Partiele herziening Omgevingsplan Flevoland voor windenergie    

Beleidstekst     

Het beleid voor windenergie komt na aanpassing als volgt te luiden.

Essentie van het windbeleid     

Als windrijke provincie wil Flevoland optimaal gebruik maken van de milieuvoordelen en economische potenties van de opwekking van windenergie zonder de landschappelijke kwaliteiten van de provincie aan te tasten. De provincie Flevoland wil een geleidelijke afname van het aantal molens bereiken, maar wel met gelijktijdige toename van het opgesteld vermogen en met verbetering van landschappelijke kwaliteit door ordening van molens in lijnopstellingen op een beperkt aantal locaties.

Windenergie in Flevoland     

De opwekking van windenergie levert de grootste bijdrage aan het bereiken van de Flevolandse klimaatdoelstelling. Als windrijke provincie wil Flevoland optimaal gebruik maken van de milieuvoordelen en economische potenties van de opwekking van windenergie zonder de landschappelijke kwaliteiten van de provincie aan te tasten. Windmolenopstellingen zijn in grote delen van de provincie het landschapsbeeld gaan beheersen. De provincie wil dit veranderen. De technische ontwikkeling van windmolens maakt mogelijk dat met minder molens eenzelfde, of zelfs meer, windenergievermogen wordt opgewekt. De provincie Flevoland wil een geleidelijke afname van het aantal molens bereiken, maar wel met gelijktijdige toename van het opgesteld vermogen en met verbetering van landschappelijke kwaliteit door ordening van molens in lijnopstellingen op een beperkt aantal locaties.



De schaalvergroting van windenergie brengt met zich mee dat de effecten zich op grotere, gemeentegrensoverschrijdende afstanden manifesteren. Het opschalen en saneren heeft daarmee impliciet een regionaal karakter.

Gelet op de doelstelling voor windenergie en het cyclische karakter van het plaatsen en saneren van windmolens, wordt het volgende beleid gevoerd.

1 Tijdelijkheid van windmolens     

Nieuwe windmolens zijn alleen toegestaan voor een bepaalde periode.

2 Uitzonderingen op het beleid voor opschalen en saneren van windmolens     

Nieuwe windmolens worden alleen toegestaan op basis van ‘projecten voor opschalen en saneren’ binnen projectgebieden.

Hiervan zijn uitgezonderd:

  • windmolens die deel uitmaken van de testlocatie voor windmolens te Lelystad, die bestaat uit maximaal 12 prototype windmolens, als integraal onderdeel van een kennis- of ontwikkelcentrum duurzame energie in Flevoland;
  • solitaire windmolens op bedrijventerreinen in de 6 ‘hoofdkernen’ van het stedelijk gebied, indien de windmolen overwegend een ander doel dient dan de opwekking van energie;
  • kleine windmolens, waaronder wordt verstaan:

    - windmolens in het stedelijk gebied met een (tip) hoogte van maximaal 5 meter ten opzichte van de grond of het dak waarop ze zijn geplaatst;

    - windmolens met een (tip)hoogte van maximaal 15 meter ten opzichte van het maaiveld, voor zover zij in het landelijk gebied op ((voormalige) agrarische) bouwpercelen staan;
  • locatie Houtribdijk.

3 Projecten voor opschalen en saneren     

Nieuwe windmolens worden alleen toegestaan op basis van ‘projecten voor opschalen en saneren’ binnen projectgebieden.

Om medewerking voor een project voor opschalen en saneren te verkrijgen wordt voor dat project een projectplan voorgelegd aan de desbetreffende overheden. Het projectplan bevat de benodigde informatie om te beoordelen of het project voldoet aan het beleid.

Een project voor opschalen en saneren omvat zowel nieuw te bouwen molens als te saneren bestaande molens in een projectgebied, waarbij het opgesteld vermogen van de nieuwe windmolens toeneemt ten opzichte van het opgestelde vermogen van de te saneren windmolens. Een projectgebied moet voldoende perspectief bieden voor één initiatiefnemer (dat kan een samenwerkingsverband zijn) om één project van opschalen en saneren in zijn geheel te realiseren – een tweede project binnen hetzelfde projectgebied, volgtijdelijk dan wel gelijktijdig, is uitgesloten. De toename van het opgestelde vermogen is toegestaan om zodoende tot een voldoende economisch perspectief te komen om de sanering van de bestaande windmolens in het projectgebied én een bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied (versterken landschap, natuur, recreatie en leefbaarheid van het landelijke gebied) te bekostigen. De bijdrage aan de ruimtelijke ontwikkelingen dient mede als compensatie van de impact van de nieuwe windmolens op de omgeving.

In een uitvoeringsprogramma wordt aangegeven wanneer welke windmolen wordt gebouwd en wanneer welke windmolen wordt gesaneerd. Zodoende wordt met een project het bestand aan bestaande windmolens in een projectgebied gemoderniseerd, waarbij de bestaande windmolens uiterlijk op het tijdstip dat in het uitvoeringsprogramma is vermeld, moeten zijn gesloopt/gemoderniseerd. Niet tijdige sloop van een bestaande windmolen houdt in dat deze niet tijdig is gemoderniseerd. Het uitvoeringsprogramma wordt dan ook opgenomen in het planologisch juridisch kader (bestemmingsplan, inpassingsplan of in de toekomst omgevingsplan) waarmee het project voor opschalen en saneren juridisch mogelijk wordt gemaakt.

Binnen een projectgebied geldt dus dat:

- de bestaande windmolens in aanmerking komen voor sanering/modernisering;

- er plaatsingszones worden aangewezen waar de nieuwe windmolens worden geplaatst.

Verder gelden voor een ‘project voor opschalen en saneren’ de volgende voorwaarden:

  1. De plaatsing van nieuwe windmolens moet voldoen aan de volgende eigenschappen:
  • Er wordt voldaan aan eisen van natuur, veiligheid, technische infrastructuur, geluid en slagschaduw en hoogtebeperkingen als gevolg van luchtvaart, zoals opgenomen in het rijks-, provinciaal, waterschaps- en gemeentelijk beleid, wet- en regelgeving.
  • Er wordt bijgedragen aan de ruimtelijke kwaliteit door:

- herstel en versterking van het Flevolandse landschap en

- regelmaat en eenheid van de nieuwe molens.

  1. Gekoppeld aan de bouw van nieuwe windmolens worden bestaande windmolens gesaneerd. Hiervoor geldt het volgende:
  • Sanering van bestaande windmolens nabij de nieuwe windmolen heeft de voorkeur boven sanering van bestaande windmolens verder weg in het projectgebied.
  • Sanering van een bestaande windmolen vindt plaats zo snel mogelijk na ingebruikname van de nieuwe windmolen waaraan deze gekoppeld is, maar uiterlijk na vijf jaar, waarbij de economische noodzaak van een termijn van langer dan een half jaar dient te worden aangetoond.
  1. Er wordt invulling gegeven aan participatie en draagvlak, waaronder in ieder geval het volgende wordt verstaan.

- Bewoners en ondernemers krijgen gelegenheid om financieel te participeren, waarbij geldt:

  • dat bewoners en ondernemers in het buitengebied van het projectgebied de gelegenheid krijgen om financieel te participeren bij de ontwikkeling van nieuwe windmolens;
  • dat bewoners en ondernemers in Flevoland gelegenheid krijgen om financieel te participeren in de exploitatie van de nieuwe windmolens;
  • dat beide vormen van financiële participatie eerlijk, eenvoudig en evenwichtig moeten zijn vormgegeven.

- Ter compensatie van de impact van de nieuwe opstelling op de omgeving draagt de initiatiefnemer gedurende de exploitatie van de nieuwe windmolens bij aan de ruimtelijke kwaliteit in de directe omgeving met een gebiedsgebonden bijdrage.

- Bij de totstandkoming van het project stelt de initiatiefnemer omwonenden en andere betrokkenen in de gelegenheid om te participeren in de planvorming.

4 Gebieden waar projecten voor opschalen en saneren zijn uitgesloten     

De volgende gebieden zijn uitgesloten van aanwijzing van projectgebieden (voor het opschalen en saneren van windmolens):

De woongebieden die vallen binnen de stedelijke gebieden en de Oostvaardersplassen.

Ook de grondgebieden van de gemeenten Noordoostpolder en Urk, alsmede het Flevolandse deel van het Markermeer en IJmeer en het Drontense deel van het Ketelmeer zijn uitgesloten van het plaatsen van windmolens. Ook het watergebied ten zuiden van de Maximacentrale wordt gevrijwaard van de mogelijke plaatsing van windmolens.

Ruimte voor windmolens op land wordt gegeven in delen van Zuidelijk en Oostelijk Flevoland en het deel van het IJsselmeer voor de kust van Dronten en Lelystad tot aan de huidige vaargeul Amsterdam en Lemmer en een zone ten noordoosten van de Houtribdijk.

Toelichting op Partiële herziening Omgevingsplan Flevoland voor windenergie     

1 Inleiding     

Samen met gemeenten en windmoleneigenaren is gewerkt aan een plan om te komen tot opschalen en saneren van de windmolens in Flevoland. Hieruit is duidelijk geworden dat projecten voor opschalen en windmolens per gebied – een zogenoemd projectgebied - moet worden georganiseerd. De resultaten van de afgelopen periode worden neergelegd in het ‘Regioplan wind’ dat geldt voor de thans bekende projectgebieden.

Het ‘Regioplan wind’ is bedoeld als uitwerking van het Omgevingsplan, maar het Omgevingsplan zelf moet daarvoor ook worden aangepast. Bij het opstellen van het Regioplan is namelijk gebleken dat een aantal uitgangspunten van het Omgevingsplan aanpassing behoeven. Dat betreft bijvoorbeeld het werken met een saneringsequivalent. In plaats van een saneringsequivalent dat voor heel Flevoland geldt, gaat veeleer gewerkt worden met economische perspectief per project waarbij maatwerk kan worden geboden. Verder wordt bij opschalen en saneren duidelijker de koppeling gelegd met het “moderniseren” zoals dat in de wet is bedoeld.

Bij vaststelling van de Noodverordening wind is Provinciale Staten toegezegd dat in het kader van het Regioplanproces helderheid wordt gegeven wat onder kleine windmolens wordt verstaan. Bij de onderhavige aanpassing van het Omgevingsplan wordt invulling gegeven aan die toezegging.

Het aangepaste Omgevingsplan fungeert daarmee als actuele kapstok waaraan het Regioplan als uitwerking van het Omgevingsplan wordt gehangen.

Zowel de ‘partiële herziening Omgevingsplan Flevoland voor windenergie’ als het ‘Regioplan wind’ zijn structuurvisies in de zin van de Wet op de ruimtelijke ordening. Beide plannen moeten elektronisch worden vastgesteld (art. 1.2.3 Besluit ruimtelijke ordening).

Met de ‘partiële herziening Omgevingsplan Flevoland voor windenergie’ worden de teksten over windenergie in het Omgevingsplan gewijzigd. Er is ervoor gekozen om de tekst van het Omgevingsplan zoals deze na de wijzigingen komt te luiden, elektronisch vast te stellen. Zodoende wordt er een afgeronde tekst over windenergie in Flevoland elektronisch beschikbaar gesteld.

De wijze waarop de oude teksten zijn aangepast (wat wordt geschrapt en welke nieuwe teksten worden toegevoegd) staat in deze toelichting. Verder wordt in deze toelichting ingegaan op de onderbouwing van deze aanpassingen en de vaststellingsprocedure.

Achtereenvolgens wordt ingegaan op:

  • Toelichting op de inhoudelijke punten

    - Tijdelijkheid van windmolens

    - Uitzonderingen op het beleid voor opschalen en saneren

    - Projecten voor opschalen en saneren

    - Gebieden waar projecten voor opschalen en saneren zijn uitgesloten
  • Vaststellingsprocedure
  • De aanpassingen die in het Omgevingsplan Flevoland zijn aangebracht

Als bijlage zijn opgenomen:

  • Huidige tekst in het Omgevingsplan Flevoland
  • Milieu Effect Rapportage
  • Nota van beantwoording en wijzigingen ten opzichte van het ontwerp

2 Toelichting op de inhoudelijke punten     

2.1 Tijdelijkheid van windmolens     

Windmolens zijn in feite technische installaties die een bepaalde levensduur kennen. In Flevoland zijn nieuwe windmolens in principe alleen toegestaan binnen projecten voor opschalen en saneren. Dat opschalen en saneren heeft een cyclisch karakter: het geeft invulling aan een continue proces van moderniseren van de windmolens.

Dit houdt in dat windmolens niet voor onbeperkte tijd worden geplaatst. Daarom wordt verlangd dat voor windmolens nog alleen omgevingsvergunningen voor een bepaalde termijn worden verleend.

2.2 Uitzonderingen op het beleid voor opschalen en saneren van windmolens     

Een aantal windmolens zijn vanwege hun karakter uitgezonderd van het beleid voor opschalen en saneren. Deze windmolens mogen dus los van projecten voor opschalen en saneren worden gerealiseerd. Dit zijn:

  • solitaire windmolens op bedrijventerreinen in de 6 ‘hoofdkernen’ van het stedelijk gebied, indien de windmolen overwegend een ander doel dient dan de opwekking van energie;
  • windmolens die deel uitmaken van de testlocatie voor windmolens te Lelystad, die bestaat uit maximaal 12 prototype windmolens, als integraal onderdeel van een kennis- of ontwikkelcentrum duurzame energie in Flevoland;
  • kleine windmolens, waaronder wordt verstaan:

    - windmolens in het stedelijk gebied met een (tip)hoogte van maximaal 5 meter ten opzichte van de grond of het dak waarop ze zijn geplaatst;

    - windmolens met een (tip)hoogte van maximaal 15 meter ten opzichte van het maaiveld, voor zover zij in het landelijk gebied op ((voormalige) agrarische) bouwpercelen staan.

De eerste twee categorieën zijn in de Beleidsregel windmolens reeds uitgezonderd. De solitaire windmolens op bedrijventerreinen vanwege het karakter van een beeldmerk/reclame; de testlocatie vanwege het innovatieve karakter ervan.

De windmolenopstelling op de testlocatie dient uitsluitend de ontwikkeling en test van prototypes, dan wel windmolens die uitsluitend worden gebruikt voor R&D activiteiten opleiding van technisch personeel, educatieve doeleinden en/of bedrijfspresentatie. De opwekking van duurzame energie is hierbij ondergeschikt aan de genoemde activiteiten. Om het testveld rendabel te kunnen exploiteren mag een derde van het aantal windmolens op het testveld uit normaal te exploiteren windmolens bestaan. De initiatiefnemer van het testveld zal met een exploitatiebegroting aantonen dat deze molens nodig zijn om een bedrijfsmatig renderende exploitatie te kunnen realiseren.

Met de derde categorie wordt helderheid gegeven wat onder kleine windmolens wordt verstaan. De kleine windmolens worden uitgezonderd van het beleid voor opschalen en saneren omdat zij het landschap nauwelijks beïnvloeden.

In het verleden heeft de provincie medewerking verleend zogenoemde turbi’s in het stedelijk gebied, zonder dat daarvoor de eisen voor opschalen en saneren werden gehanteerd. De gemeente Almere staat een beleid voor turbi’s voor, waarbij de turbi’s lager dan 5 meter moeten blijven.

De gemeente Noordoostpolder heeft in haar zienswijze op de ontwerp-Noodverordening wind aangegeven dat zij de mogelijkheid wil hebben om op agrarische bouwpercelen in het landelijke gebied medewerking te verlenen aan kleine windmolens die niet hoger worden dan 15 meter. Daarop is de gemeente Noordoostpolder buiten de werkingssfeer van de Noodverordening gebracht.

Tekst uit Structuurvisie Noordoostpolder 2025

“Kleine windmolens en andere, nieuwe vormen van windtechnologie met een hoogte van maximaal 15 meter, worden uitsluitend toegestaan op de erven binnen de singel. Onder nieuwe vormen van windenergie worden alle constructies volstaan die - in welke vorm dan ook - wind omzetten in energie. Toepassing daarvan zou bijvoorbeeld prima kunnen plaatshebben op daken van (bedrijfs)gebouwen.”

De laatste uitzondering betreft de Houtribdijk. De aparte status ten opzichte van de overige gebieden zit in het ontbreken van direct omliggende bewoners en ondernemers en het ontbreken van een saneringsopgave in het gebied. Daarnaast is de grond in volledig eigendom van het rijk (Rijksvastgoedbedrijf/RVB). Het rijk zal te zijner tijd een tender uitschrijven voor de ontwikkeling van de Houtribdijk. Provincie en gemeente Lelystad geven voorafgaand aan het uitschrijven van de tender aan welke ruimtelijke opgaven aan het initiatief worden gekoppeld. Of er ruimtelijke opgaven vanuit de nu gedefinieerde projectgebieden voor wind op land komen wordt pas dan bekeken. Opgemerkt dient te worden dat het economisch perspectief voor plaatsing langs de Houtribdijk ook is onderzocht en, gelet op hogere investeringskosten dan op land en het huidige SDE-subsidieperspectief kritisch is.

2.3 Projecten voor opschalen en saneren     

Inmiddels is duidelijk geworden dat het opschalen en saneren van windmolens per gebied moet worden georganiseerd. Nieuwe windmolens zijn daarom in principe alleen toegestaan binnen een projectgebied waar een project voor opschalen en saneren wordt gerealiseerd.

In het kader van het Regioplanproces is duidelijk geworden waaraan projecten voor opschalen en saneren moeten voldoen. In de onderhavige partiële herziening zijn de uitgangspunten ervan op rij gezet. Deze gelden in feite voor elk project voor opschalen en saneren, ongeacht waar deze wordt uitgevoerd.

Daarmee zijn een aantal uitgangspunten gewijzigd ten opzichte van het tot nu toe geldende beleid.

Zo wordt niet meer uitgegaan van een saneringsequivalent, maar wordt uitgegaan van een economisch perspectief per projectgebied. Uit het economisch perspectief moet het saneren van de bestaande molens worden betaald, maar moet ook aan compensatie worden betaald vanwege impact die de nieuwe windmolens op de omgeving hebben. Die compensatie gaat in principe in de vorm van een bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen.

Voor de opgave wordt niet meer uitgegaan van 50% minder molens van alle windmolens inclusief de grote parken die onlangs zijn gerealiseerd. Uitgegaan wordt van meer energie met minder molens en de opgave is niet meer gekoppeld aan het totaal aan windvermogen dat enig moment in Flevoland staat opgesteld.

Voor de plaatsing wordt meer uitgegaan van de mogelijkheden op dat moment en is de tekst geactualiseerd. Zo wordt voor het stedelijk gebied uitgegaan van het op enig moment ‘bestaand stedelijk gebied’ en zijn de hoogtebeperkingengebieden niet uitgesloten, maar moet met die hoogtebeperking rekening worden gehouden.

2.4 Gebieden waar projecten voor opschalen en saneren zijn uitgesloten     

In het Omgevingsplan Flevoland 2006 en in de partiële herziening Wind uit 2013 is een aantal gebieden uitgesloten voor het plaatsen van nieuwe (grote, dus geen kleine) windmolens. Deze uitgesloten gebieden zijn gehandhaafd. Het zijn:

  • woongebieden die vallen binnen de stedelijke gebieden, waaronder ook worden begrepen de bedrijventerreinen waar (bedrijfs)woningen zijn toegestaan;
  • de Oostvaardersplassen;
  • de grondgebieden van de gemeenten Noordoostpolder en Urk (landzijdig deel), met uitzondering van de locaties van de bestaande grootschalige opstelling op en langs de dijk van de Noordoostpolder;
  • het Flevolandse deel van het Markermeer en IJmeer, met uitzondering van:

    - een deel van het IJsselmeer voor de kust van Dronten en Lelystad ten noordoosten van de Maximacentrale tot aan tot aan de Ketelbrug

    - een zone ten noordoosten van de Houtribdijk en

    - locaties van de bestaande grootschalige opstelling op en langs de dijk van de Noordoostpolder en
  • het Drontense deel van het Ketelmeer.

3 Vaststellingsprocedure     

Voor het Regioplan wind is een MilieuEffectRapport (MER) opgesteld. Deze MER dient tevens als onderbouwing voor de onderhavige partiële herziening van het Omgevingsplan Flevoland voor windenergie.

Het ontwerp van de ‘partiële herziening Omgevingsplan Flevoland voor windenergie’, het ‘Regioplan wind’ en het MER worden gelijktijdig zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze termijn kan door iedereen zienswijzen worden ingediend.

Gelijktijdig worden de stukken voorgelegd aan de betrokken overheden: Rijk, provincie, gemeenten en waterschap.

Vervolgens wordt een Nota opgesteld waarin de ontvangen reacties van een antwoord worden voorzien en waarin wordt aangegeven of dit nog leidt tot gewijzigde vaststelling van de ontwerpen of tot een aanpassing van het MER. Deze nota wordt toegezonden aan degenen die op de ontwerpen en het MER hebben gereageerd. Ook in deze fase van vaststelling vindt overleg met en afstemming tussen de betrokken overheden plaats.

De vastgestelde ‘partiële herziening Omgevingsplan Flevoland voor windenergie’, het ‘Regioplan wind’ en het – zonodig aangepaste - MER worden bekend gemaakt. Tegen het vastgestelde beleid staat geen bezwaar of beroep open.

Vervolgens kan men wel weer reageren in het kader van de procedures die worden gevolgd, bijvoorbeeld om een project voor opschalen en saneren te realiseren of een kleine windmolen.

Documenten voor het aanpassen van het beleid voor windenergie

Reactie mogelijk

Door

Ontwerp ‘partiële herziening Omgevingsplan Flevoland voor windenergie’

Ontwerp ‘Regioplan wind’

Ontwerp vaststellingsbesluit ‘partiële herziening Omgevingsplan Flevoland voor windenergie’ en ‘Regioplan wind’

Milieu Effect Rapportage

Zienswijzen

Een ieder

Vastgestelde ‘partiële herziening Omgevingsplan Flevoland voor windenergie’

Vastgesteld ‘Regioplan wind’

Vaststellingsbesluit inzake de ‘partiële herziening Omgevingsplan Flevoland voor windenergie’ en het ‘Regioplan wind’

Milieu Effect Rapportage

Geen

Niet van toepassing

4 Aanpassingen die in het Omgevingsplan Flevoland worden aangebracht     

Deze partiële herziening voorziet erin dat het Omgevingsplan Flevoland als volgt wordt aangepast.

Er worden teksten geschrapt en er worden teksten toegevoegd.

De volgende teksten worden uit het Omgevingsplan Flevoland geschrapt:

Daarvoor in de plek worden de volgende teksten geplaatst:

paragraaf 5.7.1 Duurzame energie:

Vanaf het begin tot en met de zin: “Rond 2012 kan de helft van de saneringsopgave gerealiseerd zijn.”

De nieuwe tekst vanaf het kopje “Windenergie in Flevoland” tot en met de zin die eindigt met: “en een zone ten noordoosten van de Houtribdijk.”

paragraaf 7.3.4 Essentiële elementen van dit Omgevingsplan onder het kopje “Essentiële elementen van het ruimtelijke beleid:” de tekst van punt 9.

Achter punt 9 wordt de nieuwe tekst opgenomen die onder het kopje “Essentie van het windbeleid” staat.

In bijlage 1 is de huidige tekst van het Omgevingsplan Flevoland opgenomen.

In bijlage 2 is aangegeven hoe de nieuwe tekst van het Omgevingsplan Flevoland is samengesteld uit oude en nieuwe teksten.

2 Bijlagen bij Toelichting op Partiële herziening Omgevingsplan Flevoland voor windenergie     

Bijlage 1 Huidige tekst in het Omgevingsplan Flevoland     

5.7.1 Duurzame energie

De opwekking van windenergie levert de grootste bijdrage aan het bereiken van de Flevolandse klimaatdoelstelling. Als windrijke provincie wil Flevoland optimaal gebruik maken van de milieuvoordelen en economische potenties van de opwekking van windenergie zonder de landschappelijke kwaliteiten van de provincie aan te tasten. Windmolenopstellingen zijn in grote delen van de provincie het landschapsbeeld gaan beheersen. De provincie wil dit veranderen. De technische ontwikkeling van windmolens maakt mogelijk dat met minder molens eenzelfde, of zelfs meer, windenergievermogen wordt opgewekt. De provincie Flevoland wil een geleidelijke afname van het aantal molens bereiken, maar wel met gelijktijdige toename van het opgewekte vermogen en met verbetering van landschappelijke kwaliteit door concentratie van molens op een beperkt aantal locaties.



Aan nieuw te plaatsen windmolens wordt in principe alleen medewerking verleend als deze molens (gelijktijdig) een equivalent bestaande windmolens vervangen, waarbij de hoeveelheid geleverde energie (kWh) en het behoud van de netto inkomsten uit de te vervangen windmolens bepalend is. Bij de vervanging neemt de begrote energielevering (kWh) toe ten opzichte van de geleverde energie (kWh) door de te saneren windmolens. Deze toename is nodig en mogelijk om maatwerk te kunnen leveren in opschaling en sanering en om hieruit een bijdrage van de netto inkomsten aan gebiedsgebonden ontwikkelingen (versterken landschap, natuur, recreatie en leefbaarheid van het landelijke gebied) te kunnen financieren.



De schaalvergroting van windenergie brengt met zich mee dat de effecten zich op grotere, gemeentegrensoverschrijdende afstanden manifesteren. Het opschalen en saneren heeft daarmee impliciet een regionaal karakter dat uitwisseling van op te schalen windenergievermogen met zich meebrengt en intergemeentelijke afstemming en medewerking vereist.



De openheid wordt vooral in Zuidelijk Flevoland verstoord door de huidige situering van windmolens. Herstel van het oorspronkelijke open Flevolandse landschapsbeeld vereist concentratie van de windmolens op enkele plekken. Dit wordt bereikt met een afname met 50% van het aantal windmolens, gerekend over het gehele gebied. Aan nieuw te plaatsen molens worden eisen gesteld ten aanzien van minimaal vermogen, ashoogte en omvang van het project. Medewerking aan de uitvoering van het opschalen en saneren van windenergieopstellingen gebeurt op basis van projectplannen die conform de beleidsregel Windmolens via de gemeenten aan de provincie worden voorgelegd. Windenergie is in principe overal mogelijk wanneer wordt voldaan aan eisen van natuur, veiligheid, geluid en slagschaduw. De woongebieden die vallen binnen de stedelijke gebieden, zoals aangegeven in Figuur 11 Stedelijk gebied, en de Oostvaardersplassen zijn uitgesloten voor plaatsing van nieuwe molens. Dit geldt ook voor de gebieden met hoogtebeperkingen als gevolg van de luchthaven Lelystad en het zenderpark in Zeewolde.

Ook de grondgebieden van de gemeenten Noordoostpolder en Urk, alsmede het Flevolandse deel van het Markermeer en IJmeer en het Drontense deel van het Ketelmeer zijn uitgesloten van het plaatsen van windmolens. Ruimte voor windmolens op land wordt gegeven in delen van Zuidelijk en Oostelijk Flevoland en het deel van het IJsselmeer voor de kust van Dronten en Lelystad tot aan de huidige vaargeul Amsterdam en Lemmer en een zone ten noordoosten van de Houtribdijk.



Voor het opstellen van nieuwe plannen is de situatie van de windmolenopstellingen die overeenkomen met het beleid tot 9 juni 2005 bepalend. Hiertoe worden ook gerekend de windmolens die vallen onder de uitzonderingsregel van het besluit 'Tijdelijke stop plaatsing windmolens'. Het binnen deze kaders opgestelde vermogen windenergie vormt het uitgangspunt voor opschaling en sanering. De provincie legt de nadere uitwerking van deze uitgangspunten voor het windmolenbeleid vast in een beleidsregel.



Omdat de oudste en kleinste windmolens recent zijn gereviseerd en van een nieuwe MEP-subsidie profiteren, zullen de windmolens gebouwd in de periode 1998 -2002 het eerst voor opschaling in aanmerking komen. Daarna volgen de oudste en kleinste windmolens. Dit betekent dat rekening houdend met de planontwikkeling de sanering vooral in de periode 2010-2015 zijn beslag zal krijgen. Rond 2012 kan de helft van de saneringsopgave gerealiseerd zijn.

7.3.4 Essentiele elementen van dit Omgevingsplan

Essentiële elementen van het ruimtelijke beleid:

9. Nieuwe windmolens worden alleen in delen van Zuidelijk en Oostelijk Flevoland in principe alleen toegestaan indien deze windmolens gelijktijdig een equivalent aan windmolens vervangen. Gerekend over het gehele Flevolandse gebied zal het aantal windmolens in de periode tot 2015 geleidelijk met 50% dienen af te nemen. Bepalend daarvoor is de hoeveelheid geleverde energie van de te vervangen windmolens, het behoud van de daaruit verkregen inkomsten, het benodigde maatwerk per project en de vereiste structurele bijdrage uit de exploitatie aan gebiedsgebonden projecten.

Bijlage 2 Tekst Omgevingsplan Flevoland waarin is aangegeven wat oude en nieuwe tekst is     

De teksten over windenergie komen na aanpassing als volgt te luiden.

groen = tekst die behouden is

zwart = nieuwe tekst

In paragraaf 5.7.1 Duurzame energie:

Windenergie in Flevoland

De opwekking van windenergie levert de grootste bijdrage aan het bereiken van de Flevolandse klimaatdoelstelling. Als windrijke provincie wil Flevoland optimaal gebruik maken van de milieuvoordelen en economische potenties van de opwekking van windenergie zonder de landschappelijke kwaliteiten van de provincie aan te tasten. Windmolenopstellingen zijn in grote delen van de provincie het landschapsbeeld gaan beheersen. De provincie wil dit veranderen. De technische ontwikkeling van windmolens maakt mogelijk dat met minder molens eenzelfde, of zelfs meer, windenergievermogen wordt opgewekt. De provincie Flevoland wil een geleidelijke afname van het aantal molens bereiken, maar wel met gelijktijdige toename van het opgesteld vermogen en met verbetering van landschappelijke kwaliteit door ordening van molens in lijnopstellingen op een beperkt aantal locaties.



De schaalvergroting van windenergie brengt met zich mee dat de effecten zich op grotere, gemeentegrensoverschrijdende afstanden manifesteren. Het opschalen en saneren heeft daarmee impliciet een regionaal karakter.


Gelet op de doelstelling voor windenergie en het cyclische karakter van het plaatsen en saneren van windmolens, wordt het volgende beleid gevoerd.

Nieuwe windmolens zijn alleen toegestaan voor een bepaalde periode.

Nieuwe windmolens worden alleen toegestaan op basis van ‘projecten voor opschalen en saneren’ binnen projectgebieden.

Hiervan zijn uitgezonderd:

  • windmolens die deel uitmaken van de testlocatie voor windmolens te Lelystad, die bestaat uit maximaal 12 prototype windmolens, als integraal onderdeel van een kennis- of ontwikkelcentrum duurzame energie in Flevoland;
  • solitaire windmolens op bedrijventerreinen in de 6 ‘hoofdkernen’ van het stedelijk gebied, indien de windmolen overwegend een ander doel dient dan de opwekking van energie;
  • kleine windmolens, waaronder wordt verstaan:

    - windmolens in het stedelijk gebied met een (tip) hoogte van maximaal 5 meter ten opzichte van de grond of het dak waarop ze zijn geplaatst;

    - windmolens met een (tip)hoogte van maximaal 15 meter ten opzichte van het maaiveld, voor zover zij in het landelijk gebied op ((voormalige) agrarische) bouwpercelen staan.
  • Locatie Houtribdijk.

Om medewerking voor een project voor opschalen en saneren te verkrijgen wordt voor dat project een projectplan voorgelegd aan de desbetreffende overheden. Het projectplan bevat de benodigde informatie om te beoordelen of het project voldoet aan het beleid.

Een project voor opschalen en saneren omvat zowel nieuw te bouwen molens als te saneren bestaande molens in een projectgebied, waarbij het opgesteld vermogen van de nieuwe windmolens toeneemt ten opzichte van het opgestelde vermogen van de te saneren windmolens. Een projectgebied moet voldoende perspectief bieden voor één initiatiefnemer (dat kan een samenwerkingsverband zijn) om één project van opschalen en saneren in zijn geheel te realiseren – een tweede project binnen hetzelfde projectgebied, volgtijdelijk dan wel gelijktijdig, is uitgesloten. De toename van het opgestelde vermogen is toegestaan om zodoende tot een voldoende economisch perspectief te komen om de sanering van de bestaande windmolens in het projectgebied én een bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied (versterken landschap, natuur, recreatie en leefbaarheid van het landelijke gebied) te bekostigen. De bijdrage aan de ruimtelijke ontwikkelingen dient mede als compensatie van de impact van de nieuwe windmolens op de omgeving.

In een uitvoeringsprogramma wordt aangegeven wanneer welke windmolen wordt gebouwd en wanneer welke windmolen wordt gesaneerd. Zodoende wordt met een project het bestand aan bestaande windmolens in een projectgebied gemoderniseerd, waarbij de bestaande windmolens uiterlijk op het tijdstip dat in het uitvoeringsprogramma is vermeld, moeten zijn gesloopt/gemoderniseerd. Niet tijdige sloop van een bestaande windmolen houdt in dat deze niet tijdig is gemoderniseerd. Het uitvoeringsprogramma wordt dan ook opgenomen in het planologisch juridisch kader (bestemmingsplan, inpassingsplan of in de toekomst omgevingsplan) waarmee het project voor opschalen en saneren juridisch mogelijk wordt gemaakt.

Binnen een projectgebied geldt dus dat:

- de bestaande windmolens in aanmerking komen voor sanering/modernisering;

- er plaatsingszones worden aangewezen waar de nieuwe windmolens worden geplaatst.

Verder gelden voor een ‘project voor opschalen en saneren’ de volgende voorwaarden:

  1. De plaatsing van nieuwe windmolens moet voldoen aan de volgende eigenschappen:

  • Er wordt voldaan aan eisen van natuur, veiligheid, technische infrastructuur, geluid en slagschaduw en hoogtebeperkingen als gevolg van luchtvaart, zoals opgenomen in het rijks-, provinciaal, waterschaps- en gemeentelijk beleid, wet- en regelgeving.
  • Er wordt bijgedragen aan de ruimtelijke kwaliteit door:

    - herstel en versterking van het Flevolandse landschap en

    - regelmaat en eenheid van de nieuwe molens.

  1. Gekoppeld aan de bouw van nieuwe windmolens worden bestaande windmolens gesaneerd. Hiervoor geldt het volgende:

  • Sanering van bestaande windmolens nabij de nieuwe windmolen heeft de voorkeur boven sanering van bestaande windmolens verder weg in het projectgebied.
  • Sanering van een bestaande windmolen vindt plaats zo snel mogelijk na ingebruikname van de nieuwe windmolen waaraan deze gekoppeld is, maar uiterlijk na vijf jaar, waarbij de economische noodzaak van een termijn van langer dan een half jaar dient te worden aangetoond.

  1. Er wordt invulling gegeven aan participatie en draagvlak, waaronder in ieder geval het volgende wordt verstaan.

  • Bewoners en ondernemers krijgen gelegenheid om financieel te participeren, waarbij geldt:
    • dat bewoners en ondernemers in het buitengebied van het projectgebied de gelegenheid krijgen om financieel te participeren bij de ontwikkeling van nieuwe windmolens;
    • dat bewoners en ondernemers in Flevoland gelegenheid krijgen om financieel te participeren in de exploitatie van de nieuwe windmolens;
    • dat beide vormen van financiële participatie eerlijk, eenvoudig en evenwichtig moeten zijn vormgegeven.
  • Ter compensatie van de impact van de nieuwe opstelling op de omgeving draagt de initiatiefnemer gedurende de exploitatie van de nieuwe windmolens bij aan de ruimtelijke kwaliteit in de directe omgeving met een gebiedsgebonden bijdrage.
  • Bij de totstandkoming van het project stelt de initiatiefnemer omwonenden en andere betrokkenen in de gelegenheid om te participeren in de planvorming.

De volgende gebieden zijn uitgesloten van aanwijzing van projectgebieden (voor het opschalen en saneren van windmolens):

De woongebieden die vallen binnen de stedelijke gebieden en de Oostvaardersplassen.

Ook de grondgebieden van de gemeenten Noordoostpolder en Urk, alsmede het Flevolandse deel van het Markermeer en IJmeer en het Drontense deel van het Ketelmeer zijn uitgesloten van het plaatsen van windmolens. Ook het watergebied ten zuiden van de Maximacentrale wordt gevrijwaard van de mogelijke plaatsing van windmolens.

Ruimte voor windmolens op land wordt gegeven in delen van Zuidelijk en Oostelijk Flevoland en het deel van het IJsselmeer voor de kust van Dronten en Lelystad tot aan de huidige vaargeul Amsterdam en Lemmer en een zone ten noordoosten van de Houtribdijk.

In paragraaf 7.3.4 Essentiele elementen van dit Omgevingsplan onder het kopje ‘Essentiële elementen van het ruimtelijke beleid:

“ 9. Als windrijke provincie wil Flevoland optimaal gebruik maken van de milieuvoordelen en economische potenties van de opwekking van windenergie zonder de landschappelijke kwaliteiten van de provincie aan te tasten. De provincie Flevoland wil een geleidelijke afname van het aantal molens bereiken, maar wel met gelijktijdige toename van het opgesteld vermogen en met verbetering van landschappelijke kwaliteit door ordening van molens in lijnopstellingen op een beperkt aantal locaties.”