direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Stationsweg West 77 en omgeving
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0351.BP2015stationsww77-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Stationsweg West 77 is van oudsher een bedrijf gevestigd. Woudenburcht B.V. is voornemens de grootschalige bedrijfsbebouwing en de vrijstaande woning aan de Stationsweg West 77 te slopen. De locatie zal herontwikkeld worden tot een woonhof met een aantrekkelijk en kleinschalig karakter.

De vigerende bestemming voor Stationsweg West 77 staat woningbouw niet toe. Om de herontwikkeling te kunnen realiseren is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt beoogd het planologisch juridische kader te scheppen voor de realisatie van de herontwikkeling aan de Stationsweg West 77.

1.2 Opbouw

Hoofdstuk 2 beschrijft de huidige situatie van het perceel. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst. De milieuaspecten komen aan de orde in hoofdstuk 4. De beschrijving van het plan is opgenomen in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 is een toelichting gegeven op de bestemmingen. De economische uitvoerbaarheid komt aan de orde in hoofdstuk 7. Het laatste hoofdstuk is gereserveerd voor het verslag van de inspraak, het gevoerde vooroverleg en de zienswijzen.

Hoofdstuk 2 De huidige situatie

2.1 Ligging plangebied

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op een gebied dat ligt binnen de plangrenzen van het bestemmingsplan Woudenberg Dorp uit 2008. Op onderstaande kaart is de ligging van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2015stationsww77-vg01_0001.jpg"

afbeelding - Ligging plangebied (luchtfoto Google)

De locatie ligt op loopafstand van het centrum van Woudenberg. Op dit moment staan er in het plangebied twee vrijstaande woningen en grootschalige bedrijfsbebouwing. Het voornemen bestaat om alle bebouwing te slopen en op de vrijkomende gronden nieuwe woningen te realiseren.

Het zuidelijk deel grenst aan Stationsweg West, een dorpsontsluitingsweg in oostwestelijke richting. Aan de westzijde grenst het gebied aan achtertuinen en aan de oostgrens ligt bedrijfsbebouwing. Ook voor deze aan het plangebied grenzende bedrijfsbebouwing bestaat het voornemen deze te slopen en hiermee ruimte te maken voor woningbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2015stationsww77-vg01_0002.jpg"

afbeelding - Bestaande situatie en begrenzing plangebied Stationsweg West 77 (uit: luchtfoto Google)

2.2 Juridisch planologische situatie

Ter plaatse geldt het bestemmingsplan Woudenberg Dorp uit 2008 (en de herziening van 2011).

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2015stationsww77-vg01_0003.jpg"

afbeelding - Uitsnede plankaart bestemmingsplan Woudenberg Dorp (2008)

Het grootste deel van de gronden heeft de bestemming 'Bedrijf-1' met de aanduiding (gv). Op deze plek is daarmee een groothandel in genot- en voedingsmiddelen toegestaan. Verder mag de bebouwing maximaal 7 meter hoog worden gebouwd. Ook is een bedrijfswoning toegestaan.

Naast de bedrijfsbestemming is voor de Stationsweg West 81 een woonbestemming opgenomen. Binnen het donkergele vlak mag de woning worden gebouwd. In het lichtgele gebied mogen de bijgebouwen bij de woning worden gebouwd.

Het ontwerp voor deze locatie ziet op een volledige inrichting van het gebied. Daarom is ook de woonbestemming van de Stationsweg West 81 meegenomen in het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Een van de centrale uitgangspunten is de scheiding tussen beleid en normstelling. Het beleid wordt in eerste aanzet vormgegeven in een structuurvisie en is juridisch alleen nog bindend voor de rijksoverheid. Naast integraal planologisch beleid, kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur regels worden gesteld omtrent onder andere bestemmingsplannen. De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau, in die zin dat respectievelijk provinciale inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen daarop moeten worden afgestemd.

De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als credo "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig". In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna.

Dit bestemmingsplan raakt niet aan de ruimtelijke belangen van het rijk.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Kern van de Wet ruimtelijke ordening is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vóóraf kenbaar maken en aangeven langs welke weg zij die belangen denken te realiseren. Het rijk en provincies bemoeien zich voortaan uitsluitend met wat daadwerkelijk van nationaal respectievelijk van provinciaal belang is. Ook moeten rijk en provincies duidelijk maken of de borging van een belang gevolgen heeft voor ruimtelijke besluitvorming door provincies en gemeenten.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 22 augustus 2011 vastgesteld en heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies.

Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in het Barro. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden. Het gaat daarbij om de volgende belangen:

  • 1. Rijksvaarwegen.
  • 2. Project Mainportontwikkeling Rotterdam.
  • 3. Kustfundament.
  • 4. Grote rivieren.
  • 5. Waddenzee en waddengebied.
  • 6. Defensie.
  • 7. Hoofdwegen en landelijke spoorwegen.
  • 8. Elektriciteitsvoorziening.
  • 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen.
  • 10. Ecologische hoofdstructuur (EHS).
  • 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament.
  • 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).
  • 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.


Onderhavige ontwikkeling heeft geen betrekking op deze nationale belangen en het bestemmingsplan is daarmee niet in strijd met het Barro.

3.2 Provinciaal beleid

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013- 2028

De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028, is op 4 februari 2013 vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht. Dit ruimtelijke beleid van de provincie heeft als uitgangspunt: lokaal wat kan, regionaal wat moet. Gemeenten krijgen hierdoor meer ruimte om, binnen gestelde kaders, zelf beslissingen te nemen. Ruimtelijke kwaliteit staat hierbij voorop.

Ten aanzien van het stedelijk programma voor Woudenberg meldt de structuurvisie het volgende:

"Voor de gemeente Woudenberg wordt uitgegaan van een woningbouwprogramma van 1150 woningen, waarvan 150 woningen in het stedelijk gebied, met name op de locatie Groene Woud. Buiten de rode contour wordt de ontwikkeling voorzien van 1000 woningen ten oosten van de kern, waarvan 75 woningen als afronding van het project Groene Woud (fase 5)".

In de structuurvisie is het plangebied van dit bestemmingsplan aangewezen als bestaand 'stedelijk gebied'. Het valt binnen de vastgestelde rode contour.

Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013

De Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV) bevat algemene regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. In de PRV staan geen regels die direct doorwerken naar de burgers. In de PRV zijn alleen de algemene regels opgenomen, die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van de provinciale belangen. De Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013, is op 4 februari 2013 vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht.

Ten aanzien van het stedelijk gebied bepaalt de verordening het volgende:

  • Als ‘Stedelijk gebied’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Wonen en werken.
  • Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten voor verstedelijking.
  • De toelichting op het ruimtelijk plan bevat een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met energiebesparing en het toepassen van duurzame energiebronnen. Indien het ruimtelijk plan betrekking heeft op grootschalige verstedelijking bevat de toelichting een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overstromingsgevaar.

Bij zowel het bouwen als renoveren van kantoren en woningen en bedrijfsruimten als het herstructureren of aanleggen van woonwijken en bedrijventerreinen is het van belang dat gemeenten en initiatiefnemers nadenken over het gebruik van alternatieve vormen van energie en energiebesparende technieken (onder andere toepassen van restwarmte, Warmte Koude Opslag en aardwarmte). Hiermee dragen ruimtelijke plannen bij aan het doel van 10% duurzame energiegebruik in 2020 zoals verwoord in de PRS.

Grote delen van de provincie liggen in overstroombare gebieden van Nederrijn, Lek en het Eemmeer. Door een goed doordachte locatiekeuze en inrichting kunnen de gevolgen van een overstroming aanzienlijk beperkt worden. Bij het bouwen in een overstroombaar gebied wordt aangeven op welke wijze rekening is gehouden met overstromingsgevaar en welke maatregelen zijn genomen. Dit vloeit voort uit “een goede ruimtelijke ordening”. Met name vitale objecten vragen aandacht. Nadere definiëring van de objecten is te vinden in de Handreiking Overstromingsrobuust inrichten. De Handreiking helpt ook om via het ruimtelijk spoor wonen en werken in gebieden met overstromingsrisico’s veiliger te maken.

Gesteld kan worden dat het bestemmingsplan past binnen het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie Gemeente Woudenberg 2030

Op 23 april 2013 is de Toekomstvisie Woudenberg 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Deze visie geeft een beeld van de gewenste toekomstige kwaliteiten voor wonen, werken en recreëren in Woudenberg. Een visie op ruimtelijke ontwikkelingen in de landbouw, natuur en landschap; economische ontwikkelingen in werkgelegenheid en bereikbaarheid; en maatschappelijke ontwikkelingen in de leefbaarheid en vitaliteit van de gemeente.

In de Toekomstvisie zijn vijf kwaliteitspijlers benoemd om bij nieuwe ontwikkelingen/ veranderingen goed een afweging te kunnen maken. Deze kwaliteitspijlers zijn:

  • 1. duurzaamheid in de tijd;
  • 2. identiteit en pluriformiteit van Woudenberg;
  • 3. betrokkenheid, verantwoordelijkheid en samenwerking;
  • 4. leefbaarheid;
  • 5. beeldkwaliteit en de kwaliteit van de openbare ruimte.

Voor de bebouwde kom is uitgangspunt een goed woon- en leefklimaat te blijven bieden, ook bij de veranderende behoeften en wensen van onze inwoners. Daarom wordt gestreefd naar bebouwing die het karakter van het dorp versterkt en wordt veel aandacht gegeven aan de inrichting van de openbare ruimte. Zorgvuldigheid, samengaan van ‘rood’ (bebouwing) en ‘groen’ (beplanting, sportcomplexen), de beeldkwaliteit en aandacht voor ontmoetingsplekken gaan hierbij hand in hand met
aspecten van welzijn, samenlevingsopbouw, verenigingsleven en de bevordering van sociale activiteiten.

Voor het leefklimaat binnen de bebouwde kom, de bebouwing en de samenleving zijn in de toekomstvisie meerdere hoofdkeuzes gemaakt. Voor dit bestemmingsplan is de hoofdkeuze 'afronding van het dorp en inbreiding, meer variatie in type woningen' het meest relevant.

Andere hoofdkeuzes van toepassing op de bebouwde kom betreffen:

  • Veiligheid en preventiebeleid;
  • Het stimuleren van sociale samenhang;
  • Woudenberg ook levendig voor jong en oud;
  • Verschuivingen in de zorg;
  • Volksgezondheid;
  • Sport als belangrijk onderdeel van leefbaarheid;
  • Met verenigingen en andere openbare voorzieningen werken aan vrijwilligersbeleid;
  • Milieuzorg als gezamenlijke verantwoordelijkheid;
  • Economie en bedrijvigheid: ruimte voor Woudenbergse bedrijven;
  • Verkeer en vervoer.

Woonvisie Woudenberg 2013+

Op 23 mei 2013 is de Woonvisie 2013+ door de gemeenteraad vastgesteld. In deze woonvisie worden de ontwikkelingen aan vraag- en aanbodzijde in beeld gebracht en de belangrijke uitdagingen en opgaven geschetst met betrekking tot het wonen in Woudenberg. Naast kwantitatieve aspecten wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan de kwalitatieve aspecten van het wonen aangezien de woonconsument veel keuzevrijheid heeft op de woningmarkt.

De veranderde woningmarkt en de economische en demografische ontwikkelingen in Nederland zijn ook zichtbaar in Woudenberg. Er treedt gezinsverdunning op, de vergrijzing neemt toe, het aantal inwoners stabiliseert en er ontstaan knelpunten in de lokale markt. Deze knelpunten zijn:

  • 1. Gebrekkige doorstroming;
  • 2. De afwezigheid van voldoende goedkope en betaalbare huur- en koopwoningen voor starters en gezinnen;
  • 3. Lage verhuisgeneigdheid onder senioren.

De Woonvisie 2013+ Woudenberg anticipeert op de demografische ontwikkelingen van de verschillende doelgroepen:

  • het vrijwel gelijk blijven van het aantal starters tot aan 2025;
  • huishoudensverdunning en afname van het aantal gezinnen;
  • vergrijzing en daarmee een toename van het aantal 55 plussers en (op termijn) minder vitale ouderen en zorgbehoevenden.

Om de woningmarkt meer in lijn te brengen met de huidige marktsituatie wordt het programma in deze woonvisie bijgesteld. Niet programmatisch, maar door te temporiseren, ontwikkelingen met elkaar af stemmen (minder ad-hoc) en gefaseerd, kleinschaliger en (meer) vraaggericht naar doelgroep te ontwikkelen. Hierdoor wordt met kleinere stappen op termijn hetzelfde programma bereikt en de doorstroming verbeterd. Bovendien worden sterke schommelingen in het kwantitatieve nieuwbouwaanbod voorkomen en kan er sneller ingespeeld worden op veranderende marktomstandigheden.

Een gefaseerde marktbenadering bij nieuwe gronduitgifte en ontwikkelingslocaties is noodzakelijk komende jaren. Door kleinschaliger en meer gefaseerd te kunnen ontwikkelen (over langere looptijd) en daar vooral ook de mogelijkheden toe te bieden zijn gemeente, corporatie en marktpartijen flexibeler om te reageren op marktontwikkelingen.

De inrichting van dit bestemmingsplan sluit aan bij de boodschap van de woonvisie: flexibiliteit is gewenst en er worden woningen mogelijk gemaakt in het goedkopere segment.

Structuurvisie Woudenberg 2030

In de Structuurvisie Woudenberg 2030 staat over de locatie Nijverheidsweg, waar het plangebied onderdeel van uit maakt:

De Nijverheidsweg is een verouderd bedrijventerrein in de bebouwde kom van Woudenberg. De opgave is om dit terrein te herstructureren en te herontwikkelen in nauwe relatie met de ontwikkeling van het Groene Woud. Aanleiding hiervoor zijn de woningbouwontwikkelingen in het Groene Woud en de mogelijkheid om bedrijven te verplaatsen van de Nijverheidsweg naar Woudenberg Oost (bedrijventerrein Parallelweg).

Voor de Nijverheidsweg is een stedenbouwkundig plan en verkaveling opgesteld dat de basis vormt voor de ontwikkeling (‘Locatieplan Nijverheidsweg en omgeving’, AMER adviseurs). Hierin is de keuze gemaakt voor de visie ‘dorps’.

De ontwikkeling is multifunctioneel met verschillende uitdagingen op het gebied van ontsluiting, samenhang en relatie met het buitengebied en Groene Woud, de randen van de locatie en verkeersontsluiting.

Enkele randvoorwaarden en aandachtspunten zijn:

  • Ontsluiting van het langzaam verkeer en aanpassing van de kruising Stationsweg West - Europaweg;
  • De groene inpassing (m.n. aan de noordzijde);
  • Het uitplaatsen van bedrijven.


Expeditie Duurzaamheid Gemeente Woudenberg 2014-2018

In de Expeditie Duurzaamheid heeft de gemeente Woudenberg de expeditie beschreven waarmee de ambitie wordt bereikt: de gemeente Woudenberg is in 2030 een duurzame gemeente, waarbij iedereen meewerkt om duurzaamheid na te streven.

Ten aanzien van gebiedsontwikkeling is voor de voor de nieuw te ontwikkelen wijk Woudenberg Oost aangegeven dat duurzaamheid van het begin moet worden meegenomen. Daarbij dient gedacht te worden aan kansen als duurzame energieopwekking, mogelijkheden voor waterafvoer en vervoer. Dergelijke zaken zijn tevens aan de orde bij andere nieuwbouwlocaties.

In paragraaf 4.13 is aandacht besteed aan het aspect duurzaam bouwen bij de onderhavige ontwikkeling.

Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten

4.1 Inleiding

Voor elke ruimtelijke ontwikkeling geldt dat getoetst moet worden of de beoogde ontwikkeling mogelijk is gezien de sectorale milieuaspecten en/of gebiedswaarden. Daarbij gaat het om eisen die vanuit milieutechnisch oogpunt of vanwege de aanwezigheid van bepaalde gebiedswaarden gevolgen hebben voor de situering van de beoogde functies. In dit hoofdstuk wordt de beoogde ontwikkelingen hieraan getoetst.

Voor een aantal thema's zijn specifieke onderzoeken uitgevoerd. In de paragrafen zijn alleen de conclusies van de onderzoeken opgenomen. Voor de volledige onderzoeken wordt verwezen naar de bijlagen.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

Op basis van de Monumentenwet wordt in Nederland ingezet op zowel de bescherming van het archeologisch erfgoed als de waardevolle cultuurhistorie.

4.2.1 Archeologie

Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) van toepassing. Dit is een herziening van de Monumentenwet 1988. Met deze herziening zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de gemeente neergelegd. De gemeenteraad is op grond van de Monumentenwet verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

De gemeenten Renswoude en Woudenberg hebben in mei 2010 door RAAP Archeologisch Adviesbureau een archeologische verwachtings- en beleidskaart laten opstellen. De Archeologische Verwachtings- en Beleidskaart geeft op perceelsniveau aan welke archeologisch bekende waarde of welke verwachting van toepassing is. Op basis daarvan kan in een vroeg stadium van ruimtelijke planvorming gekeken worden of en hoe archeologische waarden beschermd kunnen/moeten worden: middels aanpassing van het plan of het behoud van informatie door opgraven. Bij elke voorgenomen activiteit om de bodem te verstoren in een gebied met archeologische waarde of verwachting moet namelijk in een zo vroeg mogelijk stadium worden bepaald of een nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Stationsweg West 77 eo
Het plangebied ligt volgens de Archeologische Verwachtings- en Beleidskaart in de zone met lage archeologische verwachting.

Gezien de lage archeologische trefkans en het feit dat de verstoring voor de nieuwbouw grotendeels binnen reeds verstoorde grond plaatsvindt, is er geen aanleiding om aan te nemen dat archeologische waarden een belemmering vormen voor dit bestemmingsplan.

De archeologische meldingsplicht conform art. 53 van de Wamz blijft hoe dan ook van kracht. Wanneer er bij graafwerkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen, dan dient dit direct bij de gemeente te worden gemeld.

Doorwerking in bestemmingsplan
Conform het bestemmingsplan Buitengebied 2010 is voor gebieden met een lage verwachtingswaarde geen archeologische dubbelbestemming van toepassing.

Omdat uitgegaan kan worden van een lage verwachtingswaarde binnen het plangebied wordt voorgesteld om voor dit gebied geen archeologische dubbelbestemming op te nemen.

4.2.2 Cultuurhistorie

De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.

In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig.

De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.3 Bodem

Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het uitgangspunt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige functie. Wanneer een toekomstige functie mogelijk wordt belemmerd door de bodemkwaliteit (denk bijvoorbeeld aan een groentetuin op een voormalige vuilstortplaats), zal een verkennend bodemonderzoek moeten aantonen of dit daadwerkelijk het geval is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het daarom van belang om te kijken of de toekomstige functie van het gebied niet in strijd is met de kwaliteit van de bodem.

Het bestemmingsplan beoogt een wijziging mogelijk te maken van bedrijfsbestemming naar een woonbestemming. Op basis van een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Hunneman Milieu-Advies Raalte BV (bijlage 1) is gebleken dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren bestaan voor de voorgenomen bestemmingswijziging en nieuwbouw op de locatie.

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

4.4 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen het onderwerp externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:

  • 1. het Plaatsgebonden Risico (PR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Kwetsbare bebouwing is niet toegestaan binnen de zogenaamde 10-6 contour van het PR;
  • 2. het Groepsrisico (GR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers.

In het kader van de externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden:

  • Inrichtingen, waarin opslag en/of verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
  • Transportroutes, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
  • Buisleidingen, waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.


Voor elke risicobron is een apart wettelijk kader opgesteld waarin beschreven staat hoe met de risico's moet worden omgegaan. Het betreft hier de volgende wettelijke kaders:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
  • circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen” (cRNVGS).
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).


Om het aspect externe veiligheid te beoordelen is de Risicokaart van het IPO geraadpleegd. Op basis van informatie afkomstig van de risicokaart kan het volgende worden geconcludeerd.

Inrichtingen
In de nabijheid van het perceel aan de Stationsweg West 77 eo bevinden zich geen inrichtingen die op basis van het Bevi een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.

Transportroutes
Ten oosten en ten zuiden van de Stationsweg West 77 eo ligt de Randweg (N224). De N224 wordt gebruikt als transportroute voor gevaarlijke stoffen en heeft als gevolg daarvan een risicocontour. De plaatsgebonden risicocontour ligt echter in geen geval buiten de weggrenzen. De N224 ligt op ruim 600 meter van het plangebied. Tussen het plangebied en de N224 de weg zijn diverse woonwijken gelegen, die dichter bij de N224 zijn gesitueerd. Het onderhavige plan maakt zodoende geen woningen mogelijk die dichter bij de N224 komen dan reeds is toegestaan.

Het plan zal in het kader van het vooroverleg worden voorgelegd aan de brandweer ter beoordeling van de risico's, waaronder het groepsrisico.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2015stationsww77-vg01_0004.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2015stationsww77-vg01_0005.jpg"

afbeelding - uitsnede risicokaart (bron: risicokaart.nl)

Buisleidingen
In de nabijheid van de Stationsweg West 77 eo bevinden zich geen buisleidingen die op basis van het Bevb een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.5 Geluid

In 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. Er wordt daarin onderscheid gemaakt tussen geluidsgevoelige en overige gebouwen. In de wet worden de volgende geluidgevoelige objecten genoemd:

  • a. woningen;
  • b. onderwijsgebouwen;
  • c. ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • d. bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aan te wijzen andere gezondheidszorggebouwen dan bedoeld onder b; een gymnastieklokaal maakt voor de toepassing van de wet geen deel uit van een onderwijsgebouw.

Op basis van de Wgh zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. In Woudenberg liggen geen spoorlijnen en gezoneerde bedrijventerreinen. Zodoende is in het kader van voorliggend plan uitsluitend het wegverkeerslawaai relevant.

Wegverkeerslawaai

Voor de locatie is geluidsonderzoek (Bijlage 4 Akoestisch onderzoek) uitgevoerd door Voortman Ingenieurs. Uit dit onderzoek blijkt dat de berekende geluidbelasting op de woningen ten gevolge van wegverkeerslawaai van de Stationsweg West ten hoogste 56 dB, bedraagt. Daarmee is de geluidbelasting van de Stationsweg West hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, maar niet hoger dan de maximale ontheffingswaarde van 63 dB voor wegverkeerslawaai. Zodoende dient het college van de gemeente Woudenberg voor de twee nieuwe woningen aan de Stationsweg West hogere waarden vast te stellen. Het besluit tot hogere waarden zal gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan terinzage worden gelegd.

De geluidbelasting van de Europaweg is niet hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De gecumuleerde geluidbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai van alle wegen bedraagt maximaal 61 dB, inclusief de aftrek conform art. 110g Wgh.

Het treffen van maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied, om de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai te reduceren, is onvoldoende doeltreffend en is bezwaarlijk vanuit van stedenbouwkundig en financieel oogpunt.

De woningen beschikken over een geluidluwe gevel en buitenruimte. Hiermee wordt aan de voorwaarden uit het gemeentelijk beleid voldaan.

Het aspect geluid vormt zodoende geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

4.6 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer. Hierin is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009, zijn deze grenzen verruimd. Doordat het NSL in werking is getreden, draagt op grond van het Besluit niet in betekenende mate een project niet bij zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt van de grenswaarde. De 3%-grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m³ voor zowel PM10 als NO2.

Zoals in paragraaf 5.1 is beschreven is de netto-woningtoename in het plangebied acht woningen. Met dit aantal valt de netto-woningtoename ver onder NIBM-grens. De toename ten gevolge van de woningbouw geldt daarom als 'niet in betekenende mate'.

Het aspect luchtkwaliteit vormt zodoende geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

4.7 Milieuhinder bedrijvigheid

In verband met de ontwikkeling van de tien nieuwe woningen is het van belang om inzichtelijk te maken of het woon- en leefklimaat niet worden gehinderd door bedrijvigheid in de omgeving. Anderzijds is het ook van belang dat de nieuwe woningen niet leiden tot beperkingen op de bedrijfsvoering van de reeds aanwezige bedrijvigheid.
Om inzichtelijk te maken of in de omgeving van het plangebied bedrijvigheid aanwezig is, dat van invloed is op de voorgenomen ontwikkeling, wordt uitgegaan van de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de Vereniging Nederlands Gemeenten (VNG). Hierbij gaat het om de in deze publicatie opgenomen categorisering van bedrijfstypen en de daarbij behorende richtafstanden ten opzichte van woonbebouwing.

Ten oosten van het plangebied ligt in het vigerende bestemmingsplan een bedrijfsbestemming. Dit bedrijf is niet meer in werking en de grond zal op termijn ook worden herontwikkeld.

Verder ten oosten liggen aan de Nijverheidsweg diverse percelen met een bedrijfsbestemming. Rond deze bedrijven is in het bestemmingsplan 'Het Groene Woud' uit 2008 een zone van 50 meter opgenomen waarbinnen milieuhinder voorkomt ten gevolge van de bedrijven. De kortste afstand van deze bedrijven aan de Nijverheidsweg tot aan de woningen in het plangebied is 90 meter. De nieuw te bouwen woningen staan zodoende buiten de milieuhinderzone van de bedrijven.

Ten westen van het plangebied biedt het vigerende bestemmingsplan ruimte aan een bedrijf tot milieucategorie 1. Voor deze bedrijven houdt de hierboven genoemde VNG lijst een vaste afstand aan van 10 meter. De afstand van dit bedrijf tot de geplande woningbouw is groter.

Geconcludeerd wordt dat er geen bedrijven aanwezig zijn die ruimtelijk een knelpunt vormen voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan. Daarnaast worden bedrijven in de omgeving niet beperkt in hun bedrijfsvoering als gevolg van het voorgenomen plan.

Het aspect bedrijvigheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.8 Waterparagraaf

Algemeen
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.

Locatie
De waterbeheerder voor deze locatie is het Waterschap Vallei en Veluwe. In het kader van voorgenoemde wettelijke verplichting is voor het plangebied op 19 december 2013 de digitale watertoets doorlopen via www.dewatertoets.nl. De resultaten zijn hierna weergegeven.

In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebiedendie zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.

Vasthouden - bergen - afvoeren
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwaterbinnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Er zal worden aangesloten op het bestaande gescheiden stelsel aan de zijde van de Stationsweg West. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in hetoppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.

Algemene aandachtspunten
Grondwaterneutraal bouwen
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen.

Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.

Schoon houden - scheiden - schoon maken
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. Het waterschap vraagt de initiatiefnemer de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van ons waterschap toe te passen.

Tot slot
Eventueel benodigde vergunningen worden niet binnen de watertoets procedure of met deze Digitale Watertoets geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden. Een watervergunning van het waterschap is bijvoorbeeld nodig voor het dempen en/of vergraven van watergangen, het lozen van water op oppervlaktewater en het onttrekken van grondwater. Voor het aanvragen van of informatie over een watervergunning kan het loket van het waterschap worden geraadpleegd.

Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

4.9 Natuur

In Nederland wordt de natuur beschermd op basis van gebiedsbescherming en soortenbescherming. Ten behoeve van het voorgenomen plan is door Econsultancy een ecologisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 2).

4.9.1 Gebiedsbescherming

De volgende natuurgebieden kunnen van invloed zijn op het project:

  • Natura 2000;
  • Beschermde natuurmonumenten;
  • Ecologische hoofdstructuur.

Het plangebied betreft een binnenstedelijke locatie. In de nabijheid van het plangebied zijn dan ook geen natuurgebieden aanwezig met een bepaald beschermingsregime. Voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan is dan ook geen nader onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet nodig.

4.9.2 Soortbescherming

De Flora- en Faunawet beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten, ook buiten beschermde natuurgebieden. De wet verbiedt diverse handelingen die kunnen leiden tot schade aan (populaties of individuen van) beschermde soorten (algemene verbodsbepalingen).

Wanneer het bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die beschermde planten en dieren kunnen bedreigen, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.

Ecologisch onderzoek
Aangezien bij het voorgenomen plan sprake is van de sloop van gebouwen is door Econsultancy een ecologisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 2). Op basis van het ecologisch onderzoek wordt geconcludeerd dat met voldoende zekerheid kan worden aangenomen dat de te slopen bebouwing geen verblijfsfunctie heeft voor vleermuizen of huismussen.

In het kader van de voorgenomen plannen zijn er geen overtredingen te verwachten ten aanzien van vleermuizen en huismussen. Opgemerkt wordt dat voor broedvogels geldt dat het verwijderen van nestgelegenheden buiten het broedseizoen moet gebeuren.

Een ontheffingsaanvraag voor overtreding van verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet ten aanzien van het verstoren van vaste rust- en verblijfplaatsen is dan ook niet aan de orde.

4.10 Leidingen en kabels

Door het plangebied lopen geen kabels en leidingen die een doorwerking behoeven in het kader van dit bestemmingsplan.

4.11 Verkeer en parkeren

Verkeer
De nieuwe woningen in het plangebied worden ontsloten via een aansluiting van het hofje op de Nijverheidsweg. Deze weg kan de beperkte toename van de verkeersbewegingen als gevolg van de woningen verwerken. Het bedrijf dat oorspronkelijk op deze locatie was gevestigd zorgde ook voor verkeersbewegingen. Het stoppen van het bedrijf heeft zodoende gezorgd voor een afname van verkeersbewegingen. Aan de zuidzijde van het plangebied wordt een doorsteekje aangebracht naar de Stationsweg West. Het doorsteekje is alleen bestemd voor voetgangers en fietsers.

Parkeren
Voor het berekenen van de parkeerbehoefte is uitgegaan van een parkeernorm van 1,3 per woning voor seniorenwoningen en een parkeernorm van 2 per woning voor vrijstaande/geschakelde woningen.

In de parkeerbalans is gekeken naar het definitieve eindbeeld:

  • uitgaande van de realisatie van in totaal 10 woningen wordt voor het plangebied een parkeerbehoefte geraamd van 15,1 parkeerplaatsen.
  • De in het stedenbouwkundig ontwerp aangegeven parkeerplaatsen zijn in bijgaande parkeerbalans (Bijlage 3 Conceptuele parkeerbalans) opgenomen. Hieruit blijkt dat er uiteindelijk 16,9 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Alle parkeerplaatsen worden binnen het plangebied aangelegd.

Geconcludeerd wordt dat er voldoende parkeercapaciteit aanwezig is en dat er geen sprake is van extra parkeerdruk op de omgeving.

De afmetingen van de parkeervakken zijn aangegeven in onderstaande tekening. De ruimte om de parkeervakken en garageboxen in te rijden voldoen aan de nen-norm 2443.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2015stationsww77-vg01_0006.jpg"

afbeelding - uitsnede uit impressie toekomstige invulling plangebied

4.12 Duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
De 'stappen van de ladder' worden is artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:

  • 1. voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte;
  • 2. kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in de behoefte worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • 3. wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld (m.a.w. zorgen voor optimale inpassing en bereikbaarheid).

De voorgenomen woningbouw aan de Stationsweg West 77 e.o. sluit aan bij de uitgangspunten van de 'ladder voor duurzame verstedelijking':

  • 1. met het voorgenomen plan wordt voorzien in de behoefte aan betaalbare woningen voor gezinnen en senioren, zoals beschreven in de Woonvisie Woudenberg 2013+ (paragraaf 3.3).
  • 2. het plan heeft betrekking op een bestaande stedelijke locatie die door de herontwikkeling optimaal wordt ingericht. Hiermee wordt voldaan aan het uitgangspunt om eerst bestaande stedelijke locaties te benutten voor stedelijke ontwikkeling;
  • 3. het derde punt van de 'ladder' is niet van toepassing.

Geconcludeerd wordt dat in onderhavige situatie sprake is van een duurzame stedelijke ontwikkeling.

4.13 Duurzaam bouwen

De klimaatveranderingen, de eindigheid van de fossiele brandstof en het daarop anticiperende beleid van het Rijk, provincies en gemeenten vragen er om dat actief gekeken wordt naar duurzaamheid in nieuwbouwplannen. Het betreft thema's zoals CO2- en energiebesparing, duurzame energie en duurzaam bouwen.

Bij de realisering van de nieuwe woningen wordt aandacht besteed aan het duurzaamheidaspect. Hierbij kan gedacht worden aan energiezuinigheid en het gebruik van duurzame bouwmaterialen. In het kader van de aanvraag van de vergunning voor het bouwen worden de duurzaamheidaspecten nader uitgewerkt.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Toekomstige situatie

Ten behoeve van de nieuwe ontwikkeling zullen de bestaande woningen en de bedrijfsbebouwing in het plangebied worden gesloopt. In totaal worden er negen nieuwe woningen gerealiseerd.

Omdat er één woning wordt gesloopt is de netto-woningtoename in het plangebied acht woningen.

De nieuwe woningen bestaan uit vier aaneengebouwde woningen, een drie-onder-één kapwoning en een twee-onder-één kapwoning.

In het middengebied wordt voldoende ruimte vrijgehouden voor de aanleg van parkeerplaatsen en beplanting. De zo te vormen woonhof krijgt daarmee een aantrekkelijk en kleinschalig karakter. Vanwege de gewenste levendigheid wordt voor langzaam verkeer een doorsteekje gemaakt naar de Stationsweg West.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2015stationsww77-vg01_0007.jpg"

afbeelding - impressie toekomstige invulling plangebied

5.2 Vormgeving

De bebouwing aan de Stationsweg West heeft een dorpse uitstraling. Langs het lint staan voornamelijk vrijstaande woningen en twee-onder-één-kapwoningen. De bouwstijlen zijn traditioneel en gevarieerd. Samenhang ontstaat door de toepassing van lage bouwhoogten, kappen en het gebruik van terughoudende kleuren.

De bebouwing in de zijstraten is eveneens dorps. De woningen zijn voorzien van kappen en hebben een beperkte bouwhoogte. Naast vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen komen hier ook rijwoningen voor. Ook zien we in de zijstraten vaker herhalingen van bouwstijlen.

Het plan beoogt woningen te realiseren met een dorps karakter, die aansluit bij de architectonische uitstraling van de omliggende bebouwing. Er zullen zachte vormen en kleuren worden toegepast, in plaats van kubistische architectuur en schelle kleuren.

Woningen aan de Stationsweg West
De rooilijn van de nabijgelegen woningen aan de Stationsweg West ligt op circa 7 meter van de weg. Deze rooilijn dient ook in acht te worden genomen bij de te realiseren tweekapper. De rooilijn van de woning ten westen van het doorsteekje ligt nog iets verder naar achteren. Hierdoor wordt de entree van het doorsteekje geaccentueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2015stationsww77-vg01_0008.jpg"

afbeelding - impressie toekomstige tweekapper

Om de tweekapper in te passen in de bestaande lintbebouwing dient te worden gekozen voor een traditionele architectuurstijl. De bouwvorm is vrij. Er zal een kap worden geplaatst, welke naar verhouding overeenkomt met (één van de) omliggende woningen. Ook de goot- en nokhoogte zullen aansluiten bij de bestaande bebouwing (6 resp. 10 meter).

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2015stationsww77-vg01_0009.jpg"

afbeelding - impressie rij van 3 woningen in binnengebied

Woningen binnengebied
Het realiseren van woningen in het binnengebied is mogelijk, mits men rekening houdt met de privacy van de omliggende bebouwing. De nokhoogte in het binnengebied zal moeten aansluiten bij die van de omliggende bebouwing (maximaal 10 meter). Ook de woningen in het binnengebied zullen worden afgedekt met een kap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2015stationsww77-vg01_0010.jpg"

afbeelding - impressie rij van 5 woningen in binnengebied

Hoofdstuk 6 Juridische toelichting

Het bestemmingsplan kent drie hoofdbestemmingen, te weten Tuin, Verkeer en Wonen. Met de bestemmingsregeling is aangesloten bij het omliggende bestemmingsplan 'Woudenberg Dorp, 1ste herziening'.

Artikel 3 Tuin

De voor- en zijtuinen hebben, waar dit stedenbouwkundig gezien gewenst is, de bestemming Tuin gekregen. Binnen deze bestemming mogen alleen bouwwerken als erkers, ingangspartijen en erfafscheidingen worden gebouwd.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

Het binnengebied heeft een verkeersbestemming. Binnen deze bestemming mogen naast een weg ook onder andere groen- en parkeervoorzieningen worden aangelegd.

Artikel 5 Wonen

De geprojecteerde woningen zullen in aansluiting op de woningen in de omgeving een woonbestemming krijgen. De woningen dienen gebouwd te worden binnen het bouwvlak.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan voorziet in het realiseren van 9 woningen. Het bouwplan wordt in zijn geheel voor eigen risico en rekening van de aanvrager gerealiseerd. De eventuele kosten van de gemeente worden anderszins verzekerd middels een anterieure overeenkomst die moet worden gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente Woudenberg. Hierdoor is het vaststellen van een exploitatieplan zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) niet nodig. De kosten zijn immers anderszins verzekerd.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan Stationsweg West 77 e.o. heeft gedurende zes weken voor een ieder ter visie gelegen, van 8 april tot en met 19 mei 2015. Gedurende de periode van er inzage legging zijn er twee zienswijzen ingediend. In de Nota van beantwoording zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Stationsweg West 77 e.o. zijn de zienswijzen samengevat en voorzien van een antwoord (bijlage 5). De zienswijzen geven geen aanleiding tot wijziging van het plan.

Wel zijn enkele ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. In de bijlage bij het vaststellingsbesluit is aangegeven welke wijzigingen zijn doorgevoerd.