direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch - Glastuinbouw
Plan: Buitengebied 2011
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0757.Bp01buitengeb2011-onh1

Artikel 5 Agrarisch - Glastuinbouw

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch - Glastuinbouw ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. per bestemmingsvlak ten hoogste één glastuinbouwbedrijf is toegestaan;
    • 2. aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven zijn toegestaan in de hoofd- en bijgebouwen tot een vloeroppervlakte van 50 m2;
  • b. het behoud, de versterking en/of het herstel van de cultuurhistorische waarde van de bebouwing indien het gronden betreft met panden en/of elementen die worden genoemd in de bijlage Bijlage 1 Monumentenlijst gemeente Boxtel 2010;
  • c. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ' milieuzone - beekherstel '; het behoud, de versterking en/of het herstel van de landschappelijke inpassing van het bedrijf;
  • d. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op de voor ' Agrarisch - Glastuinbouw ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van een doelmatig, reëel agrarisch glastuinbouwbedrijf waarbij geldt dat overtollige of leegstaande bebouwing en reeds verstrekte vergunningen worden betrokken bij de beoordeling van de doelmatigheid en de noodzaak van de bebouwing;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch- teeltondersteunende voorzieningen' uitsluitend permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan.

5.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in 50.1 Bebouwingsgrenzen ;
  • c. deze mogen niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing';
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen, geen kassen zijnde, mag niet meer dan 10 m. bedragen;
  • f. de bouwhoogte van kassen mag niet meer dan 8 m. bedragen;
  • g. de dakhelling mag niet minder dan 20o en niet meer dan 60o bedragen.

5.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag ten hoogste 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
  • b. de inhoud mag niet meer dan 750 m3 bedragen, tenzij op het tijdstip van
    terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud legaal aanwezig was, in welk geval die grotere inhoud is toegestaan en als maximum geldt;
  • c. ondergrondse gebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning mogen uitsluitend worden gebouwd onder de oppervlakte van de bedrijfswoning.

5.2.3 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke grondoppervlakte mag niet meer dan 100 m2 bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in 5.2.1 onder e mag de goothoogte niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde in 5.2.1 onder f mag de bouwhoogte niet meer dan
    5 m bedragen.

5.2.4 Te handhaven hoofdvorm

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' danwel indien het gronden betreft met panden en/of elementen die worden genoemd in de bijlage Bijlage 1 Monumentenlijst gemeente Boxtel 2010 geldt in afwijking van en in aanvulling op het bepaalde in 5.2.1 en 5.2.2 en 5.2.3 dat de hoofdvorm van de gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, de gevelbreedte, de bouwhoogte, de goothoogte, de dakhelling en de nokrichting, zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan gehandhaafd dient te worden.

5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte ten behoeve van gietwaterbassins mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2,50 m bedragen; indien deze overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;

5.3 Nadere eisen
5.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.

5.3.2 Afwegingskader

De in 5.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of landschappelijke inpassing;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden;
  • c. ter verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik;
  • d. ten behoeve van de milieusituatie;
  • e. ten behoeve van de verkeersveiligheid;
  • f. ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.3.3 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 55.1 van toepassing.

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders in woonunits

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2 ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders in woonunits, onder de voorwaarden dat:

  • a. de tijdelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte op het betreffende agrarisch bedrijf en waarbij inpandige huisvesting de voorkeur heeft en structurele voorzieningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting in het stedelijk gebied ontbreken;
  • b. huisvesting binnen bestaande bebouwing, waarvoor op grond van artikel 5.6.2 omgevingsvergunning kan worden verleend, is aantoonbaar niet mogelijk gebleken;
  • c. de huisvesting uitsluitend betrekking heeft op arbeiders die alleen werkzaam zijn binnen het bedrijf waar ze tijdelijk zijn gehuisvest;
  • d. de bewoning per individuele gehuisveste persoon niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar mag bedragen;
  • e. het bedrijfshoofd, om een goede controle op het verblijf te bewerkstelligen, een nachtregister bijhoudt dat wordt vastgesteld door burgemeester en wethouders;
  • f. in verband met noodzakelijk toezicht een bedrijfswoning aanwezig is die ook daadwerkelijk door het verantwoordelijke bedrijfshoofd wordt bewoond;
  • g. er geen sprake is van zelfstandige wooneenheden;
  • h. de huisvesting plaatsvindt in maximaal 2 woonunits met een gezamenlijke vloeroppervlakte van maximaal 150 m² en niet meer dan 15 m2 per werknemer;
  • i. de bouwhoogte van woonunits niet meer bedraagt dan 3 meter;
  • j. de woonunit(s) zoveel mogelijk worden geplaatst uit het zicht vanaf de openbare weg of het omringende landschap;
  • k. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige waarden;
  • l. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • m. de afwijking milieuhygiënisch uitvoerbaar is;
  • n. het gebruik geen onevenredige beperking oplevert voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • o. de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapsversterkingsplan, door middel van het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en óf het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving.
  • p. indien de noodzaak voor huisvesting niet meer aanwezig is, de houder van de omgevingsvergunning hiervan binnen twee maanden schriftelijk mededeling doet aan burgemeester en wethouders;
  • q. de omgevingsvergunning maximaal voor een periode van 3 jaar wordt verleend, verlenging is mogelijk op basis van een nieuw AAB-advies;
  • r. de woonunits na afloop van de onder q genoemde periode worden verwijderd.

Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning of indien in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld.

5.4.2 Geringere dakhelling gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.1 onder g ten behoeve van een geringere dakhelling, onder de voorwaarde dat dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk en/of gewenst is.

5.4.3 Inhoud bedrijfswoning vergroten via bonussloopregeling

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.2 onder b ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de woning, onder de voorwaarden dat:

  • a. binnen het bestemmingsvlak zelf of elders bestaande gebouwen worden gesloopt en de inhoud van de woning per 100 m2 sloop met niet meer dan 50 m3 mag worden vergroot tot een maximum inhoud van 850 m3;
  • b. verzekerd is dat de elders gesloopte oppervlakte aan gebouwen daar niet opnieuw kan worden gebouwd. Voor zover gesitueerd binnen het plangebied dient de aanvraag voor omgevingsvergunning te worden gecombineerd met de wijzigingsbevoegdheid in 3.7.10, 4.8.8, 5.8.8, 6.6.10, 7.6.9 of 8.8.5. 

5.4.4 Oppervlakte aan bijgebouwen vergroten via bonussloopregeling

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.3 onder a ten behoeve van een grotere oppervlakte aan bijgebouwen bij de bedrijfswoning, onder de voorwaarden dat:

  • a. binnen het bestemmingsvlak zelf of elders bestaande gebouwen worden gesloopt. Daarbij geldt dat maximaal 100 m2 als bijgebouw bij de woning is toegestaan, met dien verstande dat wanneer de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen meer bedraagt dan 100 m2 ten hoogste 20% van deze meerdere oppervlakte behouden of vervangen mag worden tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 250 m2;
  • b. verzekerd is dat de elders gesloopte oppervlakte aan gebouwen daar niet opnieuw kan worden gebouwd. Voor zover gesitueerd binnen het plangebied dient de aanvraag voor omgevingsvergunning te worden gecombineerd met de wijzigingsbevoegdheid in 3.7.10, 4.8.8, 5.8.8, 6.6.10, 7.6.9 of 8.8.5.

5.4.5 Veranderen monument

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.4 om ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' danwel indien het panden betreft die worden genoemd in de bijlage Bijlage 1 Monumentenlijst gemeente Boxtel 2010 de bestaande hoofdvorm van het gebouw te veranderen onder de voorwaarden dat het monumentale karakter niet onevenredig wordt aangetast en de afwijking niet meer bedraagt dan 10%.

5.4.6 Hogere erfafscheidingen/hekwerken voor de voorgevel

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.5 onder c ten behoeve van een grotere hoogte voor erfafscheidingen en hekwerken vóór de voorgevel van het hoofdgebouw, onder de voorwaarden dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m;
  • b. de stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.

5.4.7 Afwegingskader

Een in 5.4.1 t/m 5.4.6 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het bebouwingsbeeld, met dien verstande dat bij de belangenafweging ook aspecten van beeldkwaliteit worden betrokken.

5.4.8 Advies

Met betrekking tot de toepassing van de in 5.4.1  t/m 5.4.6 genoemde bevoegdheden wordt advies ingewonnen bij:

  • a. de WUBBB ten aanzien van de vraag of de gebiedswaarden in voldoende mate worden versterkt bij uitvoering van het ingediende landschapsversterkingsplan (voor zover deze voorwaarde bij de afwijkingsbevoegdheid is opgenomen), waarbij de WUBBB zich zo nodig baseert op een deskundigenrapport;
  • b. de AAB voor zover sprake is van een bedrijfseconomisch advies en/of belang alsmede inzake het onderdeel tijdelijke huisvesting van werknermers voor zover het betreft de noodzaak van het aantal werknemers en de huisvestingsperiode.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor nevenactiviteiten na beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor nevenactiviteiten die gepaard gaan met evenementen en een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting van werknemers en de direct daarmee in verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook en wasgelegenheid;
  • e. het bewonen dan wel laten bewonen van bijgebouwen of bedrijfsgebouwen, tenzij hiervoor een omgevingsvergunning is verleend.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Nevenactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.1 ten behoeve van nevenactiviteiten in de vorm van statische opslag, ambachtelijke bedrijvigheid en detailhandel in ter plaatse vervaardigde producten, onder de voorwaarden dat:

  • a. de nevenactiviteit ondergeschikt blijft aan het bestaand agrarisch gebruik van het perceel;
  • b. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen bij de specifieke kwaliteit en schaal van de omgeving;
  • c. de omvang van de nevenactiviteiten past bij de functie van de nevenactiviteit, met dien verstande dat:
    • 1. inpandige opslag van statische goederen is toegestaan tot 1.000 m2;
    • 2. buitenopslag en opslag van niet-statische goederen niet is toegestaan;
    • 3. verkoop van ter plaatse vervaardigde producten is toegestaan tot een bedrijfsvloeroppervlakte van niet meer dan 100 m2;
    • 4. ambachtelijke bedrijvigheid is toegestaan tot een bedrijfsvloeroppervlakte van niet meer dan 250 m2;
    • 5. de oppervlakte aan nevenactiviteiten in totaal niet meer bedraagt dan 1.000 m2;
  • d. de nevenactiviteit geen onevenredige (extra) hinder of belemmeringen mag veroorzaken voor omliggende (agrarische) bedrijven of woningen;
  • e. de nevenactiviteiten qua situering aansluit op bestaande (en reeds geplande) infrastructuur;
  • f. geen noodzaak is voor aanpassing van het wegennet wegens onvoldoende capaciteit;
  • g. parkeren op eigen terrein zal plaatsvinden;
  • h. de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapsversterkingsplan, door middel van het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving.

5.6.2 Tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders in gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.5.1  onder d ten behoeve van het gebruik van bedrijfsgebouwen voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders, onder de voorwaarden dat:

  • a. de tijdelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte op het betreffende agrarisch bedrijf en waarbij inpandige huisvesting de voorkeur heeft en huisvesting in het stedelijk gebied ontbreken;
  • b. de huisvesting uitsluitend betrekking heeft op arbeiders die alleen werkzaam zijn binnen het bedrijf waar ze tijdelijk zijn gehuisvest;
  • c. de bewoning per individuele gehuisveste persoon niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar mag bedragen;
  • d. de huisvesting plaatsvindt in binnen het bouwvlak gebouwde bebouwing;
  • e. het bedrijfshoofd, om een goede controle op het verblijf te bewerkstelligen, een nachtregister bijhoudt dat wordt vastgesteld door burgemeester en wethouders;
  • f. in verband met noodzakelijk toezicht een bedrijfswoning aanwezig is die ook daadwerkelijk door het verantwoordelijke bedrijfshoofd wordt bewoond;
  • g. er geen sprake is van zelfstandige wooneenheden;
  • h. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • i. de afwijking milieuhygiënisch uitvoerbaar is;
  • j. het gebruik geen onevenredige beperking oplevert voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. de omgevingsvergunning maximaal voor een periode van 3 jaar wordt verleend, verlenging is mogelijk op basis van een nieuw AAB-advies;

Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning of indien in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld.

5.6.3 Mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.5.1 onder e voor het gebruik van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen of een deel van het bedrijfsgebouw als afhankelijke woonruimte onder de voorwaarden dat:

  • a. aangetoond wordt dat een afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg; deze noodzaak behoeft niet te worden aangetoond wanneer de zorgbehoevende de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;
  • b. de afhankelijke woonruimte in beginsel plaatsvindt in de woning; wanneer wordt aangetoond dat inwoning in het hoofdgebouw onredelijke bezwarend is of niet haalbaar is, kan, met inachtneming van alle overige bepalingen, een afhankelijke woonruimte in een bijgebouw of een deel van een bedrijfsgebouw gerealiseerd worden;
  • c. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2 en een maximale inhoud van 240 m3.
    Deze maatvoering geldt ook wanneer de afhankelijke woonruimte in een deel van een bedrijfsgebouw wordt gerealiseerd;
  • d. het bijgebouw of het deel van het bedrijfsgebouw waarbinnen de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd op maximaal 30 m van het hoofdgebouw staat en qua ligging een ruimtelijke eenheid met het hoofdgebouw vormt;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • f. per woning kan op enig moment slechts één omgevingsvergunning voor het gebruik als afhankelijke woonruimte van kracht zijn;

Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in, zodra de bij het verlenen van de voor de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

5.6.4 Advies

Met betrekking tot de toepassing van de in 5.6.1 t/m 5.6.3 genoemde bevoegdheid wordt advies ingewonnen:

  • a. bij de WUBBB ten aanzien van de vraag of de gebiedswaarden in voldoende mate worden versterkt bij uitvoering van het ingediende landschapversterkingsplan (voor zover deze voorwaarde bij de afwijkingsbevoegdheid is opgenomen), waarbij de WUBBB zich zo nodig baseert op een deskundigenrapport;
  • b. de AAB voor zover sprake is van een bedrijfseconomisch advies en/of belang alsmede inzake het onderdeel tijdelijke huisvesting van werknermers voor zover het betreft de noodzaak van het aantal werknemers en de huisvestingsperiode.

5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.7.1 Verbod

Het is verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ter plaatse van de aanduiding ' milieuzone - beekherstel ':
    • 1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2;
    • 2. het ophogen van gronden.

5.7.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 5.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

5.7.3 Afwegingskader

De in 5.7.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden.

5.7.4 Waarden

Onder de in 5.7.3 genoemde waarden worden verstaan:

  • a. ten aanzien van de in 5.7.1  onder a genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van gronden voor behoud, beheer en herstel van watersystemen.

5.7.5 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.7.1 onder a wordt het betrokken waterschapsbestuur gehoord.

5.8 Wijzigingsbevoegdheid
5.8.1 Grondgebonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' wijzigen in de bestemming ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf ' ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijven, onder de voorwaarden dat:

  • a. sprake is van beëindiging van de glastuinbouwbedrijfsactiviteiten;
  • b. overtollige kassen worden gesloopt;
  • c. de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar is;
  • d. de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapsversterkingsplan, door middel van het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving;
  • e. de artikelen 5.8.10 en 5.8.11 in acht worden genomen.

5.8.2 Overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'intensieve kwekerij' toevoegen met de gelijktijdige wijziging van de bestemming Agrarisch - Glastuinbouw naar Agrarisch - Agrarisch bedrijf, voor de vestiging van een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, onder de voorwaarden dat:

  • a. de gronden met tenminste twee zijden grenzen aan de bestemming 'Agrarisch';
  • b. sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf, dan wel dat het bedrijf zich overtuigend in de richting van volwaardigheid ontwikkelt;
  • c. het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot en bedraagt na wijziging maximaal 1,5 hectare;
  • d. de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar is;
  • e. de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapsversterkingsplan, door middel van het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving;
  • f. de artikelen 5.8.10 en 5.8.11 in acht worden genomen.

5.8.3 Vormverandering

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' en/of de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' ten behoeve van een vormverandering van het vlak met de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw', onder de voorwaarden dat:

  • a. de vormverandering is noodzakelijk uit een oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering in relatie tot de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • b. de totale oppervlakte van de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' niet mag toenemen;
  • c. de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar is;
  • d. de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapsversterkingsplan, door middel van het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving;
  • e. de artikelen 5.8.10 en 5.8.11 in acht worden genomen.

5.8.4 Intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' de aanduiding intensieve veehouderij toevoegen met de gelijktijdige wijziging van de bestemming Agrarisch - Glastuinbouw naar Agrarisch - Agrarisch bedrijf, voor de vestiging van een intensieve veehouderij, onder de voorwaarden dat:

  • a. sprake is van een duurzame locatie intensieve veehouderij;
  • b. geen sprake is van een intensieve geiten- of schapenhouderij;
  • c. het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot en bedraagt na wijziging maximaal 1,5 hectare. Tenminste 10% van het bestemmingsvlak (grootte na wijziging) wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing;
  • d. de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar is;
  • e. de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapsversterkingsplan, door middel van het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving;
  • f. de artikelen 5.8.10 en 5.8.11 in acht worden genomen.

5.8.5 Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' wijzigen in de bestemming 'Wonen', al dan niet in combinatie met de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschap', 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap', 'Natuur' en/of 'Bos', en al dan niet met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing', onder de voorwaarden dat:

  • a. de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik niet langer mogelijk is;
  • b. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aantal bestaande bedrijfswoningen;
  • c. bestaande bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt, waarbij geldt dat 100 m2 als bijgebouw bij de woning is toegestaan. Indien de bestaand oppervlakte aan bedrijfsgebouwen meer bedraagt dan 100 m² mag:
    • 1. ten hoogste 20% van deze meerdere oppervlakte behouden of vervangen worden tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 250 m² per woning, of
    • 2. de woning per 100 m2 te slopen gebouwen met niet meer dan 50 m3 worden vergroot tot een maximum inhoud van 850 m3;
  • d. het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen;
  • e. de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapsversterkingsplan, door middel van het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving;
  • f. de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar is.

5.8.6 Bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van kleinschalige vormen van binnenopslag, agrarisch-technisch hulpbedrijf of een agrarisch verwant bedrijf, onder voorwaarde dat:

  • a. de mogelijkheid van agrarisch hergebruik wordt onderzocht;
  • b. het hergebruik qua aard en omvang past bij de specifieke kwaliteit en schaal van de omgeving;
  • c. het hergebruik geen onevenredige (extra) hinder of belemmeringen mag veroorzaken voor omliggende (agrarische) bedrijven of woningen;
  • d. de activiteit qua situering aansluit op bestaande (en reeds geplande) infrastructuur;
  • e. geen noodzaak is voor aanpassing van het wegennet wegens onvoldoende capaciteit;
  • f. parkeren op eigen terrein zal plaatsvinden
  • g. het in opzet en ontwikkelingsperspectief gaat om een kleinschalige activiteit met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • h. de milieubelasting niet groter is dan die van activiteiten als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de Bedrijvenlijst;
  • i. detailhandel alleen is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
  • j. buitenopslag niet is toegestaan;
  • k. de oppervlakte aan gebouwen die voor de activiteit wordt aangewend niet meer bedraagt dan 400 m2, tenzij het een caravanstalling betreft, in welk geval bedoelde oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m2;
  • l. overtollige gebouwen worden gesloopt;
  • m. de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Bedrijf' mag nooit meer bedragen dan 0,5 ha. en dient verkleind te worden voor zover dat voor een doelmatige inrichting en gebruik van de hergebruiksfunctie mogelijk is;
  • n. in afwijking van het bepaalde onder m mag de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak van een agrarisch-technisch hulpbedrijf of een agrarisch verwant bedrijf nooit meer bedragen dan 1,5 ha.;
  • o. de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar is;
  • p. de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapsversterkingsplan, door het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of herstel van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving;
  • q. de artikelen 5.8.10 en 5.8.11 in acht worden genomen.

5.8.7 Recreatie-Dagrecreatie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' ten behoeve van kleinschalige vormen van recreatie, natuur- en landschapsbeheer en -educatie, onder voorwaarde dat:

  • a. de mogelijkheid van agrarisch hergebruik wordt onderzocht;
  • b. het hergebruik qua aard en omvang past bij de specifieke kwaliteit en schaal van de omgeving;
  • c. het hergebruik geen onevenredige (extra) hinder of belemmeringen mag veroorzaken voor omliggende (agrarische) bedrijven of woningen;
  • d. de activiteit qua situering aansluit op bestaande (en reeds geplande) infrastructuur;
  • e. geen noodzaak is voor aanpassing van het wegennet wegens onvoldoende capaciteit;
  • f. parkeren op eigen terrein zal plaatsvinden
  • g. het in opzet en ontwikkelingsperspectief gaat om een kleinschalige activiteit met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • h. detailhandel alleen is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
  • i. buitenopslag niet is toegestaan;
  • j. de oppervlakte aan gebouwen die voor de activiteit wordt aangewend niet meer bedraagt dan 400 m2;
  • k. overtollige gebouwen worden gesloopt;
  • l. de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Recreatie - Dagrecreatie' mag nooit meer bedragen dan 0,5 ha. en dient verkleind te worden voor zover dat voor een doelmatige inrichting en gebruik van de hergebruiksfunctie mogelijk is;
  • m. de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar is;
  • n. de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapsversterkingsplan, door het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of herstel van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving;
  • o. de artikelen 5.8.10 en 5.8.11 in acht worden genomen.

5.8.8 Bonussloopregeling

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' geheel of gedeeltelijk wijzigen in de naastgelegen bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschap' of 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' of naar 'Wonen' al dan niet met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing', onder de voorwaarde dat op de betreffende gronden sloop heeft plaatsgevonden zoals bedoeld in 4.4.5, 4.4.6, 5.4.3, 5.4.4 8.4.2, 8.4.3, 27.4.3  en 27.4.6.

5.8.9 Bouwverbod intensieve geiten- of schapenhouderij vervallen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de zinsnede in artikel 5.8.4  onder b schrappen, onder de voorwaarde dat het verbod in de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011, artikel 9.8 is komen te vervallen.

5.8.10 Voorwaarden wijziging

Ten aanzien van de in 5.8.1, 5.8.2, 5.8.3, 5.8.4, 5.8.5, 5.8.6 en 5.8.7 genoemde bevoegdheden geldt dat:

5.8.11 Advies

Met betrekking tot de toepassing van de in 5.8.1, 5.8.2, 5.8.3, 5.8.4, 5.8.5, 5.8.6 en 5.8.7 genoemde bevoegdheden wordt advies ingewonnen bij:

  • a. de WUBBB ten aanzien van de vraag of de gebiedswaarden in voldoende mate worden versterkt bij uitvoering van het ingediende landschapversterkingsplan (voor zover deze voorwaarde bij de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen), waarbij de WUBBB zich zo nodig baseert op een deskundigenrapport;
  • b. de AAB voor zover sprake is van een bedrijfseconomisch advies en/of belang alsmede inzake het onderdeel tijdelijke huisvesting van werknermers voor zover het betreft de noodzaak van het aantal werknemers en de huisvestingsperiode.
  • c. het waterschap ten aanzien van de vraag of de waterhuishoudkundige situatie niet onevenredig wordt aangetast.