direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bijsteren 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0273.BPBKbijsteren-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Doel

De gemeente Putten wil de kom van de gemeente blijven voorzien van recente bestemmingsplannen. Op deze wijze wordt voorkomen dat een lappendeken ontstaat van geldende bestemmingsplannen, vrijstellingen en afwijkingen. Dit leidt zowel voor de ambtelijke organisatie als voor de burger tot een onoverzichtelijke situatie.

Inmiddels is voor het gemeentelijk grondgebied sprake van een overzichtelijk aantal bestemmingsplannen dat periodiek wordt herzien. Een uitzondering daarop vormt het nieuwe woongebied Bijsteren. Voor de realisatie van de woonwijk is op 30 juni 2005 het globale bestemmingsplan Bijsteren 2005 vastgesteld. De uiteindelijke realisatie van de woningen is de afgelopen jaren mogelijk gemaakt door een lappendeken van uitwerkingsplannen en partiële herzieningen.
Nu de woonwijk zijn voltooiing nadert is er alle aanleiding om voor de woonwijk een nieuw bestemmingsplan op te stellen waarin de bestaande situatie eenduidig en overzichtelijk wordt vastgelegd. Het nieuwe bestemmingsplan richt zich voornamelijk op het beheer van de bestaande situatie en het vastleggen van de functionele en ruimtelijke structuur.

Met de integrale herziening wordt aangesloten op de bestemmingsplannen (komplannen) die voor de kom van Putten van kracht zijn, zoals 'Kom Noord', 'Kom Zuidoost', 'Kom Zuid' en 'Kom West' en het bestemmingsplan 'Putten Centrum'.
Het plan voldoet aan de op 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de "Standaard voor Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2012).

1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied

Het plangebied/woonwijk Bijsteren 2015 ligt aan de westzijde van de bebouwde kom van Putten. De begrenzing van het plangebied is bepaald door de grenzen van de nieuwe woonwijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKbijsteren-VA01_0001.png"  
Afbeelding - begrenzing plangebied Bijsteren 2015  

Het plangebied sluit aan de noord- en oostzijde aan op de bebouwing van Husselerveld, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan 'Kom West'. Aan de zuidzijde wordt het plangebied grotendeels begrensd door de achtererven van de bebouwing langs de Nijkerkerstraat en aan de westzijde door het buitengebied van Putten. De betreffende gronden zijn vastgelegd in het bestemmingsplan 'Westelijk Buitengebied'. Het noordwestelijk deel van het plangebied wordt begrensd door het gebied Henslare zoals dat is vastgelegd in de beheersverordening 'Henslare 2 en stationcomplex' uit 2013.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Voor het overgrote deel van het plangebied geldt het bestemmingsplan Bijsteren 2005.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKbijsteren-VA01_0002.png"  
Afbeelding - uitsnede geldende bestemmingsplan Bijsteren 2005  

Het geldende bestemmingsplan is deels opgezet als een globaal 'uit te werken' bestemmingsplan en deels als een gedetailleerd bestemmingsplan. Voor plandelen waarvan het toekomstig gebruik bij vaststelling van het bestemmingsplan Bijsteren 2005 min of meer nauwkeurig bekend was (zoals de in te passen bestaande woningen evenals de woningen en infrastructuur die in de eerste fase zouden worden ontwikkeld), is destijds een gedetailleerde bestemming gehanteerd. Voor de overige, in een latere fase te ontwikkelen delen van de woonwijk is een globale bestemmingssystematiek gehanteerd.

Voor de uit te werken woonbestemming zijn de afgelopen jaren diverse gedetailleerde uitwerkingsplannen vastgesteld. Voor delen van de gedetailleerde bestemmingen zijn ook meerdere partiële herzieningen in procedure gebracht.

Met het nieuwe bestemmingsplan worden deze vervangen in een nieuwe integrale planologisch-juridische regeling.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat het meer algemene beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente, voor zover dat van toepassing is op het plangebied. In hoofdstuk 3 worden per onderwerp de bestaande situatie, de ontwikkelingen en de gevolgen voor het bestemmingsplan beschreven. De diverse milieuaspecten en infrastructurele aspecten komen in hoofdstuk 4 aan bod.
De hoofdstukken 5, 6, 7 en 8 behelzen respectievelijk de juridische aspecten, de economische uitvoerbaarheid, de handhaving en de inspraak en het overleg (ex artikel 3.1.1. Bro).

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Nationaal beleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als credo "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig".

De SVIR omvat drie hoofddoelen, die als volgt zijn geformuleerd:

  • 1. Concurrerend
    Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • 2. Bereikbaar
    Het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • 3. Leefbaar en veilig
    Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, moet het roer in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid om. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. De nationale belangen hebben onder andere betrekking op ruimte voor waterveiligheid, behoud van nationale unieke cultuurhistorische kwaliteiten en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur.

De juridische borging van de nationale belangen is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. In paragraaf 2.1.2 wordt hier nader op ingegaan.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel de AMvB Ruimte genoemd, is op 22 augustus 2011 vastgesteld en in oktober 2012 aangevuld. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan ruimtelijke besluiten op provinciaal en gemeentelijk niveau moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan gemeenten opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.

Onderhavig plan is niet in strijd met enig nationaal belang uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

2.1.3 Nationaal Waterplan 2009 - 2015

Het Nationaal Waterplan is op 12 december 2009 vastgesteld en is het formele rijksplan voor het nationale waterbeleid. In de Waterwet is vastgelegd dat het rijk dit plan eens in de zes jaar opstelt. Het huidige plan geldt voor de periode 2009-2015. Het is de opvolger van de Vierde Nota waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het plan bevat tevens de stroomgebiedbeheerplannen die op grond van de Kaderrichtlijn Water zijn opgesteld. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens aan te merken als structuurvisie.

Het Nationaal Waterplan heeft betrekking op het gehele watersysteem van Nederland, zowel oppervlaktewater, grondwater, als de bijbehorende waterkeringen, oevers en dergelijke.

Het kabinet kiest voor een strategie die bestaat uit "meebewegen, weerstand bieden, kansen pakken", adaptieve aanpak en samenwerking binnen en buiten het waterbeheer.

2.1.4 Waterbeleid in de 21e eeuw

Directe aanleiding voor deze nota is de zorg over het toenemend hoogwater in de rivieren, wateroverlast en de versnelde stijging van de waterspiegel. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast, moet behouden blijven. Belangrijk onderdeel in het waterbeleid is de watertoets. Alle ruimtelijke plannen dienen een waterparagraaf te bevatten en aan een watertoets te worden onderworpen. De watertoets is geen toets achteraf, maar een procedure om tot een optimale inbreng van het waterbelang in ruimtelijke plannen te komen.

2.2 Provinciaal en regionaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

Provinciale Staten van Gelderland heeft op 9 juli 2014 de omgevingsvisie voor haar grondgebied, genaamd "Gelderland anders" vastgesteld. Vanaf 18 oktober 2014 zijn de Omgevingsvisie en –verordening in werking. De visie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies.

De provincie zet zich in voor vitale steden en dorpen en voor een duurzame verstedelijking. Daarvoor biedt de Omgevingsvisie de volgende handvatten:

  • versterking van de stedelijke netwerken, gecombineerd met aandacht voor de vitaliteit van kleine kernen en dorpen;
  • een basis voor het terugdringen van leegstand en overcapaciteit in plannen;
  • zorgvuldige locatie-afwegingen die voortbouwen op de kwaliteit en de kracht van het bestaande en anticiperen op veranderingen in de toekomst, zonder het uitgaan van het bestaande tot dogma te verheffen;
  • een basis voor regionale afspraken over wonen en werken.

Het accent verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. De provincie en partners gaan nieuwe ontwikkelingen bezien in samenhang met de bestaande voorraad. Dit vereist een denk- en cultuuromslag. Als leidend principe hanteren de provincie en partners de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik.

De juridische basis hiervoor is de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dit houdt in dat in bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling moet worden aangegeven hoe met de ladder is omgegaan (behoefte, bestaand stedelijk gebied, bereikbaarheid).

2.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

Op 24 september 2014 is als sluitstuk op de Omgevingsvisie de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Vanaf 18 oktober 2014 zijn de Omgevingsvisie en –verordening in werking. De verordening vervangt de andere verordeningen zoals de ruimtelijke verordening en de milieuverordening.

Voor wat betreft ruimtelijke aspecten in het bestemmingsplan zijn in de omgevingsverordening onder andere regels opgenomen met betrekking tot wonen, bedrijvigheid, glastuinbouw, veehouderij, grond- en drinkwater, natuur en landschap en energie.

Wonen
In de verordening is artikel 2.2.1.1 opgenomen met betrekking tot alle nieuwe woningen die in een bestemmingsplan worden opgenomen, dus ook woningen die ontstaan door woningsplitsing of woningen die in het kader van functieverandering van kantoren, scholen, zorggebouwen, nieuwe (zorg-) landgoederen, vrijkomende agrarische bebouwing e.d. worden gerealiseerd.

“Artikel 2.2.1.1 Nieuwe woonlocaties
In een bestemmingsplan worden nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.”  

Het Gelderse kwalitatieve woonbeleid gaat uit van regionale woningmarkten. Geen van de partijen op de regionale woningmarkt is in staat alleen de huidige opgave afdoende aan te pakken. Voor de provincie is woonprogrammering een aangelegenheid van provinciaal belang. De provincie kiest daarbij voor een regierol en stelt de kwantitatieve opgave voor wonen per regio vast. Binnen de door de vastgestelde kwantitatieve opgave voor wonen kunnen gemeenten en andere partijen in de regio gezamenlijk nagaan wat nodig is voor een goed functionerende regionale woningmarkt. De provincie wil kunnen optreden als de afspraken niet van de grond komen, of wanneer de afspraken niet worden nageleefd.

De afspraken over de groei van de woningvoorraad (hoeveel woningen komen er nog bij?) worden vastgelegd in de 'kwantitatieve opgave t/m 2024'. In de provinciale Omgevingsverordening is de status van de kwantitatieve opgave vastgelegd (art. 2.2.1.1). Nieuwe woningen in bestemmingsplannen moeten passen in de door Gedeputeerde Staten goedgekeurde programmering. Zolang er in een regio geen afspraken over de 'kwantitatieve opgave t/m 2024' zijn, blijft het Kwalitatief Woonprogramma 2010 t/m 2019 (KWP3) van kracht.

Het KWP3 bevat niet alleen kwantitatieve kader, maar ook afspraken over de kwalitatieve differentiatie van woningbouwmogelijkheden in nieuwe bestemmingsplannen (huur/koop, betaalbaarheid en geschiktheid voor ouderen). De provincie wil de kwalitatieve vraagstukken voortaan in het kader van de Regionale Woonagenda's aanpakken. Het KWP3 wordt opgevolgd door de kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio. Dat biedt in principe alleen een kwantitatieve begrenzing van de (netto) groei van de regionale woningvoorraad (gebaseerd op een actuele Primos).
De bedoeling is om voor alle regio's het KWP3 per 1 januari 2015 te vervangen door de kwantitatieve opgave wonen voor de periode 2014 tot en met 2024. Als het in een regio niet lukt om tijdig tot een kwantitatieve opgave wonen te komen, blijft het KWP3 van kracht totdat Gedeputeerde Staten alsnog een kwantitatieve opgave wonen hebben vastgesteld.

2.2.3 Woonbeleid regio Noord-Veluwe

De gemeenten in Regio Noord-Veluwe werken al jaren samen aan verschillende ruimtelijke en maatschappelijke thema's. Op het gebied van ruimtelijke ordening en volkshuisvesting zijn dat de gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek, Putten, Hattem en Heerde. Dat heeft in de afgelopen jaren geleid tot verschillende momenten van afstemming en beleidsvorming op het gebied van wonen. Zo hebben de regiogemeenten samen met de provincie Gelderland en de Noord-Veluwse woningcorporaties het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 voor Noord-Veluwe vastgesteld. Vervolgens is de Regionale Woonagenda 2012-2013 opgesteld.
Mede met het oog op nieuwe afspraken met de provincie in het kader van de Kwantitatieve Opgave Wonen, dat het oude Kwalitatieve Woningbouw Programma vervangt, hebben de samenwerkende gemeenten in Regio Noord-Veluwe de Woonvisie Regio Noord-Veluwe 2014 opgesteld. Voordat deze regionale woonvisie is opgesteld, is voor de gehele regio de huidige situatie op de woningmarkt en de verwachte ontwikkelingen in de toekomst geanalyseerd, op basis van het landelijke woningbehoefteonderzoek WoON 2012 en aanvullende analyses van daadwerkelijke verhuisbewegingen.

Op basis van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat, ondanks het feit dat de huishoudensgroei in de komende decennia afvlakt, er een behoefte blijft aan extra woningen. Op regionaal niveau zet de groei van het aantal huishoudens in de toekomst door.
De totale groei op de woningmarkt waar in de periode tot 2020 rekening mee wordt houden, is circa 5.600 huishoudens. Daarin is begrepen de extra woningbehoefte als gevolg van het proces van extramuralisatie.
De provincie Gelderland heeft de kwantitatieve behoefte vastgesteld op circa 8.850 woningen voor de periode van 2013 t/m 2024. De bandbreedte voor Putten deze periode bedraagt 650 - 1.010 woningen (huishoudens).

Onderhavig plan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan mogelijk. Het plan is daarom niet in strijd met het Woonbeleid van de provincie Gelderland.

2.2.4 Waterbeheersplan Veluwe 2010-2015

Voor de periode 2010-2015 heeft het (voormalige) Waterschap Veluwe het Waterbeheersplan Veluwe opgesteld. Tot 1 januari 2016 blijft het waterbeheersplan van kracht. Op de onderdelen robuust watersysteem, waterkwaliteit en ecologie wordt er voor de periode 2010-2015 een doorkijk gegeven naar 2027. Op die manier maakt het Waterschap Veluwe de wateropgave voor wat betreft de Kaderrichtlijn Water, inclusief financiering, concreet. Dat wil zeggen dat de wateropgave voor de Veluwe wordt vertaald in de doelen die in 2015 zijn gehaald. Het waterbeheersplan heeft de volgende doelen:

  • doel 1: Veilige dijken;
  • doel 2: Gewenste grond- en oppervlaktewaterstanden;
  • doel 3: Vermindering wateroverlast en water voor droge tijden;
  • doel 4: Goede onderhoudssituatie;
  • doel 5: Herstel en behoud van bijzondere natuur;
  • doel 6: Goede waterkwaliteit;
  • doel 7: Stedelijk waterbeheer;
  • doel 8: Transport en zuivering van afvalwater;
  • doel 9: Brede kijk.

Per doel zijn verschillende opgaven van toepassing die in de periode 2010-2015 zullen worden aangepakt.

Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in hoofdstuk 4. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie Putten 2030

Op 6 maart 2015 is de structuurvisie voor Putten vastgesteld. De gemeente heeft samen met de gemeenschap een Toekomstvisie Putten opgezet. Deze zet op hoofdlijnen de koers voor de toekomst uit. Het is daarmee een belangrijk kader voor de meer concrete uitwerking van deze koers in sectoraal beleid. Zo ook voor de ruimtelijke ordening. In de ruimtelijke Structuurvisie Putten 2030 vindt deze nadere uitwerking plaats ten aanzien van het integrale ruimtelijke beleid van de gemeente.

Ambities
Met de nieuwe structuurvisie legt de gemeente Putten het ruimtelijke speelveld neer op basis waarvan zij samen met de gemeenschap en andere partijen een invulling wil geven aan de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. Dat start met ambities, zoals:

  • Wonen - kwantitatief
    In Putten wordt gebouwd voor de lokale woningbehoefte. Putten hanteert daarbij de ladder van duurzame verstedelijking. Dat wil zeggen dat eerst wordt gekeken naar inbreidingsmogelijkheden en vervolgens pas naar uitbreidingsmogelijkheden. Het dorp Putten is de kern waar nieuwe woningbouw plaatsvindt.
  • Wonen - kwalitatief
    In de gemeente Putten is plek voor jong en oud en is het mogelijk om er je hele leven te wonen. Putten richt zich daarbij primair op de behoeften van de eigen bevolking. Starters, senioren en mensen met een beperking krijgen daarbij extra aandacht om hun positie op de arbeidsmarkt te versterken.
  • Voorzieningen
    De gemeente Putten zet in op het gezamenlijk met bewoners en verenigingen behouden van het bestaande voorzieningenniveau. Daarvoor kan het noodzakelijk zijn dat in de toekomst meer gezamenlijk multifunctioneel gebruik wordt gemaakt van voorzieningen en dat de betrokken partijen hun krachten bundelen. Servicepunten in de buurt met een combinatie van functies zullen belangrijk worden als ontmoetingsplekken voor bewoners en ondernemers.
  • Cultuurhistorie
    Cultuurhistorie is een belangrijke kwaliteit van de gemeente Putten. De cultuurhistorie is zichtbaar in het landschap, de bebouwing en de ondergrond. Deze kwaliteiten worden behouden en waar mogelijk verder versterkt en beter zichtbaar gemaakt.
  • Water
    Zorgen voor een veilige en efficiënte waterhuishouding en robuust en duurzaam bodem- en watersysteem. Dit in relatie tot de verwachte klimaatveranderingen. Ruimtelijke ontwikkelingen houden rekening met de trits vasthouden, bergen en afvoeren.
  • Duurzaamheid
    De gemeente Putten heeft de ambitie om energieneutraal te worden. Om deze ambitie te realiseren zal worden ingezet op een combinatie van maatregelen op het terrein van energieopwekking, energiebesparing en gedrag.

De gebiedsontwikkeling

In de structuurvisie worden voor het gehele dorp de volgende randvoorwaarden vastgelegd:

  • nieuwe woningbouw vindt plaats in of aan het dorp Putten. Er wordt ingezet op inbreiding voor uitbreiding ten aanzien van nieuwe woon- en werklocaties. De Inbreidingsnotitie bebouwde kom 2015 is hiervoor een leidraad. Deze inbreiding mag niet ten koste gaan van structurele en cultuurhistorisch waardevolle groene en/of open gebieden;
  • waar mogelijk wordt bij nieuwbouw versneld ingezet op energieneutraal bouwen;
  • leegstaande gebouwen worden hergebruikt, pas indien dit niet mogelijk is vindt nieuwbouw plaats;
  • woningen voor senioren worden in de omgeving van verzorgingshuizen, servicepunten en/of het centrum gebouwd;
  • nieuwe woningbouw draagt bij aan een meer gevarieerde woningvoorraad in het dorp Putten;
  • de verkeersveiligheid en oversteekbaarheid van de doorgaande wegen binnen het dorp worden gewaarborgd;
  • na het verlengen van de Henslare wordt de Stationsstraat afgesloten voor zwaar verkeer met uitzondering van bestemmingsverkeer en wordt de weg ingericht als 30 km/gebied;
  • er is ruimte voor beroep en bedrijf aan huis;
  • in het dorp ligt een veilig en comfortabel netwerk van fiets- en wandelverbindingen die de verschillende buurten met het centrum, het station, de belangrijkste maatschappelijke voorzieningen (zoals de sportvelden) en met het omliggende buitengebied verbinden;
  • de ruimtelijke relatie tussen het dorp, het stationsgebied en Strand Nulde wordt versterkt;
  • de vestiging van (nieuwe) detailhandel vindt in het centrum van Putten plaats. Indien hiervoor geen mogelijkheden zijn, wordt gekeken naar het gebied rondom het centrum of op bestaande detailhandelsconcentraties buiten het centrum.
  • In het geval van supermarkten of meer grootschalige detailhandel wordt eerst gekeken naar mogelijke passende locaties direct aansluitend op het centrumgebied. Indien deze locaties er niet zijn kan grootschalige detailhandel ook op de bedrijventerreinen worden geplaatst;
  • horeca wordt bij voorkeur in het centrum gevestigd. Eventueel zijn horecavestigingen mogelijk langs de doorgaande wegen bij de entrees tot Putten en op locaties in relatie tot het recreatieve fiets- en wandelnetwerk;
  • de vestiging van tankstations vindt enkel plaats op de doorgaande wegen en niet in de directe omgeving van woongebieden;
  • de openbare ruimte heeft een omvang en invulling die refereren aan het dorpse karakter van Putten en is van een goede ruimtelijke kwaliteit. Gerelateerd aan deze ruimten zijn er openbare servicepunten, waarin bewoners en ondernemers bij elkaar kunnen komen in relatie tot werk, zorg, welzijn, onderwijs, sport, cultuur en spel;
  • in de openbare ruimte is, waar noodzakelijk, ruimte voor onder- en/of bovengrondse waterberging;
  • ter plaatse van de aanduiding 'Recirculatie doorgaand verkeer' geldt een aanvullende of afwijkende visie.
afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKbijsteren-VA01_0003.png"  
Afbeelding - Uitsnede structuurvisie Putten 2030  


Locatiegebonden ruimtelijke ontwikkelingen: wonen
Bij het dorp Putten is een tweetal zoeklocaties voor nieuwe woningbouw opgenomen. Het gaat om een afronding van de wijk Bijsteren in westelijke richting in relatie tot de ontwikkeling van een woon-werkgebied en de stationsomgeving. De andere locatie betreft een zuidelijke uitbreiding van de kern Putten ten zuiden van de Van Geenstraat en ten westen van het sportpark Putter Eng. Dit gebied sluit ruimtelijk het beste aan op de ruimtelijke structuur van het dorp.
Deze uitbreidingslocaties komen pas in beeld als toepassing van de ladder duurzame verstedelijking daartoe leidt. Eerst zal worden gekeken naar de inbreidingslocaties uit de 'Inbreidingsnotitie bebouwde kom 2015'.

Ruimtelijke visie

  • de nieuwbouw wordt strategisch ingezet met als doel zo optimaal als mogelijk te voorzien in de lokale woningbehoefte op korte en (middel)lange termijn;
  • nieuwe woningbouw wordt gefaseerd in relatie tot de woningbehoefte;
  • nieuwe woningbouw wordt landschappelijk ingericht en ingepast om landschap en dorp zo sterk mogelijk met elkaar te verweven;
  • er wordt uitgegaan van zongerichte verkaveling ten behoeve van passieve zonne-energie (gebouworiëntatie);
  • de omvang van het woningbouwprogramma is een afgeleide van de na te streven stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit ter plaatse in relatie met de bestaande woningbehoefte;
  • rekening moet worden gehouden met eventuele beperkingen in het kader van milieu en veiligheid. Er moet een aantrekkelijk leef- en woonklimaat te realiseren zijn. Dit geldt met name voor de locatie bij Bijsteren;
  • de woningbouw heeft een dorps karakter en bestaat uit woningen van één of twee bouwlagen met kap. Incidenteel is een hogere bouw met plat dak mogelijk ten behoeve van meergezinswoningen. Deze 'hoogbouw' is niet hoger dan vier bouwlagen;
  • aangesloten wordt bij de duurzaamheidsladder van verstedelijking. Dit betekent dat nieuwe woningbouw enkel kan plaatsvinden (volgens Ruimtelijke verordening Gelderland):
    • 1. binnen bestaand stedelijk gebied,
    • 2. binnen de zoekrichting woningbouw van de regio Noordwest-Veluwe,
    • 3. binnen de zoekzones wonen en werken uit de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking;
  • over nieuwbouw buiten de provinciale en regionale rode contouren worden nieuwe afspraken gemaakt ten behoeve van de programmering. Ingezet wordt op een grotere variatie van woningen over de verschillende prijsklassen, waarmee nadrukkelijk rekening wordt gehouden met de financiering van de landschappelijke verweving;
  • met het oog op ambitie om een energieneutrale gemeente te worden zullen nieuwbouwprojecten bij voorkeur energieneutraal worden uitgevoerd, maar in ieder geval met een EPC die 10% lager ligt dan de op het moment van realisatie geldende norm.
2.3.2 Woonvisie 2015 - 2020

Op 30 april 2015 heeft de gemeenteraad van Putten de Woonvisie 2015 - 2020 vastgesteld. De woonvisie is een sectorale uitwerking van de Toekomstvisie Putten. De vorige woonvisie dateert uit 2011 en is opgesteld voor de periode 2011-2016 met een doorkijk naar 2020. In de tussentijd hebben zich verschillende ontwikkelingen voorgedaan, waardoor het nuttig bleek om deze woonvisie te herzien. Zo is er samen met alle regiogemeenten en corporaties deelgenomen aan het WoON 2012 en is in regionaal verband een onderzoeksnotitie opgesteld. De regiogemeenten hebben vervolgens de 'Woonvisie Regio Noord-Veluwe 2014' opgesteld.
Deze regionale visie is de kapstok voor de gemeentelijke woonvisie. De visie is bedoeld voor de periode van 2015-2020 met een doorkijk naar 2025.

Analyse
Uit de analyse in de woonvisie komen diverse noties naar voren die van belang zijn voor de visie op het wonen in de komende periode:

  • het aantal huishoudens zal blijven toenemen. Met name de kleine oudere huishoudens zullen blijven toenemen. Ook het aantal jonge gezinnen blijft toenemen;
  • van aanbodgericht naar vraaggericht woningaanbod. Er moet niet te veel van hetzelfde woningtype in een keer op de markt worden gebracht (verhuur-/verkoopbaarheid kan onder druk komen te staan). De gemeente moet zich richten op kleinschalig maatwerk;
  • op de woningmarkt is de meeste interactie met de buurgemeenten. De jonge kleine huishoudens verhuizen het vaakst;
  • door de vergrijzing en het scheiden van wonen en zorg zulle er steeds meer zelfstandig wonende huishoudens met een (toenemende) zorgbehoefte zijn. Hierdoor stijgt ook de hulpvraag thuis;
  • met het oog op de woonlasten en wooncomfort verdient energetische kwaliteit bij een behoorlijk deel van de woningen de aandacht;
  • er ligt een transformatie-opgave in de sociale huursector én in de particuliere woningvoorraad. Deze transformatie omvat woontechnische verbeteringen ten behoeve van doelgroepen en energiebesparende maatregelen.

Visie
Over het gewenst toekomstbeeld is in Putten al veel nagedacht de afgelopen jaren, samen met de inwoners, maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven. De beelden uit de Toekomstvisie en de Structuurvisie zijn dan ook het vertrekpunt voor de visie op het wonen in Putten.
Binnen de woonvisie staan vier thema's centraal:

  • bestaande voorraad;
  • woningbouwprogrammering;
  • wonen-welzijn-zorg;
  • duurzaamheid.

Bestaande voorraad
Mede door demografische ontwikkelingen verandert de woningbehoefte. De kansen in de nieuwbouw worden ingezet om hierop in te spelen. Echter, meer dan ooit zal vooral naar de bestaande woningvoorraad moeten worden gekeken om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen. Daar wordt dan ook meer accent op gelegd.

Woningbouwprogrammering
De gemeente richten zich primair op het voorzien in de huisvesting van de lokale woningbehoefte. Dit komt neer op een beheerste groei, waarbij het dorpse karakter wordt behouden. Deze lijn wordt voortgezet vanuit het bestaande beleid. De gemeente sluit dan ook aan bij de afspraken die op regionaal niveau zijn gemaakt.

Er wordt naar gestreefd om in de periode (van 2013) tot 2025 in Putten 830 woningen toe te voegen aan de voorraad (circa 70 per jaar). Bij voldoende lokale behoefte zal dit in overleg met de regiogemeenten kunnen oplopen met maximaal 10%, tot 913.
Rekening houdend met planuitval van 20%, mogen er voor deze periode maximaal 996 woningen in de planningslijst opgenomen worden.
Na de afronding van Bijsteren moet de woningbouw blijven doorlopen. In de woonvisie wordt uitgegaan van een programmering van gemiddeld 83 woningen per jaar.

Bandbreedte Putten   Gemiddelde Waarde
(GW)  
GW incl. planuitval
(+ 20%)  
Extra woningen (+10%)  
650 - 1010   830   996   913  
Tabel - Productie gemeente Putten 2013 - 2015, conform regionale afspraken  

Wonen-welzijn-zorg
Mensen met een beperking hebben de wens om zo lang mogelijk zelfstandig in de eigen woning en woonomgeving te blijven wonen. Met de groeiende groep senioren neemt het belang van een goede kwaliteit van de bestaande woningvoorraad (woningaanpassingen) toe. Het hoeft hier niet altijd te gaan om ingrijpende woningaanpassingen. Er is winst te behalen in de bewustwording van senioren om hun woning tijdig geschikt te maken, zij zijn hiervoor in eerste instantie zelf verantwoordelijk.

Duurzaamheid
Putten wil een duurzame samenleving zijn. We willen dat op het gebied van het wonen een aanzienlijke bijdrage wordt geleverd aan de opgave om de CO2-uitstoot te beperken en energie te besparen. We sluiten aan bij de doelstelling van het Energie akkoord: het bereiken van een CO2-reductie van 80 tot 95% in 2050, en een aandeel van 16% in hernieuwbare opwekking in 2023. Voor woningen streven wij naar de doelstellingen zoals beschreven in het Energie akkoord:

  • nieuwbouw is vanaf 2020 bijna energieneutraal;
  • in 2020 hebben sociale huurwoningen gemiddeld Energielabel B;
  • in 2020 heeft 80 % van de particuliere woningen minstens label C.
  • Putten wil het treffen van duurzame maatregelen stimuleren en streeft ernaar om daar waar mogelijk een lagere EPC te behalen dan de norm uit het Bouwbesluit.

Onderhavig plan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan mogelijk. Het plan is daarom niet in strijd met de gemeentelijke Woonvisie.

2.3.3 Stedenbouwkundige Randvoorwaarden voor de Bebouwde Kom en Inbreidingsnota 2003

De gemeente Putten maakt al jaren dankbaar gebruik van de inbreidingsnota uit 2003. Deze inbreidingsnota wordt samen met de Stedenbouwkundige Randvoorwaarden (SRBK) gebruikt bij de beoordeling van de bouwaanvragen binnen de bebouwde kom van Putten. Het rapport Stedenbouwkundige Randvoorwaarden voor de Bebouwde Kom heeft niets aan waarde ingeboet.
Een inbreidingsnota dient echter periodiek te worden aangevuld/herzien. Een deel van de inbreidingslocaties is inmiddels ingevuld en er komen ook weer nieuwe locaties bij.

Inbreidingsnotitie Bebouwde Kom 2015 (ontwerp)
Met behulp van de 'stofkammethode' is aan de hand van de in de SRBK opgenomen criteria, bekeken of er meer locaties zijn waar mogelijkheden tot inbreiding en/of herstructurering liggen. Dit heeft geresulteerd in de 'Inbreidingsnotitie bebouwde kom 2015'.
Hoewel de wijk Bijsteren in de oude Inbreidingsnota nog niet tot de bebouwde kom behoorde, is dit met de actualisering wel tot de bebouwde kom toegevoegd. Voor wat betreft Bijsteren wordt in het geval van de inbreidingslocaties echter opgemerkt dat de vrije/onbebouwde locaties nog als uitbreidingen worden gezien. Deze zijn in de notitie niet meegenomen als inbreidingslocaties. Voor het overige zijn er géén nieuwe inbreidingslocaties aanwezig in Bijsteren.

2.3.4 Welstandsnota

De gemeenteraad heeft in 2004 de welstandsnota vastgesteld en in 2010 gewijzigd. De nota geeft de kaders voor het welstandsbeleid. Hiermee worden bouwplannen getoetst aan redelijke eisen van welstand, om de fraaie leefomgeving in het dorp te behouden en te versterken. In de Welstandsnota worden per deelgebied welstandscriteria beschreven die betrekking hebben op situering, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaalgebruik.

Voor de woonwijk Bijsteren zijn reeds diverse beeldkwaliteitplannen opgesteld en voorgelegd aan de Welstandscommissie. Deze beeldkwaliteitplannen worden geacht deel uit te maken van de welstandsnota.

Hoofdstuk 3 Bestaande situatie en ontwikkelingen

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan is voornamelijk consoliderend van aard, slechts enkele nieuwbouwlocaties resteren nog uit het geldende bestemmingsplan, c.q. uitwerkingsplannen. Het voorliggende hoofdstuk geeft inzicht in de huidige situatie van het plangebied.

3.2 Historische ontwikkeling

3.2.1 Ontstaansgeschiedenis

Het dorp Putten ligt op een kruispunt van wegen in een gebied waar bossen, kampen en essen samenkomen. De verscheidenheid aan landschapstypen is groot. Het plaatselijke reliëf en de daaraan gerelateerde grondwaterstanden zijn medebepalend geweest voor het nederzettingenpatroon.
Omstreeks 1850 bestond Putten uit enkele straten waarlangs een menging van woonhuizen en boerderijen stond. Rond 1912 ontstond de eerste aanzet voor de lintbebouwing langs de Stationsstraat, welke door het plangebied loopt.

De unieke ligging aan de rand van het Veluwemassief en de aanleg van een spoorlijn in 1863 ten westen van het dorp hadden een toename van het toerisme en de hoeveelheid forensen tot gevolg. Daardoor zijn aan de oostkant van Putten enkele villawijken in het bos ontstaan.
Tot 1950 is het dorp op organische wijze gegroeid. De oudere toegangswegen van Putten werden volgebouwd met lintbebouwing. De stationsstraat is daar een voorbeeld van, evenals de Nijkerkerstraat welke tevens de oostgrens van het plangebied vormt.
Langs deze wegen is de oude lintbebouwing, van rond 1950, nog duidelijk aanwezig.

Hierna vonden planmatige uitbreidingen plaats tussen de linten in onder andere Kom Zuid. Tussen de linten Stationsstraat en Nijkerkerstraat vonden de dorpsuitbreidingen van Putten sinds 2000 plaats.
De ontwikkeling van Bijsteren is de meest recente sinds 2005.

3.2.2 Cultuurhistorie en archeologie

Archeologie
Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. In 2012 is de archeologische beleidskaart vastgesteld. Als onderlegger van de archeologische beleidskaart is de archeologische verwachtingskaart gebruikt die voor dit doel is ontwikkeld (RAAP-rapport 2462).

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKbijsteren-VA01_0004.jpg"  
oranje= hoge verwachting;
geel = middelhoge verwachting
groen = lage verwachting)  
Afbeelding - Archeologische beleidskaart  

Ook de bekende waarden van de Archeologische Monumentenkaart (AMK), zijn op deze gemeentelijke kaart opgenomen.
Binnen het plangebied komen de volgende archeologische verwachtingswaarden voor:

  • 'hoge archeologische verwachting’;
    Voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde geldt een vergunningplicht vanaf grondwerkzaamheden die dieper dan 40 cm beneden maaiveld plaatsvinden en over een oppervlakte van meer dan 100 m².
  • 'middelhoge archeologische verwachting';
    Voor gebieden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde geldt een vergunningplicht vanaf grondwerkzaamheden die dieper dan 40 cm beneden maaiveld plaatsvinden en over een oppervlakte van meer dan 500 m².
  • 'lage archeologische verwachting';
    Voor gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde geldt een vergunningplicht vanaf grondwerkzaamheden die dieper dan 40 cm beneden maaiveld plaatsvinden en over een oppervlakte van meer dan 5.000 m².

Voor het plangebied Bijsteren is tussen 2002 en 2010 een groot aantal archeologische onderzoeken uitgevoerd. Het betreft een divers aantal bureauonderzoeken, booronderzoeken, opgravingen middels proefsleuven en ook een vlakdekkende opgraving.

Daarnaast is er rond 2000 een archeologisch veldonderzoek uitgevoerd ten behoeve van de omlegging N303 rond Putten RAAP-rapport 511, omlegging N303 rond Putten, 2000).

De onderzoeken die in het kader van dit bestemmingsplan zijn uitgevoerd, maken onderdeel uit van de Archeologische Monumentenzorgcyclus (AMZ-cyclus). Het heeft uiteindelijk geresulteerd in een vlakdekkende opgraving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKbijsteren-VA01_0005.jpg"  
Afbeelding - Overzicht van het gebied dat vlakdekkend is opgegraven. In blauw de opgravingsputten  

In 2007 heeft er nog een aanvullende opgraving plaats gevonden, waarbij de ruimte tussen de twee oostelijke blauwe gebieden is onderzocht.

De nederzettingsresten die bij de opgraving op het Husselerveld te Putten zijn aangetroffen, weerspiegelen de bewoningsactiviteiten van vier bewoningsperioden. Achtereenvolgend vindt in dit gebied bewoning plaats in de Late IJzertijd en de Vroeg-Romeinse Tijd en later in de Vroege Middeleeuwen, continuerend in de Volle Middeleeuwen (ARC-publicaties 121, 2005). Het betreft met name sporen van structuren, zoals delen van huisplattegronden, schuren van verschillende afmetingen, spiekers en mogelijk ook erfafscheidingen. Daarnaast is een beperkt aantal waterputten, waterkuilen, kuilen en hutkommen aangetroffen.

De resultaten van de opgraving zijn onderwerp van studie geweest bij het rapport dat in opdracht van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed eind 2015 is verschenen. Het rapport draagt de naam ‘Op het kruispunt van de vier windstreken (Nederlandse Archeologische Rapporten 048). Het is een product een groot nationaal onderzoek Synthese Oogst voor Malta.

Resumerend, is het bestemmingsplangebied Bijsteren archeologisch onderzocht en vrij gegeven. Dat is de reden waarom er voor het bestemmingsplangebied Bijsteren geen dubbelbestemming archeologie opgelegd hoeft te worden. Er hoeven dus ook geen regels ten aanzien van archeologie opgenomen te worden. Wel is het zo, dat men verplicht conform de Monumentenwet 1988 artikel 53 is de gemeente terstond te informeren wanneer men een archeologische vondst heeft gedaan.

  • Halverstad, R.N., & P. Fijma 2002: Archeologisch onderzoek “Husselerveld-Zuidwest” te Putten, inventariserend veldonderzoek, Assen (Grontmij-rapport) Lohof, E., 2003: Aanvullend bureauonderzoek Husselerveld-Zuidwest, gemeente Putten,
  • Bunschoten (ADC-rapport 196) Blom, M.C., 2004: Een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van proefsleuven op het Husselerveld te Putten, gemeente Putten (Gld.), Groningen (ARC publicatie 110).
  • Blom, M.C., & A.M.I. van Waveren 2005: Nederzettingssporen uit de IJzertijd tot in de Volle Middeleeuwen: een archeologische opgraving op het Husselerveld te Putten, gemeente Putten (Gld.), Groningen (ARC publicatie 121).
  • Wit, M.J.M. de, 2004: Een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van bureauonderzoek en boringen op bestemmingsterrein ‘Husselerveld-Zuidwest’ te Putten, gem. Putten (Gld.), Groningen (ARC-rapport 2004-31).
  • Scholte Lubberink, H.B.G., 2000: Omlegging N303 rond Putten; een Aanvullende Archeologische Inventarisatie (AAI), Amsterdam (RAAP-rapport 511).

Cultuurhistorie

In 2015 is er een cultuurhistorische waardenkaart opgesteld. Hiervoor zijn alle monumentale gebouwen, cultuurlandschappen, historische infrastructuur en stedenbouwkundige waarden geïnventariseerd. Hiermee zijn alle erfgoedwaarden van de gemeente Putten vastgelegd.

Het plangebied Bijsteren is de laatste jaren geheel ontwikkeld en valt als zodanig nu binnen de bebouwde kom van Putten. Door de ontwikkeling van de nieuwe wijk zijn er weinig tot geen cultuurhistorische waarden behouden gebleven. Desalniettemin zijn er nog wel wat infrastructuren herkenbaar. De Stenenkamerseweg (Kelderskamp) is een oude historische weg die in de nieuwbouwwijk een prominente rol heeft gekregen. Her en der in het plangebied zijn nog delen van oude routes behouden, maar als zodanig niet herkenbaar.

Aan de noordzijde van de Mennenweg lagen ooit een paar oude hofhorige abtsgoederen van de Abdinghof te Padeborn vallende onder de kelnerij van Putten. In die hoedanigheid dateren deze boerderijen terug tot in de middeleeuwen. Een paar straatnamen herinneren nog aan deze oude boerderijnamen (Pepersgoed, Aaltsengoed). In het bouwland dat bij deze boerderijen hoorde zijn de vroeg middeleeuwse en romeinse voorlopers gevonden. Zie boven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKbijsteren-VA01_0006.jpg"  
Afbeelding - Uitsnede uit de cultuurhistorische kenmerken kaart historisch landschap, RAAP-rapport 2948, kaartbijlage 1, blad 1.  

In de afbeelding hierboven is de rode lijn die van west naar oost door het plangebied loopt de Stenenkamerseweg. In blauw is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven.

3.2.3 Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het onderhavige plan is in essentie een conserverend plan. Ontwikkelingen zijn slechts op bescheiden schaal en veelal alleen onder voorwaarden mogelijk. Een aanvullende archeologische bescherming in de planregels is niet meer noodzakelijk.
Daarnaast is het beleid gericht op het behoud van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen. De waardevolle (agrarische) gebouwen die in het plangebied zijn gelegen hebben een nieuwe bestemming gekregen overeenkomstig de nieuwe functie (Wonen of Maatschappelijk). De aanvullende bescherming wordt geregeld via een bouwaanduiding als 'karakteristieke bebouwing'.

3.3 Ruimtelijke structuur

3.3.1 Huidige situatie

Bijsteren is ontworpen als een woonwijk en kent vier met elkaar verbonden woonbuurten, te weten Lijnenspel, Scherven, Velden en Podium. Elke buurt heeft zijn eigen identiteit gekregen die is ontleend aan de specifieke ligging binnen de wijk en aan de oorspronkelijke topografische kenmerken.
De woonwijk is ingebed in de van oudsher al aanwezige houtopstanden. De houtopstanden geven een logische scheiding tussen de diverse woonbuurten

De woonwijk wordt gekenmerkt door laagbouw. De meeste woningen bestaan uit een of twee bouwlagen al dan niet met kap. Op enkele strategische plaatsen zijn middelhoge gebouwen gerealiseerd (drie tot vier bouwlagen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKbijsteren-VA01_0007.png"  
Afbeelding - Woonbuurten binnen de woonwijk Bijsteren  

Lijnenspel
Lijnenspel vormt het hart van Bijsteren. De buurt biedt ruimte aan ruim 300 woningen die zijn ontwikkeld langs de bestaande landschapslijnen van aanwezige bomenrijen en oorspronkelijke landwegen. De randbebouwing van de buurt is extra aangezet. Het Lijnenspel wordt gekenmerkt door een zeer gemengd woningbouwprogramma van huur- en koopwoningen in zowel de gebruikelijke rij- en twee-onder-één-kap-vormen als in de vorm van bijzondere woongebouwen zoals de Veluwse villa's langs de voormalige Stenenkamerseweg (Kraakweg / Spruytengoed / Kelderskamp).

Scherven
De Scherven vormen door hagen afgebakende eenheden waarop de bebouwing is gesitueerd en waar ook de tuinen onderdeel van uit maken. Het is een verwijzing naar de boerenerven in het weidelandschap als afgebakende eilanden in het landschap.
De meeste woningen zijn met de hoofdgevel op het zuiden gericht. Daardoor liggen de woonstraten oost-west. Aan de noordwestzijde is een hofje gevormd, waarvan de bebouwing een grote samenhang vertoont.

Velden
De buurt Velden vormt de zuidelijke rand van Bijsteren en vormt een extensieve overgangszone tussen het open buitengebied en de bebouwing in Bijsteren. De Velden bestaat uit drie deelbuurten: Velden west, Velden midden en Velden oost.
Deze woonbuurtjes bestaan overwegend uit vrijstaande woningen en particuliere villa's op royale kavels tot maximale 900 m². In Velden oost zijn enkele bijzondere werkunits en een Veluwse villa met appartementen in de goedkopere sector gerealiseerd.

Podium
De bebouwing in het Podium heeft een directe relatie met de centrale groene zone. De gebouwen staan er als het ware in. Het programma van het Podium bestaat hoofdzakelijk uit appartementen, een school met kinderopvang en een woon-zorgcomplex. De bebouwing staat als schuren aan een brink, waarbij de meeste appartementen uitzicht hebben op het groen.

3.3.2 Ontwikkelingen

De woonwijk nadert zijn voltooiing. Op een paar nog te bouwen locaties na aan de Bekestere en aan het Beekbergengoed heeft het bestemmingsplan een consoliderend karakter. Het doel van het bestemmingsplan is dan ook om de bestaande situatie zoveel mogelijk vast te leggen en te koppelen aan een passende regeling. Daarbij staat het behoud en het versterken van de bestaande kwaliteiten op de eerste plaats.

3.3.3 Uitgangspunten

De ruimtelijke structuur wordt vastgelegd door de bestaande bebouwing op de verbeelding aan te geven. Met de bouwmaten van de woningen wordt uitgegaan van de bestaande situatie. Op de verbeelding en in de planregels wordt binnen de woonbestemming een onderscheid gemaakt tussen de voortuin en het zij- en achtererf. Achter of naast de woningen is een aanduiding 'bijgebouwen' opgenomen.
De in het plan opgenomen beukenhagen (binnen de bestemming 'Wonen') zijn voorzien van de functieaanduidingen 'specifieke vorm van groen – beukenhaag' en 'houtwal'.

De inrichting van de openbare ruimte wordt op de verbeelding en in de planregels geborgd.

3.4 Flora en fauna

3.4.1 Huidige situatie

Groen is een beeldbepalend element in de wijk. Dit komt tot uitdrukking in de bestaande houtwallen in het plan, het gebruik van zogenoemde 'wadi's', bomen langs de wegen en wijkgroen centraal in het plangebied en aan de randen. Tevens zijn er groene buurtplekken aanwezig. Er ligt een fijnmazig wadi-netwerk in de woonwijk gekoppeld aan het groen langs de paden.

Op veel plaatsen maakt de erf begrenzing deel uit van de groenstructuur. Hier zijn bij de realisatie beukenhagen op eigen terrein aangelegd die verwijzen naar afgebakende boerenerven in het weidelandschap. Op kavels die grenzen aan het buitengebied zijn nieuwe houtwallen gerealiseerd op eigen terrein.
Op deze beukenhagen en houtwallen is een instandhoudingsplicht vastgesteld, ze worden de eerste jaren collectief onderhouden en beheerd. De beukenhagen zijn gemiddeld 30 cm breed; er wordt (ter weerszijden) een 60 cm brede (onbebouwde) beschermingszone aangehouden. Voor de (functieaanduiding) houtwal geldt een breedte van 1,10 m.

Verspreid over het plangebied komen verschillende speelplekken voor. Voor de wat jongere kinderen is er binnen een straal van 150 á 200 meter altijd een plek in de buurt om te spelen. Hier zijn diverse speeltoestellen geplaatst.
De grotere kinderen kunnen terecht op de verspreid in de woonwijk aanwezige trapveldjes.

In een vergelijkbare dichtheid als de speelplekken zijn tevens hondenuitlaat- en hondenuitrenplekken aangelegd. Op deze wijze is aangegeven waar eigenaren de hond wel, maar vooral ook waar deze de hond niet de behoefte kunnen laten doen, of waar ruimte is om de honden los te laten rennen.

3.4.2 Ontwikkeling en beleid

De natuurwaarden worden op twee wijzen beschermd: middels de soortenbescherming (Flora- en faunawet) en middels de gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet).

Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992 van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Volgens de Flora- en faunawet is het verboden om beschermde planten te verwijderen of te beschadigen, beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen of opzettelijk te verontrusten en voorplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen te beschadigen. Voor de uitvoering van alle ruimtelijke plannen moet worden onderzocht welke natuurwaarden aanwezig zijn en of verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet zullen worden overtreden.

De beschermde gebieden bestaan uit de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), de Natura 2000-gebieden (de Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden) en beschermde Natuurmonumenten, voorheen de Staatsnatuurmonumenten en beschermde Natuurmonumenten.

De meest nabijgelegen gebieden die van belang zijn in het kader van de natuurwetgeving zijn het Habitatrichtlijngebied en het Vogelrichtlijngebied 'Veluwe'. De Veluwe maakt tevens onderdeel uit van de EHS (en Gelders Natuurnetwerk). Aangezien het plangebied niet direct grenst aan de beschermde gebieden en er tussen het plangebied en de kwetsbare gebieden bebouwd gebied ligt, leidt het bestemmingsplan niet tot extra overlast voor de flora en fauna in de bovengenoemde gebieden.

Het gemeentelijke beleid is gericht op het behouden van het structureel groen in de wijken. Voor het kappen van bomen die op de 'gemeentelijke lijst waardevolle bomen' staan, dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Daaraan is voldaan in de plannen, waarbij de aanwezige bomen maximaal zijn gespaard en ingepast in de nieuwe verkaveling.

3.4.3 Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

In de wijk zijn twee soorten groen te onderscheiden die van belang zijn voor de bestemmingsplanregeling, te weten: structureel groen en overig groen.

Een deel van het openbare groen is dusdanig van karakter of omvang dat het als structureel groen is aan te merken. Het gaat hier bijvoorbeeld om parken, plantsoenen en wadi's. Deze structurerende groenelementen zijn voorzien van een aparte groenbestemming.
Verder is er nog groen in het openbare gebied dat niet structureel van aard is, zoals snippergroen. Dit groen is onder meer opgenomen in de bestemming 'Verkeer - verblijfsgebied'. Zo blijft het mogelijk de openbare ruimte her in te richten zonder hiervoor een bestemmingsplanprocedure te hoeven doorlopen.

Om de instandhouding van de beukenhagen en houtwallen op eigen terrein te waarborgen wordt een en ander vastgelegd in het bestemmingsplan. Op de verbeelding worden de beukenhagen en houtwallen specifiek aangeduid en beschermd. Binnen een strook van 90 cm voor de beukenhagen en 1,10 m voor de houtwallen wordt de realisatie van bijgebouwen niet toegestaan. Tevens is het zonder omgevingsvergunning niet toegestaan om de hagen en de houtwallen te rooien

3.5 Water

3.5.1 Huidige situatie

De regenwaterafvoer van daken en wegen vindt gescheiden plaats van de afvoer van (huishoudelijk) afvalwater. Volgens de richtlijnen van het Waterschap dient het regenwater (tijdelijk) geborgen te kunnen worden in het plangebied en vervolgens te infiltreren in de bodem of vertraagd te worden afgevoerd. Over het algemeen vindt dit plaats door wadi's. Het principe van een wadi is dat deze water vasthoudt, maar een deel van het jaar zal deze droog komen te staan. De wadi's zijn zo uitgevoerd, dat deze (ook) op droge momenten een aantrekkelijke speelplek zijn.

In de Scherven zijn de wadi's meestal noord-zuid gericht. Deze wadi's liggen in een groenstrook die in breedte varieert tussen de 10 en de 20 meter. Die groenstroken zijn hoofdzakelijk met gras ingericht met hierin vrijstaande bomen in kleine boomgroepen.

Rondom het Lijnenspel liggen er wadi’s en sloten rondom. Aan de noord en westzijde ligt de wadi in de parkzone volgens een door een landschapskunstenaar ontworpen vormgeving. Aan de oostzijde ligt een sloot die tevens dienst doet als scheiding met Husselerveld. Deze sloot en de verbinding met een wadi aan de zuidzijde van Lijnenspel heeft een sterk watervoerende functie. Om de capaciteit ervan uit te breiden is aan de zuidoostzijde zelfs een droge potentiële waterberging aangelegd.

Binnen lijnenspel ligt in het noordelijk deel een wadi in de boog die mede dienst doet als spelelement. In het zuidelijk deel vormt een noord-zuid verbindende wadi de ruggengraat in het plan. Dwars door heel Bijsteren ligt in oost-westrichting de sloot langs de voormalige Stenenkamerseweg. Deze sloot doet ook in de woonwijk dienst als waterafvoerende sloot.

3.5.2 Ontwikkeling en beleid

Bij de beoordeling van vergunningen zijn specifieke regionale kenmerken in de provincie Gelderland van belang. Op de Veluwe moet met name gelet worden op de kwelstromen. Zo ook in het noordelijk deel van Bijsteren. Onderhavig plan maakt echter geen grootschalige onttrekkingen van water mogelijk, waardoor eventuele kwelafhankelijke natuur in de omgeving niet in het geding is.

Het Waterschap hanteert het uitgangspunt dat nieuwe ontwikkelingen grondwaterneutraal moeten worden gerealiseerd. Dit betekent dat er geen permanente drainage en afvoer van grondwater uit het gebied mag plaatsvinden.

Bij eventuele nieuwe woningen wordt het hemelwater niet aan het bestaande riool gekoppeld, maar in de bodem geïnfiltreerd, zoals in heel Bijsteren het geval is. Bij de aanleg van de wijk is reeds voldoende ruimte gereserveerd voor infiltratie van water.

3.5.3 Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Voor de hoofdwatergangen is de bestemming 'Water' opgenomen. Verder is binnen de bestemming 'Groen' ook ruimte voor waterhuishoudkundige voorzieningen opgenomen. De wadi's vallen binnen deze bestemming.

3.6 Wonen

3.6.1 Huidige situatie

Bijsteren is in hoofdzaak gerealiseerd als woonwijk. In totaal zijn er circa 800 woningen aanwezig. De woningen bestaan voor het merendeel uit grondgebonden eengezinswoningen en voor een deel uit meergezinswoningen.

3.6.2 Ontwikkeling en beleid

Zoals eerder aangegeven zijn er ten opzichte van de geldende bestemmings- en uitwerkingsplannen geen nieuwe ontwikkelingen in het plangebied voorzien. Het bestemmingsplan heeft derhalve een consoliderend karakter.

3.6.3 Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het is wenselijk de huidige woonfunctie in het gebied te handhaven.

Aanpassingen aan de woning
Hoewel de huidige woningen net gerealiseerd zijn, moet nu al rekening worden gehouden met het feit dat bij het ouder worden van de woning, de wens tot verandering in en aan de woning zal toenemen. Deze wensen hebben over het algemeen betrekking op het uitbreiden van de woonruimte, het luxer maken van de woning of een grotere of nieuwe berging/garage in de achter-, zij- of voortuin. Deze nieuwe wensen hangen voor een groot deel samen met de verandering van de levensfase (kinderen uit huis, pensionering, hulpvraag e.d.).

Het nieuwe bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor veranderde verbouw- en gebruikswensen. Dit betekent echter niet dat de uitbreiding van de woningen ongelimiteerd kan zijn. De ruimte is doorgaans beperkt. Uitbreidingen aan de woning kunnen hinderlijk zijn voor de buren, omdat de ruimte tussen woningen in veel situaties te krap is of wordt. Tot slot laten de stedenbouwkundige opzet en de architectuur niet elke willekeurige verbouwing of gebruiksverandering toe.

Voor zover voor de aanpassingen een omgevingsvergunning voor het bouwen nodig is, worden deze niet alleen getoetst aan het bestemmingsplan maar ook aan de gemeentelijke welstandsnota.

Functiemenging
De vraag kan worden gesteld in hoeverre de leefbaarheid van Bijsteren wordt verhoogd door het toelaten van bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Steeds vaker wordt een sterkere verwevenheid van wonen en werken bepleit; functiemenging binnen een woonomgeving.
Met functiemenging kan enerzijds een bijdrage worden geleverd aan het plaatselijke voorzieningenniveau. Anderzijds kan het werken-aan-huis een stimulans geven aan de economische ontwikkelingen. Veel startende ondernemers zijn op deze manier begonnen. Bij de uitbreiding van de activiteiten dient vanzelfsprekend uitgezien te worden naar meer passende huisvesting.

In principe staat de gemeente positief tegenover deze ontwikkeling, echter zonder de mogelijke nadelen uit het oog te verliezen. Hiervoor is een afwijkingsmogelijkheid in de planregels opgenomen.
Bij het toestaan van nieuwe functies bij de woonfunctie dient voorkomen te worden dat er overlast voor de omgeving ontstaat, omdat bijvoorbeeld het verkeerssysteem, parkeervoorzieningen en de verkaveling niet inspelen op andere functies en de gevolgen van die andere functies. In de planregels zijn derhalve voorwaarden opgenomen waarmee voorkomen wordt dat bedrijfsmatige activiteiten aan huis hinder veroorzaken voor de omgeving. Dit sluit aan bij de regels van de overige bestemmingsplannen in de bebouwde kom.
De uitoefening van een beroep of praktijk aan huis past binnen de woonbestemming.

3.7 Bedrijven en voorzieningen

3.7.1 Huidige situatie

In het plangebied zijn enkele bedrijven en voorzieningen aanwezig. Bij de bebouwing aan de Nijkerkerstraat staan woon/werkeenheden. De bedrijfsruimten aan de voorzijde spelen een rol in de geluidswering voor de achterliggende woongedeelten.
De voorzieningen betreffen een school met een kinderdagopvang, een peuterspeelzaal en een woonzorgcentrum.

School en kinderdagopvang
De school in het plangebied voorziet in vier leslokalen, een praktijklokaal, een multifunctionele ruimte en diverse nevenruimtes. Daarnaast is er in het gebouw circa 250 m² b.v.o. ingeruimd voor een kinderdagverblijf. Rond het schoolgebouw is een speelruimte ingericht.
De peuterspeelzaal is gevestigd in een van de oorspronkelijke boerderijen aan de Rimpelerweg. Het bijbehorende boerenerf is kindvriendelijk ingericht.

Woonzorgcentrum
Het woonzorgcentrum bestaat uit drie hoofdelementen: 52 zorgwoningen, 32 verpleegplaatsen en een medisch centrum. Het gebouw is in grote lijnen ook op deze manier opgedeeld. Het is een langgerekt blok wat in drieën is gedeeld door trappenhuizen en entreeruimten. Het noordelijk gedeelte bestaat volledig uit zorgeenheden. Het middendeel wordt ingedeeld voor verpleegunits en dagopvang voor gehandicapten. Het zuidelijk deel biedt ruimte aan een medisch centrum en aan verpleegunits. Op de bovenste verdieping van het gehele gebouw bevinden zich de ruimere zorgeenheden.

3.7.2 Ontwikkeling en beleid

In het algemeen zijn er geen ontwikkelingen ten aanzien van bedrijven of voorzieningen. De gemeente heeft een detailhandelsvisie opgesteld op grond waarvan het gewenst is de detailhandel zoveel mogelijk te concentreren in het dorpscentrum. Detailhandel is dan ook niet toegestaan in Bijsteren.

3.7.3 Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

De zelfstandige (niet aan huis gebonden) bedrijven en voorzieningen zijn apart bestemd.

Beroep en bedrijf aan huis is toegestaan. Van oudsher waren de vrije beroepen al toegestaan. Tegenwoordig is het werken aan huis niet meer expliciet voorbehouden aan huisartsen en notarissen, maar geldt meer in zijn algemeenheid dat praktijk, kantoor of atelier aan huis is toegestaan. Op basis van jurisprudentie zijn daar de volgende voorwaarden aan te koppelen:

  • de woning behoudt in overwegende mate haar woonfunctie;
  • de desbetreffende bedrijfsactiviteiten hebben een ruimtelijke uitstraling die in overeenstemming is met de woonfunctie, dit houdt onder andere in dat er geen verkeers- of parkeeroverlast mag ontstaan;
  • de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de desbetreffende woning.

De voorzieningen zijn bestemd als 'Maatschappelijk'. Voor de bebouwing is een bouwvlak opgenomen op de verbeelding.

De aanwezige woon-werkunits in het zuidoosten van Bijsteren hebben de bestemming 'Gemengd' gekregen. Opnieuw is een bouwvlak opgenomen en is de maximum hoogte aangegeven. Het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd. Aan de achterzijde van de woon-werkunits mogen bijgebouwen gerealiseerd worden. Hiervoor is een aanduiding opgenomen.

3.8 Verkeer en verblijf

3.8.1 Huidige situatie

Verkeer
De ontsluiting vanuit de woonwijk Bijsteren voor het autoverkeer vindt plaats via diverse aansluitingen:

  • 1. via de Gildegoed op de Henslare. De Henslare vormt de hoofdontsluiting van de woonwijk en sluit momenteel enkel nog aan op de Nijkerkerstraat. Beoogd wordt om de Henslare in noordelijke richting door te trekken naar de Stationsstraat. Hiervoor wordt een apart planologisch traject doorlopen;
  • 2. aan de noordzijde zowel over de Jan Nijenhuisstraat, tijdelijk over de Rimpelerweg en via de Mennestraat op de Stationsstraat;
  • 3. via de Mennestraat/Arendstraat op de Nijkerkerstraat (N798).

Bijsteren is als woonwijk volledig als 30 km/u-gebied ingericht, met in alle straten een menging van verkeerssoorten (voetgangers, fietsers en automobilisten).
De voormalige Stenenkamerseweg liep oorspronkelijk dwars door het gebied heen. Omdat doorgaand verkeer in de woonwijk onwenselijk wordt geacht is er twee maal een knip in deze route aangebracht. Een deel van de oorspronkelijke weg heeft ook nieuwe straatnamen gekregen; de Kelderskamp en Spruytengoed. Beide wegen zijn woonstraten geworden, slechts bedoeld voor bestemmingsverkeer. Alleen de aanliggende kavels zijn met de auto bereikbaar.
Voor het doorgaande langzaam-verkeer is de oude route, lopend van het dorp tot aan strand Nulde, vrij toegankelijk gebleven.

Het is de bedoeling dat de huidige aansluiting van de Kraakweg op de Nijkerkerstraat (N798) komt te vervallen. De gemeente heeft besloten tot de aanleg van een bypass in het verlengde van de huidige parallelweg naar de rotonde Nijkerkerstraat/Van Geenstraat.
Hiervoor wordt een apart planologisch traject doorlopen. De gronden zijn dan ook niet opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.

Parkeren
Als kengetallen voor de woonbuurten zijn per woningtype verschillende parkeernormen gehanteerd, variërend van 1,4 parkeerplaats per woning bij een goedkope woning tot 2,2 bij een dure koopwoning. Waar mogelijk is op eigen erf, mits de breedte en de lengte van het erf dat toestaat, 1 à 2 parkeerplaatsen op eigen erf aanwezig. Voor bezoek is bij de aanleg van Bijsteren rekening gehouden met 0,3 parkeerplaatsen per woning.

Openbaar vervoer
Bijsteren wordt relatief goed ontsloten middels het openbaar vervoer. Zo lopen de buslijnen 103 (Amersfoort - Nunspeet) en 107 (Ede/Wageningen - Putten) langs het plangebied, via respectievelijk de Nijkerkerstraat en de Stationsstraat.

De afstand vanaf Bijsteren tot het treinstation van Putten bedraagt circa 700 meter. Dit station maakt deel uit van de spoorlijn Utrecht - Zwolle, via Amersfoort.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKbijsteren-VA01_0008.png"  
Afbeelding - Lijnennetkaart (bron: Syntus)  
3.8.2 Ontwikkeling en beleid

Het beleid van de gemeente, zoals verwoord in het gemeentelijke verkeers- en vervoersplan, richt zich op het:

  • verhogen van verkeersveiligheid;
  • verbeteren van de leefbaarheid langs doorgaande routes in de bebouwde kom;
  • het bevorderen van het openbaar vervoer;
  • het stimuleren van het fietsgebruik door het verbeteren van de fietsvoorzieningen;
  • het verruimen van de binnenring in westelijke richting.
3.8.3 Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

De doorgaande wegen hebben de bestemming 'Verkeer' gekregen. Het betreft hoofdzakelijk Henslare en een klein stuk van de Nijkerkerstraat. De overige wegen vallen binnen de bestemming 'Verkeers - Verblijfsdoeleinden'.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden voor ontwikkelingen

4.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. De 'stappen van de ladder' worden is artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:

  • 1. voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte;
  • 2. kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in de behoefte worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • 3. wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld (m.a.w. zorgen voor optimale inpassing en bereikbaarheid).

In het voorliggende geval is sprake van een conserverend bestemmingsplan voor Bijsteren. Voor de realisatie van de woonwijk is in 2005 het globale bestemmingsplan plan Bijsteren 2005 vastgesteld. De afgelopen jaren is de realisatie van de wijk mogelijk gemaakt op basis van een lappendeken van uitwerkings- en wijzigingsplannen. Op dit moment nadert de woonwijk zijn voltooiing. Er kunnen nog nieuwe woningen worden gerealiseerd aan de Bekestere (afronding van bouwfase 1.5) en aan het Beekbergengoed (bouwfase 3.4). Deze woningen worden in de loop van 2015 ontwikkeld.

Deze woningen sluiten aan bij de uitgangspunten van de 'ladder voor duurzame verstedelijking':

  • 1. Binnen de regio is er behoefte aan het toevoegen van de geplande woningen conform de eigen behoefte. Het voorgenomen plan past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma (Woonvisie 2015 - 2020) en voorziet in de eigen (lokale) behoefte.
  • 2. het plan heeft betrekking op een bestaande stedelijke locatie die door de bouw van de betrokken woningen wordt afgerond. Hiermee wordt voldaan aan het uitgangspunt om eerst bestaande stedelijke locaties te benutten voor stedelijke ontwikkeling;
  • 3. het derde punt van de 'ladder' is niet van toepassing.

Geconcludeerd wordt dat in onderhavige situatie sprake is van een duurzame stedelijke ontwikkeling.

4.2 Milieu

In deze paragraaf komen diverse milieuaspecten aan de orde die een belemmerende werking kunnen hebben op functies binnen het plangebied.

4.2.1 Geluidhinder

Geluid beïnvloedt vaak de kwaliteit van de leef- en woonomgeving. De belangrijkste geluidsbronnen die in het kader van de ruimtelijke ordening van belang zijn, zijn wegverkeer, railverkeer en bedrijven. De mate van acceptatie en hinder is onder meer afhankelijk van de functie van het geluidsbelaste object. Hiervoor kent de wet het begrip 'geluidgevoelige bestemmingen' (onder andere woningen, onderwijs en zorg).
De regels van de Wet geluidhinder zijn van toepassing bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De normen uit die wet zijn van toepassing bij:

  • bestemmen van gronden voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen;
  • bestemmen van gronden voor aanleg van nieuwe (gezoneerde) wegen (niet bij woonerven of wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/u geldt);
  • wijzigen van (spoor)wegen;
  • wijzigen van geluidsgezoneerde industrieterreinen.

Wegverkeerslawaai
Voor het Bijsteren zijn diverse relevante geluidsbronnen. De Nijkerkerstraat (N798) is een 80 km/uur weg, Henslare is een 50 km/uur weg. De eerst genoemde weg valt vrijwel geheel buiten het plangebied, op een heel klein stuk na in het zuidoosten van het plangebied. Voor beide wegen gelden onderzoekszones in verband met verkeerslawaai:

  • voor de Henslare geldt een aandachtstrook van 200 m;
  • voor de Nijkerkerstraat geldt een aandachtstrook van 250 m.

Alle overige wegen in het plangebied zijn ingericht als verblijfsgebied en hebben een 30 km/uur-regime, waardoor langs deze wegen geen geluidszone geldt.

In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt aangegeven, dat, in geval van wegverkeerslawaai, de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidgevoelige bebouwing (woningen) de waarde van 48 dB niet mag overschrijden. Indien er nieuwe woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone kunnen worden gerealiseerd, dient er geluidsonderzoek plaats te vinden.

In het kader van de ontwikkeling van Bijsteren zijn in het geldende bestemmingsplan Bijsteren 2005 alle woningbouwvlakken al akoestisch beschouwd. Op basis van het geldende bestemmingsplan is de ontwikkeling van de woonwijk mogelijk gemaakt. Ook al zijn nog niet alle woningen gerealiseerd, is er feitelijk geen nieuw akoestisch onderzoek meer nodig. Door de Omgevingsdienst Noord-Veluwe is echter toch nog gekeken naar de Henslare en de Nijkerkerstraat (zie bijlage 1).

De invloed van de Henslare is reeds uitgebreid onderzocht in het geluidsonderzoek ‘Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Rondweg Henslare 2e fase Putten’ door Groenewold van 2 juni 2014. Er is rekening gehouden met een geprognotiseerde verkeersintensiteit voor 2025.
Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting op geluidgevoelige bestemmingen binnen het plan ten gevolge van de Henslare niet boven de voorkeursgrenswaarde van 48 dB komt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKbijsteren-VA01_0009.png"  
Afbeelding - Geluidsbelasting Henslare  

De verkeersintensiteiten van de Nijkerkerstraat zijn bepaald op basis van de verkeerstellingen van 2013 door Provincie Gelderland. Er is rekening gehouden met een autonome groei van 1,5% om de getallen voor 2025 te bepalen.

Uit het onderzoek blijkt dat de bestaande woon-werkunits aan de Kraakweg een hoge geluidsbelasting ondervinden als gevolg van het wegverkeer op de Nijkerkerstraat. De hoge geluidbelasting vindt plaats op de zuidgevel waarachter enkel bedrijfsbestemming is toegestaan. Aan de woningzijde (noordgevel) is de geluidbelasting met maximaal 48 dB nog steeds lager dan de voorkeurswaarde. Hiermee wordt met betrekking tot geluid nog steeds voldaan aan de uitgangspunten die golden bij vaststelling van het eerste bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKbijsteren-VA01_0010.png"  
Afbeelding - Geluidscontouren Nijkerkerstraat  

Railverkeerslawaai
Door de Omgevingsdienst Noord-Veluwe is gekeken naar de spoorlijn (zie bijlage 1).

Bij spoorwegen wordt de zone bepaald op basis van de hoogte van de geluidproductieplafonds (GPP). Het GPP van het dichtstbijzijnde referentiepunt 7302 bedraagt 67,6 dB hetgeen inhoudt dat het aandachtgebied voor de spoorlijn Amersfoort- Zwolle op deze positie 600 m bedraagt en dat er onderzoek moet worden uitgevoerd.
Zoals uit navolgende afbeelding blijkt vallen de woningen in het plangebied binnen de (groene) contour van de voorkeursgrenswaarde van 55 dB.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKbijsteren-VA01_0011.png"  
Afbeelding - Geluidscontouren spoorlijn Amersfoort- Zwolle  

Industrielawaai
Het plangebied ligt niet in de zone van een gezoneerd industrieterrein. Voor het onderhavige bestemmingsplan is industrielawaai derhalve niet relevant.

4.2.2 Bodem

Voor het plangebied Bijsteren (destijds 'Husselerveld-Zuidwest') is in opdracht van de gemeente Putten onderzocht of bodemverontreiniging heeft plaatsgevonden ten gevolge van het eerdere gebruik van het gebied. Het bodemonderzoek heeft bestaan uit het uitvoeren van een historisch (archief) onderzoek en het uitvoeren van veldonderzoek. De bevindingen zijn vastgelegd in de rapportage "Historisch- en verkennend onderzoek plangebied Husselerveld-Zuidwest te Putten" (De Straat Milieuadviseurs, projectnr B02B0023, d.d. 8 november 2002).

Onderzoeksresultaten
Op basis van het historisch onderzoek is nagenoeg het gehele plangebied als "onverdacht" aangemerkt. Hierbij zijn zes "verdachte sublocaties" aangegeven waar intensiever bodemonderzoek is uitgevoerd. Deze zes locaties zijn als verdacht aangemerkt, omdat er in het verleden brandstoftanks aanwezig waren.
Voor twee van de verdachte sublocaties bleek dat deze ook daadwerkelijk verontreinigd waren. Beide terreinen zijn tegelijk met de sloop van de destijds aanwezige opstallen gesaneerd. De overige sublocaties bleken niet verontreinigd te zijn ten gevolge van de in het verleden aanwezige huisbrandolietanks.

Overige locaties
Alle percelen waar asbesthoudende opstallen aanwezig zijn, zijn in principe verdacht, los van het feit of er daadwerkelijk op het maaiveld asbest is aangetroffen. Om inzicht te krijgen in het voorkomen van asbest (in de bodem) heeft voor meerdere verdachte locaties een nadere bodeminspectie, monsterneming en analyse van het asbest in de bodem (conform NEN 5707) plaatsgevonden. Het betreft de locaties Nijkerkerstraat 16/16a en de Stenenkamerseweg nrs. 4, 5, 8/8A, 9, 10, 11 en 12. Op een aantal van deze voormalige agrarische bouwpercelen is asbestverontreiniging in de bodem aangetroffen. De aard en omvang van de verontreiniging bleek dusdanig dat sanering noodzakelijk is. In 2004 is de voorbereiding van de sanering van de vervuilde asbestlocaties opgestart. Inmiddels zijn alle locaties gesaneerd.

Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het ontwikkelen van een locatie, dient een bodemonderzoek overlegd te worden. Indien er geen bodemonderzoek is verricht of het bodemonderzoek is ouder dan vijf jaar, zal er bij de afgifte van een omgevingsvergunning voor het realiseren van woningen een (nieuw) bodemonderzoek moeten worden verricht.

Conclusie
Vanaf 2002 zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd, in verband met beoogde nieuwbouw. Het voorliggende bestemmingsplan is een consoliderend plan, er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit plan genereert daarmee geen directe initiatieven die gevolgen kunnen hebben voor de kwaliteit van bodem en het grondwater.

4.2.3 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal.

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekende mate' (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van NIBM, zijn vastgelegd in de AMvB-NIBM.

In de AMvB-NIBM is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m³ NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Conclusie
Het onderhavige bestemmingsplan is een consoliderend plan, waarbinnen geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Het plan heeft dan ook nagenoeg geen invloed op de luchtkwaliteit in het gebied en kan worden beschouwd als een NIBM-project. Onderzoek naar de luchtkwaliteit, ten aan zien van de uitvoering van het plan, kan derhalve achterwege blijven.

4.2.4 Externe veiligheid

Algemeen
In deze paragraaf wordt aangegeven op welke wijze de externe veiligheid in beschouwing is genomen bij het bestemmingsplan. De externe veiligheid gaat over de beoordeling van de risico's die verband houden met het gebruik van gevaarlijke stoffen. Tijdens de productie, de opslag, het gebruik en het transport kunnen er zich calamiteiten voordoen, waardoor de veiligheid van de omgeving in het geding is. Dit houdt een risico in voor de omgeving van dergelijke activiteiten.
Externe veiligheid heeft geen betrekking op mogelijke gezondheidsschade door langdurige blootstelling aan gevaarlijke of schadelijke stoffen. Het gaat om plotseling optredende schadelijke effecten en de directe gevolgen van die effecten.
De risico's bij de externe veiligheid worden uitgedrukt in plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) is de overlijdenskans per jaar die op een bepaalde afstand aanwezig is door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Hierbij wordt voor de berekening uitgegaan van een fictieve burger. Deze burger is 24 uur per dag gedurende een heel jaar, onbeschermd op de plaats aanwezig waarvoor het plaatsgebonden risico wordt berekend. Verder zal de burger geen aanstalten maken zich in veiligheid te brengen (vlucht- of schuilgedrag) gedurende de maximaal 30 minuten blootstelling aan het optredende effect. Het plaatsgebonden risico kan worden weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (de zogeheten risicocontour).

(Verantwoording) Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is de kans op het overlijden in één keer van een groep mensen (Juridisch is de minimum omvang gesteld op 10 doden om van een groepsrisico te kunnen spreken) als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting, transportroute gevaarlijke stoffen of buisleiding en als gevolg van een ongewoon voorval in dit invloedsgebied waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het invloedsgebied is het gebied waarin personen nog worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Dit gebied wordt bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt.

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het groepsrisico geeft aan hoe groot de kans is dat bij een ongeval bij een risicolocatie 10, 100 of 1.000 slachtoffers tegelijk vallen. Bij transportrisico's geldt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico overeen komt met de kans op 10 slachtoffers gelijk aan één op de tienduizend (10-4). De kans op 100 slachtoffers gelijk aan één op de miljoen (10-6) enzovoorts. Bij stationaire risicobronnen geldt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico een factor 10 kleiner ligt. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico is geen wettelijke norm, het is bedoeld als een ijkpunt. Er kunnen redenen zijn dat een gemeente meer of juist minder risico's accepteert. De gemeente is verplicht om voor iedere situatie een belangenafweging te maken (verantwoording groepsrisico). Daarbij spelen onder anderen de zelfredzaamheid van bewoners, vluchtwegen, economische en maatschappelijke belangen een rol.

Beoordeling externe veiligheid
In het kader van externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden:

  • inrichtingen;
  • transportroutes;
  • buisleidingen.

Om te bezien welke risicobronnen in of nabij het plangebied aanwezig zijn, is de Risicokaart geraadpleegd. Een uitsnede is hierna weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKbijsteren-VA01_0012.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKbijsteren-VA01_0013.png"  
Afbeelding - Uitsnede Risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)  


Inrichtingen
In het plangebied zelf komen geen inrichtingen voor die op basis van het Bevi een belemmering vormen voor onderhavig plan.

Tankstation Van Geenstraat 105
Ten zuiden van het plangebied, aan de overzijde van de Nijkerkerstraat is een LPG-tankstation gevestigd (Van Geenstraat 105). Het LPG-tankstation heeft een doorzet van minder dan 1.000 m³ per jaar. Daarom moet voor eventueel nieuw te bouwen woningen (op basis van de Regeling externe veiligheid) een minimale afstand van 45 m vanaf het vulpunt worden aangehouden. Daarnaast moet minimaal 25 m worden aangehouden vanaf het ondergronds reservoir tot aan woningen en 15 m vanaf de afleverzuil tot aan woningen. Aangezien er geen nieuwe kwetsbare objecten zijn gepland binnen de aangegeven afstanden, vormt het LPG-tankstation geen belemmering voor het plan.

Benegas
Bij de realisatie van Bijsteren is rekening gehouden met de aanwezigheid van Benegas, aan de noord-westzijde van het treinstation. De wijk is destijds zodanig geprojecteerd, dat deze buiten de maatgevende risicocontouren voor het plaatsgebonden risico van Benegas ligt en er binnen het plangebied evenmin overschrijding van de richtwaarde voor het groepsrisico ten gevolge van Benegas ligt.
VROM-inspectie is destijds ook gevraagd een uitspraak te doen over de uitgangspunten bij de berekening van het groepsrisico. Op 28 mei 2003 heeft de VROM-inspectie bij brief laten weten zich te kunnen vinden in de gehanteerde uitgangspunten. Naar aanleiding van het verkavelingplan is vervolgens nogmaals onderzoek gedaan naar het groepsrisico. Daaruit bleek dat in ruime mate onder de oriënterende waarde wordt gebleven.

Transportroutes
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de wegen Nijkerkerstraat en Henslare, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Voor beide wegen zijn berekeningen uitgevoerd waaruit is gebleken dat er geen plaatsgebonden risicocontour aanwezig is. Er liggen geen kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risico 10-6 contour. Het plaatsgebonden risico vormt derhalve geen belemmering voor het plangebied.

Wat betreft het groepsrisico is voor de Henslare een berekening uitgevoerd waaruit blijkt dat het groepsrisico in de toekomstige situatie lager is dan het groepsrisico in de huidige situatie. Tevens blijkt dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt. Wel neemt het groepsrisico ter hoogte van de Henslare toe. Er dient hierdoor wel een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden.

Voor de Nijkerkerstraat geldt dat in de rapportage van Tebodin met behulp van tabellen uit de handleiding Risicoanalyse Transport bepaald is wat de bevolkingsdichtheid is die resulteert in een groepsrisico overeenkomend met 10% van de oriënterende waarde. De woningen liggen op een afstand van 80 tot 200 meter van de Nijkerkerstraat. Op 80 meter dient een nadere berekening van het groepsrisico plaats te vinden bij een bevolkingsdichtheid van 271 personen per hectare bij eenzijdige bebouwing en 186 personen per hectare bij tweezijdige bebouwing. Op 200 meter dient een nadere berekening van het groepsrisico plaats te vinden bij een bevolkingsdichtheid van 913 personen per hectare bij eenzijdige bebouwing en bij 648 personen bij tweezijdige bebouwing. Deze aantallen worden niet gehaald. Een nadere berekening van het groepsrisico is derhalve niet noodzakelijk. Omdat er wel sprake is van een toename van het aantal personen in het plangebied en derhalve ook een toename van het groepsrisico, dient het groepsrisico wel te worden verantwoord.

Buisleidingen
In het plangebied komt een tweetal aardgastransportleidingen voor. Het betreft de volgende leidingen:

Naam   Diameter   Werkdruk   PR-contour  
N-570-26   4,25 inch   40 Bar   0 m  
A-510   36 inch   66,2 Bar   0 m  

Beide aardgastransportleidingen hebben een plaatsgebonden risicocontour (PR-contour) die op het hart van de leiding ligt. Het opnemen van een risicocontour op de verbeelding en in de regels is dan ook niet nodig. Wel is een bebouwingsvrije zone voor de beide leidingen opgenomen. Deze zone bedraagt 4 meter aan weerszijden van het hart van de leidingen.

Groepsrisico
Het plangebied ligt ten dele binnen het invloedsgebied van het LPG tankstation aan de van Geenstraat en binnen het invloedsgebied van de Nijkerkerstraat en de Henslare. In deze paragraaf is al gemotiveerd dat het groepsrisico moet worden verantwoord. Volgens de Beleidsvisie externe veiligheid Veluwe-Noord dient een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden met verantwoordingsniveau 2. In deze verantwoording dienen in ieder geval de volgende zaken te worden meegenomen:

  • aanwezige en te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied;
  • invloed van het plan op het groepsrisico;
  • maatregelen ter beperking van het groepsrisico;
  • andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling;
  • bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval;
  • zelfredzaamheid.

Aanwezige en te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied
Afgaande op het vigerende bestemmingsplan en het nieuwe plan, is er in de nieuwe situatie sprake van een (lichte) toename van de populatiedichtheid.

Invloed van het plan op het groepsrisico
In deze paragraaf is reeds gemotiveerd dat het groepsrisico toeneemt. Vanwege de kleine toename van personendichtheden, zal deze niet significant doorwerken in de rekenkundige hoogte van het groepsrisico. De beschouwing van het groepsrisico en de verantwoording daarvan is om deze reden volledig kwalitatief uitgevoerd.

Maatregelen ter beperking van het groepsrisico
Bronmaatregelen aan het tankstation en aan de wegen liggen buiten de invloedssfeer van dit bestemmingsplan. Maatregelen bij de ontvanger leiden tot ingrijpende (ruimtelijke) wijzigingen en grote financiële inspanning en staan niet in verhouding met het plan waarvoor het groepsrisico moet worden verantwoord.

Andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling
De locatiekeuze is een proces van afweging waarin meerdere aspecten worden meegenomen. Het betreft de bredere afweging tussen sociale, economische en ruimtelijke aspecten. Dit plan komt voort uit het al eerder vastgestelde bestemmingsplan “Bijsteren 2005”, waardoor uitwijken niet mogelijk is.

Bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
Bij bestrijdbaarheid gaat het zowel om de voorbereiding op de bestrijding van een ramp of een zwaar ongeval, als om het beperken van de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken, is het van belang dat de hulpverleningsdiensten niet worden belemmerd in de uitvoering van hun hulpverlenende taken. Hulpverleningsdiensten kunnen de omvang van een ramp beperken door bijvoorbeeld gerichte alarmering en evacuatie en door het bieden van snelle en adequate hulpverlening. De hulpverleningsdiensten zijn hier in voldoende mate voor uitgerust.

De mogelijkheden tot bestrijding van een ramp of het beperken van de omvang van een ramp, zijn aan de bronkant een verantwoordelijkheid van het bedrijf en de beheerder van de wegen.

Zelfredzaamheid
Goede en logische vluchtroutes zijn een essentiële voorwaarde voor de zelfredzaamheid. De infrastructuur biedt in voldoende mate de mogelijkheid om in het geval van een calamiteit het gebied te kunnen ontvluchten.

Het plan voorziet niet in realisatie van functies voor grote groepen personen die niet of in mindere mate zelfredzaam zijn.

4.2.5 Hinder bedrijvigheid

Bij het vaststellen van het bestemmingsplan ´Bijsteren 2005´ en de partiële herzieningen is onderzoek gedaan naar de milieubelasting ten gevolge van de omliggende bedrijven. Uit deze onderzoeken is gebleken dat de milieucontour ten gevolge van eierhandel Bloemendaal, Stenenkamerseweg 18 over de woonbestemming komt te liggen.
Het voorliggende bestemmingsplan is een consoliderend plan, er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De milieucontouren van de overige bedrijven behoeven derhalve niet opnieuw in kaart gebracht te worden.

In het kader van het 'bestemmingsplan Bijsteren, uitwerkingsplan deelgebied 4' is door het ingenieursbureau Oranjewoud onderzoek uitgevoerd naar het betreffende bedrijf. Uit dit onderzoek (Second opinion inzake milieuzonering eiergroothandel Van Bloemendaal, Oranjewoud, nr. 169853.01, d.d. 9 januari 2007) bleek dat de afstand die redelijkerwijs in acht moet worden genomen tussen de nieuwbouw en de eiergroothandel ten hoogste 30 m is, gemeten vanaf de grens van de aan het perceel Stenenkamerseweg 18 toegekende bestemming “Bedrijven” (is perceelsgrens) tot aan de gevels van de woningen.

De minimale afstandsnorm is in het uitwerkingsplan vastgelegd als 'geluidzone-bedrijf'. Deze geluidzone is in het voorliggende bestemmingsplan opnieuw opgenomen op de verbeelding en planregels.
Binnen deze geluidzone mogen geen geluidgevoelige objecten worden opgericht. Dit betekent dat bij twee nabijgelegen woningen aan de Davelaarsgoed aan de achterzijde geen aan- of uitbouwen zijn toegestaan, voor zover deze binnen de geluidzone liggen.

4.3 Kabels en leidingen

Hoogspanning
In het oosten van het plangebied komt een hoogspanningsverbinding van 150 kV voor. Onder deze verbinding mag niet worden gebouwd. Er geldt een bebouwingsvrije zone van 25 meter aan weerszijden van het hart van de hoogspanningsverbinding. De totale breedte van deze zone bedraagt dan ook 50 meter. Binnen deze zone is het in beginsel niet toegestaan om te bouwen. De zone is als zodanig in de regels en op de verbeelding vastgelegd.

Ten westen van het plangebied loopt één ondergrondse hoogspanningskabel. De invloedszone van deze hoogspanningsleiding ligt buiten het plangebied.

Aardgas
In paragraaf 4.2.4 is reeds ingegaan op de aardgastransportleidingen in het plangebied.

4.4 Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

De onderzochte milieuaspecten hebben, behalve de dubbelbestemmingen voor de aardgasleiding en de hoogspanningsverbinding, geen specifieke uitgangspunten voor het bestemmingsplan opgeleverd.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Opzet bestemmingsplan

Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:

  • inleidende regels;
    In deze regels staan de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze moet worden gemeten om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.
  • bestemmingsregels;
    In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd.
  • algemene regels;
    Het gaat hier om algemene regels die betrekking hebben op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regel te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, ontheffingsregels en wijzigingsregels. Verder is de anti-dubbeltelbepaling onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.
  • overgangs- en slotregels.
    Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Deze laatste regel geeft aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

5.2 Bestemmingen

Agrarisch
Ten westen van de buurt Velden en ten noorden van het Davelaarsgoed liggen nog enkele agrarische gronden. Deze zijn als zodanig bestemd. Agrarische bouwvlakken zijn niet aanwezig, er mag dan ook niet worden gebouwd op deze gronden.

De gronden die onder deze bestemming vallen zijn bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijven, waterhuishoudkundige voorzieningen en paden.

Gemengd
Deze bestemming is opgenomen voor de uiterst zuidoostelijke hoek van het plangebied. Het betreft hier woon-werkunits met een specifieke regeling in verband met geluid. De bestemming mag voor 100% worden bebouwd.

Groen
Daar waar groenvoorzieningen in het openbare gebied een bijzondere betekenis hebben, zijn deze als 'Groen' bestemd. Binnen deze bestemming zijn tevens voet- en fietspaden toegelaten, alsmede speel- en sportvoorzieningen en waterpartijen. Op deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. De binnen het plangebied gelegen hondenuitlaatgebieden liggen binnen de groenbestemming.

Maatschappelijk
De diverse maatschappelijke voorzieningen in het gebied zijn opgenomen in deze bestemming. Daarbij is elke voorziening middels een nadere functie-aanduiding specifiek bestemd.

Verkeer
De doorgaande wegen in het plangebied zijn ondergebracht in deze bestemming. Binnen deze bestemming staat de verkeersfunctie centraal. Ook is er ruimte voor verblijfsfuncties waar deze de verkeersfunctie niet in de weg staan. Het is niet toegestaan om gebouwen binnen deze bestemming te realiseren.

Verkeer - Verblijfsgebied
Binnen deze bestemming vallen alle overige wegen die een beperkte of geen functie hebben voor het doorgaand verkeer. De verblijfsfunctie staat hier centraal. Hieraan verbonden zijn functies als parkeren en voet- en fietspaden. Binnen deze bestemming zijn ook speelvoorzieningen toegestaan. Het is niet toegestaan om gebouwen binnen deze bestemming te realiseren.

Water
Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor water, waterhuishouding en waterlopen, oevers en taluds. Vanwege de aard van de bestemming zijn de bouwmogelijkheden beperkt.

Wonen
De woningen in het plangebied vallen onder deze bestemming. De gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. Per bouwperceel is onder andere aangegeven het aantal woningen, de maximale goot- en bouwhoogte en het maximale bebouwingspercentage. Tevens gelden afstandsmaten waaraan bijgebouwen en dergelijke moeten voldoen. Voor de voorgevelbouwgrens is maximaal één uitbouw toegestaan.
De aanwezige en nog aan te leggen beukenhagen en houtwallen worden binnen de woonbestemming met specifieke functie-aanduidingen beschermd. De beukenhagen ('specifieke vorm van groen - beukenhaag') zijn gemiddeld 30 cm breed; daarnaast wordt een 60 cm brede (onbebouwde) beschermingszone aangehouden. Voor de functieaanduiding 'houtwal' geldt een totale breedte van 1,10 m.

Beroepen aan huis zijn binnen deze bestemming toegestaan. De oppervlakte hiervoor mag niet meer bedragen dan 45 m² of 30% van de bestaande woning.

Leiding - Gas
De in het plangebied gelegen aardgasleiding is door middel van de bestemming 'Leiding - Gas' aangegeven. Deze bestemming is opgenomen ten behoeve van de bescherming van deze ondergrondse leiding. Tegelijk geeft de breedte van de bestemming de zone aan waarin in principe niet kan worden gebouwd en geen werken mogen worden uitgevoerd zonder omgevingsvergunning.

Leiding - Hoogspanningsverbinding
De in het plangebied aanwezige hoogspanningsverbinding is door middel van de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangegeven. Deze bestemming is opgenomen ten behoeve van de bescherming van deze bovengrondse kabels. Tegelijk geeft de breedte van de bestemming de zone aan waarin in principe niet kan worden gebouwd en geen werken mogen worden uitgevoerd zonder omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De gemeenteraad van Putten heeft op 20 mei 2015 het grondexploitatieplan Bijsteren 2015 vastgesteld. Dit is een actualisering van het grondexploitatieplan Bijsteren. Gezien de lange looptijd van het project Bijsteren wordt de exploitatie jaarlijks bijgesteld. Het grondexploitatieplan geeft inzicht in de gemaakte en nog te maken kosten en opbrengsten.
Het voorliggende bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar.

Omdat het bestemmingsplan een conserverend plan is, waarin de bestaande rechten zoveel mogelijk zijn gerespecteerd, is er geen planschade te verwachten.

Hoofdstuk 7 Handhaving

Het is van groot belang dat de gemeente toezicht houdt op de naleving van het bestemmingsplanbeleid. Daarom dienen de regels van het nieuwe bestemmingsplan consistent te worden gehandhaafd.

Handhaving bestaat uit drie fasen:

  • handhaving start bij het bieden van de noodzakelijke informatie. Immers: onbekend maakt onbemind;
  • bij concrete overtredingen zal primair in overleg worden getracht om tot een oplossing te komen;
  • als het minnelijk overleg niet tot het gewenste doel leidt, zal feitelijk optreden onontkoombaar zijn. De gemeente zal dan een keuze maken uit het opleggen van een dwangsom of het uitvoeren van bestuurs-dwang.

De handhavingsprocedure
Handhaving vindt plaats aan de hand van controles. Deze vinden op verschillende manieren en momenten plaats:

  • nadat een aanvraag om een omgevingsvergunning bij de gemeente is ingediend, wordt de plaatselijke situatie gecontroleerd;
  • via controle achteraf op verleende omgevingsvergunningen;
  • via controles vanaf de openbare weg, luchtfoto's en aan de hand van klachten/meldingen van burgers.

Zodra er een overtreding is geconstateerd zal worden nagegaan of er een oplossing (legalisatie) mogelijk is. Kan geen vergunning worden verleend (bijvoorbeeld de overtreding is in strijd met het bestemmingsplan of de welstandseisen) dan vindt een gesprek plaats tussen de overtreder en de gemeente. De bedoeling van dit gesprek is om gezamenlijk tot een oplossing te komen. Zo nodig treedt de gemeente op en kan er een dwangsom of bestuursdwang worden toegepast.

Hoofdstuk 8 Inspraak en overleg

Het bestemmingsplan Bijsteren 2015 van de gemeente Putten is de laatste in een reeks van zes bestemmingsplannen voor de kom (met inbegrip van het centrum), met een overwegend consoliderend karakter.

8.1 Vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan Bijsteren 2015 is op 14 oktober in het kader van het vooroverleg ingezonden/aangemeld bij de provincie Gelderland, het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, het ministerie van Defensie, het ministerie van Infrastructuur en Milieu (Rijkwaterstaat) en het Waterschap.
Van geen van de partners is een antwoord ontvangen. Aangenomen wordt dat met het bestemmingsplan wordt ingestemd.

8.2 Ontwerp-terinzagelegging

Het ontwerp-bestemmingsplan Bijsteren 2015 heeft vanaf 3 december 2015 tot 14 januari 2016 in het gemeentehuis voor een ieder ter inzage gelegen. Binnen de termijn is eenieder in de gelegenheid gesteld op het ontwerp-bestemmingsplan een zienswijze in te dienen te reageren.

Naar aanleiding van de terinzagelegging zijn twee zienswijzen ontvangen. De zienswijzen zijn tijdig ingediend en daarmee ontvankelijk.
Verder heeft de regioarcheoloog van de regio Noord Veluwe een verlate overlegreactie ingediend, die ambtshalve wordt meegenomen bij de vaststelling van het bestemmingsplan.

Beantwoording zienswijzen en overlegreactie
De inhoud van de zienswijzen en de verlate overlegreactie en de beoordeling daarvan zijn weergegeven in een bijlage getiteld: "Samenvatting en beoordeling zienswijzen en overlegreactie naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan Bijsteren 2015", zoals opgenomen in het Vaststellingsbesluit.

Naar aanleiding van de beoordeling van de zienswijzen en van de overlegreactie van de regioarcheoloog van de regio Noord Veluwe dienen zowel de verbeeldingen als de regels van het ontwerpbestemmingsplan te worden aangepast. De aanpassingen zijn opgenomen in de bij het Vaststellingsbesluit gevoegde bijlage getiteld "Wijzigingen naar aanleiding van de beoordeling van de zienswijzen en de overlegreactie over het ontwerpbestemmingsplan Bijsteren 2015".

Ambtshalve aanpassing
Na de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bleek dat de openingen in 'beukenhagenstroken' ten behoeve van de woning-inritten in de laatste bouwfase 3.4 (Beekbergengoed) niet geheel conform het matenplan zijn aangegeven.
In verband hiermee dient de verbeelding te worden aangepast, zoals staat aangegeven in de bijlage "Wijzigingen naar aanleiding van de beoordeling van de zienswijzen en de overlegreactie over het ontwerpbestemmingsplan Bijsteren 2015" (zoals opgenomen in het Vaststellingsbesluit).

Besluit tot vaststelling
Het bestemmingsplan Bijsteren 2015 is op 12 mei 2016 door de gemeenteraad van Putten gewijzigd vastgesteld. Voor de inhoud van het besluit wordt verwezen naar de tekst van het Vaststellingsbesluit.