direct naar inhoud van Regels
Plan: Chw Betondak Arkel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1978.OP1013-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Begrips- en meetbepalingen en gebiedsdoelen

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 aanduiding

verwijzing naar een geometrisch vlak op de verbeelding;

1.2 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.3 activiteiten

het bouwen en/of gebruiken van gronden en/of gebouwen alsmede werken en werkzaamheden die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving;

1.4 bed- en breakfast

een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, kortdurende, toeristische verblijfsvoorziening, voor uitsluitend logies en ontbijt voor maximaal vijf personen, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw of is gevestigd in één van de bestaande bijgebouwen en wordt gerund door de gebruikers van het betreffende perceel niet zijnde overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.6 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van alle bouwlagen van bedrijvigheid met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, zoals werkkasten, kantine, toiletten en douches.

1.7 bedrijvigheid

een activiteit, gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten.

1.8 beroep aan huis

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen dienst of beroep dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.

1.9 bestaand

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingswet of diens voorgangers.

1.10 bestaand bedrijf

een bestaande bedrijfslocatie waar overeenkomstig een rechtsgeldige omgevingsvergunning bedrijvigheid plaatsvindt of mag plaatsvinden.

1.11 betaalbare woning

een woning als bedoeld in artikel 1.1.1 eerste lid sub d en sub e van het Besluit ruimtelijke ordening of de rechtsopvolger van dit besluit.

1.12 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 bouwlaag

de begane grond of een verdieping van een gebouw boven peil.

1.15 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.16 brandaandachtsgebied

de locatie begrensd door de afstand, waar als gevolg van een ongewoon voorval dat leidt tot een plasbrand of een fakkelbrand, de warmtestraling ten hoogste 10 kW/m2 is.

1.17 commissie

de 'Commissie Ontwikkeling Betondak Arkel', bestaande uit vijf leden (één onafhankelijke, technische voorzitter, één persoon benoemd door de dorpsraad van Arkel, één persoon benoemd door de dorpsraad van Hoogblokland, één persoon benoemd door de ontwikkelaar van het plangebied en één persoon benoemd door de gemeente Molenlanden) die adviseert over de vraag of ontwikkelingen aansluiten op het dorpse karakter en de bestaande kenmerken van Arkel en Hoogblokland als bedoeld in artikel 3.1 sub a van deze regels. De voorzitter wordt benoemd door de overige leden. Een voorwaarde voor de onafhankelijk voorzitter van de commissie is dat diegene aantoonbaar beschikt over professionele kennis en ervaring op het gebied van stedenbouwkunde en/of architectuur. Om die reden is er sprake van een vakspecialist.

1.18 dagrecreatie

een vorm van vrijetijdsbesteding met een verblijf buiten de woning zonder dat er een overnachting elders mee gepaard gaat.

1.19 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt niet begrepen een afhaalpunt en een webwinkel.

1.20 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een uitzendbureau, een bankfiliaal, een makelaar, een reisbureau, een kapsalon en een apotheek.

1.21 evenementen:

periodieke en/ of incidentele manifestaties zoals beurzen, concerten, markten, sportmanifestaties en dergelijke zoals bedoeld in de gemeentelijke APV hoofdstuk 2, afdeling 7.

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.23 geluidsgevoelig object:

een geluidsgevoelige ruimte, geluidsgevoelig terrein of ander geluidsgevoelig gebouw zoals gedefinieerd in de Wet geluidhinder.

1.24 geurveroorzakende bedrijvigheid

bedrijvigheid die gevolgen heeft voor het milieu door de emissie van geur.

1.25 hogere grenswaarde

de krachtens de Wet geluidhinder vastgestelde hogere maximaal toegestane geluidbelasting.

1.26 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.27 huishouden

één of meer personen die in vast verband samenleven waarbij er sprake is van continuïteit in de samenstelling van het verband en van onderlinge verbondenheid.

1.28 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen meldplicht op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer geldt of een vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.29 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.30 maatschappelijk

bibliotheken, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, kinderopvang, onderwijs, peuterspeelzalen, sociale en welzijnsvoorzieningen, verenigingsleven en daarmee gelijk te stellen niet-commerciële instellingen.

1.31 maatschappelijk culturele voorzieningen

voorzieningen zoals educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijs-, sport- en recreatieve voorzieningen, gezondheidszorg en dierenklinieken, bibliotheken, jeugd- en kinderopvang en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.

1.32 nutsvoorziening

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.33 omgevingsplan

het omgevingsplan met identificatienummer NL.IMRO.1978.OP1013-vg01 van de gemeente Molenlanden, zijnde een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, als bedoeld in artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, bestaande uit geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.34 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.35 peil
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg;
  • b. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein;
  • c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het terrein ter plaatse van het bouwwerk, na voltooiing van de aanleg van dat terrein.
1.36 plan

zie omgevingsplan.

1.37 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.38 woning

een complex van ruimten uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.39 zeer kwetsbaar gebouw

Een gebouw met een van de volgende gebruiksfuncties, alleen voor zover het betreft die gebruiksfunctie:

  • a. een woonfunctie voor zorg,
  • b. b. een bijeenkomstfunctie:
    • 1. voor kinderopvang, of
    • 2. voor dagverblijf van personen met een lichamelijke of geestelijke beperking,
  • c. een celfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving,
  • d. een gezondheidszorgfunctie met een bedgebied,
  • e. een onderwijsfunctie:
    • 1. voor basisschoolonderwijs, of
    • 2. voor onderwijs aan minderjarigen met een lichamelijke of geestelijke beperking.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 afstand tussen gebouwen

de kortst gemeten afstand tussen de gebouwen.

2.5 afstand van bouwwerken tot perceelsgrens

de kortst gemeten afstand tussen bouwwerken en de perceelsgrens.

Artikel 3 Gebiedsdoelen

3.1 Gebiedsdoelen

Deze regels zijn gebaseerd op de volgende gebiedsdoelen, waarmee het college van burgemeester en wethouders rekening dient te houden bij de toepassing van de aan het college bij het omgevingsplan toegekende bevoegdheden:

  • a. dorpse sfeer: de ontwikkelingen sluiten aan op het dorpse karakter en de bestaande kenmerken van Arkel en Hoogblokland;
  • b. ruimte voor ontmoeting: het gebied wordt op een organische wijze getransformeerd naar een hoogwaardig recreatief woonwerkgebied door naast wonen functies als horeca, kleinschalige/lichte bedrijvigheid en evenementen toe te staan;
  • c. 'duurzame gebiedsontwikkeling': ontwikkelingen dragen bij aan het bereiken van een duurzame gemeente en een duurzame toekomst, en
  • d. 'gezonde leefomgeving': activiteiten die bijdragen aan een verbetering van de gezondheid van bewoners worden gestimuleerd.

Het gebiedsdoel a. 'dorpse sfeer' kan door het college van burgemeester en wethouders of de raad nader uitgewerkt worden in beleidsregels als bedoeld onder artikel 6, aanhef en onder a.

3.2 Zorgplicht

Een ieder die een activiteit realiseert of in stand houdt en die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit niet passend is in de omgeving en niet bijdraagt aan de gebiedsdoelen, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om dit passend te maken.

Hoofdstuk 2 Functies

Artikel 4 Recreatief woonwerklandschap

4.1 Bouwstenen

Op de voor Recreatief woonwerklandschap aangewezen gronden zijn, onder de voorwaarden zoals gesteld in Hoofdstuk 3 activiteiten, de volgende functies toegestaan:

  • a. wonen;
  • b. wonen en bedrijf aan huis;
  • c. bedrijvigheid die voldoet aan het bepaalde in artikel 11;
  • d. lichte horeca, als bedoeld in bijlage 3 staat van horeca-activiteiten;
  • e. bed- en breakfast als nevenfunctie;
  • f. dienstverlening;
  • g. dagrecreatie;
  • h. maatschappelijk;
  • i. maatschappelijk culturele voorzieningen;
  • j. water;
  • k. groen;
  • l. verkeer.

Hoofdstuk 3 Activiteiten

Artikel 5 Gevarieerd bouwen - beoordelingsregels omgevingsvergunning

5.1 Bouwen
  • a. Het is verboden zonder een omgevingsvergunning (artikel 2.1, lid 1, onder a Wabo) bouwactiviteiten te verrichten.
  • b. Een vergunning wordt alleen verleend indien:
    • 1. gebouwd wordt ten behoeve van de functies in artikel 4;
    • 2. voldaan wordt aan de beoordelingsregels bouwen opgenomen in hoofdstuk 4;
    • 3. advies is ingewonnen van de commissie.
5.2 Gebruik
  • a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de algemene regels voor gebruik opgenomen in hoofdstuk 4.
  • b. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo wordt in ieder geval verstaan het gebruiken en/of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden als seksinrichting.

Hoofdstuk 4 Bouwstenen

Artikel 6 Gevarieerd bouwen - beoordelingsregels

Bij de beoordeling van een omgevingsvergunning bedoeld in artikel 5.1 gelden, naast de andere beoordelingsregels gesteld in dit omgevingsplan, de volgende beoordelingsregels:

  • a. het te bouwen bouwwerk voldoet aan de beleidsregel(s) die door het college van burgemeester en wethouders of de raad zijn vastgesteld voor het gebiedsdoel 'dorpse sfeer'. Indien deze beleidsregels worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de gewijzigde beleidsregels;
  • b. het maximaal aantal woningen bedraagt 258;
  • c. niet meer dan 25 % van het maximaal aantal woningen wordt gestapeld gebouwd;
  • d. de bouw van een woning in de nabijheid van een bestaand bedrijf is uitsluitend toegestaan als voldaan wordt aan de geluidsnormen zoals bepaald in artikel 11.2 onder b en artikel 12.2 onder c en d;
  • e. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 10 meter en de nokhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 13 meter;
  • f. indien de bestaande bedrijfsbebouwing wordt gebruikt, geldt als maximale maatvoering de maatvoering van de bestaande bebouwing;
  • g. nutsvoorzieningen zijn toegestaan indien de bouwhoogte, maximaal 3 m bedraagt en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
  • h. binnen de aanduiding 'brandaandachtsgebied' mogen geen zeer kwetsbare gebouwen als bedoeld in artikel 1.39 worden gebouwd;
  • i. minimaal 10% van het totale aantal te realiseren woningen in het plangebied dient te bestaan uit betaalbare woningen.

Artikel 7 Bomenlaan

7.1 Doel

De regels in dit artikel zijn gesteld met het oog op het aanleggen en in stand houden van een bomenlaan bestaande uit minimaal 40 bomen ter plaatse van de aanduiding 'zone bomenlaan'.

7.2 Beoordelingsregels bouwen

Bij de beoordeling van een omgevingsvergunning bedoeld in artikel 5.1 gelden, naast de andere beoordelingsregels gesteld in dit omgevingsplan, de volgende beoordelingsregels:

  • a. de aanleg en instandhouding van de bomenlaan bedoeld in artikel 7.1 mag niet worden belemmerd;
  • b. bij het verlenen van een of meer omgevingsvergunningen voor de 182e t/m 258e woning in het plangebied geldt dat de vergunning voor het bouwen alleen wordt verleend onder de voorwaarde dat bij in gebruikname van de woning voldaan wordt aan de eis dat ten minste 40 bomen in de aanduiding 'zone bomenlaan' aanwezig zijn;
  • c. als het planten en in stand houden van de bomen als bedoeld onder 7.1 vanwege bouwactiviteiten onwenselijk is, dan mogen de bomen tijdelijk in betonnen bakken geplaatst worden en in stand worden gehouden totdat de bouwactiviteiten zijn voltooid.
7.3 Algemene regels voor gebruik

Het is verboden de instandhouding van de bomenlaan, zoals bedoeld in lid 7.1, te belemmeren.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Doel

De regels in dit artikel zijn gesteld met het oog op de aanleg van een verkeersveilig en goed bereikbaar woongebied met ruimte voor ontmoeting, waarbij:

  • a. interne ontsluitingswegen worden aangelegd als 30 km/u woonstraten, al dan niet met stoepen;
  • b. de hoofdontsluiting van het plangebied plaatsvindt vanaf de Stationsweg;
  • c. de hoofdontsluiting plaatsvindt via een herkenbare entree aansluitend op of in combinatie met de bomenlaan.
8.2 Beoordelingsregels bouwen

Bij de beoordeling van een omgevingsvergunning bedoeld in artikel 5.1 gelden, naast de andere beoordelingsregels gesteld in dit omgevingsplan, de volgende beoordelingsregels:

  • a. het doel als bedoeld in artikel 8.1 mag niet worden belemmerd.
  • b. bij het verlenen van een of meer omgevingsvergunningen, te rekenen vanaf de afgifte van de omgevingsvergunning voor de 258e woning, geldt dat de omgevingsvergunning voor het bouwen alleen wordt verleend onder de voorwaarden dat bij ingebruikname van de woningen vanaf de 258e woning:
    • 1. een hoofdontsluiting van het plangebied vanaf de Stationsweg, via een herkenbare entree aansluitend op of in combinatie met de bomenlaan, is gerealiseerd;
    • 2. door het plangebied een fietsroute is aangelegd die fietsers een passend alternatief geeft voor de fietsroute over de dijk;
    • 3. er een noodontsluiting is aangelegd die gebruikt kan worden in geval van calamiteiten en geschikt is voor gebruik door hulpdiensten;
    • 4. langs het Merwedekanaal binnen de aanduiding 'wandelzone' een wandelzone met een lengte van minimaal 150 meter is aangelegd;
  • c. aan de eisen ten aanzien van parkeren zoals opgenomen in het Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan 2015 Giessenlanden is voldaan; indien deze eisen worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging;
  • d. burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaald in artikel 8.2 onder c indien is aangetoond dat door nieuwe vervoersconcepten of door feitelijk gebruik sprake is van een lagere parkeerbehoefte of een lagere norm voor parkeerplaatsen conform de normen van CROW.
8.3 Algemene regels voor gebruik

Het is verboden gebruiksactiviteiten uit te oefenen die strijdig met de doelen genoemd in artikel 8.1 en strijdig zijn met de eisen ten aanzien van parkeren zoals gesteld in artikel 8.2 onderdeel c en d.

Artikel 9 Groen/recreatie

9.1 Doel

De regels in dit artikel zijn gesteld met het oog op de aanleg van een woongebied dat voldoet aan de volgende inrichtingseisen:

  • a. minimaal 20% van het plangebied is ingericht als openbaar groen en/of water;
  • b. minimaal 800 m² is ingericht als speelplek en/of parkvoorziening, waarbij, gelet op het cultuurhistorische verleden, bestaande aanwezige betonelementen van het voormalig fabrieksterrein worden hergebruikt voor de inrichting van de speelvoorzieningen en/of de parkvoorzieningen;
9.2 Beoordelingsregels bouwen

Bij de beoordeling van een omgevingsvergunning bedoeld in artikel 5.2 gelden, naast de andere beoordelingsregels gesteld in dit omgevingsplan, de volgende beoordelingsregels:

  • a. bij het verlenen van een of meer omgevingsvergunningen, te rekenen vanaf de afgifte van de omgevingsvergunning voor de 258e woning, geldt dat de omgevingsvergunning voor het bouwen alleen wordt verleend onder de voorwaarden dat bij ingebruikname van de woning(en) voldaan wordt aan de inrichtingseisen gesteld in artikel 9.1;
  • b. bij het verlenen van een of meer omgevingsvergunningen, te rekenen vanaf de afgifte van de omgevingsvergunning voor de 130e woning, geldt dan de omgevingsvergunning voor het bouwen alleen wordt verleend onder de voorwaarde dat bij in gebruikname van de woning(en) minimaal 10% van het plangebied is ingericht als openbaar groen en/of water.
9.3 Algemene regels voor gebruik

Het verboden gebruiksactiviteiten uit te oefenen die strijdig zijn met de inrichtingseisen gesteld in artikel 9.1.

Artikel 10 Water

10.1 Doel

De regels in dit artikel zijn gesteld met het oog op de aanleg van een woongebied dat voldoet aan de volgende inrichtingseisen:

10.1.1 Algemeen
  • a. een open verbinding tussen een waterpartij binnen het plangebied en het Merwedekanaal is niet toegestaan;
  • b. het terrein mag worden opgehoogd tot boezemlandniveau; voor omvorming tot boezemland met afwatering naar het Merwedekanaal is een watervergunning nodig omdat het peilbesluit moet worden aangepast;
  • c. de stabiliteit van het spoorlichaam wordt behouden en er vindt overleg plaats met de spoorwegbeheerder;
  • d. voor de wegen en bebouwing geldt een droogleggingsnorm van NAP +1,51 m en voor onbebouwde terrein van NAP +1,26 m;
  • e. ondergrondse bouwlagen mogen geen substantieel effect hebben op de waterhuishouding en grondwaterstroming;
  • f. er wordt een water- en rioleringsplan opgesteld in overleg met Waterschap en gemeente, waarin afspraken worden vastgelegd over waterberging ter compensatie van toename verhard oppervlak en over onderhoud van water en oevers. Tijdens alle fasen van de gebiedsontwikkeling moet de waterhuishouding op orde zijn.
  • g. voor omgaan met hemelwater wordt de voorkeursvolgorde hergebruik, infiltreren, afvoeren naar oppervlaktewater gebruikt. Hemelwater uit het plangebied wordt niet afgevoerd naar een RWZI.
  • h. bebouwen van percelen en inrichten van het plangebied is pas toegestaan, nadat voldoende waterberging is gerealiseerd.
10.1.2 Bij behoud van het huidige polderpeil

In aanvulling op lid 10.1.1 gelden bij behoud van het huidige polderpeil de volgende eisen:

  • a. er is sprake van een voldoende beschermingsregime, ter bescherming van het overstromingsregime en slachtofferbeperking;
  • b. bij een open waterverbinding met het Merwedekanaal dient de aanduiding 'vrijwaringszone provinciale vaarweg' als bedoeld in artikel 10.1.3 ononderbroken te worden doorgezet rond deze waterpartij;
  • c. het water van het Merwedekanaal mag niet in verbinding staan met het polderwater binnen het plangebied;
  • d. de waterberging bedraagt in de poldervariant 436 m³/ha bij een peilstijging van maximaal 0,2 m;
  • e. de afvoerroute benedenstrooms van het plangebied richting het gemaal van de Alblasserwaard moet voldoende robuust zijn voor de nieuwe functie van het gebied.
10.1.3 Vrijwaringszone

Binnen de aanduiding 'vrijwaringszone provinciale vaarweg' mogen geen bouwwerken worden opgericht die:

  • a. de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart afschermen;
  • b. het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten belemmeren;
  • c. de toegankelijkheid van de provinciale vaarweg voor hulpdiensten vanaf de wal beletten en;
  • d. het uitvoeren van beheer en onderhoud aan de provinciale vaarweg bemoeilijken.
10.2 Beoordelingsregels bouwen

Bij de beoordeling van een omgevingsvergunning bedoeld in artikel 5.1 gelden, naast de andere beoordelingsregels gesteld in dit omgevingsplan, de volgende beoordelingsregels:

  • a. er wordt voldaan aan de inrichtingseisen in artikel 10.1;
  • b. binnen de op de kaart aangegeven aanduiding 'Waterstaat - waterkering' mag niet worden gebouwd;
  • c. het bepaalde onder b geldt niet voor bouwwerken waarvoor al een watervergunning is verleend en voor palen voor paalfundaties binnen het profiel van de vrije ruimte, mits ze grondverdringend zijn;
  • d. binnen de aanduiding "vrijwaringszone - dijk -1" kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde onder b indien het belang van de bescherming en instandhouding waterkering dit toelaat. Alvorens te besluiten wordt advies ingewonnen van de waterbeheerder.
  • e. burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder 10.1.3. Alvorens te besluiten wordt advies ingewonnen bij de vaarwegbeheerder.
10.3 Algemene regels voor gebruik
  • a. Het is verboden gebruiksactiviteiten uit te oefenen die strijdig zijn met de inrichtingseisen gesteld in artikel 10.1.
  • b. Op de gronden met de aanduiding "vrijwaringszone provinciale vaarweg" is het verboden opgaande en/of diep wortelende beplanting aan te leggen.

Artikel 11 Bedrijvigheid

11.1 Beoordelingsregels bouwen

Bij de beoordeling van een omgevingsvergunning bedoeld in artikel 5.1 gelden, naast de andere beoordelingsregels gesteld in dit omgevingsplan, de volgende beoordelingsregels:

  • a. de totale oppervlakte aan bebouwde en onbebouwde bedrijvigheid in het gehele plangebied bedraagt niet meer dan 10.000 m²;
  • b. geurveroorzakende bedrijvigheid vindt niet plaats;
  • c. er is geen sprake van een inrichting waarop het Besluit externe veiligheid inrichting en/of het Vuurwerkbesluit van toepassing is/zijn; en
  • d. er is geen sprake van een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder een zone moet worden vastgesteld.
11.2 Algemene regels voor gebruik

Het verboden gebruiksactiviteiten uit te oefenen die strijdig zijn met de volgende eisen:

  • a. tussen 19:00 uur en 7:00 uur mogen geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden;
  • b. de geluidsproductie tussen 7:00 uur en 19:00 uur bedraagt niet meer dan:
    • 1. een langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van 50 dB(A) op de gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten;
    • 2. een langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van 50 dB(A) op een afstand van 10 meter tot de gebouwen waarin en/of gronden waarop de bedrijvigheid plaatsvindt;
    • 3. een maximaal geluidsniveau van:
      • 70 dB(A) op de gevels van geluidsgevoelige objecten;
      • 70 dB(A) op een afstand van 10 meter tot de gronden waarop de bedrijvigheid plaatsvindt;
    • 4. waarbij de onder 3 genoemde niveaus niet gelden voor laad- en losactiviteiten;
  • c. bevoorrading of transport door vrachtverkeer ten behoeve van bedrijvigheid vindt per bedrijf niet meer dan 5 maal per week plaats;
  • d. geurveroorzakende bedrijvigheid vindt niet plaats;
  • e. er is geen sprake van een inrichting waarop het Besluit externe veiligheid inrichting en/of het Vuurwerkbesluit van toepassing is/zijn;
  • f. er is geen sprake van een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder een zone moet worden vastgesteld;
  • g. ondergeschikte detailhandel in goederen is slechts toegestaan voor zover het goederen betreft die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, dan wel het streekgebonden producten betreft;
  • h. kantoorfuncties behorende bij de bedrijvigheid zijn slechts toegestaan, voor zover deze ondergeschikt zijn aan de bedrijfsfunctie (maximaal 25% van het totale bedrijfsoppervlakte tot een maximum van 250m²);
  • i. een voorziening voor flexwerkwerken is slechts mogelijk tot een bedrijfsoppervlakte van maximaal 1.000 m².

Artikel 12 Horeca en ontmoeting

12.1 Beoordelingsregels bouwen

Bij de beoordeling van een omgevingsvergunning bedoeld in artikel 5.1 gelden, naast de andere beoordelingsregels gesteld in dit omgevingsplan (waaronder de regels voor bedrijvigheid uit artikel 11.1), de volgende beoordelingsregels:

  • a. alleen lichte en middelzware horeca is toegestaan bedoeld in bijlage 3 staat van horeca-activiteiten;
  • b. de horeca-inrichting is goed bereikbaar op een plek voor ontmoeting, zoals:
    • 1. aansluitend op de Bomenlaan als bedoeld in artikel 7;
    • 2. op een perceel dat grenst of onderdeel vormt van de wandelzone en dat toegankelijk is voor de recreatievaart.
  • c. In afwijking van het bepaalde in 11.2 onder a is lichte horeca geopend tot 19.00 uur zonder terras toegestaan.
12.2 Algemene regels voor gebruik

Het is verboden gebruiksactiviteiten uit te oefenen die strijdig zijn met de volgende eisen:

  • a. het gebruik als terras vindt bij de horeca-inrichting op of grenzend aan openbaar toegankelijk gebied plaats en vindt niet plaats na 21.00 uur;
  • b. de horeca-inrichting is uitsluitend in de dagperiode van 9:00 tot 19.00u geopend (lunchroom, koffietent) of tot 23.00u (restaurant, brasserie of vergelijkbaar);
  • c. de horeca-inrichting produceert tussen 19:00 en 23:00 uur niet meer geluid (muziekgeluid, installaties en stemgeluid) dan een langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van 50 dB(A) op de gevels van geluidsgevoelige objecten; en een langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van 50 dB(A) op een afstand van 10 meter tot de horeca-inrichting;
  • d. de horeca-inrichting produceert tussen 19:00 en 23:00 uur niet meer geluid (muziekgeluid, installaties en stemgeluid) in omliggende woningen dan 35 dB(A) (binnenwaarde) (etmaalwaarde).

Artikel 13 Duurzaamheid

13.1 Beoordelingsregels bouwen - gebouwen

Bij de beoordeling van een omgevingsvergunning bedoeld in artikel 5.1 gelden, naast de andere beoordelingsregels gesteld in dit omgevingsplan, de volgende beoordelingsregels:

  • a. een omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien verzekerd is dat in het plangebied minimaal 30% van het bestaande bij de vaststelling van het omgevingsplan in het plangebied aanwezige beton (al dan niet aanwezig in bouwwerken) (her)gebruikt wordt, of nuttig wordt gebruikt, bij de inrichting van het openbaar gebied;
  • b. een omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien verzekerd is dat in het openbaar gebied minimaal 1 (een) laadvoorziening voor elektrische voertuigen aanwezig is.
13.2 beoordelingsregels bouwen - woningen

Bij de beoordeling van een omgevingsvergunning bedoeld in artikel 5.1 gelden, naast de andere beoordelingsregels gesteld in dit omgevingsplan, de volgende beoordelingsregels:

  • a. de woning(en) heeft/hebben een volgens NEN 7120 bepaalde energieprestatiecoëfficiënt niet hoger dan 0 (nul);
  • b. het dak van de woning(en) wordt groen ingericht, tenzij is aangetoond dat een groen dak niet doelmatig is dan wel een met het oog op de duurzaamheidsdoelstelling voor het gebied gelijkwaardige maatregel wordt getroffen;
  • c. er onderzoek is gedaan naar de financiële en doelmatige haalbaarheid van de volgende doelstellingen:
    • 1. het behalen van een energieneutrale openbare inrichting;
    • 2. het streven naar een kolkloos plangebied met afvoer op het Merwedekanaal en/of naar een gedeeltelijke individuele opvang van hemelwater (per woning);
    • 3. het streven naar collectieve energievoorzieningen;
    • 4. het stimuleren van ecologische waarde in het openbaar gebied, zoals een vleermuisvriendelijke inrichting, het toepassen van een variatie aan planten, het plaatsen van een insectenhotel en nestkasten.
  • d. op basis van het onderzoek als bedoeld in artikel 13.2 onder c kan het college van burgemeester en wethouders nadere voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden.
  • e. een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1 voor één of meerdere gebouwen ten behoeve van bedrijvigheid wordt slechts verleend indien gebouwen met platte daken zijn voorzien van een groen dak, zonnepanelen, of gelijkwaardige energie-oplossingen, tenzij uitvoering van deze bepaling niet haalbaar of doelmatig is naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders.
13.3 Algemene regels voor gebruik

Het is verboden gebruiksactiviteiten uit te oefenen die strijdig zijn met de voorwaarden gesteld in de omgevingsvergunning bedoeld in artikel 13.2 onder d.

Artikel 14 Gezondheid en milieu

14.1 Geluid
14.1.1 Beoordelingsregels bouwen

Bij de beoordeling van een omgevingsvergunning bedoeld in artikel 5.1 gelden, naast de andere beoordelingsregels gesteld in dit omgevingsplan, de volgende beoordelingsregels:

14.1.2 Geluidszone

Binnen de aanduiding 'geluidzone' dienen woningen en andere geluidgevoelige objecten te zijn voorzien van een dove gevel, tenzij wordt voldaan aan:

  • a. door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting; of
  • b. aan de voorkeursgrenswaarde (48 dB vanwege wegverkeerslawaai en 55 dB vanwege spoorweglawaai).
14.1.3 Eis van geluidsluwe zijde bij dove gevel

Bij toepassing van een dove gevel als bedoeld in artikel 14.1.2, dient sprake te zijn van minimaal een zijde die geluidsluw wordt uitgevoerd, waarbij de geluidsbelasting op de gevel niet meer mag bedragen dan 48 dB vanwege wegverkeerslawaai en 55 dB vanwege spoorweglawaai.

14.1.4 Afwijking

burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.1.3 indien toepassing van deze eis er toe leidt dat het omgevingsplan financieel, technisch en/of stedenbouwkundig niet haalbaar is en een gelijkwaardige maatregel kan worden toegepast, dan wel anderszins naar hun oordeel het woon- en leefklimaat voldoende is gewaarborgd

Artikel 15 Archeologie

15.1 Beoordelingsregels bouwen

Bij de beoordeling van een omgevingsvergunning bedoeld in artikel 5.1 gelden binnen de aanduiding 'archeologie', naast de andere beoordelingsregels gesteld in dit omgevingsplan, de volgende beoordelingsregels:

  • a. grondwerkzaamheden zijn slechts toegestaan tot 1,5 m onder het bestaande maaiveld;
  • b. het bepaalde onder a geldt niet voor grondwerkzaamheden dieper dan 1,5 m onder het bestaande maaiveld als het gaat om heipalen die worden ingebracht met een dichtheid tot 1 % van het te bebouwen vlak;
  • c. het bepaalde onder a geldt tevens niet voor grondwerkzaamheden dieper dan 1,5 m onder het bestaande maaiveld indien uit een karterend booronderzoek of op andere wijze blijkt dat geen verstoring van de archeologische waarde zal plaatsvinden.
15.2 Algemene regels voor gebruik

Binnen de aanduiding 'archeologie' gelden naast de andere algemene regels gesteld in dit omgevingsplan, de volgende algemene regels:

  • a. het is verboden grondwerkzaamheden uit te voeren;
  • b. het verbod als bedoeld onder a geldt niet voor:
    • 1. grondwerkzaamheden tot 1,5 m onder het bestaande maaiveld;
    • 2. grondwerkzaamheden dieper dan 1,5 meter onder maaiveld als het gaat om heipalen welke worden ingebracht met een dichtheid tot 1 % van het te bebouwen vlak.
15.3 Vergunningen voor grondwerkzaamheden

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 15.2 voor grondwerkzaamheden dieper dan 1,5 meter indien uit een karterend booronderzoek of op andere wijze blijkt dat geen verstoring van de archeologische waarde zal plaatsvinden.

Hoofdstuk 5 Algemene regels

Artikel 16 Algemene afwijking bouwen

Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan door burgemeester en wethouders worden verleend voor een bouwwerk dat afwijkt van de regels die bij of krachtens hoofdstuk 3 zijn gesteld, mits het bouwplan en de voorgenomen activiteiten voldoen aan de vastgestelde gebiedsdoelen. Alvorens te besluiten wordt advies ingewonnen van de commissie.

Artikel 17 Algemene afwijking strijdig gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de algemene gebruiksregels die krachtens 5.2 zijn gesteld, mits het gebruik voldoet aan de vastgestelde gebiedsdoelen.

Artikel 18 Tijdelijke afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, onverminderd het bepaalde in de algemene plaatselijke verordening en in afwijking van artikel 5.2 van deze regels, gebruik van gronden en bouwwerken voor een periode van maximaal tien jaar toestaan ten behoeve van de volgende functies:

  • a. verkoop van streekproducten;
  • b. horeca;
  • c. cultuur en ontspanning;
  • d. bedrijvigheid;
  • e. evenementen;
  • f. dagcamping;
  • g. starterswoningen;
  • h. zonnepanelenvelden;

mits aangetoond wordt dat het tijdelijke gebruik een kwaliteitsverbetering betekent voor het gebied en het woon- en leefklimaat van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 19 Algemene regel kostenverhaal

  • a. Op grond van artikel 7 c lid 10 Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet en in afwijking van artikel 6.12 eerste en derde lid van de Wet ruimtelijke ordening kunnen burgemeester en wethouders voor bouwplannen als bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening of een daarvoor in de plaats tredend besluit een exploitatieplan vaststellen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen in geval van bouwwerken in het exploitatiegebied.
  • b. Het exploitatiegebied is op de verbeelding aangegeven met de aanduiding "Exploitatiegebied".
  • c. Kosten van de grondexploitatie worden verhaald ten laste van de gronden gelegen binnen het exploitatiegebied, waarop bouwplannen zijn voorzien, waarvoor kostenverhaal verplicht is op grond van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening of een daarvoor in de plaats tredende wet en artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening of een daarvoor in de plaats tredend besluit;
  • d. Ter plaatse van de aanduiding "Exploitatiegebied" dient, op het moment dat een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend voor een bouwplan, waarvoor kostenverhaal verplicht is op grond van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening of een daarvoor in de plaats tredend besluit, het kostenverhaal te zijn verzekerd overeenkomstig artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening of een daarvoor in de plaats tredende wet.

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwen
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 21 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van Chw Betondak Arkel'.

Verbeelding van het omgevingsplan

Bijlage bij regels

Bijlage 2 Beleidslijn dorps woonmilieu

Voor de planontwikkeling Betondak Arkel wordt ingezet op een onderscheidend woonmilieu om te kunnen voldoen aan een lokale woonbehoefte. Het is niet de bedoeling dat de locatie concurrerend wordt voor andere woningbouwlocaties in de regio. De regels van het omgevingsplan zijn er op gericht dat de onderscheidende woonmilieus worden gerealiseerd.

Ter bepaling van het dorps woonmilieu was aanvankelijk - in het voorontwerp omgevingsplan - alleen aangesloten op de door provincie Zuid-Holland gehanteerde ABF-methode voor woonmilieus, zoals opgenomen als bijlage bij deze beleidslijn. Van de 13 mogelijke woonmilieus was gekozen voor Centrum dorps, Dorps en Landelijk. Uit nadere beschouwing van deze methode blijkt dat de beschrijvingen van de woonmilieus te algemeen zijn om als toetsingscriteria te kunnen dienen door burgemeester en wethouders en advisering door de commissie. Om die reden zijn in deze beleidslijn concrete regels gesteld, geïnspireerd op de ABF-methodiek. Deze beleidslijn heeft als doel om de open norm "dorpse sfeer" uit het omgevingsplan nader te concretiseren.


I. Algemene toetsregels 'dorpse sfeer'

Er is slechts sprake van een dorpse sfeer als ten minste wordt voldaan aan de volgende kenmerken:

  • a. naast wonen ook voorzieningen, functies en/of activiteiten gericht op bezoekers (zoals bedrijvigheid, lichte horeca en/of dagrecreatie) - anders dan wonen - zijn in het plangebied aanwezig;
  • b. binnen het plangebied is de gemiddelde dichtheid van woningen niet hoger dan 40 woningen per hectare;
  • c. groen en recreatie zijn aanwezig op loopafstand;
  • d. identiteitsdragers zoals de bomenlaan, een wandelpad langs het kanaal, betonelementen, gemeenschappelijke ruimten voor bewoners en bezoekers zijn aanwezig;
  • e. er bestaat een onderscheid tussen het deelgebied dorps compact woonmilieu (onder II) en het deelgebied dorps landelijk woonmilieu (onder III).

II. Aanvullende toetsregels 'dorps compact woonmilieu'

De volgende aanvullende eisen gelden voor het deelgebied dorps compact woonmilieu:

  • a. het dorps compact woonmilieu wordt in het plangebied ten zuiden van de 'zone bomenlaan' gerealiseerd en heeft een oppervlakte van maximaal 2,5 hectare;
  • b. binnen het deelgebied is de gemiddelde dichtheid 30 tot 40 woningen per hectare;
  • c. de maximale bouwhoogte van eengezinswoningen is 3 lagen;
  • d. de maximale bouwhoogte van gestapelde woningen is 4 lagen zonder kap; en op bijzondere plekken, en/of voor zover fungerend als geluidsafscherming ingeval het snelheidsregime op de Bazeldijk hoger is dan 30 km/h, 4 lagen met kap;
  • e. gestapelde woningen mogen alleen worden gebouwd als zij:
    • 1. direct langs het spoor zijn gelegen, of;
    • 2. als geluidsafscherming voor het gehele woongebied functioneren, of;
    • 3. op maximaal drie bijzondere plekken binnen het deelgebied zijn gelegen.
  • f. van bijzondere plekken is sprake als gebouwd wordt voor een community of een bijzonder gebouw dat bijdraagt aan de gewenste dorpse sfeer;
  • g. parkeren vindt, onverminderd het bepaalde in artikel 8 'Parkeren' van de planregels, plaats op straat of op eigen terrein;
  • h. er is variatie in woningtypen bestaande uit een aanbod van zowel vrijstaande, half vrijstaande, rijenwoningen als appartementen;
  • i. er is variatie in gevelaangezicht: geen blokken van woningen die allemaal hetzelfde aangezicht hebben wat betreft kleur en vorm; en
  • j. nieuwe gebouwen voor bedrijvigheid zijn niet voorzien van blinde gevels, maar hebben een raamoppervlak van minimaal 2 m² per gevel.


III. Aanvullende toetsregels 'dorps landelijk woonmilieu'

De volgende aanvullende eisen gelden voor het deelgebied dorpslandelijk woonmilieu:
het dorpslandelijk woonmilieu wordt in het plangebied ten noorden van de 'zone bomenlaan' gerealiseerd en heeft een oppervlakte van minimaal 7,5 hectare;

  • a. de inrichting van de tuinen bij de woningen draagt bij aan het groene karakter;
  • b. minimaal 10 kavels zijn zelfbouwkavels;
  • c. de maximale bouwhoogte is 2 lagen met kap of 3 lagen zonder kap;
  • d. gestapelde bouw is niet toegestaan;
  • e. parkeren vindt, onverminderd het bepaalde in artikel 8 'Parkeren' van de planregels, op eigen terrein of gezamenlijk plaats.