direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Buitengebied 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0463.BPLG2009-va01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarisch bedrijf en daarbij behorende bedrijfswoning;
  • b. teeltondersteunend glas;
  • c. bestaande intensieve veehouderij als nevenactiviteit;
  • d. infrastructurele voorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. ten hoogste 1 paardenbak per agrarisch bouwperceel;
  • g. aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven;
  • h. aan de functie als bedoeld onder a gebonden horeca (kantine, foyer en dergelijke);
  • i. het oprichten en ingebruiknemen van een biomassainrichting voor eigen gebruik;
  • j. een gronddepot ten behoeve van het versterken van de dijk, ter plaatse van de aanduiding 'gronddepot';

met de daarbij behorende:

  • k. gebouwen;
  • l. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen;
  • m. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • n. groenvoorzieningen;
  • o. erfontsluitingspaden;
  • p. bruggen;
  • q. waterlopen en waterbergingen;

met daaraan ondergeschikt:

  • r. detailhandel ten behoeve van lokaal vervaardigde agrarische producten;
  • s. extensieve dagrecreatie.
3.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - proefboerderij' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor:

  • a. een agrarisch bedrijf waar wetenschappelijke onderzoek op het snijvlak van ecologie, techniek en landbouw wordt verricht;
  • b. kennisintensieve en arbeidsextensieve innovatie- en research bedrijven, in hoofdzaak gericht op onderzoek en ontwikkeling op het snijvlak van landbouw, ecologie, techniek, duurzame en hernieuwbare energie en grondstoffen;
  • c. instelling voor agrarisch wetenschappelijk onderzoek;
  • d. educatie/onderwijs als nevenactiviteit direct gekoppeld aan de hoofdactiviteit;
  • e. aan de hoofdfunctie gebonden horeca (kantine, foyer en dergelijke);
  • f. onderzoek ondersteunende kassen/glas;
  • g. veredelingsactiviteiten, met uitzondering van zaadveredeling;
  • h. proefvelden en demonstratietuinen.
3.1.3

Ter plaats van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - proefvelden' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een composteringsterrein en de ecotechnische verwerking van slib-/specie.

3.1.4

Ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een gezondheidscentrum als nevenfunctie.

3.1.5

Ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een glastuinbouwbedrijf.

3.1.6

Ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een intensieve veehouderij.

3.1.7

Ter plaatse van de aanduiding 'opslag' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor opslag en stalling van niet-milieugevaarlijke, niet-risicovolle, niet brand- en/of explosiegevaarlijk, niet agrarische goederen, die geen risico's voor de omgeving opleveren, alsmede opslag voor internetverkoop.

3.1.8

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch hulp- en toeleveringsbedrijf' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een agrarisch hulp- en toeleveringsbedrijf, binnen de gebouwen. Detailhandel is niet toegestaan.

3.1.9

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - koel- en sorteerbedrijf' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een koel- en sorteerbedrijf.

3.1.10

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hondentrainingsterrein' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een hondentrainingsterrein en dierenpension.

3.1.11

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kinderdagopvang' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor agrarische kinderopvang als nevenactiviteit bij de agrarische bedrijfsvoering.

3.1.12

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - testparkgebouw' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een testparkgebouw ten behoeve van windmolens.

3.1.13

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - testlocatie windmolens' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor het testen van windmolens en voor een mast met meet- en registratieapparatuur.

3.1.14

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - scaled wind farm' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd een windpark met kleinschalige windmolens.

3.1.15

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - windmolens in lijnopstelleing ' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor het testen van windmolens.

3.1.16

Ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een windturbine.

3.1.17

Ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor vuurwerkopslag.

3.1.18

Ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een zorgboerderij.

3.1.19

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - LA' zijn de in lid 3.1.1bedoelde gronden tevens bestemd voor een vliegveld voor light aeroplanes.

3.1.20

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - dierenpension' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een dierenpension.

3.1.21

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - biomassacentrale' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een biomassacentrale.

3.1.22

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestopslagplaats' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een mestopslagplaats.

3.1.23

Ter plaatse van de aanduiding 'paardenfokkerij' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een paardenkliniek, paardenfokkerij en dierenartspraktijk.

3.1.24

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - gps toepassingen' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een bedrijf dat gps-toepasingen voor de agrarische sector ontwikkelt.

3.1.25

Ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor 6 hotelkamerhuisjes.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het agrarisch bouwperceel;
  • b. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - bouwperceel kleiner of gelijk aan 2,5 ha', is in afwijking van het bepaalde in artikel 1.11 een agrrarisch bouwperceel toegestaan met een oppervlakte van maximaal 2,5 hectare;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' dienen de aangeduide bouwvlakken te worden beschouwd als één agrarisch bouwperceel;
  • d. de gebouwen en overkappingen mogen niet voor de bestaande voorgevellijn worden gebouwd;
  • e. kassen dienen op ten minste 10 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd;
  • f. de oppervlakte van teeltondersteunende kassen niet meer mag bedragen dan 2.000 m2;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - koel-en sorteerbedrijf' de bebouwing binnen een aaneengesloten oppervlak van maximaal 3 ha binnen het bouwvlak en het aansluitende gebied worden gebouwd;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' mag de bestaande gezamenlijke oppervlakte aan kassen worden uitgebreid met ten hoogste 10%;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' mag de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen worden uitgebreid met ten hoogste 10%, mits deze uitbreiding onder de MER-grens valt;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vom van agrarisch agrarisch - dierenpension' mag de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen worden uitgebreid met ten hoogste 10%;
  • k. in het bouwvlak, als bedoeld onder a. mag de onderlinge afstand tussen bedrijfsgebouwen niet meer bedragen dan 30 m;
  • l. in afwijking van het bepaalde onder a. mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - solitaire schuur' de bestaande bebouwing buiten een bouwvlak gehandhaafd blijven;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hondentrainingsterrein' gelden de volgende specifieke regels:
    • 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd tot een hoogte van 3 m
    • 2. de bestaande bebouwing buiten een bouwvlak gehandhaafd mag blijven;
    • 3. de hoogte van erf- en terreinafscheiding mag ten hoogste 2 m bedragen;
    • 4. de hoogte van overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - testparkgebouw' mag een gebouw worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 200 m2 en een maximale goothoogte van 8 m en een maximale bouwhoogte van 15 m;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - windmolens in lijnopstelling' mogen windmolens in lijnopstelling worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de ashoogte niet meer mag bedragen dan 120 m;
    • 2. het aantal rotorbladen niet meer mag bedragen dan 3;
    • 3. de diameter van de rotor niet meer mag bedragen dan 126 m;
    • 4. bij (vervangende) nieuwbouw dienen windmolens in één lijn te woden geplaatst, waarbij de wieken dezelfde kant opdraaien;
    • 5. bij (vervangende) nieuwbouw dienen windmolens in één lijn dezelfde uiterlijke verschijningsvorm te hebben;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' mag één windmolen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de ashoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande hoogte;
    • 2. het aantal rotorbladen niet meer mag bedragen dan 3;
    • 3. de diameter van de rotor niet meer mag bedragen dan de bestaande hoogte;
  • q. ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van agrarisch - testlocatie windmolens' mogen windmolens worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de ashoogte niet meer mag bedragen dan 175 m;
    • 2. de diameter van de rotor niet meer mag bedragen dan 150 m;
    • 3. per windmolen mag één meetmast worden geplaatst, mits geplaatst binnen een straal van 500 m gerekend vanaf de windmolen.
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' mogen zes hotelhuisjes worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m een een oppervlakte van 20 m2 per hotelhuisje;
  • s. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 8 m bedragen;
  • t. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 15 m bedragen;
  • u. bedrijfsgebouwen dienen voorzien te worden van een kap met een minimale dakhelling van 18º;
  • v. de bouwhoogte van kassen mag ten hoogste 10 m bedragen;
3.2.2 Bedrijfswoningen

Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde bedrijfswoning gelden de volgende bouwregels:

  • a. per agrarisch bouwperceel mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. in geval van herbouw van een woning, dient de woning op dezelfde plaats te worden teruggebouwd;
  • c. de oppervlakte van een bedrijfswoning, niet zijnde aangeduid als 'karakteristiek', mag niet meer bedragen dan 175 m2;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag het bouwvolume van het hoofdgebouw, bestaande uit de woning en de aangebouwde schuur' niet worden vergroot;
  • e. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  • f. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • g. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder dan 18º en niet meer dan 60º bedragen;
  • h. met betrekking tot aanbouwen en uitbouwen bij bedrijfswoningen geldt het volgende:
    • 1. deze zijn gelegen achter de voorgevellijn;
    • 2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m2;
    • 3. goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 4. de bouwhoogte mag maximaal 6 m bedragen met dien verstande, dat deze ten minste 1 m onder de bouwhoogte van de bedrijfswoning dient te blijven;
    • 5. de dakhelling niet meer mag bedragen dan 60º;
  • i. met betrekking tot bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen geldt het volgende:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 75 m2;
    • 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
    • 4. de dakhelling niet minder dan 18º en niet meer dan 60º mag bedragen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bouwregels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen te worden opgericht binnen het agrarisch bouwperceel, waarbij:
    • 1. de hoogte van antenne-inrichtingen ten hoogste 23 m mag bedragen;
    • 2. de hoogte van vlaggenmasten ten hoogste 7 m mag bedragen;
    • 3. het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1;
    • 4. de bouwhoogte van zwembaden ten hoogste 3 m mag bedragen;
    • 5. de hoogte van erfafscheidingen, binnen het agrarisch bouwperceel, voor de voorgevellijn ten hoogste 1 m mag bedragen;
    • 6. de hoogte van erfafscheidingen, binnen het agrarisch bouwperceel, achter de voorgevellijn ten hoogste 2 m mag bedragen;
    • 7. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het agrarisch bouwperceel ten hoogste 5 m mag bedragen;
  • b. buiten het agrarisch bouwperceel mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde sleufsilo's, of erfafscheiding worden opgericht waarbij de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, niet zijnde erf- en terreinafscheidingen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'silo' mag buiten het bouwvlak een afgedekte silo worden gebouwd tot een hoogte van 6 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lichtbaken' de hoogte van een lichtbaken ten hoogste 40 m bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' de hoogte van een antenne-inrichting ten hoogste 140 m bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van agrarisch - testlocatie scaled wind farm' mag een windmolen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. het aantal windmolens mag niet meer bedragen dan 11;
    • 2. de ashoogte niet meer mag bedragen dan 7,5 m;
    • 3. de diameter van de rotor niet meer mag bedragen dan 8 m;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestopslagplaats' mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een maximale inhoud van 5.000 m3 en een maximale hoogte van 6 m exclusief afdekking.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • a. de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en nokrichting van de gebouwen als bedoeld in lid 3.2;
  • b. de plaats van de gebouwen binnen het bouwvlak;
  • c. de landschappelijke inpassing van gebouwen en bouwwerken.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.1 onder a ten behoeve van een vergroting van het agrarisch bouwvlak tot 2 ha onder de voorwaarde dat:
    • 1. dat de uitbreiding noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering;
    • 2. de uitbreiding niet stuit op bezwaren van milieuhygiënisch aard;
    • 3. geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad;
    • 4. de uitbreiding van de bedrijfsgebouwen landschappelijk wordt ingepast;
  • b. lid 3.2.1 onder a ten behoeve van het afwijken van de maximale verhouding tussen breedte en diepte van het agrarisch bouwperceel van 1 : 2 (of omgekeerd) onder de voorwaarde dat:
    • 1. de voorgeschreven verhouding van 1 : 2 (of omgekeerd) leidt tot een onevenredig grote milieuhinder voor de direct omwonenden;
    • 2. geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad;
    • 3. de uitbreiding van de bedrijfsgebouwen landschappelijk wordt ingepast;
  • c. lid 3.2.1 onder e ten behoeve van een vergroting van de oppervlakte van teeltondersteunende kassen tot 4.000 m2 of tot een maximum van 200 m2 per hectare voor bedrijven die groter zijn dan 20 ha onder de voorwaarde dat:
    • 1. de uitbreiding noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
    • 2. geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad;
    • 3. de uitbreiding van de teeltondersteunende kassen landschappelijk wordt ingepast;
    • 4. vooraf een ontheffing is verkregen van Gedeputeerde Staten;
  • d. lid 3.2.2 onder b en toestaan dat de bedrijfswoning op een andere plek wordt herbouwd, mits:
    • 1. herbouw niet stuit op bezwaren van milieuhygiënisch aard;
    • 2. herbouw landschappelijk aanvaardbaar is;
  • e. lid 3.2.3 onder a ten behoeve van een bouwhoogte van torensilo's binnen het agrarisch bouwperceel tot een bouwhoogte van ten hoogste 25 m, onder de voorwaarde dat:
    • 1. de bebouwing op aanvaardbare wijze landschappelijk wordt ingepast;
    • 2. geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad;
  • f. lid 3.2.3 onder b ten behoeve van de bouw van mestopslagplaatsen, voor zover als bouwwerk aangemerkt, buiten het agrarisch bouwperceel, onder de voorwaarde dat:
    • 1. de inhoud niet meer bedraagt dan 3.000 m3;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m exclusief afdekking;
    • 3. situering op het agrarisch bouwperceel om milieutechnische of bedrijfsvoeringstechnische redenen niet mogelijk is;
    • 4. de gronden niet binnen een afstand van 100 m van woningen en bedrijfswoningen, verblijfsrecreatieterreinen groter dan 2,5 ha en de bestemmingen “natuur” en “bos” groter dan 5 ha liggen;
    • 5. voor zover noodzakelijk ecologisch onderzoek wordt verricht;
    • 6. vooraf een beeldkwaliteitplan wordt opgesteld ten behoeve van de landschappelijke inpassing, waarbij uitgangspunt is dat een mestopslag wordt ingepast door middel van een groen aangeklede grondwal.
  • g. lid 3.2.1 onder a ten behoeve van de oprichting van één schuilhut of melkstal per agrarisch bedrijf buiten het agrarisch bouwperceel, onder de voorwaarde dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 75 m2;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m, mits er gebouwd wordt in één bouwlaag met kap;
    • 3. het gebouw op aanvaardbare wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • h. lid 3.2.3 onder a ten behoeve van de hoogtemaat van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend ten behoeve van zendmasten, tot een hoogte van maximaal 60 m;
  • i. lid 3.2.1 onder u ten behoeve van een afwijkende dakhelling, mits dit noodzakelijk is ten behoeve van de bedrijfsvoering en landschappelijk;
  • j. lid 3.2.3 onder f ten behoeve van de afstand van de meetmast tot de windmolen tot een afstand van 600 m, mits de landschappelijke inpassing voldoende is gewaarborgd en de noodzaak door de aanvrager is aangetoond.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1

Tot een gebruik in overeenstemming met de bestemming wordt mede gerekend het hobbymatig gebruik van bestaande gebouwen voor bed & breakfast, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 4;
  • b. er is geen eigen kookgelegenheid toegestaan;
  • c. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden en er moet sprake zijn van een acceptabele verkeerssituatie;
  • d. de bed & breakfast functie ondergeschikt is aan de agrarische functie.
3.5.2

Per agrarisch bouwperceel mag ten hoogte één agrarisch bedrijf worden gevestigd.

3.5.3

Binnen de bestemming is geen huisvesting van seizoenarbeiders toegestaan.

3.5.4

Wonen in vrijstaande bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan.

3.5.5

De in lid 3.1.1 onder c bedoelde bestaande intensieve veehouderij als nevenactiviteit mag worden uitgebreid met maximaal 10% van de bestaande oppervlakte.

3.5.6

Binnen deze bestemming is het verboden terreinen te ontgronden.

3.5.7

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kinderdagopvang' mag van de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing ten hoogste 500 m2 worden gebruikt ten behoeve van de nevenfunctie agrarische kinderopvang.

3.5.8

Uitoefening van een aan huis verbonden beroep en bedrijf in de bedrijfswoning is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de bedrijfswoning, inclusief aan-, uit- en bijgebouwen, voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt, met een maximum van 75 m2;
  • b. alleen activiteiten mogen worden uitgevoerd die niet vergunningsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd worden in categorie 1 van de bedrijvenlijst van de VNG (Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten 1), of die activiteiten die niet onder het activiteitenbesluit, dan wel enig andere Algemene maatregel van bestuur vallen;
  • c. geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten worden uitgeoefend;
  • d. de beroepsactiviteiten door de bewoner wordt uitgeoefend;
  • e. er geen personeel werkzaam is, met uitzondering van huis- en tandartspraktijken waarbij maximaal 1 fte in dienst mag zijn;
  • f. er op eigen terrein voldoende parkeerruimte beschikbaar is;
  • g. buitenopslag ten behoeve van de activiteit uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak;
  • h. detailhandel is uitsluitend toegestaan indien het ondergeschikt is aan en voortvloeit uit de ter plaatse uitgeoefende activiteit.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.1 ten behoeve van het uitoefenen van ondergeschikte nevenactiviteiten in de bestaande bijgebouwen, naast de agrarische bedrijfsfunctie waarbij de functies zijn toegestaan als genoemd in de navolgende tabel "vernieuwend ondernemen", met dien verstande dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van het gebruik voor de nevenactiviteiten onder 1 tot en met 9 en 12 niet meer mag bedragen dan 500 m2 per agrarisch bouwperceel;
  • b. de gezamenlijk oppervlakte van het gebruik voor de nevenactiviteiten onder 12 tot en met 20, niet meer mag bedragen dan 100 m2 per agrarisch bouwperceel waarbij de oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' en traditionele Wieringermeerboerderijen niet meetelt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de onder a en b bedoelde activiteiten mag niet meer bedragen dan 500 m2;
  • d. de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing niet mag worden vergroot, tenzij wordt aangetoond dat de bestaande bebouwing vanwege bouwtechnische, milieutechnische of andere redenen niet geschikt meer is voor de beoogde agrarische functie;
  • e. de functiewijziging geen beperkingen veroorzaakt voor de omliggende (agrarische) bedrijven en het woon- en leefgenot van omliggende woningen;
  • f. in vergelijking met het agrarische gebruik geen onevenredig grote verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden mag plaatsvinden;
  • g. het parkeren op eigen terrein binnen het agrarisch bouwperceel plaatsvindt;
  • h. geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, in de openlucht plaatsvindt;
  • i. het andere gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten;
  • j. de waterhuishoudkundige belangen niet worden geschaad;
  • k. detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten is toegestaan.

Tabel: Vernieuwend ondernemen

  Te wijzigen in de functie (nevenactiviteit):  
1   agrarisch in hoofdzaak loonbedrijf;  
2   foeragehandel;  
3   dierenartsenpraktijk;  
4   kampeerboerderij of kampeerterrein met maximaal 25 tourplaatsen;  
5   extensieve poldersport en boerengolf op omliggende weilanden mits niet begrensd als natuurgebied;  
6   overige dagrecreatie, zoals bezoektuinen tentoonstellingsruimte, museum en sauna;  
7   educatie en voorlichting;  
8   zorgboerderij met dag- en nachtverblijf;  
9   (para)medische dienstverlening, zoals een privékliniek, een kuuroord of een groepspraktijk;  
10   commerciële dienstverlening, zoals een computerservicebedrijf, een geluidsstudio of verhuur vergader- of workshopruimte;  
11   overige ambachtelijke bedrijven, voor zover deze werkzaamheden vallen onder de milieucategorieën 1 en 2 en verkeerscategorie 1 van Staat van bedrijfsactiviteiten 1 bij deze regels;  
12   kinderopvang;  
13   paardenhouderijen en paardenpensions;  
14   manege;  
15   veehandelsbedrijf ;  
16   extensieve agrarische dagrecreatie, zoals boerengolf, agrarische kinderfeestjes, kinderboerderij en excursies;  
17   paarden-, kano-, roeiboot-, fluisterboot- of fietsenverhuur;  
18   bewerking en opslag van agrarische producten;  
19   hoefsmederij;  
20   ambachtelijke landbouwproductverwerkende bedrijven, zoals slachterij, vlees-, zuivel- en plantaardige productverwerking, imkerij, palingrokerij, wijnmakerij, bierbrouwerij en riet- en vlechtwerk;  
21   agrarisch hulp- en toeleveringsbedrijf;  
22   opslag en stalling van niet-milieugevaarlijke, niet-risicovolle, niet brand- en/of explosiegevaarlijk, niet agrarische goederen, die geen risico's voor de omgeving opleveren, alsmede opslag voor internetverkoop  
23   lichte horeca zoals bedoeld in categorie 1 van Bijlage 2 Staat van horecatypen.  
24   andere niet agrarische activiteiten die naar aard en omvang gelijk te schakelen zijn aan de activiteiten genoemd onder 1 tot en met 17 en beperkt worden tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in 1 Staat van bedrijfsactiviteiten 1 bij deze regels of categorie 3 indien de activiteit qua aard en schaal gelijk is te stellen aan categorie 2 van de bedrijfsactivitieten zoals opgenomen in bij deze regels;  
25   wonen zoals bedoeld in artikel 17  
26   bed and breakfast zoals bedoeld in artikel 28  

3.6.2

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5.3 ten behoeve van de permanente huisvesting van seizoensarbeiders onder de voorwaarde dat:

  • a. de huisvesting plaatsvindt in bestaande dan wel nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen binnen het agrarisch bouwperceel;
  • b. maximaal 20 personen gehuisvest mogen worden;
  • c. parkeren op eigen terrein plaats vindt;
  • d. een bedrijfswoning aanwezig is waar de eigenaar of een gedelegeerde bedrijfsleider woont;
  • e. de permanente huisvesting van tijdelijke werknemers niet gecombineerd mag worden met tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers;
  • f. positief advies is uitgebracht door de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord onderscheidenlijk het Veiligheidsbureau Wieringen-Wieringermeer;
  • g. de huisvesting geen afbreuk mag doen aan de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen, dan wel de bedrijfsvoering van nabijgelegen bedrijven;
  • h. het perceel in de de provinciale verordening structuurvisie is opgenomen in bestaand bebouwd gebied, dan wel Gedeputeerde Staten ontheffing hebben verleend voor het bouwen buiten bestaand bebouwd gebied.
3.6.3

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.1 ten behoeve van het afgraven en ophogen van de bodem onder de voorwaarde dat:

  • a. het afgraven en ophogen van de bodem op aanvaardbare wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • b. geen nadelige gevolgen plaatsvinden ten aanzien van bestaande wegen en bestaande verkeersstructuur;
  • c. geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden niet onevenredig nadelig worden beïnvloed.
3.6.4

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.1 ten behoeve van het bouwen van gebouwen behorende bij het LA aan de Flevoweg, onder de voorwaarde dat:

  • a. de gebouwen op het agrarisch bouwperceel op het adres Flevoweg 1 worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte aan gebouwen niet meer bedraagt dan 2.500 m2;
  • c. de goothoogte van gebouwen niet meer bedraagt dan 8 m;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedraagt dan 15 m;
  • e. de bebouwing op aanvaardbare wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • f. geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad.
3.6.5

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5.6 onder de voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1

Het is verboden buiten het agrarisch bouwperceel de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders:

  • a. het aanleggen van waterbassins en mestbassins;
  • b. het vellen of rooien van houtopstanden met een minimale breedte van 10 m;
  • c. het dempen, graven en vergraven van watergangen, hieronder het aanleggen van dammen en bruggen mede begrepen;
  • d. de aanleg van verharde wandel-, fiets-, en kavelpaden;
  • e. het bebossen of inplanten op gronden die op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van het plan niet bebost of ingeplant waren.
3.7.2

Het lid 3.7.1 van dit artikel vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden, welke uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn.

3.7.3

De werken en werkzaamheden als bedoeld in 3.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de uit te voeren werkzaamheden geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de landschappelijke waarde dan wel de waterstaatkundige belangen van de gronden.

3.7.4

Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 3.7.3 voor zover het gaat om werkzaamheden zoals bedoeld in lid 3.7.1 onder c en f advies in bij de waterbeheerder.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het verwijderen, dan wel verplaatsen van de aanduiding 'windturbine', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. verplaatsing niet leidt tot een beperking van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. milieutechnisch onderzoek heeft uitgewezen dat er geen belemmeringen zijn tegen verplaatsing;
  • c. de situatie met betrekking tot radarverstoring niet verslechtert.
3.8.2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het verwijderen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hondentrainingsterrein' onder de voorwaarde dat de activiteiten van de hondenclub en het dierenpension ter plaatse zijn beëindigd.

3.8.3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van mestopslagplaatsen tot een inhoud van ten hoogste 5.000 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 6 m exclusief afdekking, met dien verstande dat:

  • a. de gronden niet binnen een afstand van 100 m van woningen en bedrijfswoningen, verblijfsrecreatieterreinen groter dan 2,5 ha en de bestemmingen “natuur” en “bos” groter dan 5 ha liggen;
  • b. de breedte van de ter plaatse aanwezige wegverharding ten minste 4 m bedraagt ten behoeve van verantwoord transport;
  • c. de wijziging plaatsvindt ten behoeve van een mestopslag voor 2 of meer (agrarische) bedrijven;
  • d. de bedrijfseconomische, landschappelijke, natuurlijke en/of milieukundige situatie in de afweging moet worden betrokken, waarbij voor zover nodig onderzoek wordt verricht naar bijvoorbeeld natuur of cultuurhistorische waarden;
  • e. vooraf een beeldkwaliteitplan wordt opgesteld ten behoeve van de landschappelijke inpassing, waarbij uitgangspunt is dat een mestopslag wordt ingepast door middel van een groen aangeklede grondwal.
3.8.4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het uitbreiden van de oppervlakte van een agrarisch bouwperceel tot een oppervlakte van ten hoogste 3 ha, met dien verstande dat:

  • a. is aangetoond, dat de continuïteit van de agrarische bedrijfsvoering de uitbreiding noodzakelijk maakt;
  • b. de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel wordt afgestemd op de bedrijfsomvang;
  • c. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven;
  • d. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied;
  • e. geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad;
  • f. vooraf een ontheffing is verkregen van Gedeputeerde Staten.
3.8.5

Burgemeester en wethouders zijn zijn bevoegd bij algehele bedrijfsbeëindiging van agrarische bedrijven de bestemming van de gronden gelegen binnen het agrarisch bouwperceel te wijzigen conform onderstaande tabel "vernieuwend ondernemen", waarbij de oppervlakte van het bouwvlak wordt teruggebracht tot de gewenste / noodzakelijke bedrijfsomvang, met dien verstande dat:

  • a. de functiewijziging geen beperkingen veroorzaakt voor de omliggende (agrarische) bedrijven en het woon- en leefgenot van omliggende woningen;
  • b. de wijziging uitsluitend mag plaatsvinden bij een volledige beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plekke;
  • c. de nieuwe functie mag alleen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing van het (voormalig) agrarische bouwperceel, met uitzondering van kassen;
  • d. er tussen de gemeente en de aanvrager een planschade overeenkomst wordt gesloten;
  • e. indien bestaande bebouwing wordt afgebroken, mag nieuwbouw plaatsvinden, waarbij de oppervlakte van de nieuwbouw maximaal 50% mag zijn;
  • f. de hoeveelheid extra verkeer moet passen bij de wegenstructuur;
  • g. het parkeren behorende bij het ander gebruik dient op eigen terrein binnen het agrarisch bouwperceel plaats te vinden;
  • h. er geen opslag van goederen in de open lucht plaatsvindt;
  • i. het gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties;
  • j. de waterhuishoudkundige belangen niet worden geschaad;
  • k. detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of geteelde producten is toegestaan;
  • l. per agrarisch bouwperceel maximaal drie verschillende functies zijn toegestaan, waarbij de woonfunctie niet wordt meegerekend;
  • m. er vanuit het het oogpunt van externe veiligheid geen bezwaren zijn tegen de wijzing;
  • n. voor de functie zoals bedoeld onder 24, het bedrijfsperceel niet binnen de aanduiding 'milieuzone - stiltegebied' is gelegen;
  • o. de veiligheidssituatie acceptabel wordt bevonden, waaronder in ieder geval wordt begrepen de toegankelijkheid voor de brandweer;
  • p. in aanvulling op het bepaalde onder a t/m o gelden kan de bestemming Agrarisch worden gewijzigd in de bestemming Wonen, met dien verstande dat:
    • 1. alleen de voormalige bedrijfswoning als burgerwoning mag worden gebruikt. In het geval er sprake is van karakteristieke bebouwing (stolp, Wieringerboederij, Wieringermeerboerderij) dan mag de volledige karakteristieke bebouwing voor wonen worden gebruikt;
    • 2. in geval van een karakteristieke stolp, deze mag worden gesplitst in maximaal twee woningen als wordt aangetoond dat geen afbreuk wordt gedaan aan het oorspronkelijke karakter van de bebouwing;
    • 3. er kan worden voldaan aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder en de relevante Amvb's.

Tabel:Vernieuwend ondernemen

  Te wijzigen in de functie (bedrijfsbeëndiging):  
1   agrarisch in hoofdzaak loonbedrijf;  
2   foeragehandel;  
3   dierenartsenpraktijk;  
4   kampeerboerderij of kampeerterrein met maximaal 25 tourplaatsen;  
5   extensieve poldersport en boerengolf op omliggende weilanden mits niet begrensd als natuurgebied;  
6   overige dagrecreatie, zoals bezoektuinen tentoonstellingsruimte, museum en sauna;  
7   educatie en voorlichting;  
8   zorgboerderij met dag- en nachtverblijf;  
9   (para)medische dienstverlening, zoals een privékliniek, een kuuroord of een groepspraktijk;  
10   commerciële dienstverlening, zoals een computerservicebedrijf, een geluidsstudio of verhuur vergader- of workshopruimte;  
11   overige ambachtelijke bedrijven, voor zover deze werkzaamheden vallen onder de milieucategorieën 1 en 2 en verkeerscategorie 1 van Staat van bedrijfsactiviteiten 1 bij deze regels;  
12   kinderopvang;  
13   paardenhouderijen en paardenpensions;  
14   manege;  
15   veehandelsbedrijf ;  
16   extensieve agrarische dagrecreatie, zoals boerengolf, agrarische kinderfeestjes, kinderboerderij en excursies;  
17   paarden-, kano-, roeiboot-, fluisterboot- of fietsenverhuur;  
18   bewerking en opslag van agrarische producten;  
19   hoefsmederij;  
20   ambachtelijke landbouwproductverwerkende bedrijven, zoals slachterij, vlees-, zuivel- en plantaardige productverwerking, imkerij, palingrokerij, wijnmakerij, bierbrouwerij en riet- en vlechtwerk;  
21   agrarisch hulp- en toeleveringsbedrijf;  
22   opslag en stalling van niet-milieugevaarlijke, niet-risicovolle, niet brand- en/of explosiegevaarlijk, niet agrarische goederen, die geen risico's voor de omgeving opleveren, alsmede opslag voor internetverkoop  
23   lichte horeca zoals bedoeld in categorie 1 van Bijlage 2 Staat van horecatypen.  
24   andere niet agrarische activiteiten die naar aard en omvang gelijk te schakelen zijn aan de activiteiten genoemd onder 1 tot en met 17 en beperkt worden tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten 1  
25   wonen zoals bedoeld in artikel 17  
26   bed and breakfast zoals bedoeld in artikel 28