Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Hoendiep Westzijde 40 Briltil
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1969.WZBG21HERS1-VA01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan:
het Wijzigingsplan Hoendiep Westzijde 40 Briltil met identificatienummer NL.IMRO.1969.WZBG21HERS1-VA01 van de gemeente Westerkwartier;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden'
 
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5 aan-huis-verbonden beroep:
de uitoefening van een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, vastgesteldtechnisch, consumentverzorgend, ambachtelijk of hiermee gelijk te stellen gebied door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende aan- en uitbouwen kan worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft en waaronder in ieder geval niet wordt begrepen prostitutie en waarbij detailhandel slechts is toegestaan voor zover dit direct verband houdt met het aan huis verbonden beroep of bedrijf;
 
1.6 afhankelijke woonruimte
een tijdelijke zelfstandige woonruimte in (een deel van) een gebouw, waarin een tweede huishouden kan worden gevestigd uit het oogpunt van mantelzorg, welke tijdelijke woonruimte qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de (bedrijfs)woning en is gelegen binnen een bestemming die wonen mogelijk maakt. Bedrijfsgebouwen of andere gebouwen die niet ten dienste staan van een woonfunctie zijn hier niet onder begrepen;
 
1.7 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden van dieren;
 
1.8 agrarische nevenactiviteiten
aan de hoofdactiviteit ondergeschikte activiteiten die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen, zoals zorg, agrotoerisme, recreatie, kleinschalige energieopwekking of detailhandel in ter plaatse geproduceerde goederen;
 
1.9 ambacht
het bedrijfsmatig geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht;
 
1.10 archeologische verwachting:
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten;
 
1.11 archeologisch vooronderzoek:
locatiegericht bureauonderzoek, booronderzoek, geofysisch prospectieonderzoek, het graven van proefsleuven of een combinatie daarvan, verricht door een erkende partij of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);
 
1.12 archeologische waarden
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
 
1.13 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.14 bed & breakfast:
het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben, welk verblijf en ontbijt moeten plaatsvinden in de woning;
 
1.15 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
 
1.16 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
 
1.17 bestaand:
bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het vastgesteldbestemmingsplan;
 
1.18 bestaand bijgebouw:
een aanwezig bijgebouw dat is vergund of alsnog te vergunnen is of vergunningsvrij gebouwd kon worden;
 
1.19 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.20 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.21 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
 
1.22 bodemingrepen:
werken en werkzaamheden, genoemd in de archeologische dubbelbestemmingen, waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten;
 
1.23 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
1.24 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.25 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.26 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
 
1.27 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.28 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.29 cultuurgrond
grasland, akkerbouw- of tuinbouwgronden;
 
1.30 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
 
1.31 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, uitstallen, verkopen en/of leveren van goederen aan personen. Tot detailhandel wordt niet gerekend het te koop aanbieden, uitstallen, verkopen en/of leveren van goederen aan bedrijven of personen die die goederen gebruiken bij de uitoefening van een, al dan niet, aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
 
1.32 dienstverlening
het verlenen van diensten op het gebied van administratie, advies, financiën, informatietechnologie, bemiddeling, juridische zaken, (lichaams)verzorging, vastgesteldtechniek, medische zorg, therapie of daaraan gelijk te stellen terrein. De volgende bedrijven en/of instellingen worden in ieder geval gezien als dienstverlenende bedrijven en/of instelling: uitzend- en/of detacheringsbedrijven en uitleen- en/of verhuurbedrijven in kleinschalige roerende goederen, zoals video- of bibliotheken. Seksinrichtingen, uitleen- en/of verhuurbedrijven in grootschalige roerende goederen, zoals transportmiddelen, machines of werktuigen en reparatie- en/of herstelbedrijven, zoals een garagebedrijf, worden in ieder geval niet gezien als een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;
 
1.33 erker
bijbehorend bouwwerk in de vorm van een hoek- of rondvormige uitbouw van een hoofdgebouw;
 
1.34 evenement
een publieke activiteit bedoeld voor ontspanning en/of vermaak met een tijdelijk plaatsgebonden karakter, die plaatsvindt in de openlucht en/of in tijdelijke onderkomens. Onder een evenement vallen activiteiten op het gebied van commercie, cultuur, religie, recreatie, sport of daarmee gelijk te stellen activiteiten zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten en festivals;
 
1.35 garagebox
een niet voor bewoning of bedrijfsmatige activiteit bestemd gebouw, dat door zijn plaatsing, indeling en inrichting geschikt is als stalling voor ondermeer voertuigen;
 
1.36 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met meer dan twee wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.37 gebruiksmogelijkheden
de mogelijkheid om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
 
1.38 geluidsbelasting vanwege het wegverkeer
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
 
1.39 geluidsbelasting vanwege een spoorweg
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
 
1.40 geluidsgevoelige objecten
gebouwen bedoeld voor bewoning, andere geluidsgevoelige objecten of terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
 
1.41 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
 
1.42 gevoelige bestemmingen
Gebouwen, geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik voor:
  1. woningen;
  2. basisonderwijs, voortgezet onderwijs of overig onderwijs aan minderjarigen;
  3. kinderopvang;
  4. een verzorgingstehuis, verpleegtehuis of bejaardentehuis;
  5. een combinatie van functies als genoemd onder a, b, c, d;
1.43 glastuinbouw
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
 
1.44 grootschalige detailhandel
detailhandel met een bovenregionale functie en een vloeroppervlak van 1.500 m2 of meer per vestiging;
 
1.45 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
 
1.46 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt. Bedrijfsgebouwen groter dan 50 m2 en bedrijfswoningen worden in ieder geval als hoofdgebouw aangemerkt;
 
1.47 horecabedrijf
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
 
1.48 horeca van categorie 1
een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt en waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt, zoals restaurants, hotels en pensions en een horecabedrijf dat vooral is gericht op het overdag en 's avonds verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms, snackbars, cateraria's en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;
 
1.49 horeca van categorie 2
een horecabedrijf, waar meestal in hoofdzaak alcoholische dranken worden verstrekt en/of waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals cafés en bars;
 
1.50 horeca van categorie 3
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormt, zoals discotheken, dancings en nachtclubs;
 
1.51 horizontale diepte van een gebouw
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de voorgevel;
 
1.52 intensieve veehouderij
niet grondgebonden agrarisch bedrijf dat zelfstandig of als nevenactiviteit geheel of nagenoeg geheel in gebouwen varkens, pluimvee, vleeskalveren en pelsdieren houdt, met uitzondering van het biologisch houden van dieren overeenkomstig de landbouwkwaliteitswet;
 
1.53 kampeermiddel
een tent, een vouwwagen, een kampeerauto, of een caravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
 
1.54 kantine
een ruimte, behorende bij een maatschappelijke, recreatieve of sportvoorziening, waarbij de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken, primair ten behoeve van de gebruikers van die voorziening;
 
1.55 kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
 
1.56 kap
een dak onder een hoek van meer dan 5° met het horizontale vlak;
 
1.57 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
de in de bijlage bij deze regels opgenomen Lijst van bedrijfsactiviteiten (ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering VNG) onder categorie 1 en 2 vallende bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
 
1.58 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;
 
1.59 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen voor de openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
 
1.60 mantelzorg
geïndiceerde zorg die in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie;
 
1.61 minder zelfredzame personen
personen die bij een evacuatie individueel begeleid moeten worden;
 
1.62 nijverheid
bedrijfsactiviteiten gericht op reparatie/onderhoud, verhuur, op- en overslag en transport van goederen, op technische dienstverlening, op constructie, assemblage en bewerking/verwerking van producten en op hiermee naar de aard vergelijkbare bedrijfsactiviteiten;
 
1.63 objecten voor langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen
objecten waarbinnen groepen verminderd zelfredzame personen langdurig verblijven, zoals basisscholen, scholen voor bijzonder onderwijs, zorginstellingen, bejaardenhuizen, ziekenhuizen, kinderdagopvang, aanleunwoningen bij zorginstellingen of bejaardenhuizen, dagverblijfplaatsen voor verminderd zelfredzame personen (b.v. sociale werkvoorziening), cellencomplexen of daarmee vergelijkbare objecten, inclusief de daarbij behorende terreinen;
 
1.64 oeverstrook
een strook met een diepte van 5,00 meter vanaf de waterlijn, welke (tevens) dient als oever van het aangrenzende water;
 
1.65 overkapping
een bijbehorend bouwwerk, dat een voor menselijk toegankelijke overdekte ruimte vormt en geheel of gedeeltelijk is omsloten door ten hoogste twee wanden, zoals een carport;
 
1.66 peil
  1. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. voor bouwwerken geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het direct aansluitende terrein;
  4. indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijk te hanteren waterpeil (t.o.v. NAP);
  5. in afwijking van het gestelde onder a, b en c geldt voor een gebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - peil' het (maatgevende) peil, gelegen op 3,8 meter + NAP;
1.67 perceelgrens
de grens van een bouwperceel;
 
1.68 permanente ligplaats
het gebruik van de gronden als ligplaats voor vaartuigen voor een langere periode dan 4 aaneengesloten maanden. Het onderbreken van deze periode met een periode korter dan 2 maanden wordt niet als zodanig aangemerkt;
 
1.69 platte afdekking
een horizontale dakafdekking of een dakafdekking onder een hoek van maximaal 5° met het horizontale vlak;
 
1.70 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
 
1.71 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.72 recreatief nachtverblijf
kortdurend recreatief verblijf, door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfsplaats elders hebben;
 
1.73 richtafstanden voor milieubelastende activiteiten
afstanden tussen functies zoals genoemd in Bijlage 1;
 
1.74 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke, ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen, een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
 
1.75 rooilijn
de zijde van een bouwvlak die evenwijdig aan een nabijgelegen gevellijn ligt. Als op de verbeelding op een bouwperceel geen gevellijn is weergegeven, geldt de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak als rooilijn;
 
1.76 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een
seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.77 straat- en bebouwingsbeeld
de stedenbouwkundige waarde van een gebied die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing. De mate van samenhang wordt bepaald door de verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, de onderlinge verhouding tussen bebouwing op het gebied van bouwhoogte en breedte en de wijze waarop bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd zich tot elkaar verhoudt op het vlak van bouwvorm en ligging;
 
1.78 supermarkt
een detailhandelsbedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotsmiddelen en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een zelfbedieningszaak;
 
1.79 verbeelding
de digitale weergave met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;
 
1.80 verkeersveiligheid
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
 
1.81 voorgevel
de naar de gevellijn gekeerde gevel van een gebouw;
 
1.82 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
 
1.83 vuurwerkbedrijf
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van of de handel in vuurwerk c.q de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
 
1.84 de wet
de Wet ruimtelijke ordening (Wro);
 
1.85 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
 
1.86 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
 
1.87 woonhuis
een hoofdgebouw en de daarbij behorende aan- en uitbouwen gezamenlijk één woning omvattend;
 
1.88 woonschip
een zich op het water bevindend object, dat dient als woning;
 
1.89 woonsituatie
de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing. Bij de bepaling van de waarde wordt in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkomen of beperken van hinder;
 
1.90 woningvoorraad
het totale aantal bestaande koop- en huurwoningen in de gemeente Zuidhorn welke geschikt zijn voor bewoning inclusief woningen welke een conform daarvoor verleende omgevingsvergunning nog mogen worden gebouwd.
 
Voor zover in deze regels wordt gesproken over 'bevoegd gezag' wordt hier onder verstaan het college van burgemeester en wethouders tenzij een ander bestuursorgaan bevoegd gezag is op grond van het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht.
 
Voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere regelingen (wetten, verordeningen), dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden ten tijde van de terinzagelegging van het vastgesteldplan.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
1.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
1.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
1.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
1.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
1.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
1.6 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:
de kortste afstand vanaf enig punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens.
 
1.7. de ondergrondse bouwdiepte
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
 
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, koekoeken, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Wonen - 1
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  2. bijbehorende bouwwerken;
met daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  2. tuinen;
  3. erven;
  4. waterlopen.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  2. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het op het moment van terinzagelegging van het vastgesteldplan bestaande aantal, met dien verstande dat, voor zover op de verbeelding in een bouwvlak een maximum aantal wooneenheden is aangegeven, in dat bouwvlak ten hoogste dat aantal woningen extra gebouwd mag worden;
  3. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' uitsluitend bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd;
  4. een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  5. het aantal aaneen te bouwen woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal aaneen gebouwde woningen;
  6. de (voor)gevel van een hoofdgebouw moet in, of maximaal 2,00 meter achter, de rooilijn worden gebouwd;
  7. de horizontale diepte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 15,00 meter bedragen en de afstand tussen de achtergevel van een hoofdgebouw en de achterliggende grens van het bijbehorende bouwperceel mag niet minder dan 9,00 meter bedragen;
  8. de afstand van de niet-aangebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2,00 meter;
  9. een hoofdgebouw moet voor 80% van het oppervlak uitsluitend worden afgedekt met een kap, waarvan de dakhelling minimaal 30° en maximaal 60° bedraagt;
  10. in afwijking van het bepaalde onder i geldt ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' dat hoofdgebouwen uitsluitend plat mogen worden afgedekt;
  11. de goothoogte van een hoofdgebouw is maximaal 3,50 meter;
  12. de bouwhoogte van een hoofdgebouw is maximaal 8,50 meter
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. bijbehorende bouwwerken moeten minimaal 2,00 meter achter de rooilijn worden gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken is per bouwperceel maximaal 50 m², waarbij de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen niet meer mag bedragen dan 25 m2;
  4. in afwijking van het gestelde onder a en c mogen erkers vóór de rooilijn worden gebouwd mits een erker:
    1. maximaal 1,50 meter voor de rooilijn wordt gebouwd;
    2. over maximaal 60% van de voorgevel wordt gebouwd;
    3. een maximale oppervlakte heeft van 20 m²;
    4. op minimaal 1,00 meter afstand vanaf een zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, tenzij sprake is van twee aaneen te bouwen erkers voor twee afzonderlijke aaneengebouwde woonhuizen;
  5. de bouwhoogte van overkappingen is maximaal 3,00 meter;
  6. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, niet zijnde een overkapping, met een platte afdekking is maximaal 3,50 meter;
  7. indien een bijbehorend bouwwerk, niet zijnde een overkapping, wordt voorzien van een kap, mogen de goot- en de nokhoogte respectievelijk niet meer dan 3,50 meter en 6,00 meter bedragen, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  8. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 1,00 meter bedragen, behoudens bij plaatsing op deze perceelsgrens, met dien verstande dat de afstand tot de gebouwen op het naastgelegen perceel niet minder dan 1,00 meter mag bedragen, tenzij ze aaneen gebouwd worden.
3.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen is maximaal 2,00 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de rooilijn c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1,00 meter mag bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 6,00 meter.
3.2.4 Algemene bouwregels
Een bouwvlak mag voor maximaal 50% worden bebouwd.
 
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
 
kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. het bepaalde in 3.2.1 onder e en toestaan dat de horizontale diepte van een hoofdgebouw wordt vergroot en/of de afstand tussen de achtergevel van een hoofdgebouw en de achterliggende grens van het bijbehorende bouwperceel wordt verkleind tot niet minder dan 7,00 meter;
  2. het bepaalde in lid 3.2.1 onder f en toestaan dat de afstand van de nietaangebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens wordt verkleind tot niet meer dan 1,00 meter;
  3. het bepaalde in lid 3.2.1 onder g en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd tot 0° of wordt verhoogd tot maximaal 80°;
  4. het bepaalde in lid 3.2.1 onder h en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot niet meer dan 6,50 meter;
  5. het bepaalde in lid 3.2.1 onder i en toestaan dat de bouwhoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;
  6. het bepaalde in lid 3.2.2 onder a en toestaan dat bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak worden gebouwd;
  7. het bepaalde in lid 3.2.2 onder c en toestaan dat bijbehorende bouwwerken in, of op minder dan 2,00 meter achter, de rooilijn worden gebouwd;
  8. het bepaalde in lid 3.2.2 onder d en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot een oppervlakte van ten hoogste 75 m2, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen niet meer mag bedragen dan 50 m2.
  9. het bepaalde in lid 3.2.2 onder f en toestaan dat de maximale bouwhoogte van een overkapping wordt vergroot tot 3,50 meter;
  10. het bepaalde in lid 3.2.2 onder g en toestaan dat de maximale bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, geen overkapping zijnde, met een platte afdekking wordt vergroot tot 4,00 meter;
  11. het bepaalde in lid 3.2.2 onder h en toestaan dat de maximale goothoogte van een bijbehorend bouwwerk, geen overkapping zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 4,00 meter;
  12. het bepaalde in lid 3.2.2 onder h en toestaan dat de maximale bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk, geen overkapping zijnde wordt vergroot tot ten hoogste 7,00 meter;
  13. het bepaalde in lid 3.2.2 onder i en toestaan dat de afstand tussen gebouwen wordt verkleind tot minder dan 1,00 meter, met dien verstande dat voldoende mogelijkheid aanwezig blijft voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte;
  14. het bepaalde in lid 3.2.4 en toestaan dat een bouwvlak voor maximaal 80% wordt bebouwd.
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor een aan-huisverbonden beroep of bedrijf;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijfsmatige activiteiten anders dan een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  4. het gebruik van een woonhuis voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, zodanig dat:
    1. het bedrijfsvloeroppervlak voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de gebouwen op het bouwperceel;
    2. het bedrijfsvloeroppervlak voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf meer bedraagt dan 30% van de grondvloeroppervlakte van een woonhuis;
    3. het bedrijfsvloeroppervlak voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf meer bedraagt dan 50 m²;
    4. degene die de activiteit in het woonhuis uitvoert geen hoofdbewoner van het woonhuis is;
    5. de woonfunctie niet in overwegende mate behouden blijft;
    6. er detailhandel plaatsvindt, anders dan detailhandel die ondergeschikt is aan en verbonden is met het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
    7. de activiteiten qua aard, omvang en uitstraling niet passen in een woonomgeving;
    8. de activiteiten meldingsplichtig of vergunningsplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij aantoonbaar geen sprake zal zijn van overlast voor de (woon)omgeving;
    9. de verkeersaantrekkende werking van het beroep of bedrijf leidt tot verkeersoverlast in de omgeving en/of vereist dat er verkeersmaatregelen genomen moeten worden.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
 
kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. het bepaalde in 3.4 onder a en toestaan dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid schriftelijk wordt ingediend en uit de aanvraag de behoefte aan mantelzorg blijkt van de persoon of personen voor wie de mantelzorg is bedoeld;
    2. geen sprake is van zelfstandige bewoning;
    3. geen splitsing van eigendom van het betreffende bouwperceel plaatsvindt;
    4. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg de daarvoor aangewende oppervlakte niet als zelfstandige woning of bed-and-breakfastaccommodatie in gebruik wordt genomen.
3 Algemene regels
   
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 5 Algemene gebruiksregels
 
5.1 strijdig gebruik
 
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  2. het storten van puin en afvalstoffen;
  3. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  5. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor evenementen, festiviteiten en manifestaties, met dien verstande dat binnen de bestemmingen 'Groen', 'Maatschappelijk', 'Sport', 'Verkeer' en 'Water' het houden van evenementen, festivals en manifestaties wel is toegestaan, mits, voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift een vergunning of ontheffing voor noodzakelijk is, deze is verleend.
5.2 specifiek toegestaan gebruik
 
Het is toegestaan om een gedeelte van een (bedrijfs)woning of woonschip in te richten als afhankelijke woonruimte. Het inrichten als afhankelijke woonruimte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken of een gebouw behorende bij een woonschip, wordt hier niet onder verstaan.
 
Artikel 6 Algemene aanduidingsregels
 
6.1 Vrijwaringszone - straalpad
  1. De voor 'Vrijwaringszone - straalpad' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede aangewezen voor de handhaving van een straalpad voor de telecommunicatie;
  2. Ten behoeve van het bepaalde onder a, mogen bouwwerken hoger dan 25,00 meter niet worden gebouwd, met uitzondering van zend- en ontvangstinstallaties.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
 
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
 
kunnen burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van bepaalde bepalingen in dit bestemmingsplan:
  1. in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'Wro zone - ontheffingsgebied' gebouwen worden gebouwd voor sportdoeleinden, met inachtneming van de volgende regels:
    1. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt maximaal 4.500 m2;
    2. de maximale bouwhoogte bedraagt 12 meter;
    3. er dient voldoende parkeergelegenheid in de directe omgeving van de sporthal te worden gerealiseerd;
    4. er vooraf ecologisch onderzoek is uitgevoerd;
  2. van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot maximaal 10 % van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat de bouwhoogte van reclamemasten maximaal 6,00 meter mag bedragen;
  3. voor de wijziging van het beloop of het profiel van wegen en/of de aansluiting van wegen onderling indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geven;
  4. voor overschrijdingen van de bouw- en of maatvoeringsgrenzen:
    1. indien een meetverschil of de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
    2. voor stoepen, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, terrassen, erkers, balkons, luifels, hijsinrichtingen, lift- en trappenhuizen, koekoeken, evenals naar de aard vergelijkbare delen van bouwwerken;
  5. van het bepaalde over de maximale goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen en toestaan dat de aangegeven goot- en/of bouwhoogte wordt overschreden met maximaal 3,50 meter met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 11,00 meter;
    2. deze afwijking niet van toepassing is op het gebied ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie';
  6. van het bepaalde over de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen wordt verhoogd voor plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen;
  7. voor het oprichten van reclame-uitingen tot een maximale hoogte van 6,00 meter;
  8. voor het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals vlaggenmasten, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen;
  9. voor het oprichten van masten voor alarmsirenes en/of antennemasten die ten dienste staan van mobiele telecommunicatie met bijbehorende bouwwerken voor deze sirenes en masten, mits het hoogste punt van de mast niet hoger is dan 40,00 meter;
  10. voor het bouwen, uitbreiden, veranderen of vernieuwen van milieuvoorzieningen van algemeen belang, zoals riolering, bergbezinkbassins of centrale voorzieningen voor afvalinzameling;
  11. voor het oprichten van bouwwerken voor openbare nutsvoorzieningen, het openbaar vervoer en het wegverkeer, zoals electriciteitsgebouwen, gemalen, gasdrukregel- en meetstations of wachtruimtes, tot een maximum oppervlakte van 25 m2;
  12. voor het oprichten van niet voor bewoning bestemde gebouwen voor zakelijke doeleinden in de openbare ruimte die dienen ter ondersteuning van de functie van deze ruimte, zoals kiosken en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen gebouwen, met een maximale inhoud van 50 m3.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
 
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het Wijzigingsplan Hoendiep Westzijde 40 Briltil.