direct naar inhoud van Toelichting
Plan: 1e wijziging bestemmingsplan Kom-Oost - Stad en Lande
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0406.WP01KOMOOST2014-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied omvat de oude locaties van de Zuiderzeeschool, het buurthuis Meentamorfose en het vroegere tankstation. De kavels zijn gelegen aan de Kotter en Schokker in de wijk Stad en Lande.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WP01KOMOOST2014-VG01_0001.png"Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.2 Aanleiding

Door de terugloop aan leerlingen in de wijk is een aantal scholen gesloten. De leerlingen van deze scholen zijn op andere scholen in de buurt herplaatst. Voor de locatie aan de Kotter/Schokker is momenteel een woningbouwplan in voorbereiding. Het buurthuis zal verhuizen naar een nabijgelegen locatie.

In bestemmingsplan Kom-Oost is reeds geanticipeerd op deze situatie. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de wijziging naar een woonbestemming.

1.3 Vigerende regelingen

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan Kom-Oost zoals vastgesteld op 4 juli 2013. Naast de bestemmingen 'Maatschappelijk', 'Bedrijf - Tankstation' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' geldt de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid-7' waarmee de bestemmingen onder bepaalde voorwaarden geheel of gedeeltelijk kunnen worden gewijzigd naar de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en/of 'Wonen - Zorg'. De voorwaarden zijn opgenomen in artikel 24 het bestemmingsplan Kom-Oost.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WP01KOMOOST2014-VG01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede vigerende bestemmingsplan Kom-Oost (2013)

1.4 Doelstelling

Het doel van het voorliggend wijzigingsplan is het juridisch-planologisch mogelijk maken van woningbouw ter plaatse van de oude schoollocatie en het naastgelegen braakliggend terrein van het vroegere tankstation.

1.5 Leeswijzer

Het voorliggende wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, de regels en een verbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd:

  • hoofdstuk 2: Beschrijving plangebied. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de huidige situatie en de beoogde functiewijziging en de nieuwe bebouwing;
  • hoofdstuk 3: Beleidskader en planologische toets. In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling aan nationaal, provinciaal en gemeentelijk beleid getoetst, alsmede aan de voorwaarden (de wijzigingsregels) die gelden voor de planwijziging;
  • hoofdstuk 4: Sectorale onderzoeken naar onder anderen archeologie, ecologie, water en eventuele milieuhinder;
  • hoofdstuk 5: Juridische planbeschrijving;
  • hoofdstuk 6: Maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke consequenties van de wijziging.

2.1 Huidige situatie

De planlocatie is gelegen te midden van de woonwijk Stad en Lande en ten noorden van het wijkwinkelcentrum De Kostmand. Het plangebied bestaat momenteel uit een grasveld, braakliggende terreinen (deels verhard, deels onverhard) en het wijkcentrum aan de Kotter 4. Het wijkcentrum is nog in gebruik en zal gesloopt worden nadat een (tijdelijke) vervangende ruimte is gevonden.

2.2 Nieuwe situatie

De beoogde herinrichting omvat woningbouw in de vorm van grondgebonden en gestapelde woningen. In totaal worden 54 appartementen in de sociale huursector en 22 grondgebonden woningen gerealiseerd. De grondgebonden woningen worden in rijvorm gesitueerd en zullen beschikken over een ruime achtertuin. De appartementen zijn in het oostelijk deelgebied beoogd.

De eengezinswoningen krijgen een goothoogte van ten hoogste 6 m en de bouwhoogte bedraagt 10 m. De bouwhoogte van de appartementen bedraagt ten hoogste 12,5 m.

Het appartementengebouw krijgt aan binnenzijde een galerij vanwaar men uitkijkt op de parkeerplaatsen op het binnenterrein. Aan de buitenzijden van het appartementengebouw worden balkons gerealiseerd met een diepte van circa 2,25 m. Deze vallen op de verbeelding binnen de bestemming 'Tuin' en worden te zijner tijd vergund via een 'kruimel'-afwijkingsverguninng.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WP01KOMOOST2014-VG01_0003.png"

Figuur 2.1 Stedenbouwkundig plan (oktober 2014)

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WP01KOMOOST2014-VG01_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WP01KOMOOST2014-VG01_0005.png"

Figuur 2.2 Impressiebeelden (november 2014)

Parkeren

Aangetoond moet worden dat de parkeerbehoefte van de nieuwe ontwikkeling opgevangen kan worden in de directe omgeving. Om dit te kunnen beoordelen, wordt de parkeerbehoefte van de nieuwe ontwikkeling berekend. De parkeerbehoefte wordt gefaciliteerd in de openbare ruimte. De parkeerbehoefte van de omliggende bestaande woningen wordt in de huidige situatie ook gefaciliteerd in de openbare ruimte. Om inzichtelijk te maken dat zowel voor de bestaande woningen als de nieuwe ontwikkeling voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn, wordt de parkeerbehoefte van de bestaande woningen eveneens meegenomen in de berekening.

In de directe omgeving van de ontwikkeling zijn 38 bestaande woningen aanwezig. De parkeernorm die voor deze woningen geldt, bedraagt 1,5 p.p./woning, waardoor de parkeerbehoefte 57 parkeerplaatsen bedraagt. De nieuwe ontwikkeling voorziet in 22 grondgebonden woningen en 54 appartementen. De gemeente hanteert voor nieuwe woningen een parkeernorm van 1,8 p.p./woning. De parkeerbehoefte voor de appartementen is afhankelijk van de woninggrootte. In het plan zijn 48 appartementen opgenomen met een omvang tot 80 m2, waarbij een parkeernorm van 1,4 p.p./woning hoort. De overige 6 appartementen hebben een omvang groter dan 80 m2, waarbij een parkeernorm van 1,8 p.p./woning hoort. In onderstaande tabel is de parkeerbehoefte van de bestaande woningen en nieuwe ontwikkeling berekend.

Tabel 2.1 Parkeerbehoefte

functie   aantal   parkeernorm   parkeerbehoefte  
bestaande woningen:   38   1,5   57,0  
nieuwbouw:        
- grondgebonden woningen   22   1,8   39,6  
- appartementen < 80 m²   48   1,4   67,2  
- appartementen > 80 m²   6   1,8   10,8  
parkeerbehoefte       175 p.p.  

Na realisatie van onderhavig plan zijn in de omgeving 192 parkeerplaatsen aanwezig. De parkeerbehoefte van 175 parkeerplaatsen kan dan ook ruimschoots in de omgeving worden opgevangen. Er is een overschot van 17 parkeerplaatsen.

Bij de appartementen worden drie parkeerplaatsen als parkeerplaats voor minder valide personen (MIVA-parkeerplaats) aangemerkt.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding en conclusie

In dit hoofdstuk zijn de voor het plangebied ruimtelijk relevante beleidskaders samengevat en is het wijzigingsplan getoetst aan dit beleid. Het gaat hierbij om beleidsdocumenten op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau.

Het wijzigingsplan is getoetst aan de wijzigingsregels zoals opgenomen in het bestemmingsplan Kom-Oost. Dit zijn de planologische voorwaarden die verbonden zijn aan de mogelijkheid de bestemming te wijzigen.

Het plan past binnen de beleidskaders.

3.2 Nationaal, provinciaal en regionaal beleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2012)

De ontwikkelingsmogelijkheden die het wijzigingsplan biedt, passen binnen de beleidskeuzes en de leidende principes uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Barro.

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro, 2012)

In artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in de toelichting op een ruimtelijk besluit voor nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen bepaalde duurzaamheidsaspecten van het voornemen te motiveren.

Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Ruimtelijke besluiten moeten aandacht besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Er dient aangetoond te worden of er een actuele regionale behoefte is (trede 1), of deze behoefte in bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2), en of de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten (trede 3).

Toetsing aan artikel 3.1.6. lid 2 sub a Bro (trede 1)

In september 2010 hebben de Provinciale Staten van Noord-Holland de provinciale woonvisie 'Goed wonen in Noord-Holland 2010-2020' vastgesteld. Om uitvoering te geven aan de woonvisie zijn Regionale Actieprogramma's Wonen (RAP's) ontwikkeld. Dit gebeurde door de regio's in samenspraak met de provincie. De regionale behoefte is aangetoond en regionaal afgestemd in het Regionaal actieprogramma Gooi- en Vechtstreek 2011-2015 (2012).

De regio zet in op het realiseren van 3.340 woningen in de periode 2010 t/m 2014 en 4.030 woningen in de periode 2015 t/m 2019. Uitgangspunt voor de verdeling per gemeente is de onderstaande tabel.

Tabel 3.1 Woningmarktverkenning (Bron: Regionaal Actieprogramma)

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WP01KOMOOST2014-VG01_0006.png"

De ontwikkeling van de herstructureringslocatie en daarmee toevoeging van harde plancapaciteit past in het programma. Uit onderstaande inventarisatie blijkt dat er tot 2015 nog onvoldoende harde plancapaciteit beschikbaar is.

Tabel 3.2 Plancapaciteit. (Bron: Regionaal Actieprogramma)

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WP01KOMOOST2014-VG01_0007.png"

Toetsing aan artikel 3.1.6. lid 2 sub b Bro (trede 2)

Het plangebied ligt binnen bestaand bebouwd gebied en voldoet daarmee aan de voorkeursvolgorde. Het betreft in dit geval een binnenstedelijke herstructureringslocatie.

Toetsing aan artikel 3.1.6. lid 2 sub c Bro (trede 3)

Het gebied is multimodaal ontsloten (zie paragraaf 4.4). Daarmee voldoet de ontwikkelingslocatie aan het vereiste van een passende ontsluiting.

Structuurvisie Noord-Holland 2040 (2011)

Bestaand stedelijk gebied

In de Structuurvisie is het plangebied aangeduid als bestaand stedelijk gebied. Verstedelijking dient plaats te vinden binnen het bestaand bebouwd gebied. De provincie zet in op verdergaande binnenstedelijke verdichting. Binnenstedelijke woningbouw en verdichting dienen echter niet ten koste te gaan van de kwaliteit van het woon- en leefmilieu in stedelijk gebied. Bij de bouw van nieuwe woningen moet ervoor worden gezorgd dat het bouwproject waar nodig bijdraagt aan de beschikbaarheid van voldoende betaalbare huur- en koopwoningen. Bij (her)inrichting van het stedelijk gebied wordt gestreefd naar beperking van negatieve invloeden op het grondwatersysteem, zowel kwalitatief als kwantitatief. Een functieverandering of herinrichting mag niet leiden tot een grotere aan- en afvoer van water.

Toetsing en conclusie

Het plangebied ligt binnenstedelijk. De doelgroep voor de nieuwe woningen wordt afgestemd op de vraag vanuit Huizen en omgeving. De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse (zie paragraaf 4.8). Het wijzigingsplan is dan ook in overeenstemming met de structuurvisie.

Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (2010)

De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) schrijft voor waaraan bestemmingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan, moeten voldoen. Provinciale Staten hebben de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie van Noord-Holland op 21 juni 2010 vastgesteld. Nadien is de PRVS een aantal maal gewijzigd. Woningbouw binnen Bestaand Bebouwd Gebied (BBG) is mogelijk.

Regionale woonvisie Gooi en Vechtstreek 2008

In de woonvisie wordt het gezamenlijke toekomstbeeld voor de regio voor de komende jaren geschetst. De kernambities van de regionale woonvisie zijn:

  • 1. een economische en sociaal vitale regio, ook op de lange termijn;
  • 2. meer beweging en meer keuze op de woning markt in het algemeen, en meer kansen voor mensen die het lastig hebben op de woningmarkt, dat wil zeggen jongeren, jonge gezinnen en ouderen die zorg nodig hebben;
  • 3. diversiteit aan woonmilieus in de regio behouden en versterken met behoud van het groene karakter;
  • 4. de Gooi en Vechtstreek onderscheidt zich als regio waar ruimte is voor het zoeken naar en uitvoeren van vernieuwende oplossingen op het gebied van wonen.

Er zijn drie strategieën onderscheiden die de regio in gaat zetten om deze ambities te verwezenlijken:

  • 1. focus op mensen met minder kansen op de woningmarkt, vooral jongeren, jonge gezinnen van 30 - 45 jaar, en mensen die wonen met zorg combineren;
  • 2. creëren van een gedifferentieerd woonaanbod door het stimuleren van dynamiek op de woningmarkt, zowel door innovatief bouwen en herstructureren, als door het optimaliseren van de mogelijkheden die de bestaande voorraad biedt;
  • 3. inzet van vernieuwende en creatieve instrumenten en ideeën.

Regionaal actieprogramma Gooi- en Vechtstreek 2011-2015

De Regio heeft het RAP aangegrepen om de eigen, regionale visie te herijken. In het RAP zijn kwantitatieve (verstedelijkings-) afspraken met de provincie gemaakt over de behoefte aan nieuwbouw (zie ladder voor duurzame verstedelijking hierboven).

Toetsing

Het beoogde programma bestaat uit sociale huurappartementen en betaalbare koopwoningen. De focus wordt daarmee gelegd op mensen met minder kansen op de woningmarkt.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie gemeente Huizen (2011)

De structuurvisie van de gemeente Huizen bepaalt de komende 20 jaar het ruimtelijke beeld van de gemeente Huizen. Het zal richting geven aan toekomstige ontwikkelingen in Huizen en dienen als vertrekpunt voor de afweging bij elke beslissing over concrete ruimtelijke ontwikkelingen.

In de structuurvisie wordt vanuit de volgende stellingen en thema's voorstellen gedaan voor een aantal concrete projecten:

  • in Huizen kan iedereen prettig wonen;
  • Huizen krijgt passende werkgelegenheid;
  • Huizen is de kustplaats van het Gooi;
  • Huizen krijgt een kloppend hart;
  • Huizen heeft een rijk landschap van bos en hei;
  • Huizen verbetert het openbaar vervoer.

Voor dit wijzigingsplan zijn de thema's 'In Huizen kan iedereen prettig wonen' en 'Huizen krijgt passende werkgelegenheid'. Daarvoor geeft de structuurvisie de volgende voorstellen voor mogelijke ontwikkelingen die ook relevant (kunnen) zijn voor het wijzigingsplan:

  • het vergroten van de diversiteit van de woningvoorraad;
  • aanwijzen van kansrijke gebieden voor het positioneren van starters- en seniorenwoningen;
  • transformatie van de woningvoorraad in de lager gelegen delen van Huizen;
  • het opwaarderen van de winkel- en buurtcentra, gecombineerd met woningbouw;
  • het opwaarderen van de uitstraling van de winkel- en buurtcentra;
  • transformatie van de sociaaleconomische as tot een levendige zone met wonen en voorzieningen.

Toetsing

Door middel van het voorliggend wijzigingsplan wordt de bouw van nieuwe grondgebonden woningen en appartementen in bestaand stedelijk gebied mogelijk gemaakt, die ook voor starters en senioren toegankelijk zijn. Het braakliggend terrein krijgt een nieuwe invulling en het nieuwe programma zal zorgen voor een kwalitatieve verbetering van de openbare ruimte en het woongebied.

Welstandsnota

De welstandsnota van 2012 vervangt de welstandsnota van 2009. In deze nota is het welstandsbeleid van de gemeente Huizen vastgelegd. Voor grote delen van de gemeente is de inmenging van de lokale overheid met de komst van deze nieuwe nota beperkt. Als er sprake is van een herontwikkeling met een bebouwd oppervlak van 500 m² of meer dan geldt er, ongeacht de locatie van het project, welstandstoezicht.

Toetsing

De welstandscommissie heeft de plannen voor de herontwikkeling positief ontvangen. Bij de (bouw)aanvraag is rekening gehouden met eerdere opmerkingen van welstandscommissie. Het project voldoet daarmee aan redelijke eisen voor welstand.

Klimaatbeleid

De gemeente Huizen voert een actief klimaatbeleid. Om die reden worden ruimtelijke ontwikkelingen beoordeeld op energie-aspecten. Hierbij hanteert de gemeente Huizen een voorkeursvolgorde bij het beoordelen van bouwplannen, die met privaatrechtelijke medewerking van de gemeente worden ontwikkeld. Wat betreft het niveau van de ruimtelijke ordening is de volgorde:

  • 1. het verminderen van de vraag naar energie; hierbij moet worden gedacht aan compact bouwen, zongerichte verkaveling en zongericht bouwen;
  • 2. gebruik van duurzame energiebronnen; ruimtelijke consequenties zijn hier bijvoorbeeld de benodigde oriëntatie en hellingshoeken van daken in verband met plaatsing van zonnepanelen en zonneboilers;
  • 3. het inzetten van energie-efficiënte technieken; ruimtelijke consequenties zijn hier bijvoorbeeld de benodigde bodemopslagcapaciteit bij warmte/koudeopslag.

Toetsing

In het wijzigingsplan is waar mogelijk rekening gehouden met bovenstaande uitgangspunten. Daarnaast hanteert de ontwikkelaar Trebbe de Trias Energetica als uitgangspunt. Voor de nieuwe woningen betekent dit een goede schil en toepassing van gebruiksvriendelijke installaties die bijdragen aan een gezond binnenklimaat. De woningen dragen energielabel A++, goede isolatie in de schil met een Rc waarde in de gevel van 5.3, Rc waarde vloer 3.5 en Rc waarde dak 5.0. Door ook een kierdichting toe te passen van Qv10=0.4 wordt een 7.3 bij GPR-Gebouw gescoord. De Basiswoning is niet alleen duurzaam, maar wordt ook duurzaam gebouwd met PEFC/FSC-gecertificeerd hout. Goede detaillering en materiaalkeuzes op maat beperken afval en zorgen voor minder vervoersbewegingen.

Voor het overige vindt toetsing plaats aan de hand van concrete bouwplannen.

Beleidsvisie externe veiligheid

De gemeenteraad van Huizen stelde in 2010 de in regionaal verband opgestelde beleidsvisie externe veiligheid (EV) vast. De beleidsvisie is ondersteunend aan en aanvullend op de wettelijke taakuitvoering op het gebied van EV van gemeenten in de Gooi en Vechtstreek. De beleidsvisie bevat zowel de ambities t.a.v. externe veiligheid als het toetsingskader bij vergunningverlening en ruimtelijke besluiten.

Toetsing

In paragraaf 4.6 wordt de doorwerking van de beleidsvisie EV op dit wijzigingsplan beschreven.

3.4 Toets wijzigingsregels

Het voorliggende wijzigingsplan moet voldoen aan de wijzigingsregels zoals opgenomen in artikel 24, lid 24.1 van het bestemmingsplan 'Kom-Oost'. Om te toetsen of aan deze regels wordt voldaan, zijn (in de onderstaande tabel) in de linkerkolom de wijzigingsregels opgenomen en wordt in de rechterkolom hieraan getoetst.

artikel 24, lid 24.1 wijzigingsgebieden   toetsing  
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de aanduiding
'Wro-zone - wijzigingsgebied 7' (locatie Kotter-Schokker) in combinatie met en/of in aanvulling op de geldende bestemmingen, geheel of gedeeltelijk wijzigen naar de bestemmingen 'Tuin', 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Wonen' en 'Wonen - Zorg' mits:  
De locatie ter plaatse van 'Wro-zone - wijzigingsgebied 7' wordt gewijzigd in de genoemde bestemmingen. Op de verbeelding is de nieuwe bestemminglegging opgenomen en in de regels van het voorliggende wijzigingsplan wordt naar de artikelen 13 (Tuin), 16 (Verkeer - Verblijfsgebied) en 17 (Wonen) zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Kom-Oost' verwezen. Daarnaast is in artikel 5 lid 5.2 van het wijzigingsplan, een nieuwe regel opgenomen die verwijst naar het maximumaantal toegestane wooneenheden zoals aangegeven op de verbeelding in plaats van 'het aantal hoofdgebouwen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan'.  
bij een geheel nieuwe inrichting met uitsluitend woningen, het aantal woningen ten hoogste 85 bedraagt;   Het gebied wordt ingericht als woon- en verblijfsgebied. Het totaal aantal woningen bedraagt 76.  
de goothoogte en de bouwhoogte van de hoofdgebouwen ten hoogste 12 m bedraagt;   De goot- en bouwhoogte is begrensd tot 12 m middels de aanduidingen 'maximale goothoogte (m)' en 'maximale bouwhoogte (m)'. Via een binnenplanse afwijking, zoals opgenomen in artikel 23 van het moederplan Kom-Oost, wordt een afwijking van ten hoogste 10% toegestaan. Hierdoor is de bouwhoogte van 12,37 m van de appartementen mogelijk.  
voor het parkeren wordt voldaan aan de parkeernormen uit artikel 25.2;   Het aantal benodigde parkeerplaatsen is met behulp van de aangegeven normen berekend. In verband met de beperkte ruimte binnen het plangebied, worden niet alle benodigde parkeerplaatsen binnen het plangebied gerealiseerd. Met behulp van een parkeertelling is aangetoond dat een deel van de benodigde parkeerplaatsen ook in de direct omgeving kan worden opgevangen. Via binnenplans afwijken (zoals opgenomen in artikel 25.2 van het bestemmingsplan Kom-Oost) is toegestaan dat de parkeeropgave deels in de directe omgeving wordt opgelost. De volledige toets aan de parkeernorm is opgenomen in paragraaf 2.2.  
de wijziging naar woningen uitsluitend is toegestaan indien dit vanuit het oogpunt van milieuhinder, zoals de geluidshinder van het wegverkeer, niet op belemmeringen stuit en een verantwoorde woonsituatie is gewaarborgd;   Uit oogpunt van milieuhinder, waaronder geluidshinder van wegverkeer, stuit het plan niet op belemmeringen. Een verantwoorde woonsituatie is gewaarborgd. Een toets aan alle milieu- en omgevingsaspecten is opgenomen in hoofdstuk 4.  
vooraf is aangetoond dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.   Uit bodemonderzoeken (verkennend en aanvullend) volgt dat de bodemkwaliteit op de te ontwikkelen gebieden geschikt is voor de beoogde functie. Hierover meer in paragraaf 4.3.  

Hoofdstuk 4 Milieu en omgevingsaspecten

4.1 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

Goede ruimtelijke ordening

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van woningen nabij bedrijven:

  • een aanvaardbaar woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd ter plaatse van de woningen;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de eventueel in de omgeving aanwezige bedrijven/inrichtingen.

Om in dit wijzigingsplan de belangenafweging tussen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering goed mee te nemen wordt gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. In geval van omgevingstype 'gemengd gebied' mag worden uitgegaan van een kleinere richtafstand.

Indien niet aan de richtafstanden kan worden voldaan dient door middel van verder onderzoek te worden aangetoond dat er sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat en dat de inrichting de mogelijkheid heeft om haar bedrijfsactiviteiten uit te oefenen.

Het plangebied en de ruimtelijke ontwikkeling kunnen vanwege de directe nabijheid van een winkelcentrum aangemerkt worden als een gemengd gebied.

Activiteitenbesluit

Bepalend voor de beoordeling van de geluidskwaliteit zijn het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, het maximaal geluidniveau en de indirecte hinder als gevolg van de verkeerstaantrekkende werking. In het kader van de beoordeling op basis van de milieuwetgeving is het Activiteitenbesluit bepalend.

In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit.

  07:00-19:00   19:00-23:00   23:00-07:00  
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen   50 dB(A)   45 dB(A)   40 dB(A)  
LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen   35 dB(A)   30 dB(A)   25 dB(A)  
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen   70 dB(A)   65 dB(A)   60 dB(A)  
LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen   55 dB(A)   50 dB(A)   45 dB(A)  

Voor het maximale geluidsniveau is laden en lossen in de dagperiode uitgesloten van toetsing. Wel dient in deze periode voldaan te worden aan de normstelling van het equivalente geluidniveau van 50 dB(A).

Een uitgebreid toetsingskader is opgenomen in het uitgevoerde akoestisch onderzoek (bijlage 1).

Onderzoek

Supermarkt

Ten zuiden van het plangebied is een supermarkt gelegen. Omdat vanuit jurisprudentie bekend is dat ten aanzien van laden en lossen van de supermarkt geluidsoverlast kan worden ondervonden door omwonenden is ter plaatse van de beoogde woningen een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting van de supermarkt (AGEL adviseurs, 20140273-01, d.d. september 2014). De onderzoeksrapportage is opgenomen in bijlage 1.

De rekenresultaten zijn uitgebreid opgenomen in het akoestisch onderzoek (bijlage 1). Bij het onderzoek is er reeds vanuit gegaan dat de aanwezige elementenverharding van de laadlosplaats wordt vervangen door een gesloten asfaltverharding. De resultaten kunnen als volgt worden samengevat:

Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau

In het akoestisch onderzoek is de geluidsbelasting weergegeven als gevolg van de laad- en loshandelingen bij de supermarkt. Ter plaatse van een groot deel van het plangebied wordt voldaan aan de richt- en grenswaarde van 50 dB(A) voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau. Uitsluitend ter plaatse van de zijgevel van twee hoekappartementen van appartementenblok west wordt de richt- en grenswaarde overschreden. De hoogst optreden geluidsbelasting bedraagt 53 dB(A).

Maximaal geluidniveau

Voor het Activiteitenbesluit hoeft geen toetsing plaats te vinden van het maximale geluidniveau omdat piekgeluiden als gevolg van laad/loshandelingen in de dagperiode zijn vrijgesteld van toetsing. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel een beoordeling gewenst. Uit het onderzoek blijkt dat ter plaatse van de eengezinswoningen wordt voldaan aan de richtwaarde van 70 dB(A) etmaalwaarde. De maximale geluidsbelasting is hier 67 dB(A). Bij de hoekappartementen west vindt een overschrijding van de richtwaarde van 70 dB(A) etmaalwaarde plaats van 11 dB aan de zijgevel, 2 dB aan de voorgevel en 6 dB aan de achtergevel. Ook bij de hoekappartementen oost vindt een overschrijding van de richtwaarde van 70 dB(A) etmaalwaarde plaats. De overschrijding bedraagt hier 11 dB bij de zijgevel, 6 dB bij de voorgevel en 5 dB bij de achtergevel. Bij de overige appartementen wordt voldaan aan de richtwaarde.

Maatregelen

Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau

Voor de supermarkt is sprake van een overschrijding van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau ter plaatse van twee hoekappartementen. Er worden verschillende maatregelen getroffen waardoor aan de grenswaarden kan worden voldaan. Het gaat hierbij om de volgende maatregelen:

  • de zijgevel van het appartementengebouw wordt als een dove gevel uitgevoerd;
  • de laad/loshandelingen worden beperkt tot de dagperiode zodat deze zijn vrijgesteld aan toetsing;
  • de bestaande elementenverharding van de laadlosplaats wordt vervangen door een gesloten asfaltverharding.

Omdat het laden en lossen uitsluitend in de dagperiode al overeenkomt met de bestaande situatie en de supermarkt reeds van plan is de elementenverharding te vervangen wordt het bedrijf niet in zijn bedrijfsvoering belemmerd door de te nemen maatregelen.

Maximaal geluidniveau

Voor de supermarkt is ook sprake van een overschrijding van het maximale geluidniveau ter plaatse van de hoekappartementen. Het woon- en leefklimaat zal in hoofdzaak bepaald worden door het geluidniveau in de verblijfsruimten van de appartementen zelf. Als compensatie voor de hogere gevelbelasting worden extra geluidwerende maatregelen getroffen aan de gevel een en ander gelijk aan het verlenen van hogere waarde op grond van de Wet geluidhinder. Omdat in deze situatie sprake is van een overschrijding van de richtwaarde voor het maximaal geluidniveau geldend voor een gemengd gebied met maximaal 11 dB ter plaatse van de zijgevels en 6 dB ter plaatse van de overige gevels wordt de standaard vereiste geluidwering van 20 dB(A) uit het Bouwbesluit verhoogd naar:

  • 31 dB(A) voor de zijgevels van de hoekappartementen;
  • 26 dB(A) voor de voor- en achtergevels van de hoekappartementen.

Op basis van deze extra geluidwerende maatregelen wordt een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de hoekappartementen gegarandeerd.

Garageboxen

Ten zuiden van het plangebied zijn naast het winkelcentrum en de supermarkt tevens garageboxen gelegen. Garageboxen worden niet genoemd in de VNG-publicatie, maar zijn qua hinder vergelijkbaar met autoparkeerterreinen/parkeergarages. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 m tot een rustige woonwijk en 10 m tot een gemengd gebied in verband met het aspect geluid. Zoals reeds is aangegeven, is het plangebied te categoriseren als gemengd gebied. De afstand van het plangebied tot de garageboxen is circa 25 m. Er wordt dus voldaan aan de richtafstand. De aanwezigheid van de garageboxen levert geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling.

Horeca

In het buurtwinkelcentrum zijn twee eetgelegenheden gevestigd. Het maatgevend aspect bij deze bedrijfsactiviteiten is geur. Een deel van het plangebied is binnen de geurcontour van 25 m van de afzuiginstallaties gesitueerd. Om geuroverlast te voorkomen worden ontgeuringsinstallaties gemonteerd op de afzuiginstallatie. Het onderzoek naar de afzuiginstallaties is opgenomen in bijlage 2.

Conclusie

Uit het uitgevoerde akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting van de aanwezige supermarkt ter plaatse van de beoogde woningen blijkt dat ter plaatse van enkele appartementen niet wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en aan de richtwaarde voor het maximale geluidniveau. Door het treffen van verschillende maatregelen wordt aan het Activiteitenbesluit en een goed woon- en leefklimaat voldaan.

Voor de aanwezige garagebox wordt voldaan aan de geldende richtafstand waardoor deze geen belemmering oplevert voor de beoogde ontwikkeling.

Het plangebied is wel deels gelegen binnen de geurcontour van de aanwezige horecagelegenheden. Door het toepassen van geurmaatregelen wordt ook op het gebied van geurbelasting voldaan aan de geldende grens- en richtwaarden.

Door het nemen van verschillende maatregelen zal ter plaatse van de beoogde woningen sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en zullen de aanwezige bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.

4.2 Geluidhinder wegverkeer

Beleid en normstelling

Een aantal nieuwe ontwikkelingen in het plangebied is aan te merken als geluidgevoelige bestemming in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh). Het betreft de mogelijkheid (al dan niet met een wijzigingsbevoegdheid) tot het bouwen van nieuwe woningen.

Gezoneerde wegen (50 km/h-wegen)

De wegen met een wettelijke geluidszone (50 km/h-wegen) liggen rondom het plangebied. Het betreft de Huizermaatweg, Gemeenlandslaan en 't Merk. De breedte van de geluidszones voor deze wegen bedraagt 200 m aan weerszijden van de wegas. Voor de geluidbelasting op de buitengevel van nieuwe woningen binnen de wettelijke geluidszone van deze wegen geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Bij deze wegen mag – binnen de bebouwde kom – voor het bepalen van de wettelijke toetswaarde 5 dB van de berekende waarde worden afgetrokken (artikel 110g Wgh).

De voorkeursgrenswaarde mag in beginsel niet worden overschreden. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat deze waarde wel wordt overschreden, zijn maatregelen noodzakelijk, gericht op het verminderen van de geluidbelasting aan de gevel. Zijn deze maatregelen onvoldoende doeltreffend, of zijn voor deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard aanwezig, dan kan het college van burgemeester en wethouders een hogere geluidwaarde vaststellen. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde voor nieuwe woningen van 63 dB niet overschrijden.

30 km/h-wegen

In en rondom het plangebied liggen met name 30 km/h-wegen. Hoewel 30 km/h-wegen geen wettelijke geluidszone kennen, moet (op grond van jurisprudentie) in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel inzichtelijk worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat voor nieuw te bouwen woningen nabij deze wegen. Bij gebrek aan een wettelijk kader wordt hiervoor aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen.

Onderzoek

In de komende 10 jaar wordt geen toename van verkeerintensiteiten verwacht in Huizen (VCP 2013). In het kader van het bestemmingsplan Kom-Oost is voor de planlocatie reeds onderzoek gedaan naar de geluidsbelasting op de gevels van de nieuwbouw. Daarbij is gebruik gemaakt van de in 2012 opgestelde geluidbelastingkaart van de gemeente Huizen, waarvoor in alle gevallen berekeningen zijn uitgevoerd met de Standaard Rekenmethode II (SRM2) van bijlage III van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder. Wanneer uit de geluidbelastingkaart bleek dat op de locatie de voorkeurgrenswaarde ten gevolge van het wegverkeer op de 50 km/h-weg (ruim) werd gehaald, is de meest nabijgelegen 30 km/h-weg als maatgevend beschouwd.

De hoogte van de geluidbelasting op de gevel is in onderstaande tabel opgenomen, daarin is voor de verschillende locaties weergegeven:

  • welke weg(en) maatgevend is/zijn om de geluidbelasting op de gevel te bepalen;
  • of sprake is van een 30 km/h-weg of een 50 km/h-weg;
  • de geluidbelasting Lden op de gevel in dB;
  • de toetswaarde volgens de Wgh (bij 50 km/h-wegen 5 dB lager op grond van artikel 110g Wgh);
  • of een hogere waardeprocedure aan de orde is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WP01KOMOOST2014-VG01_0008.png"

Conclusie

Voor de planlocatie waren de omliggende 30 km/h wegen de maatgevende wegen. De locatie kan volgens de classificatie van de geluidbelastingkaart worden getypeerd als levendig tot rustig. Een hogere waardeprocedure is niet aan de orde, omdat de maatgevende geluidbelasting wordt veroorzaakt door 30 km/h-wegen en de Wet geluidhinder op deze wegen niet van toepassing is.

Voor nieuwbouwsituaties zal in alle gevallen moeten worden voldaan aan de wettelijke binnenwaarde van 33 dB uit het Bouwbesluit. Mits aan deze voorwaarde invulling wordt gegeven, staat het aspect geluidhinder wegverkeer de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen het wijzigingsplan niet in de weg.

4.3 Bodem

Beleid

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe functies dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd. Op grond van het Besluit bodemkwaliteit mag de functie geen bedreiging vormen voor bodemkwaliteit.

Onderzoek

Voor het gehele plangebied is onderzoek uitgevoerd naar de bodemkwaliteit (Mateboer Milieutechniek, rapportnummer 102126/JPR, 16 december 2010). Het bodemonderzoek is bijgevoegd in bijlage 3.

Uit het verkennend bodemonderzoek blijkt dat in de grond een sterk verhoogd gehalte aan PAK is aangetoond. Tevens zijn in het grondwater een sterk verhoogd gehalte aan vinylcholride en een matig verhoogd gehalte aan minerale olie aangetoond. Verder zijn in de grond en het grondwater maximaal licht verhoogde gehalten aangetoond.

Naar aanleiding van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek is aanvullend onderzoek verricht naar de kwaliteit van het grondwater ter plaatse van een voormalige chemische wasserij en een voormalig tankstation (Milieutechniek ZVS Eemnes BV, rapporten br21012 (21 juli 2014) en br21027 (21 augustus 2014)), zie bijlage 4 en 5. Het voormalige tankstation is in het verleden gesaneerd. In het grondwater zijn enkel nog geringe restverontreinigingen aangetoond. Er zijn geen noemenswaardige verontreinigingen in het grondwater aangetoond.

Ter plaatse van de openbare weg is plaatselijk een sterk verhoogd gehalte aan PAK aangetroffen. Deze verontreiniging is mogelijk klein van omvang. Ter plaatse van de openbare weg zijn geen aanpassingen c.q. is geen grondverzet voorzien. Daarom is het sterk verhoogde PAK-gehalte nu niet nader onderzocht. Deze verontreiniging levert geen gevaar op voor de volksgezondheid. Als hier later ontwikkelingen plaatsvinden, kan de verontreiniging op dat moment nader worden onderzocht. In de overige boringen zijn geen sterk verhoogde gehalten PAK aangetoond.

Conclusie

Uit de bodemonderzoeken blijkt dat de bodemkwaliteit geen belemmering is voor de ontwikkeling.

4.4 Verkeer

Auto

Door de bijzondere combinatie van geografische vorm en de ligging van Huizen kent de gemeente bijna geen doorgaand verkeer. Het autoverkeer in Huizen wordt bepaald door bestemmingsverkeer van en naar Huizen.

Huizen kent een verkeerscirculatieplan (VCP) dat in 2013 voor het laatst is geactualiseerd. In dit VCP is tevens de wegencategorisering opgenomen. Binnen de kern van Huizen wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsontsluitingswegen (GOW) met een maximumsnelheid van 50 km/h en erftoegangswegen (ETW) met een maximumsnelheid van 30 km/h.

Het plangebied is geheel gelegen binnen de 30 km/h-zone. Het plangebied wordt via Stuurboord en Bakboord ontsloten op de gebiedsontsluitingsweg Gemeenlandslaan. Via de gebiedsontsluitingswegen heeft het plangebied aansluiting op de A27. Deze autosnelweg ontsluit in noordelijke richting naar Almere en Lelystad en in zuidelijke richting naar Hilversum, Utrecht en Breda.

Fiets

Het fietsverkeer wordt afgewikkeld via de gemende verkeersafwikkeling in de 30 km/h-zones en vrijliggende fietspaden langs de belangrijkste gebiedsontsluitingswegen zoals de Gemeenlandslaan, Huizermaatweg en 't Merk. De gebiedsontsluitingswegen zijn voorzien van duurzaam veilig uitgevoerde oversteekvoorzieningen voor fietsverkeer. De inrichting van de wegen voldoet aan de richtlijnen van Duurzaam Veilig. De maaswijdte van het ontsluitende fietsroutenetwerk is gemiddeld kleiner dan 500 m. De ontsluiting voor het fietsverkeer is daarmee goed.

Openbaar vervoer

Langs de Huizermaatweg, Gemeenlandslaan en 't Merk lopen diverse buslijnen. De dichtstbijzijnde bushalte is op 3 minuten loopafstand gelegen. De ontsluiting via het openbaar vervoer is daarmee goed te noemen.

4.5 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen, ook wel Wet luchtkwaliteit (Wlk) genoemd. De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.

Op grond van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals het vaststellen van een wijzigingsplan) uitoefenen, indien aan een van onderstaande criteria wordt voldaan:

  • de ontwikkeling leidt niet tot een overschrijding van de grenswaarden;
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof blijft door de ruimtelijke ontwikkeling per saldo ten minste gelijk (of verbetert);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof verbetert de luchtkwaliteit per saldo, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect;
  • de ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de concentratie in de buitenlucht;
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden.

Besluit nibm

In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m² bvo bij één ontsluitingsweg.

Onderzoek

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool NSL 2013 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2012 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Randweg (als maatgevende doorgaande weg in de omgeving van het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

De nieuwe ruimtelijke ontwikkeling draagt, vanwege de beperkte omvang en de geringe verkeersaantrekkende werking ten opzichte van de bestaande situatie, niet in betekenende mate ('nibm') bij aan de luchtkwaliteit: de bijdrage op de wegen in de nabijheid van de ontwikkeling zal niet meer dan 3% van de grenswaarden voor PM10 en NO2 bedragen. Daarnaast wordt geen toename van de verkeersintensiteiten in Huizen verwacht in de komende 10 jaar. (VCP 2013). Hierdoor wordt blijvend voldaan aan de normen voor luchtkwaliteit.

Conclusie

Voor de ontwikkeling in het plangebied is het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen' (Besluit nibm) van toepassing, zodat toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege kan blijven. Langs wegen in het plangebied wordt daarnaast ruimschoots voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit en er is geen sprake van toekomstige overschrijdingen van de grenswaarden.

De conclusie is dat de Wet luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staat. In het plangebied is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit sprake van een goed woon- en leefklimaat.

4.6 Externe veiligheid

In (de nabije omgeving van) het plangebied zijn geen bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt aanwezig. Ook vindt er in de nabije omgeving geen vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen plaats. Het plangebied is niet gelegen binnen een invloedsgebied en heeft daarmee geen gevolgen voor het wijzigingsplan.

4.7 Natuur

Beleid en normstelling

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat momenteel uit deels een braakliggend terrein begroeid met kort gemaaid gras en deels een geheel verhard terrein van de voormalige basisschool en het buurthuis. Een deel van de bebouwing is nog in gebruik en moet nog gesloopt worden.

Beoogde ontwikkelingen

Het wijzigingsplan voorziet in de realisatie van woningen en de aanleg van parkeergelegenheid en overig openbaar gebied. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • verwijderen beplanting;
  • sloop werkzaamheden;
  • bouwrijp maken;
  • bouwwerkzaamheden.

Normstelling

Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de EHS is in Noord-Holland in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt.

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit wijzigingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Hetzelfde geldt voor de ecologische doelen van de beschermde natuurmonumenten (b), voor zover deze gebieden niet overlappen met Natura 2000.

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze natuurgebieden liggen op grote afstand van het plangebied en worden niet beïnvloed door de relatief kleinschalige ingreep in bebouwd gebied.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Het wijzigingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, moet daarom zekerheid zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet nodig is en of het reëel is te verwachten dat deze wordt verleend.

Daarvoor is het allereerst nodig om te weten welke beschermde soorten er in het plangebied voorkomen of voor kunnen komen. Daarvoor beschikt de gemeente Huizen over een natuurwaardenkaart.

Natuurwaardenkaart

Voor de gehele gemeente is een zogenaamde natuurwaardenkaart opgesteld, zie bijlage 6 en figuur 4.1. Deze kaart geeft een indicatie van de soorten die zeker of mogelijk aanwezig zijn en is het resultaat van bron- en literatuurstudie, aangevuld met veldwaarnemingen. Op de natuurwaardenkaart is aangegeven welke gebieden respectievelijk een laag, gemiddeld en hoog risico hebben voor de aanwezigheid van gebouwbewonende vleermuizen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WP01KOMOOST2014-VG01_0009.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WP01KOMOOST2014-VG01_0010.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WP01KOMOOST2014-VG01_0011.png"

Figuur 4.1 Uitsnede natuurwaardenkaart (Huizen, 2012)

Vleermuizen en vogels

Voor de locatie geldt voor gebouwbewonende vleermuizen en vogels een laag en gemiddeld risico. In het westelijk deel (gemiddeld risico) is opgemerkt dat in de gebouwen met platte daken, die veel voorkomen in deze categorie, het risico voor gebouwbewonende vogels laag is en voor vleermuizen gemiddeld. In dit deel is geen bebouwing meer aanwezig. Voor de nog resterende bebouwing geldt een laag risico.

Het voorkomen van vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen zoals de huismus en gierzwaluw wordt uitgesloten omdat er geen geschikte ecotopen en potentiële nestlocaties aanwezig zijn (platte daken geen overstekken en relatief jonge bomen zonder geschikte gaten). In verband met het voorkomen van algemene broedvogels wordt aangeraden om te werken buiten het broedseizoen, of op een manier dat de vogels niet tot broeden komen. Op deze manier kan er worden voorkomen dat de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet worden overtreden.

De sloop van gebouwen kan tot gevolg hebben dat verblijfplaatsen van vleermuizen en de daarmee samenhangende vliegroutes worden aangetast of worden vernietigd. Een gerichte inventarisatie van verblijfplaatsen en vliegroutes is derhalve van belang om eventuele effecten op een adequate manier in te kunnen schatten. De nog aanwezige gebouwen zijn door de gemeente Huizen geïnspecteerd op mogelijkheden voor het voorkomen van verblijfplaatsen van vleermuizen. De gebouwen blijken ongeschikt voor vleermuizen, nader onderzoek in het kader van flora en fauna is niet nodig.

De bomen in het midden van het plangebied blijven gehandhaafd en komen in een groenzone te staan. In de uiteindelijke situatie worden ook nieuwe plantsoenen en tuinen gerealiseerd, waardoor de hoeveelheid groen ongeveer gelijk blijft en effecten op foerageergebied uitgesloten worden.

Overige zoogdieren

Het voorkomen van licht beschermde soorten is aannemelijk, zoals mol, huisspitsmuis en bosmuis. Al deze soorten zijn licht beschermd en niet bedreigd volgens de Rode lijst. Voor deze licht beschermde soorten bestaat een vrijstelling van de Flora en faunawet.

Overige soorten

Er zijn, gezien de aanwezige biotopen, geen beschermde vaatplanten, amfibieën, vissen, reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In tabel 4.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 4.1 Naar verwachting aanwezige beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

  nader onderzoek nodig  
vrijstellingsregeling Ffw   tabel 1     mol, huisspitsmuis en bosmuis   nee  
ontheffingsregeling Ffw   tabel 2     -   nee  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   -   nee  
    bijlage IV HR   alle vleermuizen   ja  
  vogels   cat. 1 t/m 4   -   nee  

Het wijzigingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.

Het wijzigingsplan voorziet in de sloop en bouw van gebouwen. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming).
  • Bij de uitvoering van de grondwerkzaamheden kunnen maatregelen worden genomen om te voorkomen dat (her)vestiging of (her)kolonisatie van beschermde soorten kan plaatsvinden, daarvoor kan het terrein regelmatig worden gemaaid, zodat er geen (natuurlijke) houtige beplanting kan groeien. Ook het vlak houden van het terrein kan de (her)vestiging van soorten tegengaan. Daarnaast is het dagelijks gebruik van het terrein een vorm van verstoring om (her)vestiging van beschermde soorten tegen te gaan. Echter verstoring mag alleen worden toegepast ter voorkoming van de (her)vestiging van soorten en niet ter bestrijding van al aanwezige soorten. Zo kan bijvoorbeeld voorkomen worden dat de rugstreeppad (die namelijk aangetrokken wordt door grondwerkzaamheden in de nabijheid van water) zich vestigt door de werkzaamheden naadloos op elkaar te laten aansluiten en/of het plangebied voorafgaand aan het uitvoeren van de werkzaamheden volledig af te schermen met antiworteldoek (hoogte 40-50 cm en 5 cm in de grond). Bij graafwerkzaamheden en/of tijdelijke opslag van grond kan voorkomen worden dat soorten als de oeverzwaluw gaan nestelen in de taluds door deze niet steiler te maken dan 1:3. Mochten ondanks deze voorzorgsmaatregelen onverhoopt toch beschermde dieren zich in het gebied vestigen, dan moeten de werkzaamheden worden stilgelegd, gewacht worden tot de nesten vrijwillig zijn verlaten of ontheffing worden aangevraagd.

Gezien de bovenstaande conclusies staat de Flora- en faunawet, met inachtneming van de voorgestelde maatregelen, de uitvoering van het plan niet in de weg.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.8 Waterparagraaf

4.8.1 Beleid

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Waternet voert taken uit in opdracht van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Bij het tot stand komen van dit wijzigingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen over de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de nota's die voor dit plangebied relevant zijn, daarbij wordt het beleid van het waterschap en de gemeente nader behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationale Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan 2010-2015.

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) haar drie hoofdtaken: zorg voor veiligheid achter de dijken, zorg voor voldoende water en zorg voor schoon water. Daarnaast voert AGV in haar beheersgebied taken uit die de waterschappen aangeven als maatschappelijke neventaken. Voor AGV zijn dat vaarweg- en nautisch beheer, faciliteren van het recreatief medegebruik van wateren en dijken, zorg voor natuurwaarden en bevordering van cultuurhistorische, landschappelijke, en architectonische waarden. De beleidsvoorbereidende, uitvoerende en administratieve taken heeft AGV opgedragen aan de stichting Waternet. Dit waterbeheerplan gaat over de waterschapstaken van AGV, waarbij AGV wel steeds het oog houdt op de samenhang van deze taken met het geheel van waterketen- en watersysteemtaken, oftewel de watercyclus. Tevens geeft dit waterbeheerplan aan de opgaven vanuit de KRW en vanuit het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-actueel).

Gemeentelijke beleid

Het stedelijk Waterplan Huizen 2006-2015 (2005) biedt een visie op het watersysteem in de planperiode. In het Waterplan is de huidige watersituatie vastgelegd en zijn verbeterpunten benoemd. Dit heeft geleid tot een aantal maatregelen, dat door de gemeente en AGV binnen de planperiode tot uitvoer zal worden gebracht. Het streven is een goed functionerend stedelijk watersysteem en een vergroting van de ecologische waarde en daarmee de belevings- en gebruikswaarde van het water. In het Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP) t/m 2015 is, voor zover relevant voor deze paragraaf, onder andere het volgende opgenomen:

  • Rol particulier

In bestaand stedelijk gebied wordt de particulier niet verplicht het hemelwater op het eigen terrein te verwerken. Bij herbouw / nieuwbouw / herontwikkeling / renovatie wordt van initiatiefnemer geëist om hemelwater en vuil afvalwater te scheiden en dit bij de erfgrens gescheiden aan te bieden. De gemeente sluit de hemelwaterafvoer aan op een te leggen hemelwaterriool naar de watergang in het Stadspark. Het vuile afvalwater wordt aangesloten op het bestaande gemengde stelsel.

  • Wateroverlast

Het afkoppelen van verhard oppervlak, door toepassing van waterpasseerbare verharding, draagt in beperkte mate bij aan de hydraulische ontlasting van het bestaande gemengde stelsel.

  • Grondwater

De gemeente is als beheerder verantwoordelijk voor de ontwatering van de openbare ruimte. Als criterium hanteert de gemeente een maximale grondwaterstand van 0,70 m beneden de as van de weg. De particulier is verantwoordelijk voor grondwateroverlast op eigen erf. In geval van de bouw van een kelder dient deze waterdicht te worden aangelegd.

4.8.2 Watertoets

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied omvat de oude locaties van de Zuiderzeeschool, het buurthuis Meentamorfose en het vroegere tankstation. De kavels zijn gelegen aan de Kotter en Schokker in de wijk Stad en Lande. Het gebied bestaat uit bebouwing, verharding, openbaar groen en braakliggend terrein.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland (www.bodemdata.nl) bestaat de bodem ter plaatse uit zowel zeekleigrond als veengrond. Er is sprake van grondwater trap III. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand op minder dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen 0,8 en 1,2 m beneden maaiveld.

Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied. Er gelden in het plangebied geen bijzondere beperkingen c.q. aanvullende regels met betrekking tot bescherming van het grondwater.

Waterkwantiteit

In en in de directe omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

Waterkwaliteit

Binnen het plangebied bevinden zich geen KRW-waterlichamen.

Veiligheid en waterkeringen

Binnen het plangebied bevinden zich geen primaire of secundaire waterkeringen.

Afvalwater en riolering

Het plangebied is in de huidige situatie aangesloten op een gemengd rioleringsstelsel.

Toekomstige situatie

Algemeen

In het plangebied wordt woningbouw gerealiseerd. Deze bebouwing wordt grotendeels gerealiseerd ter plaatse van bestaande verharding en bebouwing.

Waterkwantiteit

Bij een toename in verharding dient deze toename te worden gecompenseerd. In de onderstaande tabel is de oude en nieuwe situatie naast elkaar gelegd.

Tabel 4.2 Verhard oppervlak in oude en nieuwe situatie

Totaal oppervlak wijzigingsbevoegdheid   8.668 m²   100%  
Oude situatie      
Oppervlakte verharding + bebouwing   7.133 m²   82%  
Oppervlakte groen   1.535 m²   18%  
Nieuwe situatie      
Oppervlakte verharding + bebouwing   7.328 m²   85%  
Oppervlakte groen (excl. tuinen)   1.340 m²   15%  

Er is dus een toename van circa 3%/195 m² aan verharding. Hiervan moet 10% à 19,5 m² worden gecompenseerd. Deze compensatie is reeds gerealiseerd door de aanleg van extra waterpartijen in het Stadspark in 2010.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

Voorliggende plan is niet van invloed op de waterveiligheid van de omgeving.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Dit project wordt voorzien van een gescheiden rioleringsstelsel. Dit stelsel wordt tijdelijk aangesloten op een gemengd stelsel. Medio 2015 volgt besluitvorming over een nieuw rioolplan. In dit plan wordt een voorstel gedaan voor een volledig gescheiden rioleringsstelsel in de wijk Stad en Lande.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Voorliggend plan maakt geen ontwikkelingen mogelijk binnen de beschermingszone van een waterkering of watergang of aan het bestaande watersysteem. Een watervergunning op basis van de Keur is dan ook niet noodzakelijk.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.9 Cultuurhistorie en archeologie

4.9.1 Archeologie

Normstelling en beleid

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta (1992). De wet is een raamwet die regelt hoe Rijk, provincie en gemeente bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem.

De wet beoogt het culturele erfgoed (en vooral het archeologische erfgoed) te beschermen. Onder archeologisch erfgoed wordt verstaan: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden.

De uitgangspunten van deze wet zijn:

  • archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behoud in de bodem (in situ) niet mogelijk is;
  • vroeg in de ruimtelijke ordening al rekening houden met archeologie;
  • bodemverstoorders betalen archeologisch onderzoek en mogelijke opgravingen (principe verstoorder betaalt).

In de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is aangegeven dat gemeentes verantwoordelijk zijn voor hun eigen bodemarchief. Dit betekent dat de gemeente bevoegd gezag is. De provincie beperkt zich tot zaken die van provinciaal belang zijn.

In december 2009 heeft de gemeente Huizen de beleidsnota Archeologie Huizen vastgesteld. In de beleidsnota wordt de ontwikkelings- en bewoningsgeschiedenis per gebied beschreven. Vervolgens is voor ieder gebied de archeologische verwachtingswaarde bepaald. Op basis van deze waardebepalingen is het grondgebied van Huizen in één van de zes categorieën 'archeologisch waardevol gebied' ingedeeld.

De categorieën kennen elk twee vrijstellingscriteria. Indien beide criteria worden overschreden geldt de plicht tot het laten doen van archeologisch onderzoek. In de andere gevallen geldt vrijstelling van die plicht.

In de erfgoedverordening is het archeologisch beleid juridisch vertaald. Bij de vaststelling van de Erfgoedverordening is ook de gemeentelijke archeologische waardenkaart vastgesteld waarop de verschillende archeologische verwachtingswaarden zijn aangegeven.

Onderzoek

Uit de gemeentelijke archeologische waardenkaart blijkt dat bij een planomvang van 10.000 m2 en dieper dan 40 cm een plicht voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek geldt. De voorgenomen ontwikkeling omvat een oppervlak van circa 8.670 m2. Dit gegeven leidt tot vrijstelling van archeologisch onderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WP01KOMOOST2014-VG01_0012.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.WP01KOMOOST2014-VG01_0013.png"

Figuur 4.2 Uitsnede gemeentelijke archeologische waardenkaart (gemeente Huizen, 2010)

4.9.2 Cultuurhistorie

In of in de directe omgeving van het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen gelegen.

4.9.3 Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor de cultuurhistorie plaatse.

4.10 Kabels en leidingen

In het plangebied liggen geen planologisch relevante leidingen. Ook zijn er geen hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen in de omgeving aanwezig. De conclusie is daarom dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan.

Hoofdstuk 5 Juridische beschrijving

Dit hoofdstuk beschrijft de juridische regeling van het wijzigingsgebied zoals deze luidt nadat het wijzigingsplan in werking is getreden. Dit wijzigingsplan maakt na vaststelling integraal onderdeel uit van bestemmingsplan Kom-Oost van de gemeente Huizen.

Verbeelding

Voor de woonpercelen is de bestemming 'Wonen' en 'Tuin' opgenomen en voor het openbaar gebied is de bestemmingen 'Verkeer - Verblijfsgebied' opgenomen. De aanduidingen op de verbeelding sluiten aan bij de regels zoals opgenomen in artikel 17 'Wonen' van het bestemmingsplan Kom-Oost. Dit betreffen de bouwvlakken waarbinnen de woningen mogen worden gebouwd en de maximum goot- en bouwhoogte. Op de verbeelding is een aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen.

Regels

Voor wat betreft de regels wordt verwezen naar de regels zoals opgenomen in het vigerende bestemmingsplan 'Kom-Oost'. In dit wijzigingsplan zijn daarnaast nieuwe regels opgenomen ten behoeve van de identificatie van en de verwijzing naar het wijzigingsplan (artikel 2 en 7). Daarnaast is een extra regel toegevoegd (zie artikel 5 van het voorliggend wijzigingsplan) waarmee het maximaal toegestane aantal wooneenheden wordt geregeld per bouwvlak.

Voor de verdere uitleg van de regels wordt verwezen naar hoofdstuk 5, paragraaf 5.2 van het bestemmingsplan 'Kom-Oost'.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. Centrale doelstelling van de wet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling.

In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 Bro is vastgelegd wat onder een bouwplan wordt verstaan. Voor dit wijzigingsplan is een dergelijk bouwplan aan de orde. Het is daarom in beginsel verplicht om een grondexploitatieplan op te stellen. Van het opstellen van een exploitatieplan kan worden afgezien wanneer het kostenverhaal anderszins verzekerd is. In dit geval zijn de gronden nog in handen van de gemeente en is het kostenverhaal verzekerd middels een anterieure gronduitgifte-overeenkomst. Van het opstellen van een grondexploitatieplan wordt daarom afgezien.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het voorliggende stedenbouwkundige plan is in overleg met de participatiegroep uitgewerkt. Voorafgaand aan de formele tervisielegging van het ontwerpwijzigingsplan is een inspraakavond georganiseerd waar direct omwonenden voor zijn uitgenodigd. Op grond van deze informatieavond zijn er geen redenen om het stedenbouwkundig plan te wijzigen.

In het ontwerpwijzigingsplan is het stedenbouwkundig verhaal als zodanig juridisch vertaald. Het ontwerpplan heeft gedurende zes weken ter visie gelegen. In deze periode is één zienswijze tegen het plan ingediend. Deze zienswijze heeft geleid tot een wijziging in het plan. Bij het ontwerpplan was nog sprake van 189 parkeerplaatsen in de eindsituatie. Als gevolg van de zienswijze worden er in totaal 3 parkeerplaatsen extra aangelegd en daarmee komt het totaal aantal parkeerplaatsen op 192.