direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Polderwetering
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0606.BP0016-0002

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf';
  • b. een agrarisch loonbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding (al) "agrarisch loonbedrijf'';
  • c. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding (bw) "bedrijfswoning";
  • d. een caravanstalling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding (cs) "caravanstalling";
  • e. en garagebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding (ga) "garagebedrijf'';
  • f. extensief recreatief medegebruik;

met daarbij behorende:

  • a. tuinen en erven;
  • b. ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, paden en verhardingen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

3.2.1 algemene regels:
  • a. alle bebouwing, behoudens erf- en terreinafscheidingen, dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding, tenzij geen bebouwingspercentage is aangeduid in welk geval het bouwvlak volledig mag worden bebouwd.
3.2.2 regels ten aanzien van bedrijfswoningen:
  • a. de bedrijfswoning dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning, met uitzondering van aan- en bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 750 m³, of niet meer dan de bestaande inhoud indien deze groter is dan 750 m³;
  • c. de bedrijfswoning bestaat uit één laag met een kap, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  • d. aan- en bijgebouwen dienen op een afstand van minimaal 1,0 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en bijgebouwen mag maximaal 75 m² bedragen;
  • f. de bouwhoogte van aanbouwen mag maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning bedragen, vermeerderd met 0,3 meter;
  • g. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3,0 meter bedragen;
  • h. aan- en bijgebouwen zijn toegelaten buiten het bouwvlak.
3.2.3 regels ten aanzien van overige (bedrijfs)gebouwen:
  • a. overige (bedrijfs)gebouwen bestaan uit één laag met een kap, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven.
3.2.4 regels ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,0 meter bedragen, tenzij deze zijn gelegen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan, in welk geval de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,0 meter;
  • b. de hoogte van palen en masten mag maximaal 7,0 meter bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,0 meter bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.4, onder b voor de hoogte van mestsilo's, voeder, CO2- of watersilo's tot een hoogte van maximaal 25,0 meter.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.1, voor het gebruik van de gronden en opstallen voor:
    • 1. de zorgverlening, zoals de opvang van kinderen, gehandicapten en andere zorgbehoevenden;
    • 2. de verkoop van eigen (agrarische) producten, voor zover deze op het eigen bedrijf zijn geteeld, dan wel op het eigen bedrijf op ambachtelijke wijze zijn verwerkt of bewerkt;
    • 3. educatieve doeleinden gericht op het bedrijf of landschap.
  • b. De onder a bedoelde afwijking kan worden verleend onder voorwaarde dat:
    • 1. de onder a bedoelde vormen van gebruik uitsluitend zijn toegelaten als nevenfunctie naast het ter plekke gevestigd agrarisch bedrijf;
    • 2. de onder a bedoelde vormen van gebruik na beëindiging van de agrarische functie niet meer zijn toegelaten en moeten worden beëindigd;
    • 3. geen afbreuk wordt gedaan aan een veilig en doelmatig functioneren van de verkeersvoorzieningen en de parkeervoorzieningen vanuit een landschappelijk oogpunt goed zijn ingepast.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
3.5.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. de aanleg van bestratingen of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. grondwerkzaamheden, waartoe ook wordt gerekend het ontginnen, verlagen, afgraven, diepploegen, woelen en mengen van gronden met meer dan 0,5 meter;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden of dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het ontginnen van grasgronden;
  • e. het scheuren van grasgronden, anders dan ten behoeve van het herinzaaien van de gronden;
  • f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen of bomen;
  • g. het verwijderen van oevervegetaties;
  • h. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
  • i. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dan wel het indrijven van enig ander voorwerp.
3.5.2 Uitzondering

Het in lid 3.5.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
3.5.3 Voorwaarden/Toetsingscriteria

De in lid 3.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. de aanwezige natuur- en landschapswaarden niet worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de stadsecoloog.