direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Centrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0766.BP2013000015-VG01

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 

  • a. Ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijf van categorie A': bedrijven uit categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'.
  • b. Ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijf tot en met categorie B1': bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'.
  • c. Ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijf tot en met categorie B2': bedrijven uit ten hoogste categorie B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-1': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd:

aanduiding   bedrijfsactiviteit   SBI-code  
specifieke vorm van bedrijf-1   opslag olie en vetten   46711  

  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen': tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg, met daarbij behorende andere detailhandel en een autowasstraat.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend nutsvoorzieningen.
  • g. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en zend- en ontvangstinstallaties voor telecommunicatie.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. Gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd.
  • b. De goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding aangegeven goothoogte.
  • c. De bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m meer dan de met de aanduiding aangegeven goothoogte.
  • d. De maximaal toelaatbare goothoogte van woningen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. De afstand tot de goothoogte, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt.
    • 2. De bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 m bedraagt.
    • 3. De breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van de woning ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt.
  • e. De totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak.
  • f. De afstand van gebouwen en overkappingen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m.
  • g. Indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m.
  • h. De afstand tussen niet aaneengebouwde gebouwen bedraagt ten minste 3 m.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m.
  • b. De bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 10 m.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2.2 onder c voor een hogere bouwhoogte:

  • a. Voor gronden die liggen buiten het bouwvlak tot een hoogte van 6 m.
  • b. Een zend- of ontvangstmast voor telecommunicatie of een daarmee vergelijkbare constructie tot een hoogte van 40 m.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan.
  • b. Opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
  • c. Activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
  • d. Het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan.
  • e. Zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan.
  • f. Woningen zijn niet toegestaan met uitzondering van de woningen die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan legaal aanwezig zijn.
  • g. Opslag van goederen op gronden gelegen tussen bedrijfsgebouwen en de meest nabij gelegen bestemming Verkeer en/of Verkeer - Verblijfsgebied is niet toegestaan.
  • h. Het gebruik van onbebouwde gronden voor de opslag van goederen met een stapelhoogte van meer dan 4 m is niet toegestaan.
  • i. Het gebruiken van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging'

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1 onder a:

  • a. Om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan in lid 3.1 onder a, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 3.1 onder a toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'.
  • b. Om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot volgens lid 3.1 onder a toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'.

Met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • c. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan.
  • d. Opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
  • e. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan.
  • f. Activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Wijziging bij bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders kunnen, na bedrijfsbeëindiging, de bestemming Bedrijf wijzigen in de bestemming Wonen, met dien verstande dat:

  • a. Het aantal woningen binnen het bouwvlak niet meer bedraagt dan één en het bouwvolume van de gebouwen niet mag worden vergroot.
  • b. De maximaal toelaatbare goot- en bouwhoogte van de gebouwen niet mag worden gewijzigd.
  • c. Wijziging niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.