direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Activiteitenzone Giessenburg Recreatie
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1978.OVactiviteitenzone-VG01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Giessenlanden is voornemens de herinrichting van Park Giessenburg en de sporttereinen te realiseren, ook wel bekend als 'de Activiteitenzone' van Giessenburg. De herinrichting bestaat uit de realisatie van een sporthal, voetbalaccommodatie, pupillenveld, evenals een verenigingsgebouw, beachvolleybalvelden en een speelveld. Het project is niet mogelijk binnen het vigerende bestemmingsplan.

Met toepassing van de afwijkingsbevoegdheid van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan een omgevingsvergunning worden verleend, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.

Voor de plannen worden twee afzonderlijke aanvragen omgevingsvergunning met bijbehorende ruimtelijke onderbouwingen ingediend:

  • Activiteitenzone Giessenburg Sport: het noordelijke deel van de Activiteitenzone rondom de sportvoorzieningen (TVG, de nieuwe sporthal en de VV Peursum);
  • Activiteitenzone Giessenburg Recreatie: het zuidelijke deel van de Activiteitenzone rondom de Doetse Kom.

De voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op:

  • de realisatie van een activiteitenveld ten behoeve van sport en spel;
  • de realisatie van een verenigingsgebouw;
  • de realisatie van twee beachvolleybalvelden;
  • de herinrichting van het park, in het zuidelijke deel van de Activiteitenzone.

Bij besluit van 31 maart 2016 heeft de raad reeds ingestemd met de haalbaarheidsstudie voor het ontwerp van de Activiteitenzone. Bij besluit van 1 juni 2017 heeft de raad ingestemd met het Inrichtingsplan Activiteitenzone Giessenburg.

1.2 Plangebied

Activiteitenzone Giessenburg is gelegen aan de zuidkant van Giessenburg, grenzend aan en ten oosten van de Kerkweg, in de gemeente Giessenlanden. Aan weerszijden van de Kerkweg zijn uitbreidingen in de vorm van woonbuurten met bijbehorende scholen, bejaardenhuis en andere voorzieningen gevestigd. Zo bevindt zich aan de overzijde van de Activiteitenzone het bedrijventerrein van Giessenburg. Op de onderstaande kaarten is (de ligging van) de Activiteitenzone weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.OVactiviteitenzone-VG01_0001.jpg"

Ligging plangebied in Giessenburg, gemeente Giessenlanden

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.OVactiviteitenzone-VG01_0002.jpg"

Activiteitenzone Giessenburg

Zoals reeds vermeld wordt het plan opgedeeld in twee delen; het noordelijke- en het zuidelijke deel. De grens ligt tussen het park en de sportvelden (tennis en voetbal). Zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.OVactiviteitenzone-VG01_0003.png"

Activiteitenzone Giessenburg, plangrens: rood omlijnd (ondergrond: ruimtelijkeplannen.nl)

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op het zuidelijke deel van de Activiteitenzone. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 9 ha. De belangrijkste onderdelen van het plangebied zijn:

  • Activiteitenveld en verenigingsgebouw/ entree Doetse Kom;
  • Beachvolleybalvelden;
  • Parkeren Doetse Kom;
  • Inirchting van het park;
  • MTB-track.

1.3 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van de Activiteitenzone geldt het bestemmingsplan 'Dorpskern Giessenburg' van de gemeente Giessenlanden, zoals door de raad is vastgesteld op 27 juni 2013. De gronden van het plangebied zijn bestemd als 'Sport' met de functieaanduidingen 'zwembad', 'fietscrossterrein' en 'park'. Daarnaast gelden de bestemmingen: 'Bedrijf - Gasontvangststation' (met bijbehorende gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone') en 'Verkeer' '. Ook geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 7 en - 8'.

Ter plaatse van de gronden ten oosten van het sportpark geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Giessenlanden', zoals door de raad is vastgesteld op 11 maart 2015. De gronden zijn bestemd als 'Recreatie', met de functieaanduiding 'volkstuin', en de bestemmingen 'Groen' en 'Water'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.OVactiviteitenzone-VG01_0004.jpg"

Uitsnede bestemmingsplan 'Dorpskern Giessenburg', bron: www.ruimtelijkeplannen.nl

Deze ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op de realisatie van een verenigingsgebouw, twee beachvolleybalvelden en de herinrichting van het parkeerterrein in het zuidelijke deel van de Activiteitenzone. Dit project is in strijd met het geldende bestemmingsplan 'Dorpskern Giessenburg' op de volgende onderdelen:

  • Verenigingsgebouw: het verenigingsgebouw wordt gebouwd op de gronden bestemd als 'Sport' met de aanduiding 'zwembad'. Binnen het bouwvlak is in totaal 652 m2 aan bebouwing toegestaan met een maximale bouwhoogte van 8 meter. Het verenigingsgebouw met een omvang van 300 m2 past niet binnen het bebouwingspercentage van het zwembad.
  • MTB-parcours: de fietsroute valt niet onder één van de bestemmingen van het geldende bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

Dit rapport bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • In hoofdstuk 1 is de aanleiding van het plan beschreven;
  • In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van het plangebied. Ook wordt inzicht gegeven in de opbouw van het plangebied met de daarbij behorende functies.
  • Ontwikkelingen en beleid zijn weergegeven in hoofdstuk 3;
  • De uitvoerbaarheidsaspecten zoals archeologie, bodem en externe veiligheid zijn beschreven in hoofdstuk 4;
  • In hoofdstuk 5 komen kort de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aan de orde.
  • In hoofdstuk 6 volgt de juridische planopzet.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Het Rijk zet met de structuurvisie onder andere in op het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei. Wel zijn er 13 nationale belangen opgenomen in de SVIR, die nader zijn uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

Voor de gemeente Giessenlanden relevante belangen zijn:

  • ruimte voor behoud en versterking van (inter-)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • de duurzaamheidsladder is in het SVIR opgenomen.

De nationale belangen zijn vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Voor de ontwikkelingen in deze ruimtelijke onderbouwing zijn geen regels opgenomen in het Barro. Er is derhalve geen sprake van strijdigheid met de doelen en uitgangspunten zoals omschreven in het rijksbeleid.

2.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een 'ladder' voor duurzame verstedelijking op (gebaseerd op de 'SER-ladder'). Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Op basis van de drie treden van de ladder voor duurzame verstedelijking dient gemotiveerd te worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik:

  • 1. beoordeling door betrokken overheden of beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale en gemeentelijke behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen;
  • 2. indien er een vraag is aangetoond, beoordeling door betrokken overheden of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten;
  • 3. indien herstructurering of transformatie binnen bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden gerealiseerd dat deze passend multimodaal ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld.

Onderhavig project voorziet in de herinrichting van een bestaand sport- en recreatiepark, waarbij de bouwmogelijkheden beperkt toenemen. De herinrichting bestaat onder andere uit de nieuwbouw van een verenigingsgebouw dat in de buurt van het zwembad wordt gebouwd. Het verenigingsgebouw wordt multifunctioneel gebruikt door het zwembad en andere verenigingen. Door de herinrichting wordt een breder gebruik van het huidige sport- en recreatieterrein mogelijk gemaakt. Hierdoor worden de vragen en wensen rondom het gebruik van het pand en de voorzieningen die daarin een plek hebben en krijgen beantwoord.

Voor de locatie aan de Kerklaan geldt dat deze is gelegen in bestaand stedelijk gebied van Giessenlanden. Hierbij is sprake van herstructurering (stap 2). Stap 3 van de ladder is daarmee niet aan de orde. Het onderhavige initiatief voldoet aldus aan de ladder voor duurzame verstedelijking en past binnen het beleid van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Visie ruimte en mobiliteit

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben op 9 juli 2014 de 'Visie ruimte en mobiliteit’ (VRM) en bijbehorende uitvoeringsdocumenten vastgesteld. Het hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio; ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. Verder zet de provincie onder andere in op het versterken van de ruimtelijke kwaliteit.

2.2.2 Verordening Ruimte

Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied, binnen de bebouwingscontouren, te concentreren. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan. Onderhavig plan bestaat uit de realisatie van sport- en recreatieve voorzieningen in stedelijk gebied, aan de rand van de kern Giessenburg. De Verordening Ruimte bevat geen regels die specifiek van toepassing zijn op voorliggend plan. Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met provinciaal beleid.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie 'Giessenlanden Buitengewoon'

Op 18 december 2008 heeft de raad de Structuurvisie Giessenlanden Buitengewoon vastgesteld. De structuurvisie bevat de uitgangspunten en potenties voor de toekomstige ontwikkelingen in Giessenlanden, waarbij de nadruk ligt op de ruimtelijke component. In de visie wordt de visie voor Giessenlanden voor de volgende thema's weergegeven:

  • Zorg voor leefbaarheid en sociale samenhang;
  • Ruimtelijke kwaliteit;
  • Brede plattelandsontwikkeling;
  • Centraal wonen;
  • Slimme bedrijvigheid;
  • De recreant in beeld;
  • Bereikbaar langs vele wegen;
  • Buitengewoon duurzaam.

Per thema zijn bijbehorende visies opgesteld. Zo dient binnen het thema 'zorg voor leefbaarheid en sociale samenhang' gezocht te worden naar mogelijkheden voor flexibel in te richten multifunctionele dorpshuizen waar meerdere verenigingen gebruik van kunnen maken.

Daarnaast zijn per dorpskern de belangrijkste visies weergegegeven. Voor de kern Giessenburg wordt onder andere de noodzakelijkheid van de herstructurering van het Sportpark genoemd. Uitbreiding dient te worden gezocht in zuid/ oostrichting.

De herstructurering van het sportpark ten zuiden van de kern Giessenburg past hiermee binnen de Structuurvisie Giessenlanden Buitengewoon.

2.3.2 Nota leefbaar Giessenlandem en Masterplan Voorzieningen 2024

Nota leefbaar Giessenlanden

In de Nota leefbaar Giessenlanden heeft de gemeente Giessenlanden opgenomen hoe om te gaan met maatschappelijke veranderingen. Ook wil de gemeente hiermee zorgen voor een begrotingsevenwicht. Met de notitie wordt sturing gegeven aan de ambitie om een financieel gezonde gemeente te worden met een voorzieningenniveau dat ook in de toekomst aansluit op de behoefte van de inwoners van Giessenlanden.

Masterplan Voorzieningen 2024

Het Masterplan Voorzieningen 2024 is opgesteld als vervolg op de Nota leefbaar Giessenlanden, die op 31 mei 2012 door de raad is vastgesteld. Het doel van het masterplan is om een voldoende basisniveau aan voorzieningen voor de langere termijn zeker te stellen en bij te dragen aan het behoud van een voldoende en actueel aanbod aan activiteiten en functionaliteiten. Om deze doelstellingen te verwezenlijken zijn scenario's in beeld gebracht vanuit een inventarisatie van de voorzieningen zoals onderwijs, dorpshuizen en buitensport. Door de raad zijn vervolgens kaders voor het voorzieningenniveau vastgesteld en projecten gestart in overleg met belanghebbenden.

Voorliggend plan sluit aan bij de vragen en wensen van bewoners en de gemeente rondom het gebruik van het pand en de voorzieningen. Het behoud van het sport- en recreatiepark met een voldoende en actueel aanbod van activiteiten en voorzieningen dragen bij aan het behoud van de cohesie in Giessenburg.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke analyse

3.1 Huidige situatie

De Acitivteitenzone is gelegen aan de Kerkweg ten zuiden van de woonwijken van Giessenburg in de gemeente Giessenlanden. De Activiteitenzone is in de jaren '70 van de 20e eeuw aangelegd. De Activiteitenzone bestaat grotendeels uit een park met daarnaast een sportveldencomplex, openluchtzwembad, parkeerterreinen, crossbaan, mountainbikeparcours, volkstuinencomplex, brandweergebouw en elektriciteitshuisjes.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.OVactiviteitenzone-VG01_0005.jpg"

Luchtfoto Activiteitenzone te Giessenburg, www.ruimtelijkeplannen.nl

Het plangebied bestaat uit het zuidelijke deel van de Activiteitenzone.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.OVactiviteitenzone-VG01_0006.jpg"

Foto zwembad De Doetse Kom, bron: www.googlemaps.nl

3.2 Toekomstige situatie

De herinrichting van de Activiteitenzone bestaat onder andere uit de realisatie van een sporthal, voetbalaccommodatie, pupillenveld, evenals een verenigingsgebouw, beachvolleybalvelden en een speelveld. Het park blijft behouden en wordt gebruikt om te wandelen, spelen en fietsen en ten behoeve van de waterhuishouding. Zie voor een uitgebreide beschrijving van de herinrichting Bijlage 1 Inrichtingsplan Activiteitenzone Giessenburg.

De herinrichting van het zuidelijke deel van de Activiteitenzone omvat de volgende veranderingen:

  • 1. de bouw van een verenigingsgebouw bij de entree van zwembad De Doetse Kom, bestaande uit meerdere bouwlagen. Het gebouw wordt tevens gebruikt door muziekvereniging Da Capo. Rondom het gebouw kunnen voorzieningen worden gedeeld, zoals fietsparkeren;
  • 2. de realisatie van twee beachvolleybalvelden op het terrein naast het verenigingsgebouw. Het speelveld van het beachvolleybalveld is een rechthoek van 16 x 8 meter groot met rondom een vrije zone van minimaal 3 meter breed;
  • 3. de vernieuwing en uitbreiding van het parkeerterrein in de zone bij de entree van zwembad De Doutse Kom;
  • 4. de realisatie van een activiteitenveld ten behoeve van sport en spel aan de oostkant van het plangebied;
  • 5. De herinrichting van het park, bestaande uit de aanleg van een nieuwe vijver op de plaats van de sloot, bosplantsoen, delen van het gazon, de bestaande crossbaan en delen van de padenstructuur (zuid-westhoek). De bestaande vijvers worden vergroot;
  • 6. de aanleg van een nieuwe MTB-parcours in het bosplantsoen en de bestaande gazon (bij de volkstuinen). Het mountainbikespoor wordt plaatselijk verlegd. Op de route komen heuvels en oude pijpen voor.
  • 7. het bestaande asfaltveldje met hangplek aan de zuidrand verdwijnt en wordt beplant. In het gootste gazon wordt een nieuw asfaltveld voor jongeren aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.OVactiviteitenzone-VG01_0007.jpg"

Inrichtingsplan deel Recreatie, bron: Lagendijk tuin- en landschapsarchitecten bv

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

4.1 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die worden verdacht van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. Uiteindelijk zal bij de verlening van de omgevingsvergunning dienen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor de beoogde functie en dat eventueel noodzakelijke saneringsmaatregelen zijn getroffen.

Plangebied

Op 28 maart 2017 is door Adcim Advies- en ingenieursbureau verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het park en nabij het zwembad, zie Bijlage 2 en Bijlage 3. Uit de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat geen aanleiding bestaat voor nader onderzoek. Voor de voorgenomen ontwikkeling is de algemene bodemkwaliteit geen belemmering.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

4.2.1 Archeologie

Wet – en regelgeving

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

Plangebied

Voor het plangebied is in maart 2010 door BAAC bv een archeologisch bureauonderzoek opgesteld. Het gehele onderzoek is opgenomen in Bijlage 10. De gemeente heeft op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg het archeologische onderzoeksrapport getoetst. De gemeente heeft besloten in te stemmen met de beoordeling van het archeologisch rapport en plangebied waarop het archeologisch bureauonderzoek betrekking heeft. Dit betekent dat ten behoeve van het project noodzakelijke bodemingrepen zonder beperkingen kunnen worden uitgevoerd.

Omdat niet met zekerheid is uit te sluiten dat er toch nog archeologische waarden aanwezig blijken te zijn dienen toevalsvondsten op grond van artikel 5.10 Erfgoedwet zo spoedig mogelijk te worden gemeld bij Onze Minister.

4.2.2 Cultuurhistorie

Per 1 januari 2012 dient in ruimtelijke plannen aandacht worden te besteed aan cultuurhistorie. Dit is een gevolg van de wijziging van artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierin is aangegeven dat cultuurhistorische waarden dienen te worden meegewogen bij het vaststellen van ruimtelijke plannen.

Plangebied

Gelet op de kenmerken van de projectlocatie en het planvoornemen vormt het aspect cultuurhistorie geen belemmering voor de uitvoering van het project.

4.3 Water

Op grond van het Besluit Ruimtelijke Ordening moet in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Voor de voorliggende ontwikkeling, de bouw van een verenigingsgebouw met een oppervlakte van circa 300 m2 is daarom een digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) uitgevoerd. Het toets resultaat van de digitale watertoets is opgenomen in Bijlage 4 Watertoets.

Beleid van Waterschap Rivierenland

Met ingang van 27 november 2015 is het Waterbeheerprogramma 2016-2021 'Koers houden, kansen benutten' bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit, wegen en waterketen.

Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.

Waterberging

Dit plan (Activiteitenzone Noord en Zuid tezamen) veroorzaakt een toename van 6.441 m2 verhard oppervlak en een toename van 2.339 m2 aan gebouwen. In de nieuwe situatie bedraagt de oppervlakte aan verharding in het plangebied 24.229 m2. Dit heeft gevolgen voor de waterhuishouding en daarmee is het plan waterhuishoudkundig relevant. Aanleg van nieuw verhard oppervlak leidt tot versnelde afvoer van hemelwater naar watergangen. Om te voorkomen dat hierdoor wateroverlast ontstaat, is de aanleg van extra waterberging van belang. Zo wordt het verlies van berging in de bodem gecompenseerd.

De benodigde ruimte voor waterberging wordt berekend op basis van maatgevende regenbuien, de toename aan verhard oppervlak en de maximaal toelaatbare peilstijging in de watergangen. Voor plannen met een toename aan verharding kan de vuistregel van 436 m³ per hectare verharding worden gebruikt bij bui T=10+10% en 664 m³ bij bui T=100+10%, mits er geen complicerende zaken als kwel aan de orde zijn. Op basis van de Berekening watergerelateerde oppervlakte en compensatie bedraagt de benodigde compensatie 2.516 m3 voor Activiteitenzone Noord en Zuid tezamen.

De maximaal toelaatbare peilstijging bij bui T=10+10% bedraagt 0,30 meter in het beheergebied van Waterschap Rivierenland. Alleen in het gebied Alblasserwaard en Vijfheerenlanden geldt een maximaal toelaatbare peilstijging van 0,20 meter vanwege de beperkte drooglegging in het gebied. Bij een bui T=100+10% mag geen inundatie optreden. De maatgevende afvoer is 1,5 l/s/ha.

Indicatie ruimtebeslag op waterniveau

Als indicatie voor het ruimtebeslag van de benodigde berging kan worden aangenomen dat circa 15% van de toename van de verharding (m²) terug dient te komen als wateroppervlak (m²). Voor het gebied Alblasserwaard en Vijfheerenlanden is dit circa 22 %. In dit gebied is een kleinere peilstijging toegestaan. Bij wadi's kan ook worden uitgaan van deze percentages voor het ruimtebeslag (uitgangspunt voor de peilstijging in de wadi is 0,45 meter bij een drooglegging van 1 meter). Hierbij is nog geen rekening gehouden met het ontwerp van de bergingsvoorziening zoals bijvoorbeeld talud en extra ruimte voor het onderhoud (bijv. machinaal met kraan). Het uiteindelijke ruimtebeslag op maaiveldniveau is hierdoor groter. Voor meer informatie wordt verwezen naar de Berekening watergerelateerde oppervlakte en compensatie.

Riolering

Ten zuiden van het plangebied over de Kerkweg ligt een rioolwatertransportleiding.

Conclusie

Uit de ingevoerde gegevens volgt dat er sprake is van een ruimtelijk plan dat een geringe invloed heeft op de taken en belangen van het waterschap. Waterschap Rivierenland adviseert positief over dit plan, onder voorwaarde dat er voldoende rekening wordt gehouden met bovengenoemde aandachtspunten. Voor de uitvoering van het plan is een aanvraag voor een watervergunning ingediend. Op 4 mei 2018 heeft het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland besloten de watervergunning te verlenen.

4.4 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden.

Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

Als sprake is van realisatie of wijziging van bronnen van luchtverontreiniging, die kunnen leiden tot een toename van de hoeveelheid luchtverontreiniging, is onderzoek noodzakelijk. Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m³ NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Plangebied

Het plan is van dermate beperkte omvang dat het in niet betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk. Het plan is ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit uitvoerbaar.

4.5 Ecologie

Om de ecologische uitvoerbaarheid van de plannen met betrekking tot de sloop en te toetsen, is een ecologische inventarisatie van de natuurwaarden uitgevoerd, zie Bijlage 9 Ecologische inventarisatie. In het rapport is verslag gedaan van een inventarisatie naar de betekenis van het plangebied voor beschermde soorten. Bij de uitvoering wordt rekening gehouden met het voorkomen van soorten planten en dieren die beschermd zijn krachtens de Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving.

Plangebied

De gemeente Giessenlanden brengt het plan voor herinrichting van Park Giessenburg en de sportterreinen tot ontwikkeling. Als onderdeel van het plan worden onder andere delen van de bestaande beplanting gekapt, water gegraven en gedempt en wordt de oude sportkantine gesloopt en vervangen. De Activiteitenzone grenst aan de zuidoostkant van de woonwijken van Giessenburg in de gemeente Giessenlanden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.OVactiviteitenzone-VG01_0008.jpg"

Foto links: Bosplantsoensstrook aan westijde van het parkdeel

Foto rechts: Spechtenholte in els aan oostzijde van het parkdeel

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.OVactiviteitenzone-VG01_0009.jpg"

Foto links: Zicht op het oefenveld van F.C. Peursum

Foto rechts: De Doetse Vliet, en bosplantsoenstrook aan de linkerzijde, volktuinen aan de rechterzijde

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.OVactiviteitenzone-VG01_0010.jpg"

Foto links: Kroeskarper, gevangen in de vijver in het parkdeel

Foto rechts: Sloot en bosplantsoenstrook in het parkdeel nabij het zwembad

Als gevolg van voorliggend plan kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • In 2016 is door Bureau Waardenburg een vleermuizenonderzoek uitgevoerd in het plangebied. Tijdens dit onderzoek is in de voetbalkantine een paarverblijfplaats van een (onder de Wet natuurbescherming –Wnb-) beschermde gewone dwergvleermuis vastgesteld. Als gevolg van het slopen van de voetbalkantine verdwijnt een paarverblijfplaats van gewone dwergvleermuis (overtreding artikel 3.5, lid 4, verbod op vernielen en beschadigen van voortplantingsplaatsen en rustplaatsen). Hiervoor wordt ontheffing aangevraagd.
  • Als gevolg van de herinrichting van het park wordt de functie van het park als belangrijk onderdeel van het foerageergebied van de lokale gewone dwergvleermuispopulatie niet aangetast indien de verlichting er op is afgestemd.
  • Bij het verwijderen van de beplanting in het plangebied moet rekening worden gehouden met het broedseizoen van vogels. In de beplanting (zowel, bomen, oevers als het gras) kunnen algemene vogelsoorten tot broeden komen.
  • De watergangen en beplanting in het plangebied hebben betekenis voor algemene soorten vissen, amfibieën en zoogdieren. Voor deze soorten geldt een vrijstelling ten aanzien van ruimtelijke ingrepen.
  • Als gevolg van de ingreep wordt geen afbreuk gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de aangetroffen beschermde soorten.

In het ecologisch rapport wordt voorgesteld de volgende maatregelen te nemen om schade te voorkomen, te beperken en te compenseren:

  • Paarverblijfplaats gewone dwergvleermuis:
    • 1. Voor elke aan te tasten of te verwijderen verblijfplaats moeten minimaal vier alternatieve verblijfplaatsen aanwezig zijn die voor minimaal eenzelfde aantal gewone dwergvleermuizen dezelfde functie kunnen vervullen als de oorspronkelijke plaats.
    • 2. De nieuwe permanente verblijfplaatsen worden opgenomen in de nieuw te bouwen voetbalkantine.
    • 3. Om de periode tussen sloop en nieuwbouw te overbruggen dienen vier tijdelijke vleermuiskasten worden opgehangen.

Dit kan op gebouwen die gehandhaafd blijven en/of bomen in het park.

    • 1. De vleermuiskasten dienen uiterlijk 3 maanden voorafgaande aan de sloop te worden geplaatst.
    • 2. De sloop van het pand dient plaats te vinden buiten de paarperiode (half augustus t/m uiterlijk half oktober) van de gewone dwergvleermuis.
  • Foerageergebied gewone dwergvleermuis: om de functie als potentieel belangrijk onderdeel van foerageergebied van de lokale populatie gewone dwergvleermuizen te waarborgen dient op de nieuwe parkeerplaats geen of zeer spaarzaam verlichting aan te worden gebracht die weinig strooilicht veroorzaakt. Hiervoor dient een verlichtingsplan te worden opgesteld in samenspraak met een vleermuisdeskundige.

Conclusie

Voor onderhavig project wordt uitvoering gegeven aan bovengenoemde maatregelen uit het ecologisch rapport. Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor onderhavig project.

4.6 Geluid

Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder (Wgh) vormt een belangrijke basis voor de ruimtelijke afweging in het kader van het aspect geluid. Geluidgevoelige functies worden beschermd tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai, spoorweglawaai en industrielawaai door middel van zonering.

Activiteitenbesluit

Bij de oprichting van inrichtingen dient rekening te worden gehouden met de voorschriften genoemd in afdeling 2.8 van het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit geeft doelvoorschriften die doorgaans van toepassing zijn op de inrichting als geheel. Het Activiteitenbesluit biedt bescherming aan gevoelige gebouwen en gevoelige terreinen.

Plangebied

Het voorliggende project betreft de bouw van een verenigingsgebouw, de realisatie van twee beachvolleybalvelden en de herinrichting van het parkeerterrein in het zuidelijke deel van de Activiteitenzone. Voorliggend plan voorziet niet in de realisatie van geluidsgevoelige functies zoals opgenomen in de Wet geluidhinder (Wgh). Hierdoor hoeft geen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Met voorgenomen ontwikkeling veranderen de activiteiten in het projectgebied. In het kader van het Activiteitenbesluit meldt initiatiefnemer deze wijziging vier weken voor aanvang van de activiteiten. Met een afstand van minimaal 50 meter tussen de dichtbijzijnde inrichting op het bedrijventerrein Giessenburg en de nieuwe sporthal, wordt in voorliggend plan aan de geluidsvoorschriften genoemd in artikel 2.17, tweede lid Activiteitenbesluit voldaan.

Conclusie

Het aspect geluid levert geen belemmering op voor onderhavige ontwikkeling.

4.7 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan wij het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Als uitgangspunt voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt veel-al de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende acti-viteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke indicatieve richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het plan mogelijk is.

Plangebied

In het plangebied wordt de herontwikkeling van het bestaande sport- en recreatieterrein gerealiseerd. Onderdeel van deze herontwikkeling is de bouw van een verenigingsgebouw. Het verenigingsgebouw valt volgens de Staat van bedrijfsactiviteiten van de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering onder de beschrijving 'Buurt- en clubhuizen' en heeft een milieucategorie 3.1, waarbij volgens de richtlijn een afstand van 30 meter in acht moet worden genomen.

Het bestaande openluchtzwembad valt onder milieucategorie 4.1, met een richtafstand van 200 m voor geluid. Autoparkeerterreinen vallen onder milieucategorie 2, met een richtafstand van 30 m. Het aanwezige gasdrukmeet- en regelstation valt eveneens onder milieucategorie 2.

Gelet op de functiemenging in het gebied kan het worden gecategoriseerd als zijnde 'gemengd gebied'. Hierdoor kan de richtafstand met 1 afstandsstap worden verlaagd. Met een afstand van circa 370 m tot de dichtsbijzijnde woning, wordt ruimschoots aan de richtafstand voldaan.

Conclusie

Het aspect bedrijven- en milieuzonering levert geen belemmering op voor onderhavige herontwikkeling.

4.8 Externe veiligheid

Beoordelingskader
Voor de beoordeling van het aspect externe veiligheid gelden de volgende kaders:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), inclusief de daaronder vallende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  • Basisnet externe veiligheid transportroutes (Bevt);

Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), inclusief de daaronder vallende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).
Daarnaast kunnen het Activiteitenbesluit en Vuurwerkbesluit van belang zijn.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) regelt hoe een gemeente of provincie moet omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) staan regels over de veiligheidsafstanden en over de berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Per 1 april 2015 is het Basisnet externe veiligheid transportroutes (Bevt) met bijbehorend informatiesysteem Basisnet in werking getreden. In Basisnet staan gegevens over het vervoer van gevaarlijke stoffen over de grote vaar-, spoor- en autowegen opgenomen. Het Bevt vervangt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRNVGS).

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) geeft onder andere veiligheidsafstanden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen aan. De normstelling is in lijn met het Bevi. De risicoafstanden en de manier van risicoberekening komen net als bij het Bevi in een regeling te staan. Deze regeling is nog niet gepubliceerd. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu adviseert om voor standaard buisleidingen met aardolieproducten de afstanden aan te houden uit het RIVM rapport Risicoafstanden voor buisleidingen met brandbare vloeistoffen K1K2K3 (augustus 2008). Voor afwijkende gevallen en andere brandbare chemische vloeistoffen zijn berekeningen nodig. Voor het berekenen van risico's van ondergrondse gasleidingen ('hogedruk aardgastransportleidingen') is het computerprogramma CAROLA beschikbaar.

Plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.OVactiviteitenzone-VG01_0011.jpg"

Uitsnede risicokaart, plangebied groen omlijnd

Advies externe veiligheid

Op 3 maart 2017 heeft Omgevingsdienst Zuid-Holland een advies externe veiligheid uitgebracht, zie Bijlage 6. Het doel van het onderzoek is het vaststellen en beoordelen van de externe veiligheidsrisico's in het plangebied veroorzaakt door de risicobronnen in de omgeving van het plangebied. De voor het plangebied risicorelevante inrichtingen betreffen:

  • Autofood Giessenburg aan Kerkweg 10 te Giessenburg;
  • Gasdruk meet- en regelstation W455 (Gasunie Grid Services BV) aan A.M.A. van Langeraadweg 1 te Giessenburg;
  • Stichting zwembad 'De Doetse Kom' aan A.M.A. van Langeraadweg 1 te Giessenburg.

Het LPG-tankstation Autofood Giessenburg valt onder de werkingssfeer van het Bevi. Bij categoriale Bevi-inrichtingen, zoals LPG-tankstations, wordt uitgegaan van landelijk vastgestelde PR 10-6-contouren. Binnen deze contouren bevinden zich in het plangebied geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten (aanwezig of geprojecteerd). Binnen het plangebied wordt daarmee, voor deze inrichting voldaan aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico.

De twee overige inrichtingen (Gasdruk meet- en regelstation W455 en het zwembad) vallen niet onder de werkingssfeer van het Bevi. Voor het gasdruk-, meet- en regelstation van Gasunie Grid Services BV dient rekening gehouden te worden met een veiligheidsafstand van 15 meter waarbinnen geen kwetsbare functies gerealiseerd mogen worden. Hiervan is binnen het plangebied geen sprake.

Kwantitatieve risicoanalyse Autofood Giessenburg

Met betrekking tot het gasdruk-, meet- en regelstation en de chloorbleekloogtank bij het zwembad hoeft het groepsrisico niet beschouwd te worden. Om het groepsrisico van het LPG-tankstation te bepalen is op 3 maart 2017 door Omgevingsdienst Zuid-Holland een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd, zie Bijlage 7. Er is geen sprake van een relevante toename van het groepsrisico, en er is geen sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Het maximale groepsrisico bedraagt 0,35 bij 50 slachtoffers.

In het plangebied ligt tevens een aardgasleiding (W-528-01-KR). De PR 10-6/jaar is 0 meter vanuit het hart van de betreffende leiding. Aangezien voor de aardgasleiding geen sprake is van een PR 10-6 risicocontour en in het plangebied binnen de risicocontour geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd, wordt daarmee voldaan aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico. In 2012 is vastgesteld dat het groepsrisico als gevolg van de aardgastransportleiding W-528-01-KR ter hoogte van het plangebied meer dan een factor 10 onder de oriëntatiewaarde ligt1. Als gevolg van de planontwikkeling Activiteitenzone Giessenburg neemt de populatie binnen de 1% letaliteitsgrens van deze leiding en daarmee het groepsrisico niet noemenswaardig toe.

Aanvullende notitie externe veiligheid Activiteitenzone Giessenburg

Na maart 2017 is de inrichtingsschets voor het plangebied gewijzigd. Ten opzichte van de inrichtingsschets waar bij het eerdere advies (Bijlage 6 en Bijlage 7) vanuit is gegaan, is er een verplaatsing van onder andere het nieuwe verenigingsgebouw en het beachvolleybalveld. Op 13 april 2018 heeft Omgevingsdienst Zuid-Holland onderzocht of de gewijzigde inrichtingsschets gevolgen heeft voor de risicoanalyse van het nabijgelegen LPG-tanksation en de nabijgelegen Gasunie leiding, zie Bijlage 8.

De aangepaste inrichtingsschets voorziet in een verschuiving van de populatie ten opzichte van hoe deze in de Kwantitatieve risicoanalyse Autofood Giessenburg is opgenomen. De afstand tot het LPG-tankstation is echter dermate groot dat het groepsrisico hierdoor niet significant zal wijzigen ten opzichte van de toekomstige situatie zoals deze in de kwantitatieve risicoanalyse van het LPG-tankstation berekend is.

Ten zuiden van het plangebied loopt een aardgas leiding van de Gasunie (W-528-01-KR). De aangepaste inrichtingsschets leidt ertoe dat het nieuwe verenigingsgebouw en het beachvolleybalveld binnen de 100% letaal contour van deze buisleiding komen te liggen. Om de gevolgen voor de hoogte van het groepsrisico te bepalen is met het rekenprogramma CAROLA het groepsrisico berekend in de huidige en toekomstige situatie. In zowel de huidige als de toekomstige situatie is de maximale overschrijdingsfactor circa 0.005 maal de oriëntatiewaarde. Conform artikel 8 van de Regeling externe veiligheid buisleidingen kan, omdat de waarde lager is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde, worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico zoals beschreven in artikel 12 Bevb. De veiligheidsregio wordt hiervoor om advies gevraagd.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid levert vooralsnog geen belemmering op voor onderhavige herontwikkeling. Voor de verantwoording van het groepsrisico ten aanzien van aardgas leiding van de Gasunie (W-528-01-KR) wordt de Veiligheidsregio om advies gevraagd.

4.9 Verkeer en parkeren

4.9.1 Verkeer

Voorliggend plan betreft de herinrichting van de Activiteitenzone Giessenburg. Het plangebied wordt ontsloten op de Kerkweg. Op deze weg geldt ter plaatse een maximumsnelheid van 60 km/uur. De weg betreft een éénstrooksweg gelegen buiten de bebouwde kom. De verkeerstoename voor de ontwikkelingen in het plangebied is weergegeven in onderstaande tabel. Voor het vaststellen van de verkeersgeneratie van deze voorzieningen wordt als basis 'Publicatie 317 Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van het CROW aangehouden. De categorieën ‘weinig stedelijk’ en ‘rest bebouwde kom’ zijn gebruikt.

Ontwikkeling   Omvang   Verkeersgeneratie laag   Verkeersgeneratie hoog  
Multifunctionele ruimte (verenigingsgebouw)1   300   25   40  
Openluchtzwembad (bassin) 2   1.300   70   83  
Verkeersgeneratie totaal   86   109  

1 = deze cijfers zijn niet beschikbaar. Hier is de verkeersgeneratie van een bibliotheek aangehouden, aangezien dit het meest vergelijkbaar is.

2 = het bassin zelf wordt niet uitgebreid, dus dit is de huidige situatie.

De verkeersgeneratie in het plangebied bedraagt gemiddeld 109 vervoersbewegingen per dag. De toename vanwege het verenigingsgebouw bedraagt ongeveer 25 tot 40 ritten. Bij de ontwikkeling is geen sprake van een significante toename van de verkeersdruk op deze weg. De capaciteit van de weg is voldoende voor de toename van het verkeer.

4.9.2 Parkeren

In deze paragraaf wordt beschreven hoeveel parkeerplaatsen benodigd zijn voor deze ontwikkelingen.

Binnen de activiteitenzone kunnen twee gebieden worden onderscheiden. Enerzijds de voetbalvereniging, de sporthal, de tennisvereniging en Plein 2 (gebied 1) en anderzijds het zwembad en de multifunctionele ruimte (gebied 2). Onderstaande afbeelding geeft genoemde gebieden weer. Beide gebieden hebben een parkeerterrein. Gebied 1 krijgt een parkeerterrein van 165 parkeerplaatsen. Voor gebied 2 wordt een parkeerterrein met 100 parkeerplaatsen gerealiseerd. Onderhavige ruimtelijke onderbouwing betreft de onderbouwing voor gebied 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.OVactiviteitenzone-VG01_0012.jpg"

Weergave gebieden herinrichting Activiteitenzone

Onderstaande tabel geeft de verschillende voorzieningen weer die binnen de activiteitenzone worden onderscheiden met hun omvang.

Voorziening   Omvang  
Voetbalvereniging   25.000 m2 sportveld  
Tennisvereniging   4.440 m2 bvo tennisvereniging  
Sporthal   2.129 m2 bvo sporthal  
Plein 2   300 m2 bvo restaurant  
Multifunctionele ruimte   300 m2 bvo verenigingsgebouw  
Openluchtzwembad   1.300 m2 bvo bassin  

Voor het vaststellen van de parkeerkencijfers van deze voorzieningen wordt als basis het ASVV aangehouden (ASVV 2012, 6.3.3). Daarvoor zijn de categorieën 'weinig stedelijk' en 'rest bebouwde kom' gebruikt. Het ASVV houdt een bepaalde range aan waarbinnen de parkeernorm valt. De gemeente Giessenlanden houdt het gemiddelde aan. De waarden zijn in onderstaande tabel weergegeven.

Voorziening   Eenheid   Minimum   Parkeercijfer gemiddelde   Maximum  
Voetbalvereniging   10.000 m2 voetbalveld   13   20   27  
Tennisvereniging   100 m2 bvo   0,4   0,5   0,6  
Sporthal   100 m2 bvo   2,6   2,85   3,1  
Plein 2   100 m2 bvo   14   15   16  
Verenigingsgebouw   100 m2 bvo   5   7,5   10  
Openluchtzwembad   100 m2 bassin   11,9   12,9   13,9  

Voor de voorziening ‘tennisvereniging’ wordt de norm gebruikt van een tennishal. Omdat deze norm voor dit buitencomplex erg hoog uitvalt, is ook naar de huidige praktijk gekeken. Op een drukke dag blijken er nu maximaal 10 parkeerplaatsen nodig te zijn. Omdat het tenniscomplex even groot blijft, is het waarschijnlijk dat de parkeervraag gelijk blijft en wordt voor deze voorziening een parkeernorm van 10 parkeerplaatsen aangehouden.

Voor de voorziening ‘sportveld’ kunnen slechts globale parkeerkencijfers worden gegeven. Bij het toepassen van dit cijfer moet daarom een forse marge in acht worden genomen. Ter plaatse is bekeken hoeveel parkeerplaatsen er nu zijn en hoe druk het op zaterdagen kan zijn. Afgaand op deze waarnemingen is daarom voor de voetbalvereniging het maximale parkeerkencijfer aangehouden.

Voor de norm van de sporthal wordt aangesloten bij de praktijk. Uit ervaring van de sporthal blijkt dat in de nieuwe situatie rekening gehouden moet worden met ongeveer 40 parkeerplaatsen. Daarom wordt voor de sporthal de minimum parkeernorm aangehouden.

Gezien de aard van de activiteiten in het gebied zal de zaterdagmiddag het maatgevende moment zijn. In de onderstaande tabellen staat het aantal benodigde parkeerplaatsen op de zaterdagmiddag voor de gebieden 1 en 2. In totaal gaat het om 342 parkeerplaatsen. In het gebied rond de voetbal- en tennisvelden gaat het om 165 parkeerplaatsen en bij het zwembad om 177 parkeerplaatsen.

Aantal benodigde parkeerplaatsen op de zaterdagmiddag voor gebied 1  
Voorziening   Aantal   Eenheid   Parkeernorm   % zaterdag- middag   Benodigde parkeer- plaatsen  
Voetbal- vereniging   25.000   10.000 m2   27   100%   67,5  
Tennis- vereniging   4.440   100 m2 bvo   n.v.t.   100 %   10,0  
Sporthal   2.129   100 m2 bvo   2,6   100%   55,4  
Plein 2   300   100 m2 bvo   15   70%   31,5  
Totaal   164,4  

Aantal benodigde parkeerplaatsen op de zaterdagmiddag voor gebied 2  
Voorziening   Aantal   Eenheid   Parkeernorm   % zaterdag- middag   Benodigde parkeer- plaatsen  
Verenigings- gebouw   300   100 m2 bvo   7,5   40%   9,0  
Openlucht- zwembad   1.300   100 m2   12,9   100%   167,7  
Totaal   176,7  

De parkeerbehoefte voor het zwembad De Doetse Kom bedraagt op piekmomenten 125 parkeerplaatsen. Voor muziekvereniging Da Capo zijn op basis van de parkeernorm circa 29 parkeerplaatsen noodzakelijk. Het aantal keer dat de parkeerbehoefte van zowel het zwembad als Da Capo samenvallen blijft beperkt tot de warme dagen. Dat gebeurt enkele keren per jaar.

Ter plekke is ook gekeken naar de huidige omvang van de parkeerterreinen en de drukte. Momenteel zijn er 59 parkeerplaatsen bij het zwembad. Op drukke dagen wordt er ook langs de A.M.A. van Langeraadweg geparkeerd. De te realiseren parkeerruimte bij de Doetse Kom gaat ten koste van het park. Dus hoe meer parkeerplaatsen er gerealiseerd worden hoe minder groen er over blijft en hoe minder aantrekkelijk de gehele activiteitenzone wordt. Zeker gezien het beperkte aantal piekdagen van De Doetse Kom is  het niet wenselijk om de volledige theoretische parkeerruimte te realiseren. De oplossing die dan wordt geboden voor de piekmomenten weegt niet op tegen het kwaliteitsverlies buiten die piekmomenten om.

Doordat de piekmomenten voor De Doetse Kom met name in de zomer(vakantie) liggen wanneer de activiteiten bij de overige gebruikers van de activiteitenzone beperkt zijn, kan het parkeerterrein bij bijv. het voetbalterrein op zeer drukke dagen gebruikt worden door bezoekers van het zwembad. Daarom kan worden volstaan met de aanleg van 100 parkeerplaatsen bij De Doetse Kom / Da Capo.

Conclusie

Met de toename van het aantal parkeerplaatsen in het plangebied wordt voldaan aan het aantal benodigde parkeerplaatsen. Het aspect parkeren vormt geen belemmering voor onderhavig project.

4.10 Conclusie en vormvrije m.e.r.-beoordeling

Vanuit de uitvoeringsaspecten zoals behandeld in dit hoofdstuk, komen geen belemmeringen of aandachtspunten naar voren voor dit plan. Het plan is daarmee vanuit deze milieuaspecten uitvoerbaar.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden ligt, moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.OVactiviteitenzone-VG01_0013.jpg"

Uitsnede Bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage Onderdeel D. Activiteiten, plannen en besluiten, ten aanzien waarvan de procedure als bedoeld in de artikelen 7.16 tot en met 7.20 van de wet van toepassing is

De herontwikkeling van de Activiteitenzone Giessenburg is kleinschalig en omvat geen wijzigingen die uitkomen boven de drempelwaarden. Er is geen sprake van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (85/337/EEG), zoals blijkt uit het hoofdstuk 'Milieuaspecten'.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij de verlening van een omgevingsvergunningen waarbij gebruik wordt gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt de economische uitvoerbaarheid van het project aangetoond. Het voorliggende project wordt gerealiseerd op initiatief van de gemeente Giessenlanden. De kosten die gepaard gaan met het opstellen van de ruimtelijke onderbouwing en de uitvoering zijn voor rekening van de gemeente. De gemeente stelt hiervoor een grondexploitatieplan op.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op de voorbereiding van een ruimtelijke procedure is afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Het ontwerpbesluit en bijbehorende stukken hebben gedurende zes weken ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Hoofdstuk 6 Afweging en conclusie

De voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op de gewenste herinrichting van Park Giessenburg en de sporttereinen, ook wel bekend als 'de Activiteitenzone' van Giessenburg. De herinrichting bestaat uit een verenigingsgebouw, beachvolleybalvelden en een speelveld. Het project is niet mogelijk binnen het vigerende bestemmingsplan.

De ontwikkeling past binnen het geldende rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. Het bevordert het behoud van het sport- en recreatiepark met een voldoende en actueel aanbod van activiteiten en voorzieningen. Dit draagt bij aan het behoud van de cohesie in Giessenburg. Wat betreft de milieuaspecten kan gesteld worden dat er op voorhand geen belemmeringen zijn. Wel is nader onderzoek uitgevoerd naar bodem en externe veiligheid, zie paragraaf 4.1 en 4.8. Uit de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat de aspecten bodem en externe veiligheid geen belemmering vormen voor deze ontwikkeling. Tevens is de watertoets doorlopen. Hieruit volgt een watercompensatieopgave. Deze wordt gerealiseerd in het park. Op voorhand worden geen onoverkomelijke belemmeringen verwacht. Door de herstructurering ontstaat een verbeterde kwaliteit van de leefomgeving.

Kortom, op basis van het geldende beleid en de onderzoeksgegevens zijn op voorhand geen belemmeringen bekend voor onderhavige ontwikkeling. Sterker nog, de ontwikkeling is in lijn met een goede ruimtelijke ordening. Bij het herstructureringsproject staat de kwaliteit van het plangebied en de leefomgeving voorop.