5.3 Werken
Hoofdlijn van beleid
De provincie Utrecht heeft economisch gezien een sterke uitgangspositie. Om deze positie te behouden en nieuwe kansen te benutten, is onze (ruimtelijk-)economische strategie voor de komende jaren gericht op:
  • Het versterken van die bedrijfssectoren die veel gebruikmaken van kennis en creativiteit (life sciences, creatieve industrie en duurzaamheidseconomie);
  • Het zoveel als mogelijk accommoderen van de dynamiek van de al in onze provincie gevestigde bedrijven.
Daarvoor willen we voldoende en adequaat aanbod aan werkmilieus realiseren. Bij de ontwikkeling van werklocaties zijn voor de komende jaren herstructurering, transformatie en intensivering de belangrijkste opgaven. Wij willen dat de bestaande ruimte voor bedrijfs- en kantoorvestiging optimaal wordt benut en zo nodig wordt aangepast aan de huidige wensen van gebruikers en dat er selectief nieuwe locaties worden ontwikkeld. De duurzame verstedelijkingsladder (voorheen SER-ladder) is leidend en duurzaamheid een vanzelfsprekendheid. Daarom verbinden we de ontwikkeling van nieuw bedrijventerrein nadrukkelijk aan de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen en nemen we maatregelen om het overschot aan (plannen voor) kantoorruimte terug te dringen.

Toelichting
De provincie Utrecht heeft economisch een sterke uitgangspositie:
  • we behoren al jaren achtereen tot de snelst groeiende regio’s van Nederland;
  • we hebben een verhoudingsgewijs erg lage werkloosheid;
  • en we zijn op basis van onderzoek van de Europese Commissie de meest concurrerende regio van Europa (European Commission, Joint Research Centre and Institute for the Protection and Security of the Citizen EU Regional Competitiveness Index 2010, Luxemburg 2010).
De sterke economische positie van Utrecht is niet onbedreigd. Steeds meer bedrijven maken deel uit van internationale concerns en zijn gevoelig voor verschuivingen tussen regio’s en zelfs landen. Opkomende landen als India en China concurreren niet langer alleen met productie, maar ook met kennis en dienstverlening. In eigen land zijn er andere regio’s die zich profileren als vestigingsplaats voor hetzelfde segment als waar wij ons op richten. Landen en regio’s zullen steeds meer met elkaar concurreren.

Door moderne technologie wordt de kenniswerker ook steeds flexibeler. De werkzaamheden kunnen vanuit verschillende werklocaties plaatsvinden. Het kantoor als vaste werkplek verliest terrein ten faveure van ontmoetingsplekken (vergaderruimte op kantoor, restaurants, congrescentra, etc.) en een werkplek thuis. Door deze ontwikkelingen is een belangrijk overaanbod aan kantoorruimte en kantoorlocaties ontstaan. Ook in “traditionele” sectoren vinden belangrijke veranderingen plaats. De bouwnijverheid en installatietechniek werken steeds vaker met ZZP-ers, waarbij de bedrijfsruimte wordt vervangen door de garagebox en de bestelwagen. De sterke groei van retail via internet en schaalvergrotingsprocessen in de detailhandel vormen een steeds grotere bedreiging voor de kernwinkelgebieden en grotere buurtcentra.
De Utrechtse beroepsbevolking zal de komende jaren nog verder toenemen ondanks de vergrijzing van de Utrechtse bevolking. Door de instroom van vooral jongeren (studenten) zal het opleidingsniveau van de beroepsbevolking verder toenemen.

Twee specifieke werkmilieus zijn van grote betekenis voor het economisch vestigingsklimaat in onze provincie:
  • Het (groot)stedelijk vestigingsmilieu biedt door zijn verscheidenheid kansen voor een bonte verzameling van bedrijvigheid (creatieve industrie, detailhandel, zakelijke dienstverlening, gezondheid en verzorging, horeca) in combinatie met wonen en hoogwaardige voorzieningen. Dit milieu is aanwezig in het centrum van Utrecht, het centrum van Amersfoort en bij realisering in Leidsche Rijn Centrum terwijl op langere termijn de A12-zone in dit opzicht potentie heeft. Wij willen de diversiteit van dit vestigingsmilieu behouden en waar nodig versterken.
  • Het campusmilieu wordt gekenmerkt door clustering van bedrijven en instellingen die gebruik maken van elkaars kennis en voorzieningen. Vaak zijn de verschillende milieus met elkaar verbonden via gezamenlijke onderzoeksprogramma’s, personele unies etc. In de provincie Utrecht gaat het campusmilieu vooral op voor het Utrecht Science Park (USP) op de Uithof waar verschillende bedrijven en kennisinstellingen op het gebied van life sciences en duurzaamheid zijn gevestigd. Daarbij is er onder andere een relatie tussen het USP en FoodValley (campusmilieu Wageningen Universiteit) op het gebied van life sciences. Door intensivering en uitbreiding willen we de bestaande ruimtelijke mogelijkheden optimaal benutten. De bedrijvigheid die zich vestigt op het Utrecht Science park moet kennisintensief zijn en aansluiten bij de Utrechtse kennisbasis. Voor de langere termijn zijn zgn. satellietlocaties gewenst: kleinschalige clusters van bedrijven in de nabijheid van en verbonden met het USP. Locaties als het (voormalige) RIVM-terrein in De Bilt, Berg en Bosch en Rijnsweerd kunnen daarin een rol spelen.
Beide milieus laten zich over het algemeen goed mengen met andere stedelijke functies en vragen niet om specifiek provinciaal ruimtelijk beleid. Daarom zijn ze in het kader van deze structuurvisie niet afzonderlijk benoemd als object.

5.3.1 Bedrijventerreinen
Beleid
Voor wat betreft bedrijventerreinen wordt in deze Structuurvisie gekozen voor een nieuwe koers. In het algemeen zijn we zeer terughoudend met het opnemen van nieuw bedrijventerrein, het accent ligt op revitalisering, intensivering en/of herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. Nieuwe locaties, zowel in het stedelijk gebied als uitbreiding, kunnen alleen worden ontwikkeld als de noodzaak is aangetoond en er een concrete relatie is met de uitvoering van herstructurering of transformatie van bestaand bedrijventerrein. We hechten aan regionale samenwerking op het gebied van bedrijventerreinenbeleid. De (concept-) regionale convenanten bedrijventerreinenbeleid zijn een belangrijke input voor het in de PRS opgenomen bedrijventerreinenprogramma. Wij hebben de uitbreidingslocaties die wij ruimtelijk aanvaardbaar achten en waarvan de realisatie in de eerstvolgende jaren wordt voorzien opgenomen in de PRS. In verband met consistentie van beleid hebben we ook een aantal locaties die al in de Structuurvisie Streekplan 2005-2015 waren opgenomen weer opgenomen in deze PRS. Omdat realisatie echter op niet korte termijn is voorzien, zijn deze locaties niet opgenomen in het stedelijk programma. Het gaat om de locaties Rijnenburg (Utrecht), Gaasperwaard 2e fase (Vianen), Parallelweg (Woudenberg) en De Kronkels Zuid (Bunschoten). Voorts hebben we volgens dezelfde systematiek de locatie Vathorst-West (opgenomen in de ontwikkelingsvisie NV Utrecht) wel op de kaart opgenomen, maar niet in het stedelijk programma.
Bij de voorgenomen vierjaarlijkse herijking van het stedelijk programma bezien we of er nieuwe locaties (binnen en buiten de contour) nodig zijn. Daarbij betrekken we tevens de voortgang van de uitvoering van de herstructurering.
De bestemming kantoren staan wij staan wij niet meer toe op bedrijventerreinen.

Programma bedrijventerreinen 2013-2028


Toelichting
Een aanzienlijk deel van de Utrechtse werkgelegenheid is gebonden aan bedrijventerreinen. Het gaat om activiteiten in onder andere de industrie en logistieke dienstverlening. Deze activiteiten zijn niet of nauwelijks te mengen met andere functies door hun effecten op de omgeving (aard bebouwing, uitstoot, geluid, verkeersdruk). Het is voor een diversificatie van de Utrechtse economische structuur van belang dat voldoende van dergelijke locaties in verschillende segmenten beschikbaar blijven; van terreinen met een prestigieuze uitstraling tot louter functionele terreinen. In het landelijk Convenant Bedrijventerreinen (afgesloten door Rijk/IPO/VNG op 27-11-2009) is de behoefte aan bedrijventerreinen voor de provincie Utrecht berekend op 335 ha netto voor de periode 2010-2020 (exclusief de terreinen het Klooster en Gaasperwaard, die buiten de Convenantafspraken zijn gehouden). Daarvan is circa de helft al opgenomen in bestemmingsplannen. Door regionale samenwerking wordt gezorgd voor een op de vraag van het bedrijfsleven afgestemd aanbod. Daarmee wordt een effectiever gebruik van bedrijventerreinen bevorderd. De beschikbare capaciteit aan bedrijventerreinen die al is opgenomen in bestemmingsplannen verschilt per regio. Zo is In de regio Utrecht nog relatief veel capaciteit aanwezig, en daarom is er een relatief laag programma opgenomen in de PRS. In de regio West is er nauwelijks beschikbare plancapaciteit, daarom is extra ruimte noodzakelijk en is er een relatief hoog programma opgenomen.

De in de (concept-) regionale convenanten bedrijventerrein opgenomen programma’s en planningen zijn input voor deze PRS. Via de regionale behoefte-onderzoeken, die ten grondslag liggen aan de convenanten, is de behoefte aan bedrijventerrein onderbouwd. Echter, vanwege de veranderende maatschappelijke en economische context is ook de behoefte aan bedrijventerrein aan verandering onderhevig. Daarom hebben we voorlopig alleen die locaties programmatisch opgenomen, waarvan in de convenanten wordt aangegeven dat de ontwikkeling ervan gepland is in de eerstkomende jaren. Bij de herijking van de PRS over 4 jaar bezien wij de voortgang van zowel de herstructurering als de ontwikkeling van nieuwe terreinen en beoordelen wij, mede aan de hand van dan beschikbare recente prognoses, of er meer uitbreidingsbehoefte gewenst is.
Wij willen voorkomen dat wèl nieuwe locaties worden ontwikkeld, maar dat de voortgang van de herstructurering achterblijft. Daarom leggen wij een directe relatie tussen de ontwikkeling van nieuw terrein en de herstructurering van bestaand terrein. Wij vragen aan gemeenten om daarover concrete, harde afspraken op te nemen in de regionale convenanten. Bij de vierjaarlijkse herijking van het stedelijk programma betrekken wij deze voortgang.

De ontwikkeling van nieuwe zelfstandige kantoren op bedrijventerreinen achten wij onwenselijk. Bedrijventerreinen zijn geen geschikte locatie voor de ontwikkeling van duurzame kantoren. Uit onderzoek blijkt dat een belangrijk deel van de leegstand op bedrijventerreinen bestaat uit kantoorpanden.

De regionale en lokale programma’s voor bedrijventerreinen zijn opgenomen in de regionale uitwerking (5.5.).

Realisatie
Provinciaal belang
- Een vitale en innovatieve regionale economie, met voldoende en diverse vestigingsmogelijkheden.
- Optimaal gebruik van de binnenstedelijke ruimte.
Provinciale rol
Reguleren, stimuleren

Reguleren (PRV)

Koppeling nieuw terrein/herstructurering, regionale samenwerking, geen kantoren op bedrijventerreinen (artikel 3.3, 3.4)

Stimuleren/Participeren

Overleg: Over regionale convenanten, bovenregionale afstemming en de vierjaarlijkse herijking



5.3.1.1 Bedrijventerrein in stedelijk gebied
Beleid
Wij zetten in op de herstructurering, intensivering en transformatie van bestaand bedrijventerrein. De ontwikkeling van nieuw bedrijventerrein in het stedelijk gebied is alleen mogelijk als de locatie is opgenomen in het stedelijk programma van de PRS en de noodzaak van het tot ontwikkeling brengen van de locatie kan worden onderbouwd conform de door ons aangegeven voorkeursvolgorde. Bovendien moet de nieuwvestiging of uitbreiding in samenhang worden ontwikkeld met de herstructurering van een bestaand bedrijventerrein, waarbij de tijdige realisering van de herstructurering is verzekerd.

Toelichting

Het accent in ons beleid ligt bij de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. De Ontwikkelingsmaatschappij Utrecht (OMU) is opgericht om de herstructurering van bedrijventerreinen te stimuleren door de aanpak van private kavels en/of lege delen van terreinen. Uit onderzoek is gebleken dat de kwaliteit van de Utrechtse bedrijventerreinen redelijk is. Voor veel terreinen geldt dat een beperkte aanpak van knelpunten op het gebied van infrastructuur en openbare ruimte voldoende is om de terreinen weer aan de eisen van het bedrijfsleven te laten voldoen. Vaak zijn er echter ook “rotte plekken” op de terreinen: structureel leegstaande bebouwing, restkavels etc. Door de aanpak van deze plekken kan de OMU een belangrijke bijdrage leveren aan de kwaliteitsverbetering van de Utrechtse bedrijventerreinen.

In de stedelijke programma’s (5.5) is aangegeven hoeveel hectares bedrijventerrein er in het stedelijk gebied kunnen worden ontwikkeld (exclusief de restcapaciteit in vigerende bestemmingsplannen) en welke locaties daarvoor in beeld zijn. In de PRV zijn aan de ontwikkeling van deze locaties voorwaarden gesteld die de voortgang van de herstructurering verzekeren.

Realisatie
Provinciaal belang
- Een vitale en innovatieve regionale economie, met voldoende en diverse vestigingsmogelijkheden.
- Optimaal gebruik van de binnenstedelijke ruimte.
Provinciale rol Reguleren, stimuleren

Reguleren (PRV)

Het stellen van voorwaarden aan de ontwikkeling van bedrijventerrein (art. 3.3)

Stimuleren/Participeren

Stimuleren van herstructurering, met name door ondersteuning bij de totstandkoming van goede herstructureringsplannen


5.3.1.2 Toekomstig bedrijventerrein
Beleid
De uitbreidingslocaties die wij qua locatie ruimtelijk aanvaardbaar vinden, maar waarover nog geen ontwerp-planologisch besluit genomen is, hebben wij aangeduid met een bol. Om de locatie ruimtelijk mogelijk te maken is geen ontheffing van GS nodig. Wel moet de locatie zijn opgenomen in het stedelijk programma van de PRS en moet de noodzaak van het tot ontwikkeling brengen van de locatie worden onderbouwd conform de door ons aangegeven voorkeursvolgorde (duurzame verstedelijkingsladder). Bovendien moet de nieuwvestiging of uitbreiding in samenhang worden ontwikkeld met de herstructurering van een bestaand bedrijventerrein, waarbij de tijdige realisering van de herstructurering is verzekerd. Voorts stellen wij enkele algemene ruimtelijke randvoorwaarden aan het concretiseren van deze locaties.

Toelichting
In de stedelijke programma’s (5.5) is aangegeven hoeveel hectares bedrijventerrein er op de uitbreidingslocaties kunnen worden ontwikkeld. In de PRV zijn aan de ontwikkeling van deze locaties voorwaarden gesteld die de voortgang van de herstructurering verzekeren. Niet alle uitbreidingslocaties zijn opgenomen in de stedelijke programma’s. Een aantal locaties was al opgenomen in de provinciale Structuurvisie Streekplan 2005-2015 en is nog steeds aan de orde. Echter, in de (concept-) regionale convenanten is de ontwikkeling van deze locaties niet voorzien in de eerstkomende jaren. Daarom is de ontwikkeling niet programmatisch mogelijk gemaakt. Deze locaties komen bij de vierjaarlijkse herijking weer aan de orde.

Realisatie
Provinciaal belang
- Een vitale en innovatieve regionale economie, met voldoende en diverse vestigingsmogelijkheden.
- Optimaal gebruik van de binnenstedelijke ruimte.
Provinciale rol
Reguleren

Reguleren (PRV)

Het stellen van voorwaarden aan de ontwikkeling van bedrijventerrein (art . 3.4)


5.3.2 Kantoren
Beleid
Wij willen op de kantorenmarkt vraag en aanbod zoveel mogelijk in evenwicht brengen, zowel kwantitatief als kwalitatief. Op dit moment staat er veel kantoorruimte leeg, een groot deel van de leegstand is structureel. Bovendien is er nog een grote – nog niet gerealiseerde - plancapaciteit. Daarom geven we in principe geen ruimte voor nieuwe, nog niet gerealiseerde, kantorenlocaties. Met gemeenten en andere partijen gaan we in overleg over het verder terugdringen van de plancapaciteit. Voorts willen we stimuleren dat op bestaande kantorenlocaties kansen worden benut (herontwikkeling, transformatie, functiewijziging) om daarmee de kwaliteit en het functioneren van kantoorgebieden in onderlinge samenhang te verbeteren. Concreet betekent dit het volgende:
  • In het algemeen staan wij ruimtelijke plannen die nieuw, nog niet gerealiseerd kantoorvolume bevatten niet toe. Mits de noodzaak conform de duurzame verstedelijkingsladder is aangetoond, kan in het stedelijk gebied een uitzondering worden gemaakt voor kleinschalige zelfstandige kantoren met een lokaal vestigingsgebied (bijvoorbeeld bankfilialen en gemeentehuizen) en functiegebonden kantoren (bijvoorbeeld havengebonden, veilinggebonden).
  • Op een beperkt aantal goed ontsloten locaties waar kantoorontwikkeling substantieel bijdraagt aan de versterking van het (groot)stedelijk milieu of de ruimtelijke kwaliteit is kantoorontwikkeling mogelijk. Dit zijn de knooppunten Utrecht centraal, Amersfoort centraal, Driebergen/Zeist en het toekomstig knooppunt Leidsche Rijn Centrum. Nieuwe kantoorontwikkeling is hier toegestaan, mits de noodzaak, met toepassing van de duurzame verstedelijkingsladder, is aangetoond. Voor het knooppunt Driebergen/Zeist is nieuwe kantoorontwikkeling toegestaan voor zover bestaande afspraken tussen gemeente en provincie hierin voorzien, tot een maximum van in totaal 30.000m2 BVO (bruto Vloeroppervlak).
  • Wij zetten ons actief in om de nog niet benutte plancapaciteit terug te dringen. Wanneer kantoren leegstaan of nog niet zijn gebouwd dient een ruimtelijk plan bij actualisering niet meer te voorzien in de functie kantoren, tenzij er concreet zicht is op het gebruik als kantoor in de planperiode. Dit kan onder meer blijken uit vastgestelde visies, onderzoeken of afgesloten contracten.
  • Voorts zullen wij met gemeenten in overleg treden over verdere terugdringing van de plancapaciteit. Waar nodig zullen wij ons wettelijk instrumentarium inzetten.
  • Wij spannen ons in om de problemen (leegstand) op bestaande locaties te verminderen. Wij stimuleren dat de aanwezige kansen (doorexploiteren, kwaliteitsverbetering, herstructurering of transformatie) optimaal worden benut.

Toelichting
De Provincie Utrecht heeft, net als de rest van Nederland, te maken met een te groot en groeiend aanbod van kantoren. In 2010 is in de Provincie Utrecht ruim 900.000 m2 VVO (Verhuurbaar Vloeroppervlak) te koop of te huur (bron: Kantorenmarktonderzoek Provincie Utrecht, een analyse en inventarisatie (STOGO, juni 2011)). Dit komt overeen met ca. 15 % van de totale voorraad. Hiervan wordt 43 % al langer dan 3 jaar aangeboden. Aangenomen mag worden dat het hier om structurele leegstand gaat. De jaarlijkse ingebruikname van kantoorruimte daalt sinds 2005 gestaag en bedroeg in 2010 nog een kleine 160.000 m2 tegenover 320.000 m2 in 2005. In de provincie was in 2010 een planvoorraad aanwezig van ca. 1,4 miljoen m2. Van deze planvoorraad ligt ca. 650.000 m2 vast in harde plannen, het overige deel is nog niet in een bouwvergunning of bestemmingsplan vastgelegd. Dat laat onverlet dat over een deel hiervan al wel privaatrechtelijke afspraken zijn gemaakt, en/of in lopende grondexploitaties is opgenomen.
De kantorenmarkt is afgelopen jaren veranderd van een groeimarkt naar een vervangingsmarkt: de ontwikkeling van nieuwe kantoorpanden leidt tot verhuisbewegingen van bedrijven.
De vraag naar kantoorruimte is structureel minder groot en verandert kwalitatief. Dit komt door:
- de veranderende economische structuur: flexibilisering, verschuiving naar kenniseconomie en het groeiend aantal ZZP-ers vraagt om kwalitatief andere kantoorruimte zoals levendige binnenstedelijke locaties, locaties op multimodale OV-knooppunten en locaties met een multifunctioneel karakter en hoge ruimtelijke kwaliteit. Beleving en ontmoeten worden meer en meer leidende begrippen bij locatiekeuze en ook daar zal flexibel(er) werken het uitgangspunt zijn.
- het nieuwe werken: de introductie van flexplekken en thuiswerken leidt tot een lager gemiddeld aantal vierkante meters per medewerker.

Naast de omvang heeft de problematiek ook een kwalitatieve dimensie. Op een beperkt aantal toplocaties is de vraag groter dan het aanbod. Dit zijn over het algemeen de goed ontsloten locaties met een gemengd (groot)stedelijk milieu. Voor het behoud van een aantrekkelijk vestigingsklimaat is het van belang dat op deze locaties een kwalitatief hoogwaardig aanbod aanwezig is. Een groot deel van de huidige kantorenvoorraad is van slechte kwaliteit en/of gevestigd op locaties die minder in trek zijn. Dit zijn met name de bestaande, monofunctionele, meer perifeer gelegen kantorenlocaties (o.a. Nieuwegein, Maarssen, Woerden). Op deze locaties is het aanbod groter dan de vraag en vindt een proces van marginalisatie plaats dat leidt tot leegstand en het uitblijven van investeringen in de kwaliteit.
Gezien de druk op de Utrechtse woningmarkt ligt een transformatie van leegstaande kantoren naar woningen voor de hand. Door terughoudend te zijn met nieuwe uitbreidingslocaties voor wonen wordt deze druk nog vergroot. Een deel van de leegstaande kantoorruimte leent zich hiervoor. De Provincie Utrecht neemt nu al een actieve rol in de aanpak van kantorenleegstand. Deze actieve rol komt tot uiting in de provinciale inzet voor transformatie en herstructurering. Wij zullen deze actieve rol voortzetten.

Vanwege het structurele overaanbod vinden wij het belangrijk de nog niet gerealiseerde planvoorraad, voor zover niet benut, te verminderen. Daarom staan wij, buiten de aangewezen locaties op knooppunten, geen nieuwe bestemming kantoren meer toe in bestemmingsplannen, en kan bestaande plancapaciteit bij actualisering uitsluitend worden gehandhaafd als er in de planperiode zicht is op gebruik als kantoor (blijkend uit vastgestelde visies, onderzoeken of contracten). Voorts bekijken wij samen met de gemeenten wat hiervoor de verdere mogelijkheden zijn. Zo nodig zetten wij ons wettelijk instrumentarium (proactieve aanwijzing, inpassingsplan) hier voor in.

Via monitoring zullen wij de ontwikkelingen op de kantorenmarkt, zowel kwalitatief als kwantitatief, blijven volgen.

Realisatie

Provinciaal belang

- Een vitale en innovatieve regionale economie, met voldoende en diverse vestigingsmogelijkheden.
- Optimaal gebruik van de binnenstedelijke ruimte.

Provinciale rol

Reguleren, Stimuleren, Participeren

Reguleren (PRV)

Algemene regels die de ontwikkeling van nieuwe kantorenlocaties inperkt tot enkele OV-knooppunten en bestemmingswijziging van de huidige kantoorfunctie (artikel 3.5, 3.6)

Stimuleren/Participeren

- Overleg met gemeenten en betrokken grondeigenaren over het verminderen van de plancapaciteit en toekomstskansen van kantorenlocaties
- Analyse van de planvoorraad op ‘hardheid’ vanuit zowel overheids- als marktperspectief
- Analyse van de bestaande kantorenlocaties. Daarmee brengen we in beeld wat de toekomstkansen (doorexploiteren, kwaliteitsverbetering, herstructurering of transformatie) van deze locaties zijn.
- Op basis van deze analyse in samenspraak met lokale partners komen tot een gebiedsgerichte aanpak


5.3.3 Detailhandel
Beleid
Wij willen voldoende ruimte bieden aan de veranderende wensen van consumenten en bedrijfsleven. Wij zetten in op de binnenstedelijke vernieuwing en vragen bij gemeenten aandacht voor transformatie van verouderde winkelcentra. Bij ruimtelijke plannen voor nieuwe grootschalige detailhandelsontwikkelingen vragen wij bij gemeenten aandacht voor regionale afstemming en het overtuigend aantonen van de behoefte. De ontwikkeling van detailhandel buiten de rode contouren (anders dan de verkoop van eigen producten als nevenfunctie op een agrarisch bedrijf) staan wij niet toe.

Toelichting
De detailhandelssector heeft te maken met een aantal ingrijpende veranderingen zoals de toenemende rol van internet als oriëntatie- en aankoopkanaal, veranderende wensen van consumenten en nieuwe winkelconcepten. Dit zal leiden tot een afname van het totale winkeloppervlak. Nu is er al sprake van een groeiende structurele leegstand aan winkelruimte. Nieuwe trends laten zien dat winkels zich vooral concentreren in binnensteden en thematische winkelcentra aan de rand van de steden. Uitzondering zijn winkels die zich richten op de dagelijkse boodschappen, die vestigen zich meer op goed bereikbare (perifere) locaties. Door deze ontwikkelingen komen vooral centra van kleine en middelgrote gemeenten en kleinere wijkcentra onder druk te staan. Door beperking van de ontwikkeling van nieuw winkelvloeroppervlak en de transformatie van bestaande centra blijft de markt voor detailhandelsvoorzieningen gezond en toekomstgericht.

Realisatie
Provinciaal belang
-
Een vitale en innovatieve regionale economie, met voldoende en diverse vestigingsmogelijkheden.
- Optimaal gebruik van de binnenstedelijke ruimte.
Provinciale rol
Stimuleren

Stimuleren/Participeren

Overleg: over beperking ontwikkeling nieuw winkeloppervlak en transformatie van bestaande centra