Plan: | Inpassingsplan Grebbelinielandschap |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | inpassingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.9926.IP1401GREBBELINIE-VA01 |
De Grebbelinie is een verdedigingslinie die loopt van de Neder-Rijn bij Rhenen tot het Eemmeer bij Spakenburg. De Grebbelinie heeft een totale lengte van 60 km en doorkruist een gebied dat is ingeklemd door de stuwwallen van de Utrechtse heuvelrug en de Veluwe. De linie bestaat uit een samenhangend stelsel van liniekade, keerkades, forten, inundatievelden, sluizen, toegangswegen en daarbij behorende werken. Vanaf de 16e eeuw tot halverwege de 20e eeuw is aan de linie gebouwd.
Op 18 april 2011 is de Grebbelinie aangewezen als rijksmonument. Deze monumentstatus betreft de Grebbeliniekade met keerkades en de daaraan gekoppelde gebouwde werken, zoals forten, schansen, kazematten en sluizen en dergelijke. De al bestaande rivierdijk langs de Eem valt daar niet onder.
Naast deze (gebouwde) elementen is ook het gebied rondom de Grebbelinie van belang. Het gaat dan om de relatief open inundatiezijde (voor het zien van de vijand) en de meer beschutte verdedigingszijde (waar men zich verschool). Deze gebieden bepalen voor een groot deel het zicht op en het zicht vanaf de Grebbelinie en zijn daarmee van groot belang voor de herkenbaarheid en de beleefbaarheid van deze linie. Deze gebieden zijn echter niet aangewezen als rijksmonument. Om ook deze waarden te borgen is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, dat handvatten aanreikt en regels stelt ten aanzien van bebouwing en beplanting in deze gebieden.
12 gemeenten en 2 provincies
De Grebbelinie (inclusief de inundatiegebieden) doorkruist de provincies Gelderland en Utrecht en twaalf gemeenten. Dit zijn Rhenen, Wageningen, Veenendaal, Ede, Utrechtse Heuvelrug, Renswoude, Woudenberg, Scherpenzeel, Leusden, Amersfoort, Baarn en Bunschoten.
In de periode 2010-2011 is in SVGV-verband door de gezamenlijke gemeenten een beeldkwaliteitsplan opgesteld met daaraan verbonden een concept regeling voor de borging van dit beeldkwaliteitsplan in het geval van planologische afwijkingen en wijzigingen. Op initiatief van de stuurgroep Grebbelinie hebben de gezamenlijke Utrechtse gemeenten de Provinciale Staten per brief (d.d. 26 januari 2012) verzocht om dit concept voorontwerpinpassingsplan Grebbelinie verder in proceduere te brengen. Hiermee heeft Provinciale Staten op 2 juli 2012 ingestemd.
Door de opstelling van een provinciaal inpassingsplan wordt voorkomen dat elke gemeente zijn eigen procedure hoeft te voeren, met als gevolg een niet gelijktijdige inwerkingtreding en een grote kans op van elkaar afwijkende regelingen en daarmee rechtsongelijkheid voor degenen die binnen het plangebied vallen. Daarnaast dient het inpassingsplan een provinciaal belang, namelijk de bescherming en instandhouding van de Grebbelinie, zoals aangegeven in de provinciale structuurvisie en de provinciale ruimtelijke verordening.
De Gelderse gemeenten hebben aangegeven dat zij, waar mogelijk, de regeling voor de Grebbelinie mee zullen laten liften in de actualisering van hun bestemmingsplannen buitengebied, danwel dat hiervoor een gemeentelijk facet-bestemmingsplan in procedure wordt gebracht.
Het doel van het inpassingsplan is het borgen van de waarden van de Grebbelinie bij de toepassing van afwijkings- of wijzigingsbevoegdheden in vigerende bestemmingsplannen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden zo altijd de waarden van de Grebbelinie betrokken. Via dit inpassingsplan in het geval een ontwikkeling plaatsvindt middels afwijking of wijziging in een vigerend plan ofwel door de inspanning van de gemeenten om bij hun nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de waarden van de Grebbelinie.
Het inpassingsplan heeft betrekking op het gebied rondom de als rijksmonument aangewezen delen, i.c. de hoofdverdedigingslijn en de militaire objecten. Deze gebieden liggen ten westen en oosten van de hoofdverdedigingslijn en worden gezien als het Grebbelinielandschap.
Het inpassingsplan zorgt ervoor dat binnen dit Grebbelinielandschap de waarden van de Gerbbelinie worden meegenomen in planologische ontwikkelingen en dat de beeldkwaliteitsrichtlijnen, zoals deze zijn opgenomen in het 'Beeldkwaliteitsplan Grebbelinie', worden toegepast.
Zoals in paragraaf 1.1 aangegeven, beperkt het inpassingsplan zich tot delen van het grondgebied van de betrokken Utrechtse gemeenten.
Het plangebied bevat het gebied ter weerszijden van de Grebbeliniedijk van de Neder-Rijn bij Rhenen tot het Eemmeer bij Bunschoten. Aan de westzijde van deze lijn valt een strook grond van circa 50 m breed binnen het plangebied. Aan de oostzijde is sprake van een gebied van wisselende breedte. De breedte hier is bepaald aan de hand van de zichtbaarheid en beleefbaarheid van de linie. Veelal vormt hier een weg of landschapslijn (bijvoorbeeld houtwal, weg of watergang) de begrenzing. In de twee steden Amersfoort en Veenendaal is de structuur van de Grebbelinie grotendeels verdwenen. Deze bebouwde gebieden zijn dan ook buiten het plangebied gehouden.
Het inpassingsplan doorkruist verschillende bestemmingsplannen van de gemeenten Bunchoten, Amersfoort, Leusden, Woudenberg, Renswoude, Veenendaal en Rhenen. Het betreft de volgende plannen:
Het inpassingsplan bestaat uit een verbeelding, de hierbij behorende regels en deze toelichting.
In hoofdstuk 2 wordt het beleidskader beschreven. De belangrijkste relevante beleidsstukken van het Rijk, provincie, regio en gemeente op het gebied van ruimtelijke ordening en verkeer komen aan bod.
De in dit inpassingsplan centraal staande Grebbelinie wordt in hoofdstuk 3 meer in detail beschreven.
Het beeldkwaliteitsplan staat centraal in hoofdstuk 4. Hier wordt in het kort de inhoud van het beeldkwaliteitsplan beschreven. Het beeldkwaliteitsplan vormt de brug tussen de aanwezige waarden en de gewenste planologische borging.
In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de juridische opzet van het plan. Hier wordt beschreven wat een inpassingsplan is, uit welke onderdelen dit inpassingsplan bestaat en wordt toegelicht wat er op de juridische verbeelding en in de regels staat.
Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 stilgestaan bij de inhoudelijke, economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit plan.
De Grebbelinie langs het Valleikanaal.
De gebiedsvisie voor de Grebbelinie 'Grebbelinie boven water' is in augustus 2006 door de stuurgroep Grebbelinie vastgesteld. De visie is het resultaat van de vele plannen die er in het gebied waren om de geschiedenis van de linie weer herkenbaar te maken. In de Gebiedsvisie worden de verschillende initiatieven en ideeën gebundeld en op basis daarvan zijn gebiedsprojecten geformuleerd met daaraan gekoppeld een uitvoeringsprogramma.
In samenhang met de Gebiedsvisie is het 'Inspiratieboek Grebbelinie' uitgebracht. In het Inspiratieboek wordt meer in detail naar de Grebbelinie gekeken met als doel inspiratie en aanknopingspunten te leveren voor ontwikkelingen in het gebied, rekening houdend met de aanwezige cultuurhistorische, ecologische en recreatieve waarden. Daarmee wordt aan de ambities uit de Gebiedsvisie concreet vorm en inhoud gegeven.
Het nationale ruimtelijke beleid van het Rijk is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De beleidslijn van deze nota is dat het Rijk zich terugtrekt op die beleidsvelden, thema's en gebied waar sprake is van een nationaal belang. Al het overige laat zij over aan de verantwoordelijkheid van de lagere overheden, zoals provincies en gemeenten. Ten aanzien van cultuurhistorie is het Rijk verantwoordelijk voor het cultureel en natuurlijk UNESCO-werelderfgoed (inclusief de voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en cultuurhistorische waarden in of op de zeebodem. Hiertoe behoort de Grebbelinie niet. Dit betekent dat de bescherming van deze cultuurhistorische waarden een verantwoordelijkheid is van de provincie en van de gemeenten.
Op 4 februari 2013 is de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) door Gedeputeerde Staten vastgesteld. In deze visie is aangegeven dat de Grebbelinie tot de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS)behoort. Het belangrijkste doel vanuit het provinciale beleid is het versterken en beschermen van deze cultuurhistorische kwaliteiten.
Voor het militair erfgoed van de voormalige waterlinies, zoals de Grebbelinie, ligt de provinciale opgave vooral op het via gebiedsontwikkelingen versterken en beleefbaar maken van de linies in het landschap.
De provincie Utrecht kent een aantal grotere gebiedsgerichte ontwikkelingstrajecten rond de voormalige waterlinies: de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Grebbelinie en de Stelling van Amsterdam. De programma's zijn voor een belangrijk deel in uitvoering en de inzet is om deze uitvoering verder te ondersteunen. Het accent ligt op het versterken van de linies in het landschap.
Bunschoten - Eemdijk
De gemeente Bunschoten heeft verzocht om rekening te houden met de realisatie van 60 woningen bij de kern Eemdijk, die in de PRS zijn voorzien. Het voorliggende inpassingsplan sluit de realisatie van deze woningen niet uit, maar deze uitbreiding zal wel gemotiveerd moeten worden. Het beeldkwaliteitsplan Grebbelinielandschap, waarnaar wordt verwezen in de regels van het inpassingsplan, is juist een goed handvat voor deze motivering van de realisatie van 60 woningen in het gebied dat op de PRV-CHS kaart is aangegeven. Ook ligt de locatie Eemdijk volgens de PRS in bodemdaling gevoelig gebied waarmee rekening moet worden gehouden. Voor de uitbreiding van de kern Eemdijk die in de PRS is voorzien, zal dus eveneens voldaan moeten worden aan de overige onderdelen van de PRV, waaronder bodemdaling gevoelig gebied en cultuurhistorie-militair erfgoed.
Het beleid uit de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie wordt op de hoofdlijnen juridisch vastgelegd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Het artikel over de cultuurhistorische hoofdstructuur richt zich op het behouden en versterken van de samenhangende cultuurhistorisch waardevolle structuren en elementen van bovenlokaal belang. Meer specifiek wordt voor militair erfgoed, waartoe de Grebbelinie behoort, aangegeven dat de cultuurhistorische waarde van de linies met name ligt in:
In de verordening is vastgelegd dat ruimtelijke plannen ontwikkelingen kunnen mogelijk maken binnen deze gebieden, maar dat wel aan de hierboven beschreven voorwaarden moet worden voldaan, zijnde het behoud en de versterking van het, in dit geval, militair erfgoed.
Het beleid is gericht op de bescherming van de kwaliteiten van de Grebbelinie, met name de zichtbaarheid en herkenbaarheid van de Grebbelinie. De provinciale ruimtelijke verordening verplicht gemeenten om daar rekenschap aan te geven in de regels in het bestemmingsplan . Het voorliggende inpassingsplan is daarvan een specifieke uitwerking op verzoek van de gezamenlijke gemeenten.
De Grebbelinie is een militaire verdedigingslinie die als een 60 km lange groene lijn door het landschap loopt van de Nederrijn tot het Eemmeer. De verdedigingswerken zijn grotendeels aangelegd in de 18e eeuw met als doel de opmars van vijanden vanuit het oosten te vertragen.
De Grebbelinie is een zogenaamde waterlinie. Een waterlinie is opgebouwd uit een samenhangend verdedigingsstelsel met forten, sluizen, inundatie- en schootsvelden. Voor dit doel maakt de Grebbelinie gebruik van de natte, moerasachtige omstandigheden in het westelijke en laagst gelegen deel van de Gelderse Vallei.
Ontstaan
De Grebbelinie kent een lange ontstaansgeschiedenis, waarin steeds nieuwe onderdelen en structuren aan de Linie zijn toegevoegd. De eerste aanzet stamt uit de 16e eeuw toen de strategische ligging van het gebied, ter bescherming van het rijke Holland, al werd onderkend. Tussen Zuiderzee en Rijn waren vijf schansen gepland, waarvan alleen die bij Woudenberg werd aangelegd.
Vervolgens wordt van 1652-1664 de Slaperdijk aangelegd. In eerste instantie had deze dijk een waterkerende functie ter bescherming van de Utrechtse gronden, later van 1744-1746 wordt deze dijk meegenomen in het militaire stelsel van de waterlinie. Dat is ook het moment dat de eerste linie wordt aangelegd. Deze bestaat uit een aarden liniewal van Veenendaal tot even voorbij Amersfoort. Langs deze liniewal wordt een zevental keerkaden aangelegd. De Grebbesluis en de Zeesluis bij Spakenburg zorgden voor de waterinlaat.
In de periode 1785-1794 worden de werken vervolmaakt volgens de laatste militaire inzichten. Er worden batterijen en redoutes bij de keerkaden en accessen door de liniewal aangelegd. De inundatiegebieden zijn verdeeld in kommen en kunnen nauwkeurig worden gevuld middels inlaatsluizen. Na de komst van de Fransen volgen van 1799 tot 1806 nog enkele aanpassingen die de Grebbelinie zijn uiteindelijke vorm geven. Deze aanpassingen behelzen met name de aanleg van werken bij de keerkaden en de aanleg van de Groeperkade ten westen van Renswoude.
In 1809 wordt de Linie opgeheven als verdedigingswerk, omdat Napoleon geen gevaar meer verwacht uit het oosten. Pas in 1846 neemt de belangstelling voor de linie weer toe met de aanleg van de spoorlijn Utrecht-Arnhem. In 1860 worden de belangrijkste verdedigingslinies in het land weer verbeterd, maar de Grebbelinie moet het nu doen als voorpostenstelling van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Dat is uiteindelijk maar tijdelijk, want na de Eerste Wereldoorlog en de aanleg van het Valleikanaal is met de dreiging uit het oosten en het kanaal als mogelijke tankgracht, de Grebbelinie weer in beeld als hoofdverdedigingslinie. Er worden in deze tijd tal van kazematten aangelegd, evenals tankversperringen. Verder worden aan beide zijden van de liniewal meerdere linies aangelegd in de vorm van loopgraven en draadversperringen. Dit mocht niet helpen en de Duitsers bezetten Nederland. Dat ook voor hun de Linie interessant is, blijkt uit het gebruik van deze linie onder de naam Pantherstellung, waarbij meerdere bunkers werden aangelegd die nu niet naar het oosten, maar naar het westen waren gericht. Veel van deze Duitse sporen zijn na de oorlog verwijderd.
Als verdedigingslinie werd de Grebbelinie in 1951 opgeheven. Sindsdien leidt de Linie een slapend bestaan. De natuur kreeg de overhand en delen (met name in de steden Amersfoort en Veenendaal) verdwenen of werden gerestaureerd. Vanaf het einde van de 20e eeuw neemt de belangstelling voor de cultuurhistorische waarden van de Grebbelinie sterk toe. Dit leidt uiteindelijk tot de aanwijzing tot rijksmonument van de zichtbare structuren en objecten van de Grebbelinie op 18 april 2011.
Werking
De Grebbelinie is een waterlinie. Daarbij werd zoveel mogelijk gebruik gemaakt van lage natte gebieden. Het westelijke deel van de Gelderse Vallei, tegen de flanken van de stuwwal van de Utrechtse Heuvelrug is zo'n gebied. Het water stroomt in principe als vanzelf naar dit gebied toe. Vervolgens was het zaak dit water vast te houden en zodanig te reguleren dat het diep genoeg was om sloten en beken te maskeren, maar ook weer niet zo diep dat eroverheen kon worden gevaren.
Dit reguleren vond plaats middels de liniewal waar het water aan de oostzijde tegenaan kon worden gezet (bij het Binnenveld was dit de natuurlijke verhoging van de Grebbeberg en in de Eempolder de Eemdijk). Door de aanleg van keerkaden kon het gehele inundatiegebied in verschillende kommen worden verdeeld. Deze verdeling in 11 kommen was noodzakelijk omdat het gebied van zuid naar noord afloopt en het water anders weg zou stromen naar de Zuiderzee.
Verdediging
De nadruk lag op de verdediging door een tijdelijk veldleger. Er zijn langs de Grebbelinie dan ook geen permanente soldatenonderkomens gebouwd. Toen in 1939/1940 de Grebbelinie werd opgewaardeerd als hoofdverdediging van het land had de verdediging al een mobieler karakter gekregen. De verdediging vond toen plaats over een breed front en werd meer in de diepte ontwikkeld met de uitbreiding van een voorpostenlijn voor en een stoplijn achter de liniewal. De zwaarst verdedigde punten in de linie waren:
daar bevonden zich de sluizen die het water opstuwden en er voor zorgden dat het inundatiegebied nat bleef;
delen die te hoog lagen om te inunderen zoals aan de voet van de Grebbeberg, rond Renswoude, de Emminkhuizerberg, de spoorweg Arnhem-Utrecht en de keerkades. Voor een belager waren dat de best toegankelijke delen.
Rond deze punten zijn de grootste werken, in de vorm van schansen en forten, te vinden.
Karakter van de linie
De Linie wordt gekenmerkt door verschillende profielen:
Noord-Zuid profiel
De Grebbelinie kent relatief weinig bouwwerken. De schansen, forten en werken bestaan hoofdzakelijk uit aarden werken. De bouwwerken die er zijn, bestaan vooral uit de kazematten die in de periode 1920-1940 zijn aangelegd. De Grebbelinie is dan ook vooral een landschappelijke linie.
De linie doorkruist een vijftal landschapstypen: de uiterwaarden, het veenontginningenlandschap, het broek- en heideontginningenlandschap, het kampenlandschap en het polderlandschap. Het enige feitelijk vaste element is dat langs de liniewal stromend water is gelegen. Verder varieert de beleving van de liniewal zowel binnen als tussen de verschillende landschapstypen. In het Binnenveld en het Eemland is de liniewal niet aanwezig. In het Binnenveld is dit een gevolg van de natuurlijke hoogten aan de oostzijde. In het Eemland functioneert de dijk langs de Eem als kerende kade. Omdat beide gebieden al golden als overstromingsgebieden waren hier verder geen keerkaden nodig.
Oost-West profiel
In elke tijdsfase had de Grebbelinie zijn eigen verdedigingsprofiel. Kenmerkend voor alle tijden is echter dat de inundatiezijde (oostzijde) meer open van karakter was. Dit om de gebieden goed te kunnen inunderen, maar ook om een goed zicht te hebben voor de soldaten: de schootsvelden. Voor dit doel werd bebouwing en beplanting ook wel verwijderd bij mobilisaties.
Aan de westzijde (verdedigingszijde) is die openheid niet zozeer van belang. Hier moesten troepen zich snel kunnen verplaatsen en moest er een aan- en afvoer van troepen en materiaal mogelijk zijn. Op grote delen van de liniewal zelf was sprake van (hoog opgaande) beplanting. Dit hakhout kon, indien nodig, snel verwijderd worden, maar leverde ook hout op dat gebruikt kon worden als bouwmateriaal en brandstof.
In de vorige paragraaf is globaal de opbouw en karakteristiek van de Grebbelinie beschreven. In meer detail wordt hierop ingegaan in het als Bijlage 1 bij de regels opgenomen beeldkwaliteitsplan Grebbelinie 'Zien en gezien worden'. In dit beeldkwaliteitsplan zijn de karakteristieken en waarden per landschappelijk deelgebied beschreven en worden richtlijnen gegeven hoe ruimtelijke ontwikkelingen binnen de invloedssfeer (het plangebied van dit inpassingsplan) van de Grebbelinie zo goed mogelijk kunnen worden ingepast. In hoofdstuk vier wordt het beeldkwaliteitsplan beschreven.
Door dit beeldkwaliteitsplan tot onderdeel te maken van de regels van het inpassingsplan, wordt de (landschappelijke) waarde van het invloedsgebied van de Grebbelinie geborgd. Deze borging is enkel van toepassing bij het gebruik van afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden in de onderliggende vigerende bestemmingsplannen.
Nieuwe bestemmingsplannen en planherzieningen binnen het plangebied houden rekening met de inhoud van dit inpassingsplan. Bij voorkeur wordt de regeling van het inpassingsplan tot onderdeel gemaakt van nieuwe bestemmingsplannen.
Het in stand houden van de karakteristiek en het borgen van de kwaliteiten van de Grebbelinie, zoals in het vorige hoofdstuk beschreven is het doel van het inpassingsplan. Aangezien de Grebbeliniedijk (m.u.v. de dijk langs de Eem), de keerkaden en de daaraan verbonden werken als rijksmonument zijn aangewezen, richt de opgave zich met name op de gebieden grenzend aan de Grebbelinie, zeg maar de invloedssfeer van de Grebbelinie, het Grebbelinielandschap.
In het 'Beeldkwaliteitsplan Grebbelinie' wordt juist dit omliggende gebied nader beschouwd en in deelgebieden opgedeeld. De Grebbelinie loopt door een vijftal verschillende landschapstypen. In het beeldkwaliteitsplan had hierbij kunnen worden aangesloten, maar er is juist voor gekozen om van de landschappelijke kwaliteiten van de Grebbelinie zelf uit te gaan. Daarmee kunnen deze kwaliteiten ook beter zichtbaar blijven. Dit heeft ertoe geleid dat in het beeldkwaliteitsplan de volgende deelgebieden worden onderscheiden:
De respectzone
De respectzone is een gebied dat direct grenst aan de zichtbare linie-elementen, zoals de liniedijk, werken en keerkades. Het betreft een zone van 100 m ten oosten van de Grebbeliniedijk. Deze zone heeft tot doel om de linie-elementen ruimte te geven, waardoor deze zichtbaarder zijn en waardoor er vanaf de linie meer zicht is op de omgeving. De respectzone is in essentie dus een open strook, waarin geen opgaande elementen, zoals bebouwingen en beplantingen, voorkomen.
In het huidige landschap bevinden zich al beplantingen en bebouwing in deze respectzone. De introductie van de respectzone is niet bedoeld als een dwingend instrumentarium om erven te verplaatsen of beplantingen te verwijderen. Bij uitbreidingen en functieveranderingen van erven wordt ingezet op het afstand houden ten opzichte van de linie en rekening te houden met zichtlijnen.
De besloten linie
De besloten linie is de zone ten westen van de Grebbeliniedijk en heeft een diepte van 50 m. De besloten linie dient het contrast tussen de open aanvalszijde (oostkant van de liniedijk) van de Grebbelinie en de besloten verdedigingszijde (westkant van de liniedijk) van de Grebbelinie te versterken.
D e l i g g i n g v a n d e d e e l g e b i e d e n
D e d e e l g e b i e d e n i n v o g e l v l u c h t
Waar aan de oostzijde de openheid en zichtlijnen leidend zijn, wordt in de besloten linie ingezet op meer groen. In de respectzone dienen erven/bebouwingen op afstand gehouden te worden. In de besloten linie is het gewenst dat de erven een rijke hoeveelheid erfbeplanting hebben, waardoor deze qua uitstraling aansluiten op de rijk beplantte liniedijk.
Naast het versterken van het contrast tussen west en oost, zoekt de besloten linie naar meer samenhang tussen het zuiden en noorden van de Grebbelinie. De besloten linie draagt hieraan bij door de realisatie van veel erfbeplanting, waardoor de Grebbelinie sterker herkenbaar is als één doorgaande (groene) verdedigingslijn. De uitstraling van de linie is hier leidend en het landschapstype ondergeschikt. Binnen de besloten linie wordt dan ook geen onderscheid gemaakt naar landschapstypen.
De kleinschalige linie
De kleinschalige linie bestaat uit de gebieden waar sprake is van een meer organisch, lommerrijk en kleinschalig landschapstype. Het betreft met name het kampenlandschap. De kleinschalige linie wordt gekenmerkt door een rijke hoeveelheid aanwezige landschappelijke beplanting, zoals houtwallen/singels, bomenrijen en boscomplexjes.
Openheid rondom de linie is dan ook alleen aanwezig binnen dit landschappelijke raamwerk en heeft een kleine maat. Voor het zicht vanaf en naar de linie-elementen zijn zichtlijnen uiterst belangrijk. Het doel van de kleinschalige linie is dan ook de ontwikkeling van het erf in te passen in het landschap, met aandacht voor zichtlijnen vanaf en naar de linie-elementen.
De half-open linie
Tot de half-open linie horen gebieden die vallen onder het kampenlandschap, de broek- en heideontginningen en de veenontginningen. In de half-open linie staan de openheid en zicht van en naar de linie-elementen centraal. Het gebied wordt gekenmerkt door een verspreide ligging van erven en beplantingen. De ligging van de erven beperkt zich niet alleen tot de kop van het perceel, maar is vaak ook dieper op het perceel te vinden. Duidelijke structuren die zichtlijnen markeren, zoals houtsingels of bomenrijen, zijn over het algemeen afwezig. Hierdoor is het zicht op de linie-elementen zeer wisselend. Het doel is dan ook het erf een compacte indeling te geven, waardoor deze het verlies aan openheid en zicht beperkt.
De open linie
Tot de open linie behoren het polderlandschap en delen van de veenontginningen. De open linie wordt gekenmerkt door een zeer weids, open landschap. Fysieke linie-elementen, zoals de liniedijk en keerkaden, ontbreken. Door de grootschalige openheid hebben uitbreidingen in de diepte een gering effect op het zicht op het landschap. Echter, uitbreidingen aan het lint/dijklichaam kunnen het zicht op het achterliggende open landschap sterk beperken. Doel van de open linie is dan ook dichte bebouwingslinten te beperken door de erven te ontwikkelen in de diepte.
Toepassing
Vervolgens wordt in het beeldkwaliteitsplan elk van deze deelgebieden beschreven. Duidelijk wordt gemaakt wat de kenmerkende landschapskarakteristiek is en hoe daar middels nieuwe bebouwing en beplanting op erven en gronden het best bij kan worden aangesloten. Dit is het deel van het beeldkwaliteitsplan dat bewoners en professionals in het gebied wil verleiden om in het geval van nieuwe bouw- en beplantingsactiviteiten zoveel mogelijk rekening te houden met de waarden van het Grebbelinielandschap.
Daarnaast worden voor elk van deze deelgebieden ook beeldkwaliteitscriteria opgenomen. Deze criteria vormen het meer dwingende deel van het beeldkwaliteitsplan. In het geval een planologische procedure nodig is (zoals een herziening van het bestemmingsplan of een afwijking of wijziging), is het de bedoeling dat deze beeldkwaliteitscriteria worden gebruikt bij de afweging of de voorgestane ruimtelijke activiteit wordt toegestaan.
Het Inpassingsplan Grebbelinielandschap dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Daarnaast dient het inpassingsplan te voldoen aan de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012). Deze ministeriële regeling heeft met name invloed op de vorm van het inpassingsplan. Zo zijn in deze ministeriële regeling hoofdgroepen van bestemmingen opgenomen en worden er standaard regels voor de begrippen en de wijze van meten gegeven.
Het ervoor zorgen dat beeldkwaliteitscriteria in het 'Beeldkwaliteitsplan Grebbelinie' bij planologische procedures worden toegepast is, kort gezegd, de opgave van het inpassingsplan. Deze koppeling is nu niet aanwezig in de vigerende bestemmingsplannen van de betrokken gemeenten. Hoewel de criteria ook middels het welstandsbeleid een rol kunnen en zullen spelen, wordt de behoefte gevoeld om bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen sterker het belang van de Grebbelinie neer te zetten.
Hiertoe voorziet dit inpassingsplan in een regeling voor het op de verbeelding als dubbelbestemming 'Waarde – Grebbelinielandschap' aangeduide gebied. Deze regeling is enkel bedoeld om toe te passen in het geval gebruik wordt gemaakt van een afwijkingsmogelijkheid of wijzigingsbevoegdheid in het onderliggende vigerende bestemmingsplan. De regeling bestaat eruit dat ter behoud, bescherming en versterking van de waarden van het Grebbelinielandschap de beeldkwaliteitscriteria uit het 'Beeldkwaliteitsplan Grebbelinie' van toepassing wordt verklaard.
Borging buiten het inpassingsplan
Naast de juridische borging in dit inpassingsplan zullen de gemeenten het 'Beeldkwaliteitsplan Grebbelinie' ook tot onderdeel maken van de gemeentelijke welstandsnota's. Hierdoor kan dan worden gegarandeerd dat ook ruimtelijke ontwikkelingen buiten dit inpassingsplan om worden getoetst aan dit beeldkwaliteitsplan.
Daarnaast is het wenselijk dat de gemeenten het beeldkwaliteitsplan breed onder de aandacht brengen bij de betrokkenen in het gebied, zodat het plan als inspiratiebron kan dienen bij de ontwikkeling van plannen in het Grebbelinielandschap.
Planologische afstemming
Onderhavig inpassingsplan bestaat uit een facetgedeelte dat de dubbelbestemming 'Waarde - Grebbelinielandschap' beslaat. In artikel 2 worden de bestemmingsplannen benoemd waarop dit inpassingsplan betrekking heeft. Deze bestemmingsplannen blijven van toepassing, maar worden aangevuld met een regeling voor de dubbelbestemming 'Grebbelinielandschap'.
Na vaststelling van dit inpassingsplan, worden de regels ervan geacht onderdeel uit te maken van de vigerende (geldende) bestemmingsplannen. De regels in dit inpassingsplan komen zo bij de regels van het de betreffende vigerende bestemmingsplan te staan. Om onduidelijkheid te voorkomen bij een mogelijke tweeledige uitleg van de regels is in het inpassingsplan bepaald dat de dubbelbestemming 'Waarde - Grebbelinielandschap' voorgaat op de bestemmingen uit de vigerende bestemmingsplannen.
Verbeelding
De verbeelding bestaat enkel uit het plangebied, met daarin aangegeven de dubbelbestemming 'Waarde - Grebbelinielandschap'. Deze dubbelbestemming wordt als het ware toegevoegd aan de geldende bestemmingsplannen.
Regels
Artikel 1 Begrippen
Het opnemen van begripsbepalingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert. Begrippen die zijn voorgeschreven in de SVBP2012 zijn conform overgenomen.
Voor het begrip afwijken is verwezen naar de Wet ruimtelijke ordening, waardoor hieronder ook de vroeger gehanteerde begrippen vrijstelling en ontheffing vallen uit de oudere vigerende bestemmingsplannen.
Artikel 2 Afstemmingsregel
Vanwege het karakter van dit inpassingsplan is een afstemmingsregeling opgenomen die zeker stelt dat de dubbelbestemming van toepassing wordt verklaard op de vigerende bestemmingsplannen, waarbij de vigerende bestemmingen van toepassing blijven. Het tweede deel van het artikel regelt dat bestaande voorschriften of regels van de bestemmingsplannen niet terzijde worden gesteld. De betrokken vigerende bestemmingsplannen worden hier benoemd.
Artikel 3 Waarde - Grebbelinielandschap
In dit artikel wordt ten eerste in de bestemmingsomschrijving bepaald dat de betrokken gronden mede dienen voor het behoud, herstel en bescherming van de herkenbaarheid en beleefbaarheid van de cultuurhistorische waarden van de Grebbelinie. Voor het bepalen van deze waarden wordt verwezen naar het in Bijlage 1 opgenomen 'Beeldkwaliteitsplan Grebbelinie'.
Vervolgens zijn nadere regels opgenomen die dienen te worden gehanteerd bij afwijken van regels uit vigerende bestemmingsplannen en de toepassing van bestaande wijzigingsbevoegdheden uit de vigerende bestemmingsplannen. Deze regeling bestaat uit een verwijzing naar Bijlage 1 waarin het 'Beeldkwaliteitsplan Grebbelinie' is opgenomen. Daarmee zijn de daarin opgenomen beschrijvingen en beeldkwaliteitscriteria onderdeel geworden van de beoordeling die moet plaatsvinden ten behoeve van het verlenen van de afwijking of het toepassen van de wijziging.
Artikel 4 Overgangs- en slotregel
In de slotregel zijn de overgangsregels en de slotregel opgenomen. Het overgangsrecht is een regeling in bestemmingsplannen die erin voorziet dat oude situaties, die ten tijde van een vorig bestemmingsplan al bestonden, maar die in strijd zijn met het daarop volgende bestemmingsplan, mogen blijven bestaan. Het overgangsrecht heeft als doel bij de invoering van nieuwe bestemmingsregels, bescherming te bieden aan gevestigde belangen of verkregen rechten.
Het overgangsrecht is in principe bedoeld als uitsterfconstructie. De gedachte daarachter is dat een ongewenste situatie in beginsel tijdens de periode waarvoor het bestemmingsplan geldt, wordt beëindigd. De overgangsbepalingen zijn gesplitst in twee zaken, namelijk die ten aanzien van het bouwen en die betreffende het gebruik.
In de slotregel is aangegeven onder welke benaming het inpassingsplan wordt aangehaald.
Het inpassingsplan is geregeld in artikel 3.26 van de Wro. In het tweede lid van dat artikel worden de afdelingen 3.1, 3.2 en 3.3 van de Wro van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit houdt onder meer in dat een inpassingsplan dezelfde procedure doorloopt als een gemeentelijk bestemmingsplan, gebaseerd op de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure ex afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht. Dit houdt onder meer in dat een ontwerpinpassingsplan wordt opgesteld dat zes weken ter inzage moet worden gelegd, zodat belanghebbenden zienswijzen kunnen indienen.
In het Bro wordt een inpassingsplan gelijkgesteld aan een bestemmingsplan. Dit houdt onder meer in dat de overlegverplichting die voor gemeentebesturen op grond van artikel 3.1.1 Bro voorafgaat aan de formele planprocedure, ook geldt voor (provinciale) inpassingsplannen. Het voor gemeenten voorgeschreven overleg met de provincie geldt hier omgekeerd. De provincie is verplicht overleg te plegen met betrokken gemeenten (naast andere instanties).
Na inwerkingtreding wordt het inpassingsplan geacht deel uit te maken van de bestemmingsplannen waarop het betrekking heeft. De vaststelling van het inpassingsplan geschiedt met uitsluiting van de bevoegdheid van de betrokken gemeenteraden om voor het plangebied van het inpassingsplan gemeentelijke bestemmingsplannen vast te stellen.
Artikel 3.26 lid 5 Wro ziet op de termijn voor uitsluiting van de gemeentelijke bevoegdheid. Om hierover voor een ieder duidelijkheid te verschaffen, dient in het vaststellingsbesluit te worden bepaald tot welk tijdstip de uitsluiting van de gemeentelijke bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan duurt. Dit tijdstip is gelegen binnen een periode van 10 jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het inpassingsplan. De provincie zal in het vaststellingsbesluit een termijn opnemen die direct eindigt na de vaststelling van dit inpassingsplan.
Met dit inpassingsplan vinden geen ruimtelijke ingrepen plaats. Een uitvoerbaarheidtoets ten behoeve van het beschermen van de belangen vanuit milieu, water, cultuurhistorie, archeologie en ecologie is dan ook niet noodzakelijk.
Het plan heeft geen ruimtelijke gevolgen die voor de provincie Utrecht tot financiële consequenties leiden. Er wordt niet ingegrepen op de bestaande planologische rechten van belanghebbenden in het gebied. Er is dan ook geen sprake van planschade. Het plan is daarmee economisch uitvoerbaar.
Het voorontwerp-inpassingsplan is bij de betrokken gemeenten en enkele vaste overlegpartners medio maart neergelegd met het verzoek om vóór 11 april 2014 (binnen vier weken) hun reacties over het voorontwerp-inpassingsplan kenbaar te maken. De binnengekomen reacties en de beoordeling ervan zijn neergelegd in de Reactienota. Deze nota is opgenomen in Bijlage 1.
Als resultaat van de binnengekomen reacties, is het inpassingsplan als volgt gewijzigd: