direct naar inhoud van Artikel 8 Natuur
Plan: Verordening Romte Fryslân
Status: Vastgesteld
Plantype: provinciale verordening
IMRO-idn: NL.IMRO.9921.PVR2011Fryslan-VA01

Artikel 8 Natuur

8.1 Ecologische hoofdstructuur
8.1.1

Een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op gronden die deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur zoals begrensd op de van deze verordening deel uitmakende kaart Natuur:

  • voorziet in een passende bestemming met gebruikregels gericht op behoud, herstel of ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de gronden, met inbegrip van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • maakt geen ontwikkelingen mogelijk welke significant negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van de gronden.

8.1.2
  • In afwijking van artikel 8.1.1, eerste lid is voortzetting van het bestaande gebruik inclusief de bijbehorende bestemmingsregeling mogelijk, voor zover gronden binnen de ecologische hoofdstructuur nog niet zijn verworven voor natuurontwikkeling, of zolang hier nog geen aangepast natuurbeheer is ingesteld;
  • Onverminderd het bepaalde in artikel 12.1.1, zijn nieuwe bebouwing en nieuwe gebruiksvormen die de beoogde natuurontwikkeling onomkeerbaar in de weg staan, op deze gronden niet toegestaan.

8.1.3
  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van artikel 8.1.1, tweede lid, indien:
    • a. sprake is van een groot openbaar belang;
    • b. er geen reële alternatieven voor de beoogde ontwikkeling zijn;
    • c. schade door mitigerende maatregelen zoveel wordt beperkt als fysiekruimtelijk en qua uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling redelijkerwijs mogelijk is, en
    • d. resterende schade wordt gecompenseerd door het treffen van zodanige maatregelen dat geen netto verlies optreedt van wezenlijke kenmerken en waarden in termen van areaal, kwaliteit en samenhang van de ecologische hoofdstructuur.
  • 2. In geval van compensatie als bedoeld in het eerste lid onder d, wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
    • a. inrichting en bestemming van vervangend areaal voor de ontwikkeling van natuurwaarden aansluitend op of nabij het gebied waar de beoogde ontwikkeling plaatsvindt;
    • b. ontwikkeling van kwalitatief gelijkwaardige waarden in bestaand natuurgebied, of inrichting en bestemming van vervangend areaal voor de ontwikkeling van natuurwaarden op afstand van het gebied waar de beoogde ontwikkeling plaatsvindt, met behoud van voldoende samenhang in de ecologische hoofdstructuur;
    • c. storting van een financiële bijdrage in een compensatiefonds, die voldoende hoog is om het netto verlies te compenseren door de ontwikkeling van natuurwaarden.
  • 3. In geval van een ontheffing als bedoeld in het eerste lid, wordt in de plantoelichting een verantwoording opgenomen over de aard, omvang, en het tijdvak van realisatie van de mitigerende en compenserende maatregelen, de begrenzing van het compensatiegebied en de wijze waarop tenuitvoerlegging van de maatregelen feitelijk en planologisch duurzaam gewaarborgd is.


8.1.4

Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van artikel 8.1.1, tweede lid voor een combinatie van onderling samenhangende ontwikkelingen die mede tot doel hebben de kwaliteit of kwantiteit van de ecologische hoofdstructuur op gebiedsniveau te verbeteren, indien:

  • a. in een samenhangende gebiedsvisie, vastgelegd in een provinciale, gemeentelijke of intergemeentelijke structuurvisie, de effecten van verschillende maatregelen en ingrepen op de natuurwaarden van het gebied in beeld worden gebracht en afgewogen;
  • b. per saldo sprake is van verbetering van de natuurwaarden in en rond het gebied, waarbij de oppervlakte van de ecologische hoofdstructuur gelijk blijft of toeneemt, en
  • c. in de plantoelichting een verantwoording wordt opgenomen over de aard, omvang, locaties en het tijdvak van realisatie van de verbetering van de natuurwaarden en de wijze waarop tenuitvoerlegging van de daartoe benodigde maatregelen en ingrepen feitelijk en planologisch duurzaam gewaarborgd is.

8.1.5

Een besluit tot vaststelling van een ruimtelijk plan waarvoor een ontheffing is verleend als bedoeld in artikel 8.1.3 of artikel 8.1.4 en waarvoor wijziging van de begrenzing van de ecologische hoofdstructuur als bedoeld in artikel 12.1.1, derde lid nodig is, kan niet worden genomen dan nadat Gedeputeerde Staten hebben besloten van haar bevoegdheid tot herbegrenzen van de ecologische hoofdstructuur gebruik te maken.


8.1.6
  • 1. De artikelen 8.1.1 tot en met 8.1.5 zijn niet van toepassing op de één op één begrensde beheergebieden zoals aangegeven op de van deze verordening deel uitmakende kaart Natuur.
  • 2. Voor de gebieden als bedoeld in het eerste lid geldt dat in een ruimtelijk plan:
    • a. wordt voorzien in een bestemming met gebruiksregels gericht op behoud, herstel of ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden, met inbegrip van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, waarbinnen normaal agrarisch gebruik mogelijk is;
    • b. een eventuele onvermijdelijke ruimtelijke ingreep wordt afgewogen ten opzichte van de wezenlijke kenmerken en waarden, waarbij de mogelijkheden voor mitigatie en vervolgens compensatie van natuurwaarden en herbegrenzing van beheergebieden worden betrokken.

8.2 Natuur buiten de Ecologische hoofdstructuur
8.2.1

Een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op natuurgebieden buiten de ecologische hoofdstructuur, zoals aangegeven op de van deze verordening deel uitmakende kaart Natuur, voorziet in een passende bestemming met gebruiksregels gericht op behoud, herstel of ontwikkeling van natuurwaarden.

8.2.2

Een ruimtelijk plan voor landelijk gebied dat betrekking heeft op gronden die door hun rust en openheid voor weidevogels geschikt zijn, voorziet in een regeling waarmee voldoende openheid en rust van deze gronden wordt gehandhaafd, met dien verstande dat de agrarische productiefunctie inclusief de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven zijn toegestaan.

8.2.3

In de plantoelichting bij een ruimtelijk plan voor landelijk gebied dat betrekking heeft op agrarische gronden met bestaande natuurwaarden, wordt aangegeven op welke wijze met deze natuurwaarden in het ruimtelijk plan rekening is gehouden.

8.2.4

Van artikel 8.2.1 en artikel 8.2.2 kan worden afgeweken voor een noodzakelijke ruimtelijke ingreep van openbaar belang, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de natuurwaarden worden afgewogen ten opzichte van de ruimtelijke ingreep;
  • b. schade aan natuurwaarden door mitigerende maatregelen zoveel wordt beperkt als fysiekruimtelijk en qua uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling redelijkerwijs mogelijk is;
  • c. indien sprake is van een natuurgebied als bedoeld in artikel 8.2.1, resterende schade aan natuurwaarden zoveel wordt gecompenseerd als fysiekruimtelijk en qua uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling redelijkerwijs mogelijk is;
  • d. indien sprake is van een voor weidevogels geschikt gebied als bedoeld in artikel 8.2.2, verloren weidevogelareaal wordt gecompenseerd waarbij de regels uit het provinciale Werkplan weidevogels in Fryslân worden toegepast en in de plantoelichting een verantwoording wordt opgenomen over de aard van de mitigerende en compenserende maatregelen en de wijze waarop wordt gecompenseerd.