direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Ter Apel Dorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0048.BP0902-vg02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Aanleiding
Voor de kern Ter Apel geldt een lappendeken van oude(re) en nieuwe(re) planologische regelingen. Een groot aantal bestemmingsplannen is ouder dan tien jaar. Dit houdt in dat aan burgers pas vergunningen kunnen worden verleend na het volgen van een planologische procedure. Dit komt de werkbaarheid voor de gemeente en daarmee de burgers niet ten goede.

Het bovenstaande is voor de gemeente een belangrijke reden om voor de kern Ter Apel een nieuw bestemmingsplan op te stellen, zoals ook is weergegeven in het verbeterplan VROM (vastgesteld 9 maart 2004).

Begrenzing
In het bestemmingsplan voor de kern is een groot deel van de woonbebouwing van Ter Apel opgenomen, inclusief het bedrijventerrein aan de noordzijde, het kloosterterrein aan de oostzijde en het woongebied Rundedal aan de zuidkant. Ook het zuidelijk van het dorp gelegen Burgemeester Beinsdorp maakt deel uit van het plan.

Enige jaren geleden zijn voor drie gedeelten van Ter Apel bestemmingsplannen opgesteld. Het betreft het centrumgedeelte, het gebied 't Heem West en het gebied Bentlagestraat en omgeving. Deze plannen zijn ook opgenomen in onderhavig bestemmingsplan. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar het overzichtskaartje, respectievelijk naar de verbeelding.

Vigerende Plannen
Op dit moment zijn voor het plangebied meerdere bestemmingsplannen vigerend. Het betreft de volgende plannen:

Naam bestemmingsplan   Vaststellingsdatum   Goedkeuringsdatum  
Plan in hoofdzaak gemeente Emmen   1941   31-03-1943  
Uitbreidingsplan in onderdelen voor de kern Ter Apel   24-04-1965   15-03-1957  
Uitbreidingsplan in onderdelen voor de kern Ter Apel, partiële herziening 1963   11-01-1964   09-02-1965  
Uitbreidingsplan in onderdelen voor de kern TerApel, partiële herziening 1964   21-09-1964   30-11-1965  
Kern Ter Apel   11-06-1968   23-09-1969  
't Heem   08-05-1973   29-01-1974  
Uitwerkingsplan 't Heem Zuid-Oost   08-07-1997   28-08-1997  
Koningsvaren plan van uitwerking 1e fase   28-06-1994   20-09-1994  
Koningsvaren plan van uitwerking 2e fase   28-06-1994   20-09-1994  
Herstructurering Centrum Ter Apel   08-08-1978   16-10-1979  
Sellingerstraat West   13-11-1979   13-01-1981  
Naam bestemmingsplan   Vaststellingsdatum   Goedkeuringsdatum  
Hooiland   11-12-1984   25-03-1986  
Hooiland, partiële herziening 1990   09-07-1992   15-12-1992  
Begraafplaats Poortweg Ter Apel   09-12-1986   24-02-1987  
Villapark Rundehaven   12-07-1994   28-02-1995  
Ter Apel – omgeving 't Klooster   08-09-1992   20-04-1993  
Ter Apel Viaductstraat   11-04-1995   20-07-1995  
Ter Apel Koningstraat   09-04-1991   29-10-1991  
Woongebied Rundedal, 2e fase te Ter Apel   12-02-2008   09-05-2008  
Ter Apel – centrum   14-10-2003   13-01-2004  
Herstructurering Bentlagestraat e.o. Ter Apel   10-05-2005   30-06-2005  
't Heem West   15-03-2006   26-09-2006  

Juridische sytematiek
Het plan kent gebiedsgerichte bestemmingen en zo nodig detailleringen op de verbeelding. Voldaan wordt aan de eisen van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. In het hoofdstuk juridische vormgeving wordt hierop nader ingegaan.

Leeswijzer
Het volgende hoofdstuk gaat in op de ontstaanswijze van de kern Ter Apel. Vervolgens wordt ingegaan op de bestaande situatie, waarbij ook de ruimtelijke structuur van Ter Apel wordt beschreven. Daarna komen het relevante beleid en de nieuwe ontwikkelingen aan de orde. Vervolgens komen de verschillende milieuaspecten aan de orde. Tot slot wordt afgerond met de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

Dit hoofdstuk gaat in op de ligging en bereikbaarheid van de kern Ter Apel, de bevolking en woningvoorraad en de werkgelegenheid en voorzieningen in Ter Apel en in de gehele gemeente. Ook wordt het aspect 'archeologie' behandeld. Ook worden de stedenbouwkundige structuur en het aspect cultuurhistorie behandeld.

2.1 Algemeen

2.1.1 Ligging en bereikbaarheid

De kern Ter Apel ligt in het zuidelijk deel van de gemeente Vlagtwedde. Nabije grote kernen zijn Emmen en Stadskanaal. Via de provinciale wegen N391 en N366 zijn beide kernen bereikbaar. Voorts is er een verbindingsweg via Sellingen en Vlagtwedde (N976/N368) met Winschoten waarna de snelweg A7 bereikbaar is. Ook is er een directe verbinding met Duitsland.
In de kern zijn meerdere buslijndiensten aanwezig. De bussen rijden onder meer naar Emmen, Winschoten, Groningen en Stadskanaal. In de kern is geen treinstation.

2.1.2 Bevolking en woningvoorraad

In 2011 telde de gemeente Vlagtwedde in totaal circa 16.290 inwoners. Ter Apel (bebouwde kom en omgeving) telde 8.747 inwoners. Ruim 50% van alle inwoners woont in de kern Ter Apel. In de kernen Vlagtwedde en Sellingen wonen elk circa 2.400 inwoners. Bourtange kent ongeveer 700 inwoners.

De bevolking in Vlagtwedde is relatief sterk vergrijsd ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Het aantal 0-54 jarigen ligt onder het landelijk gemiddelde, het aantal 55+ers ligt erboven.

De woningvoorraad in de kern Ter Apel bedroeg in 2011 circa 3.800 woningen. De woningvoorraad in de gemeente bestond uit ruim 7.000 woningen. Dit houdt in dat in 2011 ruim 50% van de totale woningvoorraad in de kern Ter Apel stond.

2.1.3 Werkgelegenheid en voorzieningen

De afgelopen jaren is de werkgelegenheid in de gemeente flink gegroeid. Deze groei is voor een groot deel toe te schrijven aan de dienstensector (zorgsector, penitentiaire inrichting, asielzoekerscentrum). De dienstensector levert de meeste werkgelegenheid, in de landbouwsector zijn steeds minder mensen werkzaam.

In Ter Apel is een bedrijventerrein gesitueerd. Samen met de voorzieningen in het centrumgebied levert dit een flink aantal arbeidsplaatsen op. Ook een belangrijke werkgever is Avebe en de overige bedrijven op het bedrijvenpark Zuid-Groningen.

De gemeente heeft een uitgebreid voorzieningenapparaat. Een groot aantal voorzieningen is gesitueerd in Ter Apel. Het betreft onder meer detailhandelszaken, horecavoorzieningen, onderwijsvoorzieningen (basisscholen en voortgezet onderwijs in de vorm van een regionale scholengemeenschap), zorgvoorzieningen (huisartsen- en tandartspraktijken, thuiszorg en zorgcentra) en dienstverlenende bedrijven (bankfilialen, uitzend- en reisbureaus, kapsalons et cetera).
Daarnaast kent Ter Apel en omgeving een aantal recreatieve voorzieningen en sportvoorzieningen, zoals het kloosterterrein, het zwembad, het sportpark, de jachthaven, kampeerterreinen en de manege.

2.2 Stedenbouwkundige structuur

2.2.1 Historische ontwikkeling

Ter Apel is het grootste dorp in de gemeente Vlagtwedde. Van oorsprong is het een kloosterdorp; in de negentiende eeuw heeft het zich ontwikkeld tot een veenkoloniale nederzetting. In de tweede helft van de twintigste eeuw heeft de verdere kernvorming plaatsgehad.

Het dorp is ontstaan op de zuidelijke punt van de dekzandrug die tussen de Mussel-Aa en de Ruiten-Aa ligt. Het gebied werd begrensd door moerassen en woeste gronden. Dit gebied werd het 'Apell' genoemd en bleek vooral geschikt voor bosbouw. In 1485 kwamen de gronden in handen van Jacobus Wiltinck, vicaris te Loppersum die de gronden vervolgens aan de kruisheren schonk. Na de Reformatie werd de heerlijkheid Westerwolde, inclusief het kruisherenklooster, uiteindelijk in 1619 bezit van de stad Groningen.

In 1851-1856 werd het veenontginningskanaal langs de in 1817 vastgestelde provinciegrens tot Ter Apel doorgetrokken om met een oostwaarts gerichte knik (De Wieke) zijn weg te vervolgen naar Munnekemoer. Langs het Ter Apelkanaal ontwikkelde zich een veenkoloniale lintbebouwing. Het centrum van het dorp verschoof van het klooster naar de Hoofdstraat aan de Wieke.

Aan de oostzijde van Ter Apel verrees rond 1915 een tuindorp met de naam AGO-dorp. Voor het gebied ten noorden van de Hoofdstraat maakte de ingenieur der Staatsbezittingen, C.L. de Vos tot Nederveen Cappel, rond 1919 een uitbreidingsplan, waarvan het deel rond de Rijks-HBS volgens plan is uitgevoerd.

Tot 1940 bestond het dorp nog hoofdzakelijk uit lintbebouwing langs het Stads-Ter Apelkanaal. Na de tweede wereldoorlog is het gebied omsloten door de Hoofdstraat, de Viaductstraat, de voormalige (S.T.A.R.-)spoorlijn en de Sellingerstraat bebouwd. In tegenstelling tot de relatief open lintbebouwing langs het kanaal, ligt hier de nadruk rijenwoningen. In dit gebied bevinden zich de belangrijkste voorzieningen, zoals het winkelgebied en de scholen.

Vanaf de zestiger jaren heeft de verdere dorpsuitbreiding plaatsgevonden in het gebied tussen de voormalige spoorlijn en de Nulweg. Dit dorpsdeel bestaat uit de woonwijk 't Heem-Noord (inclusief sportcomplex) aan de oostzijde en een industrieterrein aan de westzijde; beide gebieden worden gescheiden door het recreatiegebied Moekesgat, met noordelijk daarvan een agrarisch perceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0048.BP0902-vg02_0004.png"
Figuur 1. Situatie omstreeks 1900


afbeelding "i_NL.IMRO.0048.BP0902-vg02_0005.png"
Figuur 2. Situatie omstreeks 2000

Ten zuiden van de Hoofdkade is vanaf 1990 eerst het woongebied Hooiland en daarna het villapark Rundedal gerealiseerd. De 2e fase van het Rundedal wordt vanaf 2010 gebouwd.

De kern is ingebed in de oorspronkelijke verkaveling van het onderliggende landschapspatroon. Aan de oost- en zuidzijde vormt het kanaal de natuurlijke begrenzing en is de verkaveling mathematisch. Aan de oostzijde reageert het dorp qua sfeer op die van het aanliggende zandlandschap. Aan de zuidoostzijde wordt aansluiting gezocht bij de gegevenheden van het plaatselijk aanwezig ontginningslandschap en het voorkomen van water.

2.2.2 Huidige stedenbouwkundige structuur

Landschap en Natuur

Het landschap rondom Ter Apel is zeer gevarieerd, wat te verklaren is uit het gegeven dat Ter Apel is gevestigd op de overgang van gebieden met een geheel eigen ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis.
De belangrijkste te onderscheiden gebieden zijn:

  • de hogere en drogere zandrug van Sellingen met een grillig patroon van wegen en waterlopen en verspreide bosgebieden;
  • het open, strak verkavelde veenkoloniale gebied met een centrale verdichting van bebouwing en beplanting langs de ontginningsbasis: het Stads-Ter Apelkanaal;

De gebieden worden in de praktijk slechts op enkele plaatsen als afzonderlijk ruimtelijke eenheden ervaren doordat de begrenzingen in de loop van de tijd zijn vervaagd. De topografische kaart van 1911 geeft nog een goed beeld van de landschappelijke variatie.

De waterrijke, groene linten vervullen voor flora en fauna belangrijke verbindingsfuncties binnen het landschap. Zowel de kanaalzone met groene oevers en zware boombeplanting als de aaneengesloten achtererfbeplantingen spelen hierbij voor specifieke plant- en diersoorten een eigen rol.

De huidige structuur van Ter Apel is nauw verbonden met de waterlopen die door de kern lopen. Het gaat om het voormalige veenriviertje de Runde, die verderop bij het klooster Ter Apel zijn weg richting de Dollard vervolgt als Ruiten Aa. Dit komt hierna nader aan de orde.

Verkeer

De N366 en de N379/N391 hebben voor een belangrijk deel de stroomfunctie (snelverkeer) van de wegen langs de kanalen overgenomen. Niettemin hebben de 'kanaalwegen' nog een belangrijke lokale functie in de richtingen Musselkanaal, Nieuw-Weerdinge en Emmer Compascuum. In de directe omgeving van Ter Apel hebben deze wegen de functie van gebiedsontsluiting. Ook de Nulweg (aan de noordzijde van Ter Apel) en de Sellingerstraat (oostzijde) spelen een rol. Op- en afritten van de N366 zijn er ter plaatse van de Nulweg en bij de Westerstraat.
De belangrijkste interne wegen in het dorpsgebied zijn de Havenstraat en de Heembadweg in de oost-westrichting en de Stationsstraat/Heemstraat/Vogelheem in de noord-zuidrichting. Ter hoogte van het centrumgebied is de route Hoofdstraat omgebogen langs de noordzijde van het centrum, via de Marktstraat/Heemker Akkerstraat/Stationsstraat.

De kanalen worden gebruikt voor de recreatievaart, hiertoe zijn alle bruggen beweegbaar. Aan de zuidzijde van Ter Apel bevindt zich de Rundehaven, een bescheiden jachthaven. Verspreid langs de kanalen zijn aanlegmogelijkheden gecreëerd.
Het openbaar vervoer in de omgeving van Ter Apel in de richtingen Musselkanaal, Emmen en Sellingen is goed. Langs de Westerstraat en Ter Apelkanaal komen meerdere halten voor, in het centrum bevindt zich het busstation. Het dijkje aan de westzijde van Ter Apelkanaal en de pilaren van de voormalige spoorbrug over het kanaal herinneren aan de vroegere S.T.A.R.-spoorlijn.

Voorzieningen

De belangrijkste detailhandelsvoorzieningen en dergelijke bevinden zich vanzelfsprekend in het centrumgebied, omsloten door de Hoofdstraat, Marktstraat, Heemker Akkerstraat en Stationsstraat. Dit is een gevolg van het door de gemeente gevoerde concentratiebeleid in de afgelopen decennia. Ondanks dit beleid zijn er in de directe omgeving van het centrum, vooral in de linten langs het Stads-Ter Apelkanaal, nog winkels aanwezig. Voor een deel zijn dit vormen van detailhandel die niet (strikt) in het centrum thuishoren. Overige voorzieningen als scholen, kerken, sportaccommodaties staan verspreid in het dorpsgebied.

Bedrijven

Was in vroegere dagen de (vooral agrarisch gelieerde) bedrijvigheid een van de belangrijkste functies in de linten, momenteel is deze nog sporadisch aanwezig. Wel zijn vormen van ambachtelijke, dienstverlenende en lichtindustriële bedrijvigheid in de linten tot stand gekomen. In bepaalde lintdelen is sprake van een menging van wonen en bedrijfsfuncties. Aan de zuidoostzijde van het dorp staan de (van oorsprong aan de landbouw gelieerde) AGO-fabriek en WTM (Avebe).
Naderhand zijn specifieke bedrijventerreinen tot stand gekomen in het noordwestelijke dorpsdeel (met nog een beperkte uitbreidingsruimte) en in het gebied aan de overzijde van het Stads-Ter Apelkanaal (Ter Apelervenen).
Voor zwaardere vormen van bedrijvigheid is het regionale Bedrijvenpark Zuid Groningen nabij de Avebe te Ter Apelkanaal beschikbaar.

Recreatie

Wat betreft de recreatievoorzieningen is het klooster en omgeving van nationaal en regionaal belang. Ook voor de dorpsbevolking is de omgeving van het klooster, respectievelijk de kloosterbossen, van grote betekenis als uitloopgebied. Van enige bovenlokale betekenis is verder de vaarrecreatie, met aan de zuidzijde van het dorp de jachthaven Rundehaven. De komende jaren worden de vaarrecreatieve mogelijkheden verder versterkt door het riviertje De Runde weer aan te sluiten op de Ruiten Aa. Hiervoor worden op verschillende locaties extra vaarverbindingen aangelegd. Deze ontwikkeling is in het plan opgenomen.

Verder zijn er de sportieve en dagrecreatieve mogelijkheden, waaronder de recreatieplas annex zwembad Moekesgat.

Wonen

Zoals vermeld, is er in Ter Apel een diversiteit aan woonsituaties, die in belangrijke mate te maken hebben met de ontwikkelingsgeschiedenis. In het navolgende wordt per deelgebied een beschrijving gegeven van de specifieke kenmerken. Ook andere functies komen hierin aan de orde.

Beschrijving deelgebieden

De linten
Binnen de begrenzing van het bestemmingsplan gaat het om de bebouwingslinten langs de Viaductstraat, Hoofdstraat, Hoofdkade en Oosterstraat. Grote delen van deze linten hebben een gemende functie.
De bebouwing aan de Viaductstraat bestaat ter hoogte van het bedrijventerrein uit een menging van woningen en kleinschalige bedrijfjes; aan het zuidelijke deel van de Viaductstraat komen naast woningen en bedrijven ook andere functies voor, zoals winkels. De bebouwing bestaat hoofdzakelijk uit panden met een lage gootlijn, afgewisseld met enkele forse panden; richting Hoofdstraat neemt de dichtheid en de hoogte enigszins toe.

De lintbebouwing aan de Hoofdstraat, ten westen van het centrum, is door het aantal winkels, kantoren en dergelijke nog herkenbaar als uitloper van het centrumgebied. In het recente verleden is evenwel een belangrijk deel van de winkels geconcentreerd in het centrum. Leeggekomen plekken zijn ingevuld met al dan niet gestapelde woningen. Op een aantal locaties in en nabij het centrum vindt nog invulling met nieuwbouw van woningen en/of winkels, kantoren en dergelijke plaats. Ten opzichte van de situatie aan de Viaductstraat is hier sprake van een compactere en veelal hogere bebouwingssituatie.
Het centrumgebied is achter het eerste bebouwingslint aan het kanaal flink opgeknapt. Het centrum is ingericht als voetgangersgebied, met aan meerdere zijden ruimte voor parkeren. Er is volop parkeergelegenheid in de omgeving gecreëerd.
Het centrumgebied bestaat uit een aantal kleinere winkelpanden met basisvoorzieningen, zo ook is een aantal panden met forse omvang (meubelzaak, supermarkten) aanwezig.
Met name aan het lint langs het kanaal is de bebouwing compact en wat hoger. Hier en daar is een woning tussen de winkels gesitueerd.
Een geheel ander karakter heeft de Hoofdstraat ten oosten van het centrum. Tot en met de Oude Weg is nog sprake van een gemengd gebied met (voormalige) winkels en gestapelde woningen, verder richting Boslaan ligt de nadruk op vrijstaande woonhuizen (herenhuizen) op ruime percelen. Een aantal van deze villa's is zeer karakteristiek voor de periode eind negentiende, begin twintigste eeuw.

Het bebouwingslint aan de overzijde van het Stads-Ter Apelkanaal, de Hoofdkade, bestaat voornamelijk uit woningen, met uitzondering van enkele verspreide winkels/bedrijven ter hoogte van het centrum. De bebouwing heeft hier hoofdzakelijk een lage gootlijn.

De Oosterstraat, richting Munnekemoer heeft wederom een gemengd karakter. In dit lintdeel zijn enkele bedrijven gevestigd die qua aard en omvang opvallen tussen de kleinschalige woningen, onder andere een kringloopwinkel, een garagebedrijf, een hout- en bouwmaterialenhandel en een autobedrijfje. Qua verschijningsvorm ligt voor de straatzijde de nadruk op kleinschaligheid (lage gootlijn); grotere bedrijfspanden staan meestal achterop de percelen.

Gebied tussen Hoofdstraat en vormalige spoorlijn
Het gebied tussen de Hoofdstraat en de voormalige spoorlijn is het eerste gedeelte van de kernvorming, buiten de linten. Het gebied kent een menging van functies en woningsoorten. De bebouwing aan de Koningstraat, met de Oude Weg één van de oudste straten in het gebied, is enkele jaren geleden vervangen door nieuwbouw. Ook tussen de Koningstraat en de Hoofdstraat hebben invullingen met nieuwbouw plaatsgehad. De omgeving van de Bentlagestraat is gedeeltelijk gerevitaliseerd. De woningbouw in het gedeelte ten westen en noorden van het centrumgebied bestaat voornamelijk uit rijenwoningen; het oostelijke gedeelte (Ruitenkamp) bestaat daarentegen voor het merendeel uit vrijstaande woningen met een platte afdekking. Voor dit gebied geldt een afzonderlijke (stedenbouwkundige) regeling die als bijlage bij de toelichting is opgenomen.
In dit aan het centrumgebied grenzende dorpsdeel bevinden zich belangrijke voorzieningen als scholen, waaronder de scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs, kerken, begraafplaatsen, een verzorgingshuis (Tuntlerstichting), sporthal, et cetera.
Het gebouw van de scholengemeenschap is een fraai voorbeeld van de Amsterdamse School uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Het gebouw is uniek gesitueerd aan de halfcirkelvormige beëindiging van de Oude Weg. Ten noorden van de scholengemeenschap ligt het vroegere sportpark (Mansholtpark), waarvan nu een deel als evenemententerrein fungeert. Aan de oostzijde ligt de openlucht- en overdekte tennisaccommodatie.
De bebouwing van het verzorgingshuis en omgeving bestaat uit gestapelde bouw, in hoogte variërend van twee tot zes bouwlagen. De overige woningbouw in het gebied bestaat hoofdzakelijk uit één of twee lagen.

Woongebied 't Heem
Het woongebied 't Heem is gebouwd vanaf de zestiger jaren van de vorige eeuw.
Het gebied wordt ontsloten door een kruis van wegen. De Vogelheem/Heemstraat vormt de verbinding richting centrum, de Heembadweg sluit oostelijk aan op de Sellingerstraat en vormt via het bedrijventerrein de verbinding met de Viaductstraat langs het Stads-Ter Apelkanaal. Via het bedrijventerrein wordt ook een verbinding met de Nulweg gerealiseerd; deze weg geeft vervolgens verbinding met de N366. Het ontsluitingssysteem verdeelt het gebied in kwadranten. De indeling wordt nog versterkt door de aanwezige royale groenstructuur. Kenmerkend is dat een belangrijk deel van de woningen met de achterzijde naar de ontsluitingswegen, respectievelijk groenstructuur is gekeerd.
De beide zuidelijke kwadranten zijn de oudste gedeelten. Het zuidwestelijke kwadrant wordt gerevitaliseerd; gedeeltelijke vervanging van rijenwoningen door (half)vrijstaande woningen en versterking van de relatie met het aangrenzende Moekesgat zijn enkele van de maatregelen voor verbetering. Het zuidoostelijke kwadrant heeft een opener karakter, vooral in de zone langs de Sellingerstraat. Ten zuiden van 't Heem is de voormalige spoorbaan bebouwd; hier staat onder andere een woongebouw voor ouderen (Heemborgh). Van recente datum zijn de vrijstaande en dubbele woningen ten oosten van de Heemstraat, met op de hoek Havenstraat/Heemstraat appartementen.
Het noordwestelijke kwadrant is de (voorlopig) laatste woonuitbreiding in dit noordelijke dorpsdeel. Het noordoostelijke kwadrant betreft het Ter Apeler sportveldencomplex. Aan de noordkant van het sportcomplex is een manege gevestigd.

Recreatiegebied Moekesgat e.o.
De voormalige zandwinning is een belangrijk recreatiegebied voor Ter Apel en omgeving. Aan de noordzijde is het openlucht zwembad gesitueerd. Samen met het noordelijk aansluitende agrarisch gebied vormt het gebied een buffer tussen het woongebied 't Heem en het bedrijventerrein. Via 't Heem is er een groene verbinding met het Kloosterbos.

Bedrijventerrein
Het bestaande bedrijventerrein omvat voornamelijk kleinschalige en milieuvriendelijke bedrijven. Het terrein is nagenoeg volgebouwd. Aan de oostzijde vindt nog een afronding plaats; daarbij wordt voorzien in een extra aansluiting op de Nulweg. De lintbebouwing langs het Stads-Ter Apelkanaal heeft een gemengde functie wonen/werken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0048.BP0902-vg02_0006.png"
Kaart 1. Situatie in 1767

Omgeving 't Klooster
Zoals vermeld, is het monumentale kloostercomplex in Ter Apel ontstaan in het midden van de vijftiende eeuw. Het gebied in de omgeving van het klooster is te onderscheiden in twee specifieke onderdelen, te weten:

  • a. het klooster met directe omgeving, met als belangrijkste onderdelen het klooster met de daarbij behorende kloosterkerk, hotel Boschhuis en een cluster voormalige stadsboerderijen en woningen;
  • b. het kloosterbos ten noorden en ten oosten van het klooster, dat deels een parkachtig en deels een meer natuurlijk karakter heeft.

Ad a. Omgeving klooster
Het klooster in Ter Apel is in het midden van de vijftiende eeuw gesticht door geestelijken van de orde Kruisheren. Het lag ingeklemd tussen uitgestrekte veengebieden. Rond het klooster woonden circa 13 gezinnen. Op voorstaande kaart uit 1767, detail van de 'Caarte van 't clooster Ter Apel' door E.J. Eltjens is een duidelijk beeld weergegeven van de ligging van het klooster, de gracht en de bijgebouwen, zoals het poortgebouw en de molen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0048.BP0902-vg02_0007.png"
Kaart 2. Situatie in 1824

Kaart 2 betreft de kadastrale situatie van 1824. Op deze kaart zijn onder andere de volgende historische elementen herkenbaar:

  • het zogenaamde kloostervierkant (nog met bovenverdiepingen), bestaande uit klooster en de kloosterkerk;
  • de plaats van de voormalige dubbele gracht, die het klooster met bijgebouwen gedeeltelijk omringde en op die wijze beschermde tegen overvallen;
  • het commandeurshuis van de stad Groningen;
  • de molen met molenhuis, nabij de uitmonding van de gracht in de Molen A;
  • het westelijke en oostelijke hoofdwacht-poortgebouw: de oorspronkelijke toegang tot het kloosterterrein;
  • de plaats van het voormalige 'bouwhuys' met turfschuur;
  • een aantal boerderijen en woningen.

In de periode vanaf 1824 tot heden blijken er veel van de oude gebouwen en andere elementen rondom het klooster te zijn verdwenen, onder andere het poortgebouw, de molen met molenhuis en het voormalige 'bouwhuys'. Van het poortgebouw en de molen zijn nog funderingsresten aanwezig. Veel van de oorspronkelijke boerderijen zijn, vaak op andere locaties, vervangen door nieuwbouw. Ook het 'Boschhuis' is veranderd: het voormalige commandeurshuis van de stad Groningen werd in 1881 en 1896 uitgebouwd tot het huidige hotel-restaurant. Een belangrijk deel van de gronden en gebouwen was inmiddels eigendom van de stad Groningen. Dit gold ook voor de boerderijen, de zogenaamde stadsboerderijen. Aan het eind van de vorige eeuw werd begonnen met de aanleg van het kloosterbos: het werd een parkachtig bos rondom een vijver, met veel wandelpaden en bankjes. In 1903 werd het bos in noordelijke richting vergroot, tot aan de Van Ketwich Verschuurlaan. Omstreeks 1850 werden het Stads-Ter Apelkanaal en de Boslaan aangelegd, hetgeen eveneens van invloed is geweest op de historische situatie. De functie van de oorspronkelijke toegangswegen, de Kruisherenweg en de Poortweg, werd grotendeels vervangen door de Boslaan. In de huidige situatie is de Boslaan de belangrijkste toegangsweg tot het klooster en omgeving. Ten zuiden van hotel 'Boschhuis' is een parkeerterrein aangelegd, dat zowel voor bezoekers aan het klooster als aan het horecabedrijf dienst doet. Het carrévormige kloostercomplex is een bouwkundig monument in de zin van de Monumentenwet. Doordat de westelijke verbindingsgalerij weer is aangebracht, is de binnentuin thans weer aan vier zijden omsloten. Het klooster heeft een functie als museum; de kerk fungeert als zodanig voor de Nederlands Hervormde gemeente in Ter Apel. Van het nabijgelegen hotel 'Boschhuis' is het oudste, oostelijke gedeelte, het meest waardevol; de naderhand aangebouwde grote zaal is bouwkundig gezien niet interessant. Beide gebouwen zijn omgeven door waardevolle oude bomen, die mede het beeld bepalen. In het bos ten noorden van het 'Boschhuis' staan enkele verspreide woningen, waaronder een voormalig winkeltje, alsmede een dienstgebouwtje van Staatsbosbeheer. De panden in het bos zijn uitsluitend via onverharde wegen bereikbaar. Langs de Poortweg en de Kruisherenweg staan enkele voormalige stadsboerderijen en een aantal woningen. De boerderijen, die kenmerken hebben van zowel het Saksische als het Oldambtster type, hebben voor een belangrijk deel hun agrarische functie verloren. Ze zijn door de stad Groningen afgestoten en zijn thans vrijwel geheel in gebruik als woonboerderij. Het bebouwingspatroon (de situering van bebouwing, wegen, beplanting) is in hogere mate bepalend voor het karakter van het gebied, dan de verschijningsvorm van zowel de boerderijen als de woningen. In de omgeving van het klooster is het oorspronkelijke beloop van de gracht nog waarneembaar; voorts zijn er nog restanten van de funderingen van de vroegere molen met molenhuis en van de poortgebouwen in de bodem aanwezig.

Ad b. Kloosterbos
Zoals vermeld, werd aan het einde van de vorige eeuw een aanvang gemaakt met de aanleg van het kloosterbos. Het parkachtig aangelegde bos is, evenals de in de wijdere omgeving van het klooster aanwezige bossen, in eigendom en beheer bij het Staatsbosbeheer.
De parkachtige aanleg wordt onder meer bepaald door de vele (onverharde) lanen en wandelpaden, de in het gebied aanwezige vijver met bruggetjes en het beplantingsassortiment.
Zo heeft het kloosterbos het oudste Japanse larixcomplex van Nederland. Het bomenbestand kent verder vele bijzondere soorten, waaronder vier soorten eik, drie soorten esdoorn, drie soorten kastanje, twee soorten beuk, linde, iep, es, plataan, tulpenbomen en vleugelnoten en vele soorten coniferen. Als onderbegroeiing is er hulst, taxus, krent en rododendron.
Voorts wordt nog wilde hop aangetroffen.
Het bos wordt aan de noordoostzijde begrensd door een brede laan met hoog opgaande boombeplanting. Langs de noordwestzijde slingert, gedeeltelijk door het bos, het riviertje de Ruiten A. Het bosperceel ten oosten van (de bebouwing behorende bij) het klooster wordt aan de buitenzijde begrensd door de Molen A.
In het overgangsgebied tussen het kloosterbos en de bebouwde kom van Ter Apel staat langs de Sellingerstraat enige bebouwing. Direct aan de Ruiten A staat het gebouw van een voormalig internaat.

AGO-dorp
AGO-dorp is van oorsprong een arbeidersdorp, dat behoorde bij de AGO-fabriek. Het karakteristieke, tuindorpachtige woonbuurtje bestaat uit slechts enkele straten, waarvan de gebogen Agostraat het karakter bepaalt. De Molen A is de westelijke begrenzing van het buurtje, met daarlangs de eenzijdig bebouwde Molen A laan.
De bebouwing bestaat uit enkele en dubbele woningen van bescheiden afmetingen. Vanwege de complexmatige bouw, vormen de woningen voor een belangrijk deel een architectonische eenheid. Afwisselend is de nokrichting evenwijdig langs, respectievelijk loodrecht op de straat gericht. Ook is er afwisseling in goothoogte en dakhelling. Kenmerkend voor het AGO-dorp zijn de nauwe woonstraatjes.
Langs het Ruiten A kanaal staan enkele grotere woningen op riante percelen en op grote afstand van de weg.
Recentelijk is het AGO-dorp voorzien van een nieuwe, passende bestrating en beplanting. Bij bouwkundige en ruimtelijke ingrepen wordt (via de welstandsnota) de beeldkwaliteit in acht genomen.

Fabrieksterreinen-Oost
Het gebouwencomplex van de voormalige fabriek AGO wordt thans gebruikt voor verschillende vormen van bedrijvigheid. De oostelijk aangrenzende gronden hebben een semi-agrarische functie. De ontsluiting vindt plaats via de Schotslaan, richting Oosterstraat.
Verder in zuidelijke richting, aan het Ruiten A Kanaal Zuid, ligt het voormalige fabriekscomplex WTM.

Woongebied 't Schot
In de negentiger jaren van de vorige eeuw is het woongebiedje 't Schot gerealiseerd, in de zuidelijke hoek Oosterstraat/Ruiten A kanaal. In relatie met de aanleg van circa 60 ha bos aansluitend aan het Kloosterbos, zijn hier 16 vrijstaande woningen gerealiseerd in een groene, bosachtige setting.

Woongebied 't Hooiland
Aan het eind van de jaren zeventig van de vorige eeuw, is begonnen met de ontwikkeling van het woongebied 't Hooiland aan de zuidzijde van Ter Apel. De ontsluiting voor het autoverkeer vindt plaats via de weg Hooiland, met aansluiting op de Hoofdstraat. Het woongebied heeft voor voetgangers en fietsers een directe verbinding met het centrumgebied. De woningbouw in 't Hooiland bestaat uit vrijstaande en halfvrijstaande woningen. Een deel van de woningen is gesitueerd aan het water, de verbrede heemsloot.
De aangrenzende voormalige bedrijfslocatie Ubbens wordt heringevuld. De beoogde ontwikkeling is opgenomen in dit bestemmingsplan.
De kwekerij aan de westzijde wordt in dit bestemmingsplan gehandhaafd. Met de straat Hille heeft het gebied een voorlopige afronding gekregen.

Woongebied Rundedal
Van het woongebied Rundedal is de eerste fase geheel gerealiseerd. Het is een woongebied waar 'wonen aan (bevaarbaar) water' voorop staat. Het gebied is ontsloten vanaf de weg 't Hooiland en de Oosterkade. Voor boten is het gebied via de Rundehaven bereikbaar vanaf het Stads-Ter Apelkanaal.
Het woongebied bestaat uit uitsluitend vrijstaande villa's, gesitueerd op ruime kavels.
Een vervolgfase van dit unieke woongebied is voorbereid. Ook hier is ruimte voor (vrijstaande) woningen op ruime kavels, gesitueerd aan het water.

Burgemeester Beinsdorp
Burgemeester Beinsdorp ligt op enige afstand zuidelijk van het dorp, aan de westzijde van het Stads-Ter Apelkanaal. De buurt is vernoemd naar Frederik Adolf Beins, burgemeester in Vlagtwedde (in 1922). Hij was tot 1946 burgemeester van de gemeente Vlagtwedde.

De locatie is een eenvoudig opgezet woonbuurtje bestaande uit sociale woningbouw dat is gerealiseerd in de eerste helft van de vorige eeuw. De woningen zijn vrijstaand of van het type twee-onder-een-kap en hebben overwegend een lage gootlijn. De woningen zijn gesitueerd op ruime kavels, met diepe achtertuinen, (van oorsprong) nutstuinen. Opvallend zijn de hoekwoningen die onder een hoek van 45º aan de kruising staan.

2.2.3 Cultuurhistorie

Per 1 januari 2012 dient in ruimtelijke plannen aandacht worden te besteed aan cultuurhistorie. Dit is een gevolg van de wijziging van artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierin is aangegeven dat cultuurhistorische waarden dienen te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen.

Verwezen wordt naar de voorgaande paragrafen, waarin uitgebreid aandacht is besteed aan het landschap en de cultuurhistorie van het gebied. Hierna volgt een overzicht van de monumenten in de kern Ter Apel.

Overzicht monumenten
In Ter Apel zijn enkele panden opgenomen in het rijksregister van 'beschermde monumenten'. Vanzelfsprekend valt hieronder het kloostercomplex aan de Boslaan. Ook het gebouw van de scholengemeenschap aan de Oude Weg (de voormalige Rijks HBS), dat gebouwd is in de stijl van de Amsterdamse School, is als zodanig aangewezen. Verder hebben meerdere villa's aan de Hoofdstraat en enkele verspreid voorkomende panden en werken de status van monument.
Het volledige overzicht is als volgt:

  • Boslaan, Kloostercomplex;
  • Boslaan 4, rentenierswoning met aangebouwd achterhuis;
  • Kapelweg 13, voormalig zusterhuis met bewaar- en naaischool;
  • Oude Weg 41, schoolgebouw met aangebouwde rijwielberging en aangebouwde conciërgewoning;
  • Hoofdstraat 6, herenhuis met aangebouwd koetshuis;
  • Hoofdstraat 10, herenhuis met aangebouwde schuur;
  • Hoofdstraat 18, herenhuis met aangebouwde berging;
  • Hoofdstraat 28, voormalig bankgebouw;
  • Hoofdstraat 37, winkelwoning;
  • Schotslaan 5, villa met praktijkruimte en wagenschuur;
  • Schotslaan 7, villa met aangebouwd achterhuis;
  • Sellingerstraat, nabij nr. 19, transformatorgebouw (buiten het plangebied);
  • Munnekemoer Oost 4, voormalige sluiswachterswoning (buiten het plangebied);
  • Redoute Barnflair (relict verdedigingswerk behorend tot de 1e linie van de Eems, buiten het plangebied).

Hoofdstuk 3 Beleid

Het beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente geeft uitgangspunten voor het bestemmingsplan. In dit hoofdstuk zijn deze uitgangspunten weergegeven.

3.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte
Wat betreft het rijksbeleid gaat het om het algemene kader ten aanzien van de inrichting van de ruimte voor wonen, werken, verkeer, recreatie, natuur en water. Dit ruimtelijke beleid van het Rijk is vastgelegd in de Nota Ruimte (2006). Deze Nota Ruimte - Ruimte voor ontwikkeling, van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en het Ministerie van Economische Zaken, bevat een strategische visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot het jaar 2020, met een doorkijk naar 2030.

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak in Nederland. Meer specifiek richt de Nota Ruimte zich op vier algemene doelen:

  • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  • bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • borging van de veiligheid (tegen water en risicovolle activiteiten).

De Nota Ruimte geeft geen directe uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.

AMvB Ruimte
Als gevolg van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening werkt het Rijk aan de vernieuwing van haar beleidsinstrumentarium. Daarbij worden bestaande rijksbelangen juridisch geborgd in een Algemene Maatregel van Bestuur, het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Daarmee vervangt het besluit -ook wel AMvB Ruimte genoemd- het bestaande planologische beleid uit de Nota Ruimte en een aantal Planologische Kernbeslissingen.

In de eerste tranche van het besluit, dat in 2010 in werking is getreden, zijn onder andere de regelingen met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur, Rijksbufferzones, Nationale Landschappen, de Waddenzee en militaire terreinen opgenomen. Uitgangspunt daarbij is dat het huidige beleid zoveel mogelijk 'beleidsneutraal' wordt voortgezet. Voor een aantal regelingen geldt een nadere uitwerkingsplicht voor provincies en gemeentes.

3.2 Provinciaal beleid

Provinciale Staten stellen ten behoeve van een goede provinciale ruimtelijke ordening voor het gehele grondgebied van de provincie één of meer structuurvisies vast. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkelingen van dat gebied, alsmede de hoofdzaken van het door de provincie te voeren ruimtelijk beleid.

Basis voor het provinciale ruimtelijke beleid wordt gevormd door het Provinciaal Omgevingsplan (POP). Om de doelen uit het POP na te streven heeft vertaling plaats gevonden in de provinciale verordening.

Provinciale Staten Groningen hebben 17 juni 2009 het Provinciaal Omgevingsplan (POP) 2009 - 2013 en de Omgevingsverordening 2009 vastgesteld. Nieuwe plannen dienen aan de verordening te worden getoetst.

In het navolgende volgt een beschrijving van het relevante beleid uit het POP 2009-2013 en de Omgevingsverordening 2009.

POP 2009-2013
Het nieuwe POP richt zich op onderwerpen die van provinciaal belang zijn. Aangezien het onderhavige bestemmingsplan (grotendeels) conserverend van aard is, zijn niet alle onderwerpen relevant. Onderstaand volgt een beschrijving van het beleid over de ruimtelijke karakteristiek, bedrijvigheid, wonen en voorzieningen.

Ruimtelijke karakteristiek
De gehele provincie is in het POP op basis van de kernkarakteristieken en belangrijke ontwikkelingen (de dynamiek) ingedeeld in elf gebieden. Binnen de elf gebieden komen verschillende landschapstypen voor. Het plangebied maakt onderdeel uit van het deelgebied Veenkoloniën, dat gekenmerkt wordt door een heide-ontginningslandschap.

Bedrijvigheid
De provincie wil ter bescherming van het landschap dat niet-stuwende, lokale en subregionale bedrijven (uitgezonderd agrarische bedrijven en detailhandel) zich in beginsel vestigen of uitbreiden op lokale bedrijventerreinen bij de grotere kernen. De inrichting van de terreinen moet zijn aangepast aan de lokale situatie en passen bij de beeldkwaliteit. Onder bepaalde voorwaarden is verplaatsing van (delen van) lokaal bedrijventerrein naar een geschiktere locatie mogelijk. Ook blijken solitaire bedrijven niet altijd op de goede plaats te liggen. Verplaatsing is mogelijk onder een aantal voorwaarden van de provincie:

  • de noodzaak voor verplaatsing is aangetoond;
  • bij het zoeken naar een nieuwe locatie is de SER-ladder toegepast;
  • de nieuwe locatie sluit aan bij bestaand bedrijventerrein;
  • het areaal bedrijventerrein neemt per saldo niet toe: dat betekent dat de oorspronkelijke locatie een andere bestemming krijgt;
  • de nieuwe locatie is landschappelijk en stedenbouwkundig goed ingepast in de omgeving.

Wonen en voorzieningen
De provincie heeft een aantal doelstellingen op het vlak van wonen en voorzieningen. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor verbetering van de leefbaarheid in bestaande wijken, buurten en dorpen en de bijbehorende sociale infrastructuur. Zij zorgen ervoor dat maatschappelijke instellingen en andere betrokkenen hierbij samenwerken en ontwikkelen plannen om de leefbaarheid van buurten, wijken en dorpen in stand te houden en te verbeteren. Met gemeenten en woningbouwcorporaties heeft de provincie convenanten 'Wonen met Zorg' afgesloten, met name om de positie van kwetsbare groepen te verbeteren. De provincie levert een bijdrage aan de uitvoering van de actieprogramma's van deze convenanten en verstrekken subsidies voor multifunctionele centra. Wat verder op dit vlak van belang is, is dat de voorzieningen goed bereikbaar zijn, met name via het openbaar vervoer.

De provincie wil met de gemeenten in de Eemsdelta en Oost-Groningen en de gemeente De Marne afspraak maken hun visie en aanpak vast te leggen in een woon- en leefbaarheidsplan. Dit woon- en leefbaarheidsplan komt in de volgende paragraaf aan de orde.

Omgevingsverordening
De omgevingsverordening geeft allereerst aan welke aspecten van provinciaal belang zijn. Dat zijn:

  • ruimtelijke kwaliteit, met name de landschappelijke, cultuurhistorische, archeologische en belevingswaarde (rust, ruimte, stilte, duisternis) van het landelijk gebied, inclusief de daarin gelegen kleinere dorpen, de randen en silhouetten van het bebouwde gebied;
  • functie landelijk gebied (landbouw, natuur, recreatie, gebruik diepe ondergrond);
  • volkshuisvesting (concentratie/bundeling en contingentering woningbouw);
  • bedrijvigheid (concentratie/bundeling bedrijfsterreinen, locatiebeleid bedrijfsterreinen, detailhandelsstructuur, locaties voor grootschalige voorzieningen);
  • verkeer en vervoer (provinciale wegen en kanalen, bereikbaarheid);
  • duurzame ontwikkeling en energie;
  • veiligheid (waterkering, noodwaterberging, transport gevaarlijke stoffen).

In het onderhavige plan is de ruimtelijke kwaliteit, volkshuisvesting, bedrijvigheid, verkeer en vervoer, duurzame ontwikkeling en energie en veiligheid van belang. In hoofdstuk 4 van de verordening is specifiek aangegeven wat een bestemmingsplan moet bevatten.

De toelichting op een bestemmingsplan omvat een paragraaf over de ruimtelijke kwaliteit die inzicht biedt in:

  • a. de ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied;
  • b. de bestaande functionele en ruimtelijke karakteristiek;
  • c. de bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • d. een ruimtelijk functionele visie op de toekomst van het plangebied;
  • e. de inpassing van de met het plan mogelijk gemaakte ruimtelijke ontwikkelingen in de wijdere omgeving;
  • f. de maatregelen die nodig zijn om de mogelijke schade aan kwaliteiten en waarden ten gevolge van realisering van het plan te voorkomen en te beperken of deze kwaliteiten en waarden elders te compenseren.

De bovengenoemd aspecten zijn in het onderhavige plan aan bod gekomen. De toelichting op een bestemmingsplan omvat eveneens een paragraaf over energie en duurzaam ruimtegebruik die inzicht biedt in:

  • a. de wijze waarop en de mate waarin het plan berust op sturende energieprincipes, waaronder in ieder geval cascadering, functiekoppeling en energie-efficiency;
  • b. de wijze waarop en de mate waarin het plan berust op het uitgangspunt van duurzaam ruimtegebruik, onder meer door de toepassing van intensivering en herstructurering;
  • c. overige aspecten van duurzaamheid omvattende sociale en economische aspecten en milieuaspecten.

Omdat er bij recht nauwelijks nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, zijn sturende energieprincipes moeilijk in het plan te integreren. Wat betreft het aspect duurzaamheid wordt naar paragraaf 3.4 (gemeentelijk beleid) verwezen.

Er is op dit moment (april 2012) nieuw provinciaal beleid omtrent energie en duurzaam ruimtegebruik in ontwikkeling. Hierin heeft dit thema een minder prominente plek gekregen.

Woningbouw
Artikel 4.7, lid 1 is van belang voor (incidentele) nieuwbouw in het onderhavige plan:
“Een bestemmingsplan kan voorzien in het toevoegen van zelfstandige woningen mits deze toevoeging, in samenhang met de woningbouwcapaciteit in andere bestemmingsplannen, past in de in regionaal verband gemaakte afspraken over de nieuwbouwruimte of, bij het ontbreken van dergelijke afspraken, in de door Gedeputeerde Staten vastgestelde nieuwbouwruimte.“

De gemeente Vlagtwedde heeft eind 2009 in regionaal verband afspraken gemaakt over de contingenten in de periode 2010-2020 (zie verder paragraaf 3.4).

3.3 Beleid Waterschap Hunze en Aa's

De gemeente Vlagtwedde ligt in het beheergebied van het Waterschap Hunze en Aa's.
Het Waterschap Hunze en Aa's draagt als waterbeheerder in zijn beheergebied de zorg voor de waterkering, de aan- en afvoer van water, het peilbeheer, het zuiveren van rioolwater, het waterkwaliteitsbeheer en het vaarwegbeheer.

Het waterschap heeft enkele beleidsrapporten uitgebracht welke een directe relatie hebben met de ruimtelijke ordening. De hoofdpunten van deze rapporten zijn hierna kort weergegeven.

Waterbeheerplan 2010-2015
Het waterbeheerplan 2010-2015 is geldig tot en met 2015. Er staat in welke opgaven er op het gebied van veiligheid, voldoende en schoon water spelen en welke maatregelen Hunze en Aa's neemt. De opgaven zijn gekoppeld aan de geografische gebiedskenmerken en bestemmingen. Deze bestemmingen zijn een ruimtelijke vertaling van het provinciale beleid zoals verwoord in het Provinciaal Omgevingsplan.
Het beheergebied is in het kader van het beheerplan uitgewerkt op gebiedsniveau, waarvoor afzonderlijke perspectieven zijn opgesteld. Het plangebied maakt deel uit van het watersysteem Westerwolde.
De belangrijkste ontwikkeling is de uitvoering van de EHS Westerwolde. Het plangebied van de EHS strekt zich uit van Ter Apel tot Blijham. Binnen de EHS worden ook de hermeandering van de Ruiten Aa, de herinrichting van de Runde en de koppeling van beide beken gerealiseerd.

Notitie Stedelijk Waterbeheer
De meest recente Notitie Stedelijk Waterbeheer dateert van 2011. De doelstelling van de Notitie Stedelijk Waterbeheer is het formuleren van een samenhangende visie op duurzaam stedelijk waterbeheer vertaald in beleidsdoelen, maatregelen en richtlijnen teneinde knelpunten samenhangend met het stedelijk water op te lossen en in de toekomst te voorkomen. Deze notitie vormt het beleidskader voor het gezamenlijk realiseren van duurzame watersystemen binnen een aantrekkelijke leefomgeving.

Het waterschap stimuleert het opstellen van gemeentelijke waterplannen. In een dergelijk waterplan dienen gebiedsvisies te worden opgesteld om zodoende te komen tot een goede (her)inrichting en onderhoud van stadswater.

Wat betreft het oppervlaktewater bestaat de stedelijke wateropgave uit de aanpak van wateroverlast door overstromend oppervlaktewater, de aanpak van de wateroverlast in relatie tot rioolcapaciteit en de aanpak van grondwateroverlast. De gemeente stelt daarbij de doelen vast voor riolering en grondwater.
Samen met de gemeenten worden de benodigde maatregelen vanuit de stedelijke wateropgave voor oppervlaktewater, riolering en grondwater waar mogelijk gecombineerd.

3.4 Gemeentelijk beleid

De gemeente heeft vanaf 2004 gewerkt aan het opstellen van een toekomstvisie als beleidskader. In deze visie (Structuurvisie Vlagtwedde 2020) wordt beschreven hoe de gemeente zich op langere termijn moet ontwikkelen. In de visie zijn vier inhoudelijke speerpunten opgenomen, namelijk:

  • wonen;
  • werken;
  • voorzieningen;
  • landschap (waaronder ook landbouw en toerisme).


Ten aanzien van het wonen zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:

  • 1. het landschap en de beeldkwaliteit bepalend;
  • 2. ouderen kunnen wonen waar ze willen;
  • 3. ook bouwen voor jongeren;
  • 4. ook bouwen voor de import;
  • 5. het ene dorp is het andere dorp niet.


Ten aanzien van het werken worden de volgende zes doelstellingen geformuleerd:

Vlagtwedde blijft werkgemeente;

  • 1. Leren ondernemen;
  • 2. Niemand van school af zonder diploma;
  • 3. Eigen ondernemers krijgen de ruimte;
  • 4. Alert blijven op nieuwe activiteiten;
  • 5. Agropark Zuid-Groningen.

Ten aanzien van de voorzieningen zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:

  • 1. spreiden waar mogelijk, bundelen waar nodig;
  • 2. samenspel tussen gemeente en dorpsgemeenschappen;
  • 3. bijzondere aandacht voor onderwijs, gezondheidszorg en jeugd.

Ten aanzien van landschap, landbouw en toerisme zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:

  • 1. landbouwverbreding en drager van het landschap;
  • 2. landschap: tweedeling;
  • 3. natuurontwikkeling;
  • 4. toerisme ontwikkeling.


In het kader van de bovengenoemde doelstellingen zijn zes strategische projecten benoemd. Per strategisch project wordt een aantal maatregelen aangegeven. De zes strategische projecten zijn:

  • 1. impuls onderwijs en opleiding;
  • 2. wonen en zorgen geborgd;
  • 3. versterken economische voedingsbodem;
  • 4. masterplan landschappelijke kwaliteit;
  • 5. het sociale weefsel: onderhoud en versterking;
  • 6. versterking toeristisch aanbod en doelgroepenmarketing.

Met een aantal strategische projecten en de daarbij behorende maatregelen, waaronder wonen en zorgen geborgd en het masterplan landschappelijke kwaliteit wordt in dit bestemmingsplan rekening gehouden.

Beleid inzet woningbouwcontigenten
In mei 2011 is de notitie Beleid inzet contingenten 2010-2020 opgesteld. Het toewijzen van contingenten heeft de afgelopen jaren veel stof doen opwaaien. De voornaamste reden hiervan was dat de gemeente in de periode 2000-2010 geen contingenten vrij beschikbaar had. Door de projecten, zoals opgenomen in het Woonplan, waren alle contingenten 'vergeven'. Eind 2009 zijn er in regionaal verband nieuwe afspraken gemaakt, voor de periode 2010-2020. De afspraken die zijn gemaakt voor de periode 2000-2010 zijn hierdoor komen te vervallen. De gemeente is in deze nieuwe afspraken de eigenaar van de contingenten.

In de beleidsnotitie is een nieuwe werkwijze vastgelegd. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de huidige werkwijze zijn:

  • concrete bouwplannen krijgen voorrang op niet-concrete bouwplannen;
  • de verdeling van de contingenten vindt plaats aan de hand van de datum van aanvraag van een omgevingsvergunning. Hierbij zijn de kwaliteit van de aanvraag en een aantoonbare behoefte belangrijke criteria;
  • er zal een transparante contingentenboekhouding worden gevoerd;
  • er zullen strikte voorwaarden aan de omgevingsvergunningen worden gesteld over de termijn dat de bouw is gestart en de bouw gereed is.

De beleidsnotitie wordt integraal opgenomen in de nieuwe vast te stellen bestemmingsplannen, zodat per aanvraag van een omgevingsvergunning kan worden getoetst of er voldoende contingenten zijn.
Hierbij wordt gekozen voor een grote mate van vrijheid, binnen de bestaande wet- en regelgeving.
De afspraken over het toewijzen van contingenten zijn als bijlage bij de toelichting opgenomen (zie: Bijlage 1).

Welstandsnota
In de gewijzigde Woningwet 2003 is een structureel andere opzet gegeven aan het welstandstoezicht. Gemeenten dienen hun welstandsbeleid voortaan inzichtelijk te maken en vast te leggen in een gemeentelijke welstandsnota.

Een belangrijke pijler van de Welstandsnota Vlagtwedde vormen de algemene criteria, de gebiedsgerichte criteria en de objectgerichte criteria. Deze worden gehanteerd om te beoordelen hoe het bouwwerk zich in zijn omgeving voegt. Hiertoe is de gemeente opgedeeld in deelgebieden. Voor elk deelgebied gelden specifieke welstandscriteria. Onderlegger van de gebiedsindeling vormen de diverse historische bebouwingslinten en dorpstypen in de gemeente.
In het algemeen richten de welstandscriteria zich op het handhaven van de kenmerkende ruimtelijke structuur en de gevarieerde bebouwing. Dit betekent dat 'aansluiting bij de historische context' een essentieel uitgangspunt vormt bij nieuw- en verbouw. Voor de historische linten zijn specifieke welstandscriteria geformuleerd.

Voor het gebied Ago-dorp is een afzonderlijk beeldkwaliteitsplan opgesteld, dat als bijlage bij de regels is gevoegd.

Landschapsontwikkelingsplan Oldambt, Westerwolde en Veenkolonien

In 2006 is het Landschapsontwikkelingsplan Oldambt, Westerwolde en Veenkoloniën verschenen. Dit landschapsontwikkelingsplan is in 2006 vastgesteld door de stuurgroep Oost en de stuurgroep Agenda voor de Veenkoloniën. In dit plan zijn de kernkwaliteiten voor het gebied rondom Ter Apel beschreven. Belangrijke kernkwaliteit hangt samen met de karakteristiek als veldontginngingsgebied met ruimte voor bosaanleg en toeristische functie aan de noordzijde, zo ook als veldontginningsgebied met ruimte voor bosaanleg en landelijk wonen aan de oostkant. Aanleg van bos en het landelijk wonen kunnen worden beschouwd als ontwikkelingskansen in en nabij de kern. In de volgende hoofdstukken wordt hier nader op ingegaan.

Hoofdstuk 4 Nieuwe ontwikkelingen

In het bestemmingsplan is in beperkte mate voor nieuwe ontwikkelingen. Conservering van de bestaande situatie is leidend. De gebruiksmogelijkheden van bestaande gebouwen worden slechts gemoderniseerd en de nieuwbouwmogelijkheden worden gereguleerd binnen de kaders zoals ze in het vorige hoofdstuk zijn omschreven.

In het bestemmingsplan is een aantal nieuwe ontwikkelingen opgenomen. Het zijn de volgende ontwikkelingen:

  • nieuwbouw Rundedal fase 2 (woongebied 4);
  • nieuwbouw Sint Luciastraat -Markt (nieuwbouwlocatie, centrum);
  • nieuwbouw Spoorstraat (nieuwbouwlocatie, woongebied 1);
  • nieuwbouw hoek Sperwerlaan/Eksterstraat (nieuwbouwlocatie, woongebied 1);
  • nieuwbouw op de locatie van de voormalige kaarsenmakerij/kerkgebouw aan de Oude Weg (nieuwbouwlocatie, woongebied 1);
  • nieuwbouw locatie Hooiland (nieuwbouwlocatie voormalige locatie Ubbens, woongebied 1);
  • woningbouw op agrarische gronden ten noorden van de verbinding tussen de Runde en de Ruiten A (wro-zone wijzigingsbevoegdheid 1);
  • woningbouw ter plaatse van het terrein van de voormalige manege (wro-zone wijzigingsbevoegdheid 2);
  • opvullen open plekken in de lintbebouwing aan het Ter Apelkanaal (algemene wijzigingsbevoegdheid);
  • wijzigen bestemming Bedrijf, Bedrijf – Gemeentewerf, Gemengd, Groen en Maatschappelijk ten behoeve van woningbouw (woongebied 1, algemene wijzigingsbevoegdheid);
  • woningsplitsing van een deel van de lintbebouwing aan het Ter Apelkanaal (afwijkingsbevoegdheid).

Indien er sprake is van opvulling van open plekken in de lintbebouwing middels een wijzigingsbevoegdheid dient aan meerdere randvoorwaarden te worden voldaan. Genoemd kunnen worden het open plekken beleid (zie hiervoor hieronder de Notitie afwegingskader potentiële invullocaties), het contingentenbeleid en de landschappelijke inpassing. Daarnaast dient vroegtijdig onder meer ecologisch en archeologisch onderzoek verricht te worden. Gedeeltelijk zijn deze randvoorwaarden ook bij splitsing van een woning in twee woningen van toepassing.

Waar ontwikkelingen bij recht zijn toegestaan, is het benodigde onderzoek naar de haalbaarheid in voorgaande plannen afdoende verricht. Bij ontwikkelingen met een wijzigingsbevoegdheid zal dit in een later stadium worden opgepakt, dan wel in afzonderlijke ruimtelijke plannen.

Toetsing aan woningbouwcontingentering

Alle nieuwbouwmogelijkheden voor woningbouw worden getoetst aan het met de provincie vastgestelde bouwbeleid, zoals dat ook in het voorgaande beleidshoofdstuk aan de orde is gekomen.

Toetsing aan notitie afwegingskader potentiële invullocaties

Indien er sprake is van woningbouw in de linten, wordt ook de vorengenoemde notitie Afwegingskader potentiele invullocaties beschouwd zodat sprake is van een zorgvuldige afweging om een locatie te bebouwen.

Woningbouw

Met het provinciaal bestuur wordt onderkend dat in Vlagtwedde een zeer uitgebalanceerd mechanisme nodig is om negatieve gevolgen van de verwachte krimp van de bevolking op de woningmarkt te voorkomen. Daarvoor is het van belang om de mogelijkheden van de verschillende bestemmingsplannen in samenhang te beschouwen. Dat is mede de reden om alle bestemmingsplannen gelijktijdig te actualiseren en binnen alle bestemmingsplannen voor de kernen in Vlagtwedde een samenhangend en op elkaar afgestemd beleid te voeren ten aanzien van de woningbouwmogelijkheden. Daarmee wordt voldaan aan de betreffende passage in de omgevingsverordening.

De verwachte ontwikkelingen op de woningmarkt brengen met zich mee dat deze problematiek niet alleen vanuit een kwantitatief oogpunt mag worden benaderd. Met name in deze gebieden is het van groot belang om in kwalitatieve zin adequaat in te kunnen spelen op iedere vraag naar woonruimte. Wanneer er geen economische noodzaak is om hier te blijven wonen, zal men juist in deze gebieden geen concessies willen doen wat betreft de woonwensen.

De verwachting is dat in de komende jaren het absolute aantal inwoners wel zal dalen, maar dat het aantal zelfstandige huishoudens zal toenemen onder andere doordat ouderen langer zelfstandig blijven wonen, het aantal alleenstaanden groter zal worden en het aantal echtscheidingen zorgt voor splitsing van gezinnen.

Tengevolge daarvan zal de vraag naar zelfstandige woonruimte in de komende jaren eerder toenemen dan afnemen.

Daarbij is het van belang om te constateren dat een belangrijk deel van de woningvoorraad wat betreft technische staat en/of modern wooncomfort als matig of slecht kan worden aangemerkt. Het is zaak om door verbouw, nieuwbouw en woningsplitsing op de kwalitatieve vraag in te spelen. De maximale benutting van de mogelijkheden daarvoor in het bebouwde gebied van de dorpskernen zal bijdragen aan deze kwaliteitsimpuls.

De veronderstelling is gerechtvaardigd dat een kwalitatieve verbetering van de woningvoorraad er ook toe zal leiden dat de kunstmatig hoog gehouden prijzen van relatief slechte woningen zal dalen. Slechte woningen zijn op dit moment te duur om op een rendabele manier te investeren in verbouw of vervangende nieuwbouw.

Het is zaak om er van overheidswege voor te zorgen dat zij die er wonen uit sociale en/of economische redenen overwegen of wegens het ontbreken van gewenste alternatieven op de woningmarkt, geen motief wordt gegeven om te vertrekken. Daarnaast is het zaak dat zij die door hun komst en activiteiten de sociaal economische structuur kunnen versterken optimaal gefaciliteert worden ook waar het gaat om het woningaanbod.

Om die reden bieden de bestemmingsplannen de mogelijkheden om wonen en werken te combineren, aan wonen gerelateerde hobbymatige en semi-bedrijfsmatige activiteiten in samenhang met de woonfunctie kunnen plaatsvinden en samengestelde woonvormen (bijvoorbeeld situaties van mantelzorg, semi-zelfstandig wonen van jongeren op het erf van de ouders enzovoorts) te realiseren.

Omdat het van vitaal belang is dat, juist in de krimpgebieden, maximaal kan worden ingespeeld op een actuele vraag om woonruimte is een systeem nodig waarbij enerzijds voorkomen wordt dat er een aanbod is waar geen vraag naar is en anderzijds er voor wordt gezorgd dat adequaat kan worden gereageerd op een concrete woningbehoefte naar woonruimte.

Bij de planherzieningen is er voor gekozen om, op enkele uitzondering na, de uitbreiding van de bebouwing middels uitleggebieden te laten vervallen. Ook zijn rechtstreekse bouwrechten voor invullocaties vrijwel overal vervallen. Daarmee concentreren de bouw- en gebruiksmogelijkheden zich op de benutting van de mogelijkheden die het bestaande bebouwde gebied heeft voor het realiseren van adequate aanvullende woningbouw.

Het is niet adequaat om binnen dat bebouwde gebied exact aan te geven welke locaties precies voor eventuele uitbreiding van het aantal woningen zal worden benut. Het nodige maatwerk in de dorpskernen zal immers in het éne geval bestaan uit het meewerken aan de splitsing van een woning, in het andere geval om het opvullen van een gat in de bebouwing, om vervanging van oude bebouwing of wijzigen van functies. Onder vigeur van de huidige bestemmingsplannen is het in de loop dat jaren vast komen te staan dat juist het aangeven van bouwmogelijkheden er mede voor hebben gezorgd dat er blokkades in de woningmarkt zijn ontstaan. Dat effect is nog vergroot door prestatieafspraken met de woningcorporaties die in een aantal gevallen wel tot reservering van contingent, maar niet tot realisering van de afgesproken aantallen woningen hebben geleid. Daardoor zijn onnodig mensen uit de gemeente vertrokken.

De wijzigingsbevoegdheden die kunnen leiden tot toevoeging van het aantal woningen zijn door de gelijktijdige actualisatie van de bestemmingsplannen van alle woonkernen gemaximaliseerd tot de nieuwbouwruimte die door het college van gedeputeerde staten is vastgesteld. Deze nieuwbouwruimte is gebaseerd op in regionaal gemaakte afspraken over de verdeling van het maximaal aantal te bouwen woningen over de gemeente. Inmiddels wordt opnieuw gediscussieerd over noodzakelijke/gewenste aantallen nieuw te bouwen woningen en is het niet uitgesloten dat de eerder vastgestelde nieuwbouwruimte zal worden bijgesteld. Het is belangrijk dat in deze regio een goede monitoring van de ontwikkelingen op de woningmarkt plaatsvindt en dat adequaat wordt ingespeeld op ontwikkelingen. Daarbij past het niet om bijvoorbeeld in afwachting van de totstandkoming van een woonvisie de realisering van woningen te blokkeren gedurende de periode van onderzoek en heroriëntatie of alleen mogelijk te maken door middel van buitenplanse beoordeling van incidentele bouwplannen. Bij de planherzieningen voor de kernen in de gemeente Vlagtwedde is wel gekozen voor een beperking van rechtstreekse bouwrechten, maar juist ook om er voor te zorgen dat flexibel kan worden ingespeeld op concrete bouwvoornemens. Dat daarbij de in onderling overleg gemaakte maxima niet zullen worden overschreden spreekt voor zich.

Het spreekt ook voor zich dat in de regio het, zeker wat betreft de uitleggebieden, van belang is om de ontwikkelingen op het gebied van nieuwbouwmogelijkheden op elkaar worden afgestemd. Daarvoor ligt een nog op te stellen woonvisie voor de hand en op grond daarvan kan worden bepaald waar nog aanvullende nieuwbouw nodig en wenselijk is. Daarbij gaat het over volstrekt andere situaties dan het op locaal niveau soepel kunnen inspelen op een zich voordoende vraag. Dat vraagt om maatwerk op dorpsniveau in die wordt bij de planherzieningen voor een belangrijk deel mogelijk gemaakt.

Duurzaam ontwikkelen

De gemeente is voorstander van het duurzaam ontwikkelen van de hiervoor genoemde locaties. Het betreft duurzaamheid op stedenbouwkundig en bouwkundig niveau. Hierbij kan worden gedacht aan het toepassen van zoveel mogelijk zongericht verkavelen, dan wel het gebruik van andere vormen van alternatieve energie in de ontwerpfase, zo ook het gebruik van energiebesparende technieken in de nieuwe bebouwing in de bouwfase.

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

Voorzover een bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, dient een aantal milieuaspecten nader te worden onderzocht. Hierbij gaat het onder meer om de verplichte toetsing aan de Wet geluidhinder en de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem. Daarnaast dient er eventueel rekening te worden gehouden met nabijgelegen bedrijvigheid. Een en ander kan vergaande ruimtelijke consequenties hebben voor nieuwe ontwikkelingen. Voorliggend bestemmingsplan maakt een beperkt aantal nieuwe ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk. Voor zover er sprake is van nieuwe ontwikkelingen is dit in voorgaande plannen en projecten afdoende geregeld, dan wel is een wijzigingsbevoegdheid of afwijkingsbevoegdheid van toepassing.

5.1 Wet geluidhinder

Aangezien in het bestemmingsplan een beperkt aantal nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien, is onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder niet nodig. Zie hiervoor ook de vorenstaande opmerkingen.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de geluidscontour van het ovalracingcircuit De Polderputten is opgenomen in de verbeelding met bijbehorende regeling. Bij nieuwe ontwikkelingen dient hiermee rekening te worden gehouden.

5.2 Verkeer en parkeren

In 2011 is een verkeersstudie N366/N391 (variantenstudie aansluiting Ter Apel) opgesteld. Het betreft de doorgaande verbinding richting de Rondweg Emmen. Er zijn zeven varianten aan de hand van verschillende criteria beoordeeld (verkeersdruk, sluipverkeer, logische rijroutes en verkeer op goede wegen). Hieruit kwam de variant met ongelijkvloerse aansluitingen op de Nulweg, Westerstraat en N391 als beste naar voren. Voor nadere informatie over deze variant wordt naar de desbetreffende rapportage verwezen. Vervolgens is ook in de kern zelf verkeers- en parkeeronderzoek verricht. Uit deze onderzoeken blijkt dat zich geen (grote) parkeer- en verkeersafwikkelingsproblemen in de ker Ter Apel voordoen. Voor nadere informatie wordt volledigheidshavle naar dit onderzoek verwezen.

5.3 Milieubeheer

In het algemeen kan wat betreft de verspreid in het dorp aanwezige bedrijvigheid worden gesteld dat de huidige situatie niet aan verandering onderhevig is en de bedrijvigheid met bijbehorende bedrijfsvoering geen gevolgen heeft voor de herziening.
Het bedrijventerrein 't Heem, aan de noordwestzijde van het plangebied, was indertijd een zogenaamd gezoneerd industrieterrein. In de huidige situatie is echter sprake van een terrein met kleinschalige en weinig milieubelastende bedrijven. Het gaat voornamelijk om bedrijvigheid in de milieucategorie 1, 2 en 3, zoals genoemd in de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering'. Voor grootschalige en zwaardere bedrijvigheid is een industrieterrein bij de Avebe in Ter Apelkanaal beschikbaar.
Om deze reden heeft de gemeente besloten om grote lawaaimakers, zoals genoemd in artikel 41 van de Wet geluidhinder, voor het bedrijventerrein 't Heem uit te sluiten.

5.4 Bodem

Voorzover er in onderhavig bestemmingsplan bij recht nieuwe planologische ontwikkelingen zijn voorzien, is een onderzoek naar de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem noodzakelijk. In het kader van de eventuele omgevingsvergunningen voor het bouwen wordt dit aspect meegenomen.

5.5 Water

Op grond van artikel 12 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dienen de centrale overheden in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf op te nemen. In die paragraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater.

Beleidskader
Het kader voor de watertoets is het vigerend beleid (Vierde Nota Waterhuishouding, Waterbeleid 21e eeuw, Europese Kaderrichtlijn water, Vijfde Nota over de ruimtelijke ordening en de beleidslijn Ruimte voor de Rivier). De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water, op basis van het Waterbeleid 21e eeuw.

Vierde Nota Waterhuishouding
De Vierde Nota Waterhuishouding van december 1998 verwoordt het nationale beleid. Een van de speerpunten is een duurzaam stedelijk waterbeheer, met als belangrijke elementen:

  • waterbesparende maatregelen in de woning;
  • het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering;
  • het infiltreren van regenwater in de bodem;
  • het bergen van regenwater in vijvers;
  • herwaardering van watersystemen bij de ruimtelijke inrichting van (nieuwe) woongebieden.

Waterbeleid 21e eeuw
Met het Waterbeleid 21e eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd. Deze twee principes zijn de volgende zogenaamde tritsen:

  • vasthouden, bergen en afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

De trits vasthouden, bergen en afvoeren houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd.

Bij schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

Beleid waterschap
Een belangrijke doelstelling van het waterschap is het bereiken van schoon oppervlaktewater en ecologisch gezond oppervlaktewater. Om dit te bereiken, zuivert het waterschap afvalwater, geeft het waterschap vergunningen af aan bedrijven, controleert/handhaaft het waterschap lozingen en checkt de kwaliteit van de wateren.

Daarnaast is een belangrijke doelstelling het zorg dragen voor veilige watersystemen (droge voeten) en voldoende water op de juiste plek. Om dit te bereiken, voert het waterschap peilbeheer uit. Met het peilbeheer wordt geprobeerd optimale omstandigheden te creëren voor de verschillende functies in een bepaald gebied, zoals landbouw, wonen, natuur, recreatie, industrie et cetera.
Om dit te bereiken, doet het waterschap onderzoek en formuleert ze beleidskaders.
Relevant voor dit bestemmingsplan is de Notitie Stedelijk Waterbeheer (zie paragraaf 3.3).

Watertoets
Een goede afstemming van waterbeleid en ruimtelijke ordening is noodzakelijk. Water is namelijk een van de ordenende principes die de ruimtelijke ordening moet hanteren. In onderhavig geval kan het daarbij gaan om:

  • ruimte voor water in verband met veiligheid en wateroverlast;
  • randvoorwaarden aan de inrichting en het beheer op basis van water (bijvoorbeeld kruipruimteloos bouwen).

Opgemerkt wordt dat niet alle relevante wateraspecten in een bestemmingsplan zijn vast te leggen. Het bestemmingsplan richt zich nu eenmaal op bestemmingen, terwijl ook inrichtings- en beheersaspecten van belang zijn. Tevens wordt benadrukt dat het in onderhavig plan gaat om het vastleggen van bestemmingen in bestaand stedelijk gebied en niet zozeer om concrete ruimtelijke ontwikkelingen. De mogelijkheden om water een belangrijke rol te geven, zijn daardoor bescheiden.

De mogelijkheden voor verandering van de grondwaterstand zijn in bestaand stedelijk gebied erg beperkt. Voorkomen moet worden dat wateroverlast optreedt.

Met betrekking tot de verwerking van het hemelwater streeft de gemeente in zijn algemeenheid naar een beperking van de afvoer via het riool. Ook bij onderhavig plan is dit het uitgangspunt.

Wat betreft de drooglegging dienen de uitgangspunten van de Notitie Stedelijk Waterbeheer te worden gehanteerd. De door het waterschap gehanteerde eis bedraagt 1,20 m tot 1,30 m ten opzichte van het maaiveld om problemen met grondwateroverlast te voorkomen.

Voorliggend plan voorziet niet in (ingrijpende) wijzigingen van het watersysteem.

Met betrekking tot de verwerking van het hemelwater streeft de gemeente in zijn algemeenheid naar een beperking van de afvoer via het riool. Ook bij onderhavig plan is dit het uitgangspunt.

5.6 Luchtkwaliteit

Inleiding
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van de luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

NSL/NIBM
Kern van de wet, wat betreft luchtkwaliteit, is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen, zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.
In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Onderzoek
De meest relevante luchtkwaliteitseisen voor ruimtelijke plannen betreffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) uit de wet zijn opgenomen in de navolgende tabel.

Luchtconcentratie   Norm  
NO2    
Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m3  
PM10    
Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m3  


Om te bepalen hoe in Ter Apel de situatie is met betrekking tot stikstofdioxide en fijnstof, is Grootschalige Concentratiekaart Nederland 2011 geraadpleegd.

Stikstofdioxide
Uit het beschikbare kaartmateriaal blijkt dat in de huidige situatie (meetjaar 2010) de concentratie stikstofdioxide tussen de 0 en 15 µg/m3 ligt.
In het jaar 2020 is de verwachting dat in de gehele gemeente deze concentratie is gedaald tot beneden 10 µg/m3.

Fijnstof
Ten aanzien van fijnstof blijkt uit het kaartmateriaal dat vrijwel in het gehele plangebied de concentratie fijnstof tussen de 22 - 24 µg/m3 ligt (2010). Voor het jaar 2020 is de verwachting dat deze concentratie is gedaald tot 18-20 µg/m3.

Conclusie
Op dit moment worden de grenswaarden ten aanzien van stikstofdioxide en fijnstof niet overschreden.
Het voorliggende plan is overwegend conserverend van aard. Op basis van het plan worden bij recht slechts geringe uitbreidingsmogelijkheden geboden. Deze dragen 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtkwaliteit ter plaatse, de grens van 3% wordt niet overschreden (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10).
Een onderzoek naar luchtkwaliteit kan in het kader van dit bestemmingsplan hiermee achterwege blijven.

5.7 Externe veiligheid

Om te bepalen of in de nabijheid van het plangebied risicobronnen aanwezig zijn, is de risicokaart geraadpleegd. De navolgende kaart betreft een uitsnede hiervan en geeft de situatie in en rond Ter Apel weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0048.BP0902-vg02_0008.png"
Kaart 3. Uitsnede risicokaart

5.7.1 Inrichtingen

Inleiding
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) besluit geeft grenswaarden voor nieuwe en bestaande situaties ten aanzien van het plaatsgebonden risico van inrichtingen waarin bepaalde gevaarlijke stoffen worden gebruikt, opgeslagen of geproduceerd. Deze grenswaarde wordt uitgedrukt in de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. Onder kwetsbare objecten worden bijvoorbeeld woningen verstaan, terwijl met beperkt kwetsbare objecten wordt gedoeld op bijvoorbeeld kantoren en hotels.

Daarnaast gaat het Besluit externe veiligheid inrichtingen in op het groepsrisico. Hierbij gaat het om de kans per jaar dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang slachtoffer wordt van een ongeval in een inrichting. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen wordt het groepsrisico gedefinieerd als de (cumulatieve) kans dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als direct gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van de inrichting (tot waar nog dodelijke slachtoffers kunnen vallen). Het groepsrisico wordt bepaald door het aantal aanwezige personen in het invloedsgebied te vergelijken met de oriënterende waarde (cumulatieve kans). Wanneer de oriënterende waarde wordt overschreden of de nieuwe ontwikkeling een verhoging van het groepsrisico met zich meebrengt, dient een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden conform de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico (november 2007).

Onderzoek
Uit de risicokaart van de provincie Groningen blijkt dat in en nabij het plangebied enkele risicovolle inrichtingen zijn gelegen.

Inrichtingen binnen het plangebied
In het noordelijk deel van de kern ligt zwembad Moekesgat (Heembadweg 17). Hoewel in deze inrichting gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, wordt het zwembad niet beschouwd als een Bevi-inrichting, maar valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Dit vanwege de aard en hoeveelheid van de aanwezige gevaarlijke stoffen. De inrichting beschikt niet over een plaatsgebonden risicocontour en/of invloedsgebied van het groepsrisico. Hiermee legt de inrichting geen beperkingen op de omgeving.

Ten slotte ligt in het plangebied een gasontvangststation (Viaductstraat 35). Ook deze inrichting valt niet onder het Bevi, maar in het Activiteitenbesluit zijn wel risicoafstanden opgenomen. Deze leggen echter geen planologische beperkingen op het plangebied.

Inrichtingen buiten het plangebied
Aan de westzijde van het plangebied, op circa 150 m, ligt het bedrijf Westerwolde Ballooning (Nulweg 15). Ook deze inrichting valt niet onder de werkingssfeer van het Bevi, maar onder het Activiteitenbesluit. Deze inrichting legt echter wel een (gering) risico op de omgeving (veiligheidscontour van 24 m die voor een klein gedeelte buiten de inrichtingsgrens ligt). Het plangebied ligt op een dusdanig grote afstand dat geen belemmeringen optreden. Het groepsrisico hoeft in dit geval niet te worden verantwoord (geen Bevi-inrichting).

Op circa 300 m ten westen van het plangebied is een lpg-tankstation gevestigd (Bevi-inrichting). Dit lpg-station heeft een 10-6-contour (plaatsgebonden risico) van 40 m (vulpunt), 25 m (ondergrond reservoir) en 15 m (afleverzuil). Het invloedsgebied (groepsrisico) bedraagt 150 m. Het plangebied valt buiten de invloedssfeer van deze inrichting.

Conlusie
In en rond het plangebied liggen geen inrichtingen met gevaarlijke stoffen die planologische beperkingen leggen op gronden in het plangebied.

5.7.2 Vervoer van gevaarlijke stoffen

Inleiding
Het thema vervoer van gevaarlijke stoffen kan worden onderverdeeld in wegen, spoor en water. Net als bij inrichtingen gelden voor het bepalen van de externe veiligheidssituatie het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De wegen, spoorlijnen en waterwegen, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en waarbij een plaatsgebonden risico en/of groepsrisico aanwezig is, zijn opgenomen in de risicoatlassen.

Het Rijk is op dit moment bezig met het opstellen van nieuwe wetgeving rond transportroutes; het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev). Deze wetgeving met het daarbij behorende Basisnetten wegen (rijkswegen), spoor en water gaat de huidige Circulaire rnvgs vervangen en treedt naar verwachting in 2012 in werking.

De provincie Groningen is reeds op deze nieuwe wetgeving ingesprongen en heeft een Basisnet met betrekking tot de provinciale wegen opgesteld (Provincie Groningen; Definitief Basisnet Groningen; april 2010). Voor provinciale zijn veiligheidszones opgenomen, die bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in acht moeten worden gehouden.

Onderzoek

Wegen
De noordelijke grens van het plangebied wordt gevormd door de N976 (Nulweg) waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Deze weg heeft een zone van 30 m waarbinnen de oprichting van objecten ten behoeve van minder-zelfredzame personen niet is toegestaan en een invloedsgebied van 200 m waarbinnen het groepsrisico dient te worden verantwoord. Het plangebied ligt binnen deze zones.

Een groepsverantwoordingsrisico-berekening is door het Steunpunt Externe Veiligheid uitgevoerd. Uit de berekening blijkt dat de hoogte van het groepsrisico ver beneden de oriënterende waarde, in zowel de huidige als in de geprojecteerde situatie, ligt. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de bijlagen.

Op circa 225 m ten westen van het plangebied ligt de provinciale weg N366 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd (dit betreft het dichtstbijgelegen deel van het plangebied). Conform het provinciaal Basisnet heeft deze weg een grootste afstand van 200 m, waarbinnen planologische gezien beperkingen gelden (verantwoording van het groepsrisico). Het plangebied ligt ruim buiten deze afstand, waardoor geen belemmeringen aanwezig zijn.

Aan de zuidwestzijde van het plangebied (op circa 300 m) ligt ten slotte de N364 waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Vanwege de grote afstand lig het plangebied niet binnen de zones waar beperkingen worden gesteld aan ruimtelijke ontwikkelingen (Prmax, 30 m-zone waarbinnen de oprichting van nieuwe objecten ten behoeve van minder-zelfredzame personen is uitgesloten en het invloedsgebied van 200 m waarbinnen bij nieuwe ontwikkelingen het groepsrisico dient te worden beschouwd).

Spoor
In en nabij het plangebied ligt geen spoortraject waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Water
Waterwegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd zijn eveneens niet aanwezig in en nabij het plangebied.

Conclusie
Ten aanzien van wegen gelden slechts beperkingen ten aanzien van de N976; 30 m-zone waarbinnen de oprichting van nieuwe objecten ten behoeve van minder-zelfredzame personen is uitgesloten en het gebied van 200 m waarbinnen het groepsrisico dient te worden beschouwd. Uit de berekening blijkt dat het groepsrisico onder oriënterende waarde ligt

5.7.3 Buisleidingen

Inleiding
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidin-gen (Revb). Dit besluit omvat de nieuwe regelgeving op het gebied van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
In plaats van de bebouwings- en toetsingsafstanden waar in de oude circulaires van werd uitgegaan, dienen nu de belemmeringenstrook (5 m, bij aardgastransportleidingen met een druk van minder dan 40 Bar bedraagt deze zone 4 m), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico (1%-letaliteitsgrens) in acht te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Onderzoek
Op de risicokaart zijn ook buisleidingen weergegeven waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.
Aan de westzijde van het plangebied liggen enkele aardgastransportleidingen van Gasunie, deels ook binnen het plangebied. De navolgende tabel gaat in op de eigenschappen van deze leidingen.

Leiding   Druk   Diameter   Belemmeringen-strook   PR
(10-6-contour)  
100%-
letaliteitsgrens  
GR (invloeds-
gebied, 1%-
letaliteitsgrens)*  
N-522-69-KR   40 bar   4 inch   5 m   N.v.t.   30 m   45 m  
N-522-54-KR   40 bar   4 inch   5 m   N.v.t.   30 m   45 m  

Het invloedsgebied van beide leidingen ligt slechts op een gering aantal gronden in het plangebied. In dit gebied liggen enkele woningen die op basis van dit bestemmingsplan kleinschalige uitbreidingsmogelijkheden hebben.

Conclusie
De leidingen inclusief de belemmeringenstrook zijn in het voorliggend bestemmingsplan in de verbeelding weergegeven en voorzien van een passende regeling. Dit ter waarborging van de bebouwingsbeperkingen die binnen deze zone gelden. Daarnaast dient het groepsrisico te worden beschouwd bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen het invloedsgebied. Het groepsrisico is naar verwachting laag. Slechts een gering deel van het plangebied ligt binnen het invloedsgebied en de personendichtheid in dit deel is gering. Ook biedt het voorliggend bestemmingsplan nauwelijks mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen, waardoor een toename van de personendichtheid niet aannemelijk is. Eveneens wordt opgemerkt dat buiten de 100%-letaliteitsgrens ontwikkelingen/personendichtheden slechts een geringe invloed hebben op de hoogte van het groepsrisico.

Wel is het plan, ter beoordeling van de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid, naar de regionale brandweer gezonden.

5.8 Ecologie

5.8.1 Inleiding

In het kader van de bestemmingsplanprocedure is het noodzakelijk (artikel 3.1.6 Bro) te kijken naar het al dan niet voorkomen van eventuele effecten op de Ecologische Hoofdstructuur en gebieden die zijn beschermd in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Tevens dient er een inschatting te worden gemaakt van het voorkomen van door de Flora- en faunawet beschermde soorten, de eventuele overtreding van de verbodsbepalingen en de mogelijkheid daar ontheffing voor te verkrijgen.

Het bestemmingsplan heeft betrekking op de kern Ter Apel en is een actualisatie van meerdere vigerende bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan voorziet daarnaast in een aantal nieuwe, nog niet daadwerkelijk gerealiseerde ontwikkelingen. Ze zijn in de regels en verbeelding opgenomen als wijzigingsbevoegdheid, als nieuwbouwlocatie of als afwijkingsbevoegdheid. De gemeente heeft er voor gekozen om in het kader van voorliggend bestemmingsplan geen gericht ecologisch onderzoek voor deze ontwikkelingen uit te laten voeren. Gericht ecologisch onderzoek naar de vraag of de werkzaamheden en activiteiten mogelijk een nadelige invloed op beschermde plant- en diersoorten en/of natuurgebieden tot gevolg kunnen hebben, zal bij het opstellen van het wijzigingsplan, dan wel in het kader van de omgevingsvergunningaanvraag aan de orde komen. Verder zijn binnen bestemmingen bouwvlakken aangegeven, waarbinnen bij recht uitbreidingsmogelijkheden zijn of (kleine) ingrepen vergunningsvrij zijn. Indien hiervan gebruik wordt gemaakt, zal door de initiatiefnemer alsnog een ecologisch onderzoek dienen te worden uitgevoerd.

5.8.2 Gebiedsbescherming

Rijksbeleid - Natuurbeschermingswet 1998

Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1989 van kracht geworden die de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurgebieden bundelt. Hierin zijn de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Onder deze wet worden drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden, Wetlands en beschermde natuurmonumenten. Verder is deze wet de basis voor het nationale Natuurbeleidsplan waarin de Ecologische Hoofdstructuur is geregeld.

Een ruimtelijke ingreep in of een externe activiteit met negatieve effecten op gebieden die worden beschermd in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 mag niet plaatsvinden, tenzij het gaat om dwingende redenen van groot openbaar belang. Er moet worden aangetoond dat er geen redelijk alternatief bestaat voor de plannen en dat alle schade wordt gecompenseerd. Daarover moet het bevoegd gezag een beslissingsdossier opbouwen waarvoor de initiatiefnemer de rapportage moet leveren.

Provinciaalbeleid - Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. De Ecologische hoofdstructuur is als beleidsdoel opgenomen in het Provinciaal Omgevingsplan Groningen 2009-2013.

De Ecologische Hoofdstructuur mag niet worden aangetast. Aantasting wordt alleen verdedigbaar geacht als aantoonbaar is dat het project van groot openbaar belang is. Hier geldt het zogenaamde 'nee, tenzij'-principe. De aantasting moet zoveel mogelijk worden gemitigeerd. Restschade moet worden gecompenseerd. In juli 2007 zijn door het Rijk en de provincies het beleidskader Spelregels EHS, Beleidskader voor compensatiebeginsel, EHS-saldobenadering en herbegrenzen EHS uitgegeven. Met dit beleidskader kan maatwerk worden geboden. In het beleidskader wordt onder andere een beoordelingskader gegeven (significantie) en wordt aangegeven dat ook externe werking een expliciet te beoordelen effect is.

Provinciaal beleid - Natuur buiten de EHS

Vanuit het Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013 en de Omgevingsverordening 2009 (provinciaal ruimtelijk natuurbeleid) wordt verder ook ingezet op de bescherming van bestaande bos- en natuurgebieden buiten de Ecologische Hoofdstructuur. Er mag geen significante afbreuk worden gedaan aan het areaal van het tot het bos- en natuurgebied behorende gronden of de actuele natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het bos- of natuurgebied. Onder voorwaarden kan een ontheffing worden verkregen.

Inventarisatie beschermde gebieden

NATUURBESCHERMINGSWET 1998

Gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 liggen op ruime afstand. Het meest nabijgelegen gebied is het Natura-2000 gebied Liefthingsbroek. Dit gebied ligt op 13 km ten noorden van Ter Apel. De mogelijke ontwikkelingen binnen de kern van Ter Apel zijn van een dusdanig omvang en aard, en de afstand tot het Natura 2000-gebied is zodanig groot dat eventuele effecten als gevolg van deze activiteiten op de beschermde gebieden op voorhand kunnen worden uitgesloten.

ECOLOGISCHE HOOFDSTRUCTUUR

Het kloosterterrein ten oosten van de kern Ter Apel, het voormalige manegeterrein aan de Heembadweg en enkele bospercelen die ten zuiden van de Ruiten-Aa kanaal langs de Schotslaan liggen maken onderdeel uit van de EHS (zie figuur 1). De EHS bestaat voornamelijk uit park- of stinzebos, eiken- en beukenbos en terreindelen die nog omgevormd moeten worden naar natuur. Recentelijk zijn enkele akkers, die ten zuiden van het kloosterbos gelegen zijn, omgevormd tot natuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0048.BP0902-vg02_0009.png"

Figuur 1. Begrenzing Ecologische Hoofdstructuur (donker groen) in het bestemmingsplangebied Ter Apel Dorp (roze). (Bron: Natuur/verordening Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013, provincie Groningen)

Binnen de planbegrenzingen zijn de EHS-gebieden allemaal geëigend bestemd als Bos of Natuur, dan wel hebben een dubbelbestemming ten behoeve van de bescherming van de EHS-waarden. Hier zijn bij recht geen ontwikkelingen mogelijk. Een uitzondering hierop vormt het voormalige manegeterrein aan de Heembadweg. Voor dit terrein is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor woningbouw (wro-zone wijzigingsbevoegdheid 2). Hoewel de plannen nog niet zijn uitgewerkt, is het aannemelijk dat woningbouw in significante mate afbreuk zal doen aan de abiotische kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur.

BOS- EN NATUURGEBIED BUITEN DE EHS

Rond de Nulweg, aan de noordzijde van het dorp, zijn enkele percelen gemengd bosgelegen die zijn aangewezen als bestaande bos- en natuurgebieden buiten de Ecologische Hoofdstructuur (zie figuur 1). Deze gebieden zijn bestemd als Bos en Groen. Hier zijn bij recht geen ontwikkelingen mogelijk.

Conclusie

Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend van karakter, maar maakt ook grote nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Negatieve effecten als gevolg van het voorliggende bestemmingsplan op beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 lijkt niet waarschijnlijk. De EHS kent in Groningen geen externe werking. De uitvoerbaarheid van de wro-zone wijzigingsbevoegdheid 2 kan op voorhand niet worden aangetoond. Onderzoek naar de haalbaarheid is niet uitgevoerd. Bij het uitwerken van de wijzigingsbevoegdheid zal nader onderzoek plaatsvinden. Van de wijzigingsbevoegdheid kan pas gebruik worden gemaakt na ontheffing (artikel 4.49 van de omgevingsverordening). Deze voorwaarde is in de planregels opgenomen.

Met betrekking tot de gebiedsbescherming is zowel in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 als de Ecologische Hoofdstructuur het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen het bevoegd gezag.

Soortenbescherming

Rijksbeleid - Flora- en faunawet

Met ingang van 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992 van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt.

Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Deze soorten worden opgesomd in de 'lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten'. Deze zorgplicht betekent dat een ontheffing van het verbod op verstoren (of erger) alleen kan worden verleend als geen afbreuk wordt gedaan aan de goede staat van instandhouding van de soort. Deze voorwaarde geldt voor alle beschermde soorten.

De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005 (AMvB 2004) kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten. Het gaat hierbij om algemene soorten (soorten uit tabel 1), overige soorten (soorten uit tabel 2) en strikt beschermde soorten (soorten uit tabel 3). Om verwarring te voorkomen, wordt in dit rapport respectievelijk de benaming licht, middelzwaar en streng beschermd gehanteerd. De inheemse vogelsoorten hebben een eigen afwijkend beschermingsregime; ze vallen zowel onder het middelzware als strenge beschermingsregime. Voor licht beschermde soorten geldt in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstellingsregeling van de verboden. Voor middelzwaar beschermde soorten en voor vogels geldt een vrijstelling als wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Als niet wordt gewerkt volgens een gedragscode kan voor de middelzwaar beschermde soorten ontheffing van de verboden worden verleend als voldaan wordt aan:

  • de activiteit mag er niet voor zorgen dat afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort;
  • de activiteit moet een redelijk doel dienen.

Ontheffing voor streng beschermde soorten en vogels wordt alleen verleend onder strikte voorwaarden. De algemene beleidslijn hierbij is dat de ingrepen zodanig worden gemitigeerd dat er geen effecten zijn te verwachten op het goede voortbestaan van de soort op de locatie van de ingreep. Toetsingscriteria voor het verlenen van een ontheffing zijn:

  • er mag geen andere bevredigende oplossing voor de geplande activiteit zijn;
  • de activiteit mag er niet voor zorgen dat afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort;
  • er moet een in of bij de wet genoemd belang zijn;
  • er wordt zorgvuldig gehandeld;
  • er vindt geen benutting of economisch gewin plaats.

Inventarisatie

BEKENDE GEGEVENS

Bij Het Natuurloket1 is een rapportage opgevraagd van de belangrijkste kilometerhokken2 waarin het plangebied ligt (d.d. 5 oktober 2010). In deze rapportage staat in welke mate de hokken zijn onderzocht op het voorkomen van de verschillende soortengroepen. Ook wordt het aantal waargenomen beschermde soorten en rode lijstsoorten aangegeven, maar niet het aantal individuen. De rapportage van Het Natuurloket van de belangrijkste kilometerhokken waarbinnen het plangebied valt is als bijlage bij de toelichting opgenomen.

VOLLEDIGHEID

De dorpskern Ter Apel ligt verspreid over 12 kilometerhokken. De opgave van Het Natuurloket heeft betrekking op de vijf kilometerhokken waarin de grootste delen van het dorp liggen en waarin de potentieel hoogste natuurwaarden worden verwacht. Over het geheel genomen is alleen de soortengroep vaatplanten goed en recent onderzocht. Broedvogels, vlinders en libellen zijn over het geheel genomen redelijk onderzocht. De overige soortengroepen zijn matig tot slecht of niet onderzocht.

Het merendeel van de inventarisatie inspanningen vindt over het algemeen plaats in natuurgebieden en zegt dus veelal relatief weinig over de bebouwde kom van dorpen en steden. Indien er melding wordt gemaakt van middelzwaar en streng beschermde soorten, dan zijn deze waarnemingen vaak in natuurgebieden binnen het kilometerhok gelegen gedaan. Daarnaast zijn binnen de bebouwde kom zelden specifieke biotopen aanwezig die voor bijzondere soorten permanent geschikt leefgebied vormen.

Uit de gegevens is op te maken dat er in totaal ten minste 12 beschermde soorten zijn waargenomen in de kilometerhokken. Hieronder bevinden zich vier beschermde middelzwaar of streng beschermde soorten, waarvan twee tevens Habitatrichtlijnsoorten zijn. Hierbij zijn vogels niet meegenomen, omdat deze onder een eigen beschermingsregime vallen.

In het navolgende wordt per soortengroep besproken of en waar beschermde soorten kunnen worden verwacht of aangetroffen. Daar waar een bepaald deel van het plangebied specifieke waarden bezit, zal daar apart op worden ingegaan.

VAATPLANTEN

Uit de gegevens blijkt dat ten minste vier licht beschermde soorten en twee middelzwaar beschermde soorten in de kilometerhokken bekend zijn.

Het plangebied bestaat uit de bebouwde kom van Ter Apel met in het oosten een parkbos met klooster en enkele bosterreintjes (Klooster Ter Apel). In het plangebied (en omgeving) zijn een aantal watergangen en vijvers aanwezig en het plangebied wordt doorsneden door het Ter Apel kanaal. In de oeverzones van enkele waterpartijen kunnen de licht beschermde soorten zwanenbloem en gewone dotterbloem voorkomen. In de beboste terreinen rond het klooster ligt het voor de hand dat enkele stinzenplanten zoals de licht beschermde gewone vogelmelk zijn aangeplant. Ook is een licht beschermde soort als brede wespenorchis die voorkomt op beschaduwde vochtige plaatsen, hier te verwachten. De middelzwaar beschermde soort daslook is op het kloosterterrein aangeplant en ook de middelzwaar beschermde soort tongvaren is in de omgeving van het klooster waargenomen (bron: www.waarneming.nl). Deze middelzwaar beschermde soorten worden over het algemeen in parken of op oude muren en vestingwerken aangetroffen.

VLEERMUIZEN

Uit kilometerhok 268-544 zijn waarnemingen van twee middelzwaar of streng beschermde soorten bekend, die tevens onder de Habitatrichtlijn vallen. Gezien de aanwezige habitatten binnen de kilometerhokken zullen beide waarnemingen van vleermuizen betreffen. Alle vleermuissoorten vallen onder het zwaarste beschermingsregime.

Met betrekking tot vleermuizen zijn gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis, laatvlieger en watervleermuis in of nabij het plangebied te verwachten. Vleermuizen kunnen verblijfplaatsen hebben in gebouwen en in oudere bomen met holten. In het plangebied zijn oudere zomereiken en beuken aanwezig die mogelijk geschikt zijn voor boombewonende soorten zoals watervleermuis, ruige dwergvleermuis en rosse vleermuis. In de dorpskern is ongetwijfeld bebouwing aanwezig dat geschikt is voor gebouw bewonende vleermuizen zoals gewone dwergvleermuis en laatvlieger. Het is dan ook niet uitgesloten dat van de genoemde soorten er zwaar beschermde verblijfplaatsen in het plangebied aanwezig zijn. Vleermuizen kunnen in een groot deel van het plangebied foeragerend worden aangetroffen. Lijnvormige landschappelijke structuren zoals lanen en houtsingels vormen veelal belangrijke vliegroutes tussen verblijfplaats en foerageergebied.

OVERIGE ZOOGDIEREN

Hoewel bij Het Natuurloket geen melding wordt gemaakt, komen in de omgeving van Ter Apel ook de middelzwaar beschermde soorten steenmarter en eekhoorn voor (bron www.waarneming.nl). Steenmarter heeft vaak verblijfplaatsen in bijvoorbeeld woningen (zolders) en schuren. Eekhoorn is sterk gebonden aan bebost gebied. Recente waarnemingen van eekhoorn zijn bekend uit de omgeving van het klooster en de aansluitende Ter Apelerbossen.

De overige binnen het bestemmingsplangebied te verwachten beschermde zoogdieren zijn alle licht beschermd. Hierbij zal het gaan om kleine zoogdieren zoals huisspitsmuis en bosmuis, maar ook marterachtigen zoals wezel en bunzing.

VOGELS

Alle inheemse vogelsoorten zijn beschermd op grond van de Flora- en faunawet. Binnen het plangebied is een grote variatie aan biotopen. Hierdoor zal een groot aantal vogelsoorten geschikt broedgebied binnen het plangebied vinden. Binnen de kern Ter Apel kunnen soorten voorkomen, waarvan de nestplaats jaarrond beschermd is, zoals huismus en gierzwaluw. Deze vogelsoorten broeden veelal onder dakpannen van gebouwen. In het opgaand groen kunnen vogelsoorten waarvan de nestplaats jaarrond beschermd is tot broeden komen zoals sperwer en ransuil.

AMFIBIEEN

Binnen de kilometerhokken wordt enkel melding gemaakt van licht beschermde amfibieën. zoals bastaardkikker, bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en meerkikker. Zwaarder beschermde soorten zijn gezien het aanwezige biotoop niet in het bestemmingsplangebied te verwachten.

REPTIELEN

Uit de kilometerhokken zijn geen waarnemingen van reptielen bekend. In het plangebied zijn ook geen geschikte biotopen aanwezig voor reptielen. Reptielen zijn dan ook niet in het dorp Ter Apel te verwachten.

VISSEN

Slechts één van de opgevraagde kilometerhokken is onderzocht op het voorkomen van vissen. Volgens de website www.telmee.nl is de middelzwaar beschermde soort kleine modderkruiper in de Ruiten Aa aangetroffen. Het ligt in de lijn der verwachting dat deze soort ook in de natuurlijke wateren binnen het plangebied voorkomt.

ONGEWERVELDEN

Beschermde dagvlinders, libellen en overige ongewervelde zijn in geen enkel kilometerhok waargenomen. Binnen de begrenzing van het bestemmingsplan zijn ook geen specifieke biotopen voor beschermde vlindersoorten, libellensoorten en overige ongewervelde als mieren en kevers te verwachten. Negatieve effecten op beschermde vlinders, libellen en overige ongewervelde zullen niet optreden.

Conclusie

De aanwezige licht beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de algemene zorgplicht van de Flora- en faunawet.

Mogelijk zijn er jaarrond beschermde exemplaren of nest- of verblijfplaatsen van vogels, vleermuizen of steenmarter aanwezig in bebouwing of bomen in het plangebied. Bij werkzaamheden aan gebouwen en kap van bomen is nader onderzoek nodig naar de aan- of afwezigheid van deze soorten. Bij het opstellen van het wijzigingsplan zal nader onderzoek plaatsvinden. Voor zover de ontwikkelingen door de planregels worden mogelijk gemaakt zal het verlenen van een Omgevingsvergunning afhankelijk worden gemaakt van de uitkomsten van een ecologisch onderzoek. Door het ontbreken van gericht ecologisch onderzoek kan op voorhand de uitvoerbaarheid van de nieuwe ontwikkelingen niet worden aangetoond.

5.8.3 Eindconclusie

Doordat er geen gericht onderzoek heeft plaatsgevonden en het bestemmingsplan verschillende nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is er geen voldoende beeld ontstaan of de ontwikkelingen mogelijk een nadelige invloed op beschermde plant- en diersoorten en/of natuurgebieden tot gevolg kunnen hebben. Onbekend is of een ontheffing, vergunning, dan wel een Verklaring van Geen Bedenkingen nodig is en of deze kunnen worden verkregen. De uitvoerbaarheid kan op dit punt dan ook niet worden aangetoond. De gemeente acht het voldoende dat bij de uitwerking van de wijzigingsbevoegdheden en de aanvraag van een omgevingsvergunning gericht ecologisch onderzoek zal plaatsvinden. Afhankelijk van de uitkomsten zal een aanvraag van een ontheffing, vergunning, dan wel een Verklaring van Geen Bedenkingen nodig zijn.

Voetnoot

  • 1. Het Natuurloket is een onafhankelijke informatiemakelaar die gegevens over beschermde soorten toegankelijk maakt. Deze gegevens zijn afkomstig uit de databanken van talloze organisaties, verenigd in de Vereniging Onderzoek Flora en Fauna (VOFF). Het Natuurloket bezit zelf geen gegevens. Het Natuurloket is een initiatief van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de organisaties binnen de VOFF (www.natuurloket.nl).
  • 2. Een kilometerhok is een hok van 1 km bij 1 km. De Topografische Dienst heeft deze hokken ingevoerd als rasterverdeling van de topografische kaarten van Nederland.

5.9 Archeologie

Archeologische waarden dienen op grond van de Monumentenwet 1988 te worden mee gewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Uitgangspunt van de wet is het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming en het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse). Ook wordt in de Monumentenwet uitgegaan van het zogenaamde 'veroorzakerprincipe'. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt, financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of voor een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden.

Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. Voor de bekende waarden is de Archeologische Monumentenkaart (AMK) geraadpleegd.

Voor de te verwachten waarden wordt in het algemeen gebruikgemaakt van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Deze kaart is voor het Groningse grondgebied echter niet echt betrouwbaar. Een groot aantal gemeenten in de provincie Groningen heeft reeds een eigen Beleidskaart Archeologie. Vlagtwedde heeft deze kaart nog niet, maar anticipeert hier wel op.
Aanvullend op het archeologisch beleid is ook de nota Belvedère (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 1999) van belang. Doelstelling van deze nota is het versterken en benutten van de cultuurhistorische identiteit en de daarvoor bepalende kwaliteiten van de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden van Nederland, de zogenaamde Belvedèregebieden.

Steunpunt Libau heeft op 23 november 2010 een bureauonderzoek uitgevoerd voor het bestemmingsplangebied. In het navolgende zijn de resultaten van dit onderzoek kort samengevat.
De gehele rapportage is als bijlage bij de toelichting opgenomen (zie: Bijlage 4).

Bewoningsgeschiedenis
Ter Apel ligt in het zuiden van de landstreek Westerwolde, een dekzandgebied in het zuidoosten van de provincie Groningen. Kenmerkend voor Westerwolde zijn de lage dekzandruggen waarop esdorpen en esgehuchten liggen. Het van zuid naar noord stromende stelsel van rivierdalen van onder andere de Ruiten Aa vormt de ruggengraat van het afwisselende landschap van bossen, heide, essen, agrarische landerijen, oude waterlopen en gegraven kanalen. In de steentijd (vanaf 12.000 – 2000 v. Chr.) waren de dekzandgebieden van Westerwolde en dan met name de hoger gelegen ruggen en koppen langs rivieren, beken en natte laagtes, door de mens bewoond. In het plangebied en omgeving zijn bewoningssporen aangetroffen uit het mesolithicum (8800-4900 v. Chr.) en het neolithicum (4900-2000 v. Chr.). Vanaf 2000 v. Chr. raakten veel van de dekzandgebieden vernat en werden geleidelijk overdekt met een pakket veen, waardoor bewoning niet meer mogelijk was en ook de toegankelijkheid zeer beperkt moet zijn geweest. In de bronstijd (2000-800 v. Chr.) heeft de mens zich nog wel opgehouden in dit gebied, maar wellicht alleen om er doorheen te trekken en er offers te brengen. In de middeleeuwen werd het Westerwoldse veengebied in ontginning genomen en werden de eerste esdorpen gesticht.
Ter Apel is onlosmakelijk verbonden met de stichting in 1465 van het Kruisherenklooster op het goed 'Apell'. Dit klooster werd gebouwd op een dekzandverhoging (pol/pel) tussen Runde/Ruiten Aa in het westen en de Molen Aa in het oosten.

In de vijftiende eeuw werden enkele bezittingen bij 'Apell' geschonken aan de Orde van de Kruisbroeders, die er in 1465 een klooster stichtten: de kruisherenpriorij 'Domus novae lucis'. Deze priorij bezat in het zuidelijke deel van Westerwolde uitgestrekte landerijen, kloostervoorwerken, twee watermolens en een steenbakkerij.

Op de binnenplaats van het klooster is tijdens archeologisch onderzoek een boerderijplattegrond uit de twaalfde à dertiende eeuw gevonden (boerderij van het zogenaamde Gasselter type). Mogelijk betreft deze boerderij de uithof van het klooster Schildwolde.

Ter Apel bestond in de vroege negentiende eeuw uit verspreide bebouwing rondom het kloostercomplex. Ter plaatse van het huidige dorp Ter Apel lag in het midden van de negentiende eeuw nog een onontgonnen heidegebied. In de tweede helft van de negentiende eeuw breidde Ter Apel zich naar het westen uit. In 1856 was het Stads-Ter Apelkanaal tot Ter Apel doorgetrokken. Aan weerszijden van het diep ontstond lintbebouwing bestaande uit herenhuizen, arbeiderswoningen, boerderijen en een rooms-katholieke kerk.

Archeologische waarden
In het dorp Ter Apel ligt één archeologisch waardevol terrein, namelijk het voormalige kloostercomplex. Voor dit terrein dient te worden gestreefd van behoud 'in situ'. Daarnaast kent het overgrote deel van het plangebied een hoge archeologische verwachting op het aantreffen van resten, sporen en structuren uit de prehistorie - late middeleeuwen. Het rivierdal van de Ruiten Aa/Runde kent daarnaast een hoge verwachting op het aantreffen van onder andere offers, houten constructies et cetera.

Het overgrote deel van het huidige bebouwde gebied binnen het dorp Ter Apel krijgt ondanks de aanwezigheid van voor de archeologie kansrijke bodems een lage verwachting in verband met de bebouwing die hier in de loop van de twintigste eeuw is neergezet. Alleen de gebieden die op dit moment nog niet als woonwijk of industrieterrein in gebruik zijn genomen en waar podzolbodems of beekeerdgronden liggen, krijgen een hoge verwachting toegekend.

Overweging en advies
Archeologische (verwachtings)waarden dienen in het bestemmingsplan te worden beschermd door bodemingrepen in dergelijke gebieden te koppelen aan bouwregels en een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten.
In de regels van dit bestemmingsplan is een regeling opgenomen om onevenredige afbreuk aan archeologische waarden te voorkomen.

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving

6.1 Algemeen

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • a. een verbeelding van het bestemmingsplangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  • b. de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.


Bij het bestemmingsplan hoort een toelichting.

Ook zijn de regels van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP 2008) toegepast. Met deze standaard worden de regels en de verbeelding zodanig opgebouwd en ingericht dat bestemmingsplannen goed met elkaar kunnen worden vergeleken.

Vanaf 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van kracht. Dit betekent dat een aantal begrippen in de regels zijn gewijzigd. In het bestemmingsplan wordt nu bijvoorbeeld niet meer gesproken van een ontheffing, maar van een afwijking. Een bouwvergunning is een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk geworden, en een aanlegvergunning een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een analoge versie van het bestemmingsplan. Als de digitale en analoge versie tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale versie beslissend.

6.2 Planopzet en begrenzing plangebied

Zoals al in hoofdstuk 1 Inleiding is vermeld, zijn vier recente bestemmingsplannen in dit plan Ter Apel Dorp opgenomen, te weten Ter Apel Centrum, 't Heem West, Herstructurering Bentlagestraat e.o. en Woongebied Rundedal 2e fase. Daarmee ligt er nu één bestemmingsplan voor de kern Ter Apel voor.
Het bestemmingsplan heeft hoofdzakelijk een consoliderend karakter, dat wil zeggen dat de bestaande situatie is voorzien van een adequate regeling. Alleen in het woongebied Rundedal 2e fase is nieuwbouw gepland. Daarnaast is woningbouw voorzien aan Het Hooiland (voormalige bedrijfslocatie) en wordt een nieuwe invulling gegeven aan het pand Oudeweg 2. De maatschappelijke functie van dit pand wordt getransformeerd naar een woonbestemming.

Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar het overzichtskaartje, respectievelijk naar de verbeelding.

6.3 Bestemmingen

Het bestemmingsplan kent een groot aantal bestemmingen.
Hiernavolgend wordt op deze bestemmingen ingegaan.

Agrarisch
In de bestemming Agrarisch is agrarische cultuurgrond begrepen. Tevens zijn er gronden bestemd voor grondgebonden agrarisch bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf' en tuincentrum, ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum'.
In de bestemming is houtteelt, boomteelt en/of fruitteelt in boomgaarden niet begrepen, met uitzondering van gronden die zijn bestemd voor tuincentrum.
Per bestemmingsvlak mag één bedrijfswoning worden gebouwd.

Bedrijf
Op de gronden met de bestemming Bedrijf zijn bij recht bedrijven toegestaan van milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijven, en bij afwijking van milieucategorie 3.1. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van e-commerce en veiling- en verzendhuizen.
Bij afwijking bestaat de mogelijkheid om het bebouwingsoppervlak eenmalig met 20% uit te breiden. Deze uitbreiding moet voor wat betreft het hoofdgebouw binnen het bouwvlak plaatsvinden. Bijbehorende bouwwerken mogen bij afwijking buiten het bouwvlak worden gebouwd.
De bedrijven op het bedrijventerrein en de gemeentewerf hebben een aparte bestemming gekregen (zie hierna). Per bedrijf mag één bedrijfswoning worden gebouwd.

Bedrijf - Gemeentewerf
De gemeentewerf is afzonderlijk bestemd. Ook voor deze locatie geldt dat de oppervlakte aan bebouwing eenmalig met 20% mag worden uitgebreid.

Bedrijf - Gasontvangststation
Het gasontvangstation van de Gasunie is apart bestemd.

Bedrijventerrein
De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven, die wat geur, stof, geluid en gevaar toelaatbaar zijn op een afstand van 50 m van woningen (milieucategorie 1, 2 en 3.1). Ook bestaande bedrijven vallen onder deze bestemming. Bij afwijking kunnen bedrijven in de naast hogere categorie 3.2, grootste afstand 100 m, worden toegestaan. Bepaalde vormen van grootschalige detailhandel en detailhandel in bepaalde goederen mogen alleen ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel grootschalig' worden gevestigd. De bruto winkelvloeroppervlakte per bedrijfsvestiging moet beperkt blijven tot 2.500 m2.
Productiegerelateerde detailhandel is zeer beperkt mogelijk. Ondergeschikte, niet zelfstandige detailhandel is toegestaan tot een bruto verkoopoppervlak van maximaal 30 m2. Verder zijn e-commerce en veiling- en verzendhuizen toegestaan. Alleen de bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan. Uitbreiding van het aantal bedrijfswoningen is dus niet mogelijk.

Bos
Binnen de bestemming Bos zijn bos, waterpartijen, fiets- en voetpaden en speelvoorzieningen begrepen. Er is alleen ruimte voor het bestaande aantal wegen en er mogen geen gebouwen worden gebouwd.

Centrum
De gronden in de bestemming Centrum zijn aangewezen voor wonen, detailhandel, zakelijke dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, bedrijven en horeca. De bedrijven behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijven. Bij afwijking zijn bedrijven in de naast hogere categorie 3.1, grootste afstand 50 m, toegestaan. Horecabedrijven zijn alleen toegestaan in de horeca categorie I en II (deel van het centrumgebied). Per bedrijf mag één bedrijfswoning worden gebouwd.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - nieuwbouwlocatie' is de bouw van nieuwe woningen gepland.

Cultuur en ontspanning
Deze bestemming geldt voor twee terreinen, te weten:

  • het attractiepark Wonderwereld Zoo aan het Ruiten A Kanaal Noord 1, in het plan aangeduid met 'attractiepark'. In dit park wordt educatie over de dierenwereld aangeboden in een sprookjesachtige omgeving. Verder zijn, in overeenstemming met de huidige bestemming, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, sauna/zwembad en tennisbaan toegestaan. In de bestemming is ook horeca begrepen. Tevens is de in het pand ondergebrachte medische voorziening (alternatieve geneeswijzen) geregeld;
  • het Klooster aan de Boslaan 3-5, in het plan aangeduid met 'museum'. Het voormalige klooster herbergt een museum voor klooster- en kerkgeschiedenis en religieuze kunst. Ook is er een galerie voor moderne kunst. De Kanunnikenkerk wordt gebruikt voor concerten. De beplanting en verharding van het voormalige kloosterterrein moeten worden gehandhaafd.

Gemengd
Deze bestemming geldt voor een deel van de lintbebouwing aan het Ter Apel kanaal. In deze bebouwing zijn de functies wonen, detailhandel (voor zover bestaand), zakelijke dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, bedrijven en horeca (alleen voor zover aangeduid) toegestaan. Per bedrijf mag één bedrijfswoning worden gebouwd.

Groen
Op de gronden die zijn bestemd als Groen, mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van de bestaande gebouwen. In deze bestemming zijn ook fiets- en voetpaden, speelvoorzieningen en water begrepen.

Horeca
De bestemming Horeca geldt voor horecagelegenheden categorie I en II. Onder categorie I worden die horecabedrijven verstaan, waar in hoofdzaak maaltijden en/of logies worden verschaft, alsmede bedrijven die zijn gericht op het overdag en 's avonds verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren.
Categorie II betreft bedrijven waarin hoofdzaak alcoholische dranken worden verstrekt, zoals cafés, bars en cafetaria's. Discotheken, dancings en nachtclubs behoren tot categorie III en zijn daarom uitgesloten. Per bedrijf mag één bedrijfswoning worden gebouwd.
Bij afwijking bestaat de mogelijkheid om het bebouwingsoppervlak eenmalig met 20% uit te breiden. Deze uitbreiding moet voor wat betreft het hoofdgebouw binnen het bouwvlak plaatsvinden. Bijbehorende bouwwerken mogen bij afwijking buiten het bouwvlak worden gebouwd.

Maatschappelijk
De bestemming Maatschappelijk laat een veelheid aan functies toe. In dit plan zijn in de bestemming Maatschappelijk onder andere scholen, kerken, zorginstellingen en een sporthal begrepen. Er dient te worden gebouwd binnen het bouwvlak. Ook mag er per bestemmingsvlak één bedrijfswoning worden gebouwd.
Bij afwijking bestaat de mogelijkheid om het bebouwingsoppervlak eenmalig met 20% uit te breiden. Deze uitbreiding moet voor wat betreft het hoofdgebouw binnen het bouwvlak plaatsvinden. Bijbehorende bouwwerken mogen bij afwijking buiten het bouwvlak worden gebouwd.

Maatschappelijk - Begraafplaats
De bestaande begraafplaatsen zijn als zodanig bestemd. Per begraafplaats mag bebouwing worden opgericht tot een oppervlakte van 100 m2.

Natuur
Een voormalig agrarisch perveel is bestemd als Natuur. Op deze gronden staat de ontwikkeling van de natuurlijke waarden voorop. Bepaalde werken en werkzaamheden zijn gebonden aan een omgevingsvergunning.

Recreatie
De gronden met de bestemming Recreatie zijn bestemd voor dagrecreatie en verblijfsrecreatie (jachthaven) en betreffen de volgende terreinen:

  • Moekesgat. Dit park bestaat uit een recreatieplas, (aan de noordzijde) een openluchtzwembad en een kampeerterrein. De voorzieningen zijn overeenkomstig de bestaande situatie vastgelegd; de ruime bestemmingsregeling laat wel mogelijkheden voor toekomstige ontwikkelingen.
  • Omgeving Rundehaven. De gronden aan de noordzijde van de jachthaven hebben een recreatieve bestemming gekregen, met de aanduiding 'jachthaven'. Op de gronden met deze aanduiding zijn voorzieningen toegestaan in de vorm van een spoel- en wasplaats, toiletvoorzieningen, camperplaatsen, horeca en havenkantoor.
  • Gedeelte voormalige spoorbaan (Havenstraat). De dagrecreatieve voorzieningen aan de Havenstraat zijn als zodanig bestemd.
  • Mansholtpark. Hier is een recreatieve bestemming opgenomen. Dit park is ook bestemd voor evenemententerrein (aangeduid).

Bij afwijking bestaat de mogelijkheid om het bebouwingsoppervlak eenmalig met 20% uit te breiden. Deze uitbreiding moet voor wat betreft het hoofdgebouw binnen het bouwvlak plaatsvinden. Bijbehorende bouwwerken mogen bij afwijking buiten het bouwvlak worden gebouwd.

Sport
Binnen de bestemming Sport zijn sport- en speelvelden toegestaan met de daarbij behorende kleedruimten en sportkantines. Daarnaast valt de manege (apart aangeduid) onder deze bestemming. De gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd.
Bij afwijking bestaat de mogelijkheid om het bebouwingsoppervlak eenmalig met 20% uit te breiden. Deze uitbreiding moet voor wat betreft het hoofdgebouw binnen het bouwvlak plaatsvinden. Bijbehorende bouwwerken mogen bij afwijking buiten het bouwvlak worden gebouwd.

Verkeer
De wegen in het plangebied met een functie voor intern en doorgaand verkeer zijn als zodanig bestemd.

Water
Het water dat een functie heeft voor het vaarverkeer heeft de bestemming Water gekregen. Ook binnen andere bestemmingen is ruimte voor water.

Woongebied
Binnen de bestemming Woongebied zijn vier verschillende woongebieden te onderscheiden, die respectievelijk bestemd zijn als Woongebied - 1, 2, 3, 4 en 5. Het onderscheid betreft met name de bouwregels.

Woongebied -1
Woongebied - 1 betreft het grootste deel van de bestaande woningen in Ter Apel. Geregeld is dat de woningen worden gebouwd binnen een strook gemeten vanuit de naar de weg gekeerde bouwgrens met een diepte van ten hoogste 20 m. De bouw- en goothoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3,5 m en 9 m. Het bouwperceel mag voor maximaal 60% worden bebouwd.
Binnen deze bestemming is tevens ruimte voor bedrijven zoals horeca, detailhandel en zakelijke dienstverlening.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - nieuwbouwlocatie' wordt nieuwbouw voorzien. Voor een gebied langs het Ter Apelkanaal wordt in het plan woningsplitsing bij afwijking mogelijk gemaakt. Het betreffende gebied is voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – woningsplitsing'. Het betreft over het algemeen grote, karakteristieke panden die voldoende ruimte hebben voor het splitsen van de woning in twee woningen. Hiermee wordt de (financiële) haalbaarheid voor het in stand houden van deze panden vergroot.

Het bebouwingspatroon van de bestemming Woongebied 1 bevat kleinere en grotere kavels. Dit is mede bepalend voor de bebouwingsmogelijkheden. Grotere kavels kunnen vaak meer bebouwing hebben. Uitgangspunt is dan ook om de bouwmogelijkheden af te stemmen op de mogelijkheid van de kavel. De regeling van de bijbehorende bouwwerken in deze bestemming is daarom zodanig van opzet dat de bebouwing aan de randen van de kavels lager is dan in het midden van de kavels. Dit is geregeld door middel van denkbeeldige lijnen met een helling. In het navolgende figuur is dit schematisch weergegeven en toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0048.BP0902-vg02_0010.jpg"

Uitwerking regeling bijbehorende bouwwerken

Toelichting uitwerking regeling bijbehorende bouwwerken

  • 1. zijdelingse perceelgrens:
  • a. op de zijdelingse perceelgrens mag de hoogte maximaal 2,5 m zijn;
  • b. de hoogte van een punt in een denkbeeldige lijn van 45°, getrokken vanuit een punt op 2,5 m hoogte op de zijdelingse perceelgrens: elke meter naar het midden van het perceel mag het bijgebouw 12 m + 2,5 m = 14,5 m hoog zijn.

  • 2. achterste perceelgrens:
  • a. op de achterste perceelgrens mag de hoogte maximaal 2,5 m zijn;
  • b. de hoogte van een punt in een denkbeeldige lijn van 30°, getrokken vanuit een punt op 2,5 m hoogte op de achterste perceelgrens: elke meter naar het midden van het perceel mag het bijgebouw 2/3 meter hoger zijn. Voorbeeld: op 12 m uit de achterste perceelgrens mag een gebouw 8 m 2,5 = 10,5 m hoog zijn.

  • 3. de maximale hoogte wordt bepaald door de breedte en diepte van het perceel:
  • a. voorbeeld 1:
  • kavelbreedte 20 m: maximale hoogte vanuit zijdelingse perceelgrens is 10 m (helft van kavelbreedte) + 2,5 = 12,5 m;
  • kaveldiepte 60 m: maximale hoogte vanuit achterste perceelgrens is 40 m + 2,5 m = 42,5 m;
  • de maximale hoogte van het gebouw wordt bepaald door de maximale hoogte vanuit de zijdelingse perceelgrens, dus 12,5 m;
  • b. voorbeeld 2:
  • kavelbreedte 60 m: maximale hoogte vanuit zijdelingse perceelgrens is 30 m (helft van de kavelbreedte) + 2,5 m = 32,5 m;
  • kaveldiepte 60 m: maximale hoogte vanuit achterste perceelgrens is 40 m + 2,5 = 42,5 m;
  • de maximale hoogte van het gebouw wordt bepaald door de maximale hoogte vanuit de zijdelingse perceelgrens, dus 32,5 m.

Woongebied - 2
Woongebied - 2 omvat het AGO-dorp. Dit betreft een karakteristieke woonbuurt die is gebouwd voor de arbeiders van de vroegere AGO-fabriek. Voor dit woongebied geldt een beeldkwaliteitsplan dat bij bouwkundige en ruimtelijke ingrepen in acht moet worden genomen. De uitwendige hoofdvorm van de woningen mag niet worden gewijzigd. De afstand van de vrijstaande bijgebouwen tot de achtergevel van de woningen moet minimaal 5 m bedragen.

Woongebied - 3|
De woningen aan de Ruitenkamp zijn bestemd als Woongebied - 3. Dit woongebied bestaat uit bungalows, vrijstaand of geschakeld, met voor het overgrote deel één bouwlaag. In dit bestemmingsplan wordt een tweede bouwlaag mogelijk gemaakt met een platte afdekking. Deze tweede bouwlaag ligt minimaal 4 m terug ten opzichte van de voorgevelrooilijn.

Woongebied - 4
Woongebied - 4 betreft de uitbreiding Rundedal fase II.
Voor de nieuw te bouwen woningen in het Rundedal staan het aantal te bouwen wooneenheden, alsmede de maximum goot- en bouwhoogte, vermeld in de verbeelding.

De buurtontsluitingswegen zijn onder de bestemming Woongebied gebracht.

In alle woonbestemmingen is bij recht een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit toegelaten. Ook is bij recht het gebruik van de woning of bijgebouw voor mantelzorg toegestaan. Hierbij is aangesloten op de Beleidsregels Mantelzorg en bestemmingsregelingen die de gemeente heeft opgesteld (8 maart 2011).

In alle woonbestemmingen is bij recht kamerverhuur mogelijk (maximaal drie kamers).

In de bestemmingen Agrarisch, Bedrijf, Centrum, Cultuur en ontspanning, Gemengd, Horeca, Maatschappelijk en Woongebied – 1 wordt bij recht een mogelijkheid gegeven voor logiesverstrekking waarbij maximaal drie logieseenheden in de (bedrijfs)woning mogen worden gerealiseerd.

Het bestemmingsplan kent daarnaast nog een zogenaamde dubbelbestemming. Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die naast andere bestemmingen kunnen gelden en een bepaalde waarde, leiding of waterstaatsbelang (die vaak bestemmingsoverschrijdend zijn) kunnen vertegenwoordigen.

Leiding - Gas
In het westelijk deel van het plangebied ligt een aardgastransportleiding. Deze leiding heeft een belemmeringenstrook van 5 m. Op de gronden met deze dubbelbestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Ook geldt een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

Waarde - Archeologie
In dit bestemmingsplan is een dubbelbestemming opgenomen om (te verwachten) archeologische waarden te beschermen.
Het kloosterterrein heeft een hoge archeologische waarde en is een zogenaamd AMK-terrein en is bestemd als Waarde - Archeologie 1. Voor dit terrein geldt dat bij bodemingrepen dieper dan 40 cm en groter dan 50 m2 een archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. Op basis hiervan kunnen burgemeester en wethouders besluiten dat onder voorwaarden wel kan worden gebouwd of er andere werken mogen uitgevoerd in de gronden op basis van een omgevingsvergunning.
De gronden met een 'hoge trefkans' of een 'middelhoge trefkans' zijn bestemd als Waarde - Archeologie 2. Dit zijn de zogenaamde IKAW-terreinen. Voor deze gronden geldt dat bij bodemingrepen dieper dan 40 cm en groter dan 100 m2 een archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd.

Waarde - Cultuurhistorie
Deze bestemming dient ter bescherming van de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Het betreft het gebied gelegen rondom het klooster. Deze bescherming wordt onder andere gerealiseerd door het opnemen van een omgevingsvergunningstelsel.

Waarde - Natuur en landschap
De gronden met deze dubbelbestemming maken onderdeel uit van de provinciale Ecologische Hoofdstructuur. De bescherming wordt gerealiseerd door het opnemen van een omgevingsvergunningstelsel.

Wijzigingsbevoegdheid
Voor een aantal agrarische percelen aan de Oosterkade is een wijzingsbevoegdheid (wro-zone wijzigingsgebied 1) opgenomen voor het wijzigen in de bestemming Woongebied - 1. Ook voor het terrein van de voormalige manege aan de Heembadweg en de aangrenzende gronden (bos) is een wijzigingsbevoegdheid (wro-zone – wijzigingsgebied 2) opgenomen. De bestemmingen Sport en Bos kunnen ter plaatse worden gewijzigd in Woongebied 1.

In het plan is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen van gronden met de bestemming Bedrijf, Bedrijf - Gemeentewerf, Gemengd, Groen en Maatschappelijk in de bestemming Woongebied - 1.

Ook is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het uitbreiden van het aantal woningen in de lintbebouwing langs het Ter Apelkanaal.

GebiedsaanduidingenIn het plangebied ligt een afvalwaterpersleiding. Deze is opgenomen met een gebiedsaanduiding. Er gelden hier beperkingen voor onder andere graafwerkzaamheden.

De geluidszone van het ovalracingcircuit De Polderputten ligt voor een deel over het bestemmingsplangebied. Binnen deze zone gelden beperkingen voor het bouwen en gebruiken van geluidsgevoelige bebouwing.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Aan het plan zijn geen kosten verbonden, aangezien er slechts sprake is van een herziening van plannen, dan wel van ontwikkelingen die pas na wijziging of afwijking mogelijk zijn. Kosten van nieuwe ontwikkelingen dienen door de initiatiefnemers te worden opgebracht en hiervoor wordt een planschade-overeenkomst gesloten.
Een exploitatieplan is dan ook niet aan de orde.

Hoofdstuk 8 Inspraak en overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is, in het kader van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening, naar de wettelijke overlegpartners verzonden en ook heeft het plan 8 december 2011 tot en met 25 januari 2012 voor een ieder ter inzage gelegen.

De inspraak- en overlegreacties hebben geleid tot een aantal aanpassingen van het bestemmingsplan. De nota inspraak en overleg is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.