direct naar inhoud van Regels behorend bij bestemmingsplan
Plan: Bijvanck
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0406.BPBijvanck-VG01

Regels behorend bij bestemmingsplan

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze planregels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Bijvanck van de gemeente Huizen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0406.BPBijvanck-VG01 met de bijbehorende regels (en de daarbij behorende bijlage).

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtererf:

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.6 achtergevel:

de gevel aan de achterzijde van de woning.

1.7 antenne-installatie:

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.8 antennedrager:

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.9 bebouwd oppervlak:

deel van het horizontale vlak van een bouwvlak op maaiveldniveau dat is bebouwd of overbouwd.

1.10 bebouwing:

Één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bedrijf:

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.12 bedrijf aan huis:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van een kleinschalig en/of ambachtelijk bedrijf aan huis, geheel of overwegend door handwerk, met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen, waarbij de aard en omvang van de bedrijfsuitoefening met de woonfunctie verenigbaar is.

1.13 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte aan een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.14 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.15 bed & breakfast:

een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als toeristisch-recreatieve activiteit, ondergeschikt aan de woonfunctie. Onder een bed and breakfastvoorziening wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.16 beroep aan huis:

het uitoefenen van een beroep aan huis of de beroepsmatige verlening van diensten aan huis op administratief, juridisch, (para) medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen terrein, met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.

1.17 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.23 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering op gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelders, souterrains, kappen en dakopbouwen.

1.24 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.25 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 carport:

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als gebouw.

1.29 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.30 dakopbouw:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.31 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.32 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.33 dwarskap:

kap, dwars gelegen op de kap van het hoofdgebouw of haaks op de voorgevel.

1.34 erker:

kleine toevoeging van meestal één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, op de begane grond.

1.35 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.36 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.37 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.38 horecabedrijf:

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.39 huishouden:

een zelfstandige bewoning in gezinsverband waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid.

1.40 langskap

schuine kap evenwijdig aan de gevel.

1.41 NEN:

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.42 noklijn:

de hoogste snijlijn van een oplopend dakvlak met een aflopend dakvlak, een buitenwerks gevelvlak of met een plat dakvlak.

1.43 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.44 onderkomens:

voor verblijf van mensen geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, voer- of vliegtuigen, caravans en stacaravans, kampeerauto's voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsmede tenten.

1.45 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en van ten hoogste één wand.

1.46 peil:
  • bij op te richten hoofdgebouwen en daarbij behorende aan- of uitbouwen: het straatpeil ter plaatse van de perceelgrens (ter plaatse van de hoofdtoegang) vermeerderd met 3 centimeter per meter afstand van het gebouw en de perceelgrens met een maximum van 30 centimeter;
  • bij op te richten bijgebouwen: de gemiddelde maaiveldhoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
  • bij te veranderen, uit te breiden en/of gedeeltelijk te vernieuwen gebouwen: een denkbeeldig vlak op 5 centimeter onder het niveau van de afgewerkte begane grondvloer ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw;
  • bij een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct grenst aan de openbare weg: de hoogte van de weg ter plaatse van de perceelgrens;
  • bij een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat niet direct grenst aan de openbare weg: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
1.47 praktijkruimte:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor het uitoefenen van een beroep aan huis.

1.48 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.49 restaurant:

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.50 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.51 standplaats:

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te knop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

1.52 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, reclamezuilen of -vitrines, gasregelkastjes, schakelkastjes, brandkranen, straatverlichtingpalen, bloembakken, zitbanken, parkeermeters, stadsplattegronden, verkeerszuilen, brievenbussen, richtingaanwijzers, bushalte-aanduidingen, verkeerslichten, verkeerslichtinstallaties, verkeerstekens, bewegwijzeringen, brandmelders, rijwielstandaards of -klemmen, papierbakken, spelstimulerende objecten, speeltoestellen, reddingsmateriaal en glasbakken.

1.53 verkoopvloeroppvlakte:

de oppervlakte van een voor het publiek toegankelijke ruimte, in gebruik voor detailhandel of horeca.

1.54 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.55 voorgevelrooilijn:

de naar de weg gekeerde grens of grenzen van het bouwvlak. Indien er meerdere naar de weg gekeerde bouwgrenzen zijn is er sprake van meerdere voorgevelrooilijnen. Ter plaatse van hoekpercelen is sprake van maximaal twee voorgevelrooilijnen.

1.56 woning:

een complex van ruimten ten behoeve van een huishouden.

1.57 zijerf:

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

1.58 zorgwoning:

een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een geïndiceerde zorgbehoefte.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale dakvlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van scheidsmuren; bij het ontbreken van gevelvlakken gelden de uiterste grenzen van het dakvlak, horizontaal gemeten.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 vloeroppervlakte:

De gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2.8 ondergeschikte bouwdelen:
  • a. bij de meting van bouwhoogte en goothoogte worden ondergeschikte bouwdelen, waarvan de grootste horizontale doorsnede minder dan 1m x 1m bedraagt, niet meegerekend.
  • b. de hierna te noemen ondergeschikte bouwdelen mogen de bebouwingsgrenzen overschrijden:
    • 1. met 0,2 meter voor afvoerpijpen, gevellijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en dergelijke bouwdelen;
    • 2. met 0,75 meter voor goot- en kroonlijsten, dakoverstekken en niet in het gevelvlak liggende schoorstenen;
    • 3. met 1,5 meter voor balkons, luifels en dergelijke;
    • 4. met 1,0 meter voor erkers, mits deze niet breder zijn dan 4,0 meter, niet hoger zijn dan de eerste bouwlaag, de afstand van de erker tot het openbaar gebied minimaal 3,5 meter bedraagt en bij erkers aan de zijkant van de woning de afstand tussen de erker en de zijerfgrens minimaal 2,0 meter bedraagt.
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag met maximaal 3,0 meter worden overschreden t.b.v. slanke bouwdelen, zoals schoorstenen en ten behoeve van antennes en antennemasten met ten hoogste 5 meter.
  • d. de bouwhoogte van een gebouw mag tot maximaal 5,0 meter worden overschreden ten behoeve van elementen zoals lift- en strappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties en lichtkappen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wat betreft de begane grondlaag voor kantoren, dienstverlenende bedrijven en maatschappelijke voorzieningen;
  • b. wat betreft de boven de begane grondlaag gelegen bouwlagen voor woondoeleinden;
  • c. bij deze bestemming behorende verhardingen, wegen, trottoirs, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen, tuinen en erven.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringsaanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' (m) aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • c. een dwarskap is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dwarskap''.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 7,5 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. detailhandelsbedrijven zijn niet toegestaan;
  • b. horecabedrijven zijn niet toegestaan;
  • c. coffeeshops zijn niet toegestaan;
  • d. garagebedrijven zijn niet toegestaan;
  • e. seksinrichtingen, sekswinkels en escortbedrijven zijn niet toegestaan.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en toestaan dat de gronden en bouwwerken tevens worden gebruikt voor woondoeleinden.

 

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. openbare en/of gemeenschappelijke groenvoorzieningen;
  • b. halteplaatsen voor het openbaar vervoer;
  • c. (on)verharde fiets- en voetpaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. singels en waterpartijen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. bij deze bestemming behorende verhardingen en nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 15 m2 worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de bouwhoogte van straatmeubilair bedraagt ten hoogste 9 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt dat parkeervoorzieningen uitsluitend zijn toegestaan in een strook van 6 m vanaf de bestemmingen 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

Artikel 5 Groen - Park

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Park' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. park;
  • b. openbare groenvoorzieningen;
  • c. sport- en recreatieve voorzieningen;
  • d. waterhuishouding;
  • e. natuur en educatie;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals straatmeubilair en kunstobjecten, (on)verharde fiets- en voetpaden, singels en waterpartijen en bijbehorende kunstwerken en voorzieningen zoals bruggen, duikers, vlonders, steigers en beschoeiingen, verhardingen, geluidswerende voorzieningen en speel- en sportvoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 15 m2 worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • a. de bouwhoogte van speelvoorzieningen en straatmeubilair bedraagt ten hoogste 9 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen bedraagt ten hoogste 5 m.
5.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor de aanleg van parkeerplaatsen, mits het parkeren nadrukkelijk ondergeschikt is aan de groenvoorziening en uitsluitend is toegestaan in een strook van 6 m gemeten vanaf de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. onderwijsdoeleinden;
  • b. sociaal-medische doeleinden;
  • c. sociaal- culturele doeleinden;
  • d. levensbeschouwelijke doeleinden;
  • e. kinderopvang;
  • f. buitenschoolse opvang;
  • g. verenigingen;
  • h. brandweer;
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, verhardingen en water.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak opgericht te worden;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte' (m) aangegeven bouwhoogte.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 7,5 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
6.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 en toestaan dat de gronden en bouwwerken tevens worden gebruikt voor activiteiten die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met deze activiteiten.

Artikel 7 Sport

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport-, verenigings- en recreatievoorzieningen;
  • b. kinderopvang;
  • c. buitenschoolse opvang;
  • d. bij deze bestemming horende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, parkeerplaatsen en andere verhardingen, groenvoorzieningen, waterpartijen en speelvoorzieningen.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak opgericht te worden
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte' (m) aangegeven bouwhoogte.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 9 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 15 meter;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 en toestaan dat:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag worden opgehoogd tot 7 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten ten hoogste 15 m bedraagt;
  • c. kleine gebouwen zoals fietsenstallingen met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximaal oppervlakte van 50 m2 buiten het bouwvlak worden gebouwd.

 

Artikel 8 Tuin

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en erven;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens voor een voorziening voor het overdekt stallen van auto's onder het maaiveld;
  • d. bij deze bestemming behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, overkappingen en zwembaden hieronder niet begrepen, groenvoorzieningen, waterpartijen en verhardingen.
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend dakloze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de bouwhoogte van toegangspoorten voor de voorgevelrooilijn bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen ten hoogste 1,5 m, met dien verstande dat de breedte ten hoogste 5 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 7,5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.

8.2.3 Carports

In afwijking van hetgeen bepaald is in lid 8.2.1 zijn carports zonder eigen wanden toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de carport in en achter het verlengde van de voorgevelrooilijn van woningen wordt gebouwd;
  • b. de oppervlakte bedraagt ten hoogste 20 m2;
  • c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de carport aan een gebouw wordt gebouwd;
  • e. in het geval de zijtuin aan een straat grenst, de afstand tussen de gevel van de woning of het bijbehorende bouwwerk waaraan de carport wordt gebouwd en de zijdelingse erfgrens ten minste 6 meter bedraagt.

8.2.4 Bergingen

In afwijking van het bepaalde in lid 8.2.1 zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - berging' bergingen toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de goothoogte ten hoogste 3 m bedraagt en de maximale bouwhoogte ten hoogste 3,5 m bedraagt .

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeerswegen alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en standplaatsen voor de ambulante handel;
  • b. bij deze bestemming behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, geluidwerende voorzieningen, duikers en bruggen ten behoeve van waterlopen, voorzieningen ten behoeve van nutsdoeleinden, openbaar vervoervoorzieningen, waaronder bijvoorbeeld abri's en bouwwerken, geen gebouwen zijnde die behoren tot het straatmeubilair of kunstobjecten.
9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals fietsenstallingen bij bushalteplaatsen en nutsvoorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 15 m2 worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 15 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5 m.

Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer-Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonstraten en straten met een beperkte verkeersfunctie, met de daarbij behorende voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterpartijen en standplaatsen voor de ambulante handel;
  • b. bij deze bestemming behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, speelvoorzieningen, duikers en bruggen ten behoeve van waterlopen, voorzieningen ten behoeve van nutsdoeleinden en bouwwerken, geen gebouwen zijnde die behoren tot het straatmeubilair of kunstobjecten.
10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 15 m2 worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding en/ of de verlichting bedraagt ten hoogste 9 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5 m.

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de waterhuishouding;
  • b. waterlopen en waterpartijen en de daarbij behorende groenvoorzieningen;
  • c. openbaar vaarwater en waterrecreatie;
  • d. voorzieningen ten behoeve van nutsdoeleinden;
  • e. bij deze bestemming behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde waaronder straatmeubilair en kunstobjecten, oeververbindingen en verhardingen voor zover gelegen onder en nabij bruggen als bescherming van het talud, kademuren en steigers, beschoeiingen en andere oeverbeschermingen, bruggen, duikers, stuwen en dergelijke.
11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 15 m2 worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3,5;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3,5 m.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woondoeleinden, daaronder begrepen 'beroep aan huis';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens voor een voorziening voor het overdekt stallen van auto's onder het maaiveld;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' ook voor het wonen in zorgwoningen in de vorm van een woongebouw;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen, verhardingen, water en dakloze zwembaden.
12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

12.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak opgericht te worden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen uitsluitend aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;
  • f. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringsaanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' (m) aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • g. de dakhelling ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd, 'twee-aaneen' en 'vrijstaand' mag niet minder bedragen dan 30° en bedraagt ten hoogste 55° tenzij het dak plat is afgedekt;
  • h. een dwarskap is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dwarskap';
  • i. per bouwvlak mogen niet meer woningen worden gebouwd dan er op het moment van vaststelling aanwezig zijn.

12.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt buiten het bouwvlak ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 40 m2;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder b bedraagt de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen ten hoogste 60 m2 indien de oppervlakte van het zij- en achtererf groter dan of gelijk aan 200 m2 is en ten hoogste 80 m2 indien de oppervlakte van het zij- en achtererf groter dan of gelijk aan 300 m2 is;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • e. de dakhelling bedraagt ten hoogste 55°;
  • f. In afwijking van hetgeen bepaald is onder d zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' toegangselementen toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 5,5 m;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder d en e zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' bijbehorende bouwwerken met een dakhelling tussen 30° en 40° aflopend vanaf het hoofdgebouw en met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - garagebox 1' mogen uitsluitend garages en bergplaatsen ten behoeve van woningen worden gebouwd met:
    • 1. een goothoogte van ten hoogste 3 m;
    • 2. een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - garagebox 2' mogen uitsluitend garages en bergplaatsen ten behoeve van woningen worden gebouwd met:
    • 1. een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
    • 2. een dakhelling van ten hoogste 55°;
    • 3. een goothoogte van ten hoogste 3 m langs de naar de weg toegekeerde gevel;
    • 4. een goothoogte van ten hoogste 4 m langs de van de weg afgekeerde gevel;
  • j. in afwijking van artikel 12.2.2 lid d zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - berging' bergingen toegestaan, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte ten hoogste 3,5 m bedraagt.

12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 7,5 m;
  • c. de bouwhoogte van dakloze zwembaden bedraagt ten hoogste 0,2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegde gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 12.2.2 onder a om voor percelen kleiner dan 200 m2 een maximale oppervlakte van 60 m2 toe te staan, mits dit niet leidt tot een onevenredige verdichting van het perceel en/of onevenredige aantasting van de woonsituatie;
  • b. lid 12.2.2 onder d, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 m, mits dit niet leidt tot een onevenredige schaduwwerking en/of zichthinder voor aangrenzende percelen;
  • c. lid 12.2.3 onder d voor de bouwhoogte van een antennemast voor een radio-ontvangst- of zendinstallatie tot ten hoogste 3 m boven de aanwezige bouwhoogte van de omliggende hoofdgebouwen, mits dit geen onaanvaardbare zichthinder voor aangrenzende percelen oplevert;
  • d. lid 12.2.3 onder d voor de bouwhoogte van een schotelantenne met een doorsnede van ten hoogste 2 m tot een bouwhoogte van 5 m, mits dit geen onaanvaardbare zichthinder voor aangrenzende percelen oplevert.
12.4 Specifieke gebruiksregels

12.4.1 Uitoefenen beroepen aan huis

Voor het medegebruik van een woning en bijbehorende bouwwerken voor het uitoefenen van een beroep aan huis gelden de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik mag uitsluitend uitgeoefend worden door de bewoner(s) van de woning;
  • b. het gebruik mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en de omgeving en moet een kleinschalig karakter hebben;
  • c. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven;
  • d. het gebruik mag het uiterlijk ten aanzien van de woning niet aantasten;
  • e. reclame – uitingen mogen niet strijdig zijn met het woonkarakter van de omgeving;
  • f. het gebruik mag geen onevenredige parkeerdruk met zich meebrengen;
  • g. het gebruik mag geen ernstige en/of onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en niet onder de werkingssfeer van de Wet Milieubeheer vallen.

12.4.2 Bed & breakfast

Voor het medegebruik van een woning voor het bieden van overnachtingsmogelijkheden (bed & breakfast) geldt dat dit is toegestaan tot een maximum van 4 slaapplaatsen en uitsluitend in het hoofdgebouw.

12.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

12.5.1 Uitoefening bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 onder a voor de uitoefening van een bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. het gebruik uitsluitend mag worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning;
  • c. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. geen afwijking mogelijk is voor het uitoefenen van bedrijvigheid die onder de werking van de Wet Milieubeheer valt;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is.
  • d. er geen sprake is van een zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt.

12.5.2 Aantal woningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.1 onder i met dien verstande dat dit geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt.

12.5.3 Afwijkende woonvorm

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 onder a voor het toestaan van andere woonvormen dan bedoeld in artikel 1.39 en artikel 1.56.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Geringe afwijkingen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% indien dit in het belang is van een doelmatiger of esthetisch of technisch beter verantwoorde uitvoering van bouwwerken;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover dat van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover dat noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden (volgens de geldende bestemming) van de

aangrenzende gronden en bouwwerken.

14.2 Nutsvoorzieningen

Het bevoegde gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor het bouwen van nutsvoorzieningen met een maximum oppervlakte van 20 m² en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag zijn, alsmede voor het bouwen van ondergrondse containers (met de daarbij behorende bovengrondse inworpzuilen) voor de opvang van huishoudelijk- en/of bedrijfsafval.

14.3 Antennemasten

Het bevoegde gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor het bouwen van antenne-installaties voor het mobiele netwerk, met dien verstande dat:

  • a. er zoveel mogelijk medegebruik wordt nagestreefd;
  • b. de bouwhoogte maximaal 40 meter mag bedragen;
  • c. de installatie geen afbreuk doet aan het karakter van de omgeving.
14.4 Kunstobjecten

Het bevoegde gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor kunstobjecten, reclame- en informatieborden tot een maximale hoogte van 5 meter.

14.5 Erkers

Het bevoegde gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor het bouwen van een erker met een diepte van maximaal 1,5 meter, mits de woning deel uitmaakt van een woningblok - bestaande uit een dubbele woning of drie of meer aaneengesloten woningen - waar reeds een legale erker met een diepte van 1,5 meter aanwezig is.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Parkeren
  • a. onverminderd het bepaalde in de artikelen 4 tot en met 12 dient bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering in functie op het bijbehorend bouwperceel, te worden voorzien in parkeerplaatsen volgens de volgende regeling:
Functie   Oprichting/vergroting/verandering  
Praktijkruimten   1 parkeerplaats per 20 m2 bvo  
Maatschappelijke doeleinden   1 parkeerplaats per 35 m2 bvo  
Bedrijven   1 parkeerplaats per 50 m2 bvo  
Kantoren   1 parkeerplaats per 40 m2 bvo  
Dienstverlening   1 parkeerplaats per 40 m2 bvo  
Wonen   1,4 parkeerplaats per woning indien de maximale bruto-oppervlakte van de woning minder dan 80 m2 bedraagt en 1,8 parkeerplaats per woning indien de maximale bruto-oppervlakte van de woning meer dan 80 m2 bedraagt  

  • b. bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen volgens het gestelde in dit lid onder a, worden de gronden die ten tijde van het rechtskracht krijgen van dit plan voor parkeerplaatsen in gebruik zijn of voor parkeerplaatsen zijn gepland, buiten beschouwing gelaten;
  • c. voor zover er door het oprichten van nieuwe bouwwerken of het vergroten van bestaande bouwwerken, parkeerplaatsen verloren gaan, moeten deze in gelijke omvang worden gecompenseerd;
  • d. indien bij de eindberekening het aantal parkeerplaatsen uitkomt op een halve of meer, dan vindt de afronding naar boven plaats. Minder dan een halve wordt naar beneden afgerond;
  • e. voor functies die niet onder het gestelde in dit lid onder a worden genoemd geldt de parkeernorm zoals opgenomen in 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, publicatie 317, CROW, oktober 2012’. Uitgegaan moet worden van de kolommen 'rest bebouwde kom' en van de rij 'matig stedelijk'; vervolgens moet uitgegaan worden van het gemiddelde van de bandbreedte die wordt aangegeven.
  • f. het bepaalde in dit lid onder a is niet van toepassing indien:
    • 1. het gebruik niet wijzigt en
    • 2. de uitbreiding niet meer bedraagt dan 100 m2 brutovloeroppervlakte, dan wel maximaal 10% van de totale brutovloeroppervlakte indien die totale brutovloeroppervlakte niet meer is dan 1000 m2 .
  • g. het bevoegde gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit lid onder a indien op het bouwperceel redelijkerwijs geen gronden (meer) beschikbaar kunnen worden gehouden voor een parkeerplaats en in voldoende mate binnen redelijke afstand van het bouwperceel in parkeerplaatsen is of kan worden voorzien;
  • h. het bepaalde in dit lid onder a is niet van toepassing indien op het bouwperceel in de bestaande situatie meer of een gelijk aantal parkeerplaatsen aanwezig is, dan ingevolge dit lid onder a voor de in zijn geheel gerealiseerde bebouwing en/of wijziging van het gebruik is vereist;
  • i. het bevoegde gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit lid onder a, indien op grond van de parkeernorm, zoals opgenomen in ‘‘Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie’, publicatie 317, CROW, oktober 2012’, een minder aantal parkeerplaatsen is vereist. Uitgegaan moet worden van de kolommen 'rest bebouwde kom' en van de rij 'matig stedelijk'. Vervolgens moet uitgegaan worden van het gemiddelde van de bandbreedte die wordt aangegeven.
  • j. het bevoegde gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit lid onder a, indien is aangetoond dat de uitbreiding van de bebouwing of wijziging van het gebruik niet leidt tot een grotere parkeerbehoefte.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor het bouwen luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gedaan:
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het gestelde onder a van dit lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het gestelde onder a van dit lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruikt luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee strijdig is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het gestelde in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het gestelde in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het gestelde in dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

17.1 Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Bijvanck

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Huizen van

de griffier, de voorzitter,