direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: Inpassingsplan De Centrale As
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9921.079808-VA01

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

1.    plan:

het Inpassingsplan De Centrale As van de provincie Fryslân;

2.    inpassingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.9921.079808-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

3.    aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

4.    aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

5.    abiotische waarden:

waarden in verband met niet-levende verschijnselen en processen die de randvoorwaarden van een ecosysteem bepalen, zoals de geologische en bodemkundige situatie van een gebied;

6.    agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;

7.    agrarisch natuurbeheer:

agrarisch natuurbeheer in de vorm van inrichting en beheer van weidevogelgebied door middel van beheerspakketten, zoals omschreven als compensatiewijze 1 in paragraaf 3.5 van het Werkplan Weidevogels in Fryslân 2007-2013, Gedeputeerde Staten Fryslân 2006;

8.    archeologische waarden:

de waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;

9.    autoweg De Centrale As:

de weg, waarvan het tracé is aangegeven in bijlage 3, die bestaat uit:

a.    de weg gelegen tussen de zuidelijke rotonde Dokkum (Lauwersseewei) en Nijega (dubbelbaanse autoweg);

b.    de rondweg Hurdegaryp (dubbelbaanse autoweg);

c.    de weg gelegen tussen de noordelijke rotonde en de zuidelijke rotonde Dokkum (enkelbaanse autoweg) en

d.    de rondweg Garyp (enkelbaanse autoweg);

10.  bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

11.  bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede bouwhoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

12.  beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

13.  beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

14.  beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlage 1, dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:

a.    het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

b.    de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:

-       het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;

-       het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;

-       het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;

-       er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;

15.  bestaand:

bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan;

16.  bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

17.  bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

18.  biotische waarden:

waarden in verband met de levende natuur van een ecosysteem, zoals flora en fauna in een samenhangend ecosysteem;

19.  bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

20.  bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

21.  bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

22.  bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

23.  bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

24.  bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

25.  Burgemeester en Wethouders:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarbinnen de activiteit waarvoor vergunning dan wel ontheffing wordt aangevraagd, zich bevindt, dan wel bij gemeenteoverschrijdende activiteiten de colleges van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten tezamen;

26.  cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden (gronden ten behoeve van houtteelt daaronder begrepen) met uitzondering van bosgronden;

27.  cultuurhistorische waarden:

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;

28.  cultuurlandschappelijke waarden:

een gebied met een toegekende waarde ontstaan door het gebruik van dat gebied in de loop van de geschiedenis door de mens en dat behouden dient te worden;

29.  dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

30.  detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel door particulieren (bijvoorbeeld in gebruikte goederen);

31.  drinkwatervoorziening:

voorzieningen ten behoeve van de drinkwaterwinning en -distributie;

32.  dykswâl:

een door de mens opgeworpen, langgerekte aarden wal met een aaneengesloten beplanting, bestaande uit onder meer bomen en struiken;

33.  ecologische voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden, zoals houtsingels, faunapassages, faunaduikers, wildrasters en kleinschalige natuurontwikkeling;

34.  ecologische voorzieningen uit bijlage 4:

ecologische voorzieningen die zijn genoemd onder “Traject / naam” in samenhang met “Resultaatverplichting - te nemen maatregelen” in bijlage 4;

35.  erf:

het binnen de (woon)bestemming en tuinbestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;

36.  erker:

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een gebouw;

37.  erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

38.  fietsbrug:

een brug ter geleiding van (brom-)fiets- en voetgangersverkeer dan wel een kunstwerk waarvan een brug ter geleiding van
(brom-)fiets- en voetgangersverkeer onderdeel uitmaakt;

39.  gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

40.  gebruiksmogelijkheden:

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

41.  geluidbeperkende voorziening:

een geluidscherm, een aarden wal of een combinatie van beiden ten behoeve van het reduceren van de geluidsbelasting;

42.  geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

43.  geluidscherm:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van het reduceren van de geluidsbelasting;

44.  geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

45.  geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een inpassingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

46.  hoekerker:

een erker die aan twee gevels van een hoofdgebouw is gebouwd;

47.  hogere grenswaarde:

een bij een inpassingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

48.  hop-over:

een oversteekvoorziening voor vleermuizen;

49.  horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

50.  houtopstand:

opgaande beplanting in de vorm van kleinschalige bospercelen, houtsingels en dykswâllen;

51.  houtsingel:

aaneengesloten opgaande beplanting in de vorm van bomen;

52.  kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist;

53.  kunstobject:

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

54.  kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

55.  kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

56.  landschappelijke waarden:

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied:

a.    landschappelijke waarden van het woudenlandschap:

landschappelijke waarden in verband met het woudengebied (coulisselandschap), zoals de kleinschaligheid en regelmatigheid van de verkavelingspatronen, de aanwezigheid van beplanting op of langs perceelsscheidingen in de vorm van hout- of boomsingels en/of dykswâlen al dan niet in combinatie met de fijnmazigheid van wegen en paden en streekeigen bebouwing;

b.    landschappelijke waarden van het open landschap:

landschappelijke waarden in verband met het open gebied, zoals de beperkte aanwezigheid van bebouwing, de wijze van verkaveling en de aanwezigheid van open waterpartijen, sloten, vaarten, rietvelden, moerasbosjes en terpen;

57.  landschapsmaatregelen uit bijlage 5:

landschapsmaatregelen die zijn genoemd onder “Maatregelen” in samenhang met “Locatie” dan wel onder “Algemeen geldende maatregelen” in bijlage 5;

58.  meetverschil:

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een in het plan aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

59.  milieusituatie:

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;  

60.  natuurwaarden:

de abiotische en biotische waarden van een gebied, zoals de aan een gebied toegekende waarden in verband met de ecologische, geologische, bodemkundige, waterhuishoudkundige en landschappelijke situatie van dat gebied;

61.  nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en appa­ratuur voor telecommunicatie;

62.  overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

63.  pad:

alle voor het openbaar niet-gemotoriseerd verkeer en voor het gemotoriseerd bestemmingsverkeer openstaande paden, daar­onder begrepen de bijbehorende kunstwerken, alsmede de tot de paden behorende bermen en zijkanten;

64.  particulier natuurbeheer:

het aankopen van (agrarische) grond en deze inrichten en beheren als natuurbeheer met een weidevogeldoelstelling, zoals omschreven als compensatiewijze 2 in paragraaf 3.5 van het Werkplan Weidevogels in Fryslân 2007-2013, Gedeputeerde Staten Fryslân 2006;

65.  peil:

a.    indien in of op het water wordt gebouwd:

-       het Normaal Amsterdams Peil;

b.    voor een kunstwerk:

-       het Normaal Amsterdams Peil;

c.    voor een bouwwerk op een kunstwerk:

-       de hoogte van het kunstwerk;

d.    voor een geluidscherm op een aarden wal:

-       de hoogte van de aarden wal;

e.    in de overige gevallen:

-       de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld;

66.  productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

67.  projectbureau De Centrale As:

een kantoorfunctie die hoofdzakelijk is gericht op de voorbereiding en aanleg van de autoweg De Centrale As en voorziet in dienstverlening ten behoeve daarvan;

68.  prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

69.  reconstructie:

feitelijk wijzigen van de ten tijde van de inwerkingtreding van het inpassingsplan bestaande wegen ten behoeve van de autoweg De Centrale As;

70.  recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

71.  recreatiewoonschip:

een woonschip dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;

72.  rijstrook:

een strook van de weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, niet bedoeld bestaande wegen die worden gereconstrueerd in de zin van de Wet geluidhinder, op- en afritten en invoegstroken;

73.  risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het inpassingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

74.  seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

75.  vaarweg:

water ten behoeve van verkeer en vervoer te water;

76.  verkeersveiligheid:

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

77.  voorbouwgrens:

de naar de weg gekeerde bouwgrens, met dien verstande dat, indien een bouwvlak gericht is op meerdere wegen, de bouwgrens die door de ligging en/of de situatie ter plaatse als voorbouwgrens moet worden aangemerkt;

78.  voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

79.  voorkeurgrenswaarde:

de bij een inpassingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

80.  vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

81.  weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen, daaronder begrepen de bijbehorende kunstwerken, de tot de wegen behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheid;

82.  wegensteunpunt:

een functie die hoofdzakelijk is gericht op het beheer en onderhoud van wegen of daarmee gelijk te stellen infrastructurele voorzieningen en voorziet in opslagdoeleinden en in dienstverlening ten behoeve van deze functie;

83.  windturbine:

een bouwwerk, dat is bedoeld om met een draailichaam (rotor) door middel van windvang elektrische energie op te wekken en waarvan de rotor om een horizontale, dan wel om een verticale as draait (horizontale respectievelijk verticale windturbine);

84.  woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;

85.  woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

86.  woonschip:

een zich in het water bevindend object, dat dient als woning;

87.  woonsituatie:

de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder.