direct naar inhoud van Artikel 16 Wonen - 1
Plan: Monnickendam Buiten de Vesting
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0852.BPKMONBuvest-va01

Artikel 16 Wonen - 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een aan-huis-verbonden beroep;
    • 2. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 3. mantelzorg;
    • 4. kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
    • 5. dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt de volgende regel:

  • ondergrondse gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
16.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste de in de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen, met dien verstande dat bij een bestaande asymmetrische kap, de maximale goothoogte aan de voor- of achtergevel van het hoofdgebouw ten minste 2,00 m lager dient te zijn dan de in de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte.
16.2.3 Bijbehorende bouwwerken op het achtererf

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken op het achtererf gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op het zijerf worden gebouwd indien het zijerf grenst aan een ander zijerf, een voet- of fietspad, een parkeerplaats of een parkeerhaven;
  • b. bij een tussenwoning mag de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw ten hoogste 50 m² bedragen met een maximum van 40% van de oppervlakte van het achtererf;
  • c. bij een halfvrijstaande woning mag de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw ten hoogste 60 m² bedragen met een maximum van 40% van de oppervlakte van het achtererf;
  • d. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • e. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen, met dien verstande dat de goothoogte aan de zijgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 4,50 m mag bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende erfbebouwingsregeling 2' de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten hoogste 4,50 m mag bedragen;
  • g. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 5,00 m bedragen, met uitzondering van:
    • 1. aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de zijgevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende erfbebouwingsregeling 2';
  • h. in afwijking van het bepaalde onder g mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende erfbebouwingsregeling 1', de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten hoogste gelijk zijn aan de goothoogte van het hoofdgebouw;
  • i. de dakhelling van aan de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken mag over een diepte van ten minste 3,00 m gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw niet meer dan 25° bedragen;
  • j. de dakhelling van aan de oorspronkelijke zijgevel van het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken dient gelijk te zijn aan de dakhelling van het hoofdgebouw.
16.2.4 Bijbehorende bouwwerken op het voorerf

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken op het voorerf gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken op het voorerf mag per hoofdgebouw ten hoogste 28 m² bedragen met een maximum van 50% van de oppervlakte van het voorerf, tenzij ter plaatse de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - erfbebouwing' is opgenomen, in welk geval de beperkingen ten aanzien van de oppervlakte niet van toepassing zijn;
  • b. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mogen bestaande kappen op bijbehorende bouwwerken gehandhaafd blijven.
16.2.5 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen:
    • 1. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m mag bedragen;
    • 2. op een afstand van 1,00 m of minder vanaf de bestemming 'Water' de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 1,00 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van balkon- en dakterrasafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3,00 m bedragen.
16.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de verkeers- en parkeersituatie, worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2.2 onder b in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  • a. de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw niet wordt overschreden;
  • b. de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het hoofdgebouw;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken op het achtererf niet meer bedraagt dan 40% van de oppervlakte van het achtererf;
  • d. de diepte van de uitbreiding van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 3,00 m.
16.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'dienstverlening' of 'kantoor';
  • b. het gebruik van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte;
  • c. het gebruik van bijbehorende bouwwerken bij een woning voor mantelzorg.
16.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie en de milieusituatie, worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 16.4 onder a en b in die zin dat maximaal 50% van de brutovloeroppervlakte tot een maximum van 100 m² mag worden gebruikt voor het bieden van een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid, mits:
    • 1. parkeren ten dienste van de kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid geschiedt op het erf van de kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid;
    • 2. geen afbreuk wordt gedaan aan de woon- en leefomgeving;
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van derden;
  • b. het bepaalde in lid 16.4 onder b in die zin dat de bedrijfsvloeroppervlakte wordt vergroot tot ten hoogste 50% van de brutovloeroppervlakte;
  • c. het bepaalde in lid 16.4 onder c in die zin dat bijbehorende bouwwerken bij een woning worden gebruikt voor mantelzorg, mits:
    • 1. eerst alle mogelijkheden van de aan- of uitbouw optimaal benut worden om middels inwoning een oplossing te bieden aan tijdelijke huisvesting ten behoeve van mantelzorg;
    • 2. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 3. de mantelzorg geboden wordt in de bestaande bebouwing;
    • 4. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte beperkt blijft tot 60 m²;
    • 5. het bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de mantelzorg een ruimtelijke eenheid vormt met de op hetzelfde perceel gesitueerde (bedrijfs)woning, waarbij de maximale afstand van de woning tot het bijbehorend bouwwerk 20,00 m mag bedragen;
    • 6. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belang van derden waaronder die van omwonenden en bedrijven;
    • 7. de parkeerdruk door het bieden van mantelzorg niet toeneemt.