direct naar inhoud van Artikel 12 Maatschappelijk
Plan: Boxtel-Noord
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0757.BP06noord2010-ONH1

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport en spel;
  • b. gezondheidszorg;
  • c. cultuur;
  • d. welzijn;
  • e. onderwijs;
  • f. religie;
  • g. begraafplaats;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. ondersteunende horeca;
  • i. ondersteunende kleinschalige detailhandel;

met de daarbij behorende:

  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. wegen en paden;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. nutsvoorzieningen;
  • o. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • p. speelvoorzieningen;
  • q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

en:

  • r. de realisatie en het behoud van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” op de verbeelding;
  • s. studentenhuisvesting ter plaatse van de aanduiding ´studentenhuisvesting´ op de verbeelding;
  • t. woningen ter plaatse van de aanduiding ´wonen´ op de verbeelding;
  • u. de realisatie en het behoud van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding “oever” op de verbeelding.

12.2 Bouwregels

12.2.1 Het is verboden te bouwen op de gronden, die op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding “oever”’.


12.2.2 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd tenzij op de verbeelding met een bebouwingspercentage de grootte is aangegeven van het deel van het bouwvlak dat maximaal mag worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de verbeelding aangegeven goothoogte bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte bedragen, met uitzondering van de op de verbeelding aangegeven kerktoren waarvoor de maximale bouwhoogte geldt zoals die bestaat op het moment van de tervisielegging van het ontwerp plan;
  • e. het aantal studentenkamers ter plaatse van de aanduiding ´studentenhuisvesting´ op de verbeelding mag niet meer bedragen dan 53.
  • f. het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding ´wonen´ op de verbeelding mag niet meer bedragen dan 21.


12.2.3 Voor het bouwen van de in lid 12.1 onder r genoemde bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien en voor zover de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • b. de op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan bestaande bedrijfswoning mag worden gehandhaafd, hersteld of vervangen mits de inhoud ervan niet wordt vergroot. De voorgaande volzin is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.


12.2.4 Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. in afwijking van het bepaalde in lid 12.2.2, sub a mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd mits de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” op de verbeelding en ten minste 3 meter achter de voorgevel(rooilijn) van de bedrijfswoning worden gesitueerd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan 50 % van het achtererfgebied bedragen tot een maximum van 100 m2 per bedrijfswoning;
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 meter;
  • d. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 3 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte ten minste 3 meter bedraagt;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3,50 meter bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstand bijgebouw mag niet meer dan 5 meter bedragen.


12.2.5 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepaligen:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 meter bedragen.

12.3 Nadere eisen

12.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


12.3.2 Bij toepassing van het bepaalde in lid 12.3.1 is het bepaalde in artikel 30, lid 2 van toepassing.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik is het bepaalde in artikel 31, lid 1 overeenkomstig van toepassing.

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

12.5.1 Het is verboden om de lid 12.1, sub u bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zulks het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het verrichten van grondroeractiviteiten, waartoe worden gerekend afgraven, ophogen, ontgronden, woelen, vergraven, mengen, diepploegen en egaliseren, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • b. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
  • c. het aanleggen, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, vijver, greppels en andere wateren;
  • d. het verlagen van het grondwaterpeil, anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- of pompputten;
  • g. het rooien van houtgewas;
  • h. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • i. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van de daarbij behorende constructies.


12.5.2 Het in lid 12.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale beheer en onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.