direct naar inhoud van Regels
Plan: Ter Apel Dorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0048.BP0902-vg02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Ter Apel Dorp met identificatienummer NL.IMRO.0048.BP0902-vg02 van de gemeente Vlagtwedde;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep:

een beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;

1.6 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, houtteelt daaronder begrepen, of het houden van dieren;

1.7 agrarische cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die als zodanig (semi)bedrijfsmatig en/of hobbymatig worden gebruikt;

1.8 bassin

een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische activiteiten;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, die verbonden is aan het ter plaatse gevestigde bedrijf.

1.11 bedrijventerrein:

perceel of cluster van aaneengesloten percelen in hoofdzaak ten behoeve van bedrijven en bijbehorende voorzieningen;

1.12 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.13 bestaande bebouwing:

bebouwing die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;

1.14 bestaande gebruik:

gebruik van grond en bebouwing dat bestaat ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf:

een bouwwerk dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf, met een met de grond verbonden constructie van enige omvang en met een plaatsgebonden karakter;

1.26 cultuurhistorie:

fysieke overblijfselen van historie, zowel bovengronds als ondergronds, als het cultuurlandschap met zijn historische landschapselementen als verbinding daartussen;

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden en uitstallen van goederen met het oog op de verkoop van die goederen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan voor de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 e-commerce:

het verhandelen van goederen aan particulieren, waarbij het contact met die particulieren uitsluitend verloopt via post, fax, telefoon, e-mail of internet, waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en uitgestald ten verkoop en waarbij het (bedrijfs)pand de ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de binnen de bestemming toegelaten bedrijvigheid, met dien verstande dat goederen wel en slechts ter plekke kunnen worden afgehaald;

1.29 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten behoeve van het gebruik van dat gebouw en het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt;

1.30 evenement:

een voor het publiek toegankelijke activiteit met een beperkte duur van ten hoogste 14 dagen, met een beperkt aantal bezoekers van ten hoogste 2.000. Onder de duur van de activiteit wordt eveneens de periode verstaan die benodigd is voor het opbouwen en afbreken van de voor de activiteit benodigde voorzieningen;

1.31 functionele verbondenheid:

het gebruik van het bijbehorende bouwwerk dat in planologisch opzicht gerelateerd is aan het gebruik van het hoofdgebouw;

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een spoorweg en/of een industrieterrein;

1.34 gemeentewerf:

bedrijfsterrein ten behoeve van gemeentelijke uitvoerende diensten met daarbij behorende bebouwing;

1.35 grootschalige detailhandel:

detailhandel met een bovenregionale functie en een vloeroppervlak van 1.500 m2 of meer per vestiging;

1.36 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;

1.37 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.38 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

'horecaderijf categorie I'
een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden en/of logies worden verstrekt en waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt, zoals restaurants, hotels en pensions en een horecabedrijf dat vooral is gericht op het overdag en 's avonds verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

'horecabedrijf, categorie II'
een horecabedrijf, waar meestal in hoofdzaak alcoholische dranken worden verstrekt, en/of waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals cafés, bars, snackbars en cafetaria's;

1.39 huishouden:

de samenlevingsvorm van één gezin, waaronder mede wordt begrepen

  • a. de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, met eigen voorzieningen van ten hoogste drie verwanten of andere personen;
  • b. een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband;
1.40 (mobiel) kampeermiddel:

een onderkomen dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf, maar zonder een met de grond verbonden constructie en zonder een plaatsgebonden karakter, zoals een tent, caravan of camper;

1.41 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit

een bedrijf dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van een ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk;

1.42 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.43 landschappelijke waarden:

essentiële elementen en kenmerken van landschappen, fysiek van aard;

1.44 logiesverstrekking

het verstrekken van logies, tegen vergoeding, waarbij de logieseenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf; naast het verstrekken van logies worden accommodaties aangeboden voor dagverblijf en maaltijdbereiding;

1.45 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, sportvoorzieningen, zorgvoorzieningen, recreatieve voorzieningen, openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.46 mantelzorg:

het op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan een persoon uit het sociale netwerk die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak;

1.47 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;

1.48 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden, dan wel met ten hoogste één wand ;

1.49 peil:
  • 1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.50 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.51 productiegerelateerde detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;

1.52 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een veiligheidsafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.53 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.54 silo:

een bouwwerk ten behoeve van de opslag van stort- of bulkgoederen in de vorm van veevoer, mest of agrarische producten;

1.55 theetuin:

het verlenen van diensten in de vorm van het, hoofdzakelijk overdag, openstellen van tuinen bij woningen met als nevenactiviteit het verstrekken van niet alcoholische dranken en daarbij behorende versnaperingen op een tuinterras, veranda en dergelijke. Het verstrekken van eenvoudige etenswaren daaronder begrepen;

1.56 trekkershut:

een gebouw met een eenvoudige constructie en een beperkte omvang, ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten;

1.57 voorgevelrooilijn:

een denkbeeldige lijn door de naar de weg gekeerde gevel, evenwijdig aan de weg;

1.58 winkelvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke, al dan niet geheel overdekte winkelruimte ten behoeve van detailhandel;

1.59 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een bijzondere woonvorm, en/of voor de huisvesting van maximaal drie personen naast de huishouding;

1.60 zakelijke dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, diensten door computerbedrijven, juridische en economische adviesbureaus, reisbureaus, uitzendbureaus, reclamebureaus, architectenbureaus, kapperszaken, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven, kantoren en praktijkruimten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak voorzover in de regels een dakhelling is voorgeschreven, is deze niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van mansardekappen en op dakvlakken die niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische cultuurgrond;
  • b. grondgebonden agrarisch bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf';
  • c. tuincentrum,uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
  • d. bedrijfswoningen, al dan niet met ruimte voor:
    • 1. een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit, zoals genoemd in bijlage 1;
    • 2. mantelzorg;
    • 3. kamerverhuur;
  • e. veldschuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur';
  • f. paardrijbak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak';

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. parkeervoorzieningen, wegen en bermen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


In de bestemming is houtteelt, boomteelt en/of fruitteelt in boomgaarden niet begrepen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum'.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met uitzondering van de veldschuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur';
  • b. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van een ter plaatse gevestigd (agrarisch) bedrijf worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient - in afwijking in zoverre van het voorgaande - de uitwendige hoofdvorm van de bestaande gebouwen, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakvorm, te worden gehandhaafd;
  • d. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt niet meer dan 5 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. de goothoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 12 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • c. de dakhelling bedraagt voor 60% van het oppervlak niet minder dat 30º, dan wel niet minder dan de dakhelling van het bestaande gebouw indien deze minder is;
  • d. bedrijfsgebouwen worden ten minste 3 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning, dan wel het verlengde daarvan gebouwd.
3.2.3 Bedrijfswoningen
  • a. het aantal bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan één per bedrijf;
  • b. de oppervlakte van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 250 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • c. de goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • d. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • e. in afwijking van het bepaalde in lid c en d bedragen de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf' niet meer dan respectievelijk 7,8 m en 13,5 m;
3.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 150 m2, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • d. de goothoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • e. de dakhelling van gebouwen bedraagt niet meer dan 60º.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. silo's, platen en bassins mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van perceelsafscheidingen buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan, ten hoogste 2 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak bedraagt binnen het bouwvlak ten hoogste 10 m en buiten het bouwvlak ten hoogste 5 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;

worden afgeweken van het bepaalde in:

voor het bouwen van schuilstallen voor het niet-bedrijfsmatig houden van vee buiten het bouwvlak tot een oppervlakte van maximaal 25 m2 en een hoogte van maximaal 3 m.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken dat in strijd is met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van mestvergisting en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid;
  • c. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten het bouwvlak, met uitzondering van de tijdelijke opslag van akkerbouwproducten (maximaal zes maanden);
  • d. het opslaan van niet-agrarische producten, auto's, caravans en boten, anders dan in gebouwen;
  • e. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van eigen en streekeigen producten;
  • g. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, met uitzondering van het gebruik ten behoeve van mantelzorg;
  • h. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning voor kamerverhuur, indien meer dan drie kamers worden verhuurd;
  • i. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan logiesverstrekking in de bedrijfswoning, alsmede in karakteristieke vrijstaande, oude boerderijschuren bij de bedrijfswoning, waarbij niet meer dan drie logieseenheden per agrarisch bedrijf mogen worden gevestigd;
  • j. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in bijlage 1, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door een van de bewoners van de bedrijfswoning;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m2 bedraagt of meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 90 m2 bedraagt;
    • 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit worden vervaardigd.
  • k. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbij behorende bouwwerken.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf, gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage 3 opgenomen bedrijvigheid mits:

  • 1. het gebruikt qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en de schaal van de omgeving, waarbij terughoudend om zal worden gegaan met reclame-uitingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen uitingen;
  • 2. het ander gebruik plaatsvindt binnen de bestaande gebouwen, zoals die aanwezig zijn op het moment dat de afwijkingsbevoegdheid wordt toegepast;
  • 3. de functieverandering niet leidt tot onevenredige afbreuk van bedrijfsfuncties in de nabijheid, in die zin dat naburige bedrijven erdoor in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • 4. het parkeren ten behoeve van het ander gebruik binnen het bouwperceel op het eigen terrein plaatsvindt;
  • 5. er geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, buiten de gebouwen plaatsvindt;
  • 6. er voorts is voldaan aan de specifiek per gebruik gestelde criteria, zoals opgenomen in bijlage 3 bij de regels;

  • b. lid 3.1, sub d:

voor het bewonen van een bedrijfswoning door derden die geen functionele binding met het bedrijf hebben, mits dit gebruik geen belemmering oplevert voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven;

  • c. lid 3.4, sub j:

voor het gebruik van de gronden voor de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken, mits:

  • 1. de paardrijdbak landschappelijk aanvaardbaar en inpasbaar is in die zin dat voorwaarden kunnen worden gesteld aan een goede landschappelijke inpassing van de bakken;
  • 2. de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg worden gesitueerd;
  • 3. de paardrijdbak geen hinder (geur, geluid,licht en stof) veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m);
  • 4. geen lichtmasten bij een paardrijdbak worden gebouwd.

 

3.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen gebouwen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', te slopen.
  • b. De omgevingsvergunning voor het slopen wordt alleen verleend indien de bouwkundige staat van het gebouw zodanig is dat de sloop vanuit het oogpunt van goede volkshuisvesting noodzakelijk is en/of renovatie redelijkerwijs niet mogelijk is.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die behoren tot de milieucategorieën 1 en 2;
  • b. bestaande bedrijven voorzover deze niet behoren tot de categorieën van bedrijven, genoemd onder a;
  • c. zakelijke dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • d. bedrijfswoningen, al dan niet met ruimte voor:
    • 1. mantelzorg;
    • 2. kamerverhuur;

met de daarbij behorende:

  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


In de bestemming zijn niet begrepen:

  • inrichtingen bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder;
  • risicovolle inrichtingen.

De onder a genoemde bedrijven behoren tot de categorieën 1 en 2 (grootste afstand 30 m) van de in bijlage 2 opgenomen Staat van bedrijven. De afstand wordt gerekend ten opzichte van de aangrenzende woonbebouwing. Bedrijven die wat betreft geur, stof, gevaar en geluid vergelijkbaar zijn met de bedrijven genoemd in de categorieën 1 en 2, zijn zonder meer toelaatbaar.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen die zijn voorzien van een kap, bedraagt niet meer dan 5,5 m, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • d. de dakhelling bedraagt niet minder dan 30º, dan wel de bestaande platte afdekking;
  • e. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • f. het aantal bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan één per bedrijf;
  • g. de oppervlakte van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 250 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden, in afwijking in zoverre van het bepaalde in lid 4.2.1, de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 150 m2, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • c. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • d. de dakhelling bedraagt niet meer dan 60º.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de gebouwen, dan wel het verlengde daarvan, ten hoogste 2 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;

worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.2.1 onder a voor een eenmalige uitbreiding van de bebouwde oppervlakte met ten hoogste 20% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing;
  • b. lid 4.2.1 onder a voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken dat in strijd is met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en gebouwen voor de vestiging van bedrijven, genoemd in een naast hogere categorie van bedrijven;
  • b. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van e-commerce en veiling- en verzendhuizen;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, anders dan voor het gebruik ten behoeve van mantelzorg;
  • e. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning voor kamerverhuur, indien meer dan drie kamers worden verhuurd;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan logiesverstrekking in de bedrijfswoning en de niet vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, waarbij niet meer dan drie logieseenheden per bedrijf mogen worden gevestigd.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.1 en lid 4.4, sub a:
    voor de vestiging van bedrijven in de naast hogere categorie (categorie 3.1, grootste afstand 50 m), mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven genoemd in de categorieën 1 en 2 van de in bijlage 2 opgenomen Staat van bedrijven.
  • b. lid 4.1, sub d:
    voor het bewonen van een bedrijfswoning door derden die geen functionele binding met het bedrijf hebben, mits dit gebruik geen belemmering oplevert voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven;

Artikel 5 Bedrijf - Gasontvangststation

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Gasontvangststation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van een gasontvangststation;
  • b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, lichtvoorzieningen, erf- en terreinafscheidingen en groen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 m.

Artikel 6 Bedrijf - Gemeentewerf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Gemeentewerf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gemeentewerf;

met de daarbij behorende:

  • b. erven en terreinen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • e. de gebouwen hebben een platte afdekking, dan wel een kap met een dakhelling van niet minder dan 30°,
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder a voor een uitbreiding van de bebouwde oppervlakte met ten hoogste 20% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 7 Bedrijventerrein

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die behoren tot de milieucategorieën 1, 2 en 3.1;
  • b. bestaande bedrijven, voor zover deze niet behoren tot de categorieën van bedrijven, genoemd onder a;
  • c. productiegerelateerde detailhandel;
  • d. grootschalige detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel grootschalig';
  • e. ondergeschikte, niet zelfstandige detailhandel met een bruto verkoopvloeroppervlakte van maximaal 30 m2;
  • f. e-commerce en veiling- en verzendhuizen;
  • g. bestaande bedrijfswoningen, al dan niet met ruimte voor:
    • 1. mantelzorg;
    • 2. kamerverhuur;

met de daarbij behorende:

  • h. erven en terreinen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen.
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


In de bestemming zijn niet begrepen:

  • inrichtingen bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder;
  • risicovolle inrichtingen.

De onder a genoemde bedrijven behoren tot de categorieën 1, 2 en 3.1 (grootste afstand 50 m) van de in bijlage 2 opgenomen Staat van bedrijven. De afstand wordt gerekend ten opzichte van de aangrenzende woonbebouwing. Bedrijven die wat betreft geur, stof, gevaar en geluid vergelijkbaar zijn met de bedrijven genoemd in de categorie 1 tot en met 3.1, zijn zonder meer toelaatbaar.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • b. de gebouwen hebben een platte afdekking, dan wel een kap met een dakhelling van niet minder dan 30º;
  • c. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt niet meer dan 5 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. van een bouwperceel mag niet meer dan 80% worden bebouwd, dan wel niet meer dan het bestaande percentage indien dat meer is;
  • e. de afstand van de voorgevel van een hoofdgebouw tot de weg bedraagt niet minder dan 12 m, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande gebouw tot de weg indien deze minder is;
  • f. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt niet minder dan 3 m, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande gebouw tot die perceelgrens indien deze minder is;
  • g. het aantal bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal;
  • h. de oppervlakte van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 250 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden, in afwijking in zoverre van het bepaalde in lid 7.2.1, de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 150 m2, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. de goothoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • e. de dakhelling van gebouwen bedraagt niet meer dan 60º.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 12 m.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken dat in strijd is met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en gebouwen voor de vestiging van bedrijven, genoemd in een naast hogere categorie van bedrijven;
  • b. het splitsen van een (bedrijfs)woning in meer dan één woning;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, anders dan voor het gebruik ten behoeve van mantelzorg;
  • d. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning voor kamerverhuur, indien meer dan drie kamers worden verhuurd;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden.
  • f. het gebruik van gronden en gebouwen voor de uitoefening van detailhandel, anders dan:
    • 1. productiegerelateerde detailhandel, onder voorwaarde dat de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen per bedrijf bedraagt, met een maximum van 60 m2;
    • 2. grootschalige detailhandel, uitsluitend op de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel grootschalig', onder voorwaarde dat de bruto winkelvloeroppervlakte daar beperkt blijft tot maximaal 2.500 m2 per bedrijfsvestiging en het gaat om:
      • brand- en explosiegevaarlijke goederen;
      • zeer volumineuze goederen zoals auto's, motoren, boten, caravans, keukens, badkamers, vloerbedekking, zonwering, tenten, bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, meubels, woninginrichting;
      • tuininrichting;
    • 3. de in lid 7.1 sub e en f genoemde ondergeschikte, niet zelfstandige detailhandel, e-commerce en veiling- en verzendhuizen.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 7.1 en lid 7.4, sub a:

voor de vestiging van bedrijven in de naast hogere categorie (categorie 3.2, grootste afstand 100 m), mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.1 (grootste afstand 50 m) van de in bijlage 2 opgenomen Staat van bedrijven;

  • b. lid 7.1, sub g:

voor het bewonen van een bedrijfswoning door derden die geen functionele binding met het bedrijf hebben, mits dit gebruik geen belemmering oplevert voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven;

  • c. lid 7.4, lid f:

voor de uitoefening van detailhandel, mits deze bedrijfsvestiging niet ten koste gaan van de bestaande detailhandelsstructuur.

Artikel 8 Bos

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos;
  • b. groenvoorzieningen en water;
  • c. instandhouding van de landschappelijke en natuurlijke waarden;

met de daarbij behorende:

  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


In de bestemming zijn de bestaande wegen met het bestaande aantal rijstroken begrepen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Omgevingsvergunningplichtige werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van bomen, heesters en struiken;
  • b. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, niet zijnde de terreinontsluiting, met een oppervlakte van meer dan 100 m2.
8.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
8.3.3 Voorwaarden

De in lid 8.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van het gebied.

Artikel 9 Centrum

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet met ruimte voor:
    • 1. een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in bijlage 1;
    • 2. mantelzorg;
    • 3. kamerverhuur;
  • b. detailhandel;
  • c. zakelijke dienstverlening;
  • d. maatschappelijke voorzieningen;
  • e. reparatie-, verhuur-, installatiebedrijven en dienstverlenende bedrijven, die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar toelaatbaar zijn naast woningen;
  • f. bestaande bedrijven voorzover deze niet behoren tot de categorieën van bedrijven, genoemd onder e;
  • g. horeca categorie I en II;
  • h. bedrijfswoningen;

met de daarbij behorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen.
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


De onder e genoemde bedrijven behoren tot de categorieën 1 en 2 (grootste afstand 30 m) van de in bijlage 2 opgenomen Staat van bedrijven. De afstand wordt gerekend ten opzichte van de aangrenzende woonbebouwing. Bedrijven die wat betreft geur, stof, gevaar en geluid vergelijkbaar zijn met de bedrijven genoemd in de categorieën 1 en 2, zijn zonder meer toelaatbaar.

In de bestemming zijn tevens standplaatsen ten behoeve van ambulante handel, markten, braderieën, verenigingsactiviteiten en dergelijke begrepen.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - nieuwbouwlocatie' nieuwe woningen worden toegevoegd; het aantal te bouwen woningen moet passen binnen de door Gedeputeerde Staten vastgestelde nieuwbouwruimte;
  • c. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • d. de hoofdgebouwen in het bebouwingslint langs het Ter Apelkanaal worden in de bestaande voorgevellijn gebouwd;
  • e. de goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • f. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt dan wel niet meer dan de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';
  • g. de dakhelling bedraagt niet minder dan 30°, dan wel ten minste de dakhelling van het bestaande gebouw indien deze minder bedraagt;
  • h. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • i. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt niet minder dan 3 m, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande gebouw tot die perceelgrens indien deze minder bedraagt;
  • j. het aantal bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan één per bedrijf;
  • k. de oppervlakte van een (bedrijfs)woning bedraagt niet meer dan 250 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt.
9.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden, in afwijking in zoverre van het bepaalde in lid 9.2.1, de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 150 m2, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • c. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • d. de dakhelling bedraagt niet meer dan 60º.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 8 m.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
9.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

worden afgeweken van het bepaalde in:

voor het bouwen van het hoofdgebouw voor of achter de bestaande voorgevellijn;

voor een geringere dakhelling en/of een platte afdekking of een andere afwijkende dakvorm;

ten behoeve een geringere afstand tot de grens van het bouwperceel, dan wel het bouwen op de grens van het bouwperceel;

  • voor de bouw van erkers en toegangsportalen voor de naar de weg gekeerde gevel tot een oppervlakte van 6 m2 met een bouwhoogte van maximaal 3 m;
  • voor de bouw van bijbehorende bouwwerken, voorzover deze niet voldoen aan het bepaalde in lid 9.2.1en 9.2.2, voor de (naar de weg gekeerde) zijgevel van hoekwoningen, mits:
  • de afstand tot (het verlengde van) de naar de weg gekeerde voorgevel van de hoekwoning minimaal 3 m bedraagt;
  • het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.
9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken dat in strijd is met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en gebouwen voor de vestiging van bedrijven, genoemd in een naast hogere categorie van bedrijven;
  • b. het gebruik van gronden en gebouwen voor horecabedrijven categorie I en II, ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten';
  • c. het splitsen van een (bedrijfs)woning in meer dan één woning;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, anders dan voor het gebruik ten behoeve van mantelzorg;
  • e. het gebruik van gedeelten van een (bedrijfs)woning voor kamerverhuur, indien meer dan drie kamers worden verhuurd;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan logiesverstrekking in de (bedrijfs)woning en de niet vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij de (bedrijfs)woning, waarbij niet meer dan drie logieseenheden per bedrijf of woning mogen worden gevestigd;
  • g. het gebruik van gedeelten van een woning en bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in bijlage 1, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door een van de bewoners van de woning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps- en bedrijfsoppervlakte meer dan 90 m2 bedraagt of meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 90 m2 bedraag;
    • 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit worden vervaardigd.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 9.1 en lid 9.5, sub a:

voor de vestiging van bedrijven in de naast hogere categorie (categorie 3.1, grootste afstand 50 m), mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven genoemd in de categorieën 1 en 2 van de in bijlage 2 opgenomen Staat van bedrijven;

  • b. lid 9.1, sub h:

voor het bewonen van een bedrijfswoning door derden die geen functionele binding met het bedrijf hebben, mits dit gebruik geen belemmering oplevert voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.

Artikel 10 Cultuur en ontspanning

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. attractiepark, kantoren en maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'attractiepark';
  • b. museum, ter plaatse van de aanduiding 'museum';
  • c. bedrijfswoningen, al dan niet met ruimte voor:
    • 1. mantelzorg;
    • 2. kamerverhuur;

met de/het daarbij behorende:

  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen en water;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


De bestaande inrichting van het kloosterterrein wat betreft beplanting en verharding dient te worden gehandhaafd.

In de bestemming is horeca categorie I als nevenactiviteit begrepen.

Op de gronden met de bestemming 'attractiepark' zijn tevens toegestaan;

  • sauna, turks bad, inpandig zwembad, (klein) buitenzwembad, aansluitend aan het binnenbad;
  • buitentennisbaan;
  • medische voorzieningen;
  • museum.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'attractiepark' de oppervlakte aan medische voorzieningen niet meer dan 500 m2 mag bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid a mogen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak worden gebouwd met een totale oppervlakte die niet meer bedraagt dan het aangegeven percentage;
  • c. de goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen niet meer dan de goot- en bouwhoogte en dakhelling van de bestaande gebouwen en overkappingen;
  • d. het aantal bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan één per bedrijf, danwel het bestaande aantal;
  • e. de oppervlakte van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 250 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt.
10.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden, in afwijking in zoverre van het bepaalde in lid 10.2.1, de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning, dan wel het verlengde daarvan gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 150 m2, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • c. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • d. de dakhelling bedraagt niet meer dan 60º.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken dat in strijd is met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, anders dan voor het gebruik ten behoeve van mantelzorg;
  • d. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning voor kamerverhuur, indien meer dan drie kamers worden verhuurd;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan logiesverstrekking, waarbij niet meer dan drie logieseenheden per bedrijf mogen worden gevestigd.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.1, sub c voor het bewonen van een bedrijfswoning door derden die geen functionele binding met het bedrijf hebben, mits dit gebruik geen belemmering oplevert voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.

Artikel 11 Gemengd

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet met ruimte voor:
    • 1. een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit, zoals genoemd in bijlage 1;
    • 2. mantelzorg;
    • 3. kamerverhuur;
  • b. detailhandel, voorzover bestaand;
  • c. zakelijke dienstverlening;
  • d. maatschappelijke voorzieningen;
  • e. reparatie-, verhuur-, installatiebedrijven en dienstverlenende bedrijven, die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar toelaatbaar zijn naast woningen;
  • f. bestaande bedrijven voorzover deze niet behoren tot de categorieën van bedrijven, genoemd onder e;
  • g. horecabedrijf categorie I en II, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • h. bedrijfswoningen;

met de daarbij behorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


De onder e genoemde bedrijven behoren tot de categorieën 1 en 2 (grootste afstand 30 m) van de in bijlage 2 opgenomen Staat van bedrijven. De afstand wordt gerekend ten opzichte van de aangrenzende woonbebouwing. Bedrijven die wat betreft geur, stof, gevaar en geluid vergelijkbaar zijn met de bedrijven genoemd in de categorieën 1 en 2, zijn zonder meer toelaatbaar.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • c. de dakhelling bedraagt niet minder dan 30º, dan wel ten minste de dakhelling van het bestaande gebouw indien deze minder bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • e. van een bouwperceel mag niet meer dan 60% worden bebouwd, dan wel niet meer dan het bestaande percentage indien dat meer is;
  • f. de hoofdgebouwen in het bebouwingslint langs het Ter Apelkanaal worden in de bestaande voorgevellijn gebouwd;
  • g. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt niet minder dan 3 m, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande gebouw tot die perceelgrens indien deze minder bedraagt;
  • h. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal;
  • i. het aantal bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan één per bedrijf;
  • j. de oppervlakte van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 250 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt.
11.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden, in afwijking in zoverre van het bepaalde in lid 11.2.1, de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • c. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • d. de dakhelling bedraagt niet meer dan 60º.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 8 m.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
11.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 11.2.1, sub c:
    voor een geringere dakhelling en/of een platte afdekking of een andere afwijkende dakvorm;
  • b. lid 11.2.1, sub f:

voor het bouwen van het hoofdgebouw voor of achter de bestaande voorgevellijn;

  • c. lid 11.2.1, sub g:
    ten behoeve een geringere afstand tot de grens van het bouwperceel, dan wel het bouwen op de grens van het bouwperceel;
  • d. lid 11.2.1:
    voor gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van opslag en stalling, niet zijnde bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen als bedoeld in lid 11.2.2, met een maximale bouwhoogte van 3,5 m;  
  • e. lid 11.2.2, sub a:
  • voor de bouw van erkers en toegangsportalen voor de naar de weg gekeerde gevel tot een oppervlakte van 6 m2 met een bouwhoogte van maximaal 3 m;
  • voor de bouw van bijbehorende bouwwerken, voorzover deze niet voldoen aan het bepaalde in lid 11.2.1en 11.2.2, voor de (naar de weg gekeerde) zijgevel van hoekwoningen, mits:
  • de afstand tot (het verlengde van) de naar de weg gekeerde voorgevel van de hoekwoning minimaal 3 m bedraagt;
  • het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.
11.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken dat in strijd is met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en gebouwen voor de vestiging van bedrijven, genoemd in een naast hogere categorie van bedrijven.
  • b. het splitsen van een (bedrijfs)woning in meer dan één woning;
  • c. het gebruik van een tweede of hogere bouwlaag van gebouwen voor bedrijven, met uitzondering van bestaande situaties en met uitzondering van het gebruik door bedrijven die op de eerste bouwlaag (begane grond) zijn gevestigd;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, anders dan voor het gebruik ten behoeve van mantelzorg;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning ten behoeve van bedrijfsmatige opslag of stalling;
  • f. het gebruik van gedeelten van een (bedrijfs)woning voor kamerverhuur, indien meer dan drie kamers worden verhuurd;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan logiesverstrekking in de (bedrijfs)woning en de niet vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij de (bedrijfs)woning, waarbij niet meer dan drie logieseenheden per bedrijf of woning mogen worden gevestigd;
  • h. het gebruik van gedeelten van een woning en bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in bijlage 1, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door een van de bewoners van de woning;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m2 bedraagt of meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 90 m2 bedraagt;
    • 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit worden vervaardigd.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

voor de vestiging van bedrijven in de naast hogere categorie (categorie 3.1, grootste afstand 50 m), mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven genoemd in de categorieën 1 en 2 van de in bijlage 2 opgenomen Staat van bedrijven;

  • b. lid 11.1, sub h:

voor het bewonen van een bedrijfswoning door derden die geen functionele binding met het bedrijf hebben, mits dit gebruik geen belemmering oplevert voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.

Artikel 12 Groen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen en water;

met de/het daarbij behorende:

  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


In de bestemming zijn de bestaande wegen met het bestaande aantal rijstroken begrepen.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van de bestaande gebouwen en tot ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte en oppervlakte.

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 13 Horeca

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijf categorie I en II;
  • b. bedrijfswoningen, al dan niet met ruimte voor:
    • 1. mantelzorg;
    • 2. kamerverhuur;

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • d. de dakhelling bedraagt niet minder dan 30°, dan wel ten minste de dakhelling van het bestaande gebouw indien deze minder bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • f. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt niet minder dan 3 m, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande gebouw tot die perceelgrens indien deze minder bedraagt ;
  • g. het aantal bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan één per bedrijf;
  • h. de oppervlakte van een (bedrijfs)woning bedraagt niet meer dan 250 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt.
13.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden, in afwijking in zoverre van het bepaalde in lid 13.2.1, de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 150 m2, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • c. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • d. de dakhelling bedraagt niet meer dan 60º.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 8 m.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
13.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;

worden afgeweken van het bepaalde in:

  • e. lid 13.2.1 onder a voor een eenmalige uitbreiding van de bebouwde oppervlakte met ten hoogste 20% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing;
  • f. lid 13.2.1 onder a voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak.
13.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken dat in strijd is met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, anders dan voor het gebruik ten behoeve van mantelzorg;
  • d. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning voor kamerverhuur, indien meer dan drie kamers worden verhuurd;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan logiesverstrekking in de bedrijfswoning en de niet vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, waarbij niet meer dan drie logieseenheden per bedrijf mogen worden gevestigd.
13.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.1, sub b voor het bewonen van een bedrijfswoning door derden die geen functionele binding met het bedrijf hebben, mits dit gebruik geen belemmering oplevert voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.

13.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen gebouwen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', te slopen.
  • b. De omgevingsvergunning voor het slopen wordt alleen verleend indien de bouwkundige staat van het gebouw zodanig is dat de sloop vanuit het oogpunt van goede volkshuisvesting noodzakelijk is en/of renovatie redelijkerwijs niet mogelijk is.

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. bedrijfswoningen, al dan niet met ruimte voor:
    • 1. mantelzorg;
    • 2. kamerverhuur;

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen en water;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


In de bestemming is aan de bestemming gerelateerde horeca categorie I begrepen, tot een maximum oppervlakte van 100 m2.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • d. de dakhelling bedraagt niet minder dan 30°, dan wel ten minste de dakhelling van het bestaande gebouw indien deze minder bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • f. het aantal bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan één per maatschappelijke voorziening;
  • g. de oppervlakte van een (bedrijfs)woning bedraagt niet meer dan 250 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt.
14.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een (bedrijfs)woning gelden, in afwijking in zoverre van het bepaalde in lid 14.2.1, de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 150 m2, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • c. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • d. de dakhelling bedraagt niet meer dan 60º.
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 8 m.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
14.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;

worden afgeweken van het bepaalde in:

  • e. lid 14.2.1 onder a voor een eenmalige uitbreiding van de bebouwde oppervlakte met ten hoogste 20% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing;
  • f. lid 14.2.1 onder a voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak.
14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken dat in strijd is met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, anders dan voor het gebruik ten behoeve van mantelzorg;
  • d. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning voor kamerverhuur, indien meer dan drie kamers worden verhuurd;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan logiesverstrekking in de bedrijfswoning en de niet vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, waarbij niet meer dan drie logieseenheden per bedrijf mogen worden gevestigd.
14.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.1, sub b voor het bewonen van een bedrijfswoning door derden die geen functionele binding met het bedrijf hebben, mits dit gebruik geen belemmering oplevert voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.

Artikel 15 Maatschappelijk - Begraafplaats

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. begraafplaats;

met de daarbij behorende:

  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen en water;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 100 m2 per begraafplaats;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 6 m, dan wel niet meer dan de goot- en bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt niet meer dan 3,5 m.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 16 Natuur

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. cultuurgrond met daarbij behorende paden en sloten.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m.
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.3.1 Omgevingsvergunningplichtige werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;
  • b. graven en dempen van sloten en watergangen;
  • c. het aanbrengen van drainage of wijzigingen van het greppelsysteem.
16.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 16.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
16.3.3 Voorwaarden

De in lid 16.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden van het gebied.

Artikel 17 Recreatie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie, waaronder begrepen een openluchtzwembad en een recreatieplas;
  • b. standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen, ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  • c. jachthaven, ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven';
  • d. gebouwen voor beheer en voorzieningen;
  • e. bedrijfswoningen, al dan niet met ruimte voor:
    • 1. mantelzorg;
    • 2. kamerverhuur;

met de daarbij behorende:

  • f. fiets- en voetpaden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groen- en speelvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


In de bestemming is aan de bestemming gerelateerde horeca, in de vorm van een kantine, theehuis en daarmee vergelijkbare vormen, eveneens begrepen.

In de bestemming zijn volkstuinen begrepen.

Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' is het houden van evenementen en parkeren in de bestemming begrepen.

Ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' zijn camperplaatsen en maximaal 4 trekkershutten toegestaan, alsmede voorzieningen in de vorm van horeca categorie I (tot een maximum oppervlakte van 225 m2), een spoel- en wasplaats, sanitaire voorzieningen en havenkantoor, dan wel naar de aard hiermee vergelijkbare voorzieningen.

Ter plaatse van de aanduding 'kampeerterrein' zijn maximaal 10 trekkershutten toegestaan, alsmede voorzieningen in de vorm van horeca categorie I, kampwinkel, receptie, beheer en sanitaire voorzieningen, dan wel naar de aard hiermee vergelijkbare voorzieningen.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat:
  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' de bebouwde oppervlakte niet meer bedraagt dan 800 m2;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' het bouwvlak voor ten hoogste 20% mag worden bebouwd;  
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a mogen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' de volgende gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd:
  • 1. maximaal 5 gebouwen ten behoeve van het beheer of sanitaire voorzieningen, elk met een oppervlakte van ten hoogste 125 m2;
  • 2. maximaal 10 trekkershutten, elk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 4 m;
  • c. de goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • d. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • e. de dakhelling bedraagt niet minder dan 30º, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt, dan wel de bestaande platte afdekking;
  • f. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • g. er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan ter plaatse van respectievelijk de aanduiding 'jachthaven' en de aanduiding 'kampeerterrein';
  • h. de oppervlakte van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 250 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt.
17.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden, in afwijking in zoverre van het bepaalde in lid 17.2.1 de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 150 m2, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • c. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • d. de dakhelling bedraagt niet meer dan 60º.
17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 16 m
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
17.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;

worden afgeweken van het bepaalde in:

  • e. lid 17.2.1 onder a voor een eenmalige uitbreiding van de bebouwde oppervlakte met ten hoogste 20% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing;
  • f. lid 17.2.1 onder a voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak.
17.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken dat in strijd is met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, anders dan voor het gebruik ten behoeve van mantelzorg;
  • d. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning voor kamerverhuur, indien meer dan drie kamers worden verhuurd;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' en 'kampeerterrein';
  • f. het gebruik van gronden en gebouwen voor permanente bewoning, met uitzondering van de bedrijfswoningen.
17.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.1, sub e voor het bewonen van een bedrijfswoning door derden die geen functionele binding met het bedrijf hebben, mits dit gebruik geen belemmering oplevert voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.

Artikel 18 Sport

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvelden met de bijbehorende voorzieningen;
  • b. sporthal;
  • c. manege, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'manege'.

met de daarbij behorende:

  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. parkeervoorzieningen
  • f. groen- en speelvoorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

In de bestemming is aan de bestemming gerelateerde horeca categorie I begrepen, tot een maximum oppervlakte van 100 m2.

Onder manege wordt uitsluitend bedrijfsvoering overeenkomstig de bestaande bedrijfsvoering verstaan.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 16 m
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
18.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;

worden afgeweken van het bepaalde in:

  • e. lid 18.2.1 onder a voor een eenmalige uitbreiding van de bebouwde oppervlakte met ten hoogste 20% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing;
  • f. lid 18.2.1 onder a voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak.

18.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken dat in strijd is met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden.

Artikel 19 Verkeer

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor zowel het verkeer met een doorgaand karakter als de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;

met de daarbij behorende:

  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groen- en speelvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

In de bestemming zijn tevens standplaatsen ten behoeve van ambulante handel, markten, braderieën, verenigingsactiviteiten en dergelijke begrepen.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte, anders dan voor bouwwerken rechtstreeks ten dienste van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 20 Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vaarten, sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • b. kaden en oeverstroken;
  • c. bruggen en andere waterstaatkundige werken;
  • d. steigers en aanleg- en ligplaatsen voor boten;

met de daarbij behorende:

  • e. bermen en beplanting;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken dat in strijd is met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van recreatief nachtverblijf op de aangemeerde boten in de jachthaven.

Artikel 21 Woongebied - 1

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet met ruimte voor:
    • 1. een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit, zoals genoemd in bijlage 1;
    • 2. mantelzorg;
    • 3. kamerverhuur;
  • b. reparatie-, verhuur-, bouwnijverheid- en installatiebedrijven, die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar toelaatbaar zijn naast woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  • c. bestaande bedrijven voor zover deze niet behoren tot de categorieën van bedrijven, genoemd onder b, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  • d. bestaande detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • e. bestaande horeca (categorie I en II), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • f. zakelijke dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • g. kamerverhuur, uitsluitend ter plaatse aan de aanduiding 'kamerverhuur';
  • h. tuincentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
  • i. recreatieappartementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • j. zwembad, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zwembad';
  • k. bestaande garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - garagebox';

met de daarbij behorende:

  • l. tuinen, erven en terreinen;
  • m. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • n. groen- en speelvoorzieningen en water;
  • o. nutsvoorzieningen;
  • p. waterhuishoudkundige voorzieningen.

De onder b genoemde bedrijven behoren tot de categorieën 1 en 2 (grootste afstand 30 m) van de in bijlage 2 opgenomen Staat van bedrijven. De afstand wordt gerekend ten opzichte van de aangrenzende woonbebouwing. Bedrijven die wat betreft geur, stof, gevaar en geluid vergelijkbaar zijn met de bedrijven genoemd in de categorieën 1 en 2, zijn zonder meer toelaatbaar.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal, dan wel het aantal dat in het plan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - nieuwbouwlocatie' nieuwe woningen worden toegevoegd; het aantal te bouwen woningen moet passen binnen de door Gedeputeerde Staten vastgestelde nieuwbouwruimte;
  • c. de woningen dienen te worden geplaatst binnen een strook gemeten vanuit de naar de weg gekeerde bouwgrens met een diepte van ten hoogste 20 m, dan wel ten hoogste de diepte van de strook waarbinnen de bestaande woning is gebouwd indien deze meer bedraagt;
  • d. voorzover een bouwvlak is aangegeven, dient binnen dit bouwvlak te worden gebouwd;
  • e. de hoofdgebouwen in het bebouwingslint langs het Ter Apelkanaal worden in de bestaande voorgevellijn gebouwd;
  • f. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt niet minder dan 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
  • g. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
  • h. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
  • i. de dakhelling bedraagt niet minder dan 30º, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder is;
  • j. de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een boerderijpand ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bedraagt ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling, tenzij hiervan bij nieuwbouw moet worden afgeweken in verband met de minimale technische vereisten van het Bouwbesluit, in welk geval ten minste de verhoudingen van de hoofdvorm, bepaald door dakhelling, dakvorm, goothoogte en gevelbeëindiging worden gehandhaafd;
  • k. van een bouwperceel mag niet meer dan 60% worden bebouwd (inclusief bijbehorende bouwwerken), dan wel het bestaande percentage indien dit meer is;
  • l. het aantal recreatieappartementen ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' bedraagt niet meer dan vier.
21.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan gebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • c. de dakhelling bedraagt niet meer dan 60º;
  • d. de bouwhoogte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan:
  • 1. 2,5 m, indien in de zijdelingse of in de achterste perceelsgrens wordt gebouwd;
  • 2. de hoogte van een punt in een denkbeeldige lijn van 45º getrokken vanuit een punt op 2,5 m hoogte op de zijdelingse perceelsgrens;
  • 3. de hoogte van een punt in een denkbeeldige lijn van 30º getrokken vanuit een punt op 2,5 m hoogte op de achterste perceelsgrens;
  • e. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd op minimaal 5 m uit de grens van de bestemming Water;
  • f. in afwijking van het gestelde onder a tot en met e geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - garagebox' uitsluitend garageboxen mogen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
21.2.3 Overige gebouwen

Voor het bouwen van overige gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van bestaande gebouwen ten behoeve van zakelijke dienstverlening, bedrijven en detailhandel mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan de goot- en bouwhoogte van het bestaande gebouw;
  • c. de inhoud van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen bedraagt per gebouwtje niet meer dan 50 m3.
21.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 2 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
21.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

worden afgeweken van het bepaalde in:

voor het bouwen van het hoofdgebouw voor of achter de bestaande voorgevellijn;

  • b. lid 21.2.1, sub f:
    ten behoeve een geringere afstand tot de grens van het bouwperceel, dan wel het bouwen op de grens van het bouwperceel;
  • c. lid 21.2.1, sub i:
    voor een geringere dakhelling en/of een platte afdekking of een andere afwijkende dakvorm;
  • d. lid 21.2.2, sub a:
  • voor de bouw van erkers en toegangsportalen voor de naar de weg gekeerde gevel tot een oppervlakte van 6 m2 met een bouwhoogte van maximaal 3 m;
  • voor de bouw van bijbehorende bouwwerken, voorzover deze niet voldoen aan het bepaalde in lid 21.2.1en 21.2.2, voor de (naar de weg gekeerde) zijgevel van hoekwoningen, mits:
  • de afstand tot (het verlengde van) de naar de weg gekeerde voorgevel van de hoekwoning minimaal 3 m bedraagt;
  • het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.
21.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken dat in strijd is met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en gebouwen voor de vestiging van bedrijven, genoemd in een naast hogere categorie van bedrijven;
  • b. het splitsen van een woning in meer dan één woning;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, anders dan het gebruik ten behoeve van mantelzorg;
  • e. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning voor kamerverhuur, indien meer dan drie kamers worden verhuurd;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' en met uitzondering van logiesverstrekking in de woning en de niet vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij de woning, waarbij niet meer dan drie logieseenheden per woning mogen worden gevestigd;
  • g. het gebruik van gedeelten van een woning en bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in bijlage 1, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door een van de bewoners van de woning;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m2 bedraagt of meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 90 m2 bedraagt;
    • 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit worden vervaardigd.
  • h. het gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, zoals een pension.
21.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 21.1 en lid 21.5, sub a:
    voor de vestiging van bedrijven in de naast hogere categorie (categorie 3.1, grootste afstand 50 m), mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven genoemd in de categorieën 1 en 2 van de in bijlage 2 opgenomen ;
  • b. lid 21.5, sub b:
    voor het gebruik van een woonhuis, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, voor meer dan één woning, mits:
    • 1. deze afwijking alleen wordt toegepast bij panden die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – woningsplitsing', teneinde de landschappelijke, cultuurhistorische en/of karakteristieke waarden van de panden te kunnen behouden;
    • 2. het aantal woningen na de splitsing van een woning ten hoogste twee bedraagt;
    • 3. de afwijking passend is binnen de door Gedeputeerde Staten vastgestelde nieuwbouwruimte;
    • 4. de verkeersdruk als gevolg van de afwijking niet wezenlijk toeneemt.
  • c. lid 21.6, sub e:
    voor kamerverhuur met meer dan drie kamers, mits niet meer dan vijf kamers worden verhuurd, waarbij de volgende regels in acht worden genomen;
  • 1. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren, dan wel mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omringende woonomgeving;
  • 2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse.
21.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen gebouwen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', te slopen;
  • b. De omgevingsvergunning voor het slopen wordt alleen verleend indien de bouwkundige staat van het gebouw zodanig is dat de sloop vanuit het oogpunt van goede volkshuisvesting noodzakelijk is en/of renovatie redelijkerwijs niet mogelijk is.
21.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', ''dienstverlening' of 'detailhandel' de bestemming wijzigen in die zin dat de aanduiding 'bedrijf', 'dienstverlening' of 'detailhandel' vervalt, met dien verstande dat:

  • a. het bepaalde in dit artikel ten aanzien van wonen van overeenkomstige toepassing is;
  • b. indien sprake is van een zone langs een weg als bedoeld in de Wet geluidhinder, de geluidsbelasting, vanwege de weg, van de gevel niet meer dan de hoogst toelaatbare waarde als bedoeld in de Wet geluidhinder mag bedragen.

Artikel 22 Woongebied - 2

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet met ruimte voor:
    • 1. een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit, zoals genoemd in bijlage 1;
    • 2. mantelzorg;
    • 3. kamerverhuur;

met de daarbij behorende:

  • b. tuinen, erven en terreinen;
  • c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • d. groen- en speelvoorzieningen en water;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal;
  • b. de uitwendige hoofdvorm van het gebouw, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakvorm, mag niet worden gewijzigd;
22.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de achtergevel van de woning bedraagt minimaal 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 50 m2, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • c. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk bedraagt minimaal 25º;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen tevens te voldoen, aan het gestelde in het in bijlage 4 opgenomen beeldkwaliteitsplan AGO-dorp.
22.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 2 m zal bedragen;
  • b. het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde is alleen toegestaan mits:
  • 1. de bouwhoogte ten hoogste 1 m bedraagt;
  • 2. de oppervlakte ten hoogste 2 m2 bedraagt;
  • 3. het erf als gevolg van het bouwwerk voor niet meer dan 50% wordt bebouwd.
22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
22.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.2.2, sub b voor de vergroting van de oppervlakte tot ten hoogste 100 m2, mits er een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten functies is, bijvoorbeeld vanwege een gezinssituatie, mantelzorg, stalling van materieel, dan wel ruimtebehoevende hobbymatige/bedrijfsmatige activiteiten of een situatie waarin de vergroting van het hoofdgebouw moet worden afgewezen

22.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken dat in strijd is met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het splitsen van een woning in meer dan één woning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, anders dan voor het gebruik ten behoeve van mantelzorg;
  • d. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning voor kamerverhuur, indien meer dan drie kamers worden verhuurd;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • f. het gebruik van gedeelten van een woning en bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in bijlage 1, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door een van de bewoners van de woning;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m2 bedraagt of meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 90 m2 bedraagt;
    • 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit worden vervaardigd.
  • g. het gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, zoals een pension.
22.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.5, sub d voor kamerverhuur met meer dan drie kamers, mits niet meer dan vijf kamers worden verhuurd, waarbij de volgende regels in acht worden genomen:

  • a. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren, dan wel mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omringende woonomgeving;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse.

Artikel 23 Woongebied - 3

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet met ruimte voor:
    • 1. een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit, zoals genoemd in bijlage 1;
    • 2. mantelzorg;
    • 3. kamerverhuur;

met de daarbij behorende:

  • b. tuinen, erven en terreinen;
  • c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • d. groen- en speelvoorzieningen en water;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt niet minder dan 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
  • c. het hoofdgebouw bestaat uit één of twee bouwlagen met een platte afdekking;
  • d. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
  • e. de tweede bouwlaag heeft een minimale afstand van 4 m ten opzichte van de voorgevelrooilijn;
  • f. de tweede bouwlaag valt samen met de bestaande achtergevelrooilijn, maar bevindt zich op een afstand van minimaal 7 m ten opzichte van de achtererfgrens.
23.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 50 m2, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • c. bijbehorende bouwwerken worden op de perceelgrens gebouwd of op minimaal 1 m uit de perceelgrens;
  • d. de bijbehorende bouwwerken hebben een platte afdekking;
  • e. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt niet meer dan 2,5 m.
23.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 2 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
23.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 23.2.1, sub b:
    tot een afstand van de zijdelingse perceelsgrens van 3 m;
  • b. lid 23.2.2, sub b:
    voor de vergroting van de oppervlakte tot ten hoogste 100 m2, mits er een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten functies is, bijvoorbeeld vanwege een gezinssituatie, mantelzorg, stalling van materieel, dan wel ruimtebehoevende hobbymatige/bedrijfsmatige activiteiten of een situatie waarin de vergroting van het hoofdgebouw moet worden afgewezen.
23.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken dat in strijd is met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het splitsen van een woning in meer dan één woning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, anders dan voor het gebruik ten behoeve van mantelzorg;
  • d. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning voor kamerverhuur, indien meer dan drie kamers worden verhuurd;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • f. het gebruik van gedeelten van een woning en bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in bijlage 1, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door een van de bewoners van de woning;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m2 bedraagt of meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 90 m2 bedraagt;
    • 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit worden vervaardigd.
  • g. het gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, zoals een pension.
23.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.5, sub d voor kamerverhuur met meer dan drie kamers, mits niet meer dan vijf kamers worden verhuurd, waarbij de volgende regels in acht worden genomen:

  • a. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren, dan wel mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omringende woonomgeving;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse.

Artikel 24 Woongebied - 4

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet met ruimte voor:
    • 1. een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit, zoals genoemd in bijlage 1;
    • 2. mantelzorg;
    • 3. kamerverhuur;

met de daarbij behorende:

  • b. tuinen, erven en terreinen;
  • c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • d. groen- en speelvoorzieningen en water;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak en dienen met de voorgevel in de naar de weg gekeerde bouwgrens of ten hoogste 3 m achter deze bouwgrens te worden gebouwd;
  • b. de woningen worden vrijstaand gebouwd;
  • c. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het aantal dat in het plan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • d. de goot- en bouwhoogte van de woningen bedragen niet meer dan in het plan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • e. de afstand van de woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m;
  • f. van een bouwperceel mag niet meer dan 50% worden bebouwd (inclusief bijbehorende bouwwerken), dan wel het bestaande percentage indien dat meer is;
  • g. bijbehorende bouwwerken dienen te voldoen aan het voorgaande, dan wel aan het bepaalde onder 24.2.2 (regeling bijbehorende bouwwerken);
24.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt niet meer dan 3 m.
24.2.3 Overige gebouwen

Voor het bouwen van overige gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt per gebouwtje ten hoogste 50 m3;
  • b. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m;
24.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 2 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
24.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
24.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.2.3 ten behoeve van gebouwen voor verkeers- en verblijfsdoeleinden met een maximale inhoud van 50 m3.

24.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken dat in strijd is met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het splitsen van een woning in meer dan één woning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, anders dan voor het gebruik ten behoeve van mantelzorg;
  • d. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning voor kamerverhuur, indien meer dan drie kamers worden verhuurd;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • f. het gebruik van gedeelten van een woning en bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in bijlage 1, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door een van de bewoners van de woning;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m2 bedraagt of meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 90 m2 bedraagt;
    • 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit worden vervaardigd.
  • g. het gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, zoals een pension.
24.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.5, sub d voor kamerverhuur met meer dan drie kamers, mits niet meer dan vijf kamers worden verhuurd, waarbij de volgende regels in acht worden genomen:

  • a. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren, dan wel mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omringende woonomgeving;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse.

Artikel 25 Leiding - Gas

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor.

  • a. hoofdaardgastransportleidingen;

met de daarbij behorende:

  • b. belemmeringenstrook;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde .
25.2 Bouwregels
25.2.1 Gebouwen

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, mogen op of in deze gronden geen gebouwen worden gebouwd.

25.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende:

  • de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m.
25.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2 voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het aanbrengen van diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • het indrijven van voorwerpen in de bodem.
  • het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.
25.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 25.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
25.4.3 Voorwaarden

De in lid 25.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.

Artikel 26 Waarde - Archeologie 1

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

26.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 0,4 m wordt geroerd, met uitzondering van:

  • bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50m2 ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen.

De gebouwen die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan zijn hiervan uitgezonderd.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.2 mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
  • c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht wordt of worden genomen:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. een verplichting tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    • 3. een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien het voornemen bestaat om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het ontgronden, afgraven egaliseren van gronden;
  • het mengen, diepploegen, ontginnen van gronden dieper dan 0,4 m;
  • het graven of dempen van watergangen;
  • het aanbrengen van systematische drainage in agrarische percelen dieper dan 0,4 m;
  • het graven van sleuven breder dan 0,5 m en dieper dan 1 m ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen, drainage en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • het permanent verlagen van het waterpeil.
26.4.2 Voorwaarden

De in lid 26.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
  • c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht wordt of worden genomen:
  • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 3. een verplichting tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
  • 4. een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien het voornemen bestaat om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

26.4.3 Uitzonderingen

Het in lid 26.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die:

  • reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • het normale onderhoud betreffen;
  • mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 2

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

27.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 0,4 m wordt geroerd, met uitzondering van:

  • bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 100 m2 wordt uitgebreid;
  • bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 100 m2 ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen.

De gebouwen die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan zijn hiervan uitgezonderd.

27.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 27.2 mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
  • c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht wordt of worden genomen:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. een verplichting tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    • 3. een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien het voornemen bestaat om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het ontgronden, afgraven, egaliseren van gronden over een oppervlakte groter dan 100 m2;
  • het mengen, diepploegen, ontginnen van gronden over een oppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 0,4 m;
  • het graven of dempen van watergangen;
  • het aanbrengen van systematische drainage in agrarische percelen dieper dan 0,4 m;
  • het graven van sleuven breder dan 0,5 m en dieper dan 1 m ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen, drainage en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • het permanent verlagen van het waterpeil.
27.4.2 Voorwaarden

De in lid 27.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
  • c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht wordt of worden genomen:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. een verplichting tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    • 3. een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien het voornemen bestaat om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

27.4.3 Uitzonderingen

Het in lid 27.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die:

  • reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • het normale onderhoud betreffen;
  • mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
27.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door deze bestemming te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 28 Waarde - Cultuurhistorie

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor voor de opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

28.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.2.1 Omgevingsvergunningplichtige werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het rooien of vellen van houtopstand;
  • het beplanten van gronden met houtopstanden;
  • het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
28.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 28.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwerken zijnden en werkzaamheden die:

  • het normale onderhoud betreffen;
  • reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
28.2.3 Voorwaarden

De in lid 28.2.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in lid 28.1 bedoelde waarde.

Artikel 29 Waarde - Natuur en landschap

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Natuur en landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de wezenlijke natuurlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur, wat in ieder geval de verplichting inhoudt van behoud van areaal, kwaliteit en samenhang van het betrokken gebied.

29.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Indien en voor zover deze gronden samenvallen met gronden, waarvoor in een andere bestemming een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, voor zover deze althans niet worden uitgevoerd ter realisering van de dubbelbestemming Waarde - Natuur en landschap, uitsluitend toelaatbaar zijn indien door die werken of werkzaamheden tevens geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de wezenlijke natuurlijke kenmerken en waarden als bedoeld in lid 29.1.

29.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de zin dat de bestemming Waarde - Natuur en landschap wordt verwijderd als de basisbestemming wordt gewijzigd in de bestemming Natuur.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 30 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 31 Algemene gebruiksregels

31.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken dat in strijd is met de bestemmingen wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • c. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • d. het storten van puin en afvalstoffen;
  • e. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • f. de stalling en opslag van caravans, boten, oldtimers en dergelijke, anders dan in bouwwerken, met uitzondering van de bedrijfsgebonden stalling en opslag ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven';
  • g. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen;
  • h. het gebruik van gronden voor het innemen van standplaatsen ten behoeve van ambulante handel, braderieën, verenigingsactiviteiten en daarmee vergelijkbare activiteiten gedurende een aaneengesloten periode van meer dan twee dagen. Het verbod geldt niet voor gronden die bestemd zijn voor Centrum en Verkeer waar het innemen van een standplaats onderdeel uitmaakt van de bestemmingsomschrijving.
31.2 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgweken van de in dit plan opgenomen gebruiksregels indien strikte toepassing van die regels zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik dat niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 32 Algemene aanduidingsregels

32.1 Afvalwaterpersleiding
32.1.1 Bestemming

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Afvalwaterpersleiding' zijn mede bestemd voor het transport van afvalwater.

32.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  • het aanbrengen van diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.

  • b. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
  • reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • het normale onderhoud ten aanzien van de leiding of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • graafwerkzaamheden betreffen in het kader van de Wet Informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

  • c. Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding.
32.2 Geluidzone - industrie
32.2.1 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • Een op grond van de daar voorkomende bestemming toelaatbaar geluidgevoelig gebouw, of de uitbreiding ervan, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting van de gevels van dit geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.
32.2.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet geluidsgevoelige bouwwerken als geluidsgevoelig object.

32.3 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
32.3.1 Bestemming

De voor 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede aangewezen voor het tegengaan van de vestiging van objecten voor langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen.

32.3.2 Specifieke gebruiksregels
  • a. Gebouwen en/of terreinen mogen niet worden gebruikt als een object voor langdurig verblijf van verminderd zelfredzame personen;
  • b. In afwijking van het bepaalde in sub a mag bestaand gebruik worden voortgezet.
32.4 Wro-zone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' de bestemming wordt gewijzigd in Woongebied - 1, mits deze wijziging past binnen de door Gedeputeerde Staten vastgestelde nieuwbouwruimte.

Na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 19 (Woongebied 1) van overeenkomstige toepassing

32.5 Wro-zone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 2' de bestemming wordt gewijzigd in 'Woongebied - 1' mits:

  • 1. deze wijziging past binnen de door Gedeputeerde Staten vastgestelde nieuwbouwruimte en;
    • a. ontheffing ingevolge artikel 4.32 lid 2 wordt verkregen van Gedeputeerde Staten van het bepaalde in artikel 4.31 ten aanzien van de ecologische hoofstructuur;

Na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 19 (Woongebied 1) van overeenkomstige toepassing.

Artikel 33 Algemene afwijkingsregels

33.1 Afwijken van de regels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de in het plan gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen;
  • b. het bepaalde in het plan voor het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. het bepaalde in het plan voor het overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. het bepaalde in het plan voor het bouwen van nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits:
  • de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 bedraagt;
  • e. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennemasten ten behoeve van telecommunicatie tot een bouwhoogte van 40 m, mits wordt voorzien in een goede landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing.
33.2 Voorwaarden

De onder  33.1 bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  • b. de verkeersveiligheid.

Artikel 34 Algemene wijzigingsregels

34.1 wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemmingen 'Bedrijf', 'Bedrijf - Gemeentewerf', 'Gemengd', 'Groen' en 'Maatschappelijk' worden gewijzigd in de bestemming 'Woongebied - 1, mits deze wijziging past binnen de door Gedeputeerde Staten vastgestelde nieuwbouwruimte. Na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 19 (Woongebied 1) van overeenkomstige toepassing.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen het plan, alleen voor zover gelegen binnen het lint, wijzigen in die zin dat het bestaande aantal woningen binnen de bestemming "Centrum" en het maxinaal aantal woningen binnen de bestemmingen "Gemengd" en "Woongebied - 1" ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal woningen" wordt uitgebreid, mits:
    • 1. op het moment van toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt gemotiveerd dat de toe te voegen woning past binnen de door de provincie vastgestelde nieuwbouwruimte, dan wel de daarvoor in de plaats komende intergemeentelijke afspraken over nieuwbouw capaciteit;
    • 2. bij de beoordeling van de invulling van woningen in het lint rekening wordt gehouden met het afwegingskader zoals dat in de in bijlage 5 opgenomen notitie Afwegingskader potentiële invullocaties is vastgesteld.

zie vaststellingsbesluit

34.2 Voorwaarden

De in lid 34.1 genoemde wijzigingen kunnen uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 35 Overgangsrecht

35.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  • gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  • b. Er kan eenmalig bij omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 35.1, sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 35.1, sub a met maximaal 10%.

  • c. Lid 35.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
35.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 35.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 35.2 sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Lid 35.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 36 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Ter Apel Dorp.