|
Het bestemmingsplan Gooise Kant geeft concrete invulling aan het ruimtelijk beleid voor dit gedeelte van Amsterdam Zuidoost. Het geeft aan waar welke functies zijn toegestaan en hoe deze gronden bebouwd mogen worden. Dit gebied dat ligt aan de oostzijde van de Gooiseweg, aan de Gooise Kant, was tot dusver onderdeel van het bestemmingsplan 'De Nieuwe Bijlmer' dat is vastgesteld op 26 juni 2007. Het bestemmingsplan 'De Nieuwe Bijlmer' voorzag al in een project met laagbouwwoningen op deze locatie. De nu beoogde verkaveling past echter niet in de kaders van dat bestemmingsplan.
De afgelopen jaren is door stadsdeel Zuidoost gewerkt aan de inhaalslag bestemmingsplannen, een project om alle verouderde bestemmingsplannen te actualiseren. De tienjaarstermijn voor bestemmingsplannen in de Wet ruimtelijke ordening houdt voor dit gebied in, dat per 26 juni 2017 actualisatie van het bestemmingsplan 'De Nieuwe Bijlmer' nodig is. Daarom is voorliggend bestemmingsplan opgesteld. In het Plan van Aanpak bestemmingsplannen van Stadsdeel Zuidoost (DB besluit 17 september 2013) zijn de plangrenzen voor de nieuwe bestemmingsplannen vastgelegd. Dit bestemmingsplangebied is onderdeel van het gebied dat beschreven is in de Startnotitie Nelson Mandelapark e.o. Voorgesteld is om dat plangebied in drie gebieden op te delen waardoor bestemmingsplangebied Gooise Kant ontstaat. De andere twee gebieden zijn Nelson Mandelapark en Cluster 6. Dit is in het besluit van 1 november 2016 door het DB van Zuidoost vastgesteld.
De huidige situatie in het plangebied is dat fase 1 van de plannen gerealiseerd is, fase 2a nu (december 2016) uitgevoerd wordt, en de laatste twee fasen van de woningbouw uit het bestemmingsplan van 2007 nog niet gerealiseerd is. Voor het voorliggende bestemmingsplan betekent dat het voor de bestaande bebouwing een beheerkarakter heeft en dat het voor de rest van het gebied op ontwikkeling is gericht. Het gebied dat reeds gerealiseerd is, paste deels in het bestemmingsplan 'De Nieuwe Bijlmer' en is deels met uitgebreide omgevingsvergunningen (planafwijking) mogelijk gemaakt. De zuidelijke kant van het plangebied wordt overgenomen uit het bestemmingsplan 'De Nieuwe Bijlmer'. Dit gebeurt omdat er nog geen concrete plannen zijn voor die locaties.
Het bestemmingsplan bestaat uit regels, een verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de regels opgenomen juridische regeling. De verbeelding en de regels vormen samen de bestemmingsplanregeling zoals deze door de gemeenteraad wordt vastgesteld. De toelichting geeft de achtergronden (beschrijving van het gebied, relevant beleid, resultaten van uitgevoerde onderzoeken) bij de bestemmingsplanregeling.
Het plangebied van dit bestemmingsplan is gelegen tussen de K-buurt en het Nelson Mandelapark langs de Gooiseweg. Ten zuiden wordt het plangebied begrensd door de Gaasperdammerweg (A9). Op de afbeelding hieronder is de globale begrenzing van het plangebied aangegeven in de brede omgeving. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Zie voor een uitgebreide beschrijving van het plangebied hoofdstuk 4.
Afbeelding: Overzichtskaart met globale grenzen plangebied (blauw omlijnd)
Voor de Gaasperdammerweg is per januari 2012 door de Raad van State het nieuwe Tracébesluit vastgesteld en in juli 2014 daaropvolgend heeft de Gemeenteraad het bestemmingsplan 'Weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere' vastgesteld. In dat kader wordt de verbreding van de A9 gerealiseerd en enkele fietspaden over de A9 (zoals van het fietspad dat over de A9 door het Nelson Mandelapark moet gaan lopen en aan moet sluiten op het Reigerbospad) aangepast. Deze aanpassingen liggen binnen de grenzen van het Tracébesluit en dus buiten de grenzen van dit bestemmingsplan. Daarom wordt aan de zuidzijde niet de oude begrenzing van bestemmingsplan 'De Nieuwe Bijlmer' gekozen, maar de begrenzing van het bestemmingsplan 'Weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere' aangehouden. De plangrens volgt daarmee bijna geheel de grens van het vigerende plan uit 2007, met uitzondering van de zuidzijde.
In dit hoofdstuk wordt beschreven welk bestemmingsplan op dit moment geldt in het plangebied en welke vergunningen verleend zijn in het verleden. Daarnaast wordt ook beschreven welke bestemmingen er zijn in het vigerende plan.
Binnen het plangebied is er één bestemmingsplan vigerend:
Het bestemmingsplan 'De Nieuwe Bijlmer' is een deels conserverend plan, deels ontwikkelplan. Het gedeelte van het nieuwe bestemmingsplan dat in 'De Nieuwe Bijlmer' valt, was ontwikkellocatie in het bestemmingsplan 'De Nieuwe Bijlmer'.
Afbeelding: Overzicht plangebied (rood omlijnd) onderdeel van bestemmingsplan 'De Nieuwe Bijlmer'
Verleende vergunningen/vrijstellingen
In de loop van de jaren zijn er ruimtelijke ontwikkelingen geweest die strijdig waren met het bestemmingsplan, maar wel gewenst waren. Hier zijn projectafwijkingprocedures voor gevoerd. In het nieuwe bestemmingsplan zullen deze overgenomen worden. De belangrijkste projectafwijkingen/ vrijstellingen zijn:
Deze projectafwijkingen/vrijstellingen zullen ook worden beschreven in de volgende hoofdstukken.
Hieronder worden de belangrijkste huidige bestemmingen in het plangebied beschreven uit het vigerende bestemmingsplan. In de volgende hoofdstukken zal er verder worden ingezoomd op het gebied en de gewenste nieuwe bestemmingen.
Afbeelding: Uitsnede van het bestemmingsplan 'De Nieuwe Bijlmer'
Voor dit gebied is het bestemmingsplan 'De Nieuwe Bijlmer' het kader. Voor dit gebied is in 2003 het 'SPvE Gooiseweg Oost' vastgesteld door de stadsdeelraad. Deze is verwerkt in het bestemmingsplan 'De Nieuwe Bijlmer'. Hieronder de belangrijkste bestemmingen van dit gebied.
Woningen
Alle woningen in dit deelgebied zijn bestemd als 'Woningen C.A.' (Wx). De bebouwing
is bestemd voor woningen met inbegrip van bergingen, aan- en uitbouwen en andere nevenruimten.
Daarnaast zijn de gronden hier bestemd voor nuts- en vergelijkbare voorzieningen,
voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bedienen van het plangebied, gebouwde parkeervoorzieningen
in de kelder, het souterrain en de eerste bouwlaag, groenvoorzieningen, water, parkeervoorzieningen
met bijbehorende in- en uitritten, openbare ruimte en tuinen voor wat betreft de onbebouwd
blijvende delen.
Tuinen
Gronden bestemd voor “Tuinen” (T) zijn bestemd voor tuinen en groenvoorzieningen.
Hier zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan. Achter de achtergevel
van aangrenzende woningen zijn tevens aan- of uitbouwen bij woningen toegestaan.
Verkeer
De Gooiseweg ten westen van dit deelgebied, de Karspeldreef en de af- en oprit zijn
bestemd als 'Verkeersareaal' (Va1). De als “Verblijfsgebied” (Va2) aangewezen gronden
zijn bestemd voor woonerven en buurtwegen met bijbehorende bermen, fiets- en voetpaden,
ongebouwde parkeervoorzieningen, openbare ruimte en groenvoorzieningen, water en oevervoorzieningen
en afvalinzamelingsystemen.
Groen en Water
Het talud tegen de Gooiseweg aan is bestemd als 'Groen' (G) met bijbehorende speelvoorzieningen
en verhardingen, met inbegrip van bijbehorende voet- en fietspaden, water en oevervoorzieningen,
afvalinzamelingsystemen en geluidsschermen voor wegverkeerslawaai en/of railverkeerslawaai.
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van
de bestemming worden gebouwd. Aan de overzijde is een gebied bestemd als 'Water' (Vw).
Deze aangewezen gronden zijn bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden, zoals waterberging
en oppervlaktewater, oevers, groenvoorzieningen, bruggen, duikers en steigers ten
behoeve van terrassen voor woningen, met dien verstande dat per woning maximaal één
steiger met een maximum van 25 m2 is toegestaan. Hier zijn alleen bouwwerken geen
gebouwen zijnde toegestaan.
In dit hoofdstuk zal verder worden ingezoomd op de huidige situatie van de deelgebieden en wordt beschreven wat de geschiedenis van Stadsdeel Zuidoost is. Verder zal kort worden ingegaan op de plannen die in het verleden voor dit gebied zijn gemaakt.
Het begin van de moderne Bijlmermeer ligt in 1963. In dat jaar wordt begonnen met het bouwrijp maken van de Bijlmermeer, een polder ten zuidoosten van Amsterdam, gelegen tussen de gemeenten Diemen en Weesp. De geschiedenis van deze polder voert veel verder terug. Oorspronkelijk bevond zich hier het dorpje Bijlmer. Het lag aan het zandpad tussen Amsterdam en Weesp, in een zeer waterrijk gebied, aan het Bijlmermeer. In de zeventiende eeuw kreeg een aantal Amsterdamse kooplieden toestemming om het Bijlmermeer droog te malen. Een kleine vier jaar later was de drooglegging voltooid. De bodemgesteldheid van de polder was niet gunstig, en door steeds weer opkomende kwellen was het land moeilijk droog te houden. De Bijlmermeer bleef tot in de jaren zestig van de twintigste eeuw een polder waarin ongeveer 40 boeren hun beroep uitoefenden.
Afbeelding: Het Bijlmermeer met het dorpje Bijlmer rond 1700
Stadsuitbreidingen in Amsterdam werden in de 20e eeuw gebaseerd op het, in 1935 vastgestelde, Algemeen Uitbreidingsplan (AUP). Het AUP ging uit van de compacte ontwikkeling van Amsterdam, met het zwaartepunt van de ontwikkeling aan de westzijde van de stad. Na de Tweede Wereldoorlog bleek echter dat de stadsuitbreiding zoals vastgelegd in het AUP niet voldoende was. Dat kwam vooral door de daling van de gemiddelde woningbezetting. Er bleek grote behoefte aan extra woningen en bedrijfsterreinen. De oplossing voor dit probleem werd gezocht in Amsterdam Noord, de binnenstad en in Amsterdam Zuidoost.
In dezelfde periode werkte de Rijks Planologische Dienst (RPD) aan de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening die in 1966 zou worden vastgesteld. In deze Nota werd het begrip “gebundelde deconcentratie” geïntroduceerd. Daarin werden stadsgewesten opgebouwd uit verschillende ruimtelijke eenheden. In het stadsgewest Amsterdam moesten vier verschillende ruimtelijke eenheden ontstaan. Eén van die vier eenheden was in de Bijlmermeer geprojecteerd: een relatief zelfstandige eenheid van circa 60.000 inwoners.
De dienst Stadsontwikkeling maakte de uitbreidingsplannen, conform de ideeën van de RPD. In plaats van de compacte ontwikkeling uit het AUP, werd nu uitgegaan van scheggen en lobben, groene gebieden die tot diep in het centrum van Amsterdam moesten doordringen. De Bijlmermeer werd ontworpen als een zelfstandige eenheid die deel uitmaakte van de agglomeratie Amsterdam.
Uiteindelijk moesten in de Bijlmermeer meer dan 100.000 mensen komen te wonen. Door Stadsontwikkeling werd het plan 'de Zuidoostelijke Stadsuitbreiding' gepresenteerd met 40.000 woningen waarvan 90% hoogbouw (vooral galerijflats in honingraatvormige complexen van elf lagen hoog en daarnaast een 8-tal torens van 20-hoog, waarvan er later maar 4 gerealiseerd werden) en 10% eengezinswoningen, plus subcentra en een hoofdcentrum, voor winkels en andere voorzieningen. Vanwege de slechte bodemgesteldheid, moest de bodem met meer dan twee meter worden opgehoogd. Zo'n 130 hectare bouwland werd opgehoogd met 2.700.000 kubieke meter zand.
Het noordelijke deel van de polder, ten noorden van de latere Gaasperdammerweg, werd als eerste bebouwd. Dit gebied zou later bekend worden als de Bijlmer. Op 13 december 1967 werd in een verlaten zandvlakte door toenmalig burgemeester Van Hall de eerste paal geslagen, in de H-buurt. In 1975 was de bouw van de Bijlmer voltooid. Voor het zuidelijke deel, het latere Gaasperdam, werden de plannen rond begin 1970 afgemaakt.
De Bijlmermeer lag oorspronkelijk op het grondgebied van de gemeente Weesperkarspel. In 1966 werd een aantal polders tussen de Rijksweg A2 en het Amsterdam Rijnkanaal, waaronder de Bijlmermeer, bestuurlijk voor een periode van twaalf jaar aan Amsterdam toegevoegd. Dat was lang genoeg om de voorgenomen bouwplannen te realiseren.
In 1978 werd het gebied dat nu bekend staat als Zuidoost bestuurlijk definitief deel van Amsterdam. De Bijlmermeer moest een stad van de toekomst worden, gebouwd volgens de principes van de functionele stad. Het ontwerp van de Bijlmermeer was gebaseerd op de ideeën van het Congres International d'Architecture Moderne (CIAM). Hoofdkenmerken voor de ontwerpen volgens deze ideeën waren:
Afbeelding: De Bijlmermeer in aanbouw rond 1970
Een groot deel van de nieuwe woningen werden in honingraat-vormige complexen van elf lagen hoog gebouwd. De ontsluiting van de individuele woningen vond plaats via binnenstraten. Tussen de hoogbouwcomplexen kwamen grote groene ruimtes, met daar doorheen de fiets- en voetgangersroutes. De afwikkeling van het gemotoriseerde verkeer vond plaats via verhoogd aangelegde wegen (de dreven).
De flats kregen grote parkeergarages, die met de dreven waren verbonden. Na jarenlang alleen ov-verbindingen met bussen, reden boven deze wegen metro's die de verbinding met het stadscentrum verzorgden. Onder de viaducten kwamen winkelcentra, waaronder het winkelcentrum Kraaiennest. Destijds was er een groot vertrouwen in de toekomstige waarde van de wijk.
Het oorspronkelijke plan voor de Bijlmermeer is echter nooit in zijn geheel uitgevoerd. De binnenstraten kwamen niet op de begane grond, maar op het eerste niveau. Op de begane grond kwamen bergingen, wat zorgde voor een anonieme en gesloten gevel op het maaiveld. In de binnenstraten werden huizen gebouwd, om meer huuropbrengsten te kunnen genereren. Dat ging ten koste van de kwaliteit van de binnenstraten, die aan de schaduwkant kwamen te liggen. Er werd ook bezuinigd op het aantal liften. Voorzieningen kwamen later dan gewenst, zodat de ruimtes onder de verhoogde wegen en parkeerdekken verloederden. De snelle metroverbinding met het stadscentrum werd veel later aangelegd dan gepland. Door de aantasting van de oorspronkelijke plannen werd de Bijlmermeer extra kwetsbaar voor sociale problematiek.
Maar waarschijnlijk veel meer bepalend voor de teloorgang van het gebied, was dat de bebouwing niet aansloot bij de woonwensen van de middengroepen op de woningmarkt. Terwijl in de Bijlmer nog volop gebouwd werd, werden in de overloopgemeenten rondom Amsterdam tienduizenden laagbouwwoningen gebouwd, waaronder veel koopwoningen. De belangrijkste doelgroep voor de Bijlmer, de middenklassegezinnen, koos massaal voor een woning in Lelystad, Almere, Purmerend of Hoorn. Toen ook de Nederlandse bevolking minder snel bleek toe te nemen dan gepland, deed zich begin jaren '70 in de Bijlmer de eerste leegstand voor.
Om het tij te keren richtten de woningcorporaties die de flats in bezit hadden in 1984 de nieuwe woningstichting Nieuw Amsterdam op. Eén gespecialiseerde organisatie werd beter in staat geacht de moeilijke wijk te beheren. De huren van de flats werden verlaagd en het parkeren in de garages werd gratis. Delen van leegstaande parkeergarages werden afgebroken. De probleemflat Gliphoeve (tegenwoordig Geldershoofd) werd geheel gerenoveerd. Ongeveer duizend vier- en vijfkamerwoningen werden gesplitst in kleinere eenheden, om ze aantrekkelijk te maken voor kleinere huishoudens. Lange galerijen werden op een aantal plaatsen afgesloten en er werden liften bijgebouwd. In het openbare groen werden volkstuintjes uitgegeven aan bewoners. Hier en daar werd parkeren op het maaiveld toegestaan. Maar ondanks deze maatregelen, bleven de verliezen van de corporatie oplopen. Er gingen steeds meer stemmen op om een deel van de Bijlmer te slopen.
In 1992 waren de tekorten van Nieuw Amsterdam door de leegstand en de hoge kosten van het beheer opgelopen tot meer dan 60 miljoen euro. Dat was de directe aanleiding voor gemeente, stadsdeel en woningcorporatie om vergaande plannen te ontwikkelen voor de verbetering van de Bijlmermeer. De plannen voorzagen in sloop van een kwart van de hoogbouwflats, maar ook in vernieuwing van het beheer en projecten voor sociaal-economische vernieuwing. De gesloopte flats worden vervangen door gevarieerde laagbouwmilieus en een deel van de dreven werden verlaagd. De ruimtelijke structuur moest door de vernieuwing gevarieerder, herkenbaarder en sociaal veiliger worden. De Bijlmermeer moest weer een wijk worden waar mensen graag wonen.
Na een tussentijdse evaluatie in 1999, is in 2000 door de gemeente Amsterdam, stadsdeel Zuidoost en woningstichting Nieuw Amsterdam besloten tot een aanzienlijke schaalvergroting van de vernieuwingsoperatie. Het aantal te slopen woningen werd verdubbeld tot 6.500 en besloten werd om daarvoor in de plaats meer nieuwe woningen, bedrijfsruimten en voorzieningen te bouwen. Ook werd besloten om de vernieuwing uit te breiden tot alle buurten in het hoogbouwgebied van de Bijlmermeer en samen te laten gaan met een programma voor sociaal economische vernieuwing en vernieuwing van het beheer. Het nieuwe grootschalige herstructureringsprogramma werd uitgewerkt in het 'Finale Plan van Aanpak Vernieuwing Bijlmermeer'. De gemeenteraad formuleerde daarnaast als taakstelling dat de plannen voor de vernieuwing van de Bijlmermeer samen moesten gaan met de toevoeging van 10% extra woningen ten opzichte van het aantal gesloopte, in het vernieuwingsgebied Voor iedere 100 gesloopte woningen komen er dus 110 terug, zo was de opgave.
Tot in de 20ste eeuw bleef het landelijke en overwegend agrarische karakter van de Bijlmermeer gehandhaafd. In 1958 werd de eerste aanzet gegeven tot de verstedelijking van het gebied, met de aanleg van de Gooiseweg die ten westen van het plangebied loopt. Ten westen van het plangebied werd een strook veen afgegraven en een dijk opgeworpen voor het verhoogde wegdek. De ontwikkeling van het tegenwoordige gebied volgde in 1963 met het opspuiten van zand in de Bijlmermeerpolder.
In deze paragraaf zal verder ingezoomd worden op de het plangebied Gooise Kant. Hier wordt de ligging en huidige situatie beschreven van de woningbouwlocatie Gooise Kant die wordt gerealiseerd in drie fasen.
Afbeelding: plangebied Gooise Kant met de drie fasen
In het noorden van het plangebied tussen de Gooiseweg en de brede waterloop wordt het nieuwbouwplan Gooise Kant uitgevoerd.
Het hooggelegen talud langs de Gooiseweg is grotendeels voorzien van een geluidwal. De viaducten van de Gooiseweg zijn voorzien van geluidwerende voorzieningen, met uitzondering van de Karspeldreef. Het talud is begroeid met bosschages en boompartijen. Het gedeeltelijk hooggelegen talud langs de Gooiseweg is een oorspronkelijke reservering voor uitbreiding van de Gooiseweg met verdubbeling van het aantal rijstroken en een hoofdfietsroute. Het lager gelegen gedeelte vormt de overgang naar het water. De 1e fase van het nieuwbouwplan, in het uiterste noorden van het plangebied, is opgeleverd (53 woningen).
Afbeelding links: Fase 1 in aanbouw vanaf K-buurt. Afbeelding rechts: Fase 1 grotendeels gerealiseerd.
In dit hoofdstuk zal verder worden ingezoomd op het plangebied en wordt beschreven wat de gewenste situatie in de toekomst is met behulp van actuele plannen. Op de afbeelding hieronder de impressie van de nieuwe situatie opgedeeld in de drie fasen volgens bestemmingsplan 'De Nieuwe Bijlmer'. De nieuwe situatie gaat er iets anders uitzien.
Afbeelding: Impressie project Gooise Kant volgens bestemmingsplan 'De Nieuwe Bijlmer'
De 1e fase van het nieuwbouwplan Gooise Kant, in het uiterste noorden van het plangebied, is opgeleverd. Het gaat om 53 woningen, die al gotendeels opgeleverd zijn. Een groot deel van de woningen in fase 1 pasten in het vigerende bestemmingsplan 'De Nieuwe Bijlmer'. Het bestemmingsplan voorzag in een project met twee parallelle stroken met laagbouwwoningen op deze locatie. In de huidige verkaveling steken enkele woningen buiten het bouwvlak en worden 2 woningen meer gebouwd dan de 51 die werden voorzien. Het aanvankelijke beoogde water dat de strook woningen zou onderbreken wordt niet gerealiseerd. In totaal voor 14 woningen moest een omgevingsvergunning (afwijking van het bestemmingsplan) worden aangevraagd. Op 24 december 2015 is een omgevingsvergunning verleend door de bestuurscommissie van Stadsdeel Zuidoost voor het realiseren van deze 14 woningen op de locatie Gooise Kant 14 t/m 40 (even).
Het bouwplan bestaat uit 53 grondgebonden woningen in twee parallelle stroken. De ene strook bestaat uit drie in elkaars verlengde gelegen rijtjes en de andere strook bestaat uit vier rijtjes. De stroken zijn noordwest/zuidoost georiënteerd, parallel aan de Gooiseweg (zie afbeelding hieronder). In deze fase is extra water gecreëerd om de toename van de verharding te compenseren (zie paragraaf 6.5.3).
Afbeelding: Verkaveling Fase 1 Gooise Kant
Afbeeldingen links en rechts: Fase 1 gerealiseerd
Wonen
De in het plan voorziene woningen bestaan uit twee bouwlagen met een kap, met een
goothoogte van 5,80 meter en een nokhoogte van 10,1 meter. Het is toegestaan om huisgebonden
beroepen uit te oefenen.
Afbeelding: Doorsnede woning
Tuinen
Gronden bestemd voor "Tuinen" (T) zijn bestemd voor tuinen en groenvoorzieningen.
Hier zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.
Groen en Water
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen met bijbehorende
spel- en sportvoorzieningen en verhardingen, voet- en fietspaden, water en oevervoorzieningen.
Bruggen en duikers zijn toegestaan daar waar met de aanduiding 'bruggen toegestaan'
op de verbeelding staat aangegeven. De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd
voor waterhuishoudkundige doeleinden, zoals waterberging en oppervlaktewater, oevers
en groenvoorzieningen.
Parkeren
Het totale project met 53 woningen voorziet in 66 parkeerplaatsen in de openbare ruimte,
waarvan 22 langs de weg en 44 verdeeld over de diverse parkeerterreinen tussen de
bouwblokken. Hiermee wordt voldaan aan de parkeernorm voor woningen uit de parkeernota
van Zuidoost. In de nota wordt uitgegaan van 1 parkeerplaats per woning en 0,2 parkeerplaatsen
per woning voor bezoekers.
Afbeeldingen: Parkeergelegenheden in gebied fase 1
De realisatie van woningen met bijbehorende parkeerplaatsen zijn in het geldende bestemmingsplan reeds toegestaan. Het project wijkt echter net als in fase 1 op onderdelen af van het vigerende bestemmingsplan 'De Nieuwe Bijlmer'. Het gaat hierbij om het maximum aantal woningen, dat met 29 woningen wordt overschreden, een geringe overschrijding van de maximale toegestane bouwhoogte en de overschrijding van het bouw- en bestemmingsvlak van de woonbestemming. Op 22 december 2015 is voor dit deel van fase 2a een omgevingsvergunning aangevraagd; in totaal gaat het hierbij om 67 woningen. De aanvraag is opgenomen in dit bestemmingsplan. In totaal zullen minimaal 85 eengezinswoningen worden gerealiseerd in fase 2. De omgevingsvergunning voor fase 2b zal op korte termijn worden aangevraagd en zal in het ontwerpbestemmingsplan worden meegenomen. Vooralsnog zal voor dit deel van het plangebied uitgegaan worden van de laatste stedenbouwkundige plannen en worden de bouwblokken bestemd als Wonen – Uit te werken. In fase 2 wordt extra water gecreëerd na overleg met Waternet (zie paragraaf 6.5.3).
Afbeelding: Verkaveling Gooise Kant Fase 2a
Afbeelding: Vogelvlucht impressie fase 2a en 2b vanuit het noordoosten
Wonen
De in het plan voorziene woningen bestaan uit twee bouwlagen met een kap, met een
goothoogte van circa 5,80 – 6,80 meter en een nokhoogte van circa 10,30 - 11,30 meter.
Deze hoogte varieert omdat op de koppen van de bouwblokken worden voorzien van een
verhoogd dak (zie afbeelding hieronder). Het is toegestaan om huisgebonden beroepen
uit te oefenen.
Afbeelding: Doorsnede woning
De koppen van de bouwblokken worden voorzien van een verhoogd dak. De gebouwen hebben een traditionele uitstraling met baksteen en pannendaken (zie afbeelding hieronder).
Afbeelding: Voorgevel bouwvlak 5
Tuinen
De voor Tuinen aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, groenvoorzieningen en
water. Daar waar op de verbeelding de aanduiding 'parkeerterrein' staat aangeduid
is maximaal 1 ongebouwde parkeerplaats toegestaan. Ook is een berging toegestaan daar
waar dat met de aanduiding 'bijgebouw' op de verbeelding staat aangeduid. Een vlonder
(bouwkundige plateauvormige constructie aan een oever welke deels over het water hangt)
is toegestaan daar waar dat met de aanduiding 'specifieke vorm van tuinen' op de verbeelding
staat aangeduid.
Parkeren
Voor fase 2a geldt dezelfde parkeernorm als voor fase 1. Deze parkeernorm van 1 parkeerplaats
per woning en 0,2 parkeerplaatsen per woning voor bezoekers betekent parkeerplaatsen
langs de weg en diverse parkeerterreinen tussen de bouwblokken. Daarnaast voorziet
het project ook in verschillende parkeerplaatsen op eigen terrein en hiermee wordt
voldaan aan de parkeernorm voor woningen uit de parkeernota van Zuidoost.
De plannen voor het deel van fase 3 ten zuiden van de Karspeldreef tot aan de Gaasperdammerweg zijn nog niet geheel duidelijk en zullen in samenspraak met de ontwikkelaar worden uitgewerkt. De plannen zullen op den duur met een omgevingsvergunning of een nieuw bestemmingsplan worden gerealiseerd.
Bestemming 'Wonen - Uit te werken'
Omdat de plannen nog niet geheel duidelijk zijn gaan we bij deze fase uit van de bestemming
“Uit te werken” op basis van het vigerende bestemmingsplan 'De Nieuwe Bijlmer'. Het
zijn uit te werken bestemmingen in het bestemmingsplan, die later in overleg met initiatiefnemers
kunnen worden uitgewerkt. De kaders die daarvoor in dit bestemmingsplan worden opgenomen,
komen voort uit stedenbouwkundige planvorming en uit sectoraal beleid.
De voor 'Wonen – Uit te werken' (W-U) aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen,
gebouwde parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water, tuinen, openbare ruimte
en parkeervoorzieningen.
Afbeelding: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Gooise Kant
De ontwikkelingen in het bestemmingsplan worden getoetst aan rijks-, provinciaal,
gemeentelijk en stadsdeelbeleid. Het plangebied ligt binnen bestaand stedelijk gebied.
Het bestemmingsplan is deels conserverend en maakt deels ontwikkelingen mogelijk.
Het plan dat wordt opgesteld dient te passen binnen de kaders van het geldende beleid.
Voor dit bestemmingsplan is als kader stellend beleid het volgende relevant:
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. In de structuurvisie is aangegeven dat het Rijk drie hoofddoelen heeft:
Uit de drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn. Structuurvisies hebben alleen een bindende werking voor de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, worden daarom geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Die Amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.
Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden. In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van een aantal beschreven onderwerpen van nationaal belang. Het bestemmingsplan Gooise Kant e.o. raakt niet aan deze nationale belangen.
Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, en is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' daaraan toegevoegd. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. In artikel 3.1.6, lid 2 Bro is nu voorgeschreven dat indien bij een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk wordt gemaakt, in de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording daarvan moet plaatsvinden. Deze systematiek is niet nieuw en werd voorheen de SER-ladder genoemd. Het Rijk adviseerde dit afwegingskader al op enkele beleidsterreinen zoals bij bedrijventerreinen. De SER-ladder is ook in enkele beleidsregels overgenomen.
Op regionaal niveau is het bouwen van voldoende woningen en het op gang brengen van de nieuwbouw en de herstructurering een belangrijke opgave. Deze opgave is verwoord in de Regionale Woonvisie . Uit het regionale onderzoek 'Wonen in de Regio Amsterdam' (WiRA, 2013) blijkt dat vanwege de demografische ontwikkelingen en de instroom van huishoudens van buiten de regio de vraag naar woningen tot 2024 toeneemt. In de 'Koers 2025' wordt aangeven dat Amsterdam nog steeds veel behoefte heeft aan locaties voor woningbouw.
Het Nationaal Waterplan is in december 2015 vastgesteld en beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Bij de ontwikkeling van locaties in de stad wordt ernaar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo toeneemt. Dit moet stedelijk gebied aantrekkelijk en leefbaar maken en houden. Bij de aanpak van de stedelijke wateropgave wordt rekening gehouden met verdergaande verstedelijking en klimaatverandering en zoveel mogelijk aangesloten bij de dynamiek van de stad. Onderdeel van het bestemmingsplan is een waterparagraaf. IJkpunt daarbij is, of het nieuwe plan een groter bebouwingspercentage toestaat dan het vigerende plan. Als dat het geval is, dient te worden aangegeven hoe de watercompensatie daarvan plaatsvindt. Op dit onderdeel wordt in 7.5 verder ingegaan.
De Provinciale Staten van de provincie Noord-Holland hebben op 21 juni 2010 de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vastgesteld. Alle plandelen van dit bestemmingsplan zijn onderdeel van het Bestaande Bebouwde Gebied (BBG). Nieuwe bedrijventerreinen of kantorenlocaties zijn in het bestaande bebouwde gebied alleen toegestaan als deze passen binnen de provinciale planningsopgave (artikel 11 PRVS). Het nieuwe bestemmingsplan gaat niet uit van de realisatie van nieuwe bedrijventerreinen of grootschalige kantorenlocaties. Dergelijke bebouwing wordt niet mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan.
Tegelijkertijd met de structuurvisie is de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) in werking getreden (november 2010). De Verordening bevat algemene regels omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen. Met het inwerking treden van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is het streekplan als beleidsdocument en de goedkeuringsvereiste voor gemeentelijke bestemmingsplannen komen te vervallen. Voor het streekplan is de structuurvisie in de plaats gekomen, echter deze is uitsluitend zelfbindend voor de provincie. Voor de doorwerking van het in de structuurvisie vastgelegde beleid naar gemeenten toe, heeft de provincie de beschikking gekregen over de zogenaamde provinciale verordening. Deze verordening is het aangewezen instrument als het gaat om algemene regels omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen of projectbesluiten. Wel zal hierin duidelijk het provinciaal belang naar voren moeten komen. Het uitgangspunt daarbij is dat de bevoegdheden voor doorwerking van het ruimtelijk beleid zoveel mogelijk proactief worden ingezet en het provinciale beleid daarbij zoveel mogelijk eenduidig wordt geregeld.
Waar in het streekplanbeleid ruimte bestaat voor nadere afwegingen of in de bewoordingen beleidsruimte voor maatwerk aanwezig is, is in deze verordening gebruik gemaakt van het instrument ontheffing door GS of – in een enkel geval – nadere regels door GS. Hierdoor wordt de verordening flexibeler ten behoeve van maatwerk situaties. De verordening richt zich op de inhoud van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij niet alleen om de inhoud in strikt juridische zin, maar ook om eisen aan de toelichting. Voorliggend bestemmingsplan is in overeenstemming met de verordening opgesteld.
Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (2007) maakt de keuzes van de provincie duidelijk op het gebied van verkeer en vervoer. Er staat in welke maatregelen zij in de periode 2007-2013 wil uitvoeren en wat zij van andere partijen verwacht. Daarnaast geeft het plan aan hoe de provincie wil omgaan met de effecten van verkeer en vervoer op veiligheid, milieu, economie, ruimtelijke kwaliteit, natuur en landschap en water. De provincie is volgens de Planwet verkeer en vervoer verplicht een verkeers- en vervoersplan te maken. De essentiële onderdelen uit het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan, de Nota Mobiliteit uit 2006, moeten daarin zijn verwerkt. Bovendien vereist de Planwet dat gemeenten de essentiële onderdelen die de provincie in haar Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan formuleert, in hun beleid en maatregelen overnemen. De provincie kán, indien zij dat wenst, uitvoering van de essentiële onderdelen van gemeenten afdwingen. Het doel van het beleid is eenvoudig samen te vatten met het motto 'vlot en veilig door Noord- Holland'. Lopende plannen voor verbetering van de infrastructuur worden verder ontwikkeld en waar mogelijk verwezenlijkt. Omdat alleen met de uitbreiding van weginfrastructuur de groei van het autogebruik niet is bij te houden, worden ook andere beleidsonderdelen geïntensiveerd. De bedoeling is dat het totaal van netwerken - auto, openbaar vervoer, fiets - efficiënter wordt gebruikt en alternatieven voor het autogebruik worden gestimuleerd, zodat er meer keuzemogelijkheden ontstaan. Voorliggend bestemmingsplan is in overeenstemming met het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan opgesteld.
Het Algemeen Bestuur van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht heeft op 8 oktober 2015 het Waterbeheerplan 2016-2021 definitief vastgesteld. Het waterschap heeft de zorg voor het regionale watersysteem en streeft op een duurzame en kosteneffectieve wijze naar optimale bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van schoon water en efficiënte zuivering van afvalwater. Daarnaast draagt het waterschap op het gebied van recreatie, landschap en cultuurhistorie bij aan verbetering van de beleving van het water. In het waterbeheerplan legt het waterschap vast hoe het invulling geeft aan de zorg voor deze taken voor de komende zes jaar.
De Metropoolregio Amsterdam is het informele samenwerkingsverband van lokale en provinciale overheden in de noordvleugel van de Randstad. Belangrijk kenmerk van de metropoolsamenwerking vormt het feit dat dit gebeurt op vrijwillige basis. De democratische legitimatie van besluiten vindt plaats in de Staten en Raden van de aangesloten gemeenten en provincies.
Het versterken van de concurrentiepositie, nationaal en internationaal, vormt de rode draad binnen de metropoolsamenwerking. Om in de Europese top mee te kunnen blijven spelen, is de gezamenlijke ambitie gericht op het creëren van een hoogwaardig, veilig en duurzaam leef- en woonmilieu voor bedrijven, bewoners en bezoekers, nu en straks. Door in te zetten op compacte, hoogwaardige en bereikbare steden die omringd worden door recreatief groen moet het vestigingsklimaat aantrekkelijk blijven.
Rond de beleidsvelden verkeer en vervoer, economie, verstedelijking, landschap en duurzaamheid zijn drie regionale bestuurlijke overlegorganen geformeerd. De samenwerking in metropoolverband levert de regio bovendien structureel meer kracht en zeggenschap op richting het Rijk.
De Stadsregio Amsterdam is een samenwerkingsverband van zestien gemeenten. De Stadsregio werkt onder meer aan verbetering van de bereikbaarheid, de leefbaarheid en de economische ontwikkeling en heeft in dat kader een aantal beleidsnota's opgesteld. In het voorliggend bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen opgenomen die in strijd zijn met het beleid van de Stadsregio.
De gemeenteraad van Amsterdam heeft op 16 februari 2011 de Structuurvisie Amsterdam 2040 vastgesteld. In de structuurvisie worden keuzes vastgelegd voor de ruimtelijke ontwikkeling van de stad. In de structuurvisie is als centrale ambitie verwoord dat Amsterdam zich als kernstad verder dient te ontwikkelen binnen een internationaal concurrerende duurzame Europese metropool.
Dit bestemmingsplan ligt in het bestaande stedelijke gebied van de Structuurvisie. De ontwikkellocatie Gooise Kant valt binnen het gebied 'Wonen – werken'.
In 2012 heeft de gemeenteraad de Ecologische Visie Amsterdam vastgesteld. Dit is een uitwerking van de structuurvisie. In de structuurvisie is een globale kaart opgenomen van een ecologische structuur voor Amsterdam, ter versterking van en aanvulling op de provinciale ecologische hoofdstructuur. Deze ecologische visie geeft een preciezere uitwerking van deze globale kaart met de ecologische structuur voor Amsterdam. Er wordt een verschil gemaakt in de visie tussen “hoofdgroenstructuur” en “ecologische structuur” voor Amsterdam. Dit plangebied valt buiten beide “structuren”.
Op 13/14 juli 2016 heeft de gemeenteraad de herziening van het Amsterdamse deel van
de regionale hotelstrategie 2016-222: van hotelbeleid naar overnachtigingsbeleid,
vastgesteld. Amsterdam gaat daarmee van een hotelbeleid naar een integraal (regionaal)
overnachtigingsbeleid dat zich richt op kwaliteit, spreiding en een gelijkwaardig
ondernemersveld. In heel Amsterdam wordt in ieder geval tot 2022 alleen ruimte geboden
aan nieuwe innovatieve en kwalitatieve hotelinitiatieven. Voor de overige overnachtigingsvormen
wordt het aanbod beter gereguleerd teneinde een legaal, geregistreerd en kwalitatief
aanbod te borgen.
Voor hotels geldt met het nieuwe beleid voor de hele stad `Nee tenzij´. Medewerking
aan nieuwe hotelinitiatieven wordt in Amsterdam in de basis niet gegeven. Alleen als
hotelinitiatieven écht iets toevoegen aan de omgeving en de markt, wordt een uitzondering
gemaakt. Concepten worden getoetst op verbinding met de buurt, kwaliteit, innovatief
karakter, duurzaamheid, houdbaarheid, sociaal ondernemerschap en bijdrage aan het
vestigingsklimaat voor bedrijven. Het advies van het adviesteam hotelontwikkeling
wordt verplicht. Indien dat advies negatief is, kan de bestuurscommissie er voor kiezen
om het plan voor te leggen aan B&W. De hotelladder wordt uitgebreid met onder andere
een duurzaamheidstoets, een toets sociaal ondernemen en een eis om een buurtverslag
bij een aanvraag bij te voegen.
In het nieuwe beleid worden nieuwe hotels niet meer mogelijk gemaakt in de bestemmingsplannen. Pas als er zich een concreet initiatief voordoet, kan een stadsdeelbestuur afwegen of zij daarvoor planologisch ruimte wil maken. Indien dat het geval is, is een positief advies van het adviesteam hotelontwikkeling vereist. Bij het adviseren wordt o.m. de in 2014 geïntroduceerde hotelladder gebruikt. Het woongebied van Zuidoost is niet opgenomen op de kansenkaart van die hotelladder. Een hotel is geen onderdeel van dit bestemmingsplan.
De regels voor Bed & Breakfast (het bedrijfsmatig aanbieden van nachtverblijf in een woning) blijven in het nieuwe beleid ongewijzigd. Dat betekent,
Bed and breakfast is in dit bestemmingsplan als beroep aan huis toegestaan. Daarbij gelden bovengenoemde voorwaarden.
Short stay houdt in het tijdelijk wonen in een zelfstandige woning voor een periode
van ten minste 7 nachten en maximaal 6 maanden. In het nieuwe beleid is short stay
niet meer toegestaan en worden ook voor de aflopende vergunningen geen nieuwe meer
verstrekt. Voor dit bestemmingsplan betekent dat, dat short stay niet als mogelijkheid
is opgenomen.
Toeristisch verhuur via websites als Airbnb en Wimdu is een groeiend fenomeen in
Amsterdam. Bij vakantieverhuur is evenals bij bed & breakfast in principe geen sprake
van woningonttrekking (in tegenstelling tot short stay) en woont de hoofdbewoner het
overgrote deel van het jaar in de woning. Het tijdelijk toeristisch verhuren van woningen
is in Amsterdam toegestaan onder bepaalde voorwaarden:
Bij toeristische verhuur moet genoemd beleid in acht worden genomen. Mogelijk zullen bovengenoemde voorwaarden in het beleid in de komende jaren gewijzigd worden. Bij toeristische verhuur dient daarom altijd het laatste beleid geraadpleegd te worden.
De structuurvisie 'Zuidoost Open Huis' is op 27 september 2005 vastgesteld door de stadsdeelraad Zuidoost. In de structuurvisie heeft het stadsdeel de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor het gehele stadsdeel tot 2020 weergegeven. De structuurvisie vormt daarmee het beleidskader voor het stadsdeel. De structuurvisie gaat in op de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid op lange termijn waarmee een samenhangend perspectief wordt neergezet.
Binnen de structuurvisie heeft de ontwikkellocatie Gooise kant de milieutypering 'stadsrandwonen'. De kenmerken daarvan zijn wonen in/aan het groen, bereikbaarheid vooral per auto, geen functiemenging, een lage tot gemiddelde intensiteit (bebouwingsdichtheid) en de financieringscategorieën midden en hoog.
Het Watergebiedsplan Bijlmerring is nieuw en speciaal voor het waterschap en Waternet, omdat het gebruik maakt van de input uit de waterplannen, die het waterschap gezamenlijk met de gemeenten of stadsdelen opstelt. Het Watergebiedsplan Bijlmerring volgt de werkwijze van de landelijke watergebiedsplannen, zoals die door het waterschap voor het landelijk gebied worden opgesteld, maar door het grote percentage stedelijk gebied (80%) is gekozen voor samenwerking met de gemeenten op het gebied van de samenhang tussen watersystemen en ruimtelijke ontwikkelingen in de interactie tussen het watersysteem en de riolering. Het plangebied van de Bijlmerring, gelegen langs de zuidoostrand van Amsterdam, is 5000 ha groot en ligt in meerdere gemeenten en stadsdelen. De begrenzingen van het watersysteem vallen niet samen met de gemeentegrenzen. Het doel van het Watergebiedsplan Bijlmerring is op themaniveau de samenhang van de verschillende in het plangebied liggende “stedelijke” watersystemen te sturen. Het Watergebiedsplan Bijlmerring geeft daarbij een leidraad voor de op te stellen waterplannen en kan de inrichting op het niveau van het watersysteem sturen in plaats van op gemeentegrenzen. Daarnaast vergroot het Watergebiedsplan de kennis van het watersysteem en signaleert het knelpunten en kansen. Ook wordt bij de toekomstige inrichting van het watersysteem rekening gehouden met de ruimtelijke ordening en vice versa. Hierdoor krijgt het water een onmiskenbare plek in de ruimtelijke ordening. Het Watergebiedsplan Bijlmerring was de leidraad voor het opgestelde Waterplan Zuidoost.
In 2011 heeft de stadsdeelraad het Waterplan Zuidoost vastgesteld. Het waterplan geeft aan op welke wijze de gemeente en het waterschap willen omgaan met het water binnen de gemeentegrenzen (integrale visie op het water) en wat de ambities zijn met het water in de toekomst. Tevens geeft het waterplan inzicht in de verantwoordelijkheden (waterschap, gemeente, of derden).
Amsterdam Zuidoost bestaat grotendeels uit verstedelijkt gebied over een aantal polders. Deze polders hebben verschillen in maaiveldhoogtes en mede hierdoor grote verschillen in grondwaterstanden. In de dieper gelegen polder, de Bijlmermeerpolder, waar het plangebied onderdeel van is, komen hoge grondwaterstanden voor. Ook kent Amsterdam Zuidoost nog een forse woningbouwopgave. Voor deze verdere verstedelijking dient meer open water gerealiseerd te worden. Om deze wateropgave te coördineren en het water aan te leggen daar waar het meest bijdraagt aan het duurzaam maken van het watersysteem, dient er per polder een waterbank te worden opgesteld. De Bijlmermeerpolder staat bekend als kwelgebied.
Overleg Waterschap
In het kader van de omgevingsvergunningen voor fase 1 en 2a is overleg gevoerd met
Waternet en zijn er afspraken gemaakt om de nieuwe woningbouw te compenseren met extra
open water. Ook zijn er per fase watervergunningen afgegeven.
Afbeelding: Tekening situatieschets watervergunning Fase 2
De Structuurvisie Zuidoost 2020 stelt dat de hoeveelheid groen in de toekomst is afgenomen, maar in kwaliteit en differentiatie is toegenomen. Ook is het water in Zuidoost een drager geworden van de ruimtelijke kwaliteit. Dit programma Groen & Blauw Amsterdam Zuidoost 2030 is hier een uitwerking van. Het doel van dit programma is het ontwikkelen van een visie voor de groen- en waterstructuur van Amsterdam Zuidoost én een realisatiestrategie. Het programma Groen & Blauw heeft een nauwe relatie met de Verkenning woningbouwlocaties 2010-2030. In dit programma zijn de volgende drie ambities geformuleerd:
Deze ambities zijn uitgewerkt in groenopgaven, wateropgaven en kwaliteitsopgaven.
Groenopgaven
Wateropgaven
Kwaliteitsopgaven
In het plangebied Gooise Kant wordt rekening gehouden met de opgaven uit dit programma.
De stadsdeelraad heeft op 30 juni 2009 de Woonvisie Zuidoost 2020 vastgesteld. De Visie geeft over het wonen beleidskaders voor de nabije toekomst. De ambitie van de Woonvisie is, om in de komende decennia circa 10.000 nieuwe woningen in Zuidoost te bouwen, waarvan 3.000 in het kader van de Vernieuwing Bijlmermeer.
Het bestemmingsplangebied valt in de Woonvisie zowel in Bijlmer Oost als Bijlmer West. De Woonvisie beschrijft de Bijlmer Oost als het gedeelte van Zuidoost met de meest gevarieerde woningvoorraad.
Het deel ten oosten van de Gooise weg heeft in de woonvisie het woonmilieu 'stedelijk
in de luwte'. De omschrijving daarvan is suburbaan wonen nabij stedelijke knooppunten,
nauwelijks functiemenging. De gewenste ontwikkeling is behouden, voltooien en versterken
en waar mogelijk verder ontwikkelen.
De woonmilieus langs de randen van het Nelson Mandelapark (inclusief Gooise Kant)
kunnen ruimte bieden aan (grote) gezinnen die in de luwte, maar toch nabij grootstedelijke
voorzieningen willen wonen. In Zuidoost is een (opkomende) middenklasse aanwezig.
Voor deze bewoners is in het (middel)dure segment nog niet voldoende aanbod in Zuidoost.
De Gooise Kant is hiervoor een geschikte locatie volgens de Woonvisie.
Op 24 juni 2008 heeft de stadsdeelraad de Parkeernota Zuidoost vastgesteld. Daarin zijn voor verschillende functies parkeernormen opgenomen. Per 19 maart 2016 zouden de stadsdeelparkeernormen komen te vervallen als gevolg van de Verordening op de Bestuurscommissies, maar voorgesteld is om de huidige stadsdeelparkeernormen voorlopig te verlengen tot vaststelling van een nieuwe stedelijke nota die de stadsdeelspecifieke normen gaat vervangen. Momenteel wordt stedelijk gewerkt aan dit nieuwe beleid en zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2017 vastgesteld worden. In het traject van de bestemmingsplannen Zuidoost wordt per fase bekeken of de stand van zaken van het nieuwe stedelijke beleid aanleiding is om het parkeerbeleid in het bestemmingsplan aan te passen. Zolang dat nieuwe beleid er nog niet is, wordt uitgegaan van de parkeernormen uit de Parkeernota Zuidoost voor de nieuwe ontwikkelingen in het bestemmingsplan.
Hiermee wordt voldaan aan de motie van de raadsleden de heer Toonk en de heer Van der Ree (19 november 2014) waarin staat dat er voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd dienen te worden ten behoeve van een nieuwe functie.
Vanuit de gebiedsgerichte aanpak zijn vier gebiedsplannen vastgesteld op 26 januari 2016 door de stadsdeelraad van Zuidoost. Het plangebied valt in gebiedsplan Bijlmer Centrum en Bijlmer Oost. De gebiedsplannen benaderen de opgave in de gebieden integraal, de voorgestelde ingrepen zijn zowel sociaal als ruimtelijk. Voor een bestemmingsplan zijn vooral de ruimtelijke ingrepen interessant. Een ruimtelijke ontwikkeling die in de gebiedsplannen is vastgesteld (en binnen het plangebied van dit bestemmingsplan valt) is:
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Beschreven wordt hoe met een aantal (technische) (uitvoerings)aspecten van het plan wordt omgegaan en welke onderzoeken zijn verricht. Ook wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan.
De gronden binnen het plangebied zijn reeds bouwrijp gemaakt met als doel om tot woningbouw te komen. De milieu hygiënische kwaliteit van de grond vormt geen belemmering voor de functie wonen. Aanvullend onderzoek is niet nodig.
Het project voorziet in geluidgevoelige objecten (woningen). De te bouwen woningen bevinden zich volgens de Wet geluidhinder binnen de zone van de Rijksweg, de Gooiseweg en de Karspeldreef, waardoor onderzoek gedaan is voor fase 1 en 2a naar geluidsbelasting. Uit het onderzoek blijkt dat op een deel van de woningen de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Voor de fasen 1 en 2a zijn daarom hogere waarden vastgesteld zodat de geluidsbelasting voldoet aan de voorwaarden uit het gemeentelijk hogere waarden beleid. De resultaten van deze onderzoeken zijn te vinden in de ruimtelijke onderbouwing van de omgevingsvergunningen voor fase 1 en 2a. Voor fase 2b en 3 wordt uitgegaan van het vigerende bestemmingsplan 'De Nieuwe Bijlmer' waar hogere waarden voor verleend zijn. Als er een omgevingsvergunning voor dit gebied (fase 2b, 3) wordt aangevraagd zal er een nieuw onderzoek geluid uitgevoerd moeten worden als deze afwijkt van bestemmingsplan 'De Nieuwe Bijlmer'.
Bij externe veiligheid gaat het om het binnen aanvaardbare grenzen houden van risico's bij productie, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Voor deze risico's is zowel landelijke wet- en regelgeving als het Uitvoeringsbeleid Externe veiligheid Amsterdam (vastgesteld 2012) van toepassing. In het beleid zijn minimale afstanden bepaald van de bronnen van het risico tot de bebouwing en activiteiten voor/van (groepen) mensen. Er zijn daarnaast specifieke minimale afstanden vastgelegd van de bronnen tot de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar object.
Het bestemmingsplangebied ligt binnen de invloedsferen van transport van gevaarlijke stoffen:
De Gaasperdammerweg (A9) is de autoroute waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Alleen het zuidelijke deel (fase 3) van het plangebied ligt binnen de grens van risicozone van de Gaasperdammerweg. De rijkswegen, spoorwegen, vaarwegen en enkele provinciale wegen zijn opgenomen in het Basisnet. In de Regeling Basisnet is een tabel opgenomen met afstanden voor plaatsgebonden risico transportroutes van het Basisnet. Deze afstanden gelden per trajectdeel. De Gaasperdammerweg is opgenomen in het Basisnet. De Regeling Basisnet geeft met betrekking tot het plaatsgebonden risico voor het PR-plafond een afstand van 0 meter en voor het GR-plafond een afstand van 74 meter waarin niet gebouwd mag worden. Binnen deze zones wordt niet gebouwd.
Voor de Gaasperdammerweg geldt een groepsrisicocontour van 200 meter. Binnen deze contour zijn woningen gepland die zijn opgenomen met een uitwerkingsverplichting. Bij het opstellen van deze uitwerkingsverplichting dient een verantwoording plaats te vinden die in elk geval betrekking heeft op de mogelijkheden voor rampbestrijding en hulpverlening en de zelfredzaamheid van de bevolking in het gebied dat door een ongeval op een transportroute kan worden getroffen.
In de nabijheid van het plangebied bevindt zich een risicovol bedrijf, namelijk een LPG-station ten oosten langs de Gooiseweg (Gooiseweg 51). Het noordelijke deel van de Gooise Kant ligt binnen de grens van het invloedsgebied van het LPG-station, in dit gedeelte wordt geen nieuwe bebouwing gerealiseerd en is er daarom geen sprake van een verhoging van het plaatsgebonden risico of het groepsrisico.
De conclusie is, dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor dit bestemmingsplan.
Ondergrondse kabels en leidingen zijn toegestaan in het bestemmingsplan. In het kader van de stedenbouwkundige planvorming is in 2004 een inventarisatie gemaakt van de kabels en leidingen die in het gebied aanwezig zijn en (mogelijk) verlegd moeten worden. Voor de verlening van de omgevingsvergunningen wordt per gebied bekeken of er kabels en leidingen verlegd moeten worden en zal een klicmelding worden uitgevoerd om de actuele stand van zaken te bepalen.
Het Rijk, de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen hebben in februari 2001 de startovereenkomst Waterbeheer 21ste eeuw ondertekend. Deze startovereenkomst is in 2003 omgezet in het Nationaal Bestuursakkoord Water dat is geactualiseerd in juni 2008. Hiermee hebben deze partijen elkaar gecommitteerd om een watertoets toe te passen bij het opstellen van ruimtelijke plannen. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorts bepaald dat waterbeheerders dienen te worden geraadpleegd bij het opstellen van bestemmingsplannen. Wanneer het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt moet worden onderzocht wat de consequenties hiervan zijn voor de waterhuishouding. De watertoets is een instrument om bij alle ruimtelijke plannen en besluiten waarin waterhuishoudkundige
aspecten voorkomen te toetsen of in voldoende mate rekening wordt gehouden met die aspecten. Het gaat daarbij vooral om aandacht voor de waterkwantiteit (ruimte voor water, berging, infiltratie, aan- en afvoer), aandacht voor effecten op de waterkwaliteit en aandacht voor de veiligheid (overstroming).
Het plangebied valt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Waternet voert voor AGV de waterschapstaken uit. Binnen Amsterdam voert Waternet ook de taken uit voor de gemeente, te weten de grondwaterzorgtaak en de rioleringstaak.
In het plangebied van het nu voorliggende bestemmingsplan zijn geen waterkeringen aanwezig. De dichtstbijzijnde waterkering is de regionale waterkering van de Gaasperdammerweg. Het plangebied valt ruim buiten de beschermingszone van deze waterkering.
Op grond van paragraaf 3.7 van de Keur van AGV is het niet toegestaan om zonder vergunning 1.000 m2 of meer aan verharding toe te voegen. Toevoeging is alleen toegestaan indien 10% van de toename wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw open water.
Het project voorziet in een toename aan verharding die groter is dan genoemde 1.000 m2. Compensatie is daarom nodig.
In de huidige situatie is circa 21.000 m2 van het gehele gebied Gooise Kant verhard. Daarnaast bevindt zich hier een wateroppervlak van circa 15.300 m2. Door de toename aan verharding van het gehele project met circa 18.700 m2 is een totaal wateroppervlak van circa 17.200 m2 (inclusief 1.870 m2 ter compensatie) nodig. In het gehele projectgebied (inclusief vervolgfases) wordt een wateroppervlak van 21.700 m2 gerealiseerd. Hiermee wordt ruim voldaan aan de compensatieplicht van het project van 10% van de hoeveelheid extra verharding en wordt zorggedragen voor een goede waterhuishouding in het projectgebied.
Het project wordt gefaseerd uitgevoerd. Dat geldt ook voor de aanleg van het extra oppervlaktewater. Met Waternet is afgesproken dat in het kader van de aan te vragen watervergunning wordt vastgelegd dat voorafgaand aan elke bouwfase eerst het te compenseren oppervlaktewater word aangelegd.
Voor fase 1 en 2 zijn reeds watervergunningen afgegeven door Waternet.
De onder de woningen te realiseren kruipruimtes zullen voldoen aan de grondwaternorm uit het hiervoor genoemde beleidsdocument. In het plan worden geen kelders of andere ondergrondse constructies dan een normale woningfundatie gerealiseerd.
Waternet adviseert om het gebruik van uitlogende materialen te voorkomen. Waternet stimuleert het afkoppelen van verharde oppervlakken. Dit betekent dat de hemelwaterafvoer en de vuilwaterafvoer gescheiden worden, zodat het hemelwater kan infiltreren in de bodem en het rioolstelsel niet onnodig wordt belast. De afwatering van het gebied wordt uitgewerkt en zal voldoen aan de daarvoor door Waternet gestelde eisen.
Op grond van de Flora en Faunawet (2002) is het verboden beschermde planten te vernielen of te beschadigen, beschermde dieren te verstoren, verwonden of te doden. Daarnaast is het verboden rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten te beschadigen, weg te nemen of te vernielen. Ontheffing van deze regels is onder voorwaarde mogelijk voor onder andere bouwprojecten.
Voor de gebieden fase 1 en 2 zijn voor de aanvragen van de omgevingsvergunningen toetsen gedaan aan de Flora en Faunawet. Er zijn geen beschermde planten en dieren aangetroffen dus nader onderzoek is niet nodig. Deze gebieden zijn reeds bouwrijp gemaakt. Voor fase 3 zal bij de aanvraag van de omgevingsvergunning een toets gedaan moeten worden aan de Flora en Faunawet.
Met de nieuwe Wet op Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) is het verplicht voor alle (op)nieuw vast te stellen bestemmingsplannen om het archeologische belang een volwaardige plaats toe te kennen. De wet vraagt de gemeenten/stadsdelen om in de voorbereidingsfase van ruimtelijke plannen inventariserend onderzoek te laten uitvoeren. Ook in het Amsterdams beleid wordt waarde gehecht aan het verankeren van de cultuurhistorische waarden van de stad in het proces van ruimtelijke ordening (Beleidsnota 'Ruimte voor Geschiedenis – 2005 en 'Spiegel van de Stad, visie op het erfgoed van Amsterdam').
Door de provincie Noord-Holland is de Cultuurhistorische Waardenkaart opgesteld. De Cultuurhistorische Waardenkaart geeft een overzicht van de (inter)nationale, regionale en lokale cultuurhistorische waarden. De kaart dient als basis bij de toetsing van gemeentelijke plannen op het gebied van cultuurhistorie. De voorgenomen ontwikkelingen zijn getoetst op aanwezigheid van Rijksmonumenten, bouwkundig waardevolle elementen, historisch geografisch en archeologische waardevolle elementen.
Voor dit ontwerpbestemmingsplan is een Archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (BO 16-095 Amsterdam 2016) door Monumenten en Archeologie. In het zuiden van het plangebied Gooise Kant is de verwachting hoog (verwachtingszone B). Binnen deze zone kunnen 13de tot 17de-eeuwse bewoningssporen aanwezig zijn die verband houden met het verdwenen dorp Bijlmer. Ook kunnen resten voorkomen van de 17de- en 18de-eeuwse boerderijen en buitenplaatsen langs de ringdijk van de Bijlmermeerpolder. Materiële overblijfselen betreffen ophogingen van veen, klei, en afval, houten en bakstenen funderingen, water- en beerputten met huishoudelijk afval. Voor deze zone geldt dat indien bodemingrepen kleiner dan 500m2 of ondieper dan 0,5 m. worden uitgevoerd geen archeologisch veldonderzoek nodig is. Bij grotere ingrepen zal dit onderzoek wel uitgevoerd moeten worden. Zie op de afbeelding hieronder waar verwachtingszone B ligt in het plangebied Gooise Kant. In de rest van het plangebied Gooise Kant is de verwachting laag en hoeft in geen enkel geval archeologisch veldonderzoek uitgevoerd te worden. Wel geldt, conform de Monumentenwet, een meldingsplicht in geval tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden archeologische sporen en of vondsten worden aangetroffen. Dit houdt in dat de aanwezigheid van bodemvondsten ouder dan 50 jaar bij bouwwerkzaamheden aan Bureau Monumenten en Archeologie gemeld wordt zodat in gezamenlijk overleg met de uitvoerder maatregelen getroffen worden tot documentatie en berging van de vondsten. Zie in de afbeelding hieronder waar verwachtingszone B in het plangebied is gesitueerd. Dit onderzoek is overigens voor een groter gebied uitgevoerd, vandaar de afwijkende vorm van het plangebied.
Voor luchtkwaliteit is titel 5.2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), beter
bekend als de Wet luchtkwaliteit kader. Daarin is bepaald dat in ruimtelijke plannen
moet worden voldaan aan grenswaarden voor onder meer stikstofdioxide en fijn stof.
In het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen” is bepaald dat indien een plan/project
kan worden beschouwd als “niet in betekenende mate” er geen toetsing aan de grenswaarden
hoeft plaats te vinden. In het Nationaal Samenwerkings-programma Luchtkwaliteit, vastgesteld
op 1 augustus 2009, is deze grens in het Besluit gesteld op 3%, wat betekent dat de
concentratie stikstofdioxide of fijn stof met maximaal 3% mag toenemen als gevolg
van de nieuwe ontwikkelingen die een plan toestaat. Als het meer is dan 3% moet worden
getoetst aan de grenswaarden. In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen"
is voor een aantal specifieke projecten een berekening gemaakt bij welk bouwprogramma
er nog sprake is van “niet in betekenende mate”. Dit is als het project betrekking
heeft op maximaal 1.500 woningen of 100.000 m² kantoren (bij één ontsluitingsweg)
of een combinatie van beide.
Het bestemmingsplan Gooise Kant blijft ruim onder het maximum van 1.500 woningen.
Daarmee blijft het ruim onder de grenswaarde van de luchtkwaliteit. Omdat het bestemmingsplan
binnen een gebied ligt waar verschillende planontwikkelingen plaats vinden en hebben
plaatsgevonden, is er voor gekozen om voor het bestemmingsplan toch een luchtkwaliteitsonderzoek
uit te voeren.
De conclusie van het luchtkwaliteitsonderzoek is, dat er geen sprake is van een overschrijding van de grenswaarden van de luchtkwaliteit als gevolg van de ontwikkelingen in het bestemmingsplan en overige ontwikkelingen in de directe omgeving. Daarnaast draagt de voorgenomen ontwikkeling niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De conclusie van het onderzoek is, dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het uitvoeren van de voorgenomen plannen.
Naast landelijke wetgeving, heeft de gemeente Amsterdam aanvullend eigen beleid ten aanzien van nieuwe voorzieningen langs drukke wegen. Het college van B&W van Amsterdam heeft daartoe op 5 januari 2010 de Richtlijn gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit Amsterdam vastgesteld. Daarin is aangegeven dat nieuwe voorzieningen voor ouderen, kinderen of mensen met een kwetsbare gezondheid voortaan in Amsterdam niet meer langs drukke wegen worden gerealiseerd. Het gaat dan om eerste lijnsbebouwing bij stedelijke wegen met meer dan 10.000 motorvoertuigbewegingen per etmaal binnen een afstand van 50 meter tot de weg.
Het onderhavige project voorziet in een aantal extra woningen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan maximaal toegestane aantal woningen. Het effect hierdoor op de luchtkwaliteit draagt niet in betekende mate bij en het project voldoet aan de Wet luchtkwaliteit. Nader onderzoek is niet nodig.
Op 1 november 2002 heeft het kabinet zijn definitieve goedkeuring verleend aan nieuwe milieu- en veiligheidsregels voor Schiphol. De regels zijn vastgelegd in twee uitvoeringsbesluiten, behorende bij de in 2001 goedgekeurde Schipholwet: het luchthavenindelingsbesluit en het luchthavenverkeersbesluit. Voor ruimtelijke plannen is hoofdzakelijk het luchthavenindelingbesluit van belang, omdat dat (ruimtelijke) regels bevat voor de omgeving, ten behoeve van het functioneren van Schiphol. Voor bepaalde gebieden rondom Schiphol is een 'beperkingengebied' aangewezen. Binnen dat gebied gelden beperkingen ten aanzien van maximale bouwhoogten, vogelaantrekkende werking en toegestane functies (zoals woningen).
In 2015 is het Luchthavenindelingbesluit Schiphol in verband met wijziging van het beperkingengebied gewijzigd. Het besluit is op 3 november 2015 bekendgemaakt en met ingang van 4 november 2015 in werking getreden.
Het gewijzigd besluit betekent voor het bestemmingsplangebied Gooise Kant, dat het niet meer een maximale bouwhoogte van 150 meter, maar een maximale bouwhoogte van 73 meter geldt. De maximale bouwhoogten voor nieuwe ontwikkelingen in dit bestemmingsplan zijn 11 meter en vallen daar ruimschoots onder.
Het bestemmingsplan is daarmee in overeenstemming met het vigerende Luchthavenindelingbesluit. Het plangebied ligt wel in de nieuwe toetszone voor windturbines en lasers. In het bestemmingsplan Gooise Kant worden geen windturbines mogelijk gemaakt. Lasers worden niet geregeld in het bestemmingsplan.
Voor het bestemmingsplan De Nieuwe Bijlmer is een Milieueffectrapportage (m.e.r.) opgesteld. Het m.e.r. met zijn onderliggende rapporten geeft informatie over de milieueffecten van de vernieuwingsoperatie in de Bijlmermeer, waar het bestemmingsplan Gooise Kant deel van uitmaakt. Alles bij elkaar genomen blijkt uit het MER dat de vernieuwingsoperatie geen belangrijke negatieve milieueffecten heeft.
Op 1 april 2011 is het Besluit M.e.r. gewijzigd. Een belangrijke wijziging die is aangebracht, is dat voor de vraag of een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen, toetsing aan de drempelwaarden in de D-lijst niet toereikend is. Indien een activiteit een omvang heeft die onder de grenswaarden ligt, dient op grond van de selectiecriteria in de Europese richtlijn milieu-effectbeoordeling te worden vastgesteld of belangrijke nadelige gevolgen van de activiteit voor het milieu kunnen worden uitgesloten. Pas als dat het geval is, is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. In het kader van de wijziging van het Besluit m.e.r. is een handreiking opgesteld over de vraag hoe moet worden vastgesteld of een activiteit met een omvang onder de drempelwaarde toch belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. In de handreiking is opgenomen dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden liggen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt. Uit deze toets kunnen twee conclusies volgen: belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten. In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.(-beoordelings)-plichtig in het andere geval dient een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd. De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de Europese richtlijn milieu-effectbeoordeling (kenmerk en plaats van het project, kenmerk van potentieel effect).
Het kenmerk van de planvorming op de locatie is woningbouw. De planontwikkeling was al onderdeel van het bestemmingsplan De Nieuwe Bijlmer, waar reeds een m.e.r.-beoordeling voor is opgesteld. De uitkomst van de m.e.r.-beoordeling was dat er geen verplichting was tot het uitvoeren van een m.e.r. Belangrijkste reden hiervoor is dat er per saldo geen groot aantal woningen wordt toegevoegd aan de woningvoorraad.
Het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan alle bepalingen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de daaruit volgende aanvullende regelingen. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt verplicht dat een bestemmingsplan in digitale vorm volgens de ro-standaarden voor de digitalisering wordt vastgesteld en dat daarvan tevens een analoge verbeelding wordt vastgesteld. Het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan de standaarden voor vergelijkbaarheid, de SBVP 2012, en er is tevens een digitaal plan. Dit betekent dat de namen van de bestemmingen en aanduidingen in enkele gevallen zijn gewijzigd en aangepast aan de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012).
Dit bestemmingsplan bestaat uit een GML-bestand, regels en een toelichting. Het GML-bestand bevat de verbeelding, waaraan de regels zijn gekoppeld. Deze vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Op de verbeelding van de plankaart wordt door middel van letters, cijfers, lijnen en aanduidingen het toegestane gebruik van de gronden en de mogelijke bouwhoogtes/volumes staan aangegeven. De kaart heeft, in samenhang met de regels, een juridisch bindend karakter. Als ondergrond is een recente topografische kaart gehanteerd. Daarmee kan exact worden bepaald waar het plan is gelegen en hoe begrenzingen lopen. De kaarten zijn voorts voorzien van een legenda en een noordpijl. Het plangebied van het bestemmingsplan is aan de hand van een plangrens (bolletjeslijn) op de verbeelding weergegeven.
In de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) is voorgeschreven hoe de regels van het bestemmingsplan dienen te worden opgebouwd. De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit vier hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk zijn de begrippen en wijze van meten opgenomen. Deze hebben als doel begrippen in de regels te verklaren en eenduidige richtlijnen te geven op basis waarvan de bouwmaten die zijn opgenomen in de regels dienen te worden gemeten. In het tweede hoofdstuk zijn de regels opgenomen, die betrekking hebben op alle bestemmingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. In onderstaande paragraaf wordt een toelichting gegeven op de regels in hoofdstuk 2. Het derde en vierde hoofdstuk omvat een aantal regels, die niet op een bepaalde bestemming betrekking hebben, maar voor het gehele bestemmingsplan gelden.
Het overgangsrecht en de anti-dubbeltelregel zijn opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan. In de bestemmingsomschrijving wordt beschreven welke functies binnen de betreffende bestemming zijn toegestaan. In de bouwregels wordt weergegeven of en hoe gebouwd mag worden. Daarin wordt in algemene zin geregeld in alle bestemmingen dat er slechts gebouwd mag worden ten behoeve van de bestemming. In de navolgende (sub)leden worden maten zoals oppervlakten en bouwhoogten opgenomen, die betrekking hebben op de toegestane gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. In een aantal gevallen is in afwijking van bepalingen in de eerder genoemde leden mogelijk. In de specifieke gebruiksregels worden nadere bepalingen gegeven omtrent de functies die zijn vermeld in de bestemmingsomschrijving. Zo kan bijvoorbeeld de omvang van bepaalde functies beperkt worden, of de situering van functies worden aangewezen.
De bestemmingen van het onderhavige bestemmingsplan zijn geregeld (in alfabetische volgorde) in de artikelen:
Artikel 3: Groen
Deze bestemming regelt de groenvoorzieningen met bijbehorende spel- en sportvoorzieningen
en verhardingen, voet- en fietspaden, water en oevervoorzieningen. Ook zijn er bruggen
en duikers toegestaan daar waar dat met de aanduiding 'brug' op de verbeelding staat
aangegeven.
Artikel 4: Tuinen
Deze gronden zijn bestemd voor tuinen en groenvoorzieningen, water, en maximaal 1
parkeerplaats daar waar dat met een aanduiding 'parkeerterrein' op de verbeelding
staat aangeduid. Ook zijn bergingen toegestaan daar waar dat met de aanduiding 'bijgebouw'
op de verbeelding staat aangeduid.
Artikel 5: Verkeer-1
Deze bestemming regelt de hoofdrijwegen inclusief bijbehorende op- en afritten, viaducten,
bermen en geluidsschermen. Ook regelt het bruggen, maar alleen daar waar dat met de
aanduiding 'brug' op de verbeelding staat aangegeven.
Artikel 6: Verkeer-2
Deze functie behoort toe aan woonerven en buurtwegen met bijbehorende bermen, fiets-
en voetpaden, openbare ruimte en groenvoorzieningen, water en oevervoorzieningen.
Artikel 7: Water
Deze functie behoort toe tot waterhuishoudkundige doeleinden, zoals waterberging en
oppervlaktewater, oevers, groenvoorzieningen, bruggen en steigers. Binnen de bestemming
zijn geen gebouwen toegestaan, alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 8: Wonen
Deze gronden zijn bestemd voor woningen met inbegrip van bijbehorende bergingen en
andere nevenruimten, ruimten ten behoeve van uitoefening van aan huis verbonden beroepen,
parkeervoorzieningen, tuinen. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde is
aangegeven in het artikel.
Artikel 9: Wonen – Uit te werken
De voor 'Wonen – Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen, het
uitoefenen van huisgebonden beroepen, gebouwde parkeervoorzieningen in de kelder,
het souterrain en de eerste bouwlaag, groenvoorzieningen, water, tuinen, openbare
ruimte en parkeervoorzieningen.
Artikel 10: Waarde – Archeologie
Dit bestemmingsplan kent een dubbelbestemming ten behoeve van archeologie. Voor deze
dubbelbestemmingen geldt dat, afgezien van het bepaalde in de primaire bestemming,
er tevens rekening gehouden moet worden met het bepaalde in de dubbelbestemming. De
dubbelbestemming archeologie beschermd de archeologie die ter plaatse van de dubbelbestemming
gevonden kan worden.
Voor de afwijkingen van het bestemmingsplan (omgevingsvergunning) fase 1 en 2 zijn informatieavonden georganiseerd. Op de informatieavonden is geen weerstand tegen de plannen geconstateerd. Voor dit bestemmingsplan worden de omgevingsvergunningen overgenomen en voor fase 3 wordt bestemmingsplan 'De Nieuwe Bijlmer' overgenomen. In het bestemmingsplan Gooisekant zitten dus geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die niet al beschreven zijn in bestemmingsplan 'De Nieuwe Bijlmer'. Voor fase 3 zal een informatieavond gehouden worden als de uitgebreide omgevingsvergunning die noodzakelijk is voor nieuwe ontwikkelingen aangevraagd wordt.
Er zijn geen belangen in het geding van het Rijk, provincie Noord-Holland die vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro in samenhang met artikel 6.18 Bor noodzakelijk maken. Voor het gehele plangebied heeft reeds overleg plaatsgevonden met Waternet. In het kader van de afgifte van de uitgebreide omgevingsvergunningen voor fase 1 en 2a is het vastgelegd in watervergunningen. Vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro is dus niet nodig.
Het bestemmingsplan `Gooise Kant' met identificatienummer NL.IMRO.0363.T1604BPSTD-VG01 van de gemeente Amsterdam.
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
De van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de wel of niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
Een (onderdeel van een) kantooractiviteit, of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk (deel van een) gebouw.
Een in de regels of verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden.
Het bedrijfsmatig aanbieden van nachtverblijf verstrekt in een woning, waarbij maximaal 40% van de oppervlakte van de woning voor bedrijfsmatig nachtverblijf wordt gebruikt en de woning geschikt blijft voor het huisvesten van minimaal één huishouden.
Kantoren, maatschappelijke voorzieningen, bed&breakfast en medische dan wel paramedische praktijken die in een woning worden uitgeoefend, waarbij:
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
voorzieningen in een aangepaste woonbehoefte, bijvoorbeeld ten behoeve van personen en voor wie de gebruikelijke woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals minder validen, en anderszins verzorgingsbehoevenden.
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Een voor publiek toegankelijke ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het gelegenheid bieden tot het wisselen van geld.
De zijde van een gebouw waar de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder niet mag overschrijden, dan wel waar een serre of loggia wordt gebouwd waardoor deze voorkeurswaarde op de scheidingsconstructie van de achtergelegen verblijfsruimte wordt bereikt.
Ruimten in de open lucht, zoals (bos)parken, plantsoenen, groenvoorzieningen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren.
Een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder.
Een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig de gelegenheid bieden tot internetten (het raadplegen van websites, e-mailen en dergelijke).
Handel via internet waarbij geen sprake is van het ter plekke bezichtigen, ophalen en/of betalen van de gekochte waar door de kopende partij.
Het bedrijfsmatig aanbieden van woonverblijf aan meer dan één huishouden en aan meer
dan vier personen.
Nb: het begrip kamerverhuur valt onder wonen, logies valt niet kamerverhuur.
Een bijzondere bouwlaag , waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag onder peil is gelegen.
Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, gemalen, telefooncellen en zendmasten, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
Rijwegen, voet- en fietspaden, pleinen, groenvoorzieningen en water, met in begrip van bij deze voorzieningen behorende nutsvoorzieningen, bermen, taluds, waterlopen en waterbouwkundige kunstwerken, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
Onder het peil wordt verstaan:
Dienstverlening, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, waarbij in overwegende mate de woonfunctie behouden blijft.
Een op de verbeelding aangegeven lijn welke de scheiding aangeeft tussen bouwvlakken waar verschillende maximale bouwhoogten zijn toegestaan.
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin tegen betaling handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en -winkel en naar de aard daarmee te vergelijke inrichtingen.
Het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan één huishouden of voor maximaal vier personen indien deze personen deel uitmaken van meerdere huishoudens, voor een aaneensluitende periode van tenminste één week en maximaal zes maanden.
Een winkel waarin de hoofdactiviteit of een van de activiteiten wordt gevormd door detailhandel in psychotrope stoffen.
Een voor publiek toegankelijk ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden en ontvangen van faxen.
Een buiten de besloten ruimte liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden ten dienste van het horecabedrijf en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.
Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee hij in functioneel opzicht verbonden is, en dat door de vorm als een afzonderlijke en duidelijk ondergeschikte aanvulling op dat hoofdgebouw onderscheiden kan worden en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
Een lijn die evenwijdig aan de as van de weg, langs een wegzijde met een regelmatig ligging van de voorgevel van de bestaande bebouwing is gelegen, die zoveel mogelijk aansluit aan de voorgevels van de bestaande bebouwing en zoveel mogelijk overeenkomstig de richting van de weg loopt.
Een werk dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren, en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede begrepen.
Natuurlijke of kunstige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.
Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.
Alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen of trambanen zijnde, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.
Tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; als de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op en onder de in lid 1.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.
De voor 'Verkeer-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.
De voor 'Verkeer-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mag uitsluiten worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.
De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Burgemeester en Wethouders werken het plan uit overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet op de ruimtelijke ordening en met inachtneming van de volgende regels:
Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.
De als 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van archeologische waarden.
De aanvrager van een omgevingsvergunning dient een inventariserend veldonderzoek (IVO) te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein, die blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, indien de aanvraag leidt tot grondroerende werkzaamheden:
Het bepaalde in het voorgaande lid is niet van toepassing indien uit aanvullen bureauonderzoek blijkt dat er een lage archeologische verwachting is en er geen nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan bouwplannen die voorzien in grondroerende werkzaamheden. Het bevoegd gezag stelt, indien inventariserend veldonderzoek daartoe aanleiding geeft, nadere eisen aan bouwplannen die kunnen strekken tot:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Op en onder in het bestemmingsplan begrepen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen;
Het is verboden de in Bestemmingsregels bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aande grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 13.1 wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden en bebouwing ten dienste van een:
behoudens de functies zoals genoemd onder a t/m g welke krachtens de regels in Bestemmingsregels zijn toegestaan.
Voor zover binnen dit plan bedrijven zijn toegestaan, mogen gronden en gebouwen worden gebruikt voor de volgende categoriën bedrijven:
In afwijking van Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - LPG' de volgende regels:
Het bevoegde gezag is bevoegd, overeenkomstig artikel 3.6, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening, het bestemmingsplan te wijzigen: