|
Het plangebied van bestemmingsplan Frans Hals / Patrimonium ligt ten noorden van de binnenstad van Haarlem en beslaat een oppervlakte van ca. 41 ha. Het wordt begrensd, met de klok mee, door het midden van het Noorder Buiten Spaarne (aan de oostzijde), de rand van de Bolwerken (zuidzijde), de Maarten van Heemskerckstraat en de Judith Leysterstraat (westzijde), de Kleverlaan, Schoterweg en Schoterstraat (noordwestzijde) en de achterzijde van de bebouwing langs de Johannes de Breukstraat, Zocherstraat, Hekstraat, Vredenrijkstraat en Rozenhagenstraat (noordwestzijde). Zie afbeelding 1.
Afbeelding 1: Plangrenzen bestemmingsplan Frans Hals / Patrimonium.
De aanleiding tot dit bestemmingsplan zijn de ouderdom van de geldende bestemmingsplannen, de veelheid van regelingen die onder meer door de diverse herzieningen is ontstaan en nieuwe ontwikkelingen in de samenleving.
Stadsdelen waar alleen verouderde bestemmingsplannen gelden, kennen onvoldoende rechtszekerheid en onvoldoende bescherming tegen ongewenste ontwikkelingen. Daarnaast zijn verouderde bestemmingsplannen wat betreft regelgeving vaak zeer gedetailleerd en weinig flexibel.
Ook staat voor bijna het hele plangebied de aanwijzing tot beschermd stadgezicht op de nominatie bij de Rijksdienst Monumentenzorg. De beschermende werking van het "beschermd stadsgezicht" wordt in dit bestemmingsplan ingepast.
Hoofddoel van het nieuwe bestemmingsplan Frans Hals / Patrimonium is het opstellen van een actueel ruimtelijk-juridisch kader, waarbinnen niet alleen de bestaande situatie adequaat wordt geregeld, maar waar ook nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Ruimte voor nieuwe ontwikkelingen kan betrekking hebben op nieuwe functies, maar ook op ruimere bebouwingsmogelijkheden. Het bestemmingsplan moet helder, eenduidig interpreteerbaar, handhaafbaar en toetsbaar zijn.
Het bestemmingsplan Frans Hals / Patrimonium bestaat uit een verbeelding, waarderingskaart, regels en een toelichting. De waarderingskaart draagt zorg voor een zo goed mogelijke bescherming van de bestaande waarden van het toekomstig beschermd stadsgezicht, waar een groot deel van dit plangebied deel van uitmaakt. Op de bestemmingsverbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met een aanduiding van de bestemming. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de plantoelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.
Binnen het plangebied Frans Hals / Patrimonium gelden de volgende bestemmingsplannen:
nr. | Naam van het plan | Vastgesteld | Goedgekeurd | ||
504-4 | Deelplan Joh. de Breukstraat | 5-10-1983 | 29-05-1984 | ||
505-1 | Frans Halsbuurt | 27-09-1989 | 15-05-1990 | ||
611bp001 | Ripperda | 09-04-2003 | 12-08-2003 | ||
504-2 | Holland Nautic | 26-02-1981 | 18-05-1982 | ||
B9 | B9 | 14-08-1935 | 30-10-1935 |
Daarnaast zijn diverse bouwinitiatieven met een vrijstelling op basis van art. 19
WRO procedures mogelijk gemaakt. Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan
Frans Hals / Patrimonium zullen de in het bovenstaande schema genoemde bestemmingsplannen
hun rechtskracht verliezen, voor zover ze binnen dit bestemmingsplan liggen.
Het bestemmingsplan Frans Hals / Patrimonium doorloopt, net als ieder bestemmingsplan, een uitgebreide procedure. In oktober 2007 is hiermee gestart. Na een informatief overleg met de betrokken wijkraad in het plangebied is het concept ontwerpbestemmingsplan door het college van Burgemeester en Wethouders vrijgegeven voor het bestuurlijk vooroverleg ex art. 3.1.1 Besluit op de ruimtelijke ordening (nieuwe Bro) met verschillende (semi)overheden zoals diensten van het Rijk, de Provincie Noord-Holland, het Hoogheemraadschap en andere belangenorganisaties. Gelijktijdig is in het kader van participatie overleg gevoerd met de wijkraden. De gemaakte opmerkingen van de wijkraad en de reacties naar aanleiding van het wettelijk vooroverleg, hebben deels geleid tot aanpassing van het concept ontwerpbestemmingsplan Frans Hals / Patrimonium (zie bijlage 4 en 7).
Het aangepaste concept ontwerpbestemmingsplan werd daarna ontwerpbestemmingsplan Frans Hals / Patrimonium genoemd en, na publicatie, 6 weken ter inzage gelegd. In die tijd konden schriftelijke zogenoemde zienswijzen worden ingediend bij de gemeenteraad. De gemeente heeft op 7 oktober 2008 een informatiebijeenkomst georganiseerd over het nieuwe bestemmingsplan.
Na verwerking van de zienswijzen wordt het bestemmingsplan voorgelegd aan het college van Burgemeester en Wethouders . Vervolgens zal het ter advisering worden aangeboden aan de raadscommissie Ontwikkeling, waarna de gemeenteraad zal besluiten over de vaststelling van het bestemmingsplan. Na aanpassing van het bestemmingsplan met inachtneming van de door de raad aangebrachte wijzigingen wordt het vastgestelde bestemmingsplan wederom ter inzage gelegd (aanvang beroepstermijn). Degenen die een zienswijze bij de Raad hebben ingediend kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kan eenieder beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen wijzigingen die de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft aangebracht.
Het bestemmingsplan treedt in werking de dag na afloop van de hierboven genoemde beroepstermijn.
Een eventueel beroep tegen het bestemmingsplan heeft geen schorsende werking, tenzij
een voorlopige voorziening wordt gevraagd bij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State.
Deze toelichting bestaat uit 7 hoofdstukken. Na de inleiding in hoofdstuk 1 wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied beschreven. Daarbij wordt onder meer ingegaan op de huidige ruimtelijk-functionele structuur van het gebied. In hoofdstuk 3 en 4 wordt het beleidskader en andere uit regelgeving voortvloeiende beperkingen beschreven. Hierbij wordt ingegaan op de voor het bestemmingsplan relevante regelgeving op Europees- en Rijksniveau, provinciaal niveau en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 5 wordt beschreven hoe de hierboven genoemde beleidsuitgangspunten en regelgeving is vertaald in dit bestemmingsplan en welke nadere beleidskeuzes daarbij zijn gemaakt voor het plangebied. In Hoofdstuk 6 wordt de juridische werking van de verbeelding, waarderingskaart en de regels van dit bestemmingsplan nader toegelicht en is een toelichting per artikel opgenomen. Hoofdstuk 7 is bedoeld voor de resultaten van de inspraak en het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Daarnaast wordt inzicht gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan.
In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven. Allereerst wordt aan de hand van de ontstaansgeschiedenis van het plangebied een korte historische schets gemaakt. Vervolgens wordt de stedenbouwkundige structuur van het gebied beschreven en wordt ingegaan op de toekomstige aanwijzing beschermd stadsgezicht. In de paragrafen 2.3 en 2.4 wordt vervolgens het gebruik en de openbare ruimte in het plangebied beschreven. Tot slot wordt bij projecten in uitvoering een beschrijving gegeven van het Ripperdaterrein.
Ontstaansgeschiedenis
Het gebied is gelegen op de oude strandwal waarop ook de binnenstad van Haarlem is gelegen. De bodem bestaat hier dus uit zandgrond. Alleen de uiterst oostelijke rand langs het Noorder Buiten Spaarne ligt naast de strandwal; de bodem bestaat hier uit veen dat deels bedekt is met klei.
In de periode van de 8ste-9de eeuw raakte de strandwal in de omgeving van Haarlem bewoond. Haarlem vormde zich eerst als agrarische 'geestnederzetting'. Een geest is een langwerpig akkercomplex dat doorgaans is gelegen op het hoogste gedeelte van een strandwal. In het gebied Frans Hals-Patrimonium is de noordelijke punt van de geest nog te herkennen in de Kennemerstraat en het zuidelijke deel van de Schoterweg, die de geestgrond omsloten. Verder naar het zuiden, in de binnenstad, vallen deze oude wegen ter weerszijden van de geest te herkennen als Kruisweg-Kruisstraat en de Jansweg-Jansstraat. Ten noorden van de geest liep de route door naar het dorp Schoten en verder naar het noorden. In het iets lager gelegen land ter weerszijden en ten noorden van de geest werden ter ontwatering parallelle sloten gegraven in oost-west-richting.
Toen Haarlem zich ontwikkelde tot belangrijke en relatief grote stad, in de periode van de 12de-17de eeuw, werd het onderhavige gebied belangrijk voor de voedselverzorging van de stad. Het agrarisch gebruik werd niet meer tot de geest beperkt maar strekte zich uit tot de hele strandwal en de naastliggende veengebieden. Op de zandgrond van de strandwal vond onder andere akkerbouw plaats en in de randzones werd de grond ook als weide gebruikt. Dicht tegen de stad aan was waarschijnlijk ook sprake van tuinbouw.
Het bestemmingsplangebied Frans Hals / Patrimonium beslaat een gedeelte van Haarlem direct ten noorden van de oude binnenstad. Het gebied Haarlem-Noord is uit historisch-stedenbouwkundig oogpunt te typeren als een stedelijk woongebied met onder meer Berlagiaanse en tuinwijkachtige elementen. Hiernaast zijn er een aantal, overwegend prestedelijke, gebieden van bijzondere cultuurhistorische waarde, onder andere de Ripperdakazerne met bijgebouwen en exercitieterrein. Deze kenmerken en kwaliteiten vormen de hoofdmotieven voor de nominatie van de Rijksdienst Monumentenzorg om dit deel van Haarlem aan te wijzen als beschermd stadsgezicht (zie afbeelding grens beschermd stadsgezicht).
Kaart beschermd stadsgezicht: in blauw is de bestaand grens aangegeven. Rood is de toekomstige grens.
De Frans Halsbuurt is globaal gezien in drie fases ontstaan. De eerste fase omvat de oudste delen van de Frans Halsbuurt aan het eind van de 19e eeuw. Tussen de prestedelijke lijnen van Schoterweg en Kennemerstraat kwam het formele Frans Halsplein, de diagonale Frans Halsstraat en de bebouwing langs de Schotersingel. In dezelfde periode verrees op enige afstand ten noorden hiervan het complex van de Cavalerie- of Ripperdakazerne. Het tussenliggende gebied is ingericht op basis van de oost-weststructuur van de voormalige poldersloten. De driehoekige ruimte tussen de Schoterweg en Kennemerstraat was in de 19de eeuw grotendeels in gebruik als excercitieveld. Langs het terrein stonden halverwege de 19de eeuw een aantal villa's en andere huizen. Rond 1880 werd hier, nog net binnen de gemeentegrens, echter een project gebouwd met voorname herenhuizen rond het Frans Halsplein en de schuin daarop aansluitende Frans Halsstraat. De ontwerper was L.P. Zocher, de zoon van de eerder genoemde architect.
Dit project was de eerste stadsuitbreiding in het gebied, nog net binnen de gemeentegrens. Na lange tijd van economische crisis was er weer een periode van voorspoed aangebroken, en tussen 1870 en 1900 resulteerde dit in een ruime verdubbeling van de bevolking. Om deze groei op te kunnen vangen werd in 1884 het zuidelijke gedeelte van de gemeente Schoten, vlak ten noorden van de singels, door Haarlem geannexeerd. Hierna kon de steeds voller wordende stad verder naar het noorden worden uitgebreid.
De bebouwing van de Frans Halsbuurt ontwikkelde zich in de periode 1880-1905. Via diverse bouwprojecten, van losse gebouwen tot hele rijen, werd gaandeweg een dicht bebouwde woonwijk gecreëerd. Doordat de diverse projecten door particulieren werden gerealiseerd en er geen samenhangend stedenbouwkundig plan was, is het stratenplan niet echt overzichtelijk en qua verkaveling en verkeer weinig rationeel. De ligging van de straten was voor een groot deel bepaald door de oudere situatie van bestaande wegen, paden en percelen. De straten zijn in het algemeen recht, maar sluiten vaak niet recht aan op andere straten, waardoor er geen lange zichtassen zijn. De huizen staan, met uitzondering van het westelijke deel van de Schotersingel, direct aan de straat in rechte rooilijnen en de huizenrijen sluiten zich merendeels aaneen tot vrijwel geheel gesloten bouwblokken.
Over de Schotersingel was in 1880-1881 al de Noorderbrug gebouwd, en in aansluiting hierop werd de Maerten van Heemskerckstraat aangelegd. Langs de Schotersingel verrezen voorname herenhuizen (sinds 1990 onderdeel van het beschermd stadsgezicht Haarlem), terwijl de buurt voor het overige vooral werd bebouwd met woningen voor de lagere middenstand en arbeiders. Het betrof eenlaags woningen met kap (Soutmanstraat, Grebberstraat, Vroomstraat, Schoterstraat) en tweelaags etagewoningen met kap. De voorgevels van de gebouwen zijn in het algemeen voorzien van ornamenten in neo-renaissancestijl.
Een bijzonder gesitueerd complex met etagewoningen is te vinden binnen het bouwblok tussen de Ruysdaelstraat en de Kennemerstraat. Deze huizenrij van rond 1895 wordt ontsloten via een smalle steeg dicht achter de huizenrij aan de Kennemerstraat. In beide rijen hebben de huizen nauwelijks buitenruimte. Deze benauwde opzet illustreert de grote vraag naar woonruimte dichtbij de binnenstad, en de wil van particuliere ontwikkelaars om daar aan te verdienen ook al leverde dat uit hygiënisch en stedenbouwkundig oogpunt ongewenste situaties op.
Behalve woonhuizen verrezen ook enkele gebouwen met andere functies ten dienste van volkswijken. Aan de zuidzijde van de Schoterstraat staat bijvoorbeeld nog altijd een fors schoolgebouw van rond 1885, dat is ontworpen door de stadsarchitect J. Leijh, en bij de Schoterburcht staat een voormalig Volksbadhuis uit 1914 van architect J. van den Ban. Aan de oostzijde van het Frans Halsplein werd in 1935 de Frans Halsbioscoop geopend. Dit grote gebouw was ontworpen door architect Joh. Strijbos. Ook waren er diverse buurtwinkels te vinden, met name langs de doorgaande wegen en op straathoeken. Een aantal hiervan bestaat nog altijd.
Afbeelding 2: Stadsplattegrond van Haarlem uit 1904, detail. Linksboven is de Ripperdakazerne afgebeeld, met daaronder de reeds min of meer voltooide Frans Halsbuurt.
In de 19de eeuw was Haarlem een middelgrote garnizoensstad. Het Ministerie van Oorlog besloot in 1874 dat er een nieuwe, grotere kazerne moest komen. De gemeente stelde een stuk land beschikbaar aan de Kleverlaan, in het noordwesten van het bestemmingsplangebied, voor de bouw van de nieuwe cavaleriekazerne. Tussen 1882 en 1884 verrees het complex, naar ontwerp van majoor I.J.H. Gijsberti Hodenpijl.
De kazerne bestaat uit verschillende gebouwen in eclectische stijl, maneges en een exercitieterrein. Aan de Saenredamstraat werden ook nog vier rijtjes woningen voor gehuwde officieren militairen gebouwd, die opvallend genoeg haaks op de straat zijn geplaatst.
In de 20ste eeuw is de kazerne meermaals verbouwd, onder andere door de Duitse bezettingsmacht in WO II. In 1992 vertrok defensie uit het complex, waarna het is gebruikt als asielzoekerscentrum. Tussen 2002 en 2008 wordt het omgebouwd tot woonbuurt met appartementen en onder andere een verpleeghuis en bedrijfsruimtes. Het hoofdgebouw (centraal op het terrein), stallen, maneges, een smederij (aan de westzijde) en de rijtjes officierswoningen (zuidzijde) blijven hierbij behouden.
In de vroege 20ste eeuw zijn langs de westelijke en noordwestelijke randen van het kazerneterrein middenstandswoningen gebouwd in verschillende kleine individuele projecten. De woningen langs de westrand zijn bijzonder omdat deze op een zeer smalle strook tussen de kazerne en de Judith Leysterstraat moesten worden gebouwd.
In het gebied tussen het Spaarne en de Schoterweg lag begin 20ste eeuw nog altijd de boom- en bloemkwekerij Rozenhagen van de firma Zocher & co. Rond 1918 kocht de gemeente het terrein, waarna de gereformeerde woningbouwvereniging Patrimonium in staat werd gesteld om hier een woonbuurt te bouwen met ongeveer 400 woningen. De architecten Tj. Kuipers en A. Ingwersen ontwerpen hiervoor in 1918 een buurt in tuindorp-opzet. De straten hebben korte zichtassen doordat ze steeds een knik maken, en zijn beplant met bomen. De grondgebonden huizen zijn voorzien van kleine voortuintjes met hagen en ruimere achtertuinen. Daarnaast is er ook openbaar groen in de vorm van diverse plantsoenen, met name langs de Kloppersingel.
De huizen, die zijn gebouwd rond 1922, zijn opgenomen in korte rijen met kleine tussenruimtes. Langs de Kloppersingel is de bebouwing twee bouwlagen hoog met kap. Deze huizen zijn bedoeld voor de middenstand. De overige woningen zijn merendeels eenlaags met een kap, bedoeld voor arbeidersgezinnen. Behalve woningen werden in het complex ook winkeltjes geïntegreerd. In het hart van de buurt verrees een school en aan de westzijde werd de Koningskerk gebouwd aan de Kloppersingel. Deze fraaie monumentale kerk, naar ontwerp van architect B.T. Boeyinga, is in 2002 helaas geheel afgebrand en vervangen door nieuwbouw. De buurt verkeert voor het overige in zeer gave staat.
Aansluitend aan de Patrimoniumbuurt, in de oostelijke rand van het gebied aan het Spaarne, lag reeds in de vroege 20ste eeuw enige industriële bebouwing. Rond 1930 en 1975 zijn ook hier woningen gebouwd.
Aanwijzing beschermd stadsgezicht
Sinds 5 december 1990 is de binnenstad van Haarlem en de Haarlemmerhout, inclusief de Bolwerken aangewezen als "beschermd stadsgezicht" in de zin van de Monumentenwet 1988. Dat betekent dat het bijzondere ruimtelijke en functionele karakter van het gebied in een bestemmingsplan moet worden beschermd (ex art 36 van de Monumentenwet). De grens van het beschermd stadsgezicht is aangegeven op afdeling 2. In de toekomst zullen ook een aantal Haarlemse wijken ten noorden van de binnenstad aan dit "beschermd stadsgezicht" worden toegevoegd, waaronder het plangebied van dit bestemmingsplan. De nu geldende bestemmingsplannen hebben geen beschermende werking voor wat betreft het beschermd stadsgezicht en moet mede om die reden herzien worden. De beschermende werking van het "beschermd stadsgezicht" wordt in het onderhavige bestemmingsplan ingepast door het consoliderende karakter van het plan en de waarderingskaart.
Het gebied Haarlem-Noord is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische betekenis van dit overwegend tussen 1880 en 1940 tot stand gekomen woongebied voor middenstand en arbeiders. Het gebied heeft een hoogwaardige en overwegend gaaf bewaard gebleven stedenbouwkundige ruimtelijke opbouw bestaande uit een grote variatie aan stedenbouwkundige vormen met overwegend tuinwijkachtige kenmerken. Het gebied is representatief voor de ontwikkeling van de Nederlandse stedenbouw en architectuur uit de periode 1880-1940, met name het gebied van complexmatige woningbouw voor middenstand en arbeiders als gevolg van de Woningwet 1901.
De te beschermen waarden zijn te typeren als:
Het gebied is voor het grootste gedeelte bebouwd met aaneengesloten rijen woonhuizen langs een veelheid aan straten. De straten zijn merendeels recht, maar bevatten vaak knikken of sluiten T-vormig aan bij andere straten. Hierdoor is de gehele stratenstructuur weinig overzichtelijk en zijn er nauwelijks lange zichtassen. Grotere open ruimtes vinden we vrijwel alleen langs de randen, in het zuiden bij het Spaarne en de Singel en in het noordwesten aan de noordzijde van de Kleverlaan.
Binnen het gebied zijn er ook flinke open ruimtes in het noordwestelijke gedeelte van het gebied, het terrein van de voormalige Ripperdakazerne. Thans wordt hier een groot woningbouwproject gerealiseerd. Daarnaast staat op het terrein ook nog een aantal oude kazernegebouwen uit de late 19de eeuw.
Het voormalige kazerneterrein vormt één van de drie deelgebieden waarin het bestemmingsplangebied kan worden onderverdeeld. Het zuidwesten van het gebied wordt ingenomen door de woonwijk, de Frans Halsbuurt die in de laatste twee decennia van de 19de eeuw straat voor straat werden gebouwd. Het derde deelgebied ligt in het zuidoosten, en wordt gevormd door de Patrimoniumbuurt. Het betreft een groot woningbouwcomplex in de vorm van een tuindorp uit 1921.
De straten in het plangebied zijn vooral woonstraten. Er zijn daarnaast drie straten die ook een functie voor doorgaand verkeer hebben. Deze verbinden de binnenstad met Haarlem-Noord. Het betreft de Spaarndamseweg langs het Spaarne (in het oosten), de Schoterweg en de Kennemerstraat-Frans Halsstraat (ongeveer in het midden), die beiden de Kennemerbrug over de singel met de noordelijke Schoterweg verbinden. Ook de Kleverlaan langs de uiterste noordzijde van het gebied heeft een aanzienlijk verkeersbelang, als verbinding van de Schoterweg naar het westen.
Kenmerkend voor de bebouwing in het plangebied is de sterke differentiatie in soorten en maten van bouwvolumes. Die verscheidenheid is een rechtstreeks uitvloeisel van de ontstaansgeschiedenis. De grote variatie in bouwvormen aan de rand van de bolwerken vormt een contrast met de bebouwing van de aangrenzende Frans Halsbuurt en Patrimoniumbuurt waar vrijwel uitsluitend typische rijtjeshuizen staan.
De Frans Halsbuurt is een stadsgebied met een belangrijke woonfunctie, gelegen direct ten noorden van de Haarlemse binnenstad. De bebouwing is voor een groot deel tot stand gekomen als woonbebouwing: kleinere eengezinswoningen aan de westrand en royale woonhuizen en meergezinswoningen in het oostelijk deel. Op het voormalige U-gebied is een bouwvlak op de verbeelding opgenomen. De stedebouwkundige structuur langs de Kennermerstraat zal hierdoor worden hersteld. Tevens is het openbaar groen van het achterterrein positief bestemd op de verbeelding. Zodoende groen in de wijk te behouden en vergroten van het bestaande groen.
De ligging van de Frans Halsbuurt aan een zeer oude uitvalsweg van Haarlem in noordelijke richting drukt een stempel, met name op dit oostelijk deel. De functionele opbouw van de buurt wordt erdoor beïnvloed. De bedrijvigheid is voornamelijk in deze zone geconcentreerd, terwijl het westelijk deel nog steeds een overwegende woonfunctie heeft. De oostelijke zone heeft een gunstige ligging ten opzichte van de omringende stadsgebieden, functies met een bovenwijks karakter (bedrijven, kantoren en winkels) hebben dan ook met name daar een plek gevonden.
In het plangebied zijn twee typen winkels aanwezig. Buurtverzorgende winkels en de overige winkels met een bovenwijkse functie, voornamelijk aan de Schoterweg. De winkels aan de Schoterweg, veelal in de niet-dagelijkse sector, zijn in hoofdzaak niet op de buurt georienteerd. De Schoterweg vormt de aanlooproute van het winkelgebied Generaal Cronjéstraat.
De Patrimoniumbuurt ten oosten van de Schoterweg is volgens het gesloten bouwblokprincipe uitgevoerd. In combinatie met de stedelijke ligging van de buurt heeft dit als gevolg dat de uitstraling minder open van karakter is dan normaal gesproken bij een tuinwijk. In de bebouwing is een duidelijke hiërarchie te onderscheiden. Langs de Kloppersingel is de bebouwing twee bouwlagen met kap hoog. De bebouwing aan de achterliggende straten is één bouwlaag met kap hoog. Op de hoeken was ruimte voor kleine winkeltjes.
Aan de vormgeving van de bebouwing is zorgvuldig aandacht besteed. De Patrimoniumbuurt is gebouwd in een traditionele bouwstijl met expressionistische motieven zoals siermetselwerk en speelse venstervormen. De bebouwing kent een grote eenduidigheid zowel in kleur- als materiaalgebruik.
In het plangebied vormt wonen de hoofdfunctie. Daarnaast komen tal van aanverwante voorzieningen voor, zoals scholen, kerken, kleinschalige bedrijvigheid en winkels. Van noord naar zuid loopt dwars door het plangebied een belangrijke verkeersroute met detailhandel, kantoor en bedrijven. Tevens begint het stadsdeelcentrum Generaal Cronjéstraat in het midden van het plangebied.
De totale woningvoorraad in het plangebied bedraagt ca. 1750 woningen (gemiddeld 43 woningen per hectare). Het aantal inwoners in het plangebied bedraagt ca. 3760. Met andere woorden: gemiddeld zijn er ca. 92 inwoners per hectare voor het totale plangebied. De gemiddelde woningbezetting komt daarmee op 2,17 personen per woning (voor heel Haarlem is dat 2,24 personen per woning).
Tabel 1: leeftijdsopbouw in het plangebied en gemeente Haarlem
0-19 | % | 20-44 | % | 45-64 | % | 65+ | % | Totaal | |||||||||
Totaal plangebied | 760 | 20,2 | 1.665 | 44,3 | 891 | 23,9 | 446 | 11,9 | 3762 |
||||||||
Frans Hals | 352 | 20,1 | 926 | 52,8 | 350 | 20,0 | 126 | 7,2 | 1754 | ||||||||
Patrimonium | 257 | 21,0 | 277 | 22,7 | 408 | 33,4 | 279 | 22,9 | 1221 | ||||||||
Haarlem | 32.000 | 21,8 | 54.434 | 37,0 | 38.125 | 25,9 | 22.397 | 15,2 | 147.470 |
Tabel 1 laat zien dat de leeftijdsopbouw in het plangebied in de leeftijdsgroep 0-19
jarigen vergelijkbaar is met die van de rest van Haarlem. Ook is te zien dat in de
Patrimoniumbuurt relatief meer ouderen wonen waarvan de kinderen al het huis uit zijn.
De Frans Hals buurt heeft daarentegen een relatief hoog percentage 20-44 jarigen.
Deze buurt is in aantrekkelijk voor starters zonder kinderen. 65,5 % van de woningen
betreft koopwoningen; 34,5 % is huurwoning (ter vergelijking: voor heel Haarlem ligt
die verhouding op respectievelijk 56,9 % en 43,1 %).
Naast woningen komen er in de buurt ook bedrijven, voorzieningen en instellingen voor. In het plangebied zijn die met name gevestigd op percelen in de Frans Halsstraat, de Kennemerstraat en de Schoterweg met als verlengde de Generaal Cronjéstraat en op verschillende straathoeken in de wijk. Deze zijn voornamelijk op de begane grondlaag gevestigd. Het betreft kantoor, detailhandel en bedrijven tot en met categorie 2.
Dienstverlening en kantoren
Binnen het plangebied zijn circa 25 bedrijven gevestigd die een dienstverlening- of
kantoorfunctie hebben. Op tientallen adressen binnen het plangebied zijn dergelijke
bedrijven gevestigd die wat betreft omvang het karakter hebben van (parttime) beroep-aan-huis.
Die kleine bedrijfsvormen zijn inherent aan wonen. Tot kantoorbedrijven en dienstverlenende-
of ideële bedrijven worden bijvoorbeeld adviesbureaus, reclamebureaus, boekhoudbureaus,
financiële holdings, verzekeringskantoren, makelaardijen, advocatenkantoren, wassalons,
kapperszaken en groepspraktijken gerekend.
De meeste voorzieningen zijn geconcentreerd langs de Schoterweg, Gen. Cronjéstraat, Paul Krugerstraat en Kennemerstraat. Daarnaast is de begane grond van diverse (hoek)gebouwen geschikt als winkel of horecavestiging. Het grootste gedeelte van de winkels is gelegen langs de Schoterweg en moet gezien worden als uitloper van het winkelgebied aan de Gen. Cronjéstraat. Ook langs de Kennermerstraat zitten diverse detailhandelsvestigingen, aansluitend op de Schoterweg. Deze winkels hebben naast een belangrijke lokale verzorgingsfunctie voor de buurt ook een regionale functie.
In het plangebied zijn ook een aantal horecavoorzieningen. Vier horecavestigingen
zijn gevestigd langs de Schoterweg nummers 17, 23, 28 en 41. Op de Schoterweg is tevens
één coffeeshop met een gedoogbeschikking gevestigd.
Maatschappelijke voorzieningen
In het plangebied Frans Hals / Patrimonium is aantal specifieke maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Het betreft functies die hun doelstelling(en) verbonden hebben aan de samenleving. Daarnaast zijn er verspreid door de buurt diverse praktijken aan huis (o.a. artsen, fysiotherapeuten, pedicuren).
De aanwezige maatschappelijke voorzieningen zijn grotendeels buurtoverstijgend, maar hebben voldoende draagvlak binnen de buurt.
Ten behoeve van een veiliger en leefbaarder stad hanteert de gemeente Haarlem een categorisering van het wegennet. Het is de bedoeling dat stadsleefgebieden in de stad ontstaan waarbinnen gebiedsvreemd verkeer niet thuis hoort. Een stadsleefgebied bestaat uit een aantal verblijfsgebieden waarbinnen een 30 km/h regime uitgangspunt is. Dit regime is van toepassing op erftoegangswegen: gewone woonstraten die reeds zijn of worden ingericht als verblijfsgebied. In deze straten kan worden gefietst en geparkeerd.
Autoverkeer dat de stadsleefgebieden in- of uit wil wordt via ontsluitingswegen type B naar de randen van het gebied geleid. Vervolgens wordt het verkeer via categorie A wegen afgewikkeld. Deze wegen, die deel uitmaken van de hoofdstructuur van de stad, zijn bestemd voor doorgaand verkeer en verkeer dat de stad in- en uitgaat.
Voor het plangebied houdt de wegencategorisering het volgende in: de Spaarndamseweg is aangewezen als gebiedsontsluitingsweg B 50 km/h. De Kennemerbrug, Frans Halsplein, Schoterweg is aangewezen als een 30 km/ h weg met busroute, maar nog niet als zodanig ingericht. Gewacht wordt op de oplevering van de Schoteroogbrug voordat deze route opnieuw wordt ingericht. Beide routes hebben een belangrijke functie voor de ontsluiting van een verblijfsgebied. De overige straten in het plangebied zijn daarmee erftoegangswegen.
De openbare ruimte in het plangebied heeft een gedifferentieerde structuur. In de Frans Halsbuurt en Transvaalbuurt is deze ruimte grotendeels versteend en voornamelijk ingericht voor infrastructuur. Veel van deze woningen hebben geen voortuin en zijn direct aan de trottoir gelegen. De beleving van openbare ruimte wordt daarmee grotendeels bepaald door asfalt, steen en verkeer. Door de hoge bebouwingsdichtheid (68 woningen per hectare) en smalle straten met weinig stoepruimte is er een hoge druk op de openbare ruimte. Dit betekent dat de verblijfsfunctie van de openbare ruimte verdrongen wordt door de verkeersfunctie.
Daar tegenover staat dat de openbare ruimte in de Patrimoniumbuurt zijn uitstraling krijgt door een wisselwerking tussen de woningen met hun tuinen en de inrichting van straten en pleinen. De voortuinen met groene erfafscheiding zijn karakteristiek voor de tuinwijk (41 woningen per hectare). De openbare ruimte in deze buurt kent een oorsprong van grote eenduidigheid en eenvoud met betrekking tot kleur, materiaalgebruik en dwarsprofielen. Dit geeft een eenvoudig, maar zeer verzorgd beeld. In de wijk zijn op diverse punten groene pleintjes en brede stoepen aanwezig. Ook zijn er vier speelplekken aanwezig in de buurt.
Op het terrein van de Ripperdakazerne is voor de openbare ruimte gestreefd naar eenheid in qua bestrating, groen, verlichting en straatmeubilair. Op deze manier ontstaat er een samenhang met de eigen karakteristieken van het kazerneterrein. Onderdeel van de openbare ruimte is ook de gracht die het terrein grotendeels omringd. Hiermee wordt de eigenheid van dit deel van het plangebied onderstreept. Tevens worden er twee speelplekken gerealiseerd in de openbare ruimte.
Tot slot grenst de zuidzijde van het plangebied aan de groene berm langs de Bolwerken, welke een unieke vorm heeft binnen de stad.
Ook bevindt een klein gedeelte van het Spaarne zich in het plangebied. Het water in het gebied heeft niet alleen een belangrijke functie voor het op orde houden van de waterkwantiteit, het vervult ook een functie voor recreatie- en beroepsvaart.
Speelvoorzieningen
In het Speelruimteplan (1998) wordt gesteld dat de Frans Halsbuurt een gemiddeld kinderrijk gebied is (<15% 0-16 jarigen). Dit komt overeen met de in § 2.4.1 recente statistische gegevens (20% 0-19 jarigen t.o.v. 20% over heel Haarlem). In de betreffende nota wordt gewezen op de weinige speelvoorzieningen voor kinderen in centrumstedelijk gebied.
Het Speelruimteplan is destijds opgesteld voor een periode van 10 jaar. Het komende jaar zal het plan geevalueerd worden en zal een nieuw beleidsplan opgesteld worden. Voor toekomstige uitbreidingsbehoeften van speelfaciliteiten binnen het plangebied is ruimte geboden binnen de gronden die bestemd zijn als groen en verkeer.
Afbeelding 3: Openbare speelplekken in de Frans Hals en Patrimoniumbuurt e.o., hoofdafdeling Wijkzaken 2009.
Er zijn vier speelvoorzieningen aanwezig voor de Frans Halsbuurt. Deze zijn te vinden aan de Schotersingel, de Vroomstraat, de Ruysdaelstraat en de Maarten van Heemskerkstraat( net buiten het plangebied).
In de Patrimoniumbuurt zijn ook vier speelplekken voor kinderen aanwezig. Deze zijn gelegen aan de Johannes de Breukstraat. Aan de noordrand van de buurt (net buiten het plangebied) is een speeltuin aan de Werfstraat en zijn er speelmogelijkheden in het Nelson Mandelapark. Omdat in het zuidelijk deel van de buurt een formele speelplek ontbreekt, wordt de Talmastraat als nieuwe locatie gezien om in de toekomst een speelplek te realiseren.
Vanwege het autovrije karakter is er enorm veel vrije speelruimte op het Ripperdaterrein. Vooral het exercitieterrein biedt veel ruimte om te spelen. Desondanks is er behoefte aan een klassieke speelplaats met toestellen. Daarvoor is ruimte gereserveerd ter plekke van de nieuwbouw (blokken H) in de Saenredamstraat. Speeltoestellen op een vlak kunststof valondergrond zullen hier, na realisering, een veilige speelomgeving voor kinderen bieden, met als beoogde doelgroep kinderen van vier tot acht jaar.
Voor grotere kinderen, van ca. acht tot twaalf jaar, is er een meer avontuurlijke speelgelegenheid voorzien die herinnert aan de voormalige militaire functie van dit terrein. Tussen de bomen op het grasvlak tussen de Zuidhof en Overspaarne wordt een 'Stormbaan' aangelegd waarop opgroeiende kinderen zich kunnen uitleven.
Naast de hierboven beschreven situatie van het plangebied is er een nieuwbouwproject aanwezig binnen het bestemmingsplan; te weten het Ripperdaterrein. Het project wordt hieronder kort beschreven.
Met het bouwproject op het Ripperdaterrein worden de monumentale kazernegebouwen uit het einde van de vorige eeuw opnieuw leven in geblazen. De essentie ligt in het hergebruiken van alle bestaande monumentale kazernegebouwen, het aanleggen van een ringgracht om het terrein heen en een architectuurstijl die aansluit bij de bestaande gebouwen. Naast bedrijfsruimten, verpleeghuis Overspaarne en een kinderdagverblijf zijn er op het Ripperdaterrein 350 woningen, een café restaurant en andere voorzieningen voorzien. De woningen behoren deels tot de sociale woningbouw, deels tot de middeldure klasse en voor het grootste deel tot de dure klasse. De nieuwe wijk is ruim opgezet en autoluw. Voor bewoners van de wijk en bezoekers van het winkelcentrum Cronjéstraat is er een ondergrondse parkeergarage met ongeveer 850 plaatsen aanwezig.
In dit hoofdstuk is voor het plangebied Frans Hals / Patrimonium het relevante beleidskader weergegeven. Het beleid van het Rijk en de Provincie is in bijlage 1 van de toelichting beknopt beschreven. In dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op het algemene beleid. Vervolgens wordt per thema het relevante gemeentelijke beleid voor het gebied Frans Hals / Patrimonium beschreven. Ten slotte worden aan de hand hiervan een samenvatting gegeven van de beleidsuitgangspunten voor het bestemmingsplan.
Structuurplan Haarlem 2020
Het structuurplan legt voor de periode 2005 tot 2020 op hoofdlijnen de ambities en wensen vast die alles te maken hebben met ruimte en de verdeling van ruimte in Haarlem. Daarbij is de samenwerking in de Noordvleugel van de Randstad als stedelijk netwerk vertrekpunt. Het structuurplan vormt de ruimtelijke vertaling van de Toekomstvisie Haarlem uit 1999 en laat de mogelijkheden zien voor uitvoering van de stedelijke opgaven.
De speerpunten van beleid zijn profilering op een duurzaam goed woonklimaat, versterking van de zakelijke dienstverlening en versterking van de culturele en toeristische wervingskracht.
Het structuurplan geeft inzicht in de verandergebieden, de dynamische knooppunten en de gebieden die consolideren. Het geeft de beleidskaders die vervolgens juridisch verankerd worden in de bestemmingsplannen.
Relevant voor het plangebied Frans Hals / Patrimonium is het geformuleerde beleid ten aanzien van de woonwijken. In deze gebieden wordt met name ingezet op het speerpunt "Duurzaam goed wonen". De nadruk ligt op versterking van de eigen buurtidentiteit; in tegenstelling tot bijvoorbeeld de knooppunten in de stad vindt hier geen toevoeging van substantieel programma plaats. Nieuwe functies hebben vooral betekenis op wijk- en buurtniveau en soms op stadsdeelniveau. Naast het plangebied ligt het knooppunt Haarlem CS en de verandergebieden Spoorzone en Spaarne Noord.
Wonen
Het structuurplan heeft ten aanzien van wonen ten doel gesteld om de mogelijkheden voor passende huisvesting van Haarlemse (en regionale) burgers te vergroten. Vraag en aanbod op de woningmarkt dient beter op elkaar afgestemd te worden. Tevens wordt gestreefd naar herstructurering in de bestaande voorraad van het sociale bezit, en wil ze het woonklimaat versterken door in het stedelijk gebied woningen bij te bouwen. Daarbij wordt zorgvuldig omgegaan met behoud en versterking van historisch interessante woonwijken en beschermd stadsgezicht.
In de gemeentelijke Woonvisie Haarlem 2006-2012 zijn speerpunten geformuleerd ten aanzien van de ontwikkeling van de woningvoorraad. Kort samengevat zijn de speerpunten “meer, beter, dynamisch en betaalbaar”. In de Woonvisie zijn uiteenlopende maatregelen opgesomd die een bijdrage moeten leveren aan bovengenoemde speerpunten. Aan de maatregelen die een ruimtelijke impact hebben, en daarmee relevant zijn voor het bestemmingsplan, wordt in deze paragraaf aandacht besteed.
Op de eerste plaats zet Haarlem in op het opvoeren van de woningbouwproductie. Haarlem wil de woningvoorraad onder andere uitbreiden door het mogelijk maken en stimuleren van meervoudig ruimtegebruik en menging van de woonfunctie met werkfuncties. Het eventueel omzetten van een werkfunctie naar een woonfunctie is ook denkbaar, maar dit mag niet ten koste gaan van de spreiding van de werkfuncties.
Een betere woningvoorraad heeft met name betrekking op herstructurering, duurzaam bouwen en het bevorderen van sociaal-economisch gemengde buurten. Het creëren van een gedifferentieerd woningaanbod, het vernieuwen van de woningvoorraad, het vergroten van de toegankelijkheid en het verbeteren van de leefomgeving (met name de inrichting van de openbare ruimte) zijn hierbij belangrijke aandachtspunten.
Om in te spelen op de vergrijzing legt de gemeente Haarlem tot 2015 een accent op de realisatie van woningen die geschikt zijn voor ouderen die vooralsnog zelfstandig willen blijven wonen. Daarnaast wil Haarlem inspelen op de behoefte van bewoners die weliswaar zorg nodig hebben, maar desondanks zelfstandig willen blijven wonen (dus niet in een instelling). Deze bevolkingsgroepen kunnen vervolgens gebruik maken van zogenaamde zorgsteunpunten in de buurt. Deze woningbehoefte van ouderen en gehandicapten vertaalt zich in het realiseren van gelijkvloerse woningen (met name appartementen) en kleinschalige beschermde woonvormen zoals begeleid wonen en groepswonen.
De op dit moment meest zichtbare behoefte betreft veelal een eengezinswoning, blijkens de Woonvisie. Toch wordt door de vergrijzing en nieuwe woonwensen een groeiende acceptatie van en vraag naar meer stedelijk wonen voorspeld en wordt een verschuiving in de behoefte richting appartementen verwacht. Het bouwen van woningen voor senioren zorgt overigens ook voor de meeste doorstroming op de Haarlemse woningmarkt. Doorstroming zorgt voor een dynamische woningmarkt. Haarlem zet dan ook om die reden in op de bouw van onder andere deze woningen.
Economie en toerisme
In het Structuurplan Haarlem 2020 is de doelstelling van de gemeente Haarlem neergelegd om toerisme, recreatie en cultuur uit te laten groeien tot de belangrijkste ontwikkelingspijler van de stad. De gemeente zet in op het vergroten van het binnenstadsdomein, het behoud van bestaande recreatieve voorzieningen in wijken en buurten en het uitbreiden van de meer stedelijke recreatieve functies. Tevens is als doelstelling gesteld om de beschikbare ruimte intensiever te gebruiken door meer te richten op functiemenging van wonen en werken. Dit geldt met name voor het noordelijk deel van het plangebied Frans Hals / Patrimonium.
Ten aanzien van winkelcentra wordt in de Detailhandelsnota gestreefd naar een fijnmazig netwerk van winkels, binnen redelijke afstand van de woning. Het bestemmingsplangebied Frans Hals / Patrimonium ligt gedeeltelijk binnen het stadsdeelcentrum Generaal Cronjéstraat. Het winkelgebied functioneert zowel als buurtcentrum en stadsdeelcentrum. Het toekomstperspectief van dit winkelcentrum hangt de komende jaren sterk samen met de ontwikkelingen op verkeers- en parkeerbeleid. Het winkelcentrum wordt autovrij gemaakt. Gekoppeld aan deze verandering is er een ondergrondse parkeergarage op het Ripperdaterrein gerealiseerd. Naar verwachting verbetert deze maatregel het verblijfsklimaat in het winkelgebied. Het beleid richt zich op behoud en versterking (kwalitatief) van het winkelcentrum, aangezien het voor consumenten in Haarlem-Noord een belangrijke aankoopplaats is voor dagelijkse en niet-dagelijkse artikelen.
Tot nu toe is er geen overkoepeld horecabeleid voor de hele stad Haarlem. Alleen voor de binnenstad is een horecabeleid toegepast in het bestemmingsplan. Uitgangspunt hierin is dat een centrumstad als Haarlem niet zonder horeca kan. Voor zowel het recreatiegedrag van de eigen inwoners als voor het toeristisch bezoek is een voldoende divers aanbod van horecaondernemeningen een voorwaarde. De vraag is vooral waar en hoe de horecabedrijven goed zijn in te passen in de stad. Gestreefd moet worden naar een zodanige inpassing van de horeca dat dit bijdraagt aan de levendigheid van de stad, zowel overdag als 's avonds. Daarbij is een van de randvoorwaarden dat ook de leefbaarheid voor de bewoners in het oog wordt gehouden.
Sociaal maatschappelijke voorzieningen
Vanuit het structuurplan wil Haarlem het voorzieningenniveau verbeteren op het gebied van gezondheidszorg, welzijn, onderwijs, kinderopvang en sport. Het doel is om de sociaal maatschappelijke voorzieningen meer te clusteren, bij voorkeur bij bestaande winkel- en zorgconcentraties in of nabij de wijken. Hierdoor ontstaat een multifunctioneel en optimaal ruimtegebruik. Kansrijke locaties zijn plekken waar nu al veel mensen komen, zoals winkelcentra en OV-knooppunten, en die goed bereikbaar zijn of worden. Een herkenbare route voor langzaamverkeer door of langs dergelijke locaties is essentieel. De ruimtelijke vertaling van deze doelstelling is uiteengezet in opgaven voor o.a. de sociaal maatschappelijke structuur en specifieke zorgvoorzieningen.
Op de structuurplankaart is aangegeven dat de sociaal maatschappelijke zone zich vanuit Haarlem Noord, met de Rijksstraatweg als centrale as, door het plangebied Frans Hals / Patrimonium begeeft. Deze zone kent een gemengd karakter en komt in aanmerking voor ontwikkeling van diverse voorzieningen. Als concentratie die versterkt kan worden met sociaal maatschappelijke voorzieningen is o.a. het Cronjé/Frans Halsplein aangegeven.
Voor specifieke zorgvoorzieningen is het Ripperdaterrein met de AWBZ locatie verpleeghuis Overspaarne aangewezen als kern van een woonzorgzone. Belangrijke aandachtspunten voor de ontwikkeling van deze zone zijn zorgvoorzieningen, OV-bereikbaarheid en voldoende ouderenwoningen. Gekoppeld aan het stimuleren van de sociaal maatschappelijke voorzieningen is het van belang dat de verkeersaantrekkende werking van dergelijke functies de doorstroom op de wegen rond de bebouwing niet mag verstoren. Ook zal gelet moeten worden op voldoende parkeergelegenheid.
Tot slot is in het structuurplan aangegeven dat ruimte geboden moet worden aan speelfaciliteiten of -terreinen binnen het plangebied. Voor deze voorziening is op dit moment onvoldoende ruimte.
Bereikbaarheid
Vanuit het structuurplan is het bereikbaar houden van de stad en verbeteren van de leefbaarheid in de stad leidend voor de toekomstige ontwikkeling op verkeersgebied. Hiermee sluit het structuurplan aan op het Haarlems Verkeers- en Vervoersplan 2003 (HVVP). Het HVVP beschrijft het beleid op het gebied van verkeer en vervoer voor de komende tien jaar. Een aantal doelstellingen zijn voor het plangebied van toepassing. Gelet op de leefbaarheid is uitbreiding van wegen in woonwijken niet wenselijk. Gestreefd wordt naar het terugdringen van autoverkeer in de wijken en het stimuleren van het gebruik per fiets en openbaar vervoer. Om de bereikbaarheid te verbeteren wordt gestreefd naar het aantrekkelijker maken van fietsen en het versterken van het regionaal openbaar vervoersnetwerk.
Wat langzaam verkeer betreft is het streven gericht op het creëren van nieuwe schakels in het fietsnetwerk. Als te verbeteren schakel in het bestaande fietsnet is een verbinding tussen het centrum en Haarlem-Noord opgenomen. Deze verbinding biedt een oplossing voor de complexe en onveilige verkeerssituatie rond het Kennemerplein. Deze 'Rode loper tussen Noord en Centrum' is uitgewerkt in het Masterplan Spoorzone 2004.
De spoorzone is een in het Ontwikkelingsplan Haarlem 2000-2004 (OPH) benoemde ontwikkelingszone die zich uitstrekt vanaf station Spaarnwoude tot aan de Spoorwegdriehoek. Het Masterplan Spoorzone is opgesteld om “de ontwikkelingen in deze zone te structureren en een goede samenhang en kwaliteit te waarborgen”. Daarbij gaat het om de betekenis van de zone in stedelijk en regionaal verband en is het overheersende aspect van deze zone: de infrastructuur. De visie is uitgewerkt in randvoorwaarden voor verschillende structuurthema's. De kern van de visie op de zone als geheel is dan ook ' zorgen voor meer samenhang, minder scheiding, meer verbindingen, echter zonder karakteristieken en waardevolle sfeerverschillen teniet te doen”. Het verbeteren van de samenhang is erop gericht om de veelzijdigheid van de stad te behouden en te versterken.
Het streven naar het opheffen van barrières in de Spoorzone is in het Masterplan vertaald in het toevoegen dan wel versterken van routes, met name voor langzaam verkeer, maar ook voor auto en openbaar vervoer. Ontbrekende schakels worden toegevoegd zodat logische, lange, doorgaande routes ontstaan. Voor het bestemmingsplangebied is met name de structurende lijn de 'Rode loper tussen Noord en Centrum' van belang. Uitgangspunt hiervan is om de verkeerskluwen rondom het NS-station Haarlem te ontwarren door de verschillende verkeerssoorten te scheiden. De route Kruisstraat-Kruisweg wordt primair bestemd voor langzaamverkeer. Met een nieuwe brug voor langzaam verkeer via de Bolwerken ontstaat een logische, lange en aantrekkelijke fiets- en looproute van Noord naar Zuid door de stad, haaks op de Spoorzone. Daarmee wordt niet alleen de kwaliteit en veiligheid voor het langzaam verkeer bevorderd. Ook het vestigingsklimaat langs deze route wordt verbeterd. Daarnaast wordt het aanzien van het Stationsplein als de entree van de binnenstad vanaf het NS-station sterk verbeterd. De Kennemerbrug zal hiermee voornamelijk een belangrijke verkeersroute worden voor auto- en busverkeer. Nadat de nieuwe Schoterbrug is gerealiseerd zal de verkeerssituatie hier op aangepast worden.
Daarnaast is in het Masterplan Spoorzone aangegeven dat de toegankelijkheid en de bruikbaarheid van de Bolwerken moet worden vergroot. De groene Bolwerken zijn bovenal openbare ruimte voor de stad. Door het verbeteren van de verkeersstromen in de stationsomgeving ontstaat een overzichtelijke situatie en wordt vooral de leef- en verblijfskwaliteit van het gebied verbeterd. In dit kader zijn met name de toekomstige verkeersstromen van belang voor het bestemmingsplan gebied, dat grenst aan de Bolwerken.
Groen
De doelstelling voor de ontwikkeling van het groen netwerk in Haarlem is tweevoudig: versterking van groen met vooral ecologische waarden en versterking van groen met vooral stedelijke waarden. Voor de Bolwerken, die aan het plangebied grenzen, is aangegeven dat zij onderdeel zijn van de bestaande groene dwarsverbanden en dat zij in de zone 'versterken van ecologische groene waarden in de stad' liggen.
In gebieden waar de bebouwingsdichtheid hoog is en waar de druk op oevers vanuit recreatie groot is, zoals in de Bolwerken, sluit de inrichting van de oevers aan bij het gebruik en het karakter van het stedelijk gebied. Voor een duurzame stedelijke ontwikkeling is het in stand houden en versterken van de bestaande stedelijke hoofd groenstructuur uitgangspunt. Onderdeel daarvan vormt de gewenste hoofd bomenstructuur die vanaf de bolwerken en het Frans Halsplein richting de Rijksstraatweg loopt.
Een tweede uitgangspunt is het vergroten van het bestaande groen in de stad. Dit kan door de toegankelijkheid van het stedelijk groen en de onderlinge bereikbaarheid voor langzaam verkeer te verbeteren.
Samengevat zijn voor het plangebied Frans Hals / Patrimonium de volgende beleidsuitgangspunten van belang voor het bestemmingsplan:
Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten van het plangebied Frans Hals / Patrimonium, alsmede de resultaten van de verschillende onderzoeken (zie bijlage 2 Milieuonderzoek). Daarbij komen de volgende aspecten aan de orde: milieuzoneringen, geluid, bodem, water, luchtkwaliteit, natuurwaarden, MER, archeologie, cultuurhistorie, duurzaamheid en energie, vliegverkeer, externe veiligheid en andere belemmeringen zoals kabels en leidingen.
Milieuzonering is bedoeld om indicatief te beoordelen in hoeverre de woon, werk en recreatieve functies, of (indirect) verkeer, belemmeringen voor elkaar opleveren.
Het gebruik van een milieuzonering in bestemmingsplannen biedt de mogelijkheid om gevoelige functies te vrijwaren van zware bedrijvigheid, maar biedt ook de mogelijkheid bepaalde bedrijvigheid te versterken. Bij milieuzonering staat de typering van (woon)gebieden centraal. Om de afweging te kunnen maken of een functie ergens wel of niet past wordt een koppeling gelegd tussen een gebiedstypering en een bedrijvenlijst.
Het grondgebied van Haarlem is in de Nota Milieuzonering onderverdeeld in verschillende gebieden. Deze onderverdeling is bepaald op basis van de specifieke kenmerken van die gebieden (aanwezige functies, bebouwingsdichtheid, ligging ten opzichte van wegen en stations e.d.). Bij het plangebied Frans Hals / Patrimonium is sprake van verschillende gebiedstypes:
In de Wet geluidhinder zijn geluidsnormen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai opgenomen. Wanneer er een nieuwe geluidsgevoelige bestemming wordt gerealiseerd op een locatie waar momenteel geen geluidsgevoelige functie aanwezig is en deze locatie binnen de geluidszone van een van de bovengenoemde 50 km/u wegen valt moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Onder meer woningen, scholen en ziekenhuizen worden als een geluidsgevoelige bestemming aangemerkt. In de Wet geluidhinder wordt onderscheid gemaakt in een “voorkeursgrenswaarde” en een “maximum ontheffingswaarde”. Wanneer het geluidsniveau ter plaatse van een geluidsgevoelige functie niet voldoet aan de voorkeursgrenswaarde, kan via een wettelijk geregelde procedure ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden aangevraagd, zolang het geluidsniveau niet hoger is dan de maximum ontheffingswaarde. Hieronder wordt voor de relevante geluidsbronnen beschreven of dit bestemmingsplan aan de wettelijke normen voldoet.
Verkeerslawaai: Het plangebied valt buiten de wettelijke geluidszone voor autosnelwegen. Wel valt het plangebied binnen de wettelijke geluidszone van een aantal 50 km/u wegen. Volgens de Wet geluidhinder geldt voor 2-baans 50 km/u wegen een geluidszone van 200 meter. Hierdoor ligt het plangebied binnen de geluidzones van Spaarndamseweg, Schoterweg, Kennemerstraat en Kleverlaan. Dit wil niet zeggen dat alle woningen binnen de geluidszones ook een hoge geluidsbelasting vanwege deze wegen ondervinden. Een groot deel van de woningen ondervindt geen of nauwelijks geluidshinder omdat de bestaande bouwblokken direct langs de weg een geluidsafschermende werking hebben. Voor woningen geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB en een maximale ontheffingswaarde van 63 dB voor nieuwe woningen en 68 dB voor bestaande woningen. Wanneer de geluidswaarde niet voldoet aan de voorkeursgrenswaarde is het mogelijk om ontheffing te verlenen tot ten hoogste de maximale ontheffingswaarde. Wanneer de geluidsbelasting hoger is dan de maximale ontheffingswaarde zijn in beginsel geen woningen toegestaan. Door en langs het plangebied lopen een aantal wegen die een relevante geluidsbelasting op het plangebied hebben. Voor deze wegen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, waarin geconcludeerd wordt dat de geluidsbelasting maximaal 62 dB is en de maximale ontheffingswaarde niet wordt overschreden. De overige wegen in het plangebied zijn 30 km/u wegen. Voor dergelijke wegen geldt geen geluidszone.
Industrielawaai: Het plangebied valt binnen de geluidzones voor industrielawaai. Het oostelijk gedeelte (ten oosten van Patrimoniumstraat en het Rozenhagenplein) van het plangebied liggen binnen de zone van het gezoneerde industrieterrein Waardepolder. Uit onderzoek blijkt dat de maximale geluidsbelasting 55 dB bedraagt. Met deze waarde wordt de maximale ontheffingswaarde niet overschreden. De geluidszone is op de verbeelding aangegeven als zijnde een gebiedsaanduiding "Geluidszone - industrie".
Spoorweglawaai: Het plangebied valt binnen de geluidszones voor spoorweglawaai. De spoorlijn Haarlem Spaarnwoude - Haarlem Centraal loopt ten zuiden van het plangebied en een groot deel van dit gebied ligt binnen de geluidszone (400 meter) van deze spoorlijn. Uit onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde wel, maar de maximale ontheffingswaarde wordt niet overschreden.
Vliegtuiglawaai: Het plangebied valt buiten de geluidszones van Schiphol (zie verder paragraaf 4.11 “Vliegverkeer”).
In bijlage 2 Milieuonderzoek is het akoestisch onderzoek voor dit bestemmingsplan bijgevoegd. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat er geen overschrijding is van de maximale ontheffingswaarde van 68 dB voor zowel wegverkeer-, industrie- als railverkeerslawaai. Met dit bestemmingsplan wordt niet voorzien in de realisatie van nieuwe woningen. Nadere maatregelen zijn daarom niet noodzakelijk.
In de Wet bodembescherming zijn bepalingen opgenomen ter behoud en verbetering van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Wanneer (graaf-) werkzaamheden worden uitgevoerd is een (verkennend) bodemonderzoek aan de orde om te bepalen of het nodig is om eventuele vervuilde grond te saneren. Dit heeft met name gevolgen voor het bestemmingsplan voor zover nieuwe ontwikkelingen worden toegestaan.
Het bestemmingsplan Frans Hals / Patrimonium gaat uit van de bestaande situatie. Binnen het plangebied zijn een aantal gevallen van ernstige verontreiniging bekend. Enkele daarvan zijn gesaneerd zodat ze geschikt zijn voor gebruik. Andere gevallen zijn niet spoedeisend, zodat het initiatief voor deze gevallen bij de eigenaar ligt. Het betreft het perceel Johannes de Breikstraat 1, waar sinds 1996 een garagebedrijf is gevestigd en om het gebied omsloten door de Berckheidestraar, Saenredamstraat, Maerten van Heemskerckstraat en de Soutmanstraat (o.a. loodsgietersbedrijf, schilderbedrijf). Bij eventuele sloop/nieuwbouw is in ieder geval een historisch bodemonderzoek naar de milieuhinder kwaliteit aan de orde. Afhankelijk van de resultaten is eventueel een verkennend onderzoek of meer vereist, waarbij wordt verkend of rekening moet worden gehouden met saneringen.
Het Rijk, de provincies, gemeenten en waterschappen hebben in februari 2001 de “Startovereenkomst Waterbeheer 21ste eeuw” ondertekend. Hierin is vastgelegd dat de betrokken partijen de “Watertoets” toepassen op alle relevante ruimtelijke plannen met waterhuishoudkundige consequenties. In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat de betrokken waterbeheerders moeten worden geraadpleegd bij het opstellen van bestemmingsplannen. De Watertoets is een instrument om ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, te toetsen op de mate waarin rekening wordt gehouden met waterhuishoudkundige aspecten. Het gaat daarbij onder meer om aspecten als waterkwaliteit (ruimte voor water) en waterkwantiteit en veiligheid (overstroming).
Het plangebied valt binnen het beheersgebied van het hoogheemraadschap Rijnland. In samenwerking met het Hoogheemraadschap Rijnland is het Integraal Waterplan Haarlem (IWP) opgesteld. Het waterplan dient als beleidskader bij het opstellen van o.a. bestemmingsplannen. Centrale doelstelling van het Integraal Waterplan is het creëren van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem. Om ervoor te zorgen dat het Haarlemse waternetwerk bestand is tegen klimaatsverandering (toename neerslag) en verstedelijking (toename verhard oppervlak), is ruimte voor oppervlaktewater nodig. Ruimte voor extra oppervlaktewater kan worden gevonden door het verbreden van bestaande watergangen, het graven van nieuwe watergangen en het weer open leggen van gedempte grachten.
De onderstaande tekst is in overleg met het hoogheemraadschap opgesteld. In paragraaf 7.2 van de toelichting zijn de uitkomsten van het overleg in het kader van de watertoets beschreven.
Oppervlaktewater
Doelstelling voor het oppervlaktewater voor de periode tot 2015 is het creëren van een veilig watersysteem met voldoende afwaterend en bergend vermogen, een adequate doorstroming en maximale benutting van gebiedseigen water. Als streefbeeld heeft de gemeente een verbeterd waternetwerk voor ogen dat uitgebreid is met nieuw water.
In het plangebied bevindt zich open water bij de Schoter- en Kloppersingel en het Spaarne. Al het water in het plangebied behoort tot het boezemstelsel van het hoogheemraadschap Rijnland. Naast een bergingsfunctie, heeft het water ook een esthetische en een ecologische functie. De kwaliteit van het Haarlemse boezemwater, waar het Spaarne onderdeel van is, wordt bepaald door invloeden vanuit de regio/achterland (bijvoorbeeld de bollenteelt) en stedelijke factoren (bijvoorbeeld riooloverstorten, diffuse bronnen, verontreinigde waterboezems).
Tevens is aan de rand van het Ripperdaterrein een nieuwe gracht aangelegd. De gracht heeft een toevoeging van 6,5% water op het terrein tot gevolg. Hoewel de gracht niet helemaal rondom het terrein is aangelegd, is er ondergronds een verbinding in de vorm van een duiker aanwezig. Ten behoeve van de waterkwaliteit zorgt een klein doorstroomgemaal voor de circulatie van het water in de gracht en duiker.
Waterkeringen
Polderkaden of peilscheidingen vormen de scheiding tussen gebieden met een zeer beperkt waterpeilverschil. De 'waterkering' is de begrenzing tussen een gebied met een hoog waterpeil en een gebied met een lager waterpeil. In het plangebied zijn zogenaamde waterkeringen aanwezig langs de oevers van het Spaarne. Omdat het achterliggende grondgebied behoort tot het boezemland is er binnen het bestemmingsplangebied geen waterkering aanwezig.
Grondwater
De grondwaterstanden in Haarlem zijn over het algemeen vrij hoog. Om grondwateroverlast te voorkomen zijn dan ook onder een groot aantal wijken in Haarlem drainagesystemen aangelegd. Deze systemen hebben een positieve invloed op het functioneren van het lokale grondwatersysteem. In het plangebied is deels al drainage aangelegd. In 2008 is door het College het Gemeentelijk Grondwaterplan (GGP) vastgesteld. Conform het GGP zal tijdens werkzaamheden aan wegen ook in de rest van het plangebied drainage worden aangelegd.
Waterketen
Op 17 januari 2008 heeft de gemeenteraad van Haarlem het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) vastgesteld. In dit plan zijn de ambities voor de riolering van de gemeente Haarlem verwoord. De ambities zijn o.a. om riolen van slechte kwaliteit te vervangen en de riolering tevens te verbeteren, zodat kan worden voldaan aan de wettelijk verplichte basisinspanning en het waterkwaliteitsspoor. In het plangebied Frans Hals/Patrimonium dient het huidige gemengde rioolstelsel te worden verbeterd door het verruimen van een aantal riolen ter voorkoming van wateroverlast. In het plangebied zal, conform het GRP geen verhard oppervlak worden afgekoppeld.
Het Ripperdaterrein, inclusief bebouwing, wordt uitgevoerd met een verbeterd gescheiden rioleringssysteem. Bovendien wordt zoveel mogelijk verharding van het rioleringssysteem afgekoppeld. Het hemelwater wordt gezuiverd via een voorziening en wordt daarna gezuiverd geloosd op de ringgracht. De gracht heeft dus een bergingsfunctie voor het hemelwater.
Gemeentelijke bouwverordening
Het afkoppelen van hemelwater kan niet in een bestemmingsplan verplicht worden gesteld. De meest geëigende plaats om een scheiding tussen afvalwater en hemelwater te regelen is de gemeentelijke bouwverordening. Op dit moment staat de bouwverordening lozing van hemelwater anders dan op de openbare riolering toe, voor zover uitsluitend hemelwater wordt geloosd. Indien aan of in bouwwerken aan te brengen voorzieningen voor de afvoer van hemelwater niet aan het openbaar riool worden aangesloten, geldt onder andere de bepaling dat leidingen voor de afvoer van hemelwater zodanig moeten lozen dat geen verontreiniging kan optreden van water, bodem of lucht. De bouwverordening is bindend bij het toetsen van bouwaanvragen.
Compensatieregeling
Een algemene regel met betrekking tot de waterkwantiteit is het compenseren van een toename van verharding (wegen, gebouwen enz.). Indien verharding in een gebied toeneemt zullen waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden om waterbezwaar als gevolg van de toegenomen verharding te voorkomen. Wanneer meer dan 500 m2 onverhard oppervlak omgezet wordt naar verhard oppervlak, dient 15% van dit verhard oppervlak als oppervlaktewater te worden aangebracht. In het bestemmingsplan Frans Hals / Patrimonium wordt niet voorzien in een toename van de verharding. De bestaande bebouwing wordt conserverend in het bestemmingsplan vastgelegd. Er worden dan ook geen compenserende maatregelen genomen op het gebied van de waterhuishouding.
Tot slot moet bedacht worden dat water in de stad verschillende functies heeft. Wat bijvoorbeeld de gebruiksmogelijkheden van het Spaarne en de Schoter- en Kloppersingel langs de Bolwerken betreft hebben zij naast waterberging en doorstroming een belangrijke functie voor recreatie. Routes, horecavoorzieningen en een aantrekkelijk ingerichte verblijfsruimte langs het water maken het mogelijk het water en de activiteiten op het water optimaal te beleven.
Volgens de Wet luchtkwaliteit moet bij vaststelling van een bestemmingsplan onderzoek gedaan worden naar de concentratie luchtverontreinigende stoffen om te kunnen toetsen aan de grenswaarden in de Wet milieubeheer. In deze wetgeving worden, op grond van Europese regelgeving, strenge normen gesteld aan de luchtkwaliteit, voor wat betreft een zestal stoffen. Hierbij geldt voor de normen voor zwaveldioxide, koolmonoxide, benzeen en lood dat een overschrijding ervan in Nederland niet of nauwelijks valt te verwachten. De norm voor stikstofdioxide (NO2) wordt in Nederland met name in de directe nabijheid van drukke snelwegen overschreden. De norm voor zwevende deeltjes (PM10) wordt eveneens op diverse locaties (met name langs drukke wegen) overschreden. Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan ligt op grote afstand van de snelweg. Langs bovenlokale verbindingswegen kan eventueel een overschrijding van de grenswaarde aan de orde zijn. Toetsing moet volgens de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 voor NO2 op 5 meter en voor PM10 op 10 meter uit de wegrand gedaan worden tenzij de bebouwing dichter bij de wegrand ligt.
De Schoterweg en de Spaarndamseweg doorkruizen het plangebied. Voor deze twee wegen is getoetst aan de grenswaarden in de Wet milieubeheer. Uit de resultaten van de berekening (zie bijlage 2) blijkt dat voor alle luchtverontreinigde stoffen voldaan wordt aan de normen uit de Wet milieubeheer. Voor de emissie van deze twee stoffen geldt dat door maatregelen de achtergrondconcentraties en uitstoot sneller dalen dan de toename door de autonome groei van het verkeer. Acties om de achtergrondconcentraties te verlagen worden door het Rijk ondernomen. Het bestemmingsplan Frans Hals / Patrimonium is een conserverend bestemmingsplan. Dit betekent dat het plan geen nieuwe ontwikkelingen toelaat die mogelijke negatieve gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit.
De Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) zijn beide Europese richtlijnen. Het doel van de Vogelrichtlijn is het bieden van bescherming en ontwikkelingsperspectief voor leefgebieden van zeldzame en bedreigde vogelsoorten en bescherming van alle vogelsoorten. De Habitatrichtlijn is gericht op de instandhouding van natuurlijke habitats en wilde flora en fauna. De gebiedsbescherming van beide richtlijnen valt in Nederland momenteel onder de Natuurbeschermingswet. De Soortenbescherming is geïmplementeerd in de Flora- en Faunawet.
De natuurwetgeving in Nederland richt zich enerzijds op soortenbescherming en anderzijds
op gebiedsbescherming. In de Natuurbeschermingswet zijn zogenaamde Natura 2000-gebieden
aangewezen. Dit zijn gebieden die op Europees niveau een netwerk van te beschermen
natuurgebieden vormen. De Natura 2000-gebieden in Nederland komen overeen met de gebieden
volgens de Vogel- en Habitatrichtlijn. Dit valt grotendeels samen met de nationale
Ecologische Hoofd Structuur. De soortenbescherming in Nederland is wettelijk geregeld
in de Flora- en Faunawet. Het doel van deze wet is het beschermen van in het wild
voorkomende plant- en diersoorten en hun leefgebieden. In de Flora en Faunawet is
het soortenbeschermingsdeel van de Habitat- en Vogelrichtlijn geïmplementeerd. In
bovengenoemde wet is bepaald dat alle in Nederland van nature voorkomende soorten
vallen onder de algemene zorgplicht. Dat wil zeggen, dat een soort in een gunstige
staat van voortbestaan moet blijven. Bij menselijk handelen, beheerswerk, nieuwbouw,
planologische ontwikkelingen dient een ieder hiermee rekening te houden.
Die zorgplicht houdt ondermeer in dat "een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden
dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden
veroorzaakt, verplicht is (...) alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem
kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen
niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Daarnaast geldt extra bescherming voor de met name genoemde wettelijke beschermde soorten. Voor deze soorten geldt, dat activiteiten met een schadelijk effect in principe verboden zijn. Onder voorwaarden is echter een ontheffing of een vrijstelling mogelijk. De minister is formeel bevoegd om deze ontheffing of vrijstelling te verlenen. De Flora- en Faunawet is op het gebied van soortenbescherming passief, in die zin dat verslechtering van natuurwaarden wordt voorkomen. Actieve soortenbescherming geschiedt in Nederland door het opstellen van soortenbeschermingsplannen en zogenaamde Rode Lijsten. De status van rode lijst-soort geeft geen extra bescherming. Wel geldt uiteraard de algemene zorgplicht.
Gebiedsbescherming
In het kader van de natuurtoets is nagegaan of het bestemmingsplangebied binnen een speciale beschermingszone valt. Op basis van gegevens van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplangebied geen deel uitmaakt van de Natura-2000 gebieden. Het plangebied heeft daarnaast ook geen significante gevolgen voor deze gebieden, en evenmin voor gebieden van de Provinciale Ecologische Hoofd Structuur.
Soortenbescherming
Ten behoeve van het bestemmingsplan zijn geraadpleegd de brochure van de provincie Noord-Holland "Rekening houden met Habitatrichtlijnsoorten in Noord-Holland" en het Natuurloket (www.natuurloket.nl).
Het bestemmingsplangebied ligt in de kilometerhokken 103; 489 en 104; 489 van het Natuurloket. Het Natuurloket geeft voor dit gebied aan dat er 4 vaatplantsoorten, 1 zoogdierensoort, 1 broedvogelsoort, 16 watervogelsoorten en 1 amfibieënsoort worden beschermd middels de Flora en Faunawet. Op basis van de Habitat- en Vogelrichtlijn wordt er 1 zoogdierensoort beschermd. Tevens geven de kilometerhokken aan dat er in het plangebied 2 Vaatplantsoorten en 1 Paddestoelensoort op de zogenaamde 'Rode Lijst' staan.
Aan de hand van kaart materiaal uit bovengenoemde brochure kan geconcludeerd worden dat in het bestemmingsplangebied mogelijk beschermde vleermuizen (de dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis) en de rugstreeppad zouden kunnen voorkomen. Gezien de kenmerken van de Habitat van de rugstreeppad is het niet aannemelijk dat deze soort zich in het plangebied bevindt. De vleermuissoorten wonen in gebouwen. In de Patrimoniumbuurt is een gezonde kolonie huismussen aanwezig.
De nestlocaties van de huismus en vleermuissoorten zijn strikt beschermd .
Bij ruimtelijke ingrepen en bij (ver)bouwactiviteiten zal aan de hand van veldonderzoek nader geïnventariseerd moeten worden of huismussen en eventueel vleermuizen inderdaad aangetroffen worden. Mocht dat het geval zijn dan zal de initiatiefnemer van de betreffende ruimtelijke ingreep een ontheffing van de Flora- en faunawet moeten aanvragen, waarin onder andere aangegeven wordt welke compenserende maatregelen genomen gaan worden.
In de Wet milieubeheer zijn bepalingen opgenomen voor het behoud en het verbeteren van de milieukwaliteit. Dit heeft uiteraard raakvlakken met het bestemmingsplan, waarin de milieukwaliteit een belangrijk onderdeel is van de ruimtelijke belangenafweging. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de bepaling in de Wet milieubeheer dat voor (bepaalde) inrichtingen een milieuvergunning vereist is. In dit bestemmingsplan is, in aanvulling hierop, rekening gehouden met de planologische wenselijkheid van inrichtingen (zie ook de Milieuzoneringen in paragraaf 4.1).
Ook bevat de Wet milieubeheer bepalingen die een rechtstreekse relatie hebben met bestemmingsplannen. In de Wet milieubeheer en het op grond van deze wet vastgestelde Besluit milieu-effectrapportage 1994 is bepaald dat voor een bestemmingsplan in bepaalde gevallen een milieu-effectrapportage (mer) moet worden opgesteld.
Het bestemmingsplan Frans Hals / Patrimonium is consoliderend van aard en voorziet niet in de realisatie van mer-plichtige dan wel mer-beoordelingsplichtige activiteiten.
De provincie toetst de bestemmingsplannen op het aspect cultuurhistorie. Daarvoor heeft de provincie Noord-Holland een Cultuurhistorische waardenkaart opgesteld, in combinatie met de nota “Cultuurhistorische regioprofielen”. In de nota staat dat gemeenten bij de voorbereiding van bestemmingsplannen de Cultuurhistorische waardenkaart moeten raadplegen om te weten welke cultuurhistorische elementen of structuren in het geding zijn. Daarbij moet ook de visie van de provincie, zoals weergegeven in het regioprofiel voor het betrokken gebied worden vermeld. Aangegeven moet worden waarom de gemeente in het bestemmingsplan wel of niet conformeert aan deze visie. Er mag van de visie worden afgeweken. Als van de visie wordt afgeweken moet inzichtelijk worden gemaakt hoe deze belangenafweging tot stand is gekomen.
De Cultuurhistorische Waardenkaart onderscheidt de thema's “bouwkunde”, “historische geografie” en “archeologie”. Hieronder wordt aan de hand van deze thema's voor het plangebied Frans Hals / Patrimonium verkend welke beperkingen er vanuit deze onderwerpen gelden voor het bestemmingsplan. Het thema Archeologie zal in de volgende paragraaf worden verkend.
Bouwkunde
Het volledige gebied is op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Holland aangewezen als “Bouwkundige vlakken van zeer hoge waarde”. In de toelichting bij de Cultuurhistorische Waardenkaart wordt genoemd dat het gaat om de historische stedenbouwkundige structuur, zoals ontstaan in de periode eind 19e eeuw tot 1940. Als motivering wordt aangedragen dat het gaat om een Toekomstig Rijksbeschermd stadsgezicht. Bij het opstellen van het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de waardevolle stedenbouwkundige structuur van het plangebied. Indien het plangebied in de toekomst op grond van de Monumentenwet 1988 als beschermd stadsgezicht wordt aangewezen, dient voor dit gebied een bestemmingsplan te zijn c.q. worden vastgesteld, dat voorziet in de bescherming van de betreffende gebieden.
In het wetsvoorstel voor de Woningwet is opgenomen dat nadere eisen aan een bouwvergunning kunnen worden gesteld ten behoeve van de bescherming van (archeologische) monumenten. In het plangebied zijn enkele Rijksmonumenten aanwezig. Deze worden hieronder kort beschreven.
Ripperdakazerne
De Ripperdakazerne bevindt zich op de Schoterweg 71. Op last van de Duitse overheid is in 1943 de voormalige munitiebunker met kantoor gebouwd dat in architectonisch en stedebouwkundig oogpunt het hoofdmoment vormt van het object. Het in traditionalistische trant gebouwde object staat aan de zuidoostzijde van het kazernecomplex op een terrein dat in de oorspronkelijke opzet van het kazernecomplex (1882) was gereserveerd voor de bouw van een infanteriekazerne. Het object sluit het exercitieterrein aan de zuidzijde af. De munitiebunkers zijn tot de sluiting van de kazerne in gebruik geweest als berging en garages, ten behoeve waarvan de oorspronkelijke ingangen naar de bunkers werden gewijzigd. De munitiebunkers en legeringsgebouw zijn van algemeen belang uit cultuurhistorisch en architectuurhistorisch oogpunt vanwege de combinatie van oorspronkelijke functie en typologie, alsmede vanwege de ensemblewaarde als historisch-functioneel onderdeel van het voormalige kazernecomplex.
Dienstwoningen Ripperdakazerne
In de Saenredamstraat 53, 63, 73, 77 en 87 staan 5 blokken voormalige dienstwoningen uit 1883-84. De 5 blokken hebben de status Rijksmonument gekregen vanuit cultuurhistorisch en architectuurhistorisch oogpunt en wegens ensemblewaarde als oorspronkelijk historisch-functioneel onderdeel van het voormalige kazernecomplex van de Ripperdakazerne.
Willem van Oranjeschool
Aan de Rozenhagenstraat 15 is naar ontwerp van Tj. Kuipers in 1921 de school gebouwd met een geprononceerde stedenbouwkundige situering. De school ligt in de as van het driehoekige Rozenhagenplein en vormt hiervan de noordelijke afsluiting.
In de Monumentenwet 1988 is onder meer bepaald dat het verboden is om monumenten af te breken of te wijzigen. De aangewezen beschermde monumenten zijn daarom conserverend opgenomen in het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van de 'bouwkundige vlakken van zeer hoge waarden' door de koppeling met de waarderingskaart. Voor het opstellen van de waarderingskaart is de bebouwde omgeving uitvoering onderzocht. Alle beschermenswaardige bebouwing is conserverend in het plan opgenomen. De beschermende werking van de waarderingskaart is uitgelegd in paragraaf 6.4 van de toelichting. Voor de gebouwen die op grond van hun architectonische en/of stedenbouwkundige waarde nadere bescherming behoeven, het gaat hier om de gebouwen die op de waarderingskaart zijn aanduid als architectonische orde 1 en 2, is een gedetailleerde bouwhoogte aangegeven op de verbeelding.
Historische geografie
Een brede strook rondom het Frans Hals plein is op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Holland weergegeven als “historische geografie vlakken van waarde” (zie de navolgende afbeelding).
Afbeelding 4: uitsnede Cultuurhistorische waarden kaart: historische geografie vlakken van waarde (lichtgroen).
In de toelichting bij de Cultuurhistorische Waardenkaart wordt genoemd dat het betreffende gebied kan worden getypeerd als “Geestgronden”. Geesten zijn zeer kenmerkend voor Kennemerland. De voormalige geest werd begrensd door de Kruisweg en de Jansweg. Hoewel geheel bebouwd is de oorspronkelijke geest nog enigszins herkenbaar in het stratenpatroon. Geesten zijn zowel provinciaal als nationaal zeer zeldzaam. In het bestemmingsplan wordt het bovengenoemde stratenpatroon vastgelegd, door middel van de afzonderlijke bestemming voor verkeer.
Haarlem heeft een rijk verleden. Vele archeologische vondsten tonen dat aan. Na de
laatste IJstijd, zo'n 10.000 jaar geleden, maakte het overgrote deel van Noord- en
Zuid-Holland deel uit van de Noordzee. Zo´n 5600 jaar geleden ontstonden, evenwijdig
aan de huidige kustlijn, lange smalle zandbanken, ook wel strandwallen genaamd. Op
deze strandwallen vond duinvorming plaats. Oostelijk van deze strandwallen, waar de
Noordzee geen vat meer kreeg op het uitgestrekte water, vormden zich onafzienbare
moerassen.
Het huidige Haarlem ligt zowel op de oudste strandwal, 56 eeuwen geleden ontstaan,
als op de op een en twee na oudste strandwal van Nederland. Op deze strandwallen werden
aanvankelijk alleen eenvoudige onderkomens gebouwd door jagers en vissers. Later,
vanaf circa 4000 jaar geleden, werden er akkers aangelegd en verrezen er grote boerderijen.
Op deze plek ontstond vele eeuwen later, in de Karolingische tijd, de nederzetting
Harulahem. Harulahem, later verbasterd tot Haarlem, doet zijn naam eer aan: huis(en)
op een open plek in een op zandgrond gelegen bos. Zand, wind en water hebben dus de
basis gevormd van Haarlem.
De in de 11e maar vooral in de 12e eeuw snel groeiende pre-stedelijke nederzetting
Haarlem, gelegen aan de belangrijke noord-zuid verbindingen, de waterweg het Spaarne
en de midden op de strandwal gelegen landweg, kreeg in 1245 stadsrechten. Het ontwikkelde
zich tot een voor die tijd belangrijke stad. De resten van woningen, huisraad en andere
sporen van vroegere bewoning zijn in de loop der eeuwen door stuifafzettingen en kunstmatige
ophogingen verborgen geraakt in de Haarlemse bodem. De Haarlemse bodem is dus letterlijk
een opeenstapeling van 56 eeuwen bewoningsgeschiedenis in de vorm archeologische landschappen,
opgebouwd uit diverse bodemlagen. Van tijd tot tijd komen deze lagen bij graafwerkzaamheden
weer aan het daglicht.
Een groot deel van het plangebied is op de AMK (Archeologische Monumenten Kaart) van
de RACM weergegeven als “terreinen van archeologische waarde” en “terreinen van hoge
archeologische waarde”. De begrenzing hiervan is in het verleden vastgesteld door
de gemeentelijke stadsarcheoloog van Haarlem op grond van vondsten en geologische
ondergrond (strandwal). Er zijn geen wettelijke beschermde terreinen in het plangebied
aanwezig. Op de kaart van de Rijksdienst heeft het plangebied deels een middelhoge
en deels een hoge verwachtingswaarde, dat wil zeggen dat de kans op het aantreffen
van archeologische waarden groot wordt geacht.
Een groot deel van het plangebied is op de Cultuurhistorische waarden kaart van de
provincie Noord-Holland (2000) weergegeven als “archeologische vlakken van hoge en
zeer hoge waarde” (zie onderstaande afbeelding).
Afbeelding 5: uitsnede Cultuurhistorische waarden kaart: archeologische vlakken van hoge en zeer hoge waarde ( resp. lichtpaars en donkerpaars).
In de toelichting bij de Cultuurhistorische Waardenkaart is aangegeven dat in het
archeologisch vlak met een hoge waarde verwacht wordt dat zich hier sporen van bewoning
zullen bevinden daterend vanaf het Laat-Neolithicum tot en met de Romeinse tijd. De
begrenzing is vastgesteld door de gemeentelijk archeoloog van Haarlem op grond van
vondsten en geologische ondergrond (strandwal). Het archeologisch vlak van zeer hoge
waarden wordt getypeerd als 'Historische- stads en dorpskern'. Binnen deze zone bevinden
zich sporen van bewoning en gebruik uit zowel de Middeleeuwen als de Prehistorie.
De archeologische waarde van historische kernen bestaat uit de reeds aangetroffen
of te verwachten aanwezigheid, boven of onder de grond, van bouwhistorische resten
en archeologische sporen en voorwerpen. Samen bevatten zij een veelheid aan historische
informatie over ouderdom en ruimtelijke ontwikkeling van de kern.
Met de goedkeuring van de Wet op de acheologische monumentenzorg (Wamz, 1 september 2007) en de verregaande decentralisatie van verantwoordelijkheden naar gemeentelijk niveau is het, gezien het rijke bodemarchief van Haarlem, niet alleen noodzakelijk, maar ook zeer wenselijk een degelijk archeologiebeleid te voeren.
In de wetgeving is opgenomen dat gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Ook is bepaald dat in een bestemmingsplan regelingen kunnen worden opgenomen ten behoeve van het beschermen van archeologische waarden. Aangezien de verantwoordelijkheid voor het archeologische erfgoed wordt gedecentraliseerd, dienen de gemeenten binnen dit kader hun eigen beleid te ontwikkelen. In dit kader heeft de gemeente Haarlem het initiatief genomen tot de ontwikkeling van diverse maatregelen, waardoor archeologie meer onderdeel van het planologische instrumentarium wordt. De uitgangspunten voor gemeentelijke beslissingen worden op dit moment, met de intentie om op een werkbare en doelmatige manier zorg te dragen voor het Haarlemse bodemarchief, in een beleidsnota archeologie, een bijbehorende beleidskaart en in een verordening Monumenten en Archeologie vastgelegd.
Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH)
Aansluiting met ruimtelijke ordening is een voorwaarde om adequaat en op tijd in te kunnen spelen op bouwontwikkelingen in de stad en verlies van waardevol bodemarchief te voorkomen. Hiervoor is de gemeente Haarlem een archeologische verwachtingskaart voor de gehele stad aan het ontwikkelen. Met deze kaart geeft het gemeentebestuur aan in welke gebieden grondroerende activiteiten van een bepaalde omvang vergunningplichtig zijn.
De Wamz bepaalt dat de gemeente in de voorbereidingsfase van een bestemmingsplan een inventarisatie naar (verwachte) archeologische waarden uit laat voeren. In het bestemmingsplan stelt de gemeente vervolgens voorwaarden aan het uitvoeren van bodemroerende activiteiten voor die gebieden waarvan in de inventarisatie is vastgesteld dat ze (potentieel) archeologisch waardevol zijn. Hiermee wordt bereikt dat naast andere belangen, ook het archeologisch belang een volwaardige plaats krijgt.
Verder bepaalt artikel 41a van de Monumentenwet dat projecten kleiner dan 100m2 vrijgesteld zijn van archeologisch onderzoek. De gemeenteraad kan een hiervan afwijkende oppervlakte vaststellen. Het is voor de wetgever immers onmogelijk om voor iedere gemeente een passende maatgeving te verschaffen. Haarlem heeft een archeologische ondergrond die qua archeologische waarde sterk uiteenloopt. Daarom is het noodzakelijk de in artikel 41a gestelde oppervlaktebepaling te nuanceren. Zo krijgen de archeologisch zeer waardevolle gebieden een strenger regime en de archeologisch wat minder waardevolle gebieden een ruimer regime. Gevolg is dat een groot gedeelte van het Haarlems grondoppervlak een veel grotere vrijstelling van archeologisch onderzoek heeft gekregen en dat voor een klein gedeelte ervan een strenger regime is bepaald. Door deze nuancering is de archeologische wet- en regelgeving zo hanteerbaar mogelijk gemaakt.
De archeologisch waardevolle gebieden op de ABH zullen in bestemmingsplannen worden opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. In de regels worden de relevante begrippen gedefinieerd en wordt aangegeven welke archeologische voorwaarden aan een reguliere bouwvergunning of aanlegvergunning kunnen worden verbonden.
De beleidskaart hanteert een indeling in verschillende categorieën archeologisch waardevol gebied. Voor elk van deze categorieën is bepaald vanaf welke planomvang rekening gehouden moet worden met het (laten) uitvoeren van archeologisch onderzoek, het zogenaamde regime.
De regimes gelden voor bodemroerende activiteiten die plaats zullen vinden in het kader van 'plannen' waarvoor het vereist is om een ontheffing op het bestemmingsplan aan te vragen:
Het plangebied Frans Hals/Patrimonium heeft 4 categorieen met bijbehorende regimes (zie paragraaf 6.2).
Bij nieuwbouw binnen het plangebied is uitgangspunt dat minimaal de vaste maatregelen uit de nationale pakketten duurzaam bouwen worden uitgevoerd. Dit betreft dus zowel utiliteitsbouw, grond- weg- en waterbouw als woningbouw. Bij duurzame maatregelen kan bijvoorbeeld gedacht worden aan compact bouwen, flexibel bouwen (rekening houden met een mogelijke verandering van bestemming van gebouwen) en het afkoppelen van regenwaterafvoer.
De gemeente Haarlem heeft in de beleidsnota "Praktijkrichtlijn Duurzame Stedenbouw" bepaald dat alle ruimtelijk relevante plannen vanaf 2006 moeten voldoen aan de basiskwaliteit duurzame stedenbouw en waar mogelijk aan een streefkwaliteit. Voor gebouwen heeft het college de nota duurzame nieuwbouw woningen vast gesteld. De praktijkrichtlijn duurzame stedenbouw bestaat uit uitgangspunten en een checklist duurzame stedenbouw op basis van de ervaringen in Haarlem. Hierbij is gebruik gemaakt van het Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw (NPDS, 1999).
In de checklist zijn naast de wettelijke maatregelen (watertoets) een groot aantal (vrijwillig te nemen) maatregelen beschreven op het gebied van verkeer/vervoer (parkeren op eigen terrein), afval (het plaatsen van ondergrondse containers), water en energie (zuid gerichte verkaveling zonoriëntering).
De vrijwillig te nemen maatregelen zorgen ervoor dat een ruimtelijk plan aan de streefkwaliteit kan voldoen. Dat is dus een kwaliteit die verder gaat dan wettelijke regelingen ofwel de basiskwaliteit.
Het college van Burgemeester en Wethouders heeft op 15 november 2005 het beleid voor duurzame woningbouw vastgesteld. Bij alle nieuwe woningbouwprojecten moet de zogenoemde basiskwaliteit Duurzaam bouwen (Dubo) worden toegepast. Deze basiskwaliteit kan worden bereikt door het toepassen van kostenneutrale duurzame maatregelen. De basiskwaliteit duurzame nieuwbouw binnen het plangebied kan op twee manieren worden bereikt:
Wat is GPR?
Gemeentelijke Prestatie Richtlijn Duurzaam Bouwen (GPR) is het resultaat van praktijkervaringen in de gemeente Tilburg. Met het rekeninstrument kunnen projecteigenaren zelf een alternatief maatregelenpakket samenstellen. GPR Gebouw zet ontwerpgegevens van een gebouw om naar prestaties op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid. Ter toelichting hierop het volgende: Invullen van maatregelen conform het Bouwbesluit levert een score van 5 op. Invullen van de voorkeurslijst levert een 6 op.
Met ingang van 1 februari 2003 is het zogenoemde Luchthavenindelingbesluit (LIB) van
kracht. In het LIB, onderdeel van de gewijzigde Wet Luchtvaart (ofwel de "Schipholwet"),
is rond de luchthaven Schiphol een beperkingengebied aangewezen. Hierbinnen gelden
regels omtrent beperking van bestemming en gebruik van grond in verband met het externe
veiligheidsrisico en de geluidbelasting vanwege het luchthavenverkeer. Daarnaast worden
regels gesteld omtrent beperkingen van de maximale hoogte van objecten, en van vogelaantrekkende
bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik. De hoogtebeperkingen zijn opgelegd om ervoor
te zorgen dat vliegtuigen op een veilige manier van en naar de luchthaven Schiphol
kunnen vliegen.
De beperkingen voor de vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik
zijn opgelegd om te voorkomen dat zich in de nabijheid van de luchthaven concentraties
vogels bevinden, die hinderlijk kunnen zijn voor vliegtuigen.
Voor een groot deel van het plangebied gelden hoogtebeperkingen, die varieren van 100 tot 145 meter, alsmede beperkingen ten aanzien van vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik. In het plangebied bevinden zich echter geen vogelaantrekkende bestemmingen of vogelaantrekkende gebruiken. Evenmin komen in het plangebied bouwwerken of gebouwen voor, of worden deze mogelijk gemaakt, die de maximale bouwhoogte van 100 tot 145 meter benaderen. Het plangebied valt buiten de in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol aangewezen zone waarbinnen geen geluidsgevoelige functies (zoals woningen) zijn toegestaan. Geconcludeerd kan worden dat dit bestemmingsplan in overeenstemming is met de bepalingen uit het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.
In het in 2004 van kracht geworden “Besluit externe veiligheid inrichtingen” is bepaald dat ruimtelijke ordeningsbesluiten, zoals een bestemmingsplan, in overeenstemming worden gebracht met de zoneringen (risicocontouren) en bepalingen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het gaat daarbij om opslag van gevaarlijke stoffen en LPG-tankstations. In strikt juridische zin is het externe veiligheidsbeleid met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen op dit moment niet vertaald in regelgeving. Wel kan worden berekend wat het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is, dit wordt normaliter alleen gedaan bij nieuwe planologische mogelijkheden en is voor dit bestemmingsplan dan ook niet aan de orde.
Het bestemmingsplan Frans Hals / Patrimonium is conserverend van aard. Er wordt niet voorzien in de vestiging van nieuwe (meer) risicovolle activiteiten. Hier onder wordt verkend in hoeverre in de bestaande situatie risicovolle activiteiten in of in de nabijheid van het plangebied gevestigd zijn.
Voor zover bekend zijn er geen LPG –installaties en –depots in het plangebied gevestigd. Tijdens de inventarisatie zijn geen LPG-installaties -/ depots aangetroffen. Er zijn in dit licht geen belemmeringen voor het toestaan van gevoelige functies in het bestemmingsplan.
Bedrijven zijn EVR (Externe Veiligheids Rapportage) plichtig wanneer zij één of meer gevaarlijke (wettelijke bepaalde) stoffen in opslag of in bewerking (kunnen) hebben. Voor zover bekend komen dergelijke bedrijven niet voor in het plangebied. Er gelden in dit licht geen belemmeringen voor het toestaan van gevoelige functies in het bestemmingsplan.
Over het spoor vindt vervoer van gevaarlijke stoffen (Ammoniak) plaats. Uit diverse onderzoeken is inmiddels gebleken dat langs het gehele traject geen plaatsgebonden risico contour van 10-6 wordt berekend. Daarmee vormt dit geen belemmering voor eventuele nieuwbouwplannen. Ten aanzien van het groepsrisico blijkt dat dit ver onder 0,1 procent van de oriëntatiewaarde ligt, die maatschappelijk als een onaanvaardbaar risiconiveau wordt gezien. De Ammoniak transporten tussen Haarlem en Beverwijk worden in 2009 beëindigd. Hiermee zal er in de toekomst geen risico per spoor meer aanwezig zijn. Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een gevaarlijke stoffenroute over weg of water.
Er liggen blijkens de bij het Streekplan Noord-Holland-Zuid behorende kaart “milieubeschermingsgebieden, geluids- en veiligheidszones en technische infrastructuur” geen hoofdgasleidingen of landelijke/regionale leidingstroken in of in de nabijheid van het plangebied. Recent is er aan de zijde van het Spaarne een afvalwatertransportleiding aangelegd. Deze zone is op de verbeelding aangegeven. Er zijn geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.
In voorgaande hoofdstukken zijn per functie zowel de bestaande situatie als de beleidsuitgangspunten beschreven. Een en ander vindt uiteindelijk zijn weerslag in de wijze waarop de gronden in het plangebied bestemd zijn. Over het algemeen is consolidatie van het plangebied uitgangspunt. Dit neemt niet weg dat zich desondanks ontwikkelingen in het plangebied voor kunnen doen, passend binnen de beschreven beleidskaders.
In dit hoofdstuk zal een beschrijving worden gegeven van de verschillende ruimtelijke en stedenbouwkundige uitgangspunten binnen het plangebied. Deze uitgangspunten hebben betrekking op zowel bebouwing als op functies.
Ruimtelijke uitgangspunten
Algemeen uitgangspunt voor het bestemmingsplan Frans Hals / Patrimonium is dat de gronden en de bestaande bebouwing die passen binnen de beoogde ontwikkeling van het gebied conform het huidige gebruik bestemd worden. Voor dergelijke bestaande bebouwing en functies is het van belang een bestemmingsregeling te ontwerpen, die niet alleen mogelijkheden biedt voor het voortzetten van het huidige gebruik en de huidige verschijningsvorm, maar die waar mogelijk en gewenst ook ruimte biedt voor bouwkundige aanpassingen en/of functieverbreding. In hoeverre ruimte voor dergelijke aanpassingen geboden kan worden hangt onder andere af van de effecten daarvan op de omgeving.
Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om in de gebieden waar de woonfunctie centraal staat een menging met kleinschalige andere functies mogelijk te maken. Deze flexibiliteit wordt nagestreefd door het opnemen van een regeling voor beroepsuitoefening aan huis, waarbij de functie wonen de hoofdfunctie blijft. Gemengde woon- en werkbuurten zijn gewenst, waarmee gestreefd wordt naar het verbeteren van de leefkwaliteit van de buurten. Ook zal de gemengde functie in bepaalde straten worden uitgebreid en opgewaardeerd. Wonen op de verdiepingen blijft het uitgangspunt. Ook voor de gebouwen in de Kennemerstraat, waar voorheen 'plangebied U' geldend was, is de gemengde bestemming mogelijk gemaakt. Bebouwing is toegestaan in aansluiting op de belendende gebouwen. Hierbij dient wel rekening gehouden te worden dat de toegang tot het achterliggende Frans Halshofje open blijft. Dit is geregeld door middel van de bestemming "Groen".
Met het bestemmingsplan wordt ernaar gestreefd om diverse verkeerskundige aanpassingen binnen het plangebied mogelijk te maken, zoals een veiligere inrichting, inrichting voor fietsverkeer, veiligere oversteekplaatsen voor voetgangers, voldoende parkeergelegenheid en verkeersremmende maatregelen zoals het verder invoeren van de zogenoemde 30 km-zone. In geval van nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied zal uitgegaan worden van parkeren op eigen terrein.
Voor wat betreft de openbare ruimte worden de bestaande 'groenplekken' in dit plan als "Groen" bestemd. Het aantal speelvoorzieningen in het plangebied is niet groot, evenals de speelwaarde. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om binnen de bestemmingen "Groen" en "Verkeer" speelvoorzieningen toe te staan. Ook binnen de bestemming "Maatschappelijk" is uitbreiding van speelvoorzieningen mogelijk.
Uitbreiding van de maatschappelijke functies wordt gestimuleerd en mogelijk gemaakt binnen het bestemmingsplan. Uitgangspunt is om hiermee de sociaal-maatschappelijke voorzieningen rond het concentratiegebied Frans Halsplein en Generaal Cronjéstraat te verbeteren.
Een ander uitgangspunt is om het winkelcentrum Generaal Cronjéstraat te versterken. Wonen op de begane grond wordt in dit winkelgebied niet toegestaan. Naast detailhandel, zijn er diverse horecavoorzieningen aanwezig. Binnen de horeca zijn verschillende deelmarkten te onderscheiden. Een functioneel onderscheid is te maken in de vorm van hotels, restaurants, discotheken, snackbars, café etc. Voor het bestemmingsplan is gekozen om een tweedeling aan typen horecavoorzieningen aan te houden, namelijk "Horeca 1" en "Horeca 2" (zie artikel 1 van de planregels). Deze categorieën zijn gebaseerd op verschil in omgevingsbelastende horecatypen. Gezien het huidige functioneren van het plangebied Frans Hals / Patrimonium, ligt het voor de hand om geen kerngebied voor horeca aan te wijzen waar alle vormen van horeca mogelijk zouden worden. Wel is de Cronjéstraat en Schoterweg aan te wijzen als straat waar horeca en winkels elkaar goed aanvullen. Hier moet met name plaats zijn voor 'winkelondersteunende horeca'. Het winkelend en wandelend publiek moet zich kunnen verpozen, waardoor recreatief winkelen voor velen aantrekkelijk is en moet blijven.
In veel voormalige buurtwinkeltjes wordt nu gewoond. Om in de toekomst kleinschalige detailhandelsinitiatieven in de buurt mogelijk te houden, blijft detailhandel en/of wonen mogelijk in deze panden. De betreffende panden hebben de bestemming "Gemengd 2" gekregen.
Stedenbouwkundige uitgangspunten
De opzet van dit plan is als aangegeven in paragraaf 2.2 Stedenbouwkundige structuur grotendeels consoliderend van karakter. Dit betekent dat het beschermen van de bestaande kwaliteiten van het plangebied het stedenbouwkundig hoofduitgangspunt is. Vooruitlopend op de toekomstige uitbreiding van het beschermd stadsgezicht is voor het plangebied een waarderingskaart voor de gebouwde omgeving opgesteld. De waarderingskaart is een combinatie van de waardering van de afzonderlijke gebouwen met de waardering van de stedenbouwkundige structuur. Deze waardering strookt met de Provinciale omschrijving over het beschermd stadsgezicht.
De gaafheid en samenhang in bebouwing binnen de stedenbouwkundige plannen zijn belangrijke waarden binnen de buurt en dienen behouden te blijven. Het gebied is representatief voor de ontwikkeling van de Nederlandse stedenbouw en architectuur uit de periode 1880-1940, met name het gebied van complexmatige woningbouw voor middenstand en arbeiders als gevolg van de Woningwet 1901. Daarbij dient de oorspronkelijke, de samenhang tussen de stedenbouwkundige structuren de bebouwing in stand te worden gehouden. Dit door middel van een gedetailleerd bestemmingsplan met daarin opgenomen in ieder geval de bouwhoogten en de functies.
De structuur van het woonomgevingsgroen dient behouden te blijven. Dit betekent concreet een restrictief beleid met betrekking tot het bebouwen van binnenterreinen. Een belangrijk onderdeel van de structuur is het woningbouwcomplex 'Patrimonium'. De grote achtertuinen zijn hier relatief gaaf bewaard gebleven. Deze structuur dient in stand te worden gehouden. Door middel van een gedetailleerd bestemmingsplan met daarin de bestaande bouwhoogten en functies wordt hierin voorzien. In de Frans Halsbuurt is in de huidige situatie reeds bebouwing op het binnenterrein aanwezig. Dit wordt positief bestemd, meer bebouwing is echter niet gewenst.
De ruimtelijke en stedenbouwkundige uitgangspunten zijn meegenomen bij het opstellen van de regels van dit bestemmingsplan. In het volgende hoofdstuk zal uiteen gezet worden hoe de juridisch bindende delen van het bestemmingsplan, de regels, de verbeelding en de waarderingskaart, zijn vormgegeven. Uitgelegd wordt welke regeling of bestemmingen in het bestemmingsplan zijn opgenomen voor zowel de consoliderende onderdelen, als de beoogde ontwikkelingen.
In deze paragraaf zal een toelichting worden gegeven op de juridische opzet van het bestemmingsplan. Zowel de bestaande situatie als de gewenste ontwikkelingen spelen een rol in de wijze waarop bebouwing en openbare ruimte bestemd worden. Voor dergelijke bestaande bebouwing en functies is het van belang een bestemmingsregeling te ontwerpen, die niet alleen mogelijkheden biedt voor het voortzetten van het huidige gebruik en de huidige verschijningsvorm, maar die waar mogelijk en gewenst ook ruimte biedt voor bouwkundige aanpassingen en/of functieverbreding. In hoeverre ruimte voor dergelijke aanpassingen geboden kan worden hangt onder andere af van de effecten daarvan op de omgeving.
Indien bebouwing en of functies niet passen binnen de gewenste ruimtelijk-functionele structuur, wordt in het bestemmingsplan op een passende wijze herontwikkeling mogelijk gemaakt. Dit kan ook het geval zijn bij bebouwing die mogelijk binnen de planperiode vrijkomt en waarvoor het niet de verwachting is dat eenzelfde functie ervoor in de plaats komt. Dit geldt met name voor bijzondere functies. Tot slot kunnen ook in de openbare ruimte ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, bijvoorbeeld wanneer nieuwe (of te herstellen) stedenbouwkundige structuren gewenst zijn. Algemeen uitgangspunt voor het bestemmingsplan Frans Hals / Patrimonium is een bestemmingsregeling voor de bestaande en toekomstige bebouwing en functies, welke ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient, met andere woorden, flexibel en doelmatig te zijn, en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover, dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.
De vorige Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna WRO) en het daarbij behorende Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro 1985) bevatten bijna geen bepalingen over de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan voor de verschijningsvorm van het bestemmingsplan. Dit heeft er toe geleid dat in de praktijk allerlei varianten zijn toegepast. Hierdoor zijn er zeer verschillende bestemmingsplannen ontstaan. Bestemmingsplannen met dezelfde beleidsmatige inhoud en met hetzelfde doel zagen er geheel anders uit en waren moeilijk vergelijkbaar. Hierdoor ontbrak het aan duidelijkheid voor de gebruiker van het bestemmingsplan. En dit terwijl leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker van het bestemmingsplan van groot gewicht zijn. Het gaat bij bestemmingsplannen om de belangen van burgers en bedrijven. Zij dienen zich snel en op eenvoudige wijze een juist beeld te kunnen vormen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op één of meer locatie(s). Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van groot belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. Denk hierbij aan degenen die betrokken zijn bij de planvoorbereiding, de planbeoordeling, de monitoring van beleid en de handhaving. De Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (hierna SVBP 2008) maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld.
De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels. In het eerste onderdeel worden inleidende regels genoemd. Het gaat om begripsbepalingen en de wijze van meten en berekenen. In het tweede onderdeel Bestemmingsregels zijn de regels opgenomen welke betrekking hebben op alle bestemmingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Op de bestemmingen binnen dit plan zal hieronder afzonderlijk worden ingegaan. Vervolgens zijn dubbelbestemmingen en een aantal aanvullende regelingen en beperkingen, bijvoorbeeld Archeologische waarde en zone industrielawaai opgenomen. Vervolgens is een derde onderdeel opgenomen dat bestaat uit algemene bepalingen als algemene gebruiksregels, algemene ontheffingsregels. In deel vier zijn tenslotte overgangsregels en straf- en slotbepalingen opgenomen.
Voor elke bestemming op de verbeelding wordt in de regels een afzonderlijk artikel opgenomen met daarin de bepalingen behorende bij die bestemming. Bestemmingsvarianten worden zoveel mogelijk in aparte artikelen opgenomen. Voor variaties in bouwregels wordt zoveel mogelijk gewerkt met bebouwingssymbolen. Elk artikel bestaat uit de volgende onderdelen:
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van de begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Wijze van meten (artikel 2)
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden. Een aantal bepalingen zijn op grond van de SVBP 2008 dwingend voorgeschreven.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Bedrijf (artikel 3)
Deze bestemming is bedoeld voor bedrijven in het plangebied. De in het gebied voorkomende bedrijven zijn overeenkomstig het huidige gebruik en bouwmogelijkheden in dit bestemmingsplan opgenomen. Rekening houdend met het plangebied zijn alleen bedrijven categorie A en B vermeld bij de regels behorende bedrijvenlijst toegestaan. Deze lijst is onderdeel van het zogenaamde Groene Boekje ('Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten 2007). Ook nutsvoorzieningen hebben de bestemming bedrijf gekregen, met een nadere aanduiding nutsvoorziening
Gemengd 1 (artikel 4)
De bestaande bedrijvigheid gemengd met de woonfunctie is door middel van de bestemming Gemengd 1 in het plan opgenomen. Voor wat betreft de begane grond verdieping wordt enige flexibiliteit geboden voor functieverandering. Hier is kleinschalige bedrijvigheid, kantoren en dienstverlening mogelijk, wat ten goede komt aan de leefbaarheid van de woonwijken. Op een enkele locatie is ook op de overige verdiepingen een kantoor of dienstverlenend bedrijf aanwezig. Voor deze aanwezige locaties is een uitzondering gemaakt, door middel van een aanduiding op de verbeelding. De bestaande horecavoorzieningen zijn met een aanduiding in het plan positief bestemd.
Gemengd 2 (artikel 5)
Ook hier is de bestaande bedrijvigheid gemengd met de woonfunctie door middel van de bestemming Gemengd 2 in het plan opgenomen. Tevens is binnen deze bestemming maatschappelijk voorzieningen mogelijk gemaakt. Dit sluit aan bij het beleid van het structuurplan (zie paragraaf 3.2). Voor wat betreft de begane grondverdieping wordt flexibiliteit geboden voor functieverandering. Naast kleinschalige bedrijfigheid, kantoor en dienstverlening is tevens detailhandel mogelijk.
Gemengd 3 (artikel 6)
Deze bestemming is opgenomen voor de winkelstraat Generaal Cronjéstraat. Hier is de bestaande detailhandel met de woonfunctie door middel van de bestemming Gemengd 3 in het plan opgenomen. Voor wat betreft de begane grondverdieping is flexibiliteit geboden voor functieverandering. Naast detailhandel is hier ook kantoor en dienstverlening toegestaan. Om er voor te zorgen dat er in dit gebied sprake zal zijn van een gemengd karakter en een gesloten winkelfront, is wonen op de begane grondverdieping uitgesloten.
Gemengd 4 (artikel 7)
Deze bestemming is bedoeld voor functies die zowel op de begane grond als op de overige verdiepingen zijn toegestaan op basis van het oude bestemmingsplan.
Gemengd 5 (artikel 8)
In de Frans Halsbuurt is op een locatie bebouwing binnen het woonblok aanwezig. Voor deze bebouwing is een aparte bestemming Gemengd 5 in het plan opgenomen. Binnen deze bestemming zijn de hoofdfuncties, kantoor, dienstverlening en bedrijven categorie A en B toegestaan. De huidige situatie is door middel van aanduidingen maatschappelijk en bedrijfswoning positief bestemd.
Groen (artikel 9)
De in het plan voorkomende openbare groenvoorzieningen zijn ondergebracht in de bestemming Groen. Het gaat - uitgezonderd voor het gebied rond het Ripperdaterrein - dan ook meestal om snippergroen dat bij voorkeur als zodanig gehandhaafd dient te blijven. Binnen deze bestemming zijn ook speelvoorzieningen toegestaan. Het Ripperdaterrein zal als groengebied worden ingericht. Tevens is de watergang binnen de bestemming mogelijk gemaakt. Omdat de exacte situering nog niet bekend is wordt water binnen de gehele bestemming mogelijk gemaakt. Parkeervoorzieningen zijn binnen deze bestemming mogelijk gemaakt door middel van een specifieke aanduiding.
Maatschappelijk (artikel 10)
Deze bestemming is bedoeld voor bestaande gebouwen die geheel worden gebruikt ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen. Per voorziening zijn, voor zover ruimtelijk mogelijk en wenselijk, uitbreidingen toegestaan. Tevens is functieverandering naar andere maatschappelijke functies toegestaan (het soort maatschappelijke voorzieningen is gelimiteerd in de begripsomschrijving).
Sport (artikel 11)
De bestemming Sport wordt gebruikt voor de in het plangebied voorkomende sportschool en tafeltennisvereniging in de Frans Halsbuurt.
Tuin 1 (artikel 12)
De bij de bestemmingen Wonen, Gemengde Doeleinden of Bedrijf behorende gronden die niet bebouwd mogen worden, zijn bestemd als Tuin 1. Dit is gedaan om de openheid en het groen binnen het plangebied te behouden. Deze bestemming komt vaak voor aan de voorzijde van woningen. Bebouwing aan de voorzijde van woningen geeft een rommelig beeld en kan, met name bij hoekwoningen, het uitzicht voor automobilisten verminderen waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Binnen deze bestemming zijn onder voorwaarden bijgebouwen, garages en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
De bestemming Tuin 1 in dit gebied is gewenst in verband met het behouden van het open en groene karakter van het tuinwijk complex. De berging mag uitsluitend gebruikt worden ten dienste van de bestemming tuin.
Tuin 2 (artikel 13)
De bij de bestemming Wonen dan wel de bestemming Gemengde Doeleinden of Bedrijf behorende gronden, die bebouwd mogen worden, zijn bestemd als Tuin 2. Binnen deze bestemming is het toegestaan aan- en uitbouwen te realiseren, alsmede bijgebouwen en andere bouwwerken. Het wordt niet toegestaan dat 'Tuin 2' geheel wordt volgebouwd. Dit in belang van voldoende woonkwaliteit in de vorm van voldoende openheid en groen. In de regels zijn daarom maxima bouwregels opgenomen.
Tuin 3 (artikel 14)
De bij de bestemming Wonen dan wel de bestemming Gemengde Doeleinden of Bedrijf behorende gronden, die bebouwd mogen worden, zijn bestemd als Tuin 3. Binnen deze bestemming is het toegestaan aan- en uitbouwen te realiseren, alsmede bijgebouwen en andere bouwwerken. Het wordt ook toegestaan dat 'Tuin 3' geheel wordt volgebouwd. Dit omdat het in de huidige situatie nagenoeg geheel is volgebouwd.
Verkeer (artikel 15)
De in het plangebied voorkomende wegen, met bijbehorende bermen, parkeerplaatsen, fiets- en voetpaden en speelplaatsen zijn ondergebracht in de bestemming Verkeer. Binnen deze bestemming behoort (een beperkte) herinrichting tot de mogelijkheden. De grotere groengebieden van structurele aard zijn specifiek bestemd als Groen; de overige kleinere groene gebieden, zoals de bermen langs wegen, zijn betrokken binnen de verkeersbestemming. Zowel binnen verkeersdoeleinden als groenvoorzieningen is de bouw van gebouwen ten behoeve van de bestemming verkeersdoeleinden respectievelijk groenvoorzieningen toegestaan, w.o. nutsgebouwtjes, abri's, (ondergrondse) afval- en recyclebakken en reclameborden en andere bouwwerken.
Water (artikel 16)
Deze bestemming is bedoeld voor het bestaande oppervlaktewater in Frans Hals / Patrimonium. Bestaande watergangen in het gebied zijn bestemd als 'Water'. De bestemming water is bedoeld voor waterberging, waterhuishouding, verkeer te water, waterrecreatie en tijdelijke ligplaatsen. De vorm en de ligging van de watergang rond het Ripperdaterrein is nog niet exact bepaald. Deze watergang is binnen de bestemming Groen en Verkeer en Tuin 2 mogelijk gemaakt. Het aanleggen van steigers of het gebruik van de waterlopen als ligplaats is tevens mogelijk binnen de bestemming water. Op deze manier kan de recreatieve functie van het Spaarne versterkt worden.
Tot slot wordt ook het bestaande havenmeesterkantoor binnen deze bestemming positief bestemd, met een specifieke aanduiding. Het water is in beheer bij het Hoogheemraadschap Rijnland. Naast een toets aan het bestemmingsplan dient voor alle werkzaamheden op, onder en nabij watergangen ook een advies c.q. keurvergunning aangevraagd te worden. Ook voor het graven, verbreden of dempen van oppervlaktewater is een keur- c.q. een aanlegvergunning nodig. Het bestemmingsplan neemt de toetsingscriteria voor deze voorzieningen niet over. Ook voor het realiseren van steigers zijn door het Hoogheemraadschap aanvullende criteria opgesteld waar een steiger aan dient te voldoen. Deze regels zijn in het bestemmingsplan wél overgenomen. Dit met het oog op een goede ruimtelijke ordening, zodat verschillende gebruiksfuncties mogelijk blijven binnen de bestemming water. Voor het oprichten van een steiger moet een eigenaar dus een bouwvergunning van de gemeente én keurvergunning van Hoogheemraadschap aanvragen.
Wonen (artikel 17)
Deze bestemming is bedoeld voor alle gebouwen binnen Frans Hals / Patrimonium die uitsluitend voor woningen worden gebruikt. Binnen deze bestemming is naast het wonen onder voorwaarden ook toegestaan beroepsmatige activiteiten uit te oefenen.
Beroepsmatige activiteiten aan huis
In het plangebied zijn een aantal woningen aangetroffen met een bedrijfsmatig karakter. Het gaat hierbij voornamelijk om kantoor- en bedrijfsvestigingen. Door een sterkere verwevenheid van wonen en werken kan een bijdrage worden geleverd aan het plaatselijk (m.n. dienstverlenend) voorzieningen niveau. Bovendien kan 'werken-aan-huis' een stimulans geven aan de economische ontwikkeling. Veel ondernemers zijn op deze manier begonnen. Binnen de ruimtelijk-functionele opzet van bestaande woonwijken zijn de mogelijkheden van het toestaan van beroepsmatige activiteiten aan huis uiteraard beperkt. Immers, voorkomen dient te worden dat er overlast voor het wonen ontstaat, omdat bijvoorbeeld het verkeerssysteem en de verkaveling niet inspelen op andere functies en de gevolgen van die andere functies. Kortom: de gemeente staat in principe positief tegenover deze ontwikkeling zonder de mogelijke nadelen uit het oog te verliezen.
Leiding- Riool (dubbelbestemming, artikel 18)
Het tracé van een regionale afvalwatertransportleiding is op de verbeelding aangegeven. Op deze gronden mag in principe niet worden gebouwd, uitgezonderd bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming. Voor bepaalde werken/ werkzaamheden is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.
Waarde - Archeologie (dubbelbestemming, artikel 19, 20, 21, 22)
In het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de archeologische waardenkaart van de provincie door middel van het opnemen van een dubbelbestemming Waarden Archeologie. Hierbij wordt aangesloten bij de indeling van de concept beleidskaart van de gemeente door de te verwachten archeologische waarden te beschermen middels de verschillende categorieën.
Categorie 2
In de gebieden die tot deze categorie behoren zijn overal in de bodem archeologische resten van het prehistorische, dorps-, en stedelijk leven te vinden die een belangrijke bijdrage leveren aan de bewoningsgeschiedenis van het gehele grondgebied van de huidige gemeente Haarlem. Er dient hier gestreefd te worden naar behoud. Gezien de aard van deze archeologische waarden geldt hier een regime dat door middel van het verbinden van voorwaarden aan een bouw- , aanleg-, en/of sloopvergunning bij bodemroerende activiteiten met een opppervlakte groter dan 50m2 en dieper dan 30 cm onder het maaiveld van toepassing is.
Categorie 3
Op de strandwallen en de zandopduikingen in de gemeente Haarlem, kunnen relatief veel sporen van bewoning uit de prehistorie worden verwacht. In de periode na het Late Neolithicum zijn deze hoger gelegen gebieden in een vrij nat landschap geschikt geweest voor bewoning.
Gezien de aard van deze archeologische waarden geldt hier een regime dat door middel van het verbinden van voorwaarden aan een bouw- , aanleg-, en/of sloopvergunning bij bodemroerende activiteiten met een oppervlakte groter dan 500m2 en dieper dan 30 cm onder het maaiveld van toepassing is.
Categorie 4
Categorie 4 betreft de strandvlakte gelegen tussen de oudste en de op een na oudste strandwal. Ook de strandvlakte westelijk van de op een na oudste strandwal (o.m. de Leidse buurt) valt binnen deze categorie. Archeologische vondsten hier hebben aangetoond dat in deze zones archeologische waarden te verwachten zijn in een relatief lagere dichtheid.
Om die reden is hier een regime door middel van het verbinden van voorwaarden aan een bouw-, aanleg-, en/of sloopvergunning bij bodemverstorende activiteiten met een oppervlakte groter dan 2500m2 en dieper dan 30 cm onder het maaiveld van toepassing.
Categorie 5
De vijfde categorie geldt voor die gedeelten van het grondgebied van Haarlem die relatief laat voor bewoning geschikt gemaakt zijn. Daarom is hier een regime door middel van het verbinden van voorwaarden aan een bouw-, aanleg-, en/of sloopvergunning bij grondverstorende activiteit met een oppervlakte groter dan 10.000m2 en dieper dan 30 cm onder het maaiveld van toepassing.
Hoofdstuk 3: Algemene regels
Anti- dubbeltelregel (artikel 23)
Dit artikel regelt hoe voorkomen kan worden dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld in het geval (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars verschillen en wisselen. De regeling is met name van belang met het oog op woningbouw. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een bouwvergunning te verkrijgen.
Algemene ontheffingsregels (artikel 24)
Ten behoeve van de flexibiliteit en bruikbaarheid in de praktijk is voorzien in bepaalde algemene ontheffingsregels voor het college van burgemeester en wethouders. Voor het Ripperdaterrein is deze flexibiliteit enigszins ruimer omdat het hier gaat om een nieuw te ontwikkelen gebied. Dit is aangegeven middels een aanduiding op de verbeelding “Wro zone Ontheffingsgebied”.
Algemene procedureregels (artikel 25)
Ten aanzien van de ontheffingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden in dit bestemmingsplan is een algemene procedureregel opgenomen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en Slotregels
Overgangsregels (artikel 26)
In dit artikel is het overgangsecht ten aanzien van gebruik en bebouwing opgenomen.Het overgangsrecht houdt in dat gebruik en bebouwing dat in strijd is met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet. Deze voorwaarden zijn opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening 2008 met de verplichting deze op te nemen in het bestemmingsplan.
Slotregel (artikel 26)
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
In bijlage 1 van de planregels is vastgelegd welk soort bedrijven toegestaan zijn, indien volgens de gebruiksregels onder een bepaalde bestemming het vestigen van bedrijven is toegelaten. Vanuit milieuoverwegingen (lawaai, stank, etcetera) zowel als vanuit ruimtelijke overwegingen (een bedrijf met een vloeroppervlak van 90 m² ziet er geheel anders uit dan een bedrijf met een vloeroppervlak van 350 m²) is het wenselijk niet alle bedrijven toe te laten. Daarom is als bijlage achter de regels een zogenaamde Bedrijvenlijst opgenomen. Deze lijst vormt het planologische toetsingskader bij het al dan niet toelaten van een nieuw bedrijf. In deze bijlage wordt uiteengezet hoe de lijst is samengesteld en hoe de toetsing aan de Bedrijvenlijst verloopt. Hierbij moet worden opgemerkt dat naast deze planologische toetsing ook altijd een toetsing in het kader van de Wet milieubeheer (onder meer het verlenen van een milieuvergunning) plaatsvindt wanneer een nieuw bedrijf (de wet spreekt over een inrichting) gevestigd wordt.
In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van behoud van de bestaande situatie en de aanwezige monumentale waarden. De bestaande, vergunde bebouwing wordt positief bestemd op de verbeelding.
Voor wat betreft de voor- en achtergevelrooilijnen wordt in het bestemmingsplan aangesloten op de contouren van de originele bebouwing.
Een uitzondering hierop is gemaakt voor het Ripperdaterrein. De nieuwbouw bevindt zich momenteel in een uitvoeringsfase. Omdat nog niet alle bebouwing is gerealiseerd, wordt aangesloten op de verbeelding van het bestemmingsplan “Ripperdakazerne”.
Bebouwingsgrenzen, bestemmingsgrenzen en maatvoeringsvlak
Uitgaande van de bestaande bebouwing en bestaand gebruik zijn op de verbeelding bebouwingsgrenzen en in de regels bebouwingsregelingen aangegeven. De bebouwingsgrenzen geven het gebied aan waarbinnen mag worden gebouwd. Over het algemeen zijn de bestaande bebouwingsgrenzen overgenomen. Vanwege de ligging van het plangebied binnen het (toekomstig) beschermd stadsgezicht is de voorste (naar de weg gekeerde) bebouwingsgrens van groot stedenbouwkundig belang. Deze voorgevelrooilijn is dwingend. Waar mogelijk is de achtergevelrooilijn rechtgetrokken. Behalve bebouwingsgrenzen bevinden zich op de verbeelding tevens hoogtescheidingsgrenzen. Op deze manier kan bij voorbeeld binnen één bestemming op een pand, twee verschillende bouwhoogten worden bepaald.
De bestemmingen worden gescheiden door de bestemmingsgrens.
Regeling voor huidige bebouwing, bouw- en goothoogte
De gebouwen binnen Frans Hals / Patrimonium zijn op grond van hun architectonische en stedenbouwkundige kwaliteit zeer waardevol. De maximum bouw- en goothoogte is op de verbeelding geregeld, waarbij wordt aangegeven wat de maximum bouwhoogte is en bij aanwezigheid van een kap de maximum goothoogte. Het huidige stedenbouwkundige beeld wordt op gedetailleerde wijze behouden. Hierbij wordt aangesloten bij de waarderingskaart.
Voor in het plangebied aanwezige bijzondere objecten en enkele nieuwbouwobjecten is een maximale bouwhoogte opgenomen. Hiervoor geldt geen kapverplichting. Ook is voor bebouwing op het Ripperdaterrein enige flexibiliteit in de situering geboden doordat een bebouwingspercentage is aangegeven op de verbeelding.
Voor gebouwen die op de waarderingskaart zijn aangeduid met orde 1 en orde 2 is de bestaande goot- en bouwhoogte vastgelegd op de verbeelding. Voor gebouwen die op de waarderingskaart zijn aangeduid als orde 3 of nieuwbouw is in een aantal gevallen de huidige goot- en bouwhoogte opgenomen. Omdat binnen de Frans Halsbuurt in de bestaande situatie zeer veel afwisselende bouwhoogten voorkomen, zou het vastleggen van de maximum goot- en bouwhoogte per pand betekenen dat bijvoorbeeld voor twee naast elkaar gelegen gebouwen een afwijkende maximum bouwhoogte geldt, hoewel vanuit ruimtelijk planologisch oogpunt een zelfde bouwhoogte aanvaardbaar zou zijn. In dit bestemmingsplan is er daarom voor gekozen om één maximum goot- en bouwhoogte op te nemen per deel van de gevelwand. Hierbij is aangesloten op de meest in die straat of dat blok voorkomende hoogten. Bestaande hogere gebouwen worden als uitzondering hierop positief bestemd.
Ten aanzien van de vormgeving van de daken, de hellingshoek van de kap en het aanbrengen van dakkapellen en dakopbouwen zijn bouwregels in de planregels opgenomen. Bij specifieke bouwaanvragen zal de gemeentelijke Welstandscommissie een welstandstoets uitvoeren.
Bij de wijziging van de Woningwet per 1 januari 2003 is een nieuw bouwvergunningssysteem in werking getreden. Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen regulier vergunningsplichtige bouwwerken, lichtvergunningsplichtige bouwwerken en vergunningsvrije bouwwerken. Echter, binnen het beschermd stadsgezicht kent de Woningwet geen vergunningsvrije bouwwerken. Al de werkzaamheden die normaal gesproken vergunningsvrij zijn, zijn binnen het beschermd stadsgezicht licht vergunningsplichtig. Wanneer het plangebied officieel de status Beschermd Stadsgezicht krijgt, houdt dit in dat het zonder of in afwijking van een sloopvergunning van het college van Burgemeester en wethouders is verboden om een pand geheel of gedeeltelijk te slopen. Alleen in uitzonderingsgevallen zal deze vergunning worden verleend. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan bouwvalligheid van bouwwerken die recent zijn(aan)gebouwd.
Doel van de waarderingskaart is de beschermende werking van het beschermd stads- en dorpsgezicht in het bestemmingsplan juridisch en planologisch te regelen. De waarderingskaart vormt juridisch onderdeel van de verbeelding. Op de waarderingskaart is een indeling in drie verschillende orden en nieuwbouw, ensembles en seriebouw gekoppeld aan een mate van bescherming in de planregels. Zo is bijvoorbeeld voor orde 3 gebouwen een maximale goothoogte aangegeven, terwijl voor orde 1 en 2 gebouwen de bestaande goothoogte is vastgelegd op de verbeelding.
Daarnaast heeft de waarderingskaart tevens een informatieve waarde naar bewoners en gebruikers van het plangebied Frans Hals / Patrimonium. De waarderingskaart geeft immers inzicht in verschillende aspecten van het beschermd stadsgezicht op perceelsniveau.
De opzet van waarderingskaart is hieronder uitgewerkt.
Stedenbouwkundige waardering
De onderlegger voor de waardering per pand (object) wordt gevormd door de stedenbouwkundige waardering per straat. Deze waardering is ingedeeld in verschillende zones. De zones worden hieronder beschreven en zijn aangegeven op de waarderingskaart. In geval van stedenbouwkundige advisering, welstandsadvies, projectbesluiten, binnenplanse of buitenplanse ontheffingen kan de ligging binnen een bepaalde zone betrokken worden bij de afweging.
Zone A:
Zone van bovenlokaal belang, met zeer waardevolle of unieke planmatige historisch stedenbouwkundige plattegrond, hoge continuiteit van het historisch gevelbeeld, ingevuld met bovengemiddelde historische architectuur en/of architectonische verbijzondering met meerwaarde. De straat heeft veelal een zeer evenwichtig profiel met een goede schaalverhouding.
Zone B:
Zone met historisch stedenbouwkundig belangrijke plattegrond, een homogeen historisch gevelbeeld met nauwelijks verstoringen. De gevelwand heeft een grote architectonische continuïteit en er is architectonische verbijzondering met meerwaarde aanwezig. De straat heeft een evenwichtig en kwalitatief hoogwaardig profiel van de straat en de gevelopstanden.
Zone C:
Dit is de basiszone. Er is een goeddeels historisch stratenpatroon, een overwegend homogeen historisch gevelbeeld met hooguit enkele verstoringen. Er is een redelijk evenwichtig profiel van de straat en de opstanden aanwezig. Geen meerwaarde in ontwerp en bebouwing.
Objectwaardering (waardering van afzonderlijke gebouwen)
Orde 1 zijn gebouwen die beschermd zijn op grond van de Monumentenwet of de gemeentelijk monumentenverordening.
Orde 2 betreft gebouwen (ook bruggen) van voor 1960 die op grond van hun hoge architectonische kwaliteit en/ of vanwege het feit dat ze zeer bepalend zijn voor het beeld van de straatwand ter plaatse, behoudenswaardig zijn. Behoud van de specifieke waarden van deze gebouwen voor de gevelwand is het uitgangspunt. Bijlage 8 van de Toelichting bevat een omschrijving van de specifieke waarden per orde 2 pand.
Orde 3 omvat bouwwerken van voor 1960 die vanwege hun wisselende architectonische kwaliteit, hun plaats in de stedenbouwkundige structuur en/ of als toonaangevend element in de gevelwand een belangrijke bijdrage leveren aan het stadsbeeld. Behoud van de schaal en algemene waarden binnen de gevelwand is voor orde 3 gebouwen het uitgangspunt.
Bij de nieuwbouw aanduiding gaat het om gebouwen van na 1960. Deze zijn niet gewaardeerd.
Ensembles en seriebouw worden aangegeven op de kaart. Dit betreft gebouwen die in één bouwstroom zijn neergezet. Als in de vormgeving van de verschillende gebouwen de suggestie wordt gewekt dat het om een groter gebouw gaat, wordt dat een ensemble genoemd. Een aantal gebouwen naast elkaar die in dezelfde architectuur zijn uitgevoerd is seriebouw. Voor ensembles en seriebouw geldt als uitgangspunt dat de samenhang tussen de verschillende gebouwen niet mag worden verstoord. Daarom dient een eventuele bouwkundige ingreep aan de kap/gevel van een onderdeel van een ensemble of seriebouw zodanig te gebeuren dat het betreffende ensemble of seriebouw niet in onevenredige mate wordt verstoord.
Tot slot is het herstel van de stedenbouwkundige structuur aangegeven op de waarderingskaart. Dit zijn plekken in de historische gevelwand of in de historisch stedenbouwkundige plattegrond die tijdens het opstellen van het bestemmingsplan onbebouwd zijn. Bebouwing van deze plekken draagt bij aan herstel van de karakteristiek van het stadsbeeld. Daarom zijn voor deze locaties de mogelijkheden voor bebouwing vastgelegd op de verbeelding en de planregels.
In de Monumentenwet 1988 is onder meer bepaald dat het verboden is om monumenten af te breken of te wijzigen. De aangewezen beschermde monumenten dienen daarom conserverend te worden opgenomen in het bestemmingsplan. Aangewezen Gemeentelijke en Rijksmonumenten worden op de waarderingskaart voorzien van de aanduiding "Orde 1". Dit heeft voornamelijk een informatieve waarde; de bescherming zelf is geregeld in de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke monumentenverordening. Het bestemmingsplan heeft geen directe invloed op de bescherming, onderhoud en herstel van het monument. Wel zal bij het bestemmen van de betreffende gebouwen en directe omgeving, in het bestemmingsplan waar nodig rekening worden gehouden met de cultuurhistorische waarde.
Het ontwikkelingsprogramma Haarlem (OPH) geeft twee lijnen aan om te komen tot een duurzaam goed woonmilieu: de lijn van de participatie en de lijn van de versterking van het woon- en leefklimaat. De sociale programmalijnen uit het OPH dragen hieraan bij, hetzij door participatie te bevorderen, hetzij door zorg te dragen voor randvoorwaarden. Middels participatie heeft de wijkraad Frans Hals een belangrijke steen bijgedragen bij de voorbereiding van dit plan.
De versterking van het woon- en leefklimaat heeft zowel een sociale als een ruimtelijk-fysieke component. Uitgangspunt is het zorgvuldig omgaan met de schaarse ruimte binnen Haarlem. Het mengen van functies, waarbij de veiligheid van de omgeving niet aangetast mag worden, is een belangrijk instrument om woonwijken levendig te maken.
In het kader van de Participatie met de wijkraad is het concept ontwerp bestemmingsplan gelijktijdig met het wettelijk vooroverleg ex art. 10 Bro aan de wijkraad Frans Hals verzonden. Voor de Patrimoniumbuurt en het Ripperdaterrein is geen wijkraad actief. Gedurende een periode van 6 weken, van 11 april 2008 tot en met 23 mei 2008, was het mogelijk om een schriftelijke reactie te geven. Ook is er op 15 mei 2008 een informatief overleg geweest waarin de gemeente een toelichting heeft gegeven op het bestemmingsplan.
Op 22 mei 2006 is schriftelijke reactie van de Wijkraad Frans Hals ontvangen. De schriftelijke reactie zelf is als bijlage 3 bijgevoegd. In bijlage 4 worden de onderdelen van schriftelijke reactie kort samengevat weergegeven, waarna de beantwoording van het gemeente volgt.
Voorafgaand aan het opgestellen van het concept ontwerpbestemmingsplan heeft overleg plaats gevonden met het Hoogheemraadschap. In het kader van het pré advies Watertoets heeft het Hoogheemraadschap d.d. 22 februari 2008 per mail de volgende opmerkingen aangegeven.
De Gemeente heeft deze opmerkingen meegenomen bij het opstellen van het bestemmingspan.
Het in artikel 10 van Besluit op de Ruimtelijke Ordening voorgeschreven overleg is gevoerd met alle instanties zoals vermeld in bijlage 5, behorende en onderdeel uitmakende van deze plantoelichting.
Het concept ontwerp bestemmingsplan is met begeleidend schrijven toegezonden aan bovengenoemde instanties op 11 april 2008. Daarbij is opgemerkt dat indien niet binnen de gestelde termijn zou worden gereageerd aangenomen zou worden dat ingestemd wordt met de planvorming. Men heeft de gelegenheid gehad om tot 23 mei 2008 reacties in te dienen.
Reacties waarin werd gesteld dat het plan geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen zijn ontvangen van:
1. NV Nederlandse Spoorwegen
2. Kamer van Koophandel
3. Ministerie van Defensie
4. Luchtverkeersleiding Nederland
5. Gasunie
Voorts hebben de volgende instanties opmerkingen gemaakt:
1. Provincie Noord - Holland
2. Hoogheemraadschap van Rijnland
3. VROM-inspectie
4. Ministerie van Verkeer en Waterstaat
5. Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten
6. VAC
7. PWN Waterleidingbedrijf Noord Holland
De verwerking van de reacties is te vinden in bijlage 8. Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de financiële haalbaarheid van het plan aangetoond te worden. Dit om te voorkomen dat recht gaat gelden dat niet realistisch blijkt te zijn.
In dit bestemmingsplan worden geen projecten voorzien waarbij de overheid financieel betrokken is. Het is niet nodig om een grondexploitatie te maken voor dit bestemmingsplan. Er zal geen nieuwe gronduitgifte plaatshebben als gevolg van het maken van dit plan. De gemeente is geen opdrachtgever voor eventuele bouwplannen voor derden, maar stelt door dit plan slechts de planologische kaders vast waaraan zal worden getoetst.
Met dit plan wordt beoogd een voor de burgers duidelijk en herkenbaar beleid te formuleren. Op grond daarvan mag dan ook van de gemeente verwacht worden dat er door haar wordt opgetreden als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Immers, de ruimtelijke kwaliteit van het gebied loopt gevaar als er in strijd met het bestemmingsplan wordt gebouwd of indien het gebouwde in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Het achterwege laten van handhaving of het niet goed uitvoeren ervan kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit en de veiligheid.
Derhalve dient hier het beleid van de gemeente inzake handhaving uiteen gezet te worden en te worden aangegeven hoe de handhaving van het bestemmingsplan zal worden opgepakt. De landelijke Stuurgroep Handhaven op Niveau heeft het concept programmatisch handhaven ontwikkeld. Jaarlijks wordt door de gemeente een programma vastgesteld waarin de prioriteiten staan aangegeven die zullen worden aangepakt. Deze programmatische aanpak van de gemeente laat onverlet dat onveranderlijk altijd als eerste prioriteit zal gelden 100% aanpak van calamiteiten met een levensbedreigend karakter, waarbij men moet denken aan instortings-en brandgevaar en asbestvervuiling.
De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, dat een uitstralend effect zal hebben. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenladder (ontwikkeld door Gemeente Haarlem) met een bijbehorend puntensysteem, dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft. Naast zaken die voldoende capaciteit hebben om het direct inzetten ervan te rechtvaardigen pakt de gemeente zaken projectmatig aan. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor een projectmatige aanpak.
Handhaving van de bestemmingsplannen vindt in de gemeente Haarlem plaats middels bestuursrechtelijke weg. Rechtszekerheid en gelijke behandeling van burgers staat hierbij voorop. Daarbij is ook communicatie zeer belangrijk en hier kan bovendien een preventieve werking van uitgaan. Hierbij zal men name onder de aandacht worden gebracht de relatie met de na te streven beleidsdoelstellingen, zodat voor iedere inwoner, eigenaar en ondernemer duidelijk mag zijn hoe en wanneer er gehandhaafd zal worden.
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat. Het ruimtelijk beleid van het rijk, vastgelegd in de Nota Ruimte “Ruimte voor ontwikkeling”, richt zich vervolgens op vier algemene doelen:
Ten aanzien van de steden stimuleert het rijk revitalisering, herstructurering en transformatie van zowel (verouderde) wijken als bedrijventerreinen in het algemeen. Door het intensiveren en transformeren van stedelijk gebied en de combinaties van functies kan het gebruik van bestaand stedelijk gebied worden geoptimaliseerd.
Een goede waterkwaliteit vinden we belangrijk in Nederland. Omdat water zich weinig
aantrekt van landsgrenzen, zijn internationale afspraken nodig.
Daarom is sinds eind 2000 de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Die moet
ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015
op orde is. In Nederland vertaalt de rijksoverheid de KRW in landelijke beleidsuitgangspunten,
kaders en instrumenten.
De KRW heeft tot doel landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater te beschermen om:
Het beleid van de kaderrichtlijn wordt momenteel geïmplementeerd in de Waterwet (medio 2009).
Het nationale waterbeleid is vastgelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4, 1988). De hoofddoelstelling van de NW4 luidt “het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd.”
In de NW4 wordt een integraal waterbeheer nagestreefd met meer samenhang tussen het beleid voor water, ruimtelijke ordening en milieu.
Ten aanzien van de watersystemen moet schade worden voorkomen, het goede worden behouden en zo mogelijk ruimte worden geschapen voor nieuwe kansen. Verder moet de veerkracht worden vergroot, waterconservering en waterbuffering worden bevorderd.
Dit beleid vormt ook de basis voor de watertoets, die het Besluit op de ruimtelijke ordening voor alle ruimtelijke plannen voorschreef en waar het Besluit ruimtelijke ordening 2008 op aansluit.
Daarnaast heeft de rijksoverheid, samen met provincies, gemeenten en waterschappen, het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, 2003) ondertekend. Met de ondertekening van het NBW onderstreepten alle partijen het belang van een gezamenlijke en integrale aanpak. Op 25 juni 2008 hebben alle partijen het Nationaal Bestuursakkoord Water –Actueel (NBW-actueel) ondertekend. Met de actualisatie van het NBW onderstrepen de betrokken partijen nogmaals het belang van samenwerking om het water duurzaam en klimaatbestendig te beheren.
Het akkoord heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te krijgen en daarna op orde te houden. Het gaat daarbij om het aanpakken van de gevolgen van de zeespiegelstijging, bodemdaling en een veranderend klimaat. Nederland krijgt als gevolg hiervan namelijk steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes.
De Nota Mobiliteit, een verkeerskundige uitwerking van de Nota Ruimte, geeft de volgende beleidsdoelen aan:
De optimalisering van het bestaand stedelijk gebied is een belangrijk uitgangspunt in het streekplan Noord-Holland Zuid (2003). Om gemeenten te stimuleren het bestaand stedelijk gebied beter te benutten, hanteert de provincie rode contouren. Buiten de rode contouren is verdere verstedelijking niet toegestaan. In Haarlem valt de rode contour samen met het verstedelijkte gebied. Het bestemmingsplangebied valt in zijn geheel binnen de rode contour.
Binnen het verstedelijkte gebied hanteert de provincie het compacte-stadbeleid, wat zeggen wil dat voor alle stedelijke functies, inclusief stedelijke groenstructuren, in eerste instantie ruimte wordt gezocht binnen bestaand stedelijk gebied. Tevens wordt ingezet op zuinig en efficiënt ruimtegebruik door het ruimtebeslag te beperken en in de steden, waar mogelijk te verdichten door ICT (Intensiveren, Combineren en Transformeren).
Bij het verschijnen van de Nota Ruimte bleek het streekplan wat betreft enkele onderwerpen niet meer in lijn te liggen met het Rijksbeleid. In de partiële herziening Actualisering Streekplan Noord-Holland is het streekplan afgestemd op de Nota Ruimte.
Met ingang van 1 juli 2008, bij het van kracht worden van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, heeft het Streekplan Noord-Holland Zuid de status van structuurvisie gekregen. Dat is geregeld in de Invoeringswet Wro (overgangsrecht). Het streekplan wordt daarmee een zogeheten zelfbindend instrument.
Totdat de nieuwe structuurvisie gereed is (mei 2009) hanteert de provincie een zogeheten Overgangsdocument. Daarin staat hoe zij het huidige provinciaal planologisch beleid op een slagvaardige wijze wil realiseren na het vervallen van het goedkeuringsvereiste van bestemmingsplannen.
Het document bevat uitdrukkelijk geen nieuw beleid. Met andere woorden: de beleidsdoelen zoals verwoord in het streekplan Noord-Holland Zuid (inclusief herzieningen) worden niet gewijzigd. Er is dus geen sprake van een streekplanherziening.
In het Verkeers- en Vervoersplan Noord-Holland geeft de provincie haar visie op het tegengaan van knelpunten ten aanzien van bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid. Daar waar sprake is van een onevenwichtige woon-werkbalans en een achterstand in investeringen in het infrastructuurnetwerk wil de provincie deze tegen gaan. Ook is aandacht nodig voor geluidsoverlast, uitstoot van schadelijke stoffen, ruimtebeslag en het aantal dodelijke ongelukken in het verkeer.
Een belangrijk uitgangspunt voor mobiliteit is deze te accommoderen. De provincie richt zich daarbij met name op het stimuleren van ketenverplaatsingen. Ruimtelijke ordening is daarbij een belangrijk principe: door een goede afstemming tussen ruimtelijke ordening en verkeer en vervoer kan een gunstiger woon-werkbalans bewerkstelligd worden, is milieuwinst te behalen door het terugdringen van de reisafstanden en kunnen vervoerswijzen zoals de fiets en het openbaar vervoer op een efficiënte wijze ingezet worden.
Ten aanzien van verstedelijking acht de provincie het gezien het bovenstaande van belang dat verdichting (en functiemenging) in bestaand bebouwd gebied plaatsvindt. Verstedelijking bij stations biedt perspectief voor het verkeer- en vervoersbeleid. Fiets- en OVgebruik kan daardoor gestimuleerd worden.
In het Provinciaal Milieubeleidsplan geeft de provincie aan extra aandacht te besteden aan de waterkwaliteit, toenemende geluidsoverlast, veiligheid en gezondheid. Duurzaamheid is daarbij de rode draad in het provinciale milieubeleid. Belangrijke opgaven zijn, mede in relatie tot ruimtelijke ordening, het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid en het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving.
Door het verdichten binnen bestaand stedelijk gebied blijven natuur- en landschappelijke kwaliteiten van het buitengebied behouden. Dit is van belang voor de kwaliteit van de leefomgeving van de stedeling.
In het Provinciale Waterplan constateert de provincie dat intensiever gebruik van de ruimte en daarmee samenhangend de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden leidt tot hogere eisen aan het watersysteem.
Voor het op orde houden van de waterberging is uitgangspunt om problemen op te lossen waar deze zich voordoen. Dit betekent dus ook dat waar nodig ruimte voor water in bestaand stedelijk gebied gevonden dient te vonden.
Wat waterkwaliteit betreft is het de bedoeling dat deze niet slechter mag worden. Duurzame maatregelen, zoals afkoppelen van hemelwater kunnen de waterkwaliteit ten goede komen.
Archeologie
Met het huidige tempo waarin bodemingrepen plaatsvinden, is er sprake van een vrijwel onbeheersbare erosie van het Nederlandse bodemarchief. Een accentverschuiving in de archeologische monumentenzorg van (nood-)opgravingen naar een betere bescherming en inpassing van archeologische overblijfselen bij bouwprojecten is daarom essentieel. Dit is een van de belangrijkste uitgangspunten van het Europese verdrag van Malta dat Nederland in 1992 heeft ondertekend. Het verdrag heeft als doel de bescherming van het archeologische erfgoed in bodem en de inbedding daarvan in ruimtelijke ontwikkeling. In april 2000 heeft staatssecretaris Van der Ploeg een notitie naar de Tweede Kamer gestuurd waarin hij de eerste aanzet gaf tot de invoering van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving. Dit heeft geleid tot de herziening van de Monumentenwet 1988, verwoord in de nieuwe Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) die op 1 september 2007 van kracht is geworden.
Een van de belangrijkste uitgangspunten is het streven naar behoud en bescherming van archeologische waarden voor alle overheden. Om dit te bewerkstelligen dient archeologie tijdig bij de besluitvorming rond ruimtelijke ordeningsaspecten te worden meegewogen. De initiatiefnemer van de bodemroerende activiteiten is verantwoordeljk voor de kosten van het archeologische (voor)onderzoek.
De Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) beheerd de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Deze kaart bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria en op grond daarvan zijn de terreinen ingedeeld in categorieën met archeologische waarde, hoge archeologische waarde en zeer hoge archeologische waarde (o.a. de beschermde monumenten). Complement op de AMK is de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden. De IKAW geeft voor heel Nederland inclusief de bodems van grote wateren en het Nederlandse deel van de Noordzee de kans aan op het aantreffen van archeologische resten bij werkzaamheden in de bodem. Die trefkans is aangegeven in vier : een hoge, matige, lage en zeer lage trefkans.
Vanuit de rijks- en provinciale overheid worden extra impulsen gegeven om het cultuurhistorisch en archeologisch potentieel beter te benutten. Opgraven dient alleen plaats te vinden indien behoud in situ, niet mogelijk blijkt te zijn. Daarnaast heeft versterking van de relatie archeologie en ruimtelijke ordening de aandacht, onder andere, door de mogelijkheid tot aanwijzing door de provincie van archeologiegevoelige gebieden (de zgn. attentiegebieden) binnen en buiten de bebouwde kom.
Het archeologisch beleid van het provinciaal bestuur van Noord-Holland is vastgelegd in het Cultuurconvenant tussen het rijk en de provincie Noord-Holland, de Provinciale Cultuurnota 2005-2008, de Cultuurhistorische Regio-profielen, de Leidraad Provinciaal Omgevingsbeleid, de Gedragslijn Compensatie en het Streekplan Noord-Holland-Noord.
Het beleid is enerzijds gebaseerd op wettelijke verplichtingen die voortkomen uit de Wamz, anderzijds op autonoom cultuurhistorisch provinciaal beleid.
Een belangrijk instrument voor het beleid is de Cultuurhistorische Waardenkaart, waarbij voor elk van de drie cultuurhistorische disciplines historische (steden)bouwkunde, historische geografie en archeologie een kaartlaag is samengesteld. Per kaartlaag zijn de waarden in drie graden van waardering aangeduid, voor zover deze waarden op het moment van vervaardiging van de kaart bekend en gewaardeerd waren. De terreinen van lage of zeer lage waarde werden reeds bij het samenstellen van de kaart uitgeselecteerd en zijn daarin niet opgenomen.
Van de op de archeologische kaartlaag aangegeven terreinen staat vast dat ze bescherming verdienen vanuit cultuurhistorisch oogpunt. In de ruimtelijke afweging dient de gemeenteraad met deze terreinen in de ruimtelijke afweging rekening te houden. Deze kaart is echter geen beleidskaart en hij is per definitie onvolledig, omdat bij het samenstellen van de kaart het niet mogelijk bleek om ten behoeve daarvan aanvullend onderzoek te doen naar aanwezige nog onbekende archeologische vindplaatsen.
Milieukwaliteit van de bodem
Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Haarlemse bodemkwaliteitskaart vastgesteld (zie figuur 1). In de Haarlemse bodemkwaliteitskaart worden bodemkwaliteitszones onderscheiden.
Figuur 1: Haarlemse bodemkwaliteitskaart
Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld. Het bestemmingsplangebied is gelegen in de bodemkwaliteitszones 3.
In onderstaande tabel zijn de gemiddelden en de P95-waarden van het betreffende bodemkwaliteitszone weergegeven.
Tabel 1: Bodemkwaliteitszone 3
In de bodemkwaliteitszone 3 is de bovengrond (0,0 – 0,5 m-mv) gemiddeld licht verontreinigd met koper, lood, zink, minerale olie en PAK (teerachtige stoffen in bijvoorbeeld koolas). Plaatselijk kunnen sterke verontreinigingen met lood en zink voorkomen. PAK kan plaatselijk als matige verontreiniging voorkomen.
De ondergrond (0,5 – 2,0 m-mv) is gemiddeld licht verontreinigd met kwik, koper, lood, zink, PAK en minerale olie. Ook in de ondergrond kunnen uitschieters tot matige verontreinigingen met koper, zink en lood voorkomen.
Bodemonderzoek
Indien binnen het bestemmingsplangebied sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging zal het meestal een bodemverontreiniging betreffen die ontstaan is door de plaatselijke bedrijfsactiviteiten of door aanwezigheid van olietanks. Indien er geen saneringsurgentie (spoedeisendheid) aanwezig is, zullen dergelijke gevallen gesaneerd moeten worden alvorens ter plaatse grondverzet plaats mag vinden en/of nieuwe functies gerealiseerd worden. Op basis van een op te stellen saneringsplan wordt beoordeeld of na sanering de bodem geschikt is voor de gewenste functie(s). Algemene saneringsdoelstelling in het bestemmingsplangebied is dat na sanering de bodem geschikt is voor de beoogde functie en de kwaliteit van de grond minimaal gelijk is aan de vastgestelde achtergrondwaarden in de bodemkwaliteitszone van het bestemmingsplangebied.
In het gebied zijn een aantal bedrijven/bedrijfsactiviteiten bekend die een bodemverontreiniging zouden kunnen veroorzaken. Uit de inventarisatie van de ondergrondse brandstoftanks blijkt dat de in onbruik zijnde ondergrondse tanks zijn gesaneerd. De eventuele bodemverontreiniging in het gebied als gevolg van deze ondergrondse tanks is in voldoende mate gesaneerd.
Binnen het gebied zijn een aantal gevallen van ernstige verontreiniging bekend. Enkele daarvan zijn gesaneerd zodat ze geschikt zijn voor gebruik. Andere gevallen zijn niet spoedeisend, zodat het initiatief voor deze gevallen bij de eigenaar ligt. De volgende gevallen van ernstige verontreiniging zijn bekend in het gebied.
Ter plaatse is in bodemonderzoeken aangetoond dat een ernstige verontreiniging aanwezig is met minerale olie. De verontreiniging is veroorzaakt door een garagebedrijf op het huidige perceel Johannes de Breukstraat 1. In 1996 is een groot deel van de verontreiniging gesaneerd bij de aanleg van een riool. Er is een restverontreiniging achtergebleven doordat door omstandigheden niet het voorgestelde saneringsplan tot uitvoering gebracht kon worden. Geval Hoenson en geval Bouma zijn beide gelegen in het gebied omsloten door de Berckheydestraat, Saenredamstraat, Maerten van Heemskerckstraat en de Soutmanstraat. Beide gevallen zijn beoordeeld als ernstig maar niet spoedeisend. Dit houdt in dat bij het huidige gebruik geen risico's worden voorzien. Het geval van Hoenson is een olieverontreiniging. Voor dit geval vindt monitoring plaats. Het geval Bouma is een verontreiniging met PAK en lood.
In het gebied zijn meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd. De resultaten passen binnen het beeld van de bodemkwaliteitskaart, de aangetoonde verontreiniging uit de onderzoeken vormen geen belemmering voor het beoogde gebruik in het gebied.
Algemeen geldt dat bij bestemmingswijzigingen of verbouwingen een bodemonderzoek uitgevoerd zal moeten worden.
Milieuzonering
Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. Het gebruik van een milieuzonering biedt de mogelijkheid om gevoelige functies te vrijwaren van (zware) bedrijvigheid, maar biedt ook de mogelijkheid bepaalde bedrijvigheid te versterken.
In de milieuzonering staat de typering van (woon)gebieden centraal. Bij het wel of niet toelaten van bepaalde bedrijvigheid in (woon)gebieden is gelet op onder andere de ligging van (potentiële) bedrijven ten opzichte van de omgeving, de mate van eventueel te verwachte hinder en het na te streven karakter van de buurt/wijk. Bij het toepassen van de milieuzonering is het nieuwe groene boekje van de VNG Bedrijven en milieuzonering van 2007 gebruikt.
Door middel van een passende bestemmings- en gebruiksregeling kan het bestemmingsplan een bijdrage leveren aan een afname van overlast binnen het plangebied, door niet passende bedrijvigheid of activiteiten zo veel mogelijk te weren, te reduceren, of door hinder beperkende maatregelen te treffen. In geval van wegbestemming zal een financiële regeling moeten worden getroffen en/of zal er een verplaatsing moeten worden geregeld.
Categorisering van bedrijven in het plangebied
Aan de hand van een lijst met bedrijven, die binnen het plangebied zijn gelegen, is een onderzoek uitgevoerd naar de potentiële hinder daarvan. Per bedrijf is onderzocht welke categorie van toepassing is. Deze categorieën zijn bepaald aan de hand van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging.
Het grondgebied van Haarlem is ingedeeld in gebieden of zones. Deze opdeling is bepaald door de specifieke kenmerken van die gebieden. Het plangebied Frans Hals/Patrimonium is voornamelijk getypeerd als woongebied met woningbouw in een lage dichtheid. De maximaal toegestane milieucategorie voor de aanwezige bedrijven is B. De bedrijven die gevestigd zijn in dit gebied voldoen aan dit criterium. De bedrijven in categorie B moeten bij voorkeur bouwkundig gescheiden zijn van woningen van derden. In deze buurt is het merendeel van de bedrijven aanpandig gelegen. Dit is historisch zo gegroeid. Nieuw te vestigen bedrijven moeten zoveel mogelijk bouwkundig gescheiden zijn van woningen.
Voor zover bij de afdeling milieu bekend is voldoen de bedrijven aan de voor hen geldende milieuregelgeving en zijn geen klachten bekend. De aanwezige bedrijven passen binnen dit bestemmingsplan en worden positief bestemd.
Duurzaamheid
Duurzame stedelijke ontwikkeling
De gemeente Haarlem heeft in de beleidsnota “Praktijkrichtlijn Duurzame Stedenbouw” bepaald dat alle ruimtelijk relevante plannen vanaf 2006 moeten voldoen aan de basiskwaliteit duurzame stedenbouw en waar mogelijk aan een streefkwaliteit. Voor gebouwen heeft het college de nota duurzame nieuwbouw woningen vast gesteld. De praktijkrichtlijn duurzame stedenbouw bestaat uit uitgangspunten en een checklist duurzame stedenbouw op basis van de ervaringen in Haarlem. Hierbij is gebruik gemaakt van het Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw (NPDS, 1999).
In de checklist zijn naast de wettelijke maatregelen (watertoets) een groot aantal (vrijwillig te nemen) maatregelen beschreven op het gebied van verkeer/vervoer (parkeren op eigen terrein), afval (het plaatsen van ondergrondse containers), water en energie (zuid gerichte verkaveling zonoriëntering).
De vrijwillig te nemen maatregelen zorgen ervoor dat een ruimtelijk plan aan de streefkwaliteit kan voldoen. Dat is dus een kwaliteit die verder gaat dan wettelijke regelingen ofwel de basiskwaliteit.
Duurzaam bouwen
Het college van B&W heeft op 15 november 2005 het beleid voor duurzame woningbouw vastgesteld. Bij alle nieuwe woningbouwprojecten moet de zogenoemde basiskwaliteit Duurzaam bouwen (Dubo) worden toegepast. Deze basiskwaliteit kan worden bereikt door het toepassen van kostenneutrale duurzame maatregelen. De basiskwaliteit duurzame nieuwbouw binnen het plangebied kan op twee manieren worden bereikt:
Wat is GPR?
Gemeentelijke Prestatie Richtlijn Duurzaam Bouwen (GPR) is het resultaat van praktijkervaringen in de gemeente Tilburg. Met het rekeninstrument kunnen projecteigenaren zelf een alternatief maatregelenpakket samenstellen. GPR Gebouw zet ontwerpgegevens van een gebouw om naar prestaties op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid. Ter toelichting hierop het volgende: Invullen van maatregelen conform het Bouwbesluit levert een score van 5 op. Invullen van de voorkeurslijst levert een 6 op.
Externe veiligheid
Externe veiligheid betreft het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving door het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals bijvoorbeeld vuurwerk, LPG, fossiele brandstoffen en oplosmiddelen over weg, water, spoor en door buisleidingen. Deze activiteiten leggen beperkingen op aan de ruimtelijke ontwikkelingen van een gebied. Er zijn veiligheidsafstanden nodig tussen bedrijven en of (spoor) wegen waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen en/of vervoerd. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna te noemen Bevi) wil burgers in hun woon- en leefomgeving een wettelijk minimum beschermingsniveau bieden tegen gevaarlijke stoffen. De milieukwaliteitseisen betreffen het zogenaamde plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Plaatsgebonden risico
Dit is het risico op een bepaalde plaats, uitgedrukt als de kans per jaar dat een gemiddelde persoon op die plaats in de omgeving van een inrichting of transportroute overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval. Uitgangspunt is dat die persoon onbeschermd en permanent op die plaats aanwezig is. Binnen een risicocontour van 10-6 mogen geen kwetsbare objecten zijn gelegen zoals scholen en woningen.
Groepsrisico
Het groepsrisico drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van een minimaal bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in de omgeving van een inrichting of transportroute waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.
Inrichtingen
Binnen het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig die onder het Bevi vallen.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Over het baanvak Haarlem - Beverwijk vindt anno 2009 nog vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het betreft hier het vervoer van het giftige gas ammoniak. Op korte termijn zal dit transport verdwijnen. De rijksoverheid heeft namelijk een principeakkoord met DSM gesloten over de beëindiging van de ammoniaktransporten tussen Geleen en IJmuiden. De transporten worden uiterlijk per 31 december 2009 stopgezet en de in IJmuiden gelegen fabriek van DSM wordt met ingang van 1 januari 2010 gesloten. Door het wegvallen van het vervoer van ammoniak verdwijnt deze bron van risico.
Wel zal er in de toekomst nog steeds in beperkte mate vervoer van gevaarlijke stoffen mogen plaats vinden. Dit hangt af van de verdere invulling van het basisnet Spoor in de loop van 2009. De hiermee nog gepaard gaande risico's zullen echter naar verwachting zeer beperkt zijn.
Voor alle wegen in Haarlem (met uitzondering van wegen in de Waarderpolder) geldt dat deze niet open staan voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Het vervoer is alleen mogelijk indien daarvoor een ontheffing is verleend.
Momenteel wordt ontheffing verleend voor het vervoer van LPG en zeer incidenteel voor het vervoer van vuurwerk. Voor overige gevaarlijke stoffen zijn er geen aanvragen in behandeling. De ontheffingen hebben geen betrekking op wegen door of langs het onderhavige plangebied.
In het rond het plangebied komen geen watergangen voor waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaats vindt.
Leidingen
Blijkens de risicokaart van de Provincie Noord-Holland lopen er door het plangebied geen leidingen, waarlangs zone's dienen te worden aangehouden.
Geluid
Wettelijk kader.
De geluidbelasting Lden (day, evening, night) voor wegverkeerslawaai is (het rekenkundig) gemiddelde van de volgende drie waarden:
Volgens de Wet geluidhinder geldt voor wegverkeerslawaai een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Hierbij moet opgemerkt worden dat alvorens toetsing plaatsvindt van de berekende waarde maximaal 5 dB mag worden afgetrokken voor wegen in stedelijk gebied (50 km/uur). Voor wegen met een snelheid van 70 km/uur of meer geldt een aftrek van 2 dB.
De aftrek heeft betrekking op het stiller worden van het wegverkeer in de toekomst (artikel 110g Wet geluidhinder).
Bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde mag Burgemeester en Wethouders een hogere waarde vaststellen. De maximale ontheffingswaarde voor zogenaamde “nieuwe situaties”bedraagt 63 dB en voor bestaande situatie 68 dB.
Voordat ontheffing wordt verleend zal Burgemeester en Wethouders eerst moeten nagaan of er maatregelen mogelijk zijn om de geluidbelasting te verlagen. Daarbij verdienen maatregelen aan de bron de voorkeur. Is dat niet mogelijk dan moet men overwegen of maatregelen in de overdrachtsweg van het geluid mogelijk zijn. Het bouwen van een geluidscherm is een voorbeeld van een maatregel in de overdrachtsweg. Niet alleen technische, maar ook landschappelijke, financiële en stedenbouwkundige overwegingen voor het wel of niet bouwen van geluidsschermen spelen bij deze overwegingen een belangrijke rol.
De geluidbelasting Lden (day, evening, night) voor railverkeerslawaai is (het rekenkundig) gemiddelde van de volgende drie waarden:
Voor railverkeerslawaai geldt dat de voorkeursgrenswaarde 55 dB bedraagt. De maximale ontheffingswaarde bedraagt 68 dB.
Burgemeester en Wethouders dienen er voor te zorgen dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Zo nodig moeten maatregelen getroffen worden om de overschrijding weg te nemen. Daarbij komen zowel bron- als overdrachtsmaatregelen in aanmerking. Daar waar deze maatregelen niet mogelijk zijn, bijvoorbeeld vanwege landschappelijke, stedenbouwkundige, financiële of verkeerskundige bezwaren, moet Burgemeester en Wethouders een hogere waarde vaststellen. De maximale ontheffingswaarde mag echter niet worden overschreden.
Het industrieterrein Waardepolder is een gezoneerd industrieterrein en heeft een geluidzone. Door middel van een zonebesluit is de zonegrens van 50 en 55 dB(A) vastgelegd.
De geluidbelasting LAeq voor industrielawaai is het maximale geluidniveau van de volgende drie waarden:
De maximale ontheffingswaarde bedraagt 55 dB(A).
Toepassingsvolgorde geluidreducerende maatregelen.
Bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde, ongeacht de bron van het geluid (weg-, rail- of industrielawaai) is de volgorde van toepassing van geluidreducerende maatregelen als volgt:
ad 1. Bronmaatregelen.
Een voorbeeld van een bronmaatregel bij wegverkeer, die binnen de competentie van de lokale overheid ligt is het aanbrengen van geluidreducerend asfalt. De praktische mogelijkheden en de te bereiken reducties zijn de laatste jaren verder ontwikkeld. Ook binnenstedelijk zijn er tegenwoordig reducties te behalen. De kosten van het aanbrengen van bijvoorbeeld Twinlay, en de kosten van extra onderhoud ten opzichte van het standaard dichte asfaltbeton moeten echter binnen het project worden gedekt. Alleen bij grootschalige (ver-)nieuwbouwprojecten kan dit toegepast worden.
Bij railverkeerslawaai moet ten alle tijden contact worden gelegd met de spoorwegbeheerder (NS-RIB). Alleen het stiller maken van stalen spoorbruggen wordt in de praktijk als bronmaatregel toegepast.
Bij een gezoneerd industrieterrein is het mogelijk te saneren. Hierbij dient een saneringsbesluit te worden genomen, waarna tevens de geluidzone wordt aangepast. In de praktijk wordt het zonebesluit niet gewijzigd.
ad 2. Maatregelen in de overdrachtsweg.
Voorbeelden van maatregelen in de overdrachtsweg zijn geluidschermen of geluidwallen.
In de Haarlemse praktijk worden deze weinig toegepast, vanwege stedenbouwkundige bezwaren en financiële drempels. De kans dat een geluidscherm wordt gebouwd is bij railverkeerslawaai groter dan bij wegverkeerslawaai.
ad 3. Geluidwerende maatregelen.
Geluidwerende maatregelen, ook wel gevelmaatregelen genoemd, worden veruit het meest toegepast bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. De maatregelen hebben als doel het beperken van het geluidniveau in de woning tot een waarde (het “binnenniveau”) zoals die in het Bouwbesluit is vastgelegd. Een nadeel van deze maatregel is dat het geluidniveau buiten nog steeds te hoog is. Dit doet afbreuk aan de leefbaarheid van de omgeving, zowel de privé-terreinen (tuinen) als de openbare terreinen (park, plein, straat).
Voor nieuw te bouwen woningen bedraagt het binnenniveau maximaal 33 dB in geluidgevoelige ruimten.
Bij elk bestemmingsplan moet nagegaan worden of de bovengenoemde maatregelen kunnen worden toegepast.
Uitgangspunten
Het bestemmingsplangebied Frans Hals / Patrimonium is een consoliderend bestemmingsplan en kent geen zogenaamde “nieuwe situaties” en wordt in dit onderzoek ook als zodanig beoordeeld.
De wegverkeerintensiteiten zijn ontleend aan de verkeersmilieukaart voor het peiljaar 2015, uitgezonderd de Spaarndamseweg. De verkeersintensiteit voor de Spaarndamseweg is ontleend aan de modelstudie naar de aanleg van de Oostweg en Schoterbrug voor het jaar 2010. De hoeveelheid verkeer die in achtereenvolgens het dag-, avond- en nachtuur rijdt is per weg aangegeven in tabel 2. Voor de verdeling over de verschillende voertuigcategorieën is gebruik gemaakt van de cijfers uit de verkeersmilieukaart (HVVP 2010) voor het peiljaar 2010. Het wegdek van alle wegen bestaat uit fijn asfalt en de snelheidsbeperking bedraagt 50 km/uur.
Tabel 2:etmaal intensiteiten motorvoertuigen en verdeling etmaalperioden
Weg | Etmaal 2010 | etmaal 2015 | D | A | N | Verdeling1) | |||||
Staten Bolwerk | - | 22000 | 6,1 | 4,5 | 1,1 | 2 | |||||
Kennemerplein | - | 22000 | 6,1 | 4,5 | 1,1 | 2 | |||||
Prinsen Bolwerk | - | 22300 | 6,1 | 4,5 | 1,1 | 2 | |||||
Spaardamseweg | 13500 | - | 6,5 | 3,3 | 1,1 | 3 | |||||
Kennemerbrug | - | 6600 | 6,5 | 3,9 | 0,8 | 1 | |||||
Frans Halsplein (zuid) | - | 4200 | 7,0 | 2,6 | 0,7 | 4 | |||||
Kennemerstraat | - | 1400 | 7,0 | 2,6 | 0,7 | 4 | |||||
Frans Halsstraat | - | 800 | 6,5 | 3,9 | 0,7 | 1 | |||||
Schoterweg | - | 2500 | 6,5 | 3,9 | 0,8 | 1 | |||||
Schoterweg ten noorden van Kennemerstraat | - | 1500 | 6,5 | 3,9 | 0,8 | 1 |
Bij type 1 is de verdeling 98, 2 en 0 % van het verkeer in respectievelijk voertuigcategorie 2, 3 en 4.
Bij type 2 is de verdeling 97, 2 en 1% van het verkeer in respectievelijk voertuigcategorie 2, 3 en 4.
Bij type 3 is de verdeling 96/96,2/98, 3/2,8/1 en 1/1/1% van het verkeer in respectievelijk voertuigcategorie 2, 3 en 4 in dag/avond/nachtperiode.
Bij type 4 is de verdeling 93 , 4,5 en 2,5 % van het verkeer in respectievelijk voertuigcategorie 2, 3 en 4.
De categorie-indeling is als volgt:
Voor de toeslag op de geluidbelasting t.g.v. de autonome groei van het wegverkeer tussen 2015 en het akoestisch maatgevende jaar 2018 is uitgegaan van 0,5 % groei van het verkeer per jaar. Bij de berekeningen is uitgegaan van de intensiteiten voor het akoestisch maatgevende jaar 2018.
De overige wegen binnen het plangebied kennen een (zeer) gering aantal voertuigbewegingen of zijn 30 km/uur wegen. De invloed daarvan op de geluidbelasting is niet relevant.
De treinverkeerintensiteiten zijn ontleend aan het Akoestisch Spoorboekje, ASWIN 2007-2. Het Akoestisch Spoorboekje is een uitgave van het Prorail.
Voor de intensiteiten wordt het wettelijk voorgeschreven peiljaar 2010-2015 toegepast. De intensiteiten en baanvaksnelheden staan gegeven in onderstaande tabel:
Tabel 1: intensiteiten traject 400, in bakken/uur, sommatie van twee sporen.
Categorie | dagperiode | avondperiode | nachtperiode | snelheid [km/u] doorgaand | snelheid [km/u] stoppend2) | ||||
1 | 24 | 24 | 4,5 | 60 | -49/60 | ||||
2 | 0 | 52 | 9,76 | 60 | -49/60 | ||||
3 | 48 | 48 | 9 | 60 | -49/60 | ||||
4 | 8,87 | 13,3 | 6,65 | 60 | 0 | ||||
8 | 80 | 32 | 6 | 60 | -49/60 |
2) snelheid bij beoordelingspunt 1/2
Met een negatieve snelheid wordt een remmend voertuig aangeduid.
De bovenbouwconstructie van het tweesporige baanvak is opgebouwd uit veel wissels met voegen op betonnen liggers in een ballastbed ter hoogte van waarneempunt 1 en een stalen brug met directe bevestiging ter hoogte van waarneempunt 2.
Geluidbelasting t.g.v. wegverkeer
Door en langs het plangebied lopen een aantal wegen die een relevante geluidbelasting op het plangebied hebben. In onderstaande tabel is per weg(vak) de berekende geluidbelasting op de rooilijn van de woningen binnen het bestemmingsplan aangegeven. De genoemde geluidbelasting heeft steeds betrekking op het akoestisch maatgevende jaar 2018. De geluidbelasting bedraagt maximaal 62 dB en de maximale ontheffingswaarde wordt niet overschreden.
Wegvak | Afstand weg-as bebouwing | Geluidbelasting Lden in dB* | |
Staten Bolwerk | 98 meter | 55 | |
Kennemerplein | 98 meter | 55 | |
Prinsen Bolwerk | 80 meter | 56 | |
Spaardamseweg | 13 meter | 61 | |
Kennemerbrug | 26 meter | 57 | |
Frans Halsplein (zuid) | 12 meter | 63 | |
Kennemerstraat | 5 meter | 59 | |
Frans Halsstraat | 6 meter | 57 | |
Schoterweg | 7 meter | 59 | |
Schoterweg ten noorden van de Kennemerstraat | 7 meter | 60 |
* inclusief aftrek conformartikel 110g
In 2010/2011 wordt de Spaarndamseweg gereconstrueerd. Bij deze reconstructie zal een geluidarm wegdektype worden toegepast, waardoor de geluidbelasting 3 dB afneemt.
Geluidbelasting t.g.v. railverkeer
De spoorlijn Haarlem Spaarnwoude – Haarlem Centraal loopt ten zuiden van het plangebied en een groot deel van dit gebied ligt binnen de geluidzone ( 400 meter) van deze spoorlijn. Op twee punten op de bestaande bebouwing is met behulp van het rekenprogramma ASWIN de geluibelasting bepaald. Resultaat van deze berekening is een geluidbelasting Lden van achtereenvolgens 60 en 65 dB voor de waarneempunten 1 (Rozenhagenplein 2) en 2 (Kloppersingel 187). Met deze waarden wordt de voorkeursgrenswaarde wel, maar de maximale ontheffingswaarde niet overschreden.
Geluidbelasting t.g.v. gezoneerd industrieterrein Waarderpolder
Het oostelijke gedeelte (ten oosten van de Patrimoniomstraat en het Rozenhagenplein) van het bestemmingsplan ligt binnen de zone van het gezoneerde industrieterrein Waardepolder. De geluidbelasting bedraagt maximaal 55 dB(A). Met deze waarde wordt de maximale ontheffingswaarde niet overschreden.
Luchtkwaliteit
Volgens de Wet luchtkwaliteit moet bij vaststelling van een bestemmingsplan onderzoek gedaan worden naar de concentratie luchtverontreinigende stoffen om te kunnen toetsen aan de grenswaarden in de Wet milieubeheer.
Voor alle luchtverontreinigende stoffen, met uitzondering van NO2 en PM10, geldt dat deze in de Nederlandse situatie in het algemeen, gezien de lage achtergrondwaarden, niet tot overschrijdingen leiden. Voor de emissie van deze twee stoffen geldt dat door maatregelen de achtergrondconcentraties en uitstoot sneller dalen dan de toename door de autonome groei van het verkeer. Dit betekent dat het jaar 2010, waarin de grenswaarden van kracht worden, de meest ongunstige situatie is.
Berekeningen en toetsing moet volgens het Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 voor NO2 op 5 meter en voor PM10 op 10 meter uit de wegrand gedaan worden tenzij de bebouwing dichter bij de wegrand ligt.
Verkeersgegevens.
De wegverkeerintensiteiten zijn ontleend aan de verkeersmilieukaart voor het peiljaar 2015, uitgezonderd de Spaarndamseweg. De verkeersintensiteit op de Spaarndamseweg is ontleend aan de modelstudie naar de aanleg van de Oostweg en Schoterweg voor het peiljaar 2010. De voertuigverdeling is afkomstig uit de verkeersmilieukaart (HVVP 2010). Aangezien de autonome groei van het wegverkeer ongeveer 0,5 % per jaar bedraagt zijn de intensiteiten voor het jaar 2010 berekend.
Berekening concentraties.
Met het Car-model (versie 6.1.1) is aan de hand van hierboven vermelde gegevens een berekening uitgevoerd om de concentratie luchtverontreinigende stoffen te bepalen. De berekening moet voor NO2 op 5 meter en voor PM10 op 10 meter uit de wegrand worden uitgevoerd. Omdat het Car-model uitgaat van de as van de weg zijn de rekenafstanden hier op afgestemd.
Resultaten
Uit de resultaten van de berekening blijkt dat voor alle luchtverontreinigende stoffen voldaan wordt aan de normen uit de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. De berekening is alleen uitgevoerd voor een afstand van 5 meter (of dichterbij indien bebouwing dichter bij de wegrand is gesitueerd) uit de wegrand, omdat hier de grenswaarde al niet worden overschreden.
Wijkraad Frans Hals
Postbus 2279
2002 CGHaarlem
TEL: 023 5274481
Haarlem, 22 mei 2008
Gemeente Haarlem
t.a.v. mw. A. Huijg
Planoloog afd. Ruimtelijke Plannen
Sector Stadszaken
Gemeente Haarlem
Betreft: Reactie op het Concept Ontwerp Bestemmingsplan Frans Hals /Patrimonium
Geachte mevrouw Huijg,
Graag geeft wijkraad Frans Hals hierbij een reactie op het concept bestemmingsplan Frans Hals / Patrimonium en vanzelfsprekend alleen op dat gedeelte wat geldt voor de Frans Halsbuurt. In het vooroverleg en in het concept bestemmingsplan zelf is aangegeven dat het bestemmingsplan een consoliderend plan is en een weergave is van de huidige bebouwing en bestemmingen van de Frans Halsbuurt. Het plan loopt hierin vooruit op de aanwijzing van de buurt tot beschermd stadsgezicht. Er zijn geen ontwikkelingen gepland.
Dit concept bestemmingsplan wordt gemaakt in het kader van de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening die naar verwachting op 1 juli 2008 ingaat en deze eist dat gemeenten geen bestemmingsplannen ouder dan 10 jaar meer hebben. Bovendien moeten alle bestemmingsplannen gedigitaliseerd worden en via internet publiekelijk toegankelijk gemaakt. Dat vereist een inhaalslag bij veel gemeenten. Haarlem heeft hiervoor een speciale taskforce ingesteld en moet in twee jaar tijd 12 extra bestemmingsplannen maken. Frans Halsbuurt/ Patrimonium is er daar één van.
De wijkraad vraagt zich af of hier vanwege het hoge tempo wel voldoende tijd en aandacht
geïnvesteerd kan worden in het zorgvuldig opmaken van het bestemmingsplan voor de
Frans Halsbuurt en of hierin het gemeentelijke beleid en doelstellingen voldoende
verwerkt zijn. Is er voldoende tijd geweest om het bestaande bestemmingsplan te evalueren,
de doelen bij te stellen, de wensen en verbeterpunten uit de buurt voor de toekomst
te inventariseren en uit te werken? In ieder geval is dit niet besproken met de wijkraad.
Er is een kort vooroverleg geweest waar de stadsdeelregisseur bij aanwezig was. Een
aantal punten en wensen hebben we hier kunnen aangeven; het illegaal splitsen van
woningen en het huisjesmelken van een aantal gebouwen heeft een nadelig effect voor
de buurt, het gebrek aan een ontmoetingsplek voor de buurt, blijft prostitutie onmogelijk?,
het vergroten van stallingmogelijkheden voor fietsen, is er planontwikkeling voor
de Kennemerstraat, het pas opgeknapte Frans Halshofje en het gebrek aan groen, speelruimte
en parkeerplekken.
Het voorliggende concept ontwerpbestemmingsplan wil consolideren wat betreft de mogelijke
aanwijzing tot beschermd stadsgezicht, die er naar verwachting binnen de komende tien
jaar zou moeten komen. In feite is er nu een momentopname vastgelegd die verder gaat
dan alleen het consolideren van de stedenbouwkundige structuren en behouden van huidige
ruimtelijke kwaliteiten, het consolideert ook het toevallig huidig gebruik van bestaande
gebouwen en openbare ruimten. Op onderdelen belemmert het daar juist de door de gemeente
gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkelingen mee. Dat doet onvoldoende recht
aan de potentie en kansen van deze wijk. Het concept bestemmingsplan lijkt aldus op
sommige onderdelen in strijd met de eigen gemeentelijke doelstellingen zoals die in
het concept bestemmingsplan staan verwoord.
Doordat in de nieuwe WRO de buitenplanse vrijstellingen (art. 19 huidige WRO) bovendien
drastisch beperkt worden tot een 'kruimellijst', worden de nieuwe bestemmingsplannen
sowieso veel starder. Dat pleit des te meer voor ruime marges voor hoogte en breedtematen,
ruime afwijkmogelijkheden in het bestemmingsplan zelf. Die vindt de wijkraad onvoldoende
terug.
Behoud bestaande verworvenheden.
De wijkraad vindt het erg belangrijk dat de bestaande verworvenheden met dit bestemmingsplan niet verloren gaan.
Dakopbouwen
In dit concept bestemmingsplan wordt uitgegaan van behoud van de bestaande situatie. Dit houdt in dat bestaande bebouwing mag worden vernieuwd, uitbreiding niet is toegestaan en de hoeveelheid onbebouwd terrein gelijk blijft. Daar waar stedenbouwkundig meer volume toelaatbaar is, is de goothoogte t.o.v. de huidige situatie verhoogd. Op de plankaart is dit echter niet eenduidig uitgewerkt. In een aantal straten waar al dakopbouwen aanwezig zijn, is de op de plankaart aangegeven bouwhoogte niet hoog genoeg om eenzelfde dakopbouw mogelijk te maken. Ook wordt vanwege de bezonning, in de Grebberstraat (evenzijde) en Soutmanstraat (evenzijde) nu een maximale hellingshoek van 45º voorgeschreven. Deze is in het verleden bij de bouwaanvraag van de al aanwezige dakopbouwen niet gehanteerd. De wijkraad vindt dat als een dakopbouw in de straat in het verleden is toegestaan, dit in de toekomst voor de hele straat mogelijk moet blijven, liefst op dezelfde manier gebouwd. In het bestemmingsplan Kleverparkbuurt is op de plankaart per bouwblok aangegeven welke type dakopbouw is toegestaan en tot welke hoogte. Dit geeft veel duidelijkheid en zien we graag toegepast in de Frans Halsbuurt.
Wijkraad Frans Hals staat vanuit haar eerdere ervaringen argwanend tegenover het hanteren van stedenbouwkundige principes of kwaliteiten, deze blijken naar believen aangepast te kunnen worden door de gemeente. We hebben ervaren dat stedenbouwkundige principes of uitgangspunten pas genoemd en geformuleerd worden wanneer bewoners bezwaar maken tegen nieuwbouwplannen in de buurt . Bij de Ripperda heeft de wijkraad ondervonden dat er een groot verschil kan zitten tussen bouwhoogte en goothoogte. In het plan zou de bebouwing even hoog worden als de oude kazerne, een mooi stedenbouwkundig uitgangspunt. Toch is de bebouwing een laag hoger geworden dan verwacht; de uitleg was dat de goothoogte gelijk zou blijven, maar de bouwhoogte niet. Voor een leek niet makkelijk te begrijpen; even hoog is toch even hoog? Ook bij het nieuwbouwproject op het Deoterrein, worden allerlei stedenbouwkundige argumenten gebruikt om bezwaren ongegrond te verklaren; een verspringende rooilijn geeft een rafelig onaantrekkelijk straatbeeld, terwijl verspringende rooilijnen juist één van de te beschermen waarden van de buurt zijn en daarom reden tot aanwijzing beschermd stadsgezicht is (p. 12 concept bestemmingsplan), aansluiting met bestaande bouw is niet meer nodig, want verschil in bouwhoogten verlevendigt ineens het straatbeeld, etc.
In het vigerende bestemmingsplan is aangegeven dat de Frans Halsbuurt een versteend gebied is, maar dat door de duidelijke stedenbouwkundige structuur hier niets aan gedaan hoefde te worden. In het concept bestemmingsplan wordt blijkbaar ook vanuit stedenbouwkundig oogpunt keuzen gemaakt. (Toelaten bouwvolume). De wijkraad ziet deze stedenbouwkundige principes en kwaliteiten graag verwoord en eenduidig in de gehele buurt toegepast. Want het kan niet zo zijn dat bv. in de Maerten van Heemskerckstraat hoogteverschillen in bebouwing worden toegestaan vanwege de aantrekkelijkheid en om de hoek in de Grebberstraat dit niet meer mogelijk wordt omdat dit de stedenbouwkundige structuur aantast.
Erfbebouwing
Op de plankaart is op verschillende percelen de erfbebouwing niet naar de huidige praktijk ingetekend. In het vooroverleg heeft de gemeente toegezegd dit aan te passen. De wijkraad vindt het belangrijk dat voor kleine percelen kan worden afgeweken van de algemene geldende regel voor bijgebouwen en uitbouwen die voor de bestemming Tuin 2 geldt. (max. bouwdiepte aanbouw 3 m. en max 40% bebouwen met max. oppervlak van 40m2), zodat dit meer overeenkomt met de overige aanwezige bebouwing. en geen rechtsongelijkheid geeft. In het huidige bestemmingsplan is geen maximale bouwdiepte van aanbouw vastgelegd en mag maximaal 50 % van het perceel oppervlak bebouwd worden. Er zijn veel (jonge) gezinnen in Haarlem en veel van de woningen in de Frans Halsbuurt zijn kleine oude arbeiderswoningen. Om een gedifferentieerd woningaanbod te creëren (p. 23) zou het mogelijk moeten blijven voor mensen om hun kleine woning aan te passen aan de huidige algemeen geldende maatstaven of bij gezinsuitbreiding de vraag naar extra woonruimte. Ook voor oudere mensen die nog zo lang mogelijk zelfstanding willen blijven wonen (p 19) is het aanpassen van hun woning met een achteraanbouw soms nodig. Graag zien we voor deze kleine percelen een artikel Tuin 4 toegevoegd worden, waarin dit is bepaald.
Bestemmingen
In het beleidskader van het concept bestemmingsplan wordt stevig ingezet op het mengen van wonen en werken, tegelijkertijd zijn er verschillende gemengde bestemmingen omgezet in wonen. De gemeente heeft in het vooroverleg aangekondigd dit te herzien. De wijkraad vindt een levendige buurt belangrijk en een functiemenging van wonen en werken kan daar aan toe bijdragen. Belangrijk is daarbij dat het werken niet ten koste mag gaan van de kwaliteit van het wonen in de buurt.
Ook is de inhoud van de gemengde bestemmingen veranderd; binnen de gemengde bestemming 1 wordt bijvoorbeeld detailhandel nu niet meer mogelijk. Op de plankaart is dit niet goed uitgewerkt. De buurthouthandel in de Saenredamstraat zal moeten verdwijnen? Ook op de hoekpunten van de straten waar vroeger winkeltjes zaten wordt dit niet meer mogelijk. Terwijl die menging juist door de gemeente wordt beoogd.
Wijkraad Frans Hals vindt het belangrijk dat de bestaande gemengde bestemmingen in het nieuwe bestemmingsplan blijven gehandhaafd dat de gemeente dit goed in kaart brengt en dat alleen op verzoek van eigenaren dit wordt gewijzigd.
Bestemming gemengd 3
Binnen deze bestemming is een sportvoorziening toegestaan. Dit speelt in de Maerten
van Heemskerckstraat. In de voormalige verffabriek, waarvan de bestemming gemengd
3 gaat worden, is al een sportschool en een tafeltennisvereniging gehuisvest. In
het huidige bestemmingsplan was dit een ontwikkelzone met de bestemming groen, speel
–en parkeervoorzieningen. Er zijn parkeerboxen gekomen die worden verhuurd aan wijkbewoners.
Spelen en groen is niet gerealiseerd. De sportschool en TTV Spaarne trekken veel bezoekers.
die met de auto komen. Het parkeren hiervan geeft veel overlast in de buurt. De parkeerdruk
in de Frans Halsbuurt is hoog. Als de sportvoorziening nu wettelijk wordt toegestaan
in het gebouw, dan zullen er ook faciliteiten voor moeten komen zijn, zoals b.v. extra
parkeerplaatsen om deze goed in de buurt te kunnen inpassen.
Speelvoorzieningen
Alleen binnen de bestemmingen groen en maatschappelijk is spelen nog mogelijk. Binnen de bestemming verkeer niet meer. Er zijn geen speelvoorzieningen op de plankaart aangegeven. Dit roept vragen op. De huidige speelplekken op verkeersbestemming in de Vroomstraat en Ruijsdaelstraat blijven gelukkig gehandhaafd. Belangrijk voor behoud van de aanwezige speelvoorzieningen is, dat als het niet mogelijk blijkt ze op de plankaart aan te geven, ze in ieder geval genoemd worden in de beschrijving. Dit geldt ook voor de nieuwe speelvoorzieningen die op de Ripperda komen.
Het groen is schaars in de Frans Halsbuurt, zodoende zijn er niet veel mogelijkheden om de speelvoorzieningen uit te breiden. Dit is wel één van de beleidsdoelstellingen vanuit het structuurplan. Graag zien we dat binnen de bestemming verkeer speelvoorzieningen mogelijk gemaakt, zodat er mogelijkheden voor uitbreiding zijn. Graag zouden we onderzoeken of er uitbreiding van speelfaciliteiten binnen de gronden die maatschappelijke bestemd zijn mogelijk is.
Verkeer; meten is weten
Bij het akoestisch onderzoek voor 50 km/u wegen is 62 dB gemeten, waarbij 63 dB de grenswaarde is. Op blz. 76 staat zelfs een gemeten waarde van 63 dB! De wijkraad vindt het belangrijk dat er vaker gemeten gaat worden om te kijken of de grenswaarde overschreden wordt, waarna er maatregelen genomen kunnen worden. Dit geldt ook voor de luchtkwaliteit. Dit mede gezien alle nieuwe ontwikkelingen die de Frans Halsbuurt te wachten staan. (zie verderop; de toekomst).
Sociaal maatschappelijke voorzieningen
Het beleid vanuit het gemeentelijk structuurplan is het verbeteren van de sociaal-maatschappelijke voorzieningen rond het concentratiegebied Frans Halsplein en Generaal Cronjéstraat. Er zijn hier echter geen nieuwe ontwikkelingen of bestemmingen voor aangegeven binnen het concept bestemmingsplan. De wijkraad ziet dit toch graag binnen de komende 10 jaar uitgewerkt worden. Het oude badhuis is als ontmoetingscentrum voor de buurt vervallen. Op korte termijn zien we graag een vervanging hiervoor gerealiseerd, er bestaat een sterke behoefte aan binnen de buurt, het oude buurthuis wordt zeer gemist, en ook omdat de wijk door de nieuwe bewoners van de Ripperda een stuk groter zal worden.
Plangebied U (zone uit huidige bestemmingsplan uit 1992).
Plangebied U heeft een lange juridische geschiedenis, en is nu opnieuw bestemd in
de plankaart en daarmee op het oog ook herverkaveld. Daarbij is de huidige erfbebouwing
niet correct in beeld gebracht. Deze herbestemming is bovendien niet besproken met
de huidige bewoners/gebruikers. De bedoeling van de ingetekende bestemmingen is duidelijk,
alleen strookt dit niet met de huidige bebouwing op de percelen. Bovendien waar in
plangebied U voorheen een weg stond, die enkele percelen ontsloot naar de Kennemerstraat,
is nu tuin en gemengde bestemming ingepland. Kan dat zo maar? De gemeente heeft in
het vooroverleg toegezegd de situatie nogmaals bekijken en te kijken hoe die ontsluiting
het best gehandhaafd kan blijven. Een ander curieus onderdeel betreft de waarderingskaart.
De opnamedag hiervoor was in 2006. Toch is er nu een braakliggend perceel als orde
2 pand bestempeld. Bovendien toont de waarderingskaart aan dat de in 1987 beoogd te
slopen gebouwen inmiddels allemaal orde 2 gebouwen zijn geworden. De gemeente stemde
toe in het vooroverleg dit opnieuw in kaart te brengen. De wijkraad waardeert het
dat het Frans Halshofje de bestemming groen heeft gekregen en dat de gebouwen vanwege
hun historische waarde behouden kunnen blijven. Hopelijk wordt de situatie goed uitgezocht
en juist in kaart gebracht. De wijkraad zou het waarderen als de gemeente de met het
concept bestemmingsplan nieuwe invulling voor het voormalig plangebied U aan de bewoners/eigenaars
laat weten.
Versteende buurt – gebrek aan groen
In het geldende bestemmingsplan wordt de Frans Halsbuurt beschreven als een versteende wijk. Vanwege de goede stedenbouwkundige structuur was het niet nodig hier iets aan te doen. In het concept bestemmingsplan wordt dit zo benoemd: blz. 16 "De beleving van openbare ruimte wordt daarmee grotendeels bepaald door asfalt, steen en verkeer.” Duidelijk. Groen wordt dus node gemist, maar dit wordt niet benoemd.
De Frans Halsbuurt is één van de dichtst bebouwde buurten van Haarlem, wat een druk legt op de openbare ruimte. Afgelopen jaar zijn er door de herriolering een aantal straten opnieuw ingericht; de weg is verbreed vanwege de hulpdiensten, waardoor de stoepen met een tegel zijn versmald. Er zijn wel fietsenklemmen op het trottoir geplaatst, maar onvoldoende. Vanwege het gebrek aan een achterom plaatsen bewoners fietsen voor hun huis op de stoep. Bewoners met een rollator of kinderwagen kunnen hier niet meer langs. Voor hun is het dus niet altijd mogelijk om op de stoep te lopen. Ondanks de parkeervergunningen is de parkeerdruk erg hoog. Op de hoeken van straten plaatsen bewoners plantenbakken, zodat daar niet geparkeerd kan worden. Kinderen hebben op straat en stoep weinig speelruimte. Er zijn speelvoorzieningen in de Bolwerken, maar kleine kinderen kunnen daar niet alleen heen. In de afgelopen 10 jaar is de openbare ruimte niet toegenomen, het gebruik hiervan echter wel. Dit heeft een nadelig effect op de leefbaarheid van de buurt. De buurt is nog steeds versteend. Dit komt in het bestemmingsplan niet duidelijk naar voren, laat staan dat er oplossingen worden gezocht of investeringen gedaan om dit te verbeteren. De wijkraad ziet dit graag aangepast.
Opsplitsen van gebouwen / kamerverhuur
Het illegaal opsplitsen van gebouwen en kamerverhuur in de “vrije vestiging”, wat in de Frans Halsbuurt veel gebeurt heeft een nadelige invloed op de leefomgeving en veiligheid. (fietsen, parkeren, vuilnis, geen voorzieningen voor de veiligheid van kamerbewoners etc.) Dit is in het vooroverleg ook genoemd en bekend bij de stadsdeelregisseur. Het is een moeilijk grijpbaar probleem. De gemeente laat weten dat er geen regels in het bestemmingsplan gemaakt kunnen worden om het opsplitsen van gebouwen te regelen. Als er geen bouwaanvragen gedaan worden (bij illegale splitsing) kan het bestemmingsplan niet worden getoetst en zijn er geen regels voor te maken. In het vigerende bestemmingsplan is een vrijstelling voor logeerinrichtingen met bepalingen (3 aan Schotersingel, 3 aan Schoterweg, 2 aan Frans Halsstraat) beschreven bij gemengde bestemming. Is dit misschien een mogelijkheid om splitsen van woningen tegen te gaan? De eigenaar van het pand woont er tenslotte niet. De wijkraad ziet graag dat er naar mogelijkheden wordt gezocht om het illegaal splisten en de “overbewoning” van de wijk door de gemeente te controleren.
Informeren buurtbewoners nieuw bestemmingsplan
De gemeente publiceert het moment van ter inzage leggen van het nieuwe bestemmingsplan in de stadskrant, op de eigen site en in de staatscourant en gaat een informatieavond organiseren. Veel mensen uit de buurt, lezen deze informatiebronnen niet of zien ze mogelijkerwijs over het hoofd. De wijkraad zal een stukje over het bestemmingsplan in de wijkkrant opnemen, maar vaak is bij het ter perse van de krant de datum van het er inzage leggen niet bekend en kan dit niet vermeld worden. Het is belangrijk dat de buurtbewoners geïnformeerd worden over de veranderingen die het bestemmingsplan en met name het beschermd stadsgezicht met zich meebrengen. Dit heeft voor iedereen consequenties. Enerzijds is dat leuk, anderzijds kan het mensen hinderen in de wijze waarop ze hun veelal kleine woningen willen uitbouwen. De welstand krijgt met de titel beschermd stadsgezicht zwaardere instrumenten (Monumentenwet) in handen om verbouwingen of aanbouw, te toetsen en zodoende een duidelijker straatbeeld te realiseren. Iets waar de wijkraad in het verleden veel moeite voor heeft gedaan, maar wat niet mogelijk was. Bovendien zijn alle voorheen vergunningsvrije bouwwerken, straks wel licht vergunningsplichtig.
Daarom is het belangrijk dat de gemeente in een brief, huis aan huis verspreid, het ter visie leggen van het bestemmingsplan laat weten en de bewoners uitnodigt voor de informatieavond. Voorheen werd dit altijd zo gedaan.
De toekomst
De komende jaren staat de Frans Halsbuurt heel wat veranderingen te wachten;
Op de Ripperda worden momenteel 350 woningen gebouwd en opgeleverd en gelukkig komt er nog een grote speelweide en komen er 2 speelvoorzieningen. We zullen afwachten welke invloed dit heeft op de buurt. Bestaande verkeerstromen zullen veranderen. Ook wordt binnenkort begonnen met de bouw van de nieuwe Deo. Er komen 206 woningen in een klein gebied, waardoor in de openbare ruimte weinig plaats is voor groen. Een nog hogere dichtheid van bouwen dan de al verdichte en versteende Frans Halsbuurt. Er zullen ook nieuwe verkeerstromen vanaf NeoDeo ontstaan. Het is erg belangrijk dat de nieuwe en veranderde verkeersstromen nauwlettend in de gaten gehouden zullen worden, zodat de veiligheid en leefbaarheid van de buurt niet in het geding komen en er tijdig kan worden ingegrepen.
Beide nieuwbouwprojecten hebben een ondergrondse parkeergarage om een hoge dichtheid van bewoning mogelijk te maken en de kwaliteit van de openbare ruimte te verhogen. Echter dit zie je niet terug in de hoeveelheid openbaar groen wat in beide projecten wordt gerealiseerd; voor de Ripperda komt er 31 m2 groen per woning en voor NeoDeo slechts 6 m2 per woning. Er zal een groter beroep gedaan worden op het gebruik van het groen van de Bolwerken, dit zal zijn wissel trekken op het onderhoud hiervan.
De komende jaren zal de Frans Halsbuurt als één van de eerste buurten in Haarlem ontdekken in hoeverre het verdichten gaat uitpakken in de buurt, welke invloed dit heeft op de leefomgeving en of dit een goed uitgangspunt is voor stedelijke ontwikkeling.
Samengevat:
Het is jammer dat er geen tijd genomen is om het vigerende bestemmingsplan te evalueren en doelen te stellen voor de komende 10 jaar. De wijkraad heeft een aantal punten van belang en wensen kunnen aangegeven in het vooroverleg, maar we zien hier niet veel van terug in het bestemmingplan. Graag zien we de in het concept bestemmingsplan geformuleerd beleidspunten de komende jaren concreet uitgewerkt op een manier waarbij de wijkraad betrokken wordt.
En tot slot vraagt de wijkraad zich af of het wel zo gunstig is voor de Frans Halsbuurt, de Schotersingel en het Frans Halsplein uitgezonderd, dat de buurt tot beschermd stadsgezicht wordt verklaard. Zeker als daardoor bestaande verworvenheden (dakopbouw, bestemmingen) niet meer mogelijk zijn? Mensen hebben een huis in de buurt gekocht met het idee dat zij ook kunnen uitbreiden als dit al eerder is toegestaan of om later een winkeltje te kunnen beginnen. Als dit ineens niet meer mag vanuit niet geformuleerde veranderde stedenbouwkundige kwaliteiten of beleid, onbekend tijdens de aankoop van het huis, leidt dit tot schade van het woonplezier en vermindert de waarde van het huis.. Dit kan veel weerstand oproepen en tot veel bezwaren op het bestemmingsplan leiden. De wijkraad vindt het belangrijk dat bestaande verworvenheden gehandhaafd blijven, nu en in de toekomst. Als de gemeente deze in het bestemmingsplan eenduidig kan vastleggen kan pas echt gesproken worden over een consoliderend bestemmingsplan en kan er uitgekeken worden naar de voordelen die een beschermd stadsgezicht met zich mee kan brengen.
Met vriendelijk groet,
namens wijkraad Frans Hals,
Jan Kuijper – van der Duijn
vice voorzitter
postbus 2279 • 2002 CG Haarlem
Tel.: 023 5274481•
In het kader van de participatie met de wijkraad is het concept ontwerp bestemmingsplan gelijktijdig met het wettelijk vooroverleg ex art. 3.1.1 Bro aan de wijkraad Frans Hals verzonden. Voor de Patrimoniumbuurt en het Ripperdaterrein is geen wijkraad actief. Gedurende een periode van 6 weken, van 11 april 2008 tot en met 23 mei 2008, was het mogelijk om een schriftelijke reactie te geven. Ook is er op 15 mei 2008 een informatief overleg geweest waarin de gemeente een toelichting heeft gegeven op het bestemmingsplan.
Op 22 mei 2008 is schriftelijke reactie van de wijkraad Frans Hals ontvangen. In deze bijlage worden de onderdelen van de schriftelijke reactie kort samengevat weergegeven, waarna de beantwoording van de gemeente volgt. De schriftelijke reactie zelf is als bijlage 3 bijgevoegd.
Procedure
reactie
Het bestemmingsplan wordt opgesteld en in procedure gebracht door de Taskforce bestemmingsplannen, welke in een hoog tempo werkt. De wijkraad twijfelt of er voldoende tijd en aandacht is om het bestemmingsplan zorgvuldig op te stellen. Zij hebben de volgende vragen: 'Is er voldoende tijd geweest om het bestaande bestemmingsplan te evalueren, de doelen bij te stellen, de wensen en verbeterpunten uit de buurt voor de toekomst te inventariseren en uit te werken? In ieder geval is dit niet besproken met de wijkraad. Er is alleen een kort vooroverleg geweest waar de stadsdeelregisseur bij aanwezig was. Een aantal punten en wensen hebben we hier kunnen aangeven.
beantwoording
Aan dit concept bestemmingsplan is een uitgebreide voorbereidingsfase van 6 maanden vooraf gegaan. Het hoge tempo wordt veroorzaakt door een kortere procedure, en gaat niet ten koste van de inhoudelijke kwaliteit van het bestemmingsplan. Ten eerste is door de Gemeenteraad besloten om voor de consoliderende bestemmingsplannen van de Taskforce direct een concept ontwerp bestemmingsplan te maken. Ten tweede zal het bestemmingsplan onder de nieuwe Wro in procedure worden gebracht, waarin de goedkeuringsfase van de Provincie is verdwenen.
Consoliderend karakter
reactie
De Wijkraad is van mening dat het vastleggen van de huidige situatie (vooruitlopend op het beschermd stadsgezicht) een beperkende werking heeft op de door de gemeente wenselijke ruimtelijke en functionele ontwikkelingen. Dit doet onvoldoende recht aan de potentie en de kansen van de wijk. Het bestemmingsplan is op onderdelen in strijd met de gemeentelijke doelstellingen.
beantwoording
De relatie van het consoliderend bestemmingsplan en het gemeentelijke beleid is uitvoering onderzocht en weergegeven in de toelichting. Het bestemmingsplan is gebaseerd op het ruimtelijke beleid van de gemeente. Onduidelijk is op welke onderdelen het bestemmingsplan in strijd is met de gemeentelijke doelstellingen.
Beperking vrijstellingsmogelijkheden
reactie
In de nieuwe Wro worden de vrijstellingsmogelijkheden ex art. 19 beperkt. Hierdoor worden de bestemmingsplannen veel minder flexibel. De Wijkraad wenst dan ook ruime bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan.
beantwoording
De huidige WRO biedt een aantal vrijstellingsmogelijkheden. Deze zullen in de nieuwe Wro ook terug komen, als zijnde ontheffingen en projectbesluit. De flexibiliteit in dit bestemmingsplan wordt bepaald door binnenplanse ontheffingsmogelijkheden en gemengde bestemmingen. Er is dan ook geen aanleiding om vanwege de nieuwe Wro ruimere bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan op te nemen.
Bestaande rechten
reactie
De wijkraad vind het belangrijk dat bestaande verworvenheden niet verloren gaan.
beantwoording
In de voorbereiding op dit bestemmingsplan zijn de bestaande verworvenheden vanuit de geldende bestemmingsplannen, huidige situatie en verleende vrijstellingen voor functies en gebouwen in kaart gebracht. Dit is meegenomen in de integrale ruimtelijke afweging. De huidige situatie en de verleende vrijstellingen zijn positief bestemd.
Dakopbouwen
reactie
Op sommige plaatsen is op de plankaart de goothoogte hoger aangegeven dan de bestaande goothoogte. Ook is soms minder bouwvolume toegestaan ten opzichte van de huidige situatie. Dit is stedenbouwkundig willekeurig aangegeven. Ook zijn voor twee straten een maximale hellingshoek voorgeschreven, terwijl dit voor deze straten in het verleden niet is gehanteerd bij het vergunnen van dakopbouwen. De wijkraad vind dat als in een dakopbouw in het verleden is vergund, die in de toekomst voor de hele straat mogelijk moet blijven. De systematiek van bestemmingsplan Kleverparkbuurt zou ook in dit bestemmingsplan gehanteerd moeten worden.
beantwoording
Voor het bestemmingsplan is gekozen voor de systematiek van een Waarderingskaart. Deze methodiek wordt in Haarlem gebruikt wanneer een plangebied (toekomstig) beschermd stadsgezicht wordt. De stedenbouwkundige kwaliteiten die op de waarderingskaart staan aangegeven zijn op de plankaart vertaald in maximale goot- en bouwhoogten.
Naar aanleiding van deze reactie zijn de aangegeven goothoogten op de plankaart nagelopen en waar nodig aangepast. De twee straten waar op de plankaart een maximale hellingshoek is weergegeven, is verwijderd. Om stedenbouwkundige redenen is echter wel een kapverplichting opgenomen in de bestemmingsplanregels.
Stedenbouwkundige principes
reactie
De wijkraad is van mening dat stedenbouwkundige principes door de gemeente willekeurig worden aangepast. Dit wordt pas geformuleerd wanneer bewoners bezwaar maken tegen bouwplannen. In het bestemmingsplan worden vanuit stedenbouwkundig oogpunt keuzes gemaakt (bouwvolume). De wijkraad ziet dit graag beschreven in het plan. Ook eenduidige principes en kwaliteiten dienen eenduidig voor de gehele buurt opgenomen te worden.
beantwoording
Stedenbouwkundige uitgangspunten worden door de gemeente niet willekeurig toegepast. In hoofdstuk 5 van de toelichting van dit bestemmingsplan is dit verwoord. Naar aanleiding van deze reactie is de tekst in de toelichting op dit punt aangescherpt.
Een eenduidige principe voor de hele buurt zorgt voor een star bestemmingsplan. Op basis van stedenbouwkundige structuur van onderdelen van het plangebied is maatwerk geleverd. Dit is aangegeven in de bij de plankaart behorende waarderingskaart. Op basis hiervan is een keuze gemaakt voor de bouwregels.
Erfbebouwing
reactie
De bebouwingsmogelijkheden in de bestemming 'Tuin 2' zijn niet conform de huidige situatie ingetekend. Voor kleine percelen is het wenselijk dat er meer bebouwingsmogelijkheden zijn. Met name voor jonge gezinnen en ouderen is meer woonoppervlak noodzakelijk.
beantwoording
In het plangebied Frans Hals/Patrimonium komen duidelijke verschillen naar voren tussen de hoeveelheid bebouwing in de Frans Halsbuurt en de Patrimoniumbuurt. In de binnentuinen van de Frans Halsbuurt bevinden zich veel meer bouwwerken op de binnenterreinen dan in de Patrimoniumbuurt. In het bestemmingsplan is een afweging gemaakt hoe om te gaan met de bestaande bebouwing en toekomstige bebouwing in de binnentuinen. Stedenbouwkundig gezien is het gewenst dat de binnentuinen niet verder bebouwd raken. Dit zou ten koste gaan van open ruimte en lichtinval. Uitgangspunt is de standaard regeling van de gemeente voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen. De regeling is echter 'op maat gemaakt' voor het plangebied. De standaardregel welke een maximale bouwdiepte van 3 meter bepaald, is verwijderd, zodat ook in de vaak lange smalle achtertuinen in de Frans Halsbuurt een aan- of uitbouw gerealiseerd kan worden. Uitsluitend daar waar de gehele achtertuin is volgebouwd is een regeling opgenomen wat 100% bebouwing mogelijk gemaakt.
Gemengde bestemming
reactie
De wijkraad vind het belangrijk dat functiemenging van wonen en werken in de toekomst mogelijk blijft in de Frans Halsbuurt. Ook buurtwinkels op de hoeken zijn gewenst in de toekomst. Tevens wordt door de wijkraad opgemerkt dat de bestemming gemengd nu niet juist is opgenomen op de plankaart. De buurthouthandel in de Saenredamstraat is weg bestemd. De gemengde bestemming zoals deze in het vigerende bestemmingsplan is bepaald moet gehandhaafd blijven.
beantwoording
De wens van functiemening van wonen en werken wordt door de gemeente onderschreven voor het gedeelte van het plangebied wat binnen de Transvaalbuurt valt en de centrale zone aan weerzijde van de Schoterweg. Hier is functiemening een uitgangspunt van het ruimtelijke beleid van de gemeente (Structuurplan 2020). Het bestemmingsplan maak dit mogelijk door de bestemming 'Gemengd' toe te passen.
Voor de winkelfunctie in het plangebied is de Detailhandelsnota van de gemeente leidinggevend. Hierin wordt de Cronjéstraat aangemerkt als stadsdeelcentra, waarin de winkelfunctie geconcentreerd dient te worden. Ook in de aanloopstraten Schoterweg en Kennemerstraat is de winkelfunctie gewenst. Vanuit ruimtelijke economisch oogpunt zijn nieuwe winkels in de Frans Halsbuurt niet wenselijk. De Frans Halsbuurt is vanuit het structuurplan aangewezen als woongebied. Op basis hiervan is ervoor gekozen om alleen de huidige winkels en bedrijfsfuncties in de buurt positief te bestemmen en uitbreiding van detailhandel in de toekomst niet mogelijk te maken.
De bestaande buurthouthandel in de Saenredamstraat zal positief worden opgenomen in het bestemmingsplan. De plankaart is op dit punt aangepast.
Speelvoorzieningen
reactie
Speelvoorzieningen dienen op de plankaart aangegeven te worden. Tevens zou naast de bestemming 'Groen' en 'Maatschappelijk' ook de bestemming 'Verkeer' speelvoorzieningen toe moeten laten zodat het aantal speelvoorzieningen in de toekomst kan uitbreiden.
beantwoording
De gemeente onderschrijft de wens van de wijkraad om speelvoorzieningen in de toekomst uit te breiden. Het bestemmingsplan is op dit punt aangepast, zodat ook in de bestemming 'Verkeer' speelvoorzieningen mogelijk zijn.
Het is echter niet wenselijk om de exacte locatie van de bestaande speelvoorzieningen op de plankaart weer te geven. Hiermee wordt de functie immers beperkt en is een speelvoorziening op een andere locatie, of eventueel uitbreiding op de bestaande locatie, in de toekomst niet mogelijk. In hoofdstuk 2 van de toelichting is een paragraaf 'speelvoorzieningen' toegevoegd bij de beschrijving van de openbare ruimte. Hierin is ook een overzichtskaart met de huidige locaties van de speelvoorzieningen opgenomen.
Verkeer
reactie
Uit akoestisch onderzoek blijkt dat de waarde van geluidsoverlast op 62 en 63 dB(A) liggen. Dit is net onder de voorkeursgrenswaarde. De wijkraad ziet graag dat de gemeente dit akoestisch onderzoek vaker uitvoert, zodat maatregelen genomen kunnen worden wanneer blijkt dat de geluidsbelasting van het verkeer de voorkeursgrenswaarde overschrijdt.
beantwoording
In het akoestisch onderzoek is rekening gehouden met een doorlooptijd van 10 jaar. In het kader van dit bestemmingsplan is het niet noodzakelijk om nogmaals akoestisch onderzoek te doen. Aangenomen kan worden dat wanneer met zich aan de verkeersregels houdt, de geluidsbelasting de komende 10 jaar niet zal toenemen. Pas bij uitbreiding van een geluidsgevoelige bestemming zoals woningen is het wettelijk verplicht om akoestisch onderzoek uit te voeren om de geluidsoverlast op de gevel van de nieuwe woning te bepalen.
Sociaal maatschappelijke voorzieningen
reactie
Opgemerkt wordt dat het gemeentelijke beleid om de sociaal-maatschappelijke voorzieningen te verbeteren niet is vertaald in mogelijkheden in het bestemmingsplan. Momenteel heeft de buurt geen buurthuis meer en is er een sterke behoefte aan een nieuw buurthuis.
beantwoording
In dit bestemmingsplan is planologisch de mogelijkheid gecreëerd om de sociaal-maatschappelijke voorzieningen in het plangebied uit te breiden binnen de bestemmingen 'gemengd' en 'maatschappelijk'. Dit is terug te vinden in alle gemengde bestemmingen. Het beleidsuitgangspunt wordt in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Het is aan particuliere initiatiefnemers om dit te benutten en sociaal-maatschappelijke voorzieningen te realiseren.
Plangebied U
reactie
Op de plankaart is de huidige bebouwing en erfbebouwing op deze locatie niet juist in beeld gebracht. De toegang naar het achterliggende Franshals Hofje is wegbestemd.
Tevens is op de waarderingskaart het pand als orde 2 aangemerkt, terwijl er momenteel geen bebouwing aanwezig is. Over de toekomstige situatie van deze bestemming dient duidelijk gecommuniceerd te worden naar de buurt toe, mede gelet op de lange juridische geschiedenis.
beantwoording
De gemeente zal de plankaart aanpassen, zodat de toegang naar het Frans Halshofje mogelijk blijft.
Op de waarderingskaart zijn de gesloopte gebouwen aangeduid als te "herstellen stedenbouwkundige structuur."
Openbare ruimte
reactie
De Frans Halsbuurt is een van de dichtst bebouwde buurten in Haarlem. Er is te weinig groen, de stoepen zijn te smal en er is onvoldoende capaciteit om fietsen te stallen, en te weinig speelruimte voor de kinderen. De druk op de openbare ruimte komt niet ten goede aan de leefbaarheid van de buurt. Dit probleem is onvoldoende belicht in de toelichting van het bestemmingsplan. Tevens zijn oplossingen voor dit probleem gewenst.
beantwoording
De gemeente onderschrijft de reactie van de wijkraad. De toelichting zal worden aangepast. Het bestemmingsplan kan het probleem echter niet oplossen.
Splitsing gebouwen
reactie
Het illegaal splitsen van gebouwen en 'overbewoning' is een groot probleem in de Frans Halsbuurt. Het heeft een nadelig effect op de leefomgeving en de veiligheid. De wijkraad wenst een oplossing voor dit probleem.
beantwoording
De gemeente erkent het probleem en heeft hiervan melding gedaan bij de afdeling Handhaving. In het bestemmingsplan kan het tegengaan van kamerverhuur niet juridisch geregeld worden. De gemeenteraad zal dit probleem betrekken bij de komende afweging ten behoeve van het meerjarenprogramma handhaving en het uitvoeringsprogramma 2009.
Communicatie
reactie
De wijkraad verzoekt om een huis aan huis brief aan alle buurtbewoners rond te sturen, zodat de bewoners op de hoogte zijn van het nieuwe bestemmingsplan. De huidige communicatiemiddelen die gemeente gebruikt schieten te kort. Veel mensen lezen de informatiebronnen niet.
beantwoording
De gemeente sluit voor de informatieverstrekking van dit bestemmingsplan aan op de wettelijke procedures om de buurtbewoners te informeren. Het is niet gebruikelijk om ook huis aan huis brieven te verspreiden. Het is ieders verantwoordelijkheid om de informatiebronnen te raadplegen. De gemeente stemt wel in met het voorstel van de wijkraad om daarnaast de aankondiging van de informatieavond op te nemen in de wijkkrant, die huis aan huis wordt verspreid.
Ontwikkelingsplannen
reactie
Met de nieuwbouwplannen van het Ripperdaterrein en de toekomstige bouwplannen op de aangrenzende locatie van de Deo zal er voor de Franshalsbuurt de komende jaren veel veranderen. De wijkraad vindt het belangrijk dat de kwaliteit van de openbare ruimte niet verder verslechterd. Aandachtspunten zijn hierbij de verkeersituatie, de leefbaarheid in de wijk en het openbaar groen.
beantwoording
Van de reactie is kennis genomen.
Samenwerking
reactie
De wijkraad heeft tijdens het vooroverleg in januari een aantal belangrijke punten en wensen kunnen aangeven, maar ziet hier niet veel van terug in het bestemmingsplan. De volgende onderwerpen/vragen zijn besproken: woningsplitsing, wens nieuw buurthuis, meer stallingsmogelijkheden fiets, planontwikkeling Kennemerstraat, blijft prostitutie verboden?, gebrek groen, speelruimte en parkeren.
Ook wordt aangegeven dat het wenselijk is de geformuleerde beleidspunten de komende jaren concreet uit te werken in samenspraak met de wijkraad.
beantwoording
De wensen van de wijkraad zijn deels meegenomen in het bestemmingsplan. Zo is prostitutie in het hele plangebied verboden, zijn maatschappelijke voorzieningen mogelijk voor het realiseren van een nieuw buurthuis, zijn parkeervoorzieningen planologisch mogelijk binnen de bestemming verkeer, zijn speelvoorzieningen binnen diverse bestemmingen mogelijk en is het bestaande groen consoliderend bestemd. Het bestemmingsplan kan de realisering van de aangegeven wensen echter niet mogelijk maken. Wanneer beleidsuitgangspunten worden uitgewerkt zal dit in samenspraak met de wijkraad plaatsvinden. De gebiedsregisseur heeft hierin een coördinerende taak.
Beschermd stadsgezicht
reactie
Er worden vraagtekens gezet of het beschermd stadsgezicht voordelig zal zijn voor de inwoners van de buurt. Zeker wanneer bestaande verworvenheden (dakopbouwen, bestemmingen) niet meer mogelijk zijn in de toekomst.
beantwoording
De stedenbouwkundige kwaliteiten zullen door de aanwijzing als beschermd stadsgezicht in de toekomst behouden blijven. Ook is de rechtszekerheid van de bewoners gewaarborgd en kan het ten goede komen aan de leefbaarheid van de buurt.
In dit bestemmingsplan wordt de huidige situatie positief bestemd. De rechten op basis van het thans vigerende bestemmingsplan worden verwerkt in dit nieuwe bestemmingsplan. Bij de afweging om in de toekomst een ontheffing te verlenen van de bouwregels, zullen stedenbouwkundige uitgangspunten zwaarder wegen in verband met de uitbreiding van het beschermd stadsgezicht.
Ook de verworvenheden qua gebruiksfuncties zijn volgens de huidige situatie bestemd. Hierbij is enige flexibiliteit geboden om gebruiksfuncties van een pand te veranderen, wanneer dit aansluit op het ruimtelijke beleid van de gemeente.
In het kader van het wettelijk vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het concept ontwerp bestemmingsplan toegestuurd aan:
In deze bijlage worden de inhoudelijke reacties van het artikel 3.1.1 Bro overleg verwerkt. Hierbij wordt onder elke reactie het antwoord van de gemeente weergegeven.
reactie
Het plan gaat kort, maar toereikend in op het provinciale ruimtelijk beleid.
beantwoording
Hiervan wordt kennis genomen.
reactie
Opgemerkt wordt dat het aspect archeologie beperkt beoordeeld kan worden vanwege de 'pm' in het conceptplan. Wel wordt opgemerkt dat de provinciale CHW en een indicatieve archeologische waardekaart magere instrumenten zijn om een bescherming te motiveren. De Monumentenwet verplicht om archeologische waarden en verwachtingen in het bestemmingsplan op te nemen. Uit de toelichting blijkt niet of in aanvulling op de genoemde instrumenten archeologisch onderzoek is uitgevoerd. De uitkomsten daarvan dienen het beschermingsregime te bepalen. Het plan is op dit punt nog niet uitgewerkt.
beantwoording
Naar aanleiding van de reactie is de toelichting op dit punt aangepast. De PM is ingevuld en er is een uitgebreide motivering van de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" toegevoegd. Met de goedkeuring van de Wet op de acheologische monumentenzorg (Wamz) (1 september 2007) en de verregaande decentralisatie van verantwoordelijkheden naar gemeentelijk niveau is het, gezien het rijke bodemarchief van Haarlem, niet alleen noodzakelijk, maar ook zeer wenselijk een degelijk archeologiebeleid te voeren. Bodemroerende activiteiten in deze archeologisch waardevolle gebieden zijn slechts toegestaan nadat de voor deze gebieden noodzakelijke archeologische maatregelen genomen zijn. Archeologisch vooronderzoek in deze gebieden is verplicht. Het bevoegd gezag (de stadsarcheoloog) bepaalt vervolgens of nadere maatregelen noodzakelijk zijn. Pas daarna kunnen bodemingrepen uitgevoerd worden.
Omdat het bestemmingsplan conserverend van karakter is zal er naar verwachting geen archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn, aangezien er geen bodemroerende activiteiten plaats zullen vinden.
reactie
De historische bouwkunde wordt uitvoerig beschreven onder de paragraaf Archeologie. Belang en waarde rechtvaardigen een eigen paragraaf.
beantwoording
De gemeente onderschrijft de reactie. Historische bouwkunde is in een eigen paragraaf Cultuurhistorie weergegeven (zie paragraaf 4.8 van de toelichting).
reactie
Onduidelijk is hoe de historische geografie in de planuitwerking terug komt en hoe deze waarden in het plan worden beschermd.
beantwoording
De waarden worden in het bestemmingsplan beschermd door het vastleggen van het stratenpatroon, door middel van de afzonderlijke bestemming voor verkeer.
reactie
De regels verwijzen naar de plankaart. Dit is met het oog op de digitale beschikbaarstelling niet logisch.
beantwoording
Hiervan wordt kennis genomen. Het digitaal beschikbaar stellen is binnen de gemeente in voorbereiding.
reactie
In de reactie wordt aangegeven dat er opmerkingen zijn over de consistentie van de regels volgens de SVBP. Enkele regels verwijzen naar de plankaart, en andere niet.
beantwoording
De regels van het bestemmingsplan zijn inderdaad nog niet geheel consistent, aangezien dit een van de eerste bestemmingsplannen van de gemeente Haarlem zijn die volgens de SVBP 2008 zijn opgesteld. Dit is aangepast, conform de nieuwste versie van de SVBP 2008. De aanpassingen hebben uitsluitend betrekking op de opbouw van de regels, inhoudelijk heeft dit niet tot aanpassingen geleid.
2. Hoogheemraadschap van Rijnland
reactie
In de reactie wordt verzocht om de recent gelegde Afvalwatertransportleiding tussen Haarlem Zuid en Haarlem Waarderpolder met bijbehorende beschermingszones op te nemen in de regels en op de plankaart. Tevens wordt voorgesteld om hier een aanlegvergunningstelsel aan te koppelen.
beantwoording
Dit voorstel is verwerkt in het bestemmingsplan. Er is een dubbelbestemming 'Leiding - Riool' opgenomen in de regels en tevens is de strook op de plankaart weergegeven.
reactie
Tevens wordt in de reactie voorgesteld om de watergang rond de Ripperdakazerne aan te geven op de plankaart middels de bestemming 'Water'.
beantwoording
Op dit moment is de herinrichting van de openbare ruimte rond het Ripperda terrein nog niet afgerond. Er bestaat nog enige onduidelijkheid over de exacte situering van de watergang. Om deze reden wordt oppervlaktewater binnen de bestemming groen mogelijk gemaakt en is het nog niet mogelijk om het op de plankaart weer te geven.
reactie
Ook wordt verzocht om binnen de bestemming 'water' rekening te houden met de waterhuishoudkundige functie ( zoals sluizen. bruggen, gemalen enz.)
beantwoording
Het voorschrift is op dit punt verduidelijkt zodat ook bijbehorende waterhuishoudkundige doeleinden mogelijk zijn.
reactie
Tot slot wordt verzocht om 'water' zoveel mogelijk op te nemen in de doeleindenomschrijving van aangrenzende bestemmingen.
beantwoording
De functie water wordt mogelijk gemaakt binnen de aangrenzende bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer' en 'Tuin 2'.
3. VROM-inspectie
reactie
In de reactie wordt een opmerking gemaakt met betrekking tot het Luchthavenindelingsbesluit (Lib). In de toelichting wordt terecht aangegeven dat een gedeelte van het plangebied in het beperkingengebied van het Lib ligt. Daarbij wordt aangegeven dat de relevantie van de beperkingen voor het plangebied gering is. De geldende bouwhoogten liggen ver onder de hoogtebeperkingen van het Lib en bovendien bestaan geen bestemmingen binnen het plangebied met een vogelaantrekkende werking. Desondanks dienen de beperkingen van het Lib verdisconteerd te worden in bestemmingsplannen die binnen het beperkingengebied vallen. Verzocht wordt om zowel de regels als de plankaart op dit punt aan te passen.
beantwoording
De hoogtebeperking in dit gebied varieert van 100 tot 145 meter. In de bestaande situatie komt zulke hoge bebouwing niet voor en in het voorliggende bestemmingsplan wordt de mogelijkheid voor dergelijke bebouwing niet geboden. Hiermee is de hoogtebeperking niet ruimtelijk relevant voor het plangebied.
4. Ministerie van Verkeer en Waterstaat
reactie
De eerste reactie heeft betrekking op het beleidskader van het bestemmingsplan. In bijlage 1 van het plan ontbreekt in de beschrijving van het rijksbeleid de Vierde Nota Waterhuishouding. De doelstelling van het beleid in deze nota is duurzame en veilige watersystemen in stand te houden of tot stand te brengen. Dit beleid vormt ook de basis voor de watertoets, die het Besluit op de ruimtelijke ordening voor alle ruimtelijke plannen voorschrijft.
Dit hoofdstuk zou naar mijn mening uitgebreid moeten worden met een onderdeel Europees beleid, waarin o.a. de Kaderrichtlijn Water wordt beschreven. De doelstelling van de kaderrichtlijn Water zal ik hieronder samenvatten.
De kaderrichtlijn heeft tot doel landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater te beschermen om:
1. van water afhankelijke ecosystemen in stand te houden en te verbeteren;
2. de beschikbaarheid van water veilig te stellen en het duurzaam gebruik te bevorderen;
3. het aquatisch milieu in stand te houden en te verbeteren door het voorkomen van verontreiniging;
4. de gevolgen van overstroming en droogte te beperken.
De kaderrichtlijn bevat tevens een instrumentarium om deze doelstellingen te bereiken. Het beleid van de kaderrichtlijn wordt momenteel geïmplementeerd in de Waterwet, die de capaciteit van het wegennet in voorbereiding is.
beantwoording
De toelichting is aangepast naar aanleiding van de reactie (zie bijlage 1 Rijks- en Provinciaal beleid).
reactie
Ten tweede wordt opgemerkt dat de waterparagraaf niet volledig is. In deze paragraaf ontbreekt een beschrijving van:
Ik adviseer u deze paragraaf aan te passen.
beantwoording
De toelichting is aangepast naar aanleiding van de reactie (zie paragraaf 4.4 Water). In paragraaf 7.2 zijn de uitkomsten van het overleg met het Hoogheemraadschap in het kader van de watertoets weergegeven.
reactie
Als laatste opmerking betreft de toelichting wordt gesteld dat in het plan een paragraaf verkeer en vervoer ontbreekt. Deze paragraaf zou inzicht moeten geven in:
-de ontsluiting van het plangebied voor de verschillende modaliteiten, waaronder het openbaar vervoer;
- de verkeersproductie binnen het plangebied in relatie tot de capaciteit van het wegennet, de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid.
beantwoording
De verkeer en vervoersparagraaf is opgenomen binnen paragraaf 2.5 Openbare ruimte. De tekst is aangepast naar aanleiding van de reactie.
reactie
Betreft de regels wordt een opmerking gemaakt over artikel 13 'Water'. In het belang van een goede waterhuishouding is het naar de mening van de het Ministerie van Verkeer en Waterstaat noodzakelijk in dit voorschrift een verbod op te nemen om het profiel van wateroppervlakken te verkleinen. Van dit verbod zou het college van Burgemeester en Wethouders na instemming van de waterbeheerder vrijstelling kunnen verlenen. Geadviseerd wordt dit voorschrift aan te passen.
beantwoording
Onduidelijk is waar de noodzaak op is gebaseerd om zo'n verbod op te nemen. Tevens ontbreekt een motivering waarom dit ruimtelijk relevant is. De gemeente ziet geen aanleiding om op dit verzoek in te gaan. Wanneer er sprake is van aanpassingen van het watersysteem moet aan het Hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning worden aangevraagd op grond van het Keur. Ook hanteert de gemeente het Integraal Water Plan, waarin gezamenlijk met de waterbeheerder beleid is opgesteld voor het water binnen de gemeente. De waterbeheerder heeft hiermee voldoende instrumenten om invloed uit te oefenen op het beheer van het water.
5. Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten
reactie
In de reactie wordt aangegeven dat het plan in voldoende mate bescherming beidt conform artikel 36 Monumentenwet ter effectuering van het nog aan te wijzen beschermde stadsgezicht 'Haarlem Noord'. Desondanks verdient het aanbeveling om een algemeen voorschrift op te nemen ten aanzien van het (nog aan te wijzen) beschermde stadsgezicht. Hierbij kan dan de mogelijkheid worden gegeven om ruimtelijke ontwikkelingen en invullingen nader te toetsen aan de instandhouding van de historische structuur en ruimtelijke beeldkwaliteit. Deze mogelijkheid is nu bijvoorbeeld bij groenbestemmingen niet mogelijk.
beantwoording
De gemeente Haarlem heeft voor de systematiek gekozen om het beschermd stadsgezicht te beschermen middels een waarderingskaart en een bijbehorende beschrijving van de historische structuur en de ruimtelijke beeldkwaliteit. Dit is tevens vertaald in de bouwregels van de regels, zodat hieraan getoetst kan worden. Het voorgestelde algemene voorschrift, zijnde een 'beschrijving in hoofdlijnen' is hiermee niet noodzakelijk en tevens niet meer mogelijk binnen de bindende regels van de SVBP 2008. Wanneer de definitieve aanwijzing beschermd stadsgezicht zal worden afgegeven, zullen ook alle vergunningsvrije bouwwerken licht vergunningspichtig worden, zodat hierbij een bestemmingsplantoets uitgevoerd zal worden (ook binnen de groenbestemming).
reactie
Daarnaast is het wenselijk om een aanlegvergunning te vereisen voor ontgravingen, verhardingen, etc. met als doel instandhouding van de ruimtelijke kwaliteit. Een aanlegvergunning is nu enkel voorbehouden aan het archeologisch waardevolle gebied.
beantwoording
Wanneer een aanlegvergunningstelsel wordt gekoppeld aan de ruimtelijke kwaliteit van de bebouwing zou er geen enkel directe bouwrecht meer mogelijk wordt gemaakt voor de bewoners. Aangezien het karakter van het plan op dit moment ook beschermenswaardig genoeg is in het kader van de Monumentenwet, wordt het voorstel om een aanlegvergunning op te nemen niet overgenomen.
6. Vrouwen Advies Commissie
reactie
Ten zuiden van het Ripperdaterrein wordt een stukje openbaar groen gemist. Voor kleine kinderen is hier geen speelgelegenheid.
beantwoording
Het bestaande openbaar groen is positief bestemd in het plangebied. Het tekort aan speelvoorzieningen wordt onderschreven door de gemeente. Uitbreiding van speelvoorzieningen is mogelijk gemaakt binnen de bestemming 'Groen', 'Maatschappelijk' en 'Verkeer'.
7. PWN Waterleidingbedrijf Noord Holland
reactie
Het PWN verzoekt om voldoende ruimte voor beheer en onderhoud van de leidingen in het plangebied.
beantwoording
Het leggen van leidingen is mogelijk binnen de bestemming 'Verkeer' en 'Groen'. Het eventueel vrijhouden van mogelijke leidingenstroken van bomen en of stekelige beplanting behoort niet tot de doelen van een bestemmingsplan.
reactie
Het PWN attendeert erop dat, indien noodzakelijke voorzieningen voor de nieuwbouw op het gebied van bluswater niet kunnen worden ingepast, alternatieven in een vroeg stadium onderzocht moeten worden.
beantwoording
Het bestemmingsplan is conserverend en bevat geen nieuwbouwlocaties. Het Ripperdaterrein is in de fase van uitvoering en wordt ook conserverend in het bestemmingsplan opgenomen.
reactie
Er wordt aandacht gevraagd voor het standaard document VANN ten behoeve van de aanleg van nutsvoorzieningen.
beantwoording
De gemeente Haarlem conformeert zich niet aan het huidige VANN document. Momenteel werkt de gemeente samen met enkele andere gemeenten en de Vereniging Noord-Hollandse Gemeenten (VNGH) aan een alternatief. Dit is uitgewerkt in een nieuwe VANN overeenkomst.
reactie
Het PWN gaat er vanuit dat er in het plangebied geen vervuilde gronden aanwezig zijn. Dit in verband met de aanleg van drinkwaterleidingen.
beantwoording
In paragraaf 4.3 van de plantoelichting wordt ingegaan op de bodemkwaliteit. Dit gebeurt met behulp van de bodemkwaliteitskaart van Haarlem. Deze informatie is echter te algemeen om hier aannames aan te verbinden voor de aanleg van drinkwaterleidingen. Bij de eventuele aanleg van drinkwaterleidingen is het de verantwoordelijkheid van de uitvoerder om zich te informeren over de specifieke bodemsituatie ter plaatse.
8. Nederlandse Spoorwegen
reactie
De Nederlandse Spoorwegen geven aan dat gelet op de ligging van het plangebied ten opzichte van de NS-gronden of de spoorlijn geen belangen van hen in het geding zijn.
beantwoording
Hiervan wordt kennisgenomen
9. Kamer van Koophandel
reactie
De Kamer van Koophandel geeft aan dat zij met belangstelling kennis hebben genomen van het concept ontwerp bestemmingsplan 'Frans Hals/ Patrimonium'. In het kader van het wettelijk vooroverleg art. 3.1.1. Bro heeft de Kamer van Koophandel geen specifieke op- of aanmerkingen op het concept ontwerp bestemmingsplan.
beantwoording
Hiervan wordt kennis genomen.
10. Ministerie van Defensie Commando Dienstencentra
reactie
Het concept ontwerp bestemmingsplan 'Frans Hals/ Patrimonium' heeft de Ministerie geen aanleiding gegeven tot het maken van op- of aanmerkingen.
beantwoording
Hiervan wordt kennis genomen.
11. Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)
reactie
LVNL deelt mee dat er geen bezwaar is op het concept ontwerp bestemmingsplan, aangezien in het plangebied geen bouwwerken voorkomen die de hoogten van 100 tot 145 meter benaderen.
beantwoording
Hiervan wordt kennis genomen.
12. Gasunie
reactie
Op grond van de toetsing aan het nieuwe externe veiligheidsbeleid van het ministerie van Vrom voor de aardgastransportleidingen is Gasunie tot de conclusie gekomen dat het plangebied buiten de 1% legaliteitsgrens van de leidingen van Gasunie valt. Daarmee staat vast dat deze leidingen geen invloed hebben op de verdere planontwikkeling.
beantwoording
Hiervan wordt kennis genomen.
Straat | Huisnr. | Korte omschrijving |
|
Berckheydestraat | 28 | Bouwjaar ca. 1900. Het gaat hier om het middelste pand (nr. 28) van een vanuit één opzet gerealiseerd bouwblok met drie middenklassewoningen (nrs. 26-28-30). Op de nrs. 26 en 30 hebben teveel wijzigingen plaatsgevonden, nr. 28 bleef evenwel overwegend gaaf behouden. De woning maakt deel uit van een aaneengesloten gevelwand aan de oostzijde van de Berckheydestraat, schuin tegenover de Grebberstraat. De bebouwing aan deze straten dateert overwegend uit de late 19de en vroege 20ste eeuw en is kenmerkend voor de Frans Halsbuurt. Het onderhavige pand telt twee bouwlagen en een zolderverdieping en heeft een breedte van vijf vensterassen. Het pand is uitgevoerd in een sobere Neorenaissance-trant, met enig siermetselwerk en gevelopeningen met hanenkam danwel segmentboog. Er is een door houten sierkorbelen ondersteund balkon. | |
35 | Bouwjaar ca. 1900. Als een beneden- en bovenwoning met afzonderlijke ingangen opgezet pand met twee bouwlagen, een zolderverdieping onder een plat dak met een schuin schild, en een breedte van vier vensterassen. Het vrijstaande bouwwerk maakt deel uit van de historische gevelwand aan de westkant van de Berckheydestraat. De bebouwing aan deze straat dateert overwegend uit de late 19de en vroege 20ste eeuw en is kenmerkend voor de Frans Halsbuurt. Berckheydestraat 35 is uitgevoerd in Neorenaissance-trant, met speklagen, negblokken, geboorte- en sluitstenen. In de boogtrommels bevindt zich veelkleurig siermetselwerk. Uiterst rechts is een gevelsteen geplaatst. Vrij gaaf bewaard gebleven karakter. | ||
Frans Halsplein | 1,2,3,4 en 5 | Bouwjaar ca. 1880. Blok van vijf herenhuizen aan de noordzijde van het Frans Halsplein, tussen de Frans Halsstraat (westkant) en de Schoterweg. Waarschijnlijk werden de huizen oorspronkelijk bewoond door officieren van de niet ver hiervandaan gelegen Ripperdakazerne. Het blok telt drie bouwlagen. Iedere woning is drie vensterassen breed en voorzien van een zolderverdieping onder een afgeplat omlopend schilddak. De representatief vormgegeven voorgevels zijn karakteristiek voor het Eclecticisme en verlevendigd met diverse gepleisterde details. Klassieke gevelindeling met een sokkelverdieping en een bel-étage. Opvallende balkons met sierconsoles in terra cotta. Er vonden enkele detailwijzigingen plaats maar het authentieke karakter van dit markante blok bleef zeer goed herkenbaar. | |
6,7,8,9 en 10 | Bouwjaar ca. 1880. Blok van vijf herenhuizen aan de westzijde van het Frans Halsplein, tussen de Schotersingel (zuidzijde) en de Frans Halsstraat. Waarschijnlijk oorspronkelijk in gebruik geweest als woningen van de officieren van de vlakbij gelegen Ripperdakazerne. Het bouwblok is drielaags. Per woning zijn de gevels drie vensterassen breed. Afzonderlijke zolderverdiepingen onder een afgeplat omlopend schilddak. Representatieve voorgevels in een eclectische stijl met diverse gepleisterde details en markante balkons met sierconsoles in de vorm van atlanten. Klassieke gevelindeling met een sokkel- of dienstverdieping en een bel-étage. Gaaf bewaard gebleven karakter. | ||
Frans Halsstraat | 1,3,5,7,9,11,13,15,17,19,21,23,25 en 27 | (Nr. 27 één geheel met Schoterstraat 2B en 2C). Bouwjaar 1881. Uit herenhuizen bestaand bouwblok aan de noordoostkant van de Frans Halsstraat, vergelijkbaar van opzet als de tegenover gelegen en in dezelfde periode gebouwde gebouwen op de nrs. 2-28. Op nr. 27 is een vrml. winkelhuis gesitueerd. Het blok is tweelaags en voorzien van zolderverdiepingen onder overwegend gezamenlijke kappen. Per woning zijn de gevels drie vensterassen breed. De in eclectische stijl vormgegeven gevels zijn verlevendigd met deels in blokverband uitgevoerde gepleisterde gevelpilasters en kroonlijsten. Op verschillende adressen accentueren balkons de middelste vensteras van de woningen. Onder een segmentboog gevatte gevelopeningen met sluitstenen. Er vonden enige wijzigingen plaats maar het authentieke karakter is goed bewaard gebleven. | |
2,4,6,8,10, 12,14,16,18, 20,22,24,26 en 28 |
Bouwjaar 1881. Uit herenhuizen bestaand bouwblok aan de zuidwestkant van de Frans Halsstraat, vergelijkbaar van opzet als de tegenover gelegen en in dezelfde periode gebouwde gebouwen op de nrs. 1-27. Op nr. 28 is een vrml. winkelhuis gesitueerd, met aan de zijkant een forse erkeruitbouw. Het blok is tweelaags en voorzien van zolderverdiepingen onder deels gezamenlijke kappen. Per woning zijn de gevels drie vensterassen breed. De in eclectische stijl vormgegeven gevels zijn verlevendigd met deels in blokverband uitgevoerde gepleisterde gevelpilasters en kroonlijsten. Op verschillende adressen accentueren balkons de middelste vensteras van de woningen. Onder een segmentboog gevatte gevelopeningen met sluitstenen. Er vonden enige wijzigingen plaats maar het authentieke karakter is goed bewaard gebleven. | ||
30,30r,32, 32r,34,34r, 36,36r,38, 38r,40,40r, 42,42r,44, 44r,46 en 48 |
Bouwjaar 1895. Uit beneden- en bovenwoningen bestaand blok aan de zuidkant van de Frans Halsstraat, waar deze een kruispunt vormt met de Kennemerstraat. Dit blok omvat een door twee zijstraten ingeklemde gevelwand en is kenmerkend voor de overwegend uit de late 19de en vroege 20ste eeuw daterende bebouwing in de Frans Halsbuurt. Het blok telt twee bouwlagen en een zolderverdieping onder een zadeldak met gesmoorde dekking. De woningen werden uitgevoerd in Neorenaissance-trant, met siermetselwerk in grijsgebakken steen. De door flauwe segmentbogen ontlaste gevelopeningen zijn verlevendigd met gepleisterde sluitstenen. Een hoofdgestel met lijstgoot vormt de gevelbeëindiging. Alhoewel de woningen vooral in de detaillering wijzigingen ondergingen bleef het authentieke karakter van dit markante blok goed herkenbaar. | ||
Johannes de Breukstraat | 5,7,9,11,13,15,17,19 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit acht woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. In het onderhavige blok zijn twee keer twee woningen toegankelijk via een rondboogportiek waarboven de gevel uitmondt in een 'gebroken' topgevel met een steekkap in de vorm van een mansarde. | |
6,8,10,12 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit vier woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. In het onderhavige blok monden de twee middelste vensterassen uit in een 'gebroken' topgevel met een steekkap in de vorm van een mansarde. | ||
14,16,18,20,22,24,26,28,30,32 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit tien woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. Het onderhavige blok wordt verder gekenmerkt door een opzet met schuin aansluitende zijvleugels, welke een plantsoen omarmen. De symmetrie wordt geaccentueerd door in het midden en bij de hoeken gesitueerde topgevels. De middelste topgevel is verlevendigd met houtbeschot. Hier bevindt zich bovendien een figuratieve gevelsteen met vogelmotieven. | ||
21,23,25,27,29,31,33,35,37,39 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit tien woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. Diverse ingangen zijn opgenomen in een rondboogportiek. Tezamen met enkele wisselend vormgegeven topgevels accentueren deze portieken de symmetrische opzet van het bouwblok. | ||
34,36,38,40 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit vier woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. In het onderhavige blok monden de twee middelste vensterassen uit in een 'gebroken' topgevel met een steekkap in de vorm van een mansarde. | ||
41-49 | Eén geheel met President Steynstraat 1-3-5. Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit zes éénlaags woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand alsmede twee tweelaags winkelhuizen. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. Het onderhavige blok vormt een knik bij de aansluiting op genoemde straten. Zowel op de knik als op de hoek met de Zocherstraat vormt een vrml. buurtwinkeltje een markant accent. De twee assen brede woningen hebben telkens twee gekoppelde ingangen en zijn voorzien van gezamenlijke mansardedaken. | ||
31 en 33 | Bouwjaar 1914. Dubbel herenhuis dat deels vrijstaand is gelegen aan de oostzijde van de Judith Leysterstraat en deel uitmaakt van de min of meer aaneengesloten gevelwanden rondom het terrein van de vrml. Ripperdakazerne. Hier bevindt de woning zich vlakbij de aansluiting op de Kleverlaan die de noordgrens van de Frans Halsbuurt markeert. Het vier vensterassen brede pand telt twee bouwlagen en een zolderverdieping met een roodgedekt schild. De in een rationalistische trant vormgegeven voorgevel is symmetrisch, met in het midden een gezamenlijke erker met balkons en opzij hiervan gelegen hoofdingangen. De middenas van de gevel wordt geaccentueerd door een topgevel met steekkap. Overwegend gaaf behouden gebleven karakter. | ||
37 | Bouwjaar ca. 1915 (één geheel met Kleverlaan 56). Op de hoek van de Judith Leysterstraat en de Kleverlaan gelegen woonhuis met een op de begane grond afgeschuinde hoekpartij. Het object ligt langs de noordgrens van de Frans Halsbuurt en maakt deel uit van de min of meer aaneengesloten gevelwanden rondom het uitgestrekte terrein van de vrml. Ripperdakazerne. Er zijn twee bouwlagen en een zolderverdieping onder een afgeplat omlopend schilddak. Aan de kant van de Kleverlaan is de woning drie vensterassen breed (incl. de afgeschuinde hoek). De woning is uitgevoerd in een traditioneel-rationalistische trant met gevelopeningen met lateien en (op de hoek) een door hardstenen consoles ondersteunde vensterpartij. Opmerkelijk forse vensters op de begane grond. In zijn opzet en vormgeving is het authentieke karakter vrij goed behouden gebleven. | ||
Kennemerstraat | 2 en 4 RD en ZW | Bouwjaar circa 1895-1900. Het betreft een bouwblok met vier vanuit één opzet gerealiseerde burgerhuizen. Deze woningen staan aan de oostkant van de Kennemerstraat niet ver van de aansluiting op de Schotersingel. Ze zijn kenmerkend voor de overwegend laat 19de- en vroeg 20ste-eeuwse bebouwing in de Frans Halsbuurt en werden uitgevoerd in Neorenaissance-trant. Karakteristiek voor dit van twee bouwlagen en een zolderverdieping voorziene blok zijn de gepleisterde speklagen, geboorte- en sluitstenen. De gevels worden beëindigd door een hoofdgestel en er zijn twee dakkapellen met een timpaan. Overwegend gaaf behouden gebleven karakter. | |
18,20 en 22 RD en ZW | Bouwjaar circa 1900. Vanuit één opzet gerealiseerd bouwblok met drie benedenwoningen en drie bovenwoningen. Deze woningen staan aan de oostkant van de Kennemerstraat. Ze zijn kenmerkend voor de overwegend laat 19de- en vroeg 20ste-eeuwse bebouwing in de Frans Halsbuurt en werden uitgevoerd in Neorenaissance-trant. Het blok telt twee bouwlagen en een zolderverdieping. Per wooneenheid is de gevel drie vensterassen breed, met telkens twee naast elkaar gelegen ingangen en op de verdieping een hierboven gelegen blind gevelcasement. Karakteristiek voor de vormgeving zijn de segmentbogen en speklagen met siermetselwerk in gele verblendsteen. De voorgevel wordt beëindigd door een hoofdgestel. Er zijn enkele bovenlichten met glas-in-lood. Redelijk gaaf behouden gebleven karakter. | ||
64, 66 en 68 | Bouwjaar 1924 (één geheel met Schoterweg 65,67 en 69). Uit enkele bedrijfs- en horecagebouwen alsmede beneden- en bovenwoningen bestaand bouwblok. Het blok bevindt zich op een spievormig perceel bij de aansluiting van de Kennemerstraat op de Schoterweg, schuin tegenover de vrml. Ripperdakazerne. De Schoterweg is een doorgaande weg in de Frans Halsbuurt. Net als de Kennemerstraat wordt deze weg gekenmerkt door gevelwanden met gevarieerde bebouwing uit diverse periodes. Het onderhavige bouwblok telt drie bouwlagen onder platte daken. Aan de voorkant (noordzijde) wordt het gebouw gekenmerkt door een symmetrische opzet met langs de begane grond gelegen uitbouwen met een balkon en brede café-puien. Langs de beide zijgevels overheerst de opzet met gevelopeningen in een wisselend formaat. Ter hoogte van de trappenhuizen bevinden zich kleinere vensters. De zakelijke en sober vormgegeven bakstenen gevels zijn verlevendigd met enig siermetselwerk. Ondanks detailwijzigingen bleef het authentieke karakter goed herkenbaar. | ||
Kleverlaan | 44,46,48 en 50 | Bouwjaar 1915. Uit vier middelgrote herenhuizen bestaand bouwblok aan de zuidzijde van de Kleverlaan. De woningen maken deel uit van een aaneengesloten gevelwand langs de noordgrens van de Frans Halsbuurt en behorende tot de omkadering van het uitgestrekte terrein van de vrml. Ripperdakazerne. Binnen de hier bedoelde gevelwand bevinden zich diverse min of meer gelijktijdig tot stand gekomen herenhuizen. De vier onderhavige woningen tellen twee bouwlagen en een zolderverdieping onder een plat dak met aan de voorkant een schuin schild. In twee gevallen is er later op het platte dak een verdieping aan toegevoegd. Iedere woning heeft een breedte van twee vensterassen. Qua vormgeving sluiten de woningen aan bij het Rationalisme en de Landhuisstijl. Karakteristiek zijn de rondboogportieken, erkers en topgevels met sierbeschot. Afgezien van genoemde toevoegingen is het authentieke karakter overwegend gaaf behouden gebleven. | |
52 en 54 | Bouwjaar 1917. Dubbel herenhuis dat deel uitmaakt van een aaneengesloten gevelwand aan de zuidzijde van de Kleverlaan. De gevelwand is langs de noordgrens van de Frans Halsbuurt gesitueerd en behoort tot de omkadering van het uitgestrekte terrein van de vrml. Ripperdakazerne. Het onderhavige bouwwerk telt twee bouwlagen en een zolderverdieping onder roodgedekte schilddaken. Per woning een breedte van twee assen. In zijn vormgeving is het object karakteristiek voor het Nieuw-Historisme, met diverse aan de Renaissance ontleende motieven zoals speklagen en kruiskozijnen. Door de afwisseling van erkers, risalieten en terugwijkende geveldelen heeft het blok een levendig karakter. Vrij gaaf behouden gebleven karakter. | ||
56 | Bouwjaar ca. 1915 (één geheel met Judith Leysterstraat 37). Op de hoek van de Judith Leysterstraat en de Kleverlaan gelegen woonhuis met een op de begane grond afgeschuinde hoekpartij. Het object ligt langs de noordgrens van de Frans Halsbuurt en maakt deel uit van de min of meer aaneengesloten gevelwanden rondom het uitgestrekte terrein van de vrml. Ripperdakazerne. Er zijn twee bouwlagen en een zolderverdieping onder een afgeplat omlopend schilddak. Aan de kant van de Kleverlaan is de woning drie vensterassen breed (incl. de afgeschuinde hoek). De woning is uitgevoerd in een traditioneel-rationalistische trant met gevelopeningen met lateien en (op de hoek) een door hardstenen consoles ondersteunde vensterpartij. Opmerkelijk forse vensters op de begane grond. In zijn opzet en vormgeving is het authentieke karakter vrij goed behouden gebleven. | ||
Kloppersingel | 5 | Bouwjaar 1923; architect J.J. Verhagen. Dit van een jaarsteen voorziene pand draagt de naam Rozenhagen en is opgezet als een middenstandswoning. Het deels vrijstaande bouwwerk maakt deel uit van de gevelwanden langs de zuidgrens van de Frans Halsbuurt/ Patrimonium. Ze omkaderen de voormalige vestinggrachten die deel uitmaken van een landschappelijke parkaanleg. Hier markeert het onderhavige pand een hoekpartij bij de aansluiting van twee gevelwanden. De asymmetrische woning telt één bouwlaag en een zolderverdieping en is twee vensterassen breed. Het pand is uitgevoerd in Amsterdamse Schooltrant met een halfronde erker en een topgevel met siermetselwerk. Karakteristiek is bovendien de 'gebroken kap' ofwel mansarde, met rode pannendekking. In de bovenlichten langs de erker is decoratief glas-in-lood aangebracht. Het authentieke karakter bleef overwegend gaaf behouden. | |
37,39,41 en 43 | Bouwjaar 1923. Vier vanuit één opzet gebouwde middenstandswoningen langs de zuidgrens van de Frans Halsbuurt/ Patrimonium. Ze behoren tot de aaneengesloten gevelwanden langs de voormalige vestinggrachten die deel uitmaken van een landschappelijke parkaanleg. De woningen zijn tweelaags en hebben een zolderverdieping. Per woning is de gevel twee vensterassen breed. Het blok is uitgevoerd in een zakelijke stijl met erkers en balkons, ingangen met luifels, en twee markante topgevels. Het houten voorschot van de topgevels wijst op de late invloed van de chalet- en landhuisstijl. De woningen zijn redelijk gaaf behouden gebleven. | ||
45,47 en 49 | Bouwjaar 1923; architect J.J. Verhagen. Het betreft drie vanuit één opzet gebouwde tweelaags middenstandswoningen langs de zuidgrens van de Frans Halsbuurt/ Patrimonium. Ze maken deel uit van de aaneengesloten gevelwanden langs de voormalige vestinggrachten, welke zijn opgenomen in een landschappelijke parkaanleg. Het blok telt twee bouwlagen en een zolderverdieping en is per woning twee vensterassen breed. Verhagen voerde de woningen uit in een zakelijke stijl met erkers en balkons. De ingangen werden voorzien van luifels. Opvallend zijn verder de hoge topgevels met steekkappen. De woningen zijn overwegend gaaf behouden gebleven. | ||
65,67,69,71,73,75,77,79,81,83,85,87,89,91 en 93 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit vijftien woonhuizen voor de middenklasse. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. In tegenstelling tot de éénlaags arbeiderswoningen in de wijk zijn de middenstandswoningen – zoals de hier bedoelde – juist tweelaags. Ze hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke schilddaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met deels gekoppelde ingangen. Het onderhavige blok wordt verder gekenmerkt door een opzet met evenwijdig danwel schuin op elkaar aansluitende bouwdelen die het verloop van de straat accentueren. Markante elementen vormen de dubbele erkerpartijen die zijn doorgestoken tot aan de van houtbeschot voorziene topgevels. Op nr. 65 bevindt zich een gevelsteen met tekst. | ||
95,97,99, 101,103, 105,107, 109,111, 113,115, 117,119, 121,123 en 125 |
Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit zestien woonhuizen voor de middenklasse. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. In tegenstelling tot de éénlaags arbeiderswoningen in de wijk zijn de middenstandswoningen – zoals de hier bedoelde – juist tweelaags. Ze hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke schild- en zadeldaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met overwegend gekoppelde ingangen. Enkele ingangen zijn opgenomen in een rondboogportiek. Het onderhavige blok wordt verder gekenmerkt door enkele gekoppelde erkerpartijen die uitmonden in een van houtbeschot voorziene topgevel. De symmetrie van het blok wordt onder meer bepaald door de opzet met hoek- en middenpaviljoens, deels met houtbeschot. | ||
127,129, 131,133, 135,137, 139,141, 143,145, 147,149, 151,153, 155,157, 159,161 en 163 |
Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit negentien woonhuizen voor de middenklasse. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. In tegenstelling tot de éénlaags arbeiderswoningen in de wijk zijn de middenstandswoningen – zoals de hier bedoelde – juist tweelaags. Ze hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke schild- en zadeldaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met overwegend gekoppelde ingangen. Enkele ingangen zijn opgenomen in een rondboogportiek. Het onderhavige blok wordt verder gekenmerkt door enkele gekoppelde erkerpartijen die uitmonden in een van houtbeschot voorziene topgevel. Er zijn hoek- en middenpaviljoens, deels met houtbeschot. Overwegend symmetrisch karakter. | ||
165,167, 169,171, 173,175 en 177 |
Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit zeven woonhuizen voor de middenklasse. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. In tegenstelling tot de éénlaags arbeiderswoningen in de wijk zijn de middenstandswoningen – zoals de hier bedoelde – juist tweelaags. Ze hebben een zolderverdieping onder een gezamenlijk schilddak. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, deels met telkens twee gekoppelde ingangen. Het onderhavige blok is verlevendigd met enkele langs beide bouwlagen doorgestoken erkers. Tezamen met een in het midden gelegen topgevel met houtbeschot accentueren de erkers de symmetrie van het blok. | ||
187-191 | Bouwjaar 1934; architect H. Tuninga (één geheel met Spaarndamseweg 2, 4, 6, 8, 10, 12, 14, 16, 18, 20 en 22). Het betreft een vanuit één opzet gerealiseerd bouwblok met middenstandswoningen langs de zuidoostgrens van de Patrimoniumbuurt. De woningen liggen aan de westkant van de Spaarndamseweg, tegenover het historische haven- en industriegebied. Ze zijn uitgevoerd in een zakelijke stijl en tellen twee bouwlagen en een zolderverdieping onder roodgedekte pannendaken. Op de hoek met de Kloppersingel vormen ze een aparte eenheid met een symmetrische bouwmassa en twee topgevels. Door de schuine ligging vormt dit gedeelte een harmonieuze hoekoplossing. Langs de Spaarndamseweg is de bouwmassa gérend en vallen vooral de uitkragende erkers op. Zorgvuldig metselwerk in bruinrode handvormsteen. Overwegend gaaf karakter met houten kozijnen, ramen en deuren. Ook de tuinafscheidingen met bakstenen voetmuren en posten bleven behouden. | ||
Maerten van Heemskerckstraat | 1A en 1B | Bouwjaar 1909 ; bouwkundige A. van Amerongen. Twee vanuit één opzet gebouwde middenstandswoningen met twee bouwlagen en een zolderverdieping onder een evenwijdig aan de straat gelegen zadeldak. Langs de straat is het bouwwerk vier vensterassen breed. De woningen liggen aan de oostkant van de Maerten van Heemskerckstraat, vlakbij de aansluiting op de Schotersingel en tegenover het vrml. Joannes de Deo-ziekenhuis. Ze maken deel uit van een gevelwand met gevarieerde bebouwing die vooral uit de late 19de en vroege 20ste eeuw dateert en kenmerkend is voor de Frans Halsbuurt. Van Amerongen voerde de onderhavige woningen uit in een traditioneel-rationalistische trant met enige invloed van de chaletstijl. Karakteristiek is de sobere opzet met ramen met veelruits bovenlichten, enkele balkons en twee topgevels met een breed overstekende steekkap. De overstekken zijn verlevendigd met een sierspant met makelaar. Overwegend gaaf behouden gebleven karakter. | |
1,3,5,7,9,11 | Bouwjaar ca. 1880. Waarschijnlijk als officierswoningen gebouwd bouwblok dat in een gave staat behouden is gebleven. De oorspronkelijke functie staat dan in verband met de nabijgelegen Ripperdakazerne. Het blok is uitgevoerd in een mediëviserende stijl met diverse neogotische kenmerken. De woningen tellen twee bouwlagen en zolders onder een afgeplat omlopend schilddak. De risalerende geveldelen sluiten via dakhuizen met een plat dak aan op de kap. Deze risalieten hebben een torenachtige verschijningsvorm met overhoeks geplaatste sierdammen. Iedere woning is drie vensterassen breed en heeft een via een portiek toegankelijke ingang. De overige vensterassen zijn zowel boven als beneden ingevuld met vensters met schuiframen. Gepleisterde detaillering verlevendigd de vensters en de bovenzijde van de gevels. Op de begane grond zijn de gevelopeningen voorzien van bogen met boogtrommels. Markante ligging tegenover het vrml. Joannes de Deo-ziekenhuis. | ||
13,15,17 en 19 | Bouwjaar ca. 1880. Vier met vergelijkbare motieven als het blok op de nrs. 1-11 opgezette woningen, waarschijnlijk oorspronkelijk bestemd voor officieren van de Ripperdakazerne. Het bouwblok is markant gelegen tegenover het vrml. Joannes de Deo-ziekenhuis. Vrij gaaf bewaard gebleven karakter. Iedere woning heeft een drie vensterassen brede voorgevel en telt twee bouwlagen. Zolders onder een gezamenlijk plat dak, waarop aan de voorkant een lessenaarsdak aansluit. Asymmetrische gevelindelingen met een opzij gelegen ingang en daarnaast twee woonkamervensters. De bovenverdieping bevat bij elke woning drie vensters. Opmerkelijk zijn de op deze verdieping gelegen sierruiten. | ||
21RD en ZW | Bouwjaar omstreeks 1895. Uit een beneden- en bovenwoning bestaand burgerhuis dat deel uitmaakt van de aaneengesloten gevelwand langs de oostzijde van de straat, schuin tegenover het vrml. Joannes de Deo-ziekenhuis. De in hoofdzaak uit gevarieerde bebouwing uit de late 19de eeuw bestaande gevelwand is kenmerkend voor de Frans Halsbuurt. Het onderhavige pand bestaat uit twee bouwlagen met een zolderverdieping onder een plat dak met aan de voorkant een schuine dakhelling. Drie vensterassen brede voorgevel. Op de rechter zijgevel sluit de éénlaags portaaluitbouw aan van één van beide woningen. De vormgeving is karakteristiek voor de Neorenaissance met speklagen, geboorte- en sluitstenen. Vrij gaaf behouden gebleven karakter. | ||
23 en 25 | Bouwjaar omstreeks 1895. Vanuit één opzet gerealiseerd dubbel burgerhuis dat deel uitmaakt van de aaneengesloten gevelwand langs de oostzijde van de straat, schuin tegenover het vrml. Joannes de Deo-ziekenhuis. De in hoofdzaak uit gevarieerde bebouwing uit de late 19de eeuw bestaande gevelwand is kenmerkend voor de Frans Halsbuurt. Het onderhavige blok heeft twee bouwlagen en een zolderverdieping en is per wooneenheid drie vensterassen breed. Het blok werd uitgevoerd in Neorenaissance-trant. Karakteristiek zijn de speklagen, geboorte- en sluitstenen, en het hoofdgestel. De ingangen zijn opgenomen in portieken. Ondanks enkele detailwijzigingen is het authentieke karakter goed herkenbaar gebleven. | ||
27 2 x ZW | Bouwjaar omstreeks 1895 (gevelsteen met moeilijk leesbare datering). Vrml. winkelhuis met bovenwoning, deel uitmakende van de aaneengesloten gevelwand langs de oostzijde van de straat, schuin tegenover het vrml. Joannes de Deo-ziekenhuis. De in hoofdzaak uit gevarieerde bebouwing uit de late 19de eeuw bestaande gevelwand is kenmerkend voor de Frans Halsbuurt. Het onderhavige pand werd uitgevoerd in Neorenaissance-trant, met speklagen, geboorte- en sluitstenen. Er zijn twee bouwlagen en een zolderverdieping onder een roodgedekte kap. Vier vensterassen brede voorgevel. Rechts in de voorgevel bevindt zich de authentieke pui van de vroegere winkel, welke wordt geleed door pilasters. Langs de borstwering is de pui verlevendigd met een strook siertegels. Uiterst links de portiekingang van de bovenwoning. Er vonden enkele detailwijzigingen plaats. Redelijk gaaf karakter. | ||
29 RD | Bouwjaar omstreeks 1895-1900. Waarschijnlijk betreft het hier een voormalige winkel met bovenwoning. Op de begane grond is een gewijzigde winkelpui, geflankeerd door twee afzonderlijke ingangen. Het drie vensterassen brede, tweelaags pand met zolderverdieping maakt deel uit van de aaneengesloten gevelwand langs de oostzijde van de straat, schuin tegenover het vrml. Joannes de Deo-ziekenhuis. De in hoofdzaak uit gevarieerde bebouwing uit de late 19de eeuw bestaande gevelwand is kenmerkend voor de Frans Halsbuurt. De Neorenaissance-trant waarin het onderhavige bouwwerk is uitgevoerd blijkt vooral uit de speklagen en gevelbogen. In de boogtrommels en langs de bovenzijde van de gevel bevindt zich veelkleurig siermetselwerk. Op de begane grond zijn de deuren en ramen vernieuwd. Het authentieke karakter is evenwel goed herkenbaar gebleven. | ||
Nieuwe Landstraat | 2 t/m 10 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit vijf woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De woningen in het complex zijn overwegend éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. In het onderhavige blok heeft de middelste woning drie vensterassen die uitmonden in een topgevel met houtbeschot. De opzij gelegen woningen zijn elk twee vensterassen breed, met telkens twee gekoppelde ingangen. | |
Patrimoniumstraat |
1 t/m 19, 19a | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit acht woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De woningen in het complex zijn overwegend éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Overwegend telkens twee gekoppelde ingangen. In het onderhavige blok wordt de symmetrie geaccentueerd door de afwisseling van een op een wolfeinde aansluitende topgevel (midden) en twee 'gebroken' topgevels. Laatstgenoemde topgevels corresponderen met de hier gesitueerde rondboogportieken. | |
2 | (één geheel met Vrouwehekstraat 2-16). Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit negen woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn overwegend éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. In het onderhavige blok zijn de ingangen van de twee centraal gelegen woningen opgenomen in een rondboogportiek. De ligging hiervan correspondeert met een topgevel met houtbeschot. De twee woningen uiterst rechts zijn tweelaags en gevat onder een mansarde met wolfeinde. Deze opzet herhaalt zich aan de linker kopzijde van het blok (Patrimoniumstraat 2). | ||
4-14 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit zes woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De woningen in het complex zijn overwegend éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Overwegend telkens twee gekoppelde ingangen. In het onderhavige blok wordt de symmetrie geaccentueerd door een centraal gelegen rondboogportiek en topgevel. De topgevel is verlevendigd met houtbeschot. Bovendien bevindt zich hier een gevelsteen met bouwjaar. | ||
16-24 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit vijf woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De woningen in het complex zijn overwegend éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. In het onderhavige blok heeft de middelste woning drie vensterassen die uitmonden in een topgevel met houtbeschot. De opzij gelegen woningen zijn elk twee vensterassen breed, met telkens twee gekoppelde ingangen. | ||
21-31 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit zes woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De woningen in het complex zijn overwegend éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Overwegend telkens twee gekoppelde ingangen. In het onderhavige blok wordt de symmetrie geaccentueerd door een centraal gelegen rondboogportiek en topgevel. De topgevel is verlevendigd met houtbeschot. | ||
26-36 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit zes woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De woningen in het complex zijn overwegend éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Overwegend telkens twee gekoppelde ingangen. In het onderhavige blok wordt de symmetrie geaccentueerd door een centraal gelegen portiek met latei en een eveneens in het midden gesitueerde topgevel. | ||
President Steijnstraat |
1,3,5 | Eén geheel met Johannes de Breukstraat 41-49. Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit zes éénlaags woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand alsmede twee tweelaags winkelhuizen. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. Het onderhavige blok vormt een knik bij de aansluiting op genoemde straten. Zowel op de knik als op de hoek met de Zocherstraat vormt een vrml. buurtwinkeltje een markant accent. De twee assen brede woningen hebben telkens twee gekoppelde ingangen en zijn voorzien van gezamenlijke mansardedaken. | |
Rozenhagenplein |
1 t/m 13 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit zeven woonhuizen voor de middenklasse. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. In tegenstelling tot de éénlaags arbeiderswoningen in de wijk zijn de middenstandswoningen – zoals de hier bedoelde – juist tweelaags. Ze hebben een zolderverdieping onder een gezamenlijk schilddak. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, deels met telkens twee gekoppelde ingangen. Het onderhavige blok is verlevendigd met enkele langs beide bouwlagen doorgestoken erkers. Tezamen met een in het midden gelegen topgevel met houtbeschot accentueren de erkers de symmetrie van het blok. Gevelsteen met tekst in de zijgevel van nr. 13. | |
2 t/m 14 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit zeven woonhuizen voor de middenklasse. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. In tegenstelling tot de éénlaags arbeiderswoningen in de wijk zijn de middenstandswoningen – zoals de hier bedoelde – juist tweelaags. Ze hebben een zolderverdieping onder een gezamenlijk schilddak. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, deels met telkens twee gekoppelde ingangen. Het onderhavige blok is verlevendigd met enkele langs beide bouwlagen doorgestoken erkers. Tezamen met een in het midden gelegen topgevel met houtbeschot accentueren de erkers de symmetrie van het blok. Gevelsteen met tekst in de zijgevel van nr. 14. | ||
Rozenhagenstraat | 16 t/m 48 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit zeventien woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Twee gebouwen zijn opgezet als een winkelhuis. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De woningen in het complex zijn overwegend éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Overwegend telkens twee gekoppelde ingangen. Het onderhavige blok bestaat zowel uit één- als tweelaags gebouwen. De symmetrie wordt geaccentueerd door risalerende bouwdelen en drie centraal gelegen topgevels met steekkappen en houtbeschot. De middelste topgevel is hoger dan de overige twee. Verder bevat het blok vier gevelstenen met allegorische voorstellingen van de vier jaargetijden. | |
17 t/m 47 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit zestien woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De woningen in het complex zijn overwegend éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Overwegend telkens twee gekoppelde ingangen. Het onderhavige blok bestaat zowel uit één- als tweelaags gebouwen. De symmetrie wordt geaccentueerd door een middenpaviljoen met naar het midden toe opklimmende hoogtes en een centrale topgevel met houtbeschot. Hier bevinden zich bovendien drie rondboogdoorgangen en enkele gevelstenen. Langs de zijvleugels van het blok bevinden zich nog twee topgevels. Ze zijn lager van opzet. Enkele rondboogportieken. | ||
49 t/m 67 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit tien woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De woningen in het complex zijn overwegend éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Overwegend telkens twee gekoppelde ingangen. In het onderhavige blok wordt de symmetrie geaccentueerd door de afwisseling van een op een wolfeinde aansluitende topgevel (midden) en twee 'gebroken' topgevels. Laatstgenoemde topgevels corresponderen met de hier gesitueerde rondboogportieken. | ||
50 t/m 60 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit zes woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De woningen in het complex zijn overwegend éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Overwegend telkens twee gekoppelde ingangen. In het onderhavige blok wordt de symmetrie geaccentueerd door een centraal gelegen rondboogportiek en topgevel. | ||
Saenredamstraat | 101,103 en 105 | Bouwjaar 1912; bouwkundige E. Hofkamp. Het betreft drie vanuit één opzet gerealiseerde woningen voor de lagere middenstand. In de loop van de tijd ondergingen ze een aantal wijzigingen, maar het authentieke karakter is goed herkenbaar gebleven. Bovendien vormt het bouwblok een markante blikvanger op de hoek van de Saenredamstraat en de Judith Leysterstraat. Elk van de drie woningen draagt een vrouwennaam: Hubertina, Maria, Elisabeth. De in een traditionalistische trant vormgegeven woningen tellen twee bouwlagen en hebben een plat dak. Het hoekpand op nr. 105 is in een recente periode voorzien van een dakopbouw. Dit pand wordt gekenmerkt door een driezijdige hoekpartij met een topgevel. De vrij forse vensters wijzen erop dat hier mogelijk een winkel gevestigd is geweest. De overige twee gebouwen zijn elk twee vensterassen breed en hebben een asymmetrische gevelindeling. Ze bevatten elk een erker met balkon en een ingang met luifel. Verder hebben ze een gezamenlijke topgevel. | |
Schotersingel | 1,3,5,7,9,15,17 en 19 | Bouwjaar 1880; architect D. Storm. Het betreft een gaaf bewaard gebleven bouwblok dat uit acht herenhuizen bestaat en vanuit één opzet tot stand kwam. Het blok is gesitueerd langs de noordzijde van de Schotersingel die de zuidelijke begrenzing van de Frans Halsbuurt vormt. Hier bevindt het blok zich op de hoek van de Kennemerstraat. Aan de overkant van de woningen is een groenstrook die deel uitmaakt van de landschappelijke aanleg langs de vrml. stadsgrachten. Het in een eclectische trant vormgegeven blok is symmetrisch en voorzien van een zogeheten paleisfaçade. Karakteristiek is de opzet met een middenpaviljoen en zijvleugels, alle geleed door gepleisterde gevelpilasters met kapitelen. Het middenpaviljoen is drielaags en opgezet met een in blokverband gepleisterde sokkelverdieping met daarboven een bel-étage. Drie balkons accentueren hier de symmetrie. De zijvleugels zijn tweelaags en ook hier bevinden zich balkons. Oorspronkelijke schuiframen. | |
8 | Bouwjaar 1914; architect J. van den Ban. Het betreft het vrml. Derde Volksbadhuis dat is gesitueerd in de groenstrook langs de zuidzijde van de Schotersingel. Deze strook wordt gekenmerkt door een landschappelijke parkaanleg met daarin opgenomen de stadsgrachten. Naast het onderhavige bouwwerk staat het oude Dolhuys. Het in een rationalistische trant vormgegeven badhuisgebouw is éénlaags en voorzien van een zolderverdieping onder deels afgewolfde schilddaken. De symmetrie wordt geaccentueerd door een middenrisaliet met een in de kap doorgestoken dakhuis. In het risaliet is de in een rondboogportiek opgenomen hoofdingang gesitueerd. Vrij gaaf behouden gebleven karakter met houten ramen die zijn voorzien van bovenlichten met roedenverdeling. Het gebouw is herbestemd en heeft diverse functies. | ||
45,47,49,51,53,55,57,59,61,63 en 65 | Bouwjaar begin 20ste eeuw. Op de hoek van de Berckheydestraat gelegen bouwblok dat deel uitmaakt van de historische gevelwanden aan de zuidzijde van de Frans Halsbuurt. Aan de overkant bevindt zich onder meer het oude Dolhuys. Verder alhier de in een landschappelijke aanleg opgenomen stadsgrachten. Het uit burgerwoningen en een (vrml.) hoekwinkeltje bestaande blok is licht gérend en telt twee bouwlagen en een zolderverdieping. Overwegend drie vensterassen brede gevels. De woningen zijn uitgevoerd in een classicistische trant met enige kenmerken van de Neorenaissance. Karakteristiek zijn onder meer de gepleisterde gevelpilasters, een hoofdgestel en de met sluitstenen verlevendigde licht getoogde segmentbogen van de gevelopeningen. Vrij gaaf behouden gebleven karakter. | ||
67, 67A en 67B ZW en RD | Bouwjaar 1906; architect G. Meppelink. Vanuit één opzet gerealiseerd ensemble dat uit twee tweelaags herenhuizen bestaat. Nr. 67 is een eengezinswoning, de nrs. 67A en 67B vormen een beneden- en bovenwoning. Deze gaaf bewaard gebleven herenhuizen maken deel uit van de aaneengesloten gevelwanden langs de Schotersingel, waar deze een flauwe bocht maakt. Aan de overkant bevinden zich de landschappelijk aangelegde groenstroken waarin de vrml. stadsgrachten zijn opgenomen. De onderhavige gebouwen zijn vormgegeven in een traditionalistische stijl (Nieuw Historisme) en worden gekenmerkt door renaissancistische details zoals speklagen, hoek- en negblokken, geboorte- en sluitstenen. Karakteristiek is bovendien het contrast tussen baksteen en natuurstenen details, alsmede de opzet met trapgevels. Een natuurstenen gevelsteen vermeldt de naam van het blok:”Nieuwpoort”. | ||
69,71,73 en 75 | Bouwjaar omstreeks 1885 (identiek aan de nrs. 79, 81, 83 en 85). Uit vier tweelaags herenhuizen bestaand bouwblok dat deel uitmaakt van de historische gevelwanden aan de noordkant van de Schotersingel, tegenover de landschappelijk aangelegde groenstroken met de vrml. stadsgrachten. De redelijk gaaf bewaard gebleven herenhuizen zijn markant opgezet in een eclectische vormgeving. Karakteristiek is de afwisseling tussen naar voren springende paviljoens en terugwijkende geveldelen met serres. De paviljoens zijn in blokverband gepleisterd en hebben een afgeplat omlopend schilddak. Decoratieve consoles ondersteunen hier de lijstgoten. De terugwijkende geveldelen zijn deels in baksteen en deels gepleisterd en hebben gevelopeningen met een hoofdgestel. De hoofdingangen zijn gevat onder een rondboog. Ondanks de wijziging van deuren en ramen bleef het authentieke karakter zeer goed herkenbaar. | ||
77,77A,77B en 77C | Bouwjaar 1905. Dit uit vier tweelaags herenhuizen met een zolderverdieping bestaande bouwblok werd uitgevoerd in een traditionalistische stijl en bevindt zich aan de noordkant van de Schotersingel. Het blok maakt deel uit van de historische gevelwanden langs de zuidgrens van de Frans Halsbuurt en tegenover de landschappelijke groenstroken waarin de vrml. stadsgrachten zijn opgenomen. Markant en kleurrijk vormgegeven gevels in baksteen en rode verblendsteen met details in groengeglazuurde steen. Karakteristiek voor de telkens drie vensterassen brede en asymmetrisch ingedeelde voorgevels zijn verder de speklagen, siermetselwerkstroken en gevelopeningen met segmentbogen. Ondanks enige detailwijzigingen (ramen, deuren, balkonhekken) bleef het authentieke karakter goed herkenbaar. | ||
79,81,83 en 85 | Bouwjaar omstreeks 1885 (identiek aan de nrs. 69, 71, 73 en 75). Uit vier tweelaags herenhuizen bestaand bouwblok dat deel uitmaakt van de historische gevelwanden aan de noordkant van de Schotersingel, tegenover de landschappelijk aangelegde groenstroken met de vrml. stadsgrachten. De redelijk gaaf bewaard gebleven herenhuizen zijn markant opgezet in een eclectische vormgeving. Karakteristiek is de afwisseling tussen naar voren springende paviljoens en terugwijkende geveldelen met serres. De paviljoens zijn in blokverband gepleisterd en hebben een afgeplat omlopend schilddak. Decoratieve consoles ondersteunen hier de lijstgoten. De terugwijkende geveldelen zijn deels in baksteen en deels gepleisterd en hebben gevelopeningen met een hoofdgestel. De hoofdingangen zijn gevat onder een rondboog. Ondanks de wijziging van deuren en ramen bleef het authentieke karakter zeer goed herkenbaar. Op nr. 85 een authentieke serre met sierlijst. | ||
87 | Bouwjaar rond 1900. Drie vensterassen breed, tweelaags herenhuis met zolderverdieping dat deel uitmaakt van de aaneengesloten gevelwanden langs de zuidgrens van de Frans Halsbuurt, vlakbij de hoek met de Maerten van Heemskerckstraat. Aan de overkant van de gevelwanden bevinden zich de oude vestinggrachten die zijn opgenomen in een landschappelijke parkaanleg. Het onderhavige pand is uitgevoerd in een late Neorenaissance-trant, met korf- en segmentbogen, geboorte- en sluitstenen, negblokken. Met gesmoorde pannen gedekt mansardedak. Er zijn enkele detailwijzigingen uitgevoerd maar het authentieke karakter is goed herkenbaar gebleven. | ||
87A-B-C-D-E ZW en RD | Bouwjaar 1909; architect C. Grootes. Uit drie herenhuizen bestaand bouwblok op de hoek van de Maerten van Heemskerckstraat en tegenover de landschappelijk aangelegde groenstroken met de vrml. stadsgrachten. De woningen tellen drie bouwlagen en een zolderverdieping onder lessenaarsdaken met pannendekking. Karakteristieke opzet met trapsgewijs verspringende risalieten met schuine hoeken. Kenmerkend voor de rationalistische vormgeving is de sobere opzet en de toepassing van lateien en hanekammen met geboorte- en sluitstenen. De bovenlichten werden verlevendigd met veelruits roedenverdeling en aan de bovenzijde van de afgeschuinde hoekpartijen bevinden zich decoratieve borstweringen. Gaaf bewaard gebleven karakter met authentieke ramen en deuren. | ||
Zonder nummer | Het betreft de uit 1880-1881daterende Noorderbrug die over de gracht langs de Schotersingel ligt, binnen de landschappelijke parkaanleg aan het Statenbolwerk. De brug ligt in het verlengde van de Maerten van Heemskerckstraat. Het door de stadsarchitecten J.E. van den Arend en J. Leijh gerealiseerde object bestaat uit een houten brugdek dat wordt gedragen door bakstenen bruggenhoofden met vleugelmuren. De bruggenhoofden hebben hardstenen hoekpilasters in blokverband. In 1902 is de brug voorzien van de huidige ijzeren balustrades met balustervormige spijlen. | ||
Schoterstraat | 4 | Bouwjaar ca. 1880; architect J. Leijh. Dit door de Haarlemse stadsarchitect ontworpen schoolgebouw staat aan de zuidkant van de Schoterstraat en heeft een overwegend gaaf karakter. Het gebouw telt twee bouwlagen en een zolderverdieping onder een zadeldak met ongelijke zijden. De in zes traveeën onderverdeelde voorgevel wordt geleed door gevelpilasters die in blokverband zijn gepleisterd. Per travee zijn er zowel op de begane grond als op de bovenverdieping telkens twee gevelopeningen met hanekammen danwel korfbogen met sluitstenen. Van de op de uiteinden van het gebouw gelegen traveeën is de gevel op de begane grond in blokverband gepleisterd. Oorspronkelijke schuiframen met veelruits roedenverdeling. | |
Schoterweg | 1,3,5,7,9,11 en 13 | Bouwjaar 1881. Oorspronkelijk als zeven herenhuizen opgezet bouwblok aan de westkant van de Schoterweg en op de hoek van de Schoterstraat. Het blok ligt tegenover de Johannes de Breukstraat (Patrimoniumbuurt), vlakbij het Frans Halsplein. Op de begane grond is het merendeel van de woningen in de loop van de tijd omgevormd tot een winkel. Het drielaags blok met zolderverdieping is per woning drie vensterassen breed. Kenmerkend is de representatieve classicistische façade met een (deels nog) in blokverband gepleisterde sokkelverdieping met daarboven de bel-etage. De symmetrie van het ontwerp wordt geaccentueerd door de gepleisterde gevelpilasters langs de drie middelste woningen. Deze woningen vormen bovendien een gevelrisaliet. Van de opzij gelegen woningen bleven de met klauwstukken en rondbogen verlevendigde dakkapellen behouden. Het bouwblok heeft een redelijk gaaf behouden gebleven karakter. Enkele gewijzigde gevelopeningen. | |
14 | Bouwjaar 1935; architect Joh. Strijbos. Het betreft hier de voormalige Frans Halsbioscoop die in het laatste kwart van de 20ste eeuw in gebruik is genomen als de Fonteinkerk (Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt). Het pand is met de voorgevel op het Frans Halsplein gericht. De Schoterweg loopt er langs de oostzijde van het plein. Hier maakt het bouwwerk deel uit van een aaneengesloten gevelwand met gevarieerde bebouwing langs de westgrens van de Patrimoniumbuurt. De voorgevel heeft nog altijd de uitstraling van een bioscoop en is overwegend gaaf behouden gebleven. Karakteristiek is de vermenging van motieven uit het Functionalisme en de Delftse School, met stalen ramen, een witgeschilderde gevel en een zadeldak. | ||
65,67 en 69 | Bouwjaar 1924 (één geheel met Kennemerstraat 64, 66, 68). Uit enkele bedrijfs- en horecagebouwen alsmede beneden- en bovenwoningen bestaand bouwblok. Het blok bevindt zich op een spievormig perceel bij de aansluiting van de Kennemerstraat op de Schoterweg, schuin tegenover de vrml. Ripperdakazerne. De Schoterweg is een doorgaande weg in de Frans Halsbuurt. Net als de Kennemerstraat wordt deze weg gekenmerkt door gevelwanden met gevarieerde bebouwing uit diverse periodes. Het onderhavige bouwblok telt drie bouwlagen onder platte daken. Aan de voorkant (noordzijde) wordt het gebouw gekenmerkt door een symmetrische opzet met langs de begane grond gelegen uitbouwen met een balkon en brede café-puien. Langs de beide zijgevels overheerst de opzet met gevelopeningen in een wisselend formaat. Ter hoogte van de trappenhuizen bevinden zich kleinere vensters. De zakelijke en sober vormgegeven bakstenen gevels zijn verlevendigd met enig siermetselwerk. Ondanks detailwijzigingen bleef het authentieke karakter goed herkenbaar. | ||
Spaarndamseweg | 2,4,6,8,10, 12, 14, 16, 18, 20 en 22 | Bouwjaar 1934; architect H. Tuninga (één geheel met Kloppersingel 187-191). Het betreft een vanuit één opzet gerealiseerd bouwblok met middenstandswoningen langs de zuidoostgrens van de Patrimoniumbuurt. De woningen liggen aan de westkant van de Spaarndamseweg, tegenover het historische haven- en industriegebied. Ze zijn uitgevoerd in een zakelijke stijl en tellen twee bouwlagen en een zolderverdieping onder roodgedekte pannendaken. Op de hoek met de Kloppersingel vormen ze een aparte eenheid met een symmetrische bouwmassa en twee topgevels. Door de schuine ligging vormt dit gedeelte een harmonieuze hoekoplossing. Langs de Spaarndamseweg is de bouwmassa gérend en vallen vooral de uitkragende erkers op. Zorgvuldig metselwerk in bruinrode handvormsteen. Overwegend gaaf karakter met houten kozijnen, ramen en deuren. Ook de tuinafscheidingen met bakstenen voetmuren en posten bleven behouden. | |
50 t/m 60 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit zes woonhuizen voor de middenklasse. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. In tegenstelling tot de éénlaags arbeiderswoningen in de wijk zijn de middenstandswoningen – zoals de hier bedoelde – juist tweelaags. Ze hebben een zolderverdieping onder een gezamenlijk schilddak. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, overwegend met telkens twee gekoppelde ingangen. De symmetrie van het blok wordt geaccentueerd door twee centraal gesitueerde en langs beide bouwlagen doorgestoken erkers die aansluiten op een topgevel. | ||
62 t/m 68 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit vier woonhuizen voor de middenklasse. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. In tegenstelling tot de éénlaags arbeiderswoningen in de wijk zijn de middenstandswoningen – zoals de hier bedoelde – juist tweelaags. Ze hebben een zolderverdieping onder een gezamenlijk schilddak. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. De symmetrie van het blok wordt geaccentueerd door twee centraal gesitueerde en langs beide bouwlagen doorgestoken erkers die aansluiten op een topgevel. | ||
Talmastraat | 1 t/m 11 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit zes woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. In het onderhavige blok monden de twee middelste vensterassen uit in een 'gebroken' topgevel met een steekkap in de vorm van een mansarde. De topgevel correspondeert met de hier gesitueerde rondboogportiek. Alhier bovendien een gevelsteen met het reliëfportret van ds. A.S. Talma. | |
2 t/m 10 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit vijf woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. In het onderhavige blok is de middelste woning evenwel drie vensterassen breed. Hier wordt de symmetrie van het blok geaccentueerd door een topgevel met houtbeschot. Alhier bovendien een gevelsteen met een figuratief reliëf. | ||
12 t/m 26 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit acht woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. Het onderhavige blok wordt verder gekenmerkt door een opzet met schuin aansluitende en geknikte zijvleugels, welke een plantsoen omarmen. De symmetrie wordt geaccentueerd door een in het midden gesitueerd paviljoen met een rondboogdoorgang en een gevelsteen met het Haarlemse wapenschild. | ||
13 t/m 31 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit tien woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. De symmetrie van het onderhavige blok wordt geaccentueerd door een in het midden gelegen topgevel die op een wolfeinde aansluit, en twee opzij hiervan gelegen topgevels met een 'gebroken' opzet. Laatstgenoemde topgevels corresponderen met de hier gesitueerde rondboogportieken. | ||
Vredenrijkstraat | 1 t/m 11 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit zes woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. In het onderhavige blok monden de twee middelste vensterassen uit in een 'gebroken' topgevel met een steekkap in de vorm van een mansarde. De topgevel correspondeert met de hier gesitueerde rondboogportiek. Alhier bovendien een gevelsteen met een reliëfvoorstelling. | |
4 t/m 10 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit vier woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. In het onderhavige blok monden de twee middelste vensterassen uit in een 'gebroken' topgevel met een steekkap in de vorm van een mansarde. | ||
13 t/m 19 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit vier woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. In het onderhavige blok monden de twee middelste vensterassen uit in een 'gebroken' topgevel met een steekkap in de vorm van een mansarde. | ||
14 t/m 24 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit zes woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. In het onderhavige blok monden de twee middelste vensterassen uit in een 'gebroken' topgevel met een steekkap in de vorm van een mansarde. De topgevel correspondeert met de hier gesitueerde rondboogportiek. | ||
23 t/m 37 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit acht woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. In het onderhavige blok zijn de ingangen van de vier centraal gelegen woningen opgenomen in portieken met een latei. De ligging hiervan correspondeert met de twee topgevels die de symmetrie van het blok accentueren. | ||
26 t/m 36 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit zes woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. In het onderhavige blok zijn de ingangen van de twee centraal gelegen woningen opgenomen in een rondboogportiek. De ligging hiervan correspondeert met een topgevel die de symmetrie van het blok accentueert. | ||
Vrouwehekstraat | 1 t/m 13 | (één geheel met Zocherstraat 79). Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit zeven overwegend éénlaags arbeiderswoningen en een tweelaags winkelpand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen hebben er een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel in hoofdzaak een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. In het onderhavige blok is de centrale woning evenwel drie vensterassen breed. Hier bevindt zich een topgevel met een 'gebroken' opzet en een gevelsteen. De symmetrie van het blok wordt verder geaccentueerd door de tweelaags hoekpaviljoens welke op wolfeinden aansluiten. Het linker paviljoen bestaat uit een vrml. buurtwinkeltje. Boven de ingang bevindt zich hier een tweede gevelsteen. | |
2 t/m 16 | (één geheel met Patrimoniumstraat 2). Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit negen woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn overwegend éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. In het onderhavige blok zijn de ingangen van de twee centraal gelegen woningen opgenomen in een rondboogportiek. De ligging hiervan correspondeert met een topgevel met houtbeschot. De twee woningen uiterst rechts zijn tweelaags en gevat onder een mansarde met wolfeinde. Deze opzet herhaalt zich aan de linker kopzijde van het blok (Patrimoniumstraat 2). | ||
15 t/m 25 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit zes woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. In het onderhavige blok zijn de ingangen van de twee centraal gelegen woningen opgenomen in een portiek met latei. De ligging hiervan correspondeert met een topgevel die de symmetrie van het blok accentueert. | ||
18 t/m 28 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit zes woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. In het onderhavige blok zijn de ingangen van de twee centraal gelegen woningen opgenomen in een rondboogportiek. De ligging hiervan correspondeert met een topgevel die de symmetrie van het blok accentueert. | ||
27 t/m 37 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit zes woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. In het onderhavige blok zijn de ingangen van de twee centraal gelegen woningen opgenomen in een rondboogportiek. De ligging hiervan correspondeert met een topgevel die de symmetrie van het blok accentueert. | ||
30 t/m 44 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit acht woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. In het onderhavige blok zijn de ingangen van de vier centraal gelegen woningen opgenomen in portieken met een latei. De ligging hiervan correspondeert met de twee topgevels die de symmetrie van het blok accentueren. | ||
39 t/m 49 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit zes woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. In het onderhavige blok zijn de ingangen van de twee centraal gelegen woningen opgenomen in een portiek met latei. De ligging hiervan correspondeert met een topgevel die de symmetrie van het blok accentueert. | ||
46 t/m 56 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit zes woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. In het onderhavige blok zijn de ingangen van de twee centraal gelegen woningen opgenomen in een rondboogportiek. De ligging hiervan correspondeert met een topgevel die de symmetrie van het blok accentueert. | ||
51 t/m 65 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit acht woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. Van het onderhavige blok zijn de telkens twee op de uiteinden gelegen woningen opgenomen in een hoekpaviljoen dat is gevat onder een mansarde met een wolfeinde. Boven de ingangspartijen alhier bevindt zich een gevelsteen met reliëf. | ||
Zocherstraat | 9 t/m 27 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit tien woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. De symmetrie van het onderhavige blok wordt geaccentueerd door twee in het middelste deel van het blok gelegen topgevels met een 'gebroken' opzet. De topgevels corresponderen met de hier gesitueerde rondboogportieken. | |
29 t/m 39 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit zes woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. De symmetrie van het onderhavige blok wordt geaccentueerd door een in het midden gelegen topgevel met een 'gebroken' opzet. De topgevel correspondeert met een hier gesitueerde rondboogportiek. Het blok is verder voorzien van een gevelsteen met tekst. | ||
41 t/m 47 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit vier woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. De symmetrie van het onderhavige blok wordt geaccentueerd door een in het midden gelegen topgevel met een 'gebroken' opzet. | ||
44 t/m 58 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit acht woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. De symmetrie van het onderhavige blok wordt geaccentueerd door twee woningen omvattende hoekpaviljoens met een afgewolfde mansarde. Hier bevinden zich bovendien gevelstenen. | ||
49 t/m 67 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit tien woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. De symmetrie van het onderhavige blok wordt geaccentueerd door de afwisseling van drie in het midden gelegen topgevels, enerzijds verbonden met een afgewolfde mansarde (midden) en anderzijds met een 'gebroken' opzet (opzij gelegen). Laatstgenoemde topgevels corresponderen met de hier gesitueerde rondboogportieken. | ||
60 t/m 78 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit tien woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. De symmetrie van het onderhavige blok wordt geaccentueerd door de afwisseling van drie in het midden gelegen topgevels, enerzijds verbonden met een afgewolfde mansarde (midden) en anderzijds met een 'gebroken' opzet (opzij gelegen). Laatstgenoemde topgevels corresponderen met de hier gesitueerde rondboogportieken. | ||
69-77 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit vijf woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. De symmetrie van het onderhavige blok wordt geaccentueerd door een centraal gelegen topgevel met een 'gebroken' opzet. De hier gesitueerde woning is drie vensterassen breed, met in het midden een erker. | ||
79 | (één geheel met Vrouwehekstraat 1-13). Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit zeven overwegend éénlaags arbeiderswoningen en een tweelaags winkelpand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen hebben er een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel in hoofdzaak een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. In het onderhavige blok is de centrale woning evenwel drie vensterassen breed. Hier bevindt zich een topgevel met een 'gebroken' opzet en een gevelsteen. De symmetrie van het blok wordt verder geaccentueerd door de tweelaags hoekpaviljoens welke op wolfeinden aansluiten. Het linker paviljoen bestaat uit een vrml. buurtwinkeltje. Boven de ingang bevindt zich hier een tweede gevelsteen. | ||
80 t/m 90 | Gaaf bewaard gebleven bouwblok dat bestaat uit zes woonhuizen voor de arbeidersklasse en lagere middenstand. Het blok maakt deel uit van het woningbouwcomplex Patrimonium dat in 1921-1923 is gebouwd naar een ontwerp van de architecten Tjeerd Kuipers en A. Ingwersen. Zij zetten de Patrimoniumbuurt op volgens de tuindorpgedachte. De diverse arbeiderswoningen zijn éénlaags en hebben een zolderverdieping onder gezamenlijke mansardedaken. Per woning heeft de gevel een breedte van twee vensterassen, met telkens twee gekoppelde ingangen. De symmetrie van het onderhavige blok wordt geaccentueerd door een centraal gelegen topgevel met een 'gebroken' opzet. Deze correspondeert met een hier gesitueerde rondboogportiek. |
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
het uitoefenen van een vrij- of een zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is en met een maximum van 35% van de bruto vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 50,0 m².
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
professioneel archeoloog die op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologische onderzoek uit te voeren en programma's van eisen op te stellen en te toetsen.
schriftelijk verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische
waarden.
vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een
plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm
Nederlandse Archeologie.
een op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
de als bijlage opgenomen, bij de regels behorende lijst, waarin vormen van gebruik, anders dan wonen, zijn aangegeven, ingedeeld in categorieën van toenemende hinder.
vuilreducerende randvoorziening in de riolering met zowel een bergings- als een bezinkfunctie in de vorm van een bak.
stads- of dorpsgezicht dat door het daartoe bevoegde gezag, ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 is aangewezen.
bouwwerken welke aanwezig zijn ten tijde van de ter inzage legging van het
bestemmingsplan als ontwerp.
legaal gebruik dat bestaat ten tijde van het kracht worden van het
bestemmingsplan.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
een gebouw dat, zowel in bouwkundige als in functionele zin ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
een op de kaart aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, tenzij in deze regels anders is bepaald.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
de totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructie, magazijnen, dienstruimten, bergingen, enz..
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
de helling van een dakvlak, gemeten in graden ten opzichte van het horizontale vlak.
Een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok of dakrand van het dak, waardoor het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van horeca.
Bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
een woning in of bij een gebouw op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein en de daarmee overeenstemmende bedrijfsvoering, noodzakelijk moet worden geacht.
er is sprake van een ensemble als in de vormgeving van de verschillende gebouwen de suggestie wordt gewekt dat het om een groter gebouw gaat. Seriebouw bestaat uit een aantal gebouwen naast elkaar die in dezelfde architectuur zijn uitgevoerd. Uitgangspunt bij de op de waarderingskaart aangegeven ensembles en seriebouw is een gezamenlijke aanpak bij verbouw en/of nieuwbouw. Ensembles en seriebouw zijn aangegeven op de Waarderingskaart.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
een inrichting, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het "Inrichtingen en vergunningsbesluit milieubeheer" (Stb. '93, nr 50), bij welke ingevolge van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.
dit zijn onbebouwde, open plekken in de historische gevelwand of in de historisch stedenbouwkundige plattegrond. Bebouwing van deze plekken draagt bij aan herstel van de karakteristiek van het stadsbeeld.
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
een horecabedrijf met als hoofdactiviteit het (hoofdzakelijk) overdag verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken en etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals onder andere een koffie-/theehuis, ijssalon, croissanterie, lunchroom, dagcafé, dagrestaurant en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven, hieronder niet begrepen hotel, herberg of andere logiesverstrekkende functies.
een horecabedrijf met als hoofdactiviteit het verstrekken van maaltijden en met als nevenactiviteit het verstrekken van (hoofdzakelijk) zwak- en niet-alcoholische dranken zoals een restaurant, cafetaria, snackbar, of gelijkwaardige horecabedrijven, hieronder niet begrepen hotel, herberg of andere logiesverstrekkende functies.
Ondergeschikte horeca-achtige activiteiten van detailhandelbedrijven die voldoen aan de criteria zoals omschreven in de planregels.
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse wordt verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt; één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
een zich op het water bevindend object dat (nagenoeg) geheel dient als horecabedrijf.
een gebouw voor het verlenen van diensten en het uitvoeren van handelingen, waarbij de nadruk ligt op de administratieve afwikkeling van die handelingen.
een uitwendige scheidingsconstructie onder een hoek van minimaal 30° en maximaal 65° met het horizontale vlak.
een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,5 meter boven het gemiddeld aangrenzend maaiveld is gelegen.
Plein- of straatgebouwtje voor ambulante handel waar onder andere kranten en tijdschriften, strips en wegenkaarten verkocht worden.
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening,
kinderdagverblijven, kinderopvang en peuterspeelzalen.
gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van waterhuishouding, de distributie van gas, water, elektra, telematische diensten, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer en vergelijkbare doeleinden.
een op de verbeelding aangegeven gebied waar binnen het bouwvlak een doorgang mogelijk is, waarboven bebouwing mag worden opgericht.
dit zijn de Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten, zoals aangegeven op de Waarderingskaart.
dit zijn bouwwerken van voor 1960 die vanwege hun hoge architectonische kwaliteit, hun plaats in de stedenbouwkundige structuur en/of als toonaangevend element in de gevelwand een belangrijke bijdrage leveren aan het stadsbeeld. De toegevoegde waarde van deze bouwwerken heeft niet alleen betrekking op de aanwezigheid binnen het beschermd stadsgezicht maar ook op individuele architectonische en stedenbouwkundige kwaliteiten van de bouwwerken (zie bijlage 8 van de toelichting). Dit is aangegeven op de Waarderingskaart.
dit zijn bouwwerken van voor 1960 van wisselende architectonische kwaliteit, die wat schaal en detaillering betreft, passen in de gevelwand, maar geen architectonische of stedenbouwkundige meerwaarde hebben. Ook bouwwerken die door ingrijpende wijzigingen hun meerwaarde hebben verloren, behoren tot deze categorie. Dit is aangegeven op de Waarderingskaart.
het bestemmingsplan Frans Hals / Patrimonium met identificatienummer NL.IMRO.0392.BP5120010-va01 van de gemeente Haarlem.
een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden ten opzichte van het horizontale vlak.
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
een bedrijf waarbij prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteit vormt.
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam) prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een besloten huis, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
een horecabedrijf dat tot hoofdactiviteit heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken.
bijzondere bouwlaag waarvan de vloer onder het gemiddeld aangrenzend maaiveld is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 2 meter boven het gemiddeld aangrenzend maaiveld is gelegen.
voor het beoordelen van het straat- en bebouwingsbeeld zijn onder meer de betreffende rooilijnen, de schaal, de goothoogte, de bebouwingshoogte, de betreffende stedenbouwkundige zone op de waarderingskaart, alsmede dakkapellen, raampartijen, parcellering en de verschijningsvorm van belang.
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan het hoofdgebouw welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie.
(openbare) verblijfsgebieden, (voet)paden, groenvoorzieningen, verhardingen, speelvoorzieningen en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzamelpunten. De gronden mogen niet worden gebruikt voor parkeervoorzieningen, met uitzondering van invalideparkeren.
voorzieningen ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer.
kaart waarop de waarden van het beschermd stadsgezicht voor “Frans Hals / Patrimonium” zijn vastgelegd en die onderdeel is van de bestemmingsverbeelding.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten.
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
vanaf het maaiveld van het aansluitende terrein tot aan de bovenzijde van de laagstgelegen vloer onder het maaiveld;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouwgrenzen te overschrijden ten behoeve van:
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Bouwregeling voor dakkapellen
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
De voor 'Gemengd 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
begane grond/ souterrain:
overige verdiepingen
Bouwregeling voor dakkapellen
Ondergrondse parkeergarage
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
begane grond:
overige verdiepingen
Horeca-achtige activiteiten
Bouwregeling voor dakkapellen
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
begane grond:
overige verdiepingen
Horeca-achtige activiteiten
Bouwregeling voor dakkapellen
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
overige verdiepingen
Horeca-achtige activiteiten
Bouwregeling voor dakkapellen
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
De voor 'Gemengd 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Bouwregeling voor dakkapellen
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Parkeergarage
Ondergrondse parkeergarage
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
souterrain:
begane grond/souterrain:
overige verdiepingen:
Bouwregeling voor dakkapellen
Ondergrondse parkeergarage
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
De voor 'Tuin 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Garage
Opslagruimte
Ondergrondse parkeergarage
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
De voor 'Tuin 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
De voor 'Tuin 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven ten dienste van de daarbij behorende hoofdbebouwing en de op hetzelfde bouwperceel toegelaten bestemming.
Op de gronden met de bestemming 'Tuin 3' mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Ondergrondse parkeergarage
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
e. prostitutie en seksinrichtingen.
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Ondergrondse parkeergarage
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Bouwregeling voor dakkapellen
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
De op de verbeelding voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse afvalwatertransportleiding met een veiligheidsstrook ter breedte van 2,5 meter aan weerszijde van de hartlijn van de leiding. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
Op de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' mogen ten dienste van de bedoelde leiding uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 18.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze bij een ander archeologiecategorie, zoals vermeld in lid 19.2 in te delen, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 22.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Lid 22.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 22.4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in lid 22.4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Lid 22.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan is milieuzonering een standaardinstrument voor de ruimtelijke ordening. Milieuzonering is bedoeld om indicatief te beoordelen in hoeverre de woon-, werk- en recreatieve functies, of (indirect) verkeer, belemmeringen voor elkaar opleveren. Het doel is deze eventuele hinder of belemmeringen te voorkomen in nieuwe situaties en te verhelpen of te beperken in bestaande situaties.
Toepassing milieuzonering
Om de afweging of een bestemming ergens wel of niet past te kunnen maken biedt milieuzonering handvatten (een gebiedstypering en een bedrijvenlijst). Het grondgebied van Haarlem is ingedeeld in gebieden of zones zoals het college van burgemeester en wethouders van Haarlem in november 2002 vaststelde als onderdeel van de nota Milieuzonering. Deze nota is in 2008 geactualiseerd, waarbij de indeling in gebieden of zones uit 2002 is behouden.
Gebiedstypering
Het toenemend intensief en doelmatig ruimtegebruik vraagt om een integrale benadering van de kwaliteit van de leefomgeving. Door te weten waar theoretisch welke bedrijfsactiviteiten en welke duurzaamheidmaatregelen mogelijk zijn, wordt het ruimtelijk plannen eenvoudiger. Zodoende is één integrale kaart en typeringsomschrijving ontwikkeld. In de praktijk bevat het plangebied van een bestemmingsplan meestal meer gebiedstypen en is ieder plangebied weer uniek. Dit is van groot belang voor de ruimtelijke indeling van verschillende functies. In de gebiedstypologie is vrijwel het gehele grondgebied van de gemeente Haarlem terug te vinden. De hoofdgroepen wonen, werken en natuur & recreatie geven de belangrijkste functie binnen een gebiedstype weer (de tabel typeert op hoofdlijnen. De verfijning vindt plaats op bestemmingsplanniveau).
Typologie | Omschrijving | Maximaal toegestane bedrijfscategorie | |||
A | Wonen | ||||
Overwegend laagbouw in een lage dichtheid | Dichtheid < 40 w/ha | B | |||
Overwegend laagbouw in een hoge dichtheid | Dichtheid = 40 w/ha | B | |||
Flatwijk | = 50% van het aantal woningen zijn flatwoningen | B | |||
Stedelijke centra | Historisch centrum en moderne stadswinkelcentra | C | |||
B | Werken | ||||
Corridors/ Gemengd gebied | Hoofdfunctie is werken. Bedrijven zijn gemengd met woningen. Werkfuncties langs stadsstructuurwegen. | C | |||
Bedrijvigheid | Bedrijven geconcentreerd in een gebied | 3 of 4 | |||
C | Natuur en recreatie | ||||
Stadsnatuur | Alle stedelijke parken en plantsoenen | n.v.t. | |||
Dagrecreatie | Recreatie gericht op ontspanning voor minder dan een dag | Recreatiegebonden | |||
Buitengebied/ natuurontwikkeling | Landelijke gebied met en zonder woningen | B (gebiedsgebonden) |
Ad A Wonen
Voor de drie eerstgenoemde woontypologieën zijn in principe categorie B bedrijven altijd toegestaan. Wel kan via het bestemmingsplan besloten worden om in afzonderlijke wijkdelen of straten slechts categorie A bedrijven toe te staan. Feitelijke juridische vastlegging van een dergelijke milieuzonering vindt plaats in bestemmingsplannen. Daarom blijft het onderscheid tussen categorie A en B bestaan. Tot de vierde woontypologie 'stedelijke centra' wordt de vergrote binnenstad gerekend.
Ad B Werken
Wat betreft de typering 'corridors/gemengd gebied' geldt dat corridors doorgaande routes/verkeersassen met openbaar vervoer zijn, die een verbinding vormen met het centrum (of centrum Schalkwijk) met nadruk op de werkfunctie. Hiertoe wordt de direct nabij gelegen bebouwing links en rechts gerekend. Categorie C bedrijven zijn hier toegestaan. De typering van het achterliggende gebied en de bijbehorende toegestane bedrijfscategorieën zijn bepalend voor de toegestane milieuhinder aan de achterzijde van bebouwing in een corridor. In het bestemmingsplan zullen de details nader worden bepaald. Tussen woonwijken en corridors kan nog een tussenvorm herkend worden, wijkontsluitingswegen, die om reden van vereenvoudiging niet apart is getypeerd. Langs deze wegen overheerst de woonfunctie, maar de verkeersintensiteit is relatief hoog en ook hier rijdt vaak openbaar vervoer. Categorie C bedrijven zijn niet ondenkbaar langs wijkontsluitingswegen, maar het aantal dient duidelijk lager te liggen dan in corridors.
Ad C Natuur en recreatie
Onder 'stadsnatuur' worden naast openbare parken ook begraafplaatsen gerekend. Onder 'dagrecreatie' wordt naast groengebied buiten de stad ook sport gerekend. In deze gebiedstypen kunnen gebiedsgebonden activiteiten worden toegestaan en kan eventueel horeca ook een plek krijgen. Voor het 'buiten-/ natuurontwikkelingsgebied' geldt dat gebiedsgebonden bedrijfsactiviteiten tot categorie B zijn toegestaan. In sommige gevallen zal categorie C toelaatbaar zijn, afhankelijk van de nabijheid van gevoelige bestemmingen en de verkeersaantrekkende werking.
Bedrijvenlijst
De door bedrijven veroorzaakte mate van hinder is weergegeven in een categorie indeling. Daarbij geldt hoe lager het categoriecijfer des te minder hinder een bedrijf oplevert. De categorieën A en B zijn in principe in de hele stad Haarlem toegestaan. Voor een specifieke locatie (zoals een woonwijk in lage dichtheid) kan bepaald worden dat alleen een categorie A of geen bedrijvigheid is toegestaan. Bedrijven van categorie C dienen per definitie nader beoordeeld te worden op de daadwerkelijke hinder (in relatie tot de geplande locatie). Dit geldt voor alle nieuwe bestemmingsplannen.
Steeds meer bedrijven vallen onder het Activiteitenbesluit milieubeheer en zijn niet meer vergunningsplichtig. Er zijn dus minder bedrijven waaraan specifieke eisen kunnen worden gesteld via een vergunning. Voor een deel wordt dit ondervangen met de preventieve werking van het instrument milieuzonering. Daarmee is milieuzonering een belangrijk instrument. De bedrijvenlijst (milieuzoneringslijst) garandeert deze preventieve werking voldoende.
Zoneringslijst - Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging |
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | ||
CATEGORIE | |||
151 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | ||
151 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² | B | |
1552 | Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² | B | |
1581 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 2500 kg meel/week | B | |
1584 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | ||
1584 | - Cacao- en chocoladefabrieken- vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² | B | |
1584 | - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² | B | |
1593 t/m 1595 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | B | |
17 | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | ||
174, 175 | Vervaardiging van textielwaren | B | |
176, 177 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | B | |
18 | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | ||
181 | Vervaardiging kleding van leer | B | |
20 | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | ||
203, 204, 205 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | B | |
205 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | B | |
22 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | ||
221 | Uitgeverijen (kantoren) | A | |
2222.6 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | B | |
2223 | Grafische afwerking | A | |
2223 | Binderijen | B | |
2224 | Grafische reproduktie en zetten | B | |
2225 | Overige grafische aktiviteiten | B | |
223 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | A | |
36 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | ||
361 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | A | |
362 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | B | |
363 | Muziekinstrumentenfabrieken | B | |
3661.1 | Sociale werkvoorziening | B | |
40 | PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | ||
40 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | ||
40 | - < 10 MVA | B | |
40 | Gasdistributiebedrijven: | ||
40 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A | A | |
40 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | B | |
40 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | ||
40 | - blokverwarming | B | |
45 | BOUWNIJVERHEID | ||
45 | Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1000 m2 | B | |
50 | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | ||
501, 502, 504 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | B | |
5020.4 | Autobeklederijen | A | |
5020.5 | Autowasserijen | B | |
503, 504 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | B | |
52 | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | ||
52 | Detailhandel voor zover n.e.g. | A | |
5222, 5223 | Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken | A | |
5224 | Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel | A | |
5231, 5232 | Apotheken en drogisterijen | A | |
527 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | A | |
55 | LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | ||
553 | Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. | A | |
554 | Café's, bars | A | |
5551 | Kantines | A | |
5552 | Cateringbedrijven | B | |
60 | VERVOER OVER LAND | ||
6022 | Taxibedrijven | B | |
603 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | B | |
61, 62 | VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT | ||
61, 62 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | A | |
63 | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | ||
6322, 6323 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | A | |
633 | Reisorganisaties | A | |
634 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | A | |
64 | POST EN TELECOMMUNICATIE | ||
642 | Telecommunicatiebedrijven | A | |
642 | zendinstallaties: | ||
642 | - FM en TV | B | |
642 | - GSM en UMTS-steunzenders | B | |
65, 66, 67 | FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN | ||
65, 66, 67 | Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen | B | |
70 | VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED | ||
70 | Verhuur van en handel in onroerend goed | A | |
71 | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | ||
711 | Personenautoverhuurbedrijven | B | |
72 | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | ||
72 | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | A | |
72 | Switchhouses | B | |
73 | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | ||
732 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | A | |
74 | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | ||
74 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | A | |
7484.4 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | A | |
75 | OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN | ||
75 | Openbaar bestuur (kantoren e.d.) | A | |
80 | ONDERWIJS | ||
801, 802 | Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs | B | |
803, 804 | Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs | B | |
85 | GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG | ||
8512, 8513 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | A | |
8514, 8515 | Consultatiebureaus | A | |
853 | Verpleeghuizen | B | |
853 | Kinderopvang | B | |
9001 | rioolgemalen | B | |
91 | DIVERSE ORGANISATIES | ||
9111 | Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) | A | |
9131 | Kerkgebouwen e.d. | B | |
9133.1 | Buurt- en clubhuizen | B | |
92 | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | ||
9234 | Muziek- en balletscholen | B | |
9234.1 | Dansscholen | B | |
9251, 9252 | Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. | A | |
9261.2 | Sporthallen | B | |
9261.2 | Bowlingcentra | B | |
9262 | Schietinrichtingen: | ||
9262 | - binnenbanen: boogbanen | A | |
9262 | Sportscholen, gymnastiekzalen | B | |
9272.1 | Amusementshallen | B | |
93 | OVERIGE DIENSTVERLENING | ||
9301.3 | Wasverzendinrichtingen | B | |
9301.3 | Wasserettes, wassalons | A | |
9302 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | A | |
9303 | Begrafenisondernemingen: uitvaartcentra | A | |
9304 | Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden | B | |
9305 | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | A | |