direct naar inhoud van Artikel 22 Algemene wijzigingsregels
Plan: Inpassingsplan De Centrale As
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9921.079808-VA01

Artikel 22 Algemene wijzigingsregels

 

22. 1. 1. Gedeputeerde Staten kunnen het inpassingsplan wijzigen in die zin dat:

a.    de bestemmingen ‘Wonen - A7’ en ‘Tuin’ worden gewijzigd in een bedrijfsbestemming al dan niet in combinatie met de bestemming ‘Agrarisch - Cultuurgrond’, mits:

1.    uitsluitend bedrijven zijn toegestaan die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1, 2 en 3.1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

2.    na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van artikel 3 van toepassing zijn, voorzover het betreft de bestemming ‘Agrarisch - Cultuurgrond’;

3.    de uitoefening van het bedrijf geen beperkingen oplegt voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;

4.    de bedrijfsactiviteiten primair binnen de bestaande oppervlakte aan bebouwing en het bijbehorende erf worden uitgeoefend. Nieuwbouw is uitsluitend toegestaan indien er in de bestaande situatie sprake is van beeldverstorende (voormalige agrarische) bedrijfsbebouwing. Deze beeldverstorende bedrijfsbebouwing mag worden vervangen door nieuwbouw, met dien verstande dat de oppervlakte van de nieuwbouw ten hoogste 50% van de oppervlakte van de te slopen (voormalige agrarische) (bedrijfs)bebou­wing bedraagt. Voor het onbebouwde deel is uitgangspunt dat dit wordt gewijzigd in de bestemming ‘Agrarisch - Cultuurgrond’;

5.    voor de nieuwbouw beeldkwaliteitseisen worden opgesteld;

6.    de opslag van goederen en materiaal op het erf niet is toegestaan;

7.    de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

8.    er geen onevenredige verkeersaantrekkende werking van het bedrijf uitgaat;

9.    het parkeren op het eigen erf zal plaatsvinden;

10.  buitensporige reclame-uitingen niet zijn toegestaan;

11.  de erfinrichting en -beplanting op de nieuwe situatie wordt aangepast;

12.  de bestaande woonfunctie na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in de vorm van een bedrijfswoning gehandhaafd blijft;

b.    de bestemmingen ‘Wonen - A7’ en ‘Tuin’ worden gewijzigd in een horecabestemming al dan niet in combinatie met de bestemming ‘Agrarisch - Cultuurgrond’, mits:

1.    uitsluitend horeca is toegestaan die een relatie heeft met de recreatie, zoals een theeschenkerij, een lunchroom, een kleinschalige hotelaccommodatie, een restaurant of bed-en-brôchje;

2.    na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van artikel 3 van toepassing zijn, voorzover het betreft de bestemming ‘Agrarisch - Cultuurgrond’;

3.    de horeca-activiteiten primair binnen de bestaande oppervlakte aan bebouwing en het bijbehorende erf worden uitgeoefend. Nieuwbouw is uitsluitend toegestaan indien er in de bestaande situatie sprake is van beeldverstorende (voormalige agrarische) bedrijfsbebouwing. Deze beeldverstorende bedrijfsbebouwing mag worden vervangen door nieuwbouw, met dien verstande dat de oppervlakte van de nieuwbouw ten hoogste 50% van de oppervlakte van de te slopen (voormalige agrarische) (bedrijfs)be­bou­wing bedraagt. Voor het onbebouwde deel is uitgangspunt dat dit wordt gewijzigd in de bestemming ‘Agrarisch - Cultuurgrond’;

4.    voor de nieuwbouw beeldkwaliteitseisen worden opgesteld;

5.    de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

6.    het parkeren op het eigen erf zal plaatsvinden;

7.    buitensporige reclame-uitingen niet zijn toegestaan;

8.    de erfinrichting en -beplanting op de nieuwe situatie wordt aangepast;

9.    de bestaande woonfunctie na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in de vorm van een bedrijfswoning gehandhaafd blijft;

c.    de bestemmingen ‘Wonen - A7’ en ‘Tuin’ worden gewijzigd in een maatschappelijke bestemming al dan niet in combinatie met de bestemming ‘Agrarisch - Cultuurgrond’, ten behoeve van een functieverandering van woonbebouwing en het daarbij behorende perceel naar een zorgboerderij, mits:

1.    de zorgvoorzieningen primair binnen de bestaande oppervlakte aan bebouwing en het bijbehorende erf worden uitgeoefend. Nieuwbouw is uitsluitend toegestaan indien er in de bestaande situatie sprake is van beeldverstorende (voormalige agrarische) bedrijfsbebouwing. Deze beeldverstorende bedrijfsbebouwing mag worden vervangen door nieuwbouw, met dien verstande dat de oppervlakte van de nieuwbouw ten hoogste 50% van de oppervlakte van de te slopen (voormalige agrarische) (bedrijfs)­bebou­wing bedraagt. Voor het onbebouwde deel is uitgangspunt dat dit wordt gewijzigd in de bestemming ‘Agrarisch - Cultuurgrond’;

2.    na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van artikel 3 van toepassing zijn, voorzover het betreft de bestemming ‘Agrarisch - Cultuurgrond’;

3.    voor de nieuwbouw beeldkwaliteitseisen worden opgesteld;

4.    de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

5.    buitensporige reclame-uitingen niet zijn toegestaan;

6.    de erfinrichting en -beplanting op de nieuwe situatie wordt aangepast;

7.    de bestaande woonfunctie na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in de vorm van een bedrijfswoning gehandhaafd blijft;

8.    de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

d.    de dubbelbestemming ‘Leiding - Gas’, ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’, Leiding - Riool’ of ‘Leiding - Water’ wordt aangebracht, mits;

1.    vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

2.    na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de bepalingen van respectievelijk artikel 13 (Leiding - Gas), 14 (Leiding - Hoogspanningsverbinding), 15 (Leiding - Riool) of 16 (Leiding - Water) van toepassing zijn.

22. 1. 2. Gedeputeerde Staten kunnen toepassing geven aan de in lid 22.1.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (cultuur)land­schappelijke waarden, de natuurwaarden, het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.