direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijf
Plan: Buitengebied 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0463.BPLG2009-va01

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten 1 bij deze regels, met dien verstande dat per bedrijf maximaal drie verschillende functies zijn toegestaan, waarbij de woonfunctie niet wordt meegerekend;
  • b. opslag, c.q. stalling met uitzondering van brand- en explosiegevaarlijke stoffen;
  • c. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals erven, groen, water, parkeren en ondergeschikte nutsvoorzieningen;

met in achtneming van het volgende:

  • d. detailhandel is niet toegestaan;
  • e. risicovolle-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • f. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan.
5.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een agrarisch hulpbedrijf, een op- en overslagbedrijf van agrarisch gerelateerde bulkgoederen, een transportbedrijf in bulkgoederen met daaraan ondergeschikt kantoorruimte ten behoeve van de bedrijfsvoering, met dien verstande dat de oppervlakte van de kantoorrtuimte niet meer mag bedragen dan 625 m2.

5.1.3

Ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een agrarisch loonbedrijf in categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten 1 van deze regels.

5.1.4

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een timmerfabriek in categorie 3.1 en 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten 1 van deze regels.

5.1.5

Ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een tuincentrum.

5.1.6

Ter plaatse van de aanduiding 'opslag' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor opslag ten behoeve van de waterstaatkundige functie.

5.1.7

Ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' zijn de in lid 5.1.1bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor een tankstation, inclusief de verkoop van lpg, met bijbehorende voorzieningen, zoals ondergeschikte detailhandel.

5.1.8

Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor nutsvoorzieningen.

5.1.9

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - delfstoffenwinning' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor delfstoffenwinning.

5.1.10

Ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor een rioolwaterzuiveringsbedrijf met bijbehorende bebouwing en voorzieningen met een maximum capaciteit van 18.100 inwoner equivalenten.

5.1.11

Ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor een gemaal.

5.1.12

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transformatorstation' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor een transformatorstation.

5.1.13

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afvalstoffenterrein' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor het scheiden van afval, het verwerken van reststoffen, overslag van huishoudelijk afval, stort van restproducten en compostering, overdekt dan wel in de openlucht en een modelvliegtuigvereniging.

5.1.14

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- gascompressorstation' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor een gascompressorstation.

5.1.15

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- afsluiterlocatie' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor een afsluiterlocatie.

5.1.16

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mengstation' zijn de in lid lid 5.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor een gasontvangststation met bijbehorende bebouwing en voorzieningen.

5.1.17

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - dierenpension' zijn de in lid lid 5.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een dierenpension.

5.1.18

Ter plaatse van de aanduiding 'receatie' zijn de in lid lid 5.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd recreatieappartementen binnen de bestaande boerderij.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag de bebouwde oppervlakte niet meer bedragen dan het in de aanduiding opgenomen percentage van de oppervlakte van het bouwvlak; indien geen percentage is opgenomen, mag het volledige bouwvlak worden bebouwd;
  • c. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m; indien de bestaande maten hiervan afwijken dan gelden deze maten als maximale maat;
  • d. gebouwen en overkappingen mogen niet voor de bestaande voorgevellijn worden gebouwd;
  • e. de goothoogte van bedrijfsgebouwen, met uitzondering van kassen, mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • f. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m; indien de bestaande hoogte van bedrijfsgebouwen meer bedraagt dan geldt deze maat als maximale maat;
  • g. de dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder bedragen dan 18º.
5.2.2 Bedrijfswoningen

Ten aanzien van bedrijfswoningen gelden de volgende bouwregels:

  • a. per bouwvlak mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder c mag ter plaatse van de aanduidingen zoals geregeld in lid 5.1.2, 5.1.6 tot en met 5.1.14 geen bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van een bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 175 m2;
  • d. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  • e. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • f. de dakhelling van de bedrijfswoning mag niet minder dan 18º en niet meer dan 60º bedragen;
  • g. bij herbouw dient de bedrijfswoning op dezelfde plek te worden teruggebouwd, indien de afstand tot een agrarisch bouwperceel van derden minder dan 100 m bedraagt,
  • h. met betrekking tot aanbouwen en uitbouwen bij bedrijfswoningen geldt het volgende:
    • 1. deze zijn gesitueerd achter de voorgevellijn;
    • 2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m2;
    • 3. goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 4. de bouwhoogte mag maximaal 6 m bedragen met dien verstande, dat deze ten minste 1 m onder de bouwhoogte van de bedrijfswoning dient te blijven;
    • 5. de dakhelling niet meer mag bedragen dan 60º;
  • i. met betrekking tot bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen geldt het volgende:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 75 m2;
    • 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
    • 4. de dakhelling niet minder dan 18 en niet meer dan 60º mag bedragen.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bouwregels:

  • a. antenemasten zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan;
  • b. de hoogte van een antennemast mag ten hoogste 23 m bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' mag de hoogte maximaal 45 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van zwembaden mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheiding mag ten hoogste 2 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak mag ten hoogste 6 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • h. de hoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 7 m bedragen;
  • i. het aantal vlaggenmasten per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 1;
  • j. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf- afsluiterlocatie' en specifieke vorm van bedrijf - mengstation' mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen 3 m bedragen.
5.2.4 Gemengd

Ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' gelden naast en in afwijking van het bepaalde in lid 5.2.3 de volgende bouwregels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen, voor de voorgevellijn ten hoogste 1 m mag bedragen;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen, achter de voorgevellijn ten hoogste 2 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van mestsilo's mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • d. de bouwhoogte van silo's bestemd voor opslag van (vloeibare) kunstmest en overige stoffen mag ten hoogste 10 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
5.2.5 Agrarisch loonbedrijf

Ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf' gelden naast en in afwijking van het bepaalde in lid 5.2.1 de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwperceel agrarisch loonbedrijf;
  • b. de gebouwen en overkappingen mogen niet voor de bestaande voorgevellijn worden gebouwd;
  • c. in het bouwvlak, als bedoeld onder a. mag de onderlinge afstand tussen bedrijfsgebouwen niet meer bedragen dan 30 m;
  • d. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 8 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 15 m bedragen;
  • f. bedrijfsgebouwen dienen voorzien te worden van een kap met een minimale dakhelling van 18º.
5.2.6 Afvalstoffenterrein

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afvalstoffenterrein' gelden de volgende bouwregels:

  • a. het terrein mag niet meer dan voor 25% bebouwd worden ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • b. ten behoeve van de modelvliegtuigvereniging mag maximaal 50 m2 aan bebouwing worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • d. de hoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • e. de storthoogte van het terrein mag niet meer bedragen dan 15 m ten opzichte van het maaiveld;
  • f. de hoogte van een sorteerinstallatie en puinbreker mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • g. de hoogte van schoorstenen mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • h. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • i. het aantal vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 3;
  • j. de hoogte van lantaarnpalen mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • k. het aantal lantaarnpalen mag niet meer bedragen dan 20;
  • l. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.
5.2.7 Gascompressorstation

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gascompressorstation' gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de hoogte van antenne-inrichtingen mag niet meer bedragen dan 23;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • e. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.2.8 Afsluiterlocatie

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afsluiterlocatie' gelden in afwijking van het bepaalde in lid 5.2.1 de volgende bouwregels:

  • a. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m2;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.2.2 onder g en toestaan dat de bedrijfswoning op een andere plek wordt herbouwd, mits:
    • 1. herbouw niet stuit op bezwaren van milieuhygiënisch aard;
    • 2. herbouw landschappelijk aanvaardbaar is.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1

Het is niet toegestaan de onbebouwde gronden buiten het bouwvlak te gebruiken voor buitenopslag.

5.4.2

Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

5.5 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • a. de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en nokrichting van de gebouwen als bedoeld in lid 5.2;
  • b. de plaats van de gebouwen binnen het bouwvlak;
  • c. de landschappelijke inpassing van gebouwen en bouwwerken.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van:

  • a. bedrijfsactiviteiten in categorie 3.1 van de staat van bedrijfsactiviteiten, voor zover de betreffende activiteit naar aard en invloed gelijk gesteld kan worden met de volgens lid 5.1.1 toegelaten categorieën;
  • b. bedrijfsactiviteiten die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen, voor zover de betreffende activiteit naar aard en invloed gelijk gesteld kan worden met de volgens lid 5.1.1 toegelaten categorieën.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming Agrarisch als bedoeld in artikel 3, indien en voor zover de bedrijfsactiviteiten worden gestaakt en niet aannemelijk is dat binnen de bestemming de bedrijfsactiviteiten zullen worden voortgezet.

5.7.2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming Wonen als bedoeld in artikel 17, indien en voor zover de bedrijfsactiviteiten worden gestaakt en niet aannemelijk is dat binnen de bestemming de bedrijfsactiviteiten zullen worden voortgezet, met dien verstande dat:

  • a. de belangen van de in de directe omgeving gelegen bedrijven niet worden geschaad;
  • b. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  • c. in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van beleid en wetgeving rond externe veiligheid.