direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Fietspad N832
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9925.IPFietspadN832-VST1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Het beheer van het provinciaal wegennetwerk behoort tot de kerntaken van de provincie Gelderland (hierna: de provincie). Ieder wegvak kent haar eigen onderhoudscyclus. Tijdens een onderhoudscyclus wordt geïnventariseerd of onderhoud noodzakelijk is en er nog wensen omtrent infrastructurele voorzieningen zijn.

De provincie werkt aan de onderhoudscyclus van de N832. Er worden maatregelen getroffen waardoor de verkeersveiligheid wordt verbeterd. In het kader van de trajectaanpak is het van belang de veiligheid voor fietsers te verbeteren. Met de autonome verkeersgroei wordt de verkeersdruk in de toekomstige situatie verkeersdruk zodanig dat de combinatie van auto's en fietsers op dezelfde rijbaan niet meer verkeersveilig is. Daarnaast gaan de gemeenten Maasdriel en Zaltbommel de gemeentelijke Maas-Waalweg doortrekken. De doortrekking sluit aan op de N832, waardoor deze weg drukker wordt. De hoeveelheden auto's en fietsers zijn daardoor niet langer op een verkeersveilige manier te combineren.

Langs een deel van de N832 in de gemeente Maasdriel en Zaltbommel wordt een vrijliggend tweerichtingenfietspad aangelegd. Daarnaast ligt tussen de Uilecotenweg en Molenstraat in de kern Kerkwijk een vrijliggend fietspad aan de oostzijde van de N832. Langs dit wegtracé wordt het fietspad verbreed. Deze verbreding is noodzakelijk vanwege de aansluiting op het nieuwe fietspad.

De aanleg van het nieuwe fietspad en verbreding van het bestaande fietspad past juridisch-planologisch niet binnen alle ter plaatse geldende bestemmingsplannen en de geldende beheersverordening. Het onderhavige inpassingsplan biedt het juridisch-planologisch kader voor de aanleg van het nieuwe fietspad en de verbreding van het bestaande fietspad.

1.2 Provinciaal belang

Artikel 3.26, eerste lid Wet ruimtelijke ordening (verder: Wro) kent aan Provinciale Staten de bevoegdheid toe om een inpassingsplan vast te stellen indien sprake is van provinciale belangen. Het aan te leggen en te verbreden fietspad loopt langs de N832 door de gemeente Maasdriel en Zaltbommel. Het project dient het provinciaal belang vanwege de verbetering van de verkeersveiligheid op het traject N832. Gezien het provinciaal belang bij de aanleg van het fietspad en de verbreding van het bestaande fietspad is een provinciaal inpassingsplan opgesteld om de benodigde juridisch-planologische kaders voor de ontwikkeling vast te leggen.

In de provinciale omgevingsvisie Gaaf Gelderland is bereikbaarheid opgenomen als één van de zeven ambities in onze provincie. Provincie Gelderland staat voor een veilig en toegankelijk Gelders netwerk van (water)wegen, spoor, fiets- en voetpaden en pakt knelpunten aan. Door de aanleg en verbreding van het vrijliggende fietspad langs een deel van de N832 wordt het provinciaal wegennetwerk niet alleen veiliger, maar stimuleert de provincie ook het gebruik van de fiets.

1.3 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied bestaat uit de zuid/noordgeoriënteerde provinciale weg N832 (traject 73) en ligt tussen de rotonde Kerkwijk (noordzijde) en de Bernseweg N831 (zuidzijde).

De begrenzing van het plangebied is weergegeven met een rode contour op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPFietspadN832-VST1_0001.png" Ligging en begrenzing plangebied

1.4 Geldende plannen

In het plangebied gelden verschillende bestemmingsplannen en een beheersverordening. Het gaat om de volgende bestemmingsplannen en beheersverordening:

Geldende bestemmingsplannen/ beheersverordening   Bestemmingsplan/ Beheersverordening   Vaststellingsdatum   Gemeente  
Parapluplan Parkeren   Bestemmingsplan   14-06-2018   Zaltbommel  
Buitengebied herziening 2016   Bestemmingsplan   26-06-2019   Maasdriel  
Buitengebied Zaltbommel   Bestemmingsplan   17-09-2014   Zaltbommel  
Buitengebied, Binnendijks deel   Beheersverordening   22-02-2006   Maasdriel  

1.5 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 van deze toelichting gaat in op de huidige situatie van het plangebied, vervolgens op de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 beschrijft het beleidskader waarbinnen de ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. In hoofdstuk 4 komen de haalbaarheidsonderzoeken krachtens artikel 3.1.6. Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) aan de orde. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de juridische regels van het plan. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid, waaronder de resultaten van het wettelijke vooroverleg en de ter inzage legging van het ontwerp inpassingsplan, komen in hoofdstuk 6 aan bod.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied kan worden opgedeeld in 4 deelgebieden namelijk:

  • 1. Deelgebied 1: het kruispunt Weigraaf N832 - Bernseweg N831.
  • 2. Deelgebied 2: het gedeelte tussen de Uilecotenweg en de Bernseweg N831;
  • 3. Deelgebied 3: het gedeelte ten zuiden van Kerkwijk tussen de komgrens ter hoogte van de Kruisstraat en de Uilecotenweg;
  • 4. Deelgebied 4: de bebouwde kom van Kerkwijk;

Het gedeelte ten noorden van Kerkwijk maakt wel onderdeel uit van het uitvoeringsproject, maar niet van dit inpassingsplan aangezien de werkzaamheden hier passen binnen het geldende bestemmingsplan.

Ad 1. Deelgebied 1: het kruispunt Weigraaf N832 - Bernseweg N831

De N831 en N832 zijn erftoegangswegen. De oost-west georiënteerde Bernseweg betreft een voorrangsweg. Langs de Bernseweg is aan weerszijden een fietspad aanwezig. Voor langzaam verkeer zijn geen paden aanwezig om het kruispunt vanaf de Weigraaf over te steken.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPFietspadN832-VST1_0002.jpg"

Huidige situatie deelgebied 1, Google Streetview

Ad 2. Deelgebied 2: het gedeelte tussen de Uilecotenweg en de Bernseweg N831

Op de rijbaan zijn fietssuggestiestroken aanwezig. Langs de rijbaan zijn aan weerszijden een laanstructuur en watergang aanwezig.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPFietspadN832-VST1_0003.jpg"

Huidige situatie deelgebied 2 ter plaatse van bocht Weigraaf/ Molenachterdijk, Google Streetview

Ad 3 Deelgebied 3: het gedeelte ten zuiden van Kerkwijk tussen de komgrens ter hoogte van de Kruisstraat en de Uilecotenweg

Het gedeelte tussen de komgrens van Kerkwijk en de Uilecotenweg is een erftoegangsweg. Langs de rijbaan is aan weerszijden een laanstructuur aanwezig. Aan de oostzijde bevindt zich een tweerichtingenfietspad. Tussen rijbaan en fietspad is een smalle berm aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPFietspadN832-VST1_0004.jpg"

Huidige situatie deelgebied 3 ter hoogte van kruising Walderweg/ Kerkwijksekade/ Delwijnsekade, Google Streetview

Ad 4 Deelgebied 4: de bebouwde kom van Kerkwijk

De N832 loopt door de bebouwde kom van Kerkwijk. Langs de rijbaan en de rotonde loopt het fietspad van minder dan 3 meter breed (met oversteekplaatsen voor fietsers). Nabij het kruispunt met de Kruisstraat liggen twee wegversmallingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPFietspadN832-VST1_0005.jpg"

Huidige situatie deelgebied 4 ter hoogte van rotonde, Google Streetview

2.2 Toekomstige situatie

In de gemeente Maasdriel en Zaltbommel wordt vanaf het kruispunt N831 tot aan het kruispunt Uilecotenweg een vrijliggend tweerichtingenfietspad aangelegd. Het nieuwe fietspad is circa 2 km lang en wordt ten oosten van de N832 aangelegd. Het bestaande fietspad gelegen tussen de Uilecotenweg tot aan de rotonde in Kerkwijk wordt verbreed.

De weginrichting van de hoofdrijbaan wordt daarbij aangepast doordat de bestaande (rode) fietssuggestiestroken komen te vervallen. De bestaande A- en C- watergangen worden verlegd. Het fietspad wordt tussen de Molenachterdijk en de Uilecotenweg ten zuiden van de N832 achter de bestaande dubbele bomerijen op de bestaande C-watergang gelegd en de C-watergang wordt verschoven naar het zuiden.

Tussen de Uilecotenweg en Molenstraat in de kern Kerkwijk ligt al een vrijliggend fietspad aan de oostzijde van de N832. Langs dit wegtracé (circa 1 km lang) wordt het fietspad met een halve meter verbreed naar een breedte van 3 m. Tussen de Uilecotenweg en de Hoofdwetering hoeft de watergang niet te worden aangepast. Bij de Hoofdwetering moeten de bestaande bruggen worden vervangen en er zal 1 gecombineerde brug voor fiets- en autoverkeer worden aangebracht. Ten noorden van de Hoofdwetering richting de kom van Kerkwijk wordt aan de oostzijde de bestaande watergang vergraven richting de Delwijnse Kade.

Het ontwerp van het nieuwe fietspad is te zien in Bijlage 1.

Landschappelijke inpassing

In het Rapport Landschapsplan N832 is getoetst wat de impact is van verschillende ontwerpprincipes op het landschap.

Weigraaf en Molen Achterdijk

De twee voorkeursprincipes die zijn gekozen zijn het behoud van de laan (bomenrij aan beide zijden van de weg) langs de Weigraaf en een dubbele laan (2 bomenrijen aan beide zijden van de weg) voor de Molen Achterdijk. Met deze ontwerpprincipes wordt de hiërarchie in groenstructuren behouden en worden ook zo veel mogelijk bomen gespaard. De keuze voor ontwerpprincipe 2 bij de Molen Achterdijk resulteert er in dat de laan behouden blijft en dat er geen tweede sloot gegraven hoeft te worden tussen het fietspad en de agrarische percelen. Zie voor een beschrijving van ontwerpprincipe 2 bij de Molen Achterdijk het Rapport Landschapsplan N832 dat is opgenomen in Bijlage 2.

Walderweg en Molenveldweg

Voor de andere delen van de N832 zijn voornamelijk kleine ingrepen van toepassing. Op de Walderweg ten zuiden van Kerkwijk worden te kappen bomen zoveel mogelijk in de buurt van de te kappen bomen gecompenseerd met nieuwe bomen. Op de Molenveldweg ten noorden van Kerkwijk loopt de weg door een open kommengebied. Hier is een bomenstructuur landschappelijk niet wenselijk. Er is voor gekozen om de gekapte boom niet in dit deel te compenseren, maar in andere delen van het traject.

Landschapsplan

De voorkeursprincipes Weigraaf en Molen Achterdijk en de ingrepen langs de Walderweg en de Molenveldweg hebben geresulteerd in een landschapsplan. In totaal worden 41 bomen gekapt en worden circa 60 bomen geplant. Elke gekapte boom wordt gecompenseerd met 1,5 boom. De keuze van de plansoort verschilt per gebied. Waar de bomen precies komen te staan is nog niet vastgelegd. Voor de 60 bomen zijn ruim 120 mogelijke plantlocaties. Het landschapsplan is opgenomen in Bijlage 2 Rapport Landschapsplan N832.

Werkwijze bomen

Voor het aanleggen van het fietspad moet een aantal bomen worden gekapt. In de Notitie werkwijze en afweging bomen N832 wordt beschreven hoe bij de afweging omtrent bomenkap is omgegaan met de thema's Verkeer, Ruimtelijke kwaliteit, Ecologie (onderverdeeld in Vitaliteit van de bomen en Structuren en leefgebied) en Sociale relevantie. De notitie is opgenomen in Bijlage 3 bij de toelichting. Met dit project wordt de verkeersveiligheid op de N832 verbeterd en het gebruik van de fiets gestimuleerd. Het is nodig daarvoor een beperkt aantal bomen te kappen. Er worden 1,5x zoveel bomen teruggeplaatst volgens het hiervoor opgestelde landschapsplan. Het plan voorziet in maatregelen die tegemoetkomen aan de eisen en wensen vanuit de thema's Ruimtelijke kwaliteit en Ecologie. Omwonenden en belanghebbenden zijn betrokken bij de planvorming. Ook kan worden voldaan aan de geldende wet- en regelgeving. De conclusie is daarom dat de voorgenomen kap van deze bomen gegeven de omstandigheden acceptabel is.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 heeft het Rijk de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau.

In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).

De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk 'concurrerend', 'bereikbaar' en 'leefbaar&veilig'. Voor de drie rijksdoelen zijn de onderwerpen van nationaal belang benoemd waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. De drie hoofddoelstellingen zijn:

  • 1. concurrerend = het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
  • 2. bereikbaar = het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
  • 3. leefbaar & veilig = het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Naast de drie hoofddoelen wordt een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte bevorderd. Hiervoor is een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd in het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro). Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en, mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.

Toetsing

Dit inpassingsplan richt zich op de hoofddoelstelling 'leefbaar & veilig' en draagt bij aan de fietsveiligheid langs de N832 in de gemeente Maasdriel en Zaltbommel. De ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing op voorliggend plan, aangezien dit geen stedelijke ontwikkeling is als bedoeld in artikel 1.1.1 onder 1 Bro.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is op 19 december 2018 vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland en op 1 maart 2019 in werking getreden.

In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland zet de provincie een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal:

  • Gezond en veilig:
    • 1. een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna;
    • 2. voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen;
    • 3. aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.
  • Schoon en welvarend:
    • 1. een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen;
    • 2. het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen;
    • 3. het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.

De focus wordt verdiept door middel van 7 ambities voor een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. De 7 ambities zijn energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en woon- en leefomgeving. De Omgevingsvisie bevat thematische visieschetsen. De visieschetsen dienen als onderleggen om met partners het gesprek te voeren over de thema's, vraagstukken en oplossingsrichtingen, zowel op de schaal van Gelderland als op regionale en lokale schaal.

De provincie streeft naar efficiënte, duurzame en innovatieve bereikbaarheid, toegesneden op de veranderende vraag.

De ambitie:

  • In 2050 is de groei van de mobiliteit op een slimme manier opgevangen en verplaatsen mensen in Gelderland zich veilig, snel, betaalbaar en klimaatneutraal. Snel en veilig internet fungeert daarbij als alternatief voor fysieke verplaatsingen.
  • In 2050 is het netwerk voor goederenvervoer in Gelderland toegankelijk, duurzaam en klimaatneutraal.
  • In 2030 is al het busvervoer in de provincie zonder uitstoot en is 35% van het totaal aantal verplaatsingen met de fiets

De aanpak:

  • We blijven een veilig en toegankelijk Gelders netwerk van (water)wegen, spoor, fiets- en voetpaden verbeteren en pakken knel- en knooppunten en ontbrekende schakels aan. Onze aandacht richt zich daarbij vooral en in eerste instantie op (logistieke) knelpunten en knelpunten rond de Gelderse steden. We zoeken naar slimme alternatieve vormen van vervoer voor het landelijk gebied. We benutten en optimaliseren bestaande mogelijkheden, voordat we overgaan tot het aanleggen van nieuwe infrastructuur.
  • Wij stimuleren duurzame en alternatieve vormen van vervoer. Zoals elektrisch rijden. Wij werken samen met partners aan een dekkend netwerk van duurzame oplaad- en tankpunten in Gelderland en een goede aansluiting daarvan op nationale en internationale netwerken. Ook willen we het gebruik van de fiets stimuleren, onder andere met de aanleg van snelfietspaden en het oplossen van knelpunten in het (snel)fietsnetwerk.
  • Wij werken zelf duurzaam. Bijvoorbeeld bij de aanleg, het beheer en onderhoud van onze provinciale wegen. Duurzaamheid is ook een voorwaarde die wij meegeven aan onze partners en opdrachtnemers. Wij gaan voor een emissieloos spoor in 2050 en voor busvervoer zonder uitstoot in 2030.
  • Duurzame bereikbaarheid betekent voor ons ook: kansen creëren en investeren in nieuwe, duurzame vormen: in een snel internet – daar waar de markt het niet oppakt – als alternatief voor fysieke verplaatsingen. Maar ook in proeftuinen, bijvoorbeeld rondom duurzaam asfalt of zelfrijdende auto’s.

Toetsing

Dit inpassingsplan biedt het juridisch-planologisch kader voor de aanleg van het nieuwe fietspad en de verbreding van het bestaande fietspad langs de N832. Het plan heeft tot doel de veiligheid van de fietsers te verbeteren. Een infrastructurele verbetering is in lijn met de ambities en aanpak zoals verwoord in de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De provincie beschikt over een palet van instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De Omgevingsverordening (actualisatieplan 6 Omgevingsverordening, 19 december 2018) is de vertaling van provinciaal beleid in regels. De Omgevingsverordening richt zich net zoals de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. De Omgevingsverordening bevat regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. Deze regels zijn gekoppeld aan diverse thematische kaarten.

Toetsing

In de omgevingsverordening is het plangebied opgenomen op de kaarten:

Kaart 2: Regels Landbouw

Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van Kaart 2: Regels Landbouw weergegeven. Het plangebied is rood weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPFietspadN832-VST1_0006.png" Uitsnede Kaart 2: Regels Landbouw

De regels opgenomen in de Omgevingsverordening inzake het Plussenbeleid bevatten geen beperkingen voor de realisatie van het voorgenomen project.

Kaart 3: Regels Glastuinbouw

Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van Kaart 3: Regels Glastuinbouw weergegeven. Het plangebied is rood weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPFietspadN832-VST1_0007.png"

Kaart 3: Regels Glastuinbouw

Voorliggend inpassingsplan voorziet in het aanleggen van een vrijliggend tweerichtingenfietspad en het verbreden van een bestaand fietspad. Dit inpassingsplan voorziet voor een klein perceel in wijziging van een bestemming van een in het Glastuinbouwontwikkelingsgebied gelegen perceel. De aanleg van een fietspad is op grond van het inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard ook al mogelijk. Dit plan belemmert de ontwikkeling van glastuinbouw niet.

Kaart 5: Regels Landschap

Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van Kaart 5: Regels Landschap weergegeven. Het plangebied is rood weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPFietspadN832-VST1_0008.png" Kaart 5: Regels Landschap

Voorliggend inpassingsplan bevat geen bestemming die de openheid van een Waardevol open gebied aantast. Voorliggend inpassingsplan voorziet niet in de realisatie van nieuwe bouwwerken.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie en plan-MER gemeente Maasdriel

Op 20 oktober 2011 heeft de raad de 'Structuurvisie en plan-MER gemeente Maasdriel vastgesteld.

Deze structuurvisie is de actualisering van de StructuurvisiePlus Maasdriel 2004-2014 en is daarnaast de ruimtelijke vertaling van de 'Visie Maasdriel 2020+', die op 3 juli 2008 door de raad is vastgesteld.

De structuurvisie is een kaderstellend plan, dat duidelijkheid geeft over de plannen en beleidsstukken, die voor de gemeente Maasdriel van belang zijn. Het uiteindelijke ruimtelijke beleid van de gemeente Maasdriel wordt de komende jaren ingevuld door het uitvoeren en uitwerken van tientallen projecten. Hierbij gaat het om woningbouw (in alle segmenten en prijscategorieën), ontwikkeling van bedrijventerreinen en concentratiegebieden voor glastuinbouw en paddenstoelenteelt. Ook aan recreatieve initiatieven en landschap- en natuurontwikkeling wordt aandacht besteed.

In de structuurvisie worden de programmapunten genoemd die ingaan op de infrastructuur in Maasdriel. Voortgaande groei van het verkeer leidt steeds vaker tot verkeersonveilige situaties. Veiligheidsknelpunten hebben onder ander betrekking op onveilige kruispunten, onduidelijke verkeerssituaties, hoge rijsnelheden door de kernen, slechte oversteekbaarheid van provinciale wegen en de gecombineerde verkeersafwikkeling van verschillende modaliteiten (snel- en langzaam verkeer, zwaar verkeer en fietsers). De gemeente wenst de verkeersveiligheid steeds te verbeteren, ondere andere door het scheiden van de verkeersmodaliteiten. Voorliggend plan draagt daaraan bij door het aanleggen van een vrijliggend fietspad langs de N832.

3.3.2 Structuurvisie Buitengebied Zaltbommel

De gemeente Zaltbommel heeft een structuurvisie voor het buitengebied opgesteld. Deze structuurvisie is op 15 maart 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. Het plangebied van de Structuurvisie Buitengebied bestaat uit het binnendijks en buitendijks gelegen buitengebied met uitzondering van de uiterwaarden langs de Waal. De structuurvisie geeft op hoofdlijnen het ruimtelijk beeld voor de lange termijn weer. De structuurvisie wordt een belangrijk toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied. Nieuwe ontwikkelingen moeten passen binnen de structuurvisie.

Het verkeersbeleid van de gemeente is vooral gericht op het verbeteren van de verkeersveiligheid. Een belangrijk aspect daarvan is het scheiden van het vrachtverkeer en de fietsroutes door bijvoorbeeld het aanleggen van vrijliggende fietspaden. Met het aanleggen van een vrijliggend fietspad en het verbreden van het bestaande fietspad langs de N832 wordt de verkeersveiligheid verbeterd. Dit inpassingsplan sluit aan op het beleid van de gemeente Zaltbommel.

3.4 Conclusie

Voorliggend inpassingsplan past binnen het nationale, provinciale en gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Geluidhinder

Wet- en regelgeving ten aanzien van geluidshinder ten gevolge van wegverkeerslawaai is beschreven in de Wet geluidhinder. In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald dat geluidrelevante wegen een geluidszone hebben. In geval van het realiseren van geluidgevoelige bebouwing binnen deze zones dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden.

Een fietspad genereert geen geluid en is geen geluidgevoelig object. Het aspect geluid vormt daarmee geen belemmering voor het planvoornemen.

4.2 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit, hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Ng/m3 NO2 of PM10) als ‘niet in betekenende mate’ wordt beschouwd.

Het voorliggende plan biedt de mogelijkheid tot het aanleggen en verbreden van een fietspad. Een dergelijke functie heeft, met uitzondering van verkeer in verband met onderhoudswerkzaamheden, geen verkeersaantrekkende werking. De verkeersgeneratie van de nieuwe functie is dan ook nihil. Het project moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.3 Bodemkwaliteit

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient er in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het projectgebied. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen, als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.

De aanleg van een fietspad is niet aan te merken als realisatie van een gevoelige functie. Tevens zal er door de voorgenomen ontwikkeling geen grond uit het plangebied worden afgevoerd. Een onderzoek naar de bodemkwaliteit is niet noodzakelijk.

Het aspect bodem vormt daarmee geen belemmering voor het planvoornemen.

4.4 Waterparagraaf

4.4.1 Algemeen

Nationaal beleid - Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 is in december 2015 vastgesteld. Het Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende ambities centraal:

  • Nederland blijft de veiligste delta in de wereld
  • Nederlandse wateren zijn schoon en gezond en er is genoeg zoetwater
  • Nederland is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht
  • Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement
  • Nederlanders leven waterbewust.

Het kabinet zet de veranderingen in het waterveiligheidsbeleid voort en zal hiertoe een wetsvoorstel met nieuwe normen voor de primaire keringen voorbereiden. Nieuwe normen zijn nodig, omdat de huidige eisen aan primaire keringen grotendeels uit de jaren zestig van de vorige eeuw dateren. Sindsdien zijn het aantal mensen en de economische waarde achter de dijken toegenomen. Ook is nieuwe kennis beschikbaar gekomen over de werking van de keringen en de gevolgen van overstromingen. De doelen op het gebied van waterveiligheid zijn omgerekend naar normspecificaties voor de keringen. Deze zijn niet meer gebaseerd op dijkringen, maar op dijktrajecten. Elk dijktraject krijgt een norm-specificatie die past bij de gevolgen in dat specifieke gebied. De normspecificaties zijn ingedeeld in zes klassen, waarbij de overstromingskans varieert van 1/300 per jaar tot 1/100.000 per jaar.

Het Rijk onderkent het belang van het verbinden van ruimte en water. Bij het aanpakken van wateropgaven en de uitvoering van watermaatregelen vindt daarom afstemming plaats met andere relevante ruimtelijke opgaven en maatregelen in het gebied, zodat scope, programmering en financiering zo veel mogelijk op elkaar aansluiten of, beter nog, elkaar versterken. Het kabinet streeft daarbij ook naar integrale combinaties, waarbij ruimtelijke inrichting een belangrijke rol speelt bij het oplossen van wateropgaven. Omgekeerd is het van belang om bij ruimtelijke opgaven vroegtijdig rekening te houden met wateropgaven en de veerkracht van watersystemen. De gewenste betere verbinding tussen water en ruimte geldt voor alle opgaven op het gebied van waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit.

Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is op 19 december 2018 vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland. De lijn van het provinciale beleid voor water in de nieuwe Omgevingsvisie wordt gecontinueerd. De hoofdzaken van het beleid in deze nieuwe visie zijn gericht op een veerkrachtig en duurzaam water- en bodemsysteem. Dit systeem bestaat uit bodem en ondergrond, grondwater en oppervlaktewater en is duurzaam als het ook in de toekomst kan blijven functioneren en in stand kan worden gehouden tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De provincie onderschrijft de ambitie van de Europese Kaderrichtlijn Water dat uiterlijk in 2027 het grond- en oppervlaktewater in Europa schoon en ecologisch gezond moet zijn en dat er voldoende water is voor duurzaam gebruik en voert deze uit. De beschermde gebieden voor het grondwater, waterberging, de Kaderrichtlijn Water en Natura 2000 zijn leidend bij de uitwerking van dit beleid in programma’s of in kaders in de verordening. Er worden condities gesteld voor effectief en zuinig gebruik van drinkwater, speciale waterecologie (HEN- en SEDwateren), (grond)waterafhankelijke landnatuur plus de beschermingszones natte landnatuur en grondwateronttrekkingen voor drinkwater en industrie, groter dan 150.000 m3/jaar. De provincie stelt via uitvoerend beleid de doelen voor de regionale wateren voor de Kaderrichtlijn Water vast en geeft daarbij ook invulling aan de voorzieningenniveaus. Met de Gelderse waterschappen en de landbouw geeft de provincie invulling aan het vasthouden van water in de bodem, het grondwater en de haarvaten van het watersysteem. Bescherming tegen overstromingen vindt primair plaats op basis van preventie, waar nodig aangevuld met maatregelen in de ruimtelijke ordening en evacuatie. Deze bescherming gebeurt bij voorkeur in combinatie met het ontwikkelen en versterken van karakteristieke riviernatuur in Natura 2000-gebieden.

Beleid Waterschap - Waterbeheerprogramma 2016-2021

Op 27 november 2015 heeft het bestuur van Waterschap Rivierenland het Waterbeheerprogramma 2016-2021 vastgesteld. Het waterbeheerprogramma richt zich op het veilig houden van het rivierengebied tegen overstromingen, om voldoende en schoon water te hebben en om het afvalwater effectief te zuiveren.

Waterschap Rivierenland speelt bij het waterbeheer in op veranderingen in de omgeving zoals klimaatverandering. De doelen richten zich op de lange termijn. Zo moeten bijvoorbeeld de dijken in 2050 voldoen aan de nieuwe veiligheidsnormen en de waterkwaliteit moet in 2027 aansluiten bij de doelen uit de Kaderrichtlijn Water. Hogere overheden als het rijk, de provincies en de Europese Unie hebben deze doelen voor het waterbeheer bepaald. Waterschappen hebben samen ook gezamenlijke doelen afgesproken, onder andere in het Bestuursakkoord Water en het Klimaatakkoord. Deze afspraken zijn tevens onderschreven door het Rijk, de VNG (gemeenten) en het IPO (provincies).

Waterschap Rivierenland trekt in het Waterbeheerprogramma 2016-2021 de lijn door van het vorige waterbeheerplan. De koers wordt niet gewijzigd, maar het werk wordt gecontinueerd. De doelen voor de lange termijn blijven het uitgangspunt. Om de inhoudelijke ambities te realiseren, wordt geanticipeerd op nieuwe ontwikkelingen en worden strategische allianties aangegaan. Het accent ligt in de periode 2016-2021 onder meer op:

  • gebiedsgericht werken;
  • waterbewustzijn;
  • innovatie.

Watersysteem

Er zijn diverse maatregelen die wateroverlast moeten voorkomen. Deze maatregelen dragen bij aan een betere waterkwaliteit waardoor men in het hele watersysteem over voldoende en schoon water kan beschikken. Een goed waterpeil en goede grondwatercondities wordt bediend door aan- en afvoer van water. Een aandachtspunt hierbij is dat de belangen van de verschillende partijen in het gebied zo goed mogelijk nagestreefd worden. De ambitie is dat er in 2021 voldoende water van goede kwaliteit beschikbaar is voor stedelijk gebied, bedrijfsleven, landbouw, natuur en recreatie.

Keur Waterschap Rivierenland 2014 en Beleidsregels Keur Waterschap Rivierenland

Naast het beheerprogramma beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een watervergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels. Deze watervergunning wordt vervolgens door het waterschap verleend of geweigerd. Ook is het mogelijk dat nadere eisen worden gesteld aan de vergunningverlening. Middels de watertoets vindt toetsing aan het beleid van het waterschap plaats.

Het waterschap heeft de watergangen onderverdeelt in drie categorieën:

  • A-watergangen: watergangen die horen bij het primaire watersysteem;
  • B-watergangen: watergangen die horen bij het secundaire watersysteem;
  • C-watergangen: watergangen die horen bij het tertiaire watersysteem.

Ten behoeve van een doelmatig onderhoud van A- en B-watergangen is een in principe obstakelvrije strook nodig om handmatig en/of machinaal onderhoud van de watergang vanaf de kant mogelijk te maken.

4.4.2 Toetsing

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Voor dit inpassingsplan is op 20 augustus 2019 de digitale watertoets uitgevoerd, zie Bijlage 4. Op basis van deze toets kan de normale watertoetsprocedure worden gevolgd. Dit betekent dat er nader overleg plaats moet vinden met Waterschap Rivierenland. Hierna zijn de resultaten kort behandeld.

Huidig watersysteem

Vanaf de aansluiting met de N831 richting de Molenachterdijk ligt een A-watergang aan de westzijde van de N832 die op de Weigraaf naar de oostzijde overgaat door middel van een duiker. Hierop wateren de percelen aan de oost- en westzijde van de N832 af. Aan de overzijde van de A-watergangen liggen C-watergangen. In het gebied liggen in de oost-west richting B-watergangen die afwateren op de A-watergangen.

Tussen de Molenachterdijk en de Uilencotenweg liggen parallel aan de N832 aan weerszijde C-watergangen. Hierop wateren de percelen gelegen ten noorden en zuiden van de N832 af.

Tussen de Uilecotenweg en de kern van Kerkwijk liggen parallel aan de N832 C-watergangen. Hierop wateren de percelen ten oosten en westen van de N832 af.

Toekomstig watersysteem

De aanleg en verbreding van het fietspad heeft tot gevolg dat de bestaande watergangen deels moeten worden verlegd. Hierbij wordt rekening gehouden met de eisen van de Keur. In de Ontwerpnota (Bijlage 9) is dit nader uitgewerkt. Ter plaatse van de A-watergang is de bestaande bestemming Water verschoven conform het ontwerp. C-watergangen zijn, net als in de geldende bestemmingsplannen, toegestaan binnen de bestemming Verkeer.

Waterveiligheid

In het plangebied is geen kern en beschermingszone van een waterkering gelegen.

Grondwater

Het plangebied wordt gekenmerkt door een bepaalde grondwaterstand. De drooglegging van het gebied is hiervoor medebepalend. Drooglegging is de maat waarop het maaiveld, het straatniveau of het bouwpeil boven het oppervlaktewaterpeil ligt. Doorgaans geldt voor het maaiveld een drooglegging van 0,7 meter, voor het straatpeil een drooglegging van 1 meter en voor het bouwpeil een drooglegging van 1,3 meter. Voldoende drooglegging is nodig om grondwateroverlast te voorkomen. In gebieden waar grondwateroverlast bekend is of gebieden met hoge grondwaterstanden adviseert waterschap Rivierenland om hier nader onderzoek naar te doen. Bij hoge rivierwaterstanden kunnen gebieden gelegen nabij de rivieren overlast ondervinden van kwel. Eventuele maatregelen zijn het ophogen van het maaiveld of kruipruimteloos bouwen.

Waterberging

Aanleg van nieuw verhard oppervlak leidt tot versnelde afvoer van hemelwater naar watergangen. Om te voorkomen dat hierdoor wateroverlast ontstaat, is de aanleg van extra waterberging van belang. Zo wordt het verlies van berging in de bodem gecompenseerd. Het waterschap hecht groot belang aan het zoveel mogelijk instandhouden van en compenseren in open water als onderdeel van het watersysteem.

Voor plannen met een toename van verharding is compenserende waterberging nodig. De benodigde ruimte voor waterberging wordt berekend op basis van maatgevende regenbuien, de toename aan verhard oppervlak en de maximaal toelaatbare peilstijging in de watergangen. Voor plannen met een toename aan verharding kan de vuistregel van 436 m2 per hectare verharding worden gebruikt bij bui T=10+10% en 664 m3 bij bui T=100+10%, mits er geen complicerende zaken als kwel aan de orde zijn. De maximaal toelaatbare peilstijging bij bui T=10+10% mag geen inundatie optreden. De maatgevende afvoer is 1,5 l/s/ha.

In stedelijk gebied kan de waterberging eventueel ook worden geregeld via een waterbergingsbank (indien beschikbaar). Plannen met een toename van het verhard oppervlak in stedelijk gebied tot 1.500 m2 komen hiervoor in aanmerking.

Voorkeursvolgorde aanleg watercompensatie

Bij de keuze van het soort bergingsvoorziening hanteert het waterschap de trits vasthouden-bergen-afvoeren. In aansluiting hierop hanteert het waterschap de volgende voorkeursvolgorde:

  • hemelwater vasthouden door hergebruik of infiltratie;
  • hemelwater bergen in open water (of droogvallende watergang);
  • hemelwater bergen in kunstmatige bergingsvoorzieningen (wadi, bassins, kratten, kelders).

Bij de aanleg van nieuw water in het plangebied wordt bij voorkeur zoveel mogelijk aangesloten op de bestaande waterstructuur. Bij aanleg of aanpassing van watergangen is het van belang rekening te houden met de bereikbaarheid voor onderhoud, in- en uitlaatplaatsen voor maaiboten en opslagmogelijkheden voor slootvuil en kroos. Om water van voldoende waterkwaliteit te kunnen handhaven, is ook het zelfreinigend vermogen van het watersysteem van belang. Dit wordt bevorderd door rekening te houden met voldoende ruimte voor water, voldoende waterdiepte (streven is 1 meter) en voldoende oevervegetatie (taludschuinte minimaal 1:2 of flauwer).

Watergangen

Binnen het plangebied ligt een A-watergang, een beschermingszone van een A-watergang, een B-watergang en een C-watergang.

Werkzaamheden in de watergang of de bijbehorende beschermingszone zijn vergunning- en of meldingsplichtig omdat deze invloed hebben op de water aan- en afvoer, de waterberging of het onderhoud.

Een onderhoudsstrook is een obstakelvrije strook die als beschermingszone in de legger is aangewezen. Met deze zone wordt handmatig en/of machinaal onderhoud van de watergang vanaf de kant mogelijk gemaakt. Voor A-watergangen is die strook 4 meter breed (in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden en in het Land van Heusden en Altena geldt een breedte van 5 meter), gemeten uit de insteek. Voor B-watergangen is de strook 1 meter breed. C-watergangen hebben geen beschermingszone.

Op de verbeelding van het inpassingsplan worden A-watergangen opgenomen met de bestemming Water. De beschermingszone van de watergangen wordt niet bestemd.

Riolering en zuiveringswerken

In het plangebied ligt geen rioolwaterpersleiding van het waterschap.

Het inpassingsplan is tot stand gekomen in overleg met het waterschap Rivierenland en vervolgens is het voorontwerp formeel voorgelegd in het kader van het vooroverleg. Het Waterschap heeft aangegeven hier geen bezwaren tegen te hebben.

4.5 Archeologie

Erfgoedwet

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. De Erfgoedwet vervangt zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1988.

Onderdelen van de Monumentenwet die van toepassing zijn op de fysieke leefomgeving gaan naar de Omgevingswet die in 2021 van kracht wordt. Voor de onderstaande onderdelen is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen voor de periode 2016-2019:

  • vergunningen tot wijziging, sloop of verwijdering van rijksmonumenten;
  • verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie;
  • bescherming van stads- of dorpsgezichten.

Op 16 januari 1992 werd in Valletta, de hoofdstad van Malta, op initiatief van de Raad van Europa het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologische erfgoed ondertekend. Het doel van dit Verdrag van Valletta (of Verdrag van Malta) is de bescherming van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. De Europese bevolking moet in staat worden gesteld om kennis te nemen van en begrip te ontwikkelen over het verleden. In het verdrag is bewustmaking van het brede publiek specifiek opgenomen omdat dit bijdraagt aan de bescherming van het bodemarchief en de betrokkenheid van de bewoners (art. 9).

Ten einde op een zorgvuldige wijze met het archeologische bodemarchief om te gaan, is het noodzakelijk om archeologische belangen te verankeren in het ruimtelijke ordeningsbeleid en tijdig te betrekken bij ruimtelijke planontwikkelingen. Archeologische belangen dienen in de totale belangenafweging bij ruimtelijke ingrepen een wegingsfactor te zijn en behoud in de grond (in situ) prevaleert (art. 5). In het verdrag is opgenomen dat in een financiële regeling dient te zijn vastgelegd welke partij de kosten draagt die noodzakelijk zijn om de archeologische belangen als wegingsfactor bij ruimtelijke ontwikkelingen te kunnen betrekken.

Archeologisch bureauonderzoek

In februari 2018 is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd door BAAC (Bergman en Tump 2018). Op basis van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat het wegtracé gebieden met verschillende archeologische verwachtingszones doorsnijdt. Deze verwachting is gebaseerd op de geologische ondergrond, gemeentelijke verwachting en op waarnemingen uit het verleden. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied ten opzichte van de verschillende verwachtingszones weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPFietspadN832-VST1_0009.jpg"

Ligging van het plangebied ten opzichte van de verschillende verwachtingszones binnen de gemeente Zaltbommel en Maasdriel, en terreinen met vastgestelde archeologische waarde.

Archeologisch inventariserend veldonderzoek

De tijdens het bureauonderzoek opgestelde archeologische verwachting is tijdens het inventariserend veldonderzoek getoetst, zie Bijlage 5.

Op onderstaande afbeelding is een aanbevelingenkaart weergegeven. De zones die nu aangemerkt staan als proefsleuvenonderzoek of karterend booronderzoek, krijgen een archeologische dubbelbestemming. Het overige wegtracé is voldoende onderzocht en hoeft geen archeologische dubbelbestemming meer te krijgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPFietspadN832-VST1_0010.jpg"

Advies vervolgonderzoek

Conclusie

Het aspect archeologie vormt daarmee geen belemmering voor het planvoornemen.

4.6 Cultuurhistorie

Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen en inpassingsplannen.

De provincie Gelderland heeft de cultuurhistorische waarden op kaart gezet. Op deze kaart is af te lezen dat in het plangebied geen (formeel) beschermde cultuurhistorische waarden voorkomen, zoals monumenten of beschermde landgoederen. De uitzondering hierop betreffen de boomstructuren langs de Achterdijk die na de verbreding van de weg in 2010 zijn hersteld. In het Rapport Landschapsplan N832 wordt geconcludeerd dat het realiseren van het vrijliggende fietspad geringe cultuurhistorische impact heeft. Het is vanuit landschappelijk- en cultuurhistorisch oogpunt belangrijk dat er op de Achterdijk sprake blijft van laanbeplanting. Deze laanbeplanting blijft bij de aanleg van het fietspad voor het overgrote deel intact.

Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt daarmee geen belemmering voor het planvoornemen.

4.7 Ecologie

Wet- en regelgeving

Wet natuurbescherming

In de Wet natuurbescherming (verder: Wnb) is de bescherming van flora en fauna, houtopstanden en van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het Gelders Natuurnetwerk (verder: GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (verder: GO) zijn in de omgevingsverordening van de provincie Gelderland geregeld. Hieruit volgt een advisering met betrekking tot mogelijke knelpunten met ecologische wet- en regelgeving ten aanzien van toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen en de noodzaak voor het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Wnb.

Het plangebied

Ten behoeve van het opstellen van het inpassingsplan is op 29 maart 2017 (geactualiseerd op 3 juli 2019) een toetsing aan de natuurwetgeving en het natuurbeleid uitgevoerd, zie Bijlage 6. Op basis van de toetsing wordt geconstateerd dat het onderzoeksgebied een potentieel habitat biedt voor een aantal beschermde soorten. Het terrein is van belang voor enkele vogelsoorten en algemene overige beschermde soorten.

Per 1 maart 2019 zijn kleine marterachtigen, wezel, bunzing en hermelijn, in provincie Gelderland niet (meer) vrijgesteld van een ontheffingsplicht. Voor kleine marterachtigen is nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming echter niet noodzakelijk. Een negatief effect op beschermde kleine marterachtigen is uitgesloten.

In de Notitie aanvullend onderzoek beschermde vissoorten worden de aanpak en resultaten van het aanvullende visonderzoek beschreven, zie Bijlage 7. De grote modderkruiper is bij de inventarisatie niet aangetroffen. Andere beschermde vissoorten zijn eveneens niet aangetroffen. Op basis van het uitgevoerde onderzoek is het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming voor beschermde vissoorten niet aan de orde.

Aerius berekening N832

Om de hoeveelheid stikstofdepositie op de aangewezen habitattypen en leefgebieden van aangewezen soorten (de instandhoudingsdoelen) te berekenen, is op 13 december 2019 een AERIUS berekening uitgevoerd voor de aanlegfase van het project, zie Bijlage 8. De gebruiksfase voorziet niet in een depositie en is daarom niet meegenomen in de berekening. De werkzaamheden op de N832 hebben een niet significante stikstofdepositie tot gevolg van minder dan 0,005 mol/ha/jaar (0,0049 mol/ha/jaar en minder geeft het rekenmodel aan als niet hoger dan 0,00 mol/ha/jaar). Men kan hierdoor spreken over een niet significante stikstofdepositie. Dit betekent dat het gebruik van machines en inzet van vrachtwagens geen invloed hebben op de instandhoudingsdoelen van N2000-gebieden. Geconcludeerd kan worden dat een vergunning Wet natuurbescherming, onderdeel stikstof niet aan de orde is voor de voorgenomen werkzaamheden.

Conclusie

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.8 Externe veiligheid

Voorliggend inpassingsplan heeft betrekking op het aanleggen en verbreden van een fietspad. Het plangebied ligt nabij enkele inrichtingen. Een fietspad betreft geen gevoelige functie. Uit het oogpunt van externe veiligheid vormt het fietspad dan ook geen belemmering voor de planvorming.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.IPFietspadN832-VST1_0011.png" Uitsnede risicokaart, het plangebied is door middel van een paarse lijn weergegeven

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt daarmee geen belemmering voor het planvoornemen.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemeen

Een inpassingsplan is een instrument in de ruimtelijke ordening. Het instrument bestaat sinds de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008. Een inpassingsplan wordt vastgesteld voor plannen van rijks- of provinciaal belang. Provinciale Staten zijn bevoegd, als er sprake is van provinciale belangen, voor de daarbij betrokken gronden een inpassingsplan vast te stellen, met als gevolg uitsluiting van delen van de vigerende gemeentelijke bestemmingsplannen op die gronden. De gemeenteraad moet daarover vooraf gehoord worden. De betreffende gemeenten houden toezicht en handhaven de regels uit het inpassingsplan. De uitvoering van het inpassingsplan wordt door de provincie gedaan.

De opzet van een inpassingsplan is gelijk aan dat van een bestemmingsplan. Met het plan wordt de bestemming van een gebied juridisch vastgelegd. Het plan regelt:

  • het toegestane gebruik van de grond;
  • welke gebouwen of bouwwerken mogen worden opgericht;
  • het verrichten van werken of werkzaamheden (aanleggen).

5.2 Plansystematiek

Het voorliggende inpassingsplan maakt het aanleggen van een vrijliggend fietspad en het verbreden van een bestaand fietspad langs de N832 mogelijk. In technische zin is het inpassingsplan afgestemd op de Wro en voldoet het aan de recente inzichten betreffende de digitale uitwisseling en raadpleging van plannen (RO-Standaarden 2012).

Het inpassingsplan bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding;
  • regels;
  • toelichting.

De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het inpassingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels gekoppeld. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. In de toelichting zijn de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving opgenomen.

In de planopzet is de recente uitgave 'Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012', kortweg SVBP 2012, gehanteerd. Daarnaast zijn de van het inpassingsplan deel uitmakende regels - daar waar van toepassing - afgestemd op de plansystematiek van de gemeente Maasdriel en Zaltbommel. De regels worden - voor zo ver nodig geacht - van een nadere toelichting voorzien. De regels geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er mag worden gebouwd.

Bij de opzet van de regels is enerzijds vastgelegd wat noodzakelijk is voor de rechtszekerheid van omwonenden. Anderzijds is waar mogelijk flexibiliteit aangehouden voor de verdere detaillering van het ontwerp van het traject.

5.3 Indeling regels

Een inpassingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Het opnemen van begripsbepalingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer - Langzaam verkeer

De voor 'Verkeer - Langzaam verkeer' bestemde gronden zijn bestemd voor langzaam verkeer en bestaande kruisende wegen voor gemotoriseerd verkeer. Op deze gronden zijn bouwwerken toegestaan. Gebouwen met een beperkte omvang mogen worden gebouwd.

Artikel 4 Water

De watergang langs de weg is bestemd als 'Water'. Binnen deze bestemming kunnen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met een maximale bouwhoogte van 4 m.

Artikel 5 Waarde - Archeologie,

De bestemming is toegekend aan de zones die in het archeologisch inventariserend veldonderzoek aangemerkt zijn als proefsleuvenonderzoek of karterend booronderzoek, zie paragraaf 4.5. Op deze gronden geldt een archeologische onderzoeksplicht bij het bouwen en werkzaamheden dieper dan 30 centimeter.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat bij opeenvolgende bouwaanvragen waarbij een bepaald oppervlakte aan grond als voorwaarde is geformuleerd, dezelfde grond opnieuw bij de afweging omtrent vergunningverlening wordt betrokken. De anti-dubbeltelbepaling is conform het Bro overgenomen in het inpassingsplan.

Artikel 7 Algemene bouwregels

In dit artikel zijn aanvullende bouwregels opgenomen voor ondergronds bouwen, bouwen langs water en overschrijding van bouwgrenzen die voor alle bestemmingen gelden.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Er gelden voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken ook regels die op het gehele plan op meerdere bestemmingen van toepassing zijn. In dit plan betreft het regels waarin is aangegeven welk gebruik in strijd is met het bestemmingsplan.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Dit artikel omvat een afwijking bij een omgevingsvergunning voor onder andere het overschrijden van de maatvoeringsbepalingen en het toestaan van nutsvoorzieningen.

Artikel 10 Overige regels

In dit artikel is bepaald dat de wettelijke regelingen waar in dit plan naar wordt verwezen de regelingen betreffen zoals die luidden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het inpassingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangsrecht en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

In het inpassingsplan is het overgangsrecht conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 Bro opgenomen.

Artikel 12 Slotregel

In de slotregel is aangegeven dat het inpassingsplan wordt aangehaald als 'Fietspad N832'.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Bro gaat een inpassingsplan vergezeld van een toelichting waarin ook inzicht wordt gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Hieronder is nader ingegaan op de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 van de Wro dient in het kader van een inpassingsplan onder andere inzicht te worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In dit verband dient tevens onderzocht te zijn of op grond van artikel 6.12 lid 1 Wro de verplichting bestaat om een exploitatieplan op te stellen. Daarbij is in de eerste plaats van belang welk type bouwplan wordt gerealiseerd. Indien het een bouwplan betreft dat behoort tot een categorie die is genoemd in artikel 6.2.1 Bro, bestaat in beginsel de plicht een exploitatieplan op te stellen. Deze verplichting vervalt indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Bij besluit tot vaststelling van het inpassingsplan dient dan te worden overwogen om geen exploitatieplan vast te stellen.

6.2.1 Exploitatieplan

Op grond van hoofdstuk 6 van de Wro geldt de verplichting een exploitatieplan op te stellen om het kostenverhaal te verzekeren, indien een ruimtelijk plan voorziet in bouw- en/of verbouwplannen. Wat onder een bouwplan wordt verstaan, staat genoemd in artikel 6.2.1. van het Bro en betreft onder andere de bouw van één of meer woningen. De aanleg en verbreding van een fietspad valt niet onder hetgeen de wet verstaat onder bouwplannen. Het opstellen van een exploitatieplan is dan ook niet aan de orde.

6.2.2 Financiële uitvoerbaarheid

Voor de realisatie van het fietspad zijn middelen beschikbaar gesteld die de realisatie dekken. Een deel van de benodigde gronden zijn in eigendom van derden. De grondverwerving ten behoeve van de realisatie van het fietspad wordt door de provincie ten tijde van het ontwerp inpassingsplan in gang gezet. Wanneer minnelijk geen overeenstemming wordt bereikt, biedt het inpassingsplan zo nodig een titel voor onteigening. Gelet op het bovenstaande is het inpassingsplan financieel uitvoerbaar.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.3.1 Vooroverleg

Het inpassingsplan is toegezonden aan diverse vooroverlegpartners. De gemeente Maasdriel, de gemeente Zaltbommel en het Waterschap hebben een reactie gegeven op het plan. In Bijlage 10 zijn de reacties en de beantwoording opgenomen.

6.3.2 Zienswijzen

Het ontwerp-inpassingsplan heeft conform artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening, juncto afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht gedurende een periode van 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. In deze periode zijn er drie zienswijzen ingediend op het ontwerp-inpassingsplan. De zienswijzen hebben niet geleid tot een aanpassing van het inpassingsplan.

De zienswijzennota is bij dit plan gevoegd. Deze is te vinden in Bijlage 11.