direct naar inhoud van 3.1 Rijksbeleid
Plan: Schafterdijk 9
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0858.BPschafterdijk9-VA01

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt verschillende bestaande nota's zoals: de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. In deze structuurvisie schetst het Rijk haar ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.

Het Rijk wil dat de verantwoordelijkheid voor het ruimtelijk beleid meer bij provincies en gemeenten komen te liggen. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen agrariƫrs en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.

Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk- economische structuur van Nederland;

Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;

Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. Een leefbare en veilige samenleving vraagt om een goede milieukwaliteit, waterveiligheid en zoetwatervoorziening, bescherming van cultureel erfgoed, unieke natuurlijke waarden en locaties voor landsverdediging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPschafterdijk9-VA01_0001.png"

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte: Brabant en Limburg

De kaart Brabant en Limburg laat de belangrijkste thema's, Nationale Belangen, zien ten aanzien van de regio. Hieruit blijkt dat in Valkenswaard twee thema's van belang zijn, de herijkte EHS ende ligging binnen de stedelijke regio rond Eindhoven. Het beleid voor de EHS heeft de provincie nader uitgewerkt. Het beleid voor de regio Eindhoven is ten aanzien van voorliggend plan niet relevant.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.

Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.

Voor voorliggend bestemmingsplan heeft het Barro geen consequenties.

3.1.3 Flora en faunawet

In deze wet wordt de wettelijke bescherming van in het wild levende planten en dieren geregeld. Dit is met name van belang voor natuurwaarden die buiten de EHS en de beschermde natuurgebieden voorkomen. Dit betekent dat handelingen waarmee beschermde dieren worden verontrust, verjaagd, gevangen of gedood, zijn verboden. Ook het verontrusten en beschadigen van rust- en voortplantingsplaatsen van beschermde dieren is verboden.

3.1.4 Natuurbeschermingswet

Om te voldoen aan de internationale richtlijnen is in 1998 een nieuwe Natuurbeschermingswet opgesteld, welke in 2005 in gewijzigde vorm in werking is getreden. Deze Natuurbeschermingswet richt zich alleen op de gebiedsbescherming; de verplichtingen voor soortbescherming zijn vastgelegd in de Flora- en faunawet. Met het in werking treden van de (nieuwe) nationale wetgeving verdwijnen de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn naar de achtergrond.

De bescherming van Natura 2000 gebieden volgens de Natuurbeschermingswet is vergelijkbaar met de bescherming volgens artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Nederland past een vergunningenstelsel toe om een zorgvuldige afweging te waarborgen rond projecten die mogelijk gevolgen hebben voor de afspraken als vastgelegd in Natura 2000. De provincie kan de betreffende vergunningen verlenen. Daarnaast zal Nederland in de komende jaren voor alle gebieden die samen Natura 2000 vormen, beheerplannen opstellen. Hiermee wordt duidelijk welke activiteiten wel en niet mogelijk zijn in en om die gebieden.

3.1.5 MER-beoordeling

Uit het Besluit MER blijkt dat onderhavig plan voor wat betreft de uitbreiding met 5,3 hectare ruim onder de grens blijft waarboven een MER-beoordeling of plan-MER noodzakelijk is. De ondergrens voor recreatieve ontwikkelingen ligt op 50 ha in een gebied zonder bijzondere waarden en op 20 ha in gebieden met landschaps/natuurwaarden.