Plan: | Kernen Hulst |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0677.bpkernen-001V |
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op de veertien kernen in de gemeente Hulst. Het bestemmingsplan is opgesteld in het kader van de actualiseringsoperatie bestemmingsplannen binnen de gemeente.
Omdat voor een groot gedeelte van het bestemmingsplan enkel het bestaande gebruik en bestaande functies worden vastgelegd, vervalt de noodzaak van onderzoek en toetsing met betrekking tot de planologische haalbaarheid en financieel-economische uitvoerbaarheid van (onderdelen uit) het plan. Een aantal ruimtelijke- en milieuaspecten dient bij de vaststelling van het bestemmingsplan te zijn getoetst. Overeenkomstig de in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen verplichting heeft de watertoets plaatsgevonden en zijn in relatie tot de bestemmingsregeling enkele milieuaspecten nagelopen en beoordeeld. De resultaten hiervan zijn in de plantoelichting opgenomen.
Het bestemmingsplan omvat 14 kernen: Clinge, Graauw-Paal, Heikant, Hengstdijk, Hulst, Kapellebrug, Kloosterzande, Lamswaarde, Nieuw-Namen, Ossenisse, Sint-Jansteen, Terhole, Vogelwaarde en Walsoorden. Onderstaand worden de ruimtelijke structuur van en de functies binnen deze bebouwde kommen beschreven.
Historische ontwikkeling
Clinge is in 1815 gesticht en heeft zich vanaf het midden van de vorige eeuw (met name) langs de 's-Gravenstraat (en in mindere mate langs de Molenstraat en Kerkstraat) als lintdorp ontwikkeld. Door uitbreidingen met woningen aan de westzijde en een bedrijventerrein aan de oostzijde van de kern is het lintkarakter met de bijbehorende karakteristieke rafelige overgang naar het landelijk gebied deels (met name aan de westzijde en in mindere mate aan de oostzijde) verloren gegaan.
Ruimtelijke en functionele structuur
De ruimtelijke hoofdstructuur van Clinge wordt vooral bepaald door de 's-Gravenstraat, een circa 2 km en grotendeels aaneengesloten bebouwingslint, met een relatief groot aantal dwars daarop aantakkende dreven en polderwegen. De 's-Gravenstraat wordt voornamelijk gekenmerkt door een mix van diverse functies. Waarbij het centrum zich tussen de Kerkstraat en de Koningin Julianastraat heeft gevormd.
Aan de westzijde van de kern overheerst de woonfunctie. Hier is in een ruime verkavelingsopzet de wijk Clingepolder gerealiseerd. Door de opzet van de wijk en het ontbreken van een doorgaande verkeerstructuur is hier sprake van een rustig woongebied. Kenmerkend voor Clinge zijn de verschillende (woon)percelen aan de randen van het gebied met diepe percelen.
Aan de oostzijde van de kern bevindt zich het bedrijventerrein, dit bedrijventerrein heeft zich vanaf de jaren '30 ontwikkeld rondom het textielbedrijf aan de Clitexweg. Dit textielbedrijf is in de jaren '80 opgeheven. In de vrijgekomen bedrijfsbebouwing zijn nu een groot aantal bedrijven gevestigd met daarbij tevens een aantal bedrijfswoningen. De ontsluiting van het bedrijventerrein loopt via de Tiberghienweg en de 's-Gravenstraat door de kern van Clinge.
Aan de oostzijde van de 's-Gravenstraat is ten zuiden van het Malpartuusplein en de Sterredreef tevens een groot maatschappelijk cluster met onder meer een verzorgingsinstelling gelegen.
Aan de zuidzijde van het dorp gaat de bebouwing ongemerkt over in het, net over de grens in België gelegen dorp De Klinge.
Figuur 1.1: Luchtfoto Clinge
Historische ontwikkeling
De vroegere nederzettingen van Graauw zijn door de zee ondergelopen. De huidige nederzetting is in 1687 gesticht na nieuwe inpolderingen. Graauw heeft zich vervolgens ontwikkeld langs de dijk tussen de Melopolder en de Willem Hendrikpolder. Dit is gestart bij de kruising met de voormalige zeedijk en later langs de Graauwsedijk. De oude haven is via de Geul van Saeftinghe lang bereikbaar gebleven, maar na de inpoldering van de Alsteinpolder heeft de haven van Paal de functie overgenomen. In de oksel tussen het lint aan de Dorpsstraat en de Graauwsedijk is in de 20e eeuw een nieuwe woonwijk ontwikkeld.
Paal is een dorp gelegen dat aan de Westerschelde bij het Verdronken Land van Saeftinghe ligt. Het oude haventje is in de 19e eeuw aangelegd ter vervanging van de haven in Graauw, Die door de inpoldering van de Van Alsteinpolder was komen te vervallen.
Ruimtelijke en functionele structuur
Graauw heeft zich ontwikkeld op de kruising van een dijk en een dorpslint. Beide linten zijn in de huidige situatie ook nog duidelijk herkenbaar. Aan de noordzijde van de kern ligt een dijk met langgerekte bebouwingsstroken. Aan de oostzijde de Dorpsstraat met gevarieerde lintbebouwing. Op het kruispunt van beide linten is een dorpsplein ontstaan. In de oksel van de beide lijnen is een planmatige ruim opgezette woonwijk ontwikkeld. Ten zuiden van het dorpslint liggen enkele sportvoorzieningen.
Figuur 1.2: Luchtfoto Graauw
De structuur van Paal wordt door een groot deel bepaald door de aanwezigheid van de zeeweringen. De driehoekige opbouw bestaat uit twee linten langs de dijk en de dwarsverbinding van de Duivenhoeksestraat. De dijkovergangen op de koppen vormen de knooppunten van de kern. Binnen de kern is de woonfunctie overheersend. Kenmerkend voor Paal zijn de grote onbebouwde gebieden tussen de woningen. Buiten de dijk is, ten oosten van de kern, de jachthaven van Paal gelegen, alsmede een paviljoen.
Figuur 1.3: Luchtfoto Paal
Historische ontwikkeling
Heikant is onderdeel van een reeks van opvolgende bebouwingsconcentraties tussen Zuiddorpe en Sint Jansteen. Dit lint heeft zich ontwikkeld op een hoge dekzandrug langs de grens met België. Het oudste gedeelte van Heikant is gelegen aan de Magdalenastraat, Vlasstraat en Ellestraat. Op de locatie van Heikant is lang sprake geweest van verspreide bebouwing. In de loop van de tijd zijn de linten geleidelijk volgebouwd. De realisatie van de kerk met pastorie en begraafplaats gaf aanleiding tot de vorming van een centrum.
Ruimtelijke en functionele structuur
De ruimtelijke en functionele structuur van Heikant hangt erg samen met de ontwikkeling van Heikant als een lint. Langzamerhand is het lint dichtgeslibd met woningbouw en bedrijvigheid. Ook deze mix is nu nog duidelijk herkenbaar, met name langs het hoofdlint Vylainlaan-Julianastraat-Emmabaan. Het meer zuidelijk gelegen gebied kent een minder dominant straatprofiel en ook minder mix van verschillende functies. Dit gebied heeft voornamelijk een woonfunctie.
Figuur 1.4: Luchtfoto Heikant
Historische ontwikkeling
Hengstdijk is een van de oudste dorpen van oost-Zeeuws Vlaanderen. De dijk waarop het dorp is gesticht is opgeworpen in 1161 bij de inpoldering van de Hengstdijkpolder. Na de inpoldering werd ter plaatse ook direct een parochie gesticht. Met de ligging aan de kreek de Vogel had het dorp een verbinding met de Westerschelde. De ligging aan de kreek heeft ook geleid tot de ontwikkeling van een groot aantal recreatievoorzieningen in de directe omgeving.
Ruimtelijke en functionele structuur
De dorpskern is overwegend een woongebied en omvat tevens enkele maatschappelijke en commerciële voorzieningen en enkele horecabedrijven. Het bosgebied aan de oostzijde is voor publiek toegankelijk (wandelpark).
Hengstdijk is een dijkdorp. De historische opbouw is nog steeds goed herkenbaar in de eenvoudige ruimtelijk-functionele hoofdstructuur en opzet van de dorpskern. De hoofdwegenstructuur wordt gevormd door de oudste straten: de oostwest gerichte afgegraven oude zeedijk (thans de Plevierstraat en de St. Josephstraat) en de loodrecht daarop staande Hengstdijkse-Kerkstraat. Met name langs deze straten is de kern geleidelijk tot stand gekomen. Hier bevinden zich dan ook de voornaamste functies en de oudere bebouwing. De bebouwingskarakteristiek is hier wat betreft verschijning, gebruik en situering divers. Vanaf de noord- en oostzijde is sprake van een toenemend verdicht ruimtelijk beeld.
Aan de west- en zuidzijde bevinden zich drie kleine planmatig ontwikkelde uitbreidingen / woongebieden die met een lusvormig stratenpatroon aansluiten op de hoofdwegenstructuur: de Norbertijnenstraat met hoofdzakelijk rijenbouw, de Kievitstraat en Meerkoetstraat met een meer gemengde bebouwingstypologie en de Bergeendstraat met lage vrijstaande woonbebouwing.
Figuur 1.5: Luchtfoto Hengstdijk
Historische ontwikkeling
De historische ontwikkeling van Hulst hangt nauw samen met de vesting van Hulst (niet gelegen in het plangebied). Hulst verkreeg in 1180 stadsrechten en ontwikkelde zich in korte tijd uit tot een belangrijke vesting- en havenstad. Na de verwoesting in 1453 door de Gentenaren worden de vestingwerken opgebouwd. Door de ligging van de stad als een frontierstad is de stad regelmatig belegerd.
In 1975 wordt de haven van Hulst opgegeven, het Hellegat, waarmee Hulst een verbinding met de Westerschelde had, was verzand en werd verder ingepolderd. Vanwege de aanwezigheid van de vestingwerken waren uitbreidingen buiten de vesting lange tijd niet aan de orden. Pas vanaf de 20e eeuw ontstonden grootschalige uitbreidingen buiten de vestingwerken. Waarbij eerst langs de aanvoerswegen van buiten de stad werd gebouwd en later ook planmatige uitbreidingswijken, zoals Hulst Noord en later ook Hulst Zuid.
Ruimtelijke en functionele structuur
Hulst Noord en Hulst Zuid kenmerken zich voornamelijk als planmatige uitbreidingswijken. Hebben over het algemeen ook een ruimte opzet en een duidelijk onderscheid in wegenstructuur. Binnen de verschillende wijken zijn ook diverse maatschappelijke en commerciële functies aanwezig.
Tussen de verschillende uitbreidingswijken is duidelijk het tijdsbeeld waarin de wijk is gerealiseerd te herkennen.
In het noorden voornamelijk de na-oorlogse strokenverkaveling uit de jaren '50 en de tuindorp-structuur met veel groen tussen de woningen uit de jaren '70. De uitbreidingen ten zuiden van Hulst komen uit een latere periode, met name in de jaren '90 en sinds 2000.
Figuur 1.6: Luchtfoto Hulst Noord
Figuur 1.7: Luchtfoto Hulst Zuid
Historische ontwikkeling
De Gentse Vaert was vroeger het kanaal tussen Gent en Hulst. Langs dit kanaal heeft vroeger een kapel gestaan. Om de kapel te kunnen bereiken is een brug gerealiseerd en langs de vaart is langzamerhand bebouwing ontstaan. Op deze locatie is Kapellebrug ontstaan. De Gentse Vaert is gedempt en heeft plaats gemaakt voor een wegverbinding. De aan de westzijde gelegen ontwateringssloot is in Kapellebrug voorzien van riolering en nog steeds herkenbaar als onbebouwde strook. De ligging aan het kanaal en de weg heeft geleid tot de ontwikkeling van Kapellebrug, waardoor een langgerekt dorpslint is ontstaan.
Ruimtelijke en functionele structuur
De structuur van Kapellebrug is nog sterk afhankelijk van de vroegere opbouw. De verbinding tussen Hulst en Gent is van grote invloed op de structuur van het dorp. Het dorp bestaat uit bedrijven en woningen die zich langs het lint zich afwisselen.
Figuur 1.8: Luchtfoto Kapellebrug
Historische ontwikkeling
Kloosterzande is min of meer een dubbeldorp. De oorspronkelijke dijkdorpen Kloosterzande (omgeving Hof te Zandeplein en oostelijk deel Cloosterstraat) en Groenendijk (gelegen aan gelijknamige dijk / straat) zijn geleidelijk aan aaneengegroeid als gevolg van bebouwingsontwikkeling (uitbreiding en verdichting) langs de Cloosterstraat, het Poolsplein en de Hulsterweg.
Ruimtelijke en functionele structuur
Deze oudste gebiedsdelen zijn nog steeds goed herkenbaar, bepalen in grote mate de beeldkarakteristiek van de kern en vormen in onderlinge samenhang de ruimtelijke hoofdstructuur (ringstructuur).
Vooral langs deze ringstructuur zijn diverse karakteristieke en beeldbepalende panden aanwezig (waaronder de monumentale en cultuurhistorische waardevolle standerdmolen Groenendijk), is sprake van functiemenging (gemengd gebied) en bevinden zich de belangrijkste voorzieningen. Aan de zuidzijde bevindt zich een kwalitatief waardevol gebied met bijzondere elementen, waaronder de NH-kerk, het Hof te Zande en het bijbehorende park / bosgebied.
Dit gebied heeft deels een recreatieve functie voor de inwoners en vormt tevens een beeldkwalitatief waardevol overgangsgebied tussen de kern en het bedrijventerrein. Voorts zijn in dit gebied twee cultuurhistorisch van belang zijnde terreinen aanwezig met laat middeleeuwse resten van een kloostercomplex c.q. de uithof Ter Zande van de Cisterciënzer abdij Ter Duinen en de bijbehorende kapel.
Binnen de ringstructuur heeft verdichting / inbreiding met overwegend woningbouw plaatsgevonden. Dit gebied kent een gemengde woningtypologie met bouwhoogten tot maximaal 2 bouwlagen en kap en heeft een fijnmazige ontsluitingsstructuur. Ook is hier een relatief omvangrijk sportcomplex aanwezig. De meest recente uitbreiding bevindt zich aan de zuidwestzijde (woongebied Zoutedijk).
In Kloosterzande zijn momenteel drie gebieden aanwezig met enkele centrumfuncties: het Europlein, het Marijkeplein en het gebied Hof te Zandeplein nabij het voormalige gemeentehuis. Aan het Marijkeplein bevindt zich de belangrijkste supermarktvoorziening.
Figuur 1.9: Luchtfoto Kloosterzande
Historische ontwikkeling
Lamswaarde is een wegdorp. Langs de oudere, doorgaande wegen (Jacobus de Waalstraat, Frederik Hendrikstraat, Dreef en Roversbergsepad) is langs het lint geleidelijk bebouwing ontstaan.
Ruimtelijke en functionele structuur
De historische structuur van het lint is nog goed herkenbaar. Kenmerkend voor deze straten zijn de wisselende bebouwingstypologie, rooilijnen en bebouwingshoogten. Verdichting en uitbreiding heeft langs zowel deze wegen als de Achterstraat plaatsgevonden. Aan de oostzijde van de Dreef is sprake van enige planmatige nieuwbouw van meer recente datum.
Aan de Jacobus de Waalstraat en de Achterstraat bevinden zich enkele rijksmonumenten: een kerkgebouw, een boerenhoeve met bakhuis en een voormalig klooster / schoolcomplex.
Lamswaarde is in overwegende mate een woongebied. Daarnaast omvat het ook enkele maatschappelijke en commerciële voorzieningen en functies, een tennisbaan,
voetbalvelden, een RK–kerk en een begraafplaats. In het gebied vindt in beperkte mate detailhandel en bedrijvigheid plaats. Aan de noordzijde van Lamswaarde is een grote dagrecreatieve voorziening aanwezig in de vorm van een restaurant en golfbaan.
Figuur 1.10: Luchtfoto Lamswaarde
Historische ontwikkeling
Nieuw-Namen is gevestigd op een quartaire marine strandafzetting, die zich verheft als een erosierest tot circa N.A.P +5 m (plaatselijk bekend als de Kauterberg). Deze pleistocene afzetting (de zogenaamde Formatie van Merksem) bestaat uit matig grove zanden (met plaatselijk ijzerhoudende banken) met een duidelijke gelaagdheid en komt bij Nieuw-Namen als enige plaats in Nederland aan de oppervlakte.
In 1214 vond een stormvloed plaats die het Hulster Ambacht zwaar trof. Het herstel van de dijken ging vooral uit van Vlaamse monniken, die hiervoor opereerden vanuit uithoven in de overstromingsgebieden.
In de eerste helft van de 12e eeuw stichtten Norbertijnen uit Drongen (bij Gent) een uithof op de hoogte van Hulsterloo, tegenwoordig Nieuw-Namen. Hulsterloo zou het oudste ontginningscentrum van de Vier Ambachten zijn. Over de ontwikkeling van Hulsterloo / Nieuw-Namen in de 14e en 15e eeuw is feitelijk weinig bekend. Historische en archeologische informatie met betrekking tot Hulsterloo blijft beperkt tot het uithof van de Norbertijnen op de Kauterberg. Tijdens de middeleeuwen groeide dit centrum uit tot een belangrijk bedevaartsoord. Over eventuele bewoning buiten het uithof is niets bekend.
Vanaf 1570 raakt de onmiddellijke omgeving van het dorp Hulsterloo / Nieuw-Namen geïnundeerd. In deze periode kende het dorp slechts een gering inwonertal. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog zijn schansen, forten en verdedigingslinies in de streek rond Hulst opgeworpen. Net bezuiden Hulsterloo / Nieuw-Namen verrees het fort Kieldrecht. De versterkingen zijn in de loop van de 18e eeuw vervolgens geïntegreerd in de Bedmarlinie, opgeworpen ter verdediging van de Zuidelijke Nederlanden.
De Kauter werd in 1858 een zelfstandige parochie. Ter herinnering aan het noordelijker gelegen dorp Namen, dat in 1717 verloren ging door overstromingen, werd De Kauter omgedoopt tot Nieuw-Namen in 1881.
Midden 19e eeuw was het inwonertal door steeds verdergaande inpoldering gegroeid tot bijna 1000. Het was een nederzetting van landarbeiders, vissers en baggerwerkers. In 1860 is aan de Hulsterloostraat de R.K. kerk gebouwd (de toren is in 1912 vervangen). Nieuw-Namen was jarenlang (vooral in het tweede kwart van de 20e eeuw) het centrum van textielindustrie in de streek rondom Hulst. Enkele in de kern aan de Veerstraat aanwezige voormalige fabrieksgebouwen en een bijbehorende woning zijn hiervan nog stille getuigen. De ruimtelijke ontwikkeling van Nieuw-Namen heeft plaatsgevonden binnen de contouren van de van oorsprong in deze omgeving aanwezige natuurlijke verhoging.
Aan weerszijden van het Kerkpad heeft in het verleden zandwinning plaatsgevonden onder andere voor de ijzerwinning en wegenbouw. In de zandgroeve (plaatselijk bekend als de Mr. Van der Heijden-groeve) zijn de strandafzetting en de afgraving in het landschap nog duidelijk herkenbaar. De groeve en de directe omgeving is in beheer bij Staatsbosbeheer.
Ruimtelijke en functionele structuur
Nieuw-Namen is een grensdorp. Dit is in grote mate bepalend voor de ruimtelijke hoofdstructuur en opbouw van de kern. Het Belgische (Kieldrecht) en Nederlandse kerndeel zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden: het grootste deel van dit grensdorp ligt op Belgisch grondgebied. Nieuw-Namen heeft een ogenschijnlijk onsamenhangend ruimtelijk patroon: de staatsgrens, die dwars door het bebouwd gebied loopt, versterkt dit diffuse beeld.
Nieuw-Namen heeft een overwegend compact kernbeeld. Dit betreft met name de oudere kerndelen nabij de staatsgrens. De bebouwingsstructuur is het meest verdicht aan de Hulsterloostraat bij de kerkomgeving en bij de grensovergang, welke de ruimtelijke zwaartepunten vormen in de kernstructuur.
In westelijke richting en in de noordrand is het bebouwingspatroon enigszins losser / meer open. Nieuwe(re) bebouwing bevindt zich met name aan de noordzijde van de kern en op enkele inbreidingslocaties.
In de wegenstructuur van Nieuw-Namen is de Hulsterloostraat duidelijk herkenbaar als dé hoofdstraat en belangrijkste structuurdrager door de oriëntatie, de lange rechtstand, de profielbreedte als ook door met name de in het midden en oostelijk straatdeel aanwezige overwegend gesloten bebouwingswanden en functiemenging / concentratie van voorzieningen.
Figuur 1.11: Luchtfoto Nieuw-Namen
Historische ontwikkeling
Het dorp Ossenisse is als een dijkdorp ontwikkeld. Belangrijk in de ontwikkeling van het dorp was de aanwezigheid van de kerk. Rond de kerk is het dorp verder uitgebreid.
Ruimtelijke en functionele structuur
Het dorp kent een eenvoudig rechthoekig stratenpatroon. Dit wordt hoofdzakelijk gevormd door de dijk en hoofdontsluitingsweg (de Lageweg) en de daarop aantakkende lusvormige ontsluitingsstructuur van de Dorpstraat, de Kipstraat en het Molenpad. Langs de zuidzijde van de Lageweg (globaal tussen de Kipstraat en de Hooglandsedijk) is sprake van karakteristieke bebouwing met gevarieerde goot- en bouwhoogten.
Nieuwbouw is beperkt gebleven en heeft vooral plaatsgevonden in vorm van verdichting of vervanging. Het dorp heeft daardoor een compact bebouwingsbeeld dat ook vanuit het omliggende landschap goed herkenbaar is. De kerk neemt binnen de ruimtelijke structuur een centrale positie in en verbijzondert het dorpssilhouet. Binnen het plangebied zijn op korte afstand van de feitelijke dorpskern langs de Weststraat enkele woningen aanwezig.
Ossenisse is primair een woonkern en heeft enkele maatschappelijke voorzieningen. Commerciële functies in de vorm van bedrijvigheid is in beperkte mate aanwezig.
Figuur 1.12: Luchtfoto Ossenisse
Historische ontwikkeling
Sint-Jansteen is ontstaan rondom een verdedigbare versterking ten zuiden van Hulst. Het dorp heeft gedurende de Oostenrijkse Successieoorlog flink te leiden gehad gedurende het beleg van Hulst, waardoor van het dorp uitsluitend de kerk en een paar huizen bleven staan.
Het dorp is vervolgens opgebouwd en kende een grote groei ten tijde van de vlaslandbouw. Sint Jansteen was tot 1970 ook een zelfstandige gemeente.
Ruimtelijke en functionele structuur
De ruimtelijke structuur van de kern Sint Jansteen wordt voornamelijk gekenmerkt door de samenkomst van de historische routes Wilhelminastraat, Brouwerijstraat, en Hemelstraat/Hoofdstraat in het hart van het dorp. Deze historische routes met kenmerkende lintbebouwing vormen de kapstok waaraan latere planmatige uitbreidingen zijn opgehangen. Vanaf de routes is de kerktoren een oriëntatiepunt voor het centrum van Sint Jansteen. De ontsluitingsstructuur van de kern is gebaseerd op de provinciale weg N290 gelegen aan de noordzijde en omgeven door groen.
De kruising met De Verrekijker, de entree van het dorp, is een belangrijk knooppunt. Via de Geslechtendijk, welke een breed en groen profiel kent, wordt aangesloten op historische ontsluitingsstructuur en het centrum. De entree van Sint Jansteen wordt bepaald door een spie met bedrijfsbebouwing dat door het grootschalig karakter en lichte kleur een opvallende bouwmassa vormt.
Historische ontwikkeling
Terhole is een plattelandsdorp dat is ontstaan langs de doorgaande weg tussen het voormalige veer Kruiningen-Perkpolder en Hulst.
Ruimtelijke en functionele structuur
Terhole is primair een rustige woonkern en heeft enkele maatschappelijke voorzieningen en
functies en in beperkte mate commerciële functies in de vorm van bedrijvigheid. Deze voorzieningen en commerciële functies / bedrijvigheid bevinden zich met name langs of in de randzone van de Notendijk en Hulsterweg met enige concentratie nabij de kruising van deze wegen.
De hoofdstructuur van het dorp wordt bepaald door de (hoofdontsluitingweg) Hulsterweg en de Notendijk. Beide zijn oude bebouwingslinten. Het dorp heeft zich hierlangs geleidelijk ontwikkeld en heeft een gevarieerd (deels oud) bebouwingspatroon met wisselende goot- en bouwhoogtes.
Twee lusvormige ontsluitingswegen takken aan op de Notendijk. Nieuwbouw heeft met name aan deze lussen plaatsgevonden.
Figuur 1.13: Luchtfoto Terhole
Historische ontwikkeling
Vogelwaarde is een dubbeldorp, dat in 1970 is ontstaan bij de samenvoeging van de dorpen Boschkapelle en Stoppeldijk. In de Stoppeldijkpolder ontstond een nederzetting die in de jaren in betekenis toenam. Ook Boschkapelle ontstond na inpoldering van de Stoppeldijkpolder.
Ruimtelijke en functionele structuur
De hoofdstructuur van de kern bestaat uit een langgerekte, gekantelde T. Dit is het resultaat van de samensmelting van de twee kernen Boschkapelle aan de westzijde en Rapenburg (Stoppeldijk) aan de oostkant. Het Ruischendegat is de meest westelijke bebouwingsconcentratie in het plangebied.
De Bossestraat vormt de langgerekte verbindingsas. In westelijke richting loopt deze as nog door tot aan de Campensedijk. De verspreide bebouwing hierlangs behoort tot het cluster Ruischendegat. Het gebied tussen de beide oude kernen is langs deze as geleidelijk aan opgevuld met lintbebouwing en met planmatige kleinschalige woonbuurten en voorzieningen. Kenmerkend is dat deze vrijwel alle aan de noordzijde hebben plaatsgevonden zodat aan de zuidzijde van de Bossestraat tussen de lintbebouwing door het open landelijk gebied wordt ervaren.
Figuur 1.14: Luchtfoto Vogelwaarde
Historische ontwikkeling
De kern van Walsoorden is kort na de herdijking in 1622 van de Noorddijkpolder ontstaan langs de toegangsweg tot de haven. De haven was tot in de jaren '40 aanlegplaats voor de veerdienst over de Westerschelde naar Hansweert.
Ruimtelijke en functionele structuur
De structuur van Walsoorden wordt in grote mate bepaald door de aanwezigheid van het bedrijventerrein Walsoorden dat ten zuiden van de kern is gelegen en geen deel uit maakt van dit bestemmingsplan. De lintbebouwing aan de Walsoordensestraat bestaat voornamelijk uit woningen. Tussen deze woningen zijn op een aantal plaatsen enkele bedrijven gevestigd.
Figuur 1.15: Luchtfoto Walsoorden
Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel | aan- en uitbouw, bijgebouw, overkapping |
standaard | 40% tot ten hoogste 60 m² |
perceelsoppervlak groter dan of gelijk aan 1.000 m² | ten hoogste 90 m² |
perceelsoppervlak groter dan of gelijk aan 2.500 m² | ten hoogste 120 m² |
Het bestemmingsplan is digitaal beschikbaar
Uitgangspunt: bestemmingsregeling raadplegen vanaf het beeldscherm
De toelichting
Status: alleen aan de regels in Artikel 3 Agrarisch - Kernrandzone, Artikel 4 Agrarisch - Kwekerij en Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur - en landschapswaarden kunnen rechten worden ontleend. |
Status: alleen aan de regels in Artikel 6 Bedrijf en Artikel 8 Bedrijventerrein en kunnen rechten worden ontleend. |
Zie paragraaf 2.3:
Het onderscheid tussen beide bestemmingen volgt uit de wettelijke RO-standaarden.
Status: alleen aan de regels in Artikel 9 Bos kunnen rechten worden ontleend. |
Status: alleen aan de regels in Artikel 10 Centrum kunnen rechten worden ontleend. |
Status: alleen aan de regels in Artikel 11 Detailhandel kunnen rechten worden ontleend. |
Status: alleen aan de regels in Artikel 12 Dienstverlening kunnen rechten worden ontleend. |
Status: alleen aan de regels in Artikel 13 Gemengd - 1, Artikel 14 Gemengd - 2, Artikel 15 Gemengd - 3, Artikel 16 Gemengd - 4, Artikel 17 Gemengd - 5 , Artikel 18 Gemengd - 6, Artikel 19 Gemengd - 7, Artikel 20 Gemengd - 8, Artikel 21 Gemengd - 9 en Artikel 22 Gemengd - 10 en kunnen rechten worden ontleend. |
Status: alleen aan de regels in Artikel 23 Groen kunnen rechten worden ontleend. |
Status: alleen aan de regels in Artikel 24 Horeca kunnen rechten worden ontleend. |
Status: alleen aan de regels in Artikel 25 Kantoor kunnen rechten worden ontleend. |
Status: alleen aan de regels in Artikel 26 Maatschappelijk kunnen rechten worden ontleend. |
Status: alleen aan de regels in Artikel 27 Molen kunnen rechten worden ontleend. |
De molen in Kloosterzande is als zodanig bestemd. Een ander gebruik dan molen is binnen deze bestemming niet toegestaan.
Gehecht wordt aan behoud van de open standerdmolen Groenendijk uit 1744 en de Stadsmolen van Hulst uit 1792 met in achtneming van bestaande rechten en belangen in de omgeving. Dit betekent dat het gewenst is dat de molen als werktuig kan blijven functioneren. In de omgeving van een molen kunnen daarom hoogtebeperkingen aan de orde zijn voor obstakels.
Overeenkomstig provinciaal beleid wordt binnen een afstand van 400 m rondom de molen binnen en buiten het plangebied rekening gehouden met de molenbiotoop van deze molen. Alleen voor het aanbrengen van hoogopgaande beplanting gelden beperkingen. Voor nieuwe bebouwingsmogelijkheden, via afwijking- of wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze moeten worden getoetst aan het belang van de molen. Bestaande planologische mogelijkheden worden niet beperkt door de molenbiotoop.
Status: alleen aan de regels in Artikel 28 Natuur kunnen rechten worden ontleend. |
Status: alleen aan de regels in Artikel 29 Recreatie - Dagrecreatie kunnen rechten worden ontleend. |
Status: alleen aan de regels in Artikel 30 Recreatie - Jachthaven kunnen rechten worden ontleend. |
Status: alleen aan de regels in Artikel 31 Sport kunnen rechten worden ontleend. |
Status: alleen aan de regels in Artikel 32 Tuin kunnen rechten worden ontleend. |
Status: alleen aan de regels in Artikel 33 Verkeer kunnen rechten worden ontleend. |
Status: alleen aan de regels in Artikel 34 Verkeer - Garages en bergplaatsen kunnen rechten worden ontleend. |
Status: alleen aan de regels in Artikel 35 Water kunnen rechten worden ontleend. |
Status: alleen aan de regels in Artikel 36 Wonen , Artikel 37 Wonen - Aaneen of geschakeld, Artikel 38 Wonen - Bungalowpark, Artikel 39 Wonen - Gestapeld, Wonen - Vrijstaand 2 Artikel 40 Wonen - Twee-aaneen, Artikel 41 Wonen - Twee-aaneen niet geschakeld, Artikel 42 Wonen - Voorzieningen, Artikel 43 Wonen - Vrijstaand, Artikel 44 Wonen - Vrijstaand 2 Artikel 45 Wonen - Woonwagens en Artikel 46 Woongebied kunnen rechten worden ontleend. |
In dit bestemmingsplan zijn verschillende gedetailleerde woonbestemmingen opgenomen. Dit heeft als voordeel dat de artikelen beter leesbaar zijn. Bij raadpleging van het digitale bestemmingsplan worden alleen de regels getoond die voor het betreffende woningtype van belang zijn.
Figuur 3.1 Verduidelijking artikel 40.2.b.1.
Status: alleen aan de regels in Leiding - Gas kunnen rechten worden ontleend. |
Er ligt in het plangebied één planologisch relevante gasleiding. Voor de beschrijving daarvan wordt verwezen naar de paragrafen 5.11.2 en 5.12. De gasleiding is als zodanig bestemd. De breedte van de bestemming bestaat uit de leiding zelf en de belemmerende strook (4 m aan weerszijden van de leiding). Aangezien de leiding samenvalt met andere bestemmingen is deze bestemming als dubbelbestemming opgenomen. voor de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' ( Artikel 47) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Voor de samenvallende bestemmingen dient het bouwen steeds aan het leidingenbelang te worden getoetst.
Status: alleen aan de regels in Leiding - Water kunnen rechten worden ontleend. |
Binnen de kernen Sint-Jansteen en Kapellebrug is een waterleiding aanwezig. Deze waterleiding wordt in onderhavig bestemmingsplan beschermd door middel van de dubbelbestemming '48'
voor de dubbelbestemming Leiding - Water (Artikel 49) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m. Voor de samenvallende bestemmingen dient het bouwen steeds aan het leidingenbelang te worden getoetst.
Status: alleen aan de regels in Waarde - Aardkunde 1 |
Het aardkundig waardevol gebied in Nieuw-Namen is in het bestemmingsplan voorzien van een dubbelbestemming Waarde - Aardkunde 1. Binnen deze gronden zijn de gronden beschermd ten behoeve van de aanwezige aardkundige en landschappelijke waarden. Voor samenvallende bestemmingen dient voor het bouwen en het uitvoeren van werkzaamheden te worden getoetst aan de aardkundige en landschappelijke waarden, waarbij tevens advies wordt gevraagd aan een erfgoed- of geologisch deskundige.
Status: alleen aan de regels in Waarde - Archeologie 1, Waarde - Archeologie 2, Waarde - Archeologie 3 kunnen rechten worden ontleend. |
In paragraaf 5.5 wordt ingegaan op het aspect archeologie en op het archeologiebeleid van de gemeente Hulst. Daarin is aangegeven dat in het plangebied verschillende archeologische (verwachtings)waarden voorkomen en dat deze een beschermende regeling in het voorliggende bestemmingsplan behoeven.
De bestemmingsregeling is in samenspraak met Edufact tot stand gekomen en houdt eveneens rekening met de eventueel op grotere diepten aanwezige archeologische waarden. Uitgangspunt van deze regeling is dat voor graafwerkzaamheden waarbij de oppervlakte groter is dan de vrijstellingsoppervlakte en de verstoringsdiepte dieper reikt dan deze aangeduid op de vrijstellingenkaart, een omgevingsvergunning nodig is.
Omdat de archeologische (verwachtings)waarden samenvallen met een groot aantal andere bestemmingen, zijn zogenoemde dubbelbestemmingen gehanteerd. De dubbelbestemmingen zijn met arceringen (kruizen) op de verbeelding weergegeven.
De dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie zijn opgenomen in de artikelen Waarde - Archeologie 1 t/m Waarde - Archeologie 3. Binnen deze dubbelbestemmingen is het volgende geregeld.
Het onderscheid tussen de verschillende archeologische bestemmingen is de oppervlaktemaat, waarboven bij een bodemverstoring een onderzoeksplicht geldt. Deze oppervlaktematen zijn:
In alle gevallen geldt een vrijstelling van archeologisch onderzoek wanneer werkzaamheden niet dieper dan op de vrijstellingenkaart is weergegeven worden uitgevoerd. Deze vrijstellingenkaart is opgenomen in Bijlage 4 van de regels. Op deze kaart wordt voor de verschillende gebieden verschillende vrijstellingsdieptes vrijgegeven:
Omdat in de loop van de tijd (i.c. de planperiode van het bestemmingsplan) steeds meer kennis over het archeologisch erfgoed wordt verkregen, kan het zijn dat in een bepaalde situatie toch geen archeologisch onderzoek nodig is, ook al worden de hiervoor genoemde oppervlaktematen overschreden. Daarom in is elk artikel met een archeologische dubbelbestemming de bepaling opgenomen dat kan worden afgezien van archeologisch onderzoek indien het bevoegd gezag (doorgaans burgemeester en wethouders) beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarde van de betrokken locatie niet nodig is.
Status: alleen aan de regels in Waarde - Beschermd Stadsgezicht kunnen rechten worden ontleend. |
Een gedeelte van het beschermde stadsgezicht van Hulst is gelegen binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan. Ter plaatse is dan ook de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht' opgenomen.
Status: alleen aan de regels in Waarde - Cultuurhistorie beschermde dijken kunnen rechten worden ontleend. |
Enkele dijken binnen Kloosterzande, Volgelwaarde en Ossenisse zijn bestemd als beschermde dijk. Hiermee wordt behoud van het dijklichaam en van de aanwezige beplanting nagestreefd.
Status: alleen aan de regels in Waterstaat - Waterkering kunnen rechten worden ontleend. |
De waterkerende dijken zijn planologisch geregeld met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering ( Artikel 56). De begrenzing van de bestemming is afgestemd op het in de Keur watersysteem waterschap Scheldestromen 2011 aangewezen waterstaatswerk (zie paragraaf 5.3.2.). De beschermingszones die te maken hebben met de stabiliteit van de waterkering en eventuele toekomstige dijkverzwaringen zijn niet in de bestemming opgenomen. Er wordt namelijk van uitgegaan dat de Keur voldoende waarborgen biedt voor de bescherming van de waterkering en de beschermingszones. Voor werken in en op de waterkering is namelijk een ontheffing van de Keur, i.c. een watervergunning nodig.
Om dezelfde reden is evenmin een eis van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden opgenomen. Hiermee wordt dubbele regelgeving voorkomen.
Op de gronden mogen voor de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m. voor de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. Onder voorwaarden is het bij een omgevingsvergunning mogelijk hier vanaf te wijken. Één van de voorwaarden is dat de waterstaatkundige belangen door de bouwactiviteiten niet worden geschaad.
Status: alleen aan de regels in Hoofdstuk 3 Algemene regels kunnen rechten worden ontleend. |
In hoofdstuk 3 Algemene regels zijn regels opgenomen die voor alle bestemmingen in dit bestemmingsplan van toepassing of relevant zijn. Daarnaast zijn in dit hoofdstuk algemene wijzigingsregels opgenomen en wijzigingsbevoegdheden die betrekking hebben op meerdere bestemmingen.
In artikel 57 is een anti-dubbeltelregel opgenomen. Dit artikel is verplicht voorgeschreven in artikel 3.2.4 van het Bro. Het doel van dit artikel is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. Om hiervan een voorbeeld te geven: binnen de bestemming Wonen mag een bepaald percentage van het erf worden bebouwd. Indien het absolute oppervlak (uitgedrukt in m²) niet is bereikt, kan door het bijkopen van een stuk erf van het aangrenzend perceel extra bebouwing tot dit maximum worden gerealiseerd. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.
Artikel 58 Algemene bouwregels bevat twee leden.
Artikel 59 is vooral bedoeld om duidelijk te maken welk gebruik in ieder geval strijdig is met onderhavig bestemmingsplan. In dit geval betreft dat het gebruik van een woning door meer dan één huishouden.
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van het industrielawaai.
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een LPG-installatie.
Alleen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gezoneerd industrieterrein' zijn geluidzoneringsplichtige bedrijven toegestaan. Andere bedrijven zijn hier overigens ook toegestaan.
In artikel 61 zijn verschillende afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Met deze bevoegdheid kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het bestemmingsplan.
In lid 61.1 is een algemene afwijkingsregel opgenomen voor het bouwen van hogere hoofdgebouwen met een goothoogte van 6,3 m en een bouwhoogte van 10 m. Voorwaarde hiervoor is dat deze afwijking past in het bestaande stedenbouwkundig beeld en dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bouw- en gebruiksmogelijkheden van omliggende percelen.
In lid 61.2 is een algemene afwijkingsregel opgenomen waarbij voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde een hogere bouwhoogte kan worden toegestaan, mits deze niet hoger is dan de maximale bouwhoogte binnen het bouwvlak, of indien geen bouwvlak is opgenomen maximaal 6 m.
Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen (de bouwregels) zoals maten en bouwgrenzen is in lid 61.3 een algemene afwijkingsregel opgenomen.
Daarnaast bevat lid 61.4 een mogelijkheid om de huisvesting van arbeidsmigranten onder voorwaarden met een omgevingsvergunning mogelijk te maken.
In lid 62.1 is een algemene flexibiliteitsbepaling opgenomen om voor bepaalde onderdelen van bestemmingen of gebouwen dan wel bouwwerken af te wijken van de bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Deze bepaling gaat verder dan die van artikel 58 lid 58.2. Vandaar dat hier altijd een wijziging voor nodig is van burgemeester en wethouders. Overigens geldt ook hier dat deze bepalingen als algemene regel gelden voor alle bestemmingen.
Het criterium 'van belang voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken' kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als bij nader inzien:
Het gaat in de meeste gevallen om de praktische uitvoering van het plan, waarbij geen belangen van derden worden geschaad.
Het criterium 'in verband met de werkelijke toestand van het terrein' is vooral aan de orde in situaties waarbij een terrein of gebied een geheel nieuwe inrichting krijgt en waarbij in het veld maar weinig aanknopingspunten zijn. Bij het uitzetten van het gebied blijkt dat de afmetingen niet exact gelijk zijn aan de coördinaten op tekening/in het digitale bestand en dat de situering van de nieuwe openbare wegen en de uitgeefbare percelen iets moet worden aangepast. Gezien de nauwkeurigheid van tegenwoordig, gaat het daarbij om centimeters in plaats van meters.
In het bestemmingsplan is de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' opgenomen. Op basis van deze aanduiding kan het college de hier geldende bestemmingen onder voorwaarden wijzigen.
De voorwaarden hebben onder andere betrekking op:
In dit bestemmingsplan zijn per kern diverse wijzigingsbevoegdheden opgenomen. In lid 62.3 tot en met 62.9 zijn de wijzigingsbevoegdheden per kern juridisch vastgelegd. Deze wijzigingsbevoegdheden hebben veelal betrekking op de wijziging naar een woonbestemming met bijbehorende bestemmingen zoals 'Tuinen', Verkeer', 'Groen' en 'Water'. Daarnaast zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om herstructurering mogelijk te maken.
Binnen overige kernen Hengstdijk, Kloosterzande, Lamswaarde, Ossenisse, Sint-Jansteen en Walsoorden zijn geen wijzigingsbevoegdheden opgenomen. De wijzigingsbevoegdheden die voorheen was opgenomen in Hulst Noord en Paal zijn inmiddels ingevuld. Derhalve zijn hier geen wijzigingsbevoegdheid meer opgenomen.
In dit artikel is bepaald dat voor de wettelijke regelingen waar in de regels naar verwezen worden, de regels gelden zoals deze luiden op moment van vaststelling van het bestemmingsplan.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen moet het bevoegd gezag toetsen of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid en wordt voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen. Met de regeling zoals hier is opgenomen wordt hierin voorzien. Hierbij geldt dat ten aanzien van voldoende parkeergelegenheid wordt gerefereerd aan de bepalingen zoals zijn opgenomen in parkeerbeleid. De gemeente Hulst kent geen specifiek parkeerbeleid maar hanteert hiervoor de CROW-normen. Bij toetsing aan dit artikel dient dan ook uit te worden gegaan van de meest recente parkeerkencijfers en richtlijnen voor laden en lossen.
Status: alleen aan de regels in Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels kunnen rechten worden ontleend. |
Dit hoofdstuk van de regels bevat 2 artikelen.
In artikel 64 Overgangsrecht is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 64.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid 64.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen. Van de mogelijkheid die artikel 3.2.3 Bro biedt om hieraan een persoonsgebonden overgangsrecht te koppelen, is geen gebruik gemaakt.
De titel of de naam van het bestemmingsplan is vastgelegd in artikel 65 van de regels.
Voor het ontwikkelen en in stand houden van een prettig leefklimaat dient bij ruimtelijke planvorming rekening gehouden te worden met de milieuhygiënische aspecten die door het plangebied en/of de omgeving hiervan worden opgelegd. Door rekening te houden met deze aspecten kan een goed leefklimaat worden ontwikkeld, waar mensen graag wonen, werken en recreëren. In dit hoofdstuk worden de verschillende milieuhygiënische aspecten die van belang zijn voor het plangebied nader toegelicht.
Volgens artikel 3.1.6 van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.
voor ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in functiewijzigingen, die een noodzaak voor het in beeld brengen van de bodemkwaliteit ter plaatse hebben. Om deze redenen is een historisch of verkennend bodemonderzoek in het kader van het bestemmingsplan niet noodzakelijk. Bij concrete plannen zal in de toekomst in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen een actueel bodemonderzoek moeten worden overlegd. Geconcludeerd wordt dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Waterbeheer en watertoets
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn meegenomen in de totstandkoming van de definitieve versie.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
Waterschap Scheldestromen is verantwoordelijk voor het beheer van het binnendijkse oppervlaktewater in Zeeland. Doel van het waterbeheer is het bereiken en in stand houden van een goede toestand van dit oppervlaktewater, zowel wat de waterkwaliteit betreft als de waterkwantiteit. Voor het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan is het plan van het voormalige waterschap Zeeuwse Eilanden van toepassing. Het gaat hierbij om 'integraal waterbeheer': waterzuiveringsbeheer en watersysteembeheer.
Het waterschap streeft met het beleid, beheer en onderhoud naar een optimale status en aanwezigheid van oppervlaktewater en grondwater, dat van geschikte kwaliteit is voor mens en omgeving. Dit wordt bereikt met veilige en duurzame systemen voor wateraanvoer, -afvoer en -berging. Het waterschap draagt zorg voor een veilig en goed bewoonbaar gebied met gezonde en duurzame watersystemen. Recreatief medegebruik en 'beleving' van het water hebben daarbij ook de aandacht.
Gemeentelijk beleid
Op 9 november 2013 is de visienota van het Stedelijk waterplan door de gemeenteraad van de gemeente Hulst vastgesteld. De visie ten aanzien van de thema’s verantwoordelijkheden, waterkwantiteit, waterkwaliteit en ecologie, water en ruimtelijke ordening, afvalwater en afkoppelen regenwater, monitoring en evaluatie en organisatie en communicatie is waar mogelijk gebaseerd op bestaande wet- en regelgeving, zoals vastgelegd door de EU, Rijk, provincie Zeeland, Waterschap Scheldestromen en de gemeente Hulst.
Daarnaast heeft de gemeente Hulst het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Hulst 2016-2021 vastgesteld. Het GRP dient onder andere om aan te geven hoe invulling wordt gegeven aan de zorgplicht voor de doelmatige inzameling en transport van afvalwater. Verder geeft de gemeente in dit document aan hoe ze omgaat met het grond- en hemelwater op haar grondgebied.
Alle nieuwbouw- en herstructureringsprojecten worden toekomstbestendig uitgevoerd. Verhard oppervlak wordt in principe volledig afgekoppeld. In een rioleringsplan (of waterparagraaf) zal worden nagegaan waar hemelwater kan worden ingezet voor de lokale waterhuishouding en aan welke eisen daarbij moet worden voldaan. Het hemelwater dat niet aan deze criteria voldoet, zal worden ingezameld en afgevoerd naar de RWZI.
Huidige situatie
Algemeen
De bodem in het plangebied bestaat uit zeekleigrond. In het plangebied is voor het grootste deel sprake van grondwatertrap VI. Verder komen ook de grondwatertrappen Vb, II, III, IV en Vb in het plangebied voor. In de tabel staat weergegeven wat deze watertrappen inhouden.
De maaiveldhoogte in het plangebied varieert tussen circa NAP -1,2 en +1,5 m.
Tabel 5.1 Watertrappen
grondwatertrap | gemiddelde hoogste grondwaterstand (m-mv) | gemiddelde laagste grondwaterstand (m-mv) |
II | <0,4 | 0,5-0,8 |
III | <0,4 | 0,8-1,2 |
IV | >0,4 | 0,8-1,2 |
V | 0,25-0,4 | >1,2 |
VI | 0,4-0,8 | >1,2 |
Vb | 25-40 | >120 |
Oppervlaktewater
Het oppervlaktewater in de gemeente Hulst is onder te verdelen in een paar hoofdgroepen, te weten:
Het oppervlaktewatersysteem, in de verschillende polders die Hulst rijk is, is een van de belangrijkste randvoorwaarden voor de gebruiksmogelijkheden in de gemeente. De afwatering in de gemeente rust op de aanwezigheid van een aantal gemalen die overtollig oppervlaktewater lozen op buitenwater (Westerschelde). Het waterschap Scheldestromen is algemeen waterbeheerder in Hulst. Het watersysteem van gegraven watergangen zorgt voor een zoetwatervoorraad, alsmede de ontwatering van de gemeente. De structuur in het watersysteem is tamelijk kunstmatig (gegraven), maar op enkele plekken volgt het de lijnen van voormalige kreken. De watersystemen bestaan uit primaire, secundaire en tertiaire waterlopen. Het primaire stelsel is een stelsel van hoofdwaterlopen dat naar het gemaal loopt. In dit stelsel wordt een streefpeil aangehouden. Het secundaire stelsel zorgt voornamelijk voor de kleinschalige afvoer van percelen en voert af naar het primaire stelsel. Naast primaire en secundaire waterlopen liggen binnen de gemeentegrenzen enkele kreekrestanten. Voorbeelden hiervan zijn de Graauwse Kreek, Zestig Voet, De Vogel en de Kreken rondom ‘Groot Eiland’.
De Westerschelde beschikt tevens over hoge natuurwaarden van regionaal/ nationaal belang. Belangrijkste voorbeeld hiervan zijn de slikken en schorren van het Verdronken land van Saeftinge. Naast deze natuurfunctie heeft met name de Westerschelde een zeer belangrijke vaarwegfunctie. De Westerschelde vormt immers de toegang tot de Antwerpse havens, één van de grootste wereldhavens. Een deel van de buitenwateren valt bij eb droog. Deze zandbanken, slikken en schorren, hebben zeer hoge natuurwaarden.
Riolering
Woningen binnen de kernen zijn allen aangesloten op de riolering (met uitzondering van éen woning in Heikant). Binnen de gemeentegrenzen ligt eveneens een aantal rioolwatertransportleidingen. Dit zijn de belangrijkste toevoerleidingen naar de rioolwaterzuiveringsinstallaties in en buiten de gemeente.
Waterkeringen (waterveiligheid)
Een belangrijke randvoorwaarde voor het bewoonbaar en bruikbaar maken van de gronden in de gemeente is de waterveiligheid. De polders en kernen waaruit Hulst bestaat, staan onder voortdurende dreiging van de waterstanden op de Westerschelde. De bescherming tegen het overstromingsgevaar bestaat uit een veelheid aan waterstaatswerken, te weten primaire waterkeringen die buitenwater keren, en regionale waterkeringen.
De primaire waterkeringen die buitenwater keren (categorie A) zijn de primaire waterkeringen langs de Westerschelde. Deze waterkeringen, alsmede de daarin aanwezige waterstaatswerken zijn van ‘primair’ belang voor de waterveiligheid in de gemeente. De primaire waterkeringen vormen tezamen een stelsel van Dijkringen.
Hulst is gelegen in Dijkring 32 (Zeeuws Vlaanderen). Regionale waterkeringen zijn overige waterkeringen die geen direct buiten water keren, maar wel van belang zijn bij eventuele calamiteiten. Deze keringen, die ook wel compartimenteringsdijken worden genoemd, zijn de overblijfselen van de polder en dijkenstructuur van weleer. Omwille van hun natuurlijke, landschappelijke, of cultuurhistorische functie waren deze voormalige waterkeringen reeds op vele vlakken ruimtelijk van belang en beschermenswaardig. Omwille van hun potentiële nut in geval van een dijkdoorbraak bij een primaire waterkering zijn deze regionale keringen door de provincie aangewezen als regionale waterkering. De regionale waterkeringen kunnen ondanks het kleinere formaat en mindere staat van onderhoud toch een groot overstromingsbeperkend of overstromingsvoorkomende rol vervullen.
Toekomstige situatie
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er zijn geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen gepland. Binnen de bestemmingsregels bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al dan niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.
Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid worden aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water worden gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van het aspect water. Het aspect water staat de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg. De vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem in het plangebied.
De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in de Wet natuurbescherming.
Gebiedsbescherming
Om negatieve effecten op de gebieden te voorkomen is in de Wet natuurbescherming een vergunningplicht opgenomen. Ruimtelijke ontwikkelingen die negatieve effecten hebben op de vastgestelde natuurwaarden van Natura 2000, zijn in beginsel niet toegestaan. Indien er een kans bestaat dat effecten zullen optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden.
Binnen de gemeente Hulst zijn enkele natuurgebieden aanwezig waarvan de waarden van zodanig belang zijn, dat ze zijn aangewezen als Natura 2000-gebied. Deze gebieden genieten daardoor wettelijke gebiedsbescherming. Het gaat enerzijds om de buitendijkse gebieden Westerschelde en het Verdronken land van Saeftinghe, en anderzijds om de Vogelkreek. De gebieden zijn gelegen buiten het plangebied van onderhavig bestemmingsplan.
Figuur 5.1: Ligging Natura 2000-gebieden in de gemeente Hulst
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) of Natuurnetwerk Nederland, is een wettelijk voorgeschreven samenhangend netwerk van bestaande en toekomstige natuurgebieden in Nederland. Het vormt de basis voor het nationale natuurbeleid. Streven is de ernstig bedreigde biodiversiteit in Nederland te stabiliseren. Vanaf 2014 zijn de provincies hiervoor verantwoordelijk, de rijksoverheid heeft de taken met betrekking tot de verdere ontwikkeling van het netwerk aan hen overgedragen. Het Natuurnetwerk Nederland is opgebouwd uit kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones en heeft een planologische bescherming.
De plangebieden van onderhavig bestemmingsplan zijn niet gelegen binnen gebieden die zijn aangewezen als Natuurnetwerk Nederland (Zeeland). Aan de randen van de kernen zijn dergelijke beschermde gebieden wel aanwezig.
Figuur 5.2: Natuurnetwerk Zeeland in gemeente Hulst en omgeving
De huidige situatie vormt geen aantasting van de beschermde natuurwaarden. Negatieve effecten als gevolg van het continueren van de huidige situatie of enige bouwactiviteiten zijn niet te verwachten.
Soortbescherming
De Wet natuurbescherming heeft betrekking op de in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën, vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten en op vaatplanten. Voor alle soorten geldt een zorgplicht. Dat betekent onder andere dat opzettelijke verstoring niet is toegestaan. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet naast de zorgplicht ook rekening gehouden worden met de Europees beschermde soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn. Van deze laatste groep is een lijst opgesteld met vogelsoorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn en een lijst met vogels waarbij inventarisatie gewenst is. Komen soorten van de hierboven genoemde beschermingsregimes voor dan is de eerste vraag of de voorgenomen activiteit effecten heeft op de beschermde soorten. Treden er effecten op dan dient er gekeken te worden of er passende maatregelen getroffen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en / of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen.
Naast Europees beschermde soorten kent de Wet natuurbescherming een lijst met Nationaal beschermde soorten (Artikel 3.10). De Wet natuurbescherming maakt invulling van de wet door provincies mogelijk, hierdoor kunnen provincies een eigen invulling geven aan de bescherming van soorten van de lijst nationaal beschermde soorten. In provincie Zeeland gelden vrijstellingen voor de algemene soorten voor de overige soorten gelden de verbodsbepalingen uit Artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming.
Gebiedsbescherming: Natuurbeschermingswet 1998
Het plangebied ligt nabij Natura 2000-gebieden en Natuurnetwerk Zeeland. De huidige situatie vormt geen aantasting van de beschermde natuurwaarden. Onderhavig bestemmingsplan voorziet in het continueren van de huidige situatie. Negatieve effecten zijn dan ook niet te verwachten.
Soortbescherming: Flora- en faunawet
Bij vergunningplichtig bouwen, vergunningvrij bouwen en regulier onderhoud en beheer van tuinen en gebouwen geldt rechtstreeks de Wet natuurbescherming en is het in voorkomende gevallen noodzakelijk ontheffing aan te vragen als een activiteit een negatief effect kan hebben op een beschermde soort. Daarbij dient bijvoorbeeld rekening te worden houden met de aanwezigheid van broedende vogels of vleermuizen in tuinen en in/op of onder daken.
Onderhavig bestemmingsplan is consoliderend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Er is dan ook geen sprake van bedreiging van beschermde soorten.
Bij de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid of het afwijken van specifieke bestemmingen moet een nadere beoordeling beschikbaar zijn. Mogelijk dient op termijn een ontheffing ingevolge de Wet natuurbescherming te worden aangevraagd.
Het archeologisch beleid van de gemeente Hulst is vastgelegd in het bestemmingsplan Archeologische & Aardkundige Waarden. Het archeologiebeleid van de gemeente Hulst omvat de volgende onderdelen:
In het nieuwe archeologische beleid is een inventarisatie gemaakt van alle bodemlagen, inclusief het overstromingspakket met daarin geulen en kreken. Per geologische laag is de verwachting op archeologische waarden bekeken en ingedeeld in categorieën van archeologische verwachting op waarden in deze laag.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het buitengebied en de gewaardeerde kernen, omdat de kernen specifieke archeologische waarden uit de middeleeuwen en/of nieuwe tijd bevatten die kenmerkend zijn voor een dorp of stad. Daarbij staat niet enkel de opbouw van de bodem centraal, maar vooral wat de mens met en in die bodem heeft gedaan. In de gewaardeerde kernen op de archeologische beleidskaart is met zekerheid bewoning geweest en is er vaak sprake van ophoogpakketten die door menselijk handelen tot stand zijn gekomen.
Als instrument van het archeologiebeleid dient de Archeologische beleidskaart van de gemeente Hulst 2016. De hoogste verwachting is hierbij leidend (zie Bijlage 2).
Het archeologiebeleid van de gemeente Hulst is het resultaat van het samenvoegen van meerdere beleidsdocumenten waardoor de hoogste verwachting is opgenomen in het kaartbeeld. In het kader van het Zeeuws-Vlaamse samenwerkingsverband is gekozen om Zeeuws-Vlaanderenbreed eenzelfde methodiek in beleid te voeren. Op de beleidskaart zijn in totaal 7 verschillende categorieën opgenomen, verschillend van vrijgesteld oppervlakte en diepte. De categorieën 4 en 5 zijn om die reden in oppervlaktevrijstellingsgrenzen verruimd. Categorie 6 is volledig vrijgesteld van onderzoek.
De gemeente heeft op basis van het in 2011 opgestelde beleid een selectiebesluit gemaakt in welke dorpen en steden zij meer onderzoek wil doen naar de ontstaansgeschiedenis van dit dorp of deze stad. Deze selectiebesluiten, met uitzondering van de kern Nieuw-Namen, zijn ongewijzigd overgenomen in het herziene beleid. (In Nieuw-Namen zijn in het recente verleden ontdekkingen gedaan die niet stroomlijnen met het eerdere opgestelde beleid in 2011, daarom is in het vigerende beleid Nieuw-Namen opgenomen in het selectiebesluit. De volgende dorpen en steden zijn daarbij opgenomen in het beleid en zijn aangeduid als gewaardeerde kern op de Archeologische Beleidskaart (zie bijlage 2), Categorie 3). Het gaat hierbij niet om de gehele bebouwde kom maar om het deel dat op de Archeologische Beleidskaart als oranje zone (Categorie 3) is aangeduid.
Clinge is gelegen in de in 1616 (her)dijkte Clingepolder. Aan de andere kant van de rijksgrens ligt het Belgische dorp De Klinge. Het langgerekte dorp Clinge bestaat voornamelijk uit aaneengesloten lintbebouwing. De lange dorpsstraat ('s-Gravenstraat) loopt bijna ongemerkt over in het Belgische De Klinge. In de periode 1850-1950 heeft de bebouwing aan de 's-Gravenstraat en Molenstraat zich verdicht. De beleidskaart uit 2006 komt hierbij te vervallen. Enkel nog de zone bij de molen wordt als kern gezien, met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1. Het overig deel van de kern van Clinge valt onder Waarde - Archeologie 2, waarbij de hoge verwachting bestaat vanwege het dekzand in de ondergrond (500 m² vrijstelling).
Heikant is een langgerekt dorp, dat onderdeel uit maakt van de lintbebouwing Sint Jansteen-Heikant-Koewacht-Zuiddorpe, die gelegen is in het dekzandgebied. Het oudste gedeelte van het dorp bevindt zich aan de Magdalenastraat, Vlasstraat en Ellestraat. Er is echter niet veel oude bebouwing over. Na de bouw van de RK-kerk (1931) met begraafplaats en pastorie aan de Julianastraat, vond hier enige centrumvorming plaats. Heikant is vergroeid met 't Hoekje (niet opgenomen in begrenzing van dit bestemmingsplan). Omdat geen archeologische informatie voorhanden is, is geen nadere lokale waardering te geven. In het beleid is het bebouwde gebied rond 1830 als begrenzing voor een nieuw terrein van archeologische (dorps- of stadskern-)verwachting opgenomen, met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1.
De parochie werd in 1161 gesticht en is een van de oudste in Oost-Zeeuws Vlaanderen. De kerk is in 1263 verplaatst naar het huidige Hengstdijk. De dijk waarop het is gebouwd werd opgeworpen in 1161. Hengstdijk is een dijkdorp. Rond 1830 bestond de kern uit bebouwing aan de dijk (Plevierstraat-Sint Josephstraat) en langs de daar dwars op staande Hengstdijkse Kerkstraat. Bij het kruispunt van deze straat en de dijk bevond zich de RK-kerk (die in 1892 werd vervangen door de huidige kerk). In de periode 1830-1950 verdichtte en verlengde de bebouwing zich enigszins langs de bestaande wegen. Omdat geen archeologische informatie voorhanden is, is geen nadere lokale waardering te geven. In het beleid is het bebouwde gebied rond 1830 als begrenzing voor een nieuw terrein van archeologische (dorps- of stadskern-)verwachting opgenomen (dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1), met uitzondering van het westelijke deel, waar de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 is opgenomen.
Binnen het bestemmingsplan Kernen Hulst is de vesting Hulst buiten het plangebied gehouden. Hiervoor is recent een apart bestemmingsplan opgesteld. Het selectiebesluit heeft betrekking op alleen de vesting. De overige delen van Hulst (Hulst Noord en Hulst Zuid) zijn niet opgenomen als gewaardeerde kern, maar hier is op basis van de ondergrond de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2.
Het dorp is gelegen in de St. Jansteenpolder (bedijkt vóór 1585), aan de Belgische grens en is tegenwoordig praktisch aan Sint Jansteen vast gegroeid. In Kapellebrug ligt de kapel van O.L. Vrouw van Ter Eecken. Deze kapel wordt al heel vroeg genoemd in de stadsrekening van Hulst. Tussen 1570 en 1580 werd de kapel verwoest door de Watergeuzen, in 1623 werd ze weer opgebouwd. Door verval werd de kapel in 1933 opnieuw gebouwd op de oorspronkelijke fundamenten. Kapellebrug bestaat uit lintbebouwing langs de voormalige turfvaart, Gentsevaart (nu de N290). Omdat weinig archeologische informatie voorhanden is, is geen nadere lokale waardering te geven. In het beleid is het bebouwde gebied rond 1830 als begrenzing voor een nieuw terrein van archeologische (dorps- of stadskern-)verwachting opgenomen en heeft in het bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 gekregen.
Kloosterzande heeft zich ontwikkeld rond de uithof Ter Zande (AMK 13788). Het betreft een uithof met kapel van de Cisterciënzer abdij Ter Duinen, uit circa 1250. Het grote, omgrachte en ommuurde complex werd verwoest in 1576. De kapel werd weer opgebouwd in 1609 (de huidige NH-kerk). In de 17e eeuw werd het Hof te Zande gebouwd ter plaatse van de voormalige uithof. Kloosterzande vormt tegenwoordig min of meer een dubbeldorp met Groenendijk. Groenendijk dankt zijn ontstaan aan een schuilkerk voor katholieken die aan het eind van de 17e eeuw werd gebouwd aan de 'groene' scheidingsdijk tussen de Zandepolder (bedijkt voor 1170) en de Mariapolder (bedijkt rond 1200). Kloosterzande vormt tegenwoordig min of meer een dubbeldorp met Groenendijk, beiden dijkdorpen. Rond 1830 bevond de bebouwing van Kloosterzande zich in de omgeving van het Hof te Zandeplein en aan het oostelijk deel van de tegenwoordige Cloosterstraat. De bebouwing van Groenendijk bevond zich aan weerszijden van de gelijknamige dijk.
In de periode 1850-1950 groeide Groenendijk vast aan Kloosterzande, doordat de bebouwing aan de tegenwoordige Cloosterstraat zich verlengde. Uitbreiding en verdichting vonden eveneens plaats langs overige bestaande wegen of dijken, zoals de Hulsterweg en het Poolsplein. Omdat geen archeologische informatie voorhanden is (naast het kloostercomplex AMK-terrein 13788), is geen nadere lokale waardering te geven. In het beleid is het bebouwde gebied rond 1830 als begrenzing voor een nieuw terrein van archeologische (dorps- of stadskern-)verwachting opgenomen en heeft in het bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 gekregen.
Het huidige Nieuw-Namen heette vroeger Hulsterloo. In een oorkonde uit het jaar 1136 wordt Hulsterloo al genoemd. Het vroeg-middeleeuwse Hulsterloo is bekend geworden door een kapel en een klooster van Norbertijnen, die mogelijk ter plekke van de Kapellenberg hebben gestaan. Na de verwoesting van de kapel en de eigendommen van de Norbertijnen in 1578 en 1580 en de grote overstromingen in die jaren is het dorp verlaten. Door de steeds verder gaan inpolderingen van het Verdronken Land van Saefthinge groeide de nederzetting weer in de 19e eeuw en kreeg hij de naam Kauter. In 1858 werd een eigen parochie opgericht onder de naam Nieuw-Namen, naar het verdronken dorp Namen. Nieuw-Namen is een grensdorp, dat ligt naast het Belgische dorp Kieldrecht. Het dorp heeft zich in de periode 1850-1950 niet veel uitgebreid. De bebouwing heeft zich slechts verdicht. In 1860 werd in de hoofdstraat (de Hulsterloostraat) een RK-kerk gebouwd met een pastorie en een begraafplaats.
In Nieuw-Namen wordt de zone bij het fort als vindplaats gezien, met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1. Het overig deel van de kern van Nieuw-Namen heeft de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2, waarbij de hoge verwachting bestaat vanwege het dekzand in de ondergrond (500 m² vrijstelling).
Voor de kern Nieuw-Namen geldt enkel een vrijstelling van 50 m² voor het fort (dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1). Voor het overige deel van Nieuw-Namen geldt en vrijstelling van 500 m² (dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2).
Het oude Ossenisse wordt al vermeld in 1170 en in het begin van de 13e eeuw wordt het genoemd als parochie. Het oude Ossenisse lag vermoedelijk meer westelijk, in de huidige Westerschelde. Na de bedijking in 1401, ontstond het huidige dorp in de Nijspolder, deze is herdijkt in 1610. De abdij Ter Duinen had een uithof in Ossenisse, de locatie is echter niet bekend. Ossenisse heeft een eenvoudig rechthoekig stratenpatroon. Rond 1830 bestond de kern uit enige bebouwing aan de Dorpsstraat bij de RK-kerk. In de periode 1850-1950 heeft enige uitbreiding plaats gevonden langs de Dorpsstraat, de zuidzijde van de Lageweg (verlenging naar het westen) en de westzijde van de Kipstraat. Achter de bebouwing van de Dorpsstraat werden diverse boerenschuren opgetrokken. Omdat geen archeologische informatie voorhanden is, is geen nadere lokale waardering te geven. In het beleid is het bebouwde gebied rond 1830 als begrenzing voor een nieuw terrein van archeologische (dorps- of stadskern-)verwachting opgenomen en heeft in het bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 gekregen.
Sint Jan ter Steene was een heerlijkheid. Vermoedelijk heeft er een kasteel met kapel gestaan. Steen kan verwijzen naar stenen huis of toren, een verdedigbare versterking. In 1256 was Sint Jan ter Steene een parochie met kerk en halverwege de 14e eeuw bezat het dorp een gasthuis met 'capelrie'. In 1747 werd het dorp platgebrand. De nieuwe kapel werd in 1936 gebouwd op de plaats van een oude kapel. Ten oosten van het dorpen lagen enkele schansen.
Sint Jansteen maakt onderdeel uit van de lintbebouwing Sint Jansteen-Heikant-Koewacht-Zuiddorpe die gelegen is in het dekzandgebied. De bebouwing breidde zich uit aan de bestaande wegen in de vorm van lintbebouwing, bijvoorbeeld richting Kapellebrug en richting Heikant.
Omdat geen archeologische informatie voorhanden is, is geen nadere lokale waardering te geven. In het beleid is het bebouwde gebied rond 1830 als begrenzing voor een nieuw terrein van archeologische (dorps- of stadskern-)verwachting opgenomen en heeft in het bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 gekregen.
Voor de gewaardeerde kernen geldt een vrijstelling in diepte zoals op de vrijstellingenkaart is weergegeven en een oppervlakte gelijk of kleiner dan 50 m².
De ontstaansgeschiedenis van de kernen Graauw, Lamswaarde, Vogelwaarde, Terhole en Walsoorden zijn voor de gemeente Hulst geen onderwerp van onderzoek. De relatief jonge ouderdom van deze kernen wordt door de gemeente niet archeologisch relevant geacht. Resten van bewoning zijn op oude kaarten vanaf 1811 goed gedocumenteerd waardoor archeologie een beperkte toegevoegde waarde heeft naar onderzoeksvragen ten aanzien van de ontstaansgeschiedenis van deze kernen.
In 2017 vond een update plaats van de vindplaatsanalyse uit 2011. Deze zijn weergegeven op de Vindplaatsenkaart in het vigerende beleid. Hierbij zijn alle archeologische vindplaatsen opgenomen die door de gemeente als archeologisch waardevol worden geacht. Het gaat om vindplaatsen die niet als kern zijn opgenomen op de Archeologische Beleidskaart maar als terrein met een bekende archeologische waarde (Categorie 2). Deze vindplaatsen hebben een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1. Voor de diepte wordt verwezen naar de vrijstellingenkaart.
Cultuurhistorie is – omdat het in belangrijke mate bepalend is voor de regionale identiteit – benoemd tot één van de omgevingskwaliteiten van Zeeland. Naast het vastleggen van de verschillende objecten zijn in de cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) ook verschillende gebieden opgenomen met bijzondere cultuurhistorische waarden. De provincie Zeeland geeft prioritair aandacht aan deze gebieden en heeft hier inpasbaarheidstrategieën voor opgesteld, afhankelijk van hun waarde en ontwikkelingsmogelijkheden. De strategieën zijn:
Voor historische geografie zijn een aantal categorieën en elementen onderscheiden, op basis van hun belang voor de ontwikkeling van het landschap. Ze geven inzicht in de ontwikkeling van de diverse functies, die het stedelijk en landelijk gebied voor de mens door de tijd heen hebben gehad. Deze elementen zijn allemaal geïnventariseerd, wanneer ze nog herkenbaar waren in het landschap. Verdwenen elementen zijn niet opgenomen.
De waardering van het element is gemaakt op grond van samenhang, gaafheid, kenmerkendheid (voor gebied en/of ontwikkeling) en zeldzaamheid. Er wordt onderscheid gemaakt in een redelijk hoge, hoge en zeer hoge waardering. In het plangebied komen geen historisch geografische elementen voor.
Bij (steden)bouwkunst zijn zowel de historische betekenis (zowel lokaal als nationaal) als de architectonische en stedenbouwkundige waarde van belang. Dit laatste houdt in dat gekeken is naar gaafheid, kenmerkendheid en uniciteit van een bouwwerk, een onroerend object of een stedenbouwkundig gebied. De Rijksmonumenten zijn geselecteerd volgens artikel 1b van de Monumentenwet 1988: alle vóór ten minste vijftig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde; terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken.
Binnen de gemeente In Hulst komen tal van cultuurhistorische elementen voor. Er zijn veel cultuurhistorisch waardevolle gebouwen te vinden, welke kenmerkend zijn voor de omgeving. Vrijwel elke kern kent één of meerdere Rijksmonumenten. Aangezien deze monumenten zijn beschermd door middel van de monumentenwet zijn binnen dit bestemmingsplan geen extra beschermende regels opgenomen.
De bouwwerken en ensembles uit de periode 1850-1945 zijn rond 1990 op rijksinitiatief op basis van criteria als gaafheid, kenmerkendheid voor periode en herkenbaarheid geselecteerd (MIP-objecten en -gebieden).
Op basis van de cultuurhistorische waardenkaart van Zeeland valt het oude centrum en gedeeltelijk ook gedeelten van de gebieden Hulst Noord en Hulst Zuid binnen het reeds aangewezen (beschermd) stadsgezicht. Het gebied binnen dit beschermd stad- en dorpsgezicht wordt in onderhavig bestemmingsplan planologische beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht'.
Voor de cultuurhistorisch waardevolle gebieden is gekeken naar concentratie en samenhang van waardevolle elementen. De grotere concentraties ‘gestapelde’ waarden zijn met de Belvederegebieden afgedekt. Daarnaast is in landschappelijk opzicht de geschiedenis van Zeeland steeds bepaald geweest door de omgang met vooral het buitenwater, in mindere mate het binnenwater. Daarom is gekozen voor het toevoegen van een aantal waardevolle gebieden, die de Zeeuwse waterlandgeschiedenis (‘Omgang met water’) aangeven in het tegenwoordige landschap. Dit zijn:
Op grond van de cultuurhistorische hoofdstructuur maken de kernen in onderhavig bestemmingsplan geen onderdeel uit van een van bovenstaande gebieden.
De bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' is naast grondgebonden agrarische bedrijven tevens bedoeld voor het behoud en het herstel van de aanwezige natuur- en/of landschappelijke- en/of cultuurhistorische waarden.
Binnen de bestemmingen 'Agrarisch - Kernrandzone' en 'Groen' is de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' opgenomen om de aanwezige cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en ontwikkelen. Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' is diezelfde aanduiding opgenomen ter behoud van de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.
Aangezien onderhavig bestemmingsplan conserverend van aard is en er geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, worden er geen cultuurhistorisch waardevolle objecten bedreigd. De aanwezige cultuurhistorisch waardevolle objecten worden bovendien door middel van dubbelbestemmingen en/of aanduidingen beschermd.
Het landschap in de gemeente Hulst is van nature vormgegeven door water en wind. Stormvloeden zijn van grote betekenis geweest voor de vorming ervan. De gecombineerde werking van zeewater, rivierwater en wind heeft naast de vorm van het landschap ook de samenstelling van de ondergrond bepaald. De natuurlijke ontstaansgeschiedenis is niet altijd meer in het huidige landschap te herkennen. Het land is door de mens in gebruik genomen, in cultuur gebracht. In eerste instantie is de wijze waarop de mens het landschap in gebruik heeft genomen sterk beïnvloed door de aardkundige omstandigheden van het landschap. De hogere delen in het landschap, zoals oeverwallen en strandwallen, hebben door hun hogere ligging lange tijd de vestigingslocaties van de mensen bepaald. Naarmate de (technische) mogelijkheden, de welvaart en de bevolkingsgroei toenamen, zijn ook de in eerste instantie ongunstige gebieden in cultuur gebracht. Met alle technische kennis en mogelijkheden van deze tijd heeft het Zeeuwse landschap de huidige vorm gekregen. Vanuit aardkundig oogpunt gezien is het gehele Zeeuwse landschap van aardkundige betekenis. Het is echter, gezien de vele andere functies van het landschap, niet mogelijk/wenselijk om de hele provincie of gemeente als aardkundig waardevol gebied op de kaart te zetten. Daarom werd voor de gemeente Hulst een Aardkundig waardevolle gebiedenkaart (selectie van aardkundig waardevolle gebieden) gemaakt, waaruit de gemeente vervolgens 2 gebieden heeft uitgekozen om planologisch te beschermen.
In de gemeente Hulst liggen de volgende Aardkundig waardevolle gebieden:
Het Verdronken Land van Saeftinghe en de Meester van der Heijdengroeve werden door de Provincie Zeeland tevens aangewezen tot Aardkundig Monument.
De gemeente Hulst heeft op basis van de inventarisatie uit 2008 en vaststelling door de Provincie Zeeland in 2013 van de Aardkundig waardevolle gebieden een keuze gemaakt om twee van deze aardkundig waardevolle gebieden een planologische bescherming te geven in het paraplubestemmingsplan Hulst Archeologische en Aardkundige waarden (2016). Bij deze keuze is de afweging gemaakt om kleinere gebieden op te nemen die zonder bescherming mogelijk door dynamische ruimtelijke ontwikkelingen zouden kunnen verdwijnen. Binnen het plangebied heeft de gemeente onderstaande aardkundige waarde specifiek beschermd:
Nieuw-Namen - Meester van der Heijdengroeve
In deze groeve, tot begin van de 21ste eeuw grotendeels in gebruik als vuilnisbelt, komen lagen uit het Plioceen aan de oppervlakte. Dit is de laatste periode van het Boven-Tertiair (of Neogeen). Deze periode gaat vooraf aan het Pleistoceen. De afzettingen in de groeve zijn ongeveer 3 miljoen jaar geleden gevormd toen dit gebied een kustvlakte was met (Pliocene) zanden aan het oppervlak. Dit maakt deze plek uniek in Nederland!
In de onderste lagen van de groeve die zichtbaar zijn komen resten van zandbanken voor waarin dieren zoals zee-egels, krabben en wormen gangen gemaakt hebben. Deze zijn nu nog herkenbaar als gat en als versteende gang (zie Afbeelding 5).
Aan het begin van het Pleistoceen, circa 2,5 miljoen jaar geleden, ontwikkelde zich een bodem in de kustsedimenten. De kust lag toen niet meer bij Nieuw-Namen. Een mooi en opvallend restant van deze bodem zijn de ijzerzandsteenbanken die nu nog in de groeve te zien zijn. Dit is een hele harde laag en juist omdat deze laag zo hard is, is de kauterheuvel bewaard. De lagen die erna bovenop afgezet zijn, zijn verdwenen. Enkel de schelpen die verkit zijn in het zand zijn nog overgebleven . Er zit in tijd een gat van 2,5 miljoen jaar tussen de Pliocene zandlaag en het pleistoceen dekzand dat nu aan het oppervlak ligt. In dat Pleistocene dekzand komen ook archeologische sporen en resten voor uit de Vroege en Late prehistorie. Zo werden vele vuursteenvondsten ontdekt en twee handgevormde potten uit de Bronstijd (ca. 1000 voor Christus).
Figuur 5.3 versteende wormgang uit zandbanken. (Bron: Edufact!)
Vanaf de 17e eeuw was deze locatie een zandgroeve. In de 20ste eeuw werd de grote zandput opgevuld met voornamelijk huishoudelijk afval. In 1963 kwam daar een eind aan en in 1983 werd de groeve een klein deel (zie Afbeelding 6) opengesteld voor geïnteresseerden. In 2010 vond een grote bodemsanering plaats in de groeve en werd de huisvuilbelt grotendeels verwijderd. Staatsbosbeheer heeft de groeve opnieuw ingericht en opengesteld voor het grote publiek.
Woningen en onderwijsgebouwen/ scholen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidsgevoelige functie aangemerkt. Indien in een bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidszone van een weg of indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidszone van een bedrijventerrein. Een nieuwe geluidsgevoelige functie dient te voldoen aan bepaalde wettelijke normen.
In het bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij het aantal geluidsgevoelige functies kan uitbreiden. Akoestisch onderzoek is dan ook niet nodig.
Het aspect wegverkeerslawaai of industrielawaai is voor voorliggend bestemmingsplan niet relevant.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Milieuzonering
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Hoe hoger de milieubelasting van het bedrijf, hoe hoger de categorie is waaronder het bedrijf valt. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering en is ingedeeld volgens de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI) die onder andere wordt gebruikt door het Centraal bureau voor de Statistiek en de Kamers van Koophandel. In dit bestemmingsplan worden twee verschillende staten gehanteerd:
Voor een uitgebreide toelichting op beide staten en de toepassing daarvan wordt verwezen naar Bijlage 5.
Inschaling van bedrijven
Met behulp van beide staten wordt ook de mate van milieubelasting van de al aanwezige bedrijven en bedrijfsactiviteiten globaal beoordeeld. Dit heeft geresulteerd in een inschaling van de verschillende bedrijven in de desbetreffende milieucategorieën van de staten. Hieruit blijkt dat de meeste bedrijven die zijn gevestigd in de bebouwde kom in categorie B1 vallen. Categorie B1-bedrijven kunnen direct naast of beneden woningen in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging worden toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.
De meeste bedrijven op de bedrijventerreinen vallen in de categorieën 2, 3.1. of 3.2. Enkele bedrijven vallen in categorie 4.1. Deze bedrijven passen vanwege de aard en omvang niet in de hiervoor aangegeven milieuzonering. Voor deze bedrijven gelden op grond van milieuwetgeving beperkingen voor de bedrijfsvoering. In planologisch opzicht zullen bestaande rechten echter worden gerespecteerd.
Voor zover bedrijven in de bebouwde kom niet aan milieuwetgeving kunnen voldoen, is verplaatsing gewenst naar een bedrijventerrein waar ook op langere termijn kan worden voldaan aan de (veranderende) milieuwetgeving en dat voldoende ruimte biedt voor een gezonde bedrijfsontwikkeling.
Een aantal bedrijven kan niet worden ingeschaald in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' en Staat van Bedrijfsactiviteiten. Ook voor deze bedrijven zullen de huidige bedrijfsactiviteiten in planologisch opzicht worden gerespecteerd. Door middel van specifieke aanduidingen worden deze bedrijven concreet geregeld.
Zowel voor de bedrijven die niet passen binnen de aangegeven milieuzonering als de bedrijven die niet kunnen worden ingeschaald is het van belang dat de huidige bedrijven reeds lange tijd in het plangebied zijn gevestigd.
Klachten over bedrijven
Bij de gemeente zijn geen klachten van omwonenden over de aanwezige bedrijven bekend.
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van woningen binnen het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Tevens worden bedrijven door het voorliggende bestemmingsplan niet in hun bedrijfsvoering beperkt. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de vaststelling van dit bestemmingsplan daarom niet in de weg.
Voor het reguleren van horecabedrijven is een Staat van Horeca-activiteiten beschikbaar. In dit bestemmingsplan wordt hiervan gebruik gemaakt.
Vergelijkbaar met de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten drie hindercategorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën): lichte, middelzware en zware horeca. Voor een uitgebreide toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar Bijlage 6.
Inschaling en toelaatbaarheid
Uit milieuhygiënisch oogpunt kunnen in het plangebied horeca-activiteiten uit maximaal categorie 1 rechtstreeks toelaatbaar worden geacht. Dit zijn lichte horecabedrijven die over het algemeen slechts beperkt hinder veroorzaken voor omwonenden. De gemeente kiest echter voor een scherper toelatingsbeleid en laat in navolging van de voorheen geldende bestemmingsplannen alleen horecabedrijven toe waar deze in het verleden al toelaatbaar waren.
Inschaling van horecabedrijven
De thans gevestigde horecabedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de desbetreffende milieucategorieën van de Staat. Daaruit blijkt dat ongeveer de helft van de bedrijven in categorieën 1a of 1b valt. De cafés en de bedrijven met zalenverhuur vallen in categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten.
Het bovenstaande betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Staat van Horeca-activiteiten geeft namelijk een algemene indeling van de hinderlijkheid van horecabedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. In bepaalde gevallen kan onder voorwaarden worden meegewerkt aan de vestiging van een zwaardere categorie. Dit is het geval als het bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld.
Klachten over horecabedrijven
Voor zover bij de gemeente bekend veroorzaken de horecabedrijven geen structurele en/of parkeerhinder.
In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering voor horeca die in de bestemmingsplanregeling en op de verbeelding is opgenomen, zorg gedragen voor een goede afstemming tussen gevoelige functies (zoals woningen) en horeca-activiteiten.
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschreden wordt.
Bevi-inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR. Wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
De provincie heeft beleid opgesteld voor het omgaan met het groepsrisico voor gevallen waarbij het invloedsgebied bij weertype F1.5 (zeer stabiel, zeer licht winderig 1,5m/s) groter is dan 1500 m. Afgesproken is om dan uit te gaan van het invloedsgebied bij weerklasse D5 (overdag, het meest voorkomende weertype met wind, 5m/s).
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Op enkele punten wijkt het BEVT af van het BEVI. Het Basisnet is landelijk knelpuntvrij opgeleverd. Dat betekent dat bij het vaststellen geen kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contour( basisnetafstand) zijn geconstateerd. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in besluiten die betrekking hebben op gronden in de omgeving van een basisnetroute en besluiten van bestemmingsplannen waarvan gronden binnen de basisnetafstand van een basisnetroute liggen. Nieuwe kwetsbare objecten zijn niet toegestaan binnen de basisnetafstand. Hiermee worden ontwikkelingen bedoeld waarin het vorige bestemmingsplan of beheersverordening niet voorzag. Bij bestemmingsplanprocedures zorgt de gemeenteraad er voor dat er geen kwetsbare objecten binnen de basisnetafstand geprojecteerd worden.
In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn basisnetafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet voor het Basisnet Weg plasbrandaandachtsgebieden benoemd . Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt verder dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.
Risicovolle inrichtingen
In (de omgeving van) het plangebied zijn verschillende risicorelevante inrichtingen aanwezig. Op deze inrichtingen wordt hierna ingegaan.
Binnen de gemeente Hulst zijn diverse risicorelevante inrichtingen aanwezig. In deze paragraaf wordt bekeken of er risicorelevante inrichtingen binnen de kernen aanwezig zijn of van invloed zijn op de kernen Clinge, Graauw, Paal, Heikant, Hengstdijk, Hulst, Kapellebrug, Kloosterzande, Lamswaarde, Nieuw-Namen, Ossenisse, Sint-Jansteen, Terhole, Vogelwaarde en Walsoorden.
Clinge
Op basis van de risicokaart wordt geconcludeerd dat er in of nabij de kern Clinge geen risicorelevante inrichtingen aanwezig zijn.
Graauw
In de nabijheid van de kern Graauw is, aan de Willem Hendriksstraat 12 een risicorelevante inrichting aanwezig. Het betreft een bedrijf waar de opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het betreft hier de opslag van Propaan of een ander vloeibaar gemaakt brandbaar gas in een propaantank van 5.000 liter. De bijbehorende risicoafstand (PR 10-6) bedraagt 15 m. De afstand vanaf de inrichting tot de kern Graauw is ruim 250 m. Het bestemmingsplan wordt dan ook niet beïnvloed door de aanwezigheid van deze inrichting.
Heikant
Aan de Julianastraat 52 in de kern Heikant is een inrichting aanwezig waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn. Voor deze inrichting is echter geen PR 10-6 contour aanwezig. De terreingrens vormt de feitelijke risicocontour. Aangegeven wordt dat het groepsrisico niet wordt overschreden. Aangezien onderhavig bestemmingsplan niet voorziet in wijzigingen ten opzichte van de bestaande situatie, heeft deze inrichting geen invloed op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Aangrenzend aan het plangebied van Heikant is aan de Vylainlaan 14 ook een risicorelevante inrichting aanwezig. Ter plaatse van het bedrijf vindt de opslag van propaan of een ander vloeibaar gemaakt brandbaar gas plaats in een propaantank van 3.000 liter. De bijbehorende risicoafstand (PR 10-6) bedraagt 10 m. De risicocontour is gelegen binnen de inrichtingsgrenzen en reikt derhalve niet tot aan het plangebied. Nader onderzoek is, ook gezien het conserverende karakter van dit bestemmingsplan, niet nodig.
Ook ter plaatse van de Oud Ferdinandusdijk 20 vindt opslag van propaan of een ander vloeibaar gemaakt brandbaar gas plaats. Hier vindt de opslag plaats in een propaantank van 8.000 liter. De bijbehorende risicoafstand (PR 10-6) bedraagt 15 m. Deze risicocontour is gelegen binnen de inrichtingsgrenzen en reikt niet tot het plangebied.
Hengstdijk
In of nabij de kern Hengstdijk zijn conform de risicokaart geen risicobronnen aanwezig.
Hulst
In of nabij de kern Hulst zijn diverse risicorelevante inrichtingen aanwezig:
Deze risicovolle inrichtingen hebben dan ook geen invloed op onderhavig conserverend bestemmingsplan.
Kapellebrug
In of nabij de kern Kapellebrug zijn twee risicorelevante inrichtingen aanwezig. De bijbehorende adressen zijn Gentsevaart 79 en Gentsevaart 8. Dit betreffen beide benzineservicestations met LPG. De aan te houden risicocontouren houden voornamelijk verband met de aanwezigheid van LPG. De vulpunten, reservoirs, en afleverinstallaties zijn voorzien van een risicocontour. Binnen de betreffende risicocontouren zijn in de huidige situatie echter geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig. Aangezien onderhavig bestemmingsplan vooral de bestaande situatie voortzet, hebben de inrichtingen geen invloed op de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Kloosterzande
Binnen de kern Kloosterzande zijn enkele risicorelevante inrichtingen aanwezig:
Deze risicovolle inrichtingen hebben geen invloed op onderhavig conserverend bestemmingsplan.
Lamswaarde
In of nabij de kern Lamswaarde zijn conform de risicokaart geen risicobronnen aanwezig.
Nieuw-Namen
In of nabij de kern Nieuw-Namen zijn conform de risicokaart geen risicobronnen aanwezig.
Ossenisse
Nabij de kern Ossenisse is een risicorelevante inrichting aanwezig aan het Molenpad 9. Ter plaatse van het bedrijf vindt de opslag van propaan of een ander vloeibaar gemaakt brandbaar gas plaats in een propaantank van 3.000 liter. De bijbehorende risicoafstand (PR 10-6) bedraagt 10 m. De risicocontour reikt echter niet tot aan het plangebied.
Paal
In of nabij de kern Paal zijn conform de risicokaart geen risicobronnen aanwezig.
Sint-Jansteen
In of nabij de kern Sint Jansteen zijn conform de risicokaart geen risicobronnen aanwezig.
Terhole
In of nabij de kern Terhole zijn conform de risicokaart geen risicobronnen aanwezig.
Vogelwaarde
In of nabij de kern Volgelwaarde zijn twee risicorelevante inrichtingen aanwezig:
Gezien de afstand tot het plangebied van onderhavig conserverend bestemmingsplan, hebben deze inrichtingen geen invloed op de uitvoerbaarheid.
Walsoorden
In of nabij de kern Walsoorden zijn conform de risicokaart geen risicobronnen aanwezig.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Vervoer van gevaarlijke stoffen in leidingen
Binnen de gemeente Hulst vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats door de aardgasleiding A-667 (uitwendige diameter: 48 inch, maximale werkdruk: 80 bar). Doordat het voorliggende bestemmingsplan consoliderend van aard is, zal het groepsrisico niet toenemen. De aanwezigheid van de leiding staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
Figuur 5.4: Fragment risicokaart met leidingentracé en vervoer gevaarlijke stoffen over water
Aan de westzijde van de kern Hulst loopt een gasleiding van de Gasunie. Het betreft de gasleiding A 530. Deze leiding kent echter geen plaatsgebonden risicocontour. Het Groepsrisico dient conform artikel 12 van het BEVB (Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen) vastgesteld te worden. In Bijlage 13 is een kwalitatieve risicoanalyse opgenomen. HIeruit blijkt dat er geen knelpunten zijn voor wat betreft het plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Binnen de gemeente Hulst zijn overigens meer gasleidingen aanwezig. Deze zijn echter niet gekwalificeerd als gevaarlijk in het kader van externe veiligheid. Desalniettemin worden de betreffende leidingen in onderhavig bestemmingsplan wel beschermd. Zie ook paragraaf 5.12.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water
In de omgeving van het plangebied vindt vervoer plaats van gevaarlijke stoffen over de vaarwegroute van de Westerschelde en haar mondingen. De gevaarlijke vaarroutes zijn opgenomen in het in ontwerp zijnde basisnet als zijnde “Rode vaarweg” ofwel zeevaartroute. In 2003-2004 is door middel van een kwantitatieve risico analyse (QRA) een herberekening van de potentiële risico's van het scheepstransport van gevaarlijke scheepsladingen op de Westerschelde uitgevoerd (Actualisatie Risicoanalyse (Wester)Schelde; Det Norske Veritas, juni 2011, prognose 2015-2030). Uit deze QRA blijkt dat het plaatsgebonden risico ten gevolge van de Westerschelde in geen enkel geval aan land komt. Daarom vorm het plaatsgebonden risico geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Figuur 5.5 Groepsrisico zeevaartroute Westerschelde ter hoogte van Terneuzen (Det Norske veritas, 2011)
Uit de hiervoor vermelde QRA blijkt tevens dat het groepsrisico ten gevolge van de Westerschelde het hoogste is nabij Vlissingen. Het groepsrisico overschrijdt de oriëntatiewaarde echter niet.
Gezien het feit dat dit bestemmingsplan consoliderend van aard is, voorziet dit niet in nieuwe ontwikkelingen op het water. De vaarweg beschikt in tegenstelling tot Basisnet Weg en Basisnet Spoor niet over een Plasbrandaandachtsgebied (PAG), maar hier is sprake van een vrijwaringszone van 40 m, gemeten vanaf de vaarroute. Zie figuur 5.5
Figuur 5.6 Vrijwaringszone basisnetwater (gele onderbroken lijn)
Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
Binnen de gemeente Hulst vindt beperkt vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg plaats. Het gaat hierbij voornamelijk om het laden en lossen bij twee bedrijven. Hiervoor heeft de gemeente twee routes vastgelegd in de Routering vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze routering is vastgesteld op 13 april 2017. De frequentie van het vervoer is zodanig dat de PR-contour ter plaatse niet buiten de weg is gelegen.
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
Binnen de plangebieden van onderhavig bestemmingsplan zijn planologisch relevante leidingen aanwezig in de vorm van waterleidingen en gasleidingen. Een overzicht van de aanwezige leidingen is opgenomen in figuur 5.4.
Figuur 5.7 Overzicht water- en gasleidingen binnen de gemeente Hulst
Binnen de kernen Heikant, Sint-Jansteen, Hulst, Clinge, Terhole, Vogelwaarde, Hengstdijk, Kloosterzande en Lamswaarde is een gasleiding aanwezig. Deze gasleiding wordt in onderhavig bestemmingsplan beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'.
Binnen de kernen Sint-Jansteen en Kapellebrug is een waterleiding aanwezig. Deze waterleiding wordt in onderhavig bestemmingsplan beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'.
Buiten deze planologisch relevante leidingen zijn er binnen de plangebied geen kabels en leidingen aanwezig die planologische bescherming behoeven.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Tabel 5.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate (Nibm)
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en biedt alleen beperkte uitbreidingsmogelijkheden binnen de kernen. Deze ontwikkelingen hebben slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking. Hierdoor kan zonder verdere berekening worden geconcludeerd dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wm kan daarom achterwege blijven.
Er wordt geconcludeerd dat de Wm de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu.
Toezicht en handhaving staan hoog op de politieke en maatschappelijke agenda. Naleving van regelgeving is in onze maatschappij bepaald geen vanzelfsprekendheid. Gezien de grote risico’s waarmee we leven, die in het verleden tot grote rampen en crisissen hebben geleid, is naleving wel van cruciaal belang. Er wordt immers vanuit gegaan dat het naleven van de gestelde regels leidt tot een kleinere kans op overtredingen/risico’s. Voorwaarde daarbij is wel dat de gestelde regels eenduidig, correct, duidelijk zijn gesteld en toepasbaar zijn op de situatie. De druk op de controles van vergunningen, waarmee wordt toegezien op de naleving van de gestelde regels, is groot. Daarom worden er eisen gesteld aan de wijze waarop het toezicht wordt uitgevoerd.
De gemeente Hulst heeft hiervoor, samen met de andere gemeenten in Zeeuws-Vlaanderen een integraal Handhavingsplan voor Zeeuws-Vlaanderen opgesteld. Daarnaast heeft de gemeente Hulst specifiek voor het gebied van de ruimtelijke ordening en bouwen een handhavingsstrategie opgesteld.
Het sleutelwoord in deze strategie is ‘toezicht’. Onder toezicht wordt verstaan het controleren of, en in hoeverre, wettelijke bepalingen worden nageleefd. Eventuele overtredingen van de regels en voorschriften worden tijdens het uitoefenen van toezicht gesignaleerd en daarop worden dan eventuele acties ondernomen. Er zijn twee vormen van toezicht te onderscheiden, namelijk preventief en repressief toezicht. Preventief toezicht is het controleren van wettelijke bepalingen zonder dat daartoe een aanleiding bestaat in de vorm van concrete aanwijzingen voor niet-naleving van de wettelijke bepalingen. Er wordt van repressief toezicht gesproken als het toezichtbezoek gebaseerd is op aanwijzingen voor niet-naleving.
Er dient wel op gelet te worden dat repressief toezicht niet als doel heeft strafbare feiten op te sporen voor een strafrechtelijke procedure. Opsporing is, in tegenstelling tot toezicht, het instellen van een onderzoek naar strafbare feiten, als voorbereiding op strafvorderlijke beslissingen. Opsporing staat dus los van het uitoefenen van toezicht. Het vergt aparte bevoegdheden. Een opsporingsactie kan alleen worden gestart door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar.
Toezicht moet goed, eenduidig uitgevoerd worden en heeft drie uitgangspunten, namelijk onafhankelijkheid, transparantie en professionaliteit. Deze drie uitgangspunten vormen dan ook het raamwerk van deze toezichtstrategie en zullen achtereenvolgens worden toegelicht. Een onafhankelijke toezichthouder is van onschatbaar belang. De toezichthouder dient dan ook objectief een controlebezoek uit te voeren. Deze onafhankelijkheid wordt onder meer beïnvloed door de wijze waarop binnen de gemeentelijke organisatie voor de uitvoering van de handhavende taken ruimte is gemaakt en de mate waarin dezelfde medewerker zowel de vergunning verleent als toezicht op de naleving van de vergunning houdt.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Bro in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wro de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en plankosten, deze te verhalen op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. De gemeente legt dit kostenverhaal bij voorkeur vast in een privaatrechtelijke overeenkomst met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst kan worden gesloten en het kostenverhaal dus niet anderszins is verzekerd, wordt een exploitatieplan opgesteld. Dat exploitatieplan wordt dan tegelijkertijd met het bestemmingsplan vastgesteld. In onderhavig bestemmingsplan worden geen rechtstreekse ontwikkelingen toegestaan die exploitatieplanplichtig zijn.
7.2 Vooroverleg ex art. 3.1.1. Bro
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. Bro is het concept-ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de diverse overlegpartners. De resultaten van het overleg zijn opgenomen in Bijlage 7.