerd op de bestaande bedrijven en het bestaand verhard oppervlak. Aangezien toekomstige ontwikkelingen tevens verhard oppervlak toevoegen, moet er voor gezorgd worden dat infiltratie op een andere wijze ingepast wordt. Dit betekent dat het vanuit ruimtelijk oogpunt noodzakelijk is om regenwater op eigen terrein te laten infiltreren om overlast in de toekomst te voorkomen en een goed vestigingsklimaat te kunnen garanderen voor bedrijven.

Afvalwater

Het DWA-riool van het plangebied wordt aangesloten op het bestaande gemengde rioolstelsel van de gemeente Roermond. Bij de verdere uitwerking dient wel rekening te worden gehouden met het ontbreken van overcapaciteit van het bestaande riool ter plaatse van de Keulsebaan.

Rioolwatertransportleidingen

In het plangebied zijn twee leidingen van het Waterschapsbedrijf Limburg (WBL) gelegen. Ten aanzien van deze rioolwatertransportleidingen van WBL geldt dat de leidingen zijn gelegen in een beschermingszone van 5 m. Deze beschermingszone is 2 keer 2,5 m aan weerszijde van de rioolwatertransportleiding gemeten vanuit het hart van de leiding. In deze zone zijn beperkingen ten aanzien van bebouwing, verlagen en/of verhogen van het maaiveld, indrijven van voorwerpen in de grond, aan brengen verhardingen, etc. Deze beperkingen zijn vertaald in de regels en op de verbeelding.

Waterkwantiteit

In het plangebied zijn geen primaire wateren aanwezig.

Waterkwaliteit

Het plangebied is niet gelegen in een grondwaterwingebied of een grondwaterbeschemingsgebied.

Veiligheid en waterkeringen

In het plangebied of directe omgeving zijn geen waterkeringen aanwezig.

Conclusie

Het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, daarmee heeft het plan geen wezenlijke invloed op de in het plangebied aanwezige watersystemen. Dit met uitzondering van de uitwerking van het bestaand beleid waarin infiltratie van regenwater gestimuleerd wordt. Aangezien gebleken is dat dit op Roerstreek noord op eigen terrein niet mogelijk is, is gezocht naar een andere locatie die in de Meer gevonden is. In dit bestemmingsplan wordt de realisatie van deze voorziening mogelijk gemaakt.

Dit bestemmingsplan is in het kader van het wettelijke verplichte vooroverleg aan het waterschap Roer en Overmaas voorgelegd.