direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Ruimtelijke onderbouwing Kerkstraat 17a-19 Winsum
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1po01-VS01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De aanleiding voor het opstellen van het voorliggende ruimtelijke onderbouwing vormt het voornemen om aan de Kerkstraat 17a- 19 een complex met 15 appartementen te realiseren.

1.2 Ligging besluitgebied

Het besluitgebied ligt in het dorp Winsum in de gemeente Het Hogeland, ten zuiden van het Winsumerdiep en ten westen van de spoorlijn Sauwerd - Eemshaven. Het betreft de voormalige Opel garage. De navolgende luchtfoto geeft een beeld van de globale ligging van het besluitgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1po01-VS01_0001.png"

Luchtfoto van het besluitgebied en de omgeving, het besluitgebied is globaal gesitueerd binnen de rode lijnen (Bron: Google Earth)

1.3 Vigerende bestemmingsplan

Het besluitgebied maakt deel uit van het geldende bestemmingsplan Winsum Dorp (vastgesteld door de gemeenteraad op 28 september 2010). In dit bestemmingsplan heeft het besluitgebied de bestemming Bedrijf - 2 en de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2. Tevens is het perceel voorzien van een bouwvlak en een maatvoering voor het garagebedrijf. Op grond van het geldende bestemmingsplan, kan niet worden meegewerkt aan het realiseren van een complex met 15 appartementen, hierom is de voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgesteld.

1.4 Leeswijzer

De ruimtelijke onderbouwing is als volgt opgebouwd. In het volgende hoofdstuk worden de bestaande en de toekomstige situatie in het besluitgebied beschreven. Hoofdstuk 3 gaat in op het relevante beleid van de provincie Groningen en de gemeente Het Hogeland. In hoofdstuk 4 komen de uitgevoerde onderzoeken aan de orde. De onderwerpen die in dit hoofdstuk worden behandeld, zijn milieuzonering, bodem, water, wegverkeerslawaai, luchtkwaliteit, externe veiligheid, archeologie en ecologie. Hierna wordt in hoofdstuk 5 de juridische vormgeving behandeld. In de laatste twee hoofdstukken wordt achtereenvolgens ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Begrenzing besluitgebied

Het besluitgebied ligt aan de Kerkstraat, welke eveneens de begrenzing vormt aan de zuid- en westzijde. De noordelijke grens van het besluitgebied wordt gevormd door bebouwing aan de Trekweg naar Onderdendam. Aan de oostzijde ligt de spoorlijn Sauwerd - Eemshaven. De navolgende luchtfoto geeft een beeld van de begrenzing van het besluitgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1po01-VS01_0002.png"

Luchtfoto van het besluitgebied en de omgeving, het gebied is gesitueerd binnen de rode lijnen (Bron: Google Earth)

Bebouwing

In het besluitgebied is een Opel garage gevestigd. De bebouwing ten behoeve van de autogarage bestaan uit een dienstwoning, werkplaats en een showroom.

Ontsluiting en verharding

Het besluitgebied heeft twee ontsluitingen op de Kerkstraat. Nagenoeg het gehele terrein tussen de bebouwing en de Kerkstraat is voorzien van erfverharding.

Groen- en waterstructuur

Aan de oostelijke zijde van het besluitgebied ligt een wandelpad en een groenstrook bestaande uit gras en enkele bomen. Er zijn momenteel geen watergangen aanwezig.

Omgeving besluitgebied

Kerkstraat 17a-19 vormt een bijzondere plek als afsluiter van het stedenbouwkundige geheel van de Trekweg naar Onderdendam. Tegelijkertijd is het een zichtlocatie aan het einde van de Borgweg. De locatie ligt op een steenworp afstand van zowel het centrum (via de Havenstraat of Jeneverbrug) en het treinstation. In de nabijheid van het besluitgebied staan zowel vrijstaande als aaneen gebouwde woningen. Ten westen is een restaurant en ten noorden van het besluitgebied zijn twee bedrijven aanwezig.

2.2 Toekomstige situatie

Bebouwing en gebruik

In de toekomstige situatie wordt alle bestaande bebouwing (woning, werkplaats en showroom) gesloopt.

Op het perceel wordt een complex van drie gebouwen gerealiseerd met in totaal 15 appartementen. De gebouwen hebben allen twee verdiepingen. Het bouwplan is voorgelegd aan de Welstandscommissie en akkoord bevonden. Navolgende afbeeldingen geven een impressie van het appartementencomplex en de situering binnen het besluitgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1po01-VS01_0003.jpg" Afbeelding zuidgevel (Bron: Jacob Veltman architect)

Parkeren en ontsluiting

Het plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van 15 appartementen. Op basis van de CROW-publicatie 381 (2018) is de parkeerkencijfer van appartementen (koop - segment midden) in niet stedelijk gebied - rest bebouwde kom - bepaald op minimaal 1,5 per woning. Hiermee moeten er minimaal 22,5 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. In dit parkeerkencijfer is tevens een aandeel bezoekers (0.3 per persoon per woning) opgenomen. Aan de achterzijde van het appartementencomplex worden 23 parkeerplaatsen gerealiseerd. Gezien de goede korte verbindingen langzaam verkeer naar het centrum en de direct ligging bij het treinstation en busstation (met haar P+R) is het mogelijk om de minimale norm parkeerkencijfer toe te passen binnen het besluitgebied.

Het parkeerterrein krijgt een ontsluiting aan de zuidzijde van het appartementencomplex, op de Kerkstraat. De ontsluiting wordt gerealiseerd tussen twee complexen.

Daarnaast wordt het besluitgebied goed ontsloten voor voetgangers richting de doorgaande weg en de Parkeer en Reisvoorziening (P+R).

Navolgende afbeelding geeft een impressie van de situering van het appartementencomplex, de parkeerplaatsen en de ontsluiting in het besluitgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1po01-VS01_0004.png"

Afbeelding situering appartementencomplex en parkeerplaatsen (Bron: Jacob Veltman architect)

Bezonning en zicht

Door Wieringa molenbouwadvies is een visualisatie van de bezonning en een impressie van het zicht van de huidige en toekomstige situatie opgesteld, beide onderzoeken zijn opgenomen in de bijlagen.

In de rapportage van de visualisatie is de bezonning te zien van de te realiseren appartementen in het besluitgebied. Bij de visualisatie is uitgegaan van de bestaande en gewijzigde situatie en zijn de volgende dagen gehanteerd:
- 21 maart: de dag dat de zon op 'half' staat, namelijk precies tussen de stand van 22 december en 21 juni in (zomertijd);
- 21 juni: de dag dat de zon het hoogst staat;
- 23 september: de dag dat de zon op 'half' staat, namelijk precies tussen de stand van 21 juni en 22 december in (wintertijd).
- 22 december: de dag dat de zon het laagst staat;

De tijdstippen: 9.00 uur, 12.00 uur, 15.00 uur, 18.00 uur zijn gehanteerd. Op 21 december is 18.00 uur niet relevant, omdat de zon dan al onder is. In juni is 20.00 uur ook relevant.

Geconcludeerd wordt dat vermindering van zonlicht of schaduwwerking niet in zodanige mate optreedt voor de woningen aan de noordzijde van het besluitgebied.

Zicht

Het meest westelijke gebouw komt ten opzichte van de huidige bebouwing iets westelijker. Ten aanzien van de woning aan Trekweg aan Onderdendam is een verkennende visualisatie uitgevoerd. Hieruit blijkt hoe en in welke mate het uitzicht zal kunnen veranderen. Uit de visualisatie blijkt dat het uitzicht niet in aanmerkelijke mate wijzigt.

Groen- en waterstructuur

Het gebied rondom de woningen wordt groen ingericht. Daarbij is de wens om de buitenruimte tevens beweegvriendelijk in te richten.

In het besluitgebied worden geen waterstructuren aangelegd. De bestaande waterloop aan de noordelijke rand van het besluitgebied en de spoorsloot worden gehandhaafd.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Provinciaal beleid

3.1.1 Provinciaal Omgevingsplan en Omgevingsverordening

De provincie Groningen heeft op 1 juni 2016 de Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020 vastgesteld. De Omgevingsvisie is door vertaald naar een verordening, voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De Omgevingsverordening is op 1 juni 2016 door Provinciale Staten vastgesteld. Op 6 februari 2019 hebben Provinciale Staten van Groningen besloten de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening op een aantal punten te wijzigen. Deze wijzigingen hebben geen invloed op voorliggend voornemen.

Wonen

Ten aanzien van het thema wonen is het de ambitie van de provincie om een hoge leefkwaliteit te realiseren voor alle bewoners van de provincie met voldoende aanbod en kwaliteit van woningen, een aantrekkelijke woon- en werkomgeving en goed bereikbare voorzieningen. De provincie geeft hierbij aan dat bewoners steeds vaker zelf plannen ontwikkelen voor hun leefomgeving, bijvoorbeeld in de vorm van buurt- en dorpsvisies. De provincie hecht veel waarde aan deze plannen.

In artikel 2.15.1 van de Omgevingsverordening is opgenomen dat plannen alleen kunnen voorzien in de bouw van nieuwe woningen als die woningbouwmogelijkheden passen in een gemeentelijke woonvisie waarover overeenstemming is bereikt met de provincie en met de regio waar de betreffende gemeente deel van uitmaakt, dan wel - bij het ontbreken van een dergelijke regionaal samenwerkingsverband - met de Groninger buurgemeenten van de betreffende gemeente.

Bij het woningbouwbeleid valt de gemeente Het Hogeland onder de regio Groningen-Assen. In Regio Groningen-Assen hebben de gemeenten hun plannen voor woonlocaties en bedrijventerreinen aangepast aan de veranderde vraag. De afspraken hierover zijn vastgelegd in een Regionaal Instemmingsmodel.

Bescherming beeldbepalende en/of karakteristieke gebouwen

In artikel 2.9.1 van de geconsolideerde Omgevingsverordening februari 2019 is de bescherming van beeldbepalende en/of kararkteristieke gebouwen opgenomen. ln artikel 2.9.1 van de verordening is bepaald dat een bestemmingsplan een verbod dient te bevatten om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een karakteristiek gebouw geheel of gedeeltelijk te slopen. Tot het tijdstip dat een bestemmingsplan in overeenstemming is gebracht met artikel 2.9.1 van de verordening is het op grond van artikel 2.9.2 eerste lid, van de verordening verboden om een gebouw dat gelegen is binnen het aardbevingsgebied te slopen. Dit verbod betreft een rechtstreeks werkende regel als bedoeld in artikel 4.1 derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.

Voor het grondgebied van de voormalige gemeente Winsum is geen bestemmingsplan vastgesteld dat
voldoet aan artikel 2.9.1 van de verordening. Het grondgebied van de voormalige gemeente Winsum is gelegen binnen het aardbevingsgebied. Dat betekent dat de in artikel 2.9.2 eerste lid, opgenomen rechtstreeks werkende regel (sloopverbod) in dit geval van toepassing is.

ln artikel 2.1 eerste lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is bepaald dat
het zonder omgevingsvergunning verboden is om een project uit te voeren dat in strijd is met een
rechtstreeks werkende regel. Op grond van artikel 2.12 eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan een dergelijke omgevingsvergunning slechts worden verleend voor zover de betrokken regels afwijking daarvan toestaan. ln artikel 2.9.2 derde lid, van de verordening is bepaald dat - in afwijking van het in het eerste lid van dit artikel opgenomen sloopverbod - voor het geheel of gedeeltelijk slopen van een karakteristiek gebouw een omgevingsvergunning kan worden verleend als deugdelijk wordt onderbouwd dat vergunningverlening in overeenstemming is met de in voorbereiding zijnde bestemmingsplanregels als bedoeld in artikel 2.9.1 van de verordening.


Voor het grondgebied van de voormalige gemeente Winsum is een bestemmingsplan gebouwd erfgoed in voorbereiding. ln dit bestemmingsplan zal een sloopvergunningenstelsel worden opgenomen voor karakteristieke gebouwen. Een vergunning kan daarbij worden verleend als:

a. sprake is van een algemeen belang waarvoor (delen van) het gebouw moet wijken; of
b. wordt aangetoond dat zinvol (her)gebruik van het gebouw overeenkomstig de geldende bestemming of een andere, uit een oogpunt van een goede fysieke leefomgeving, passende bestemming objectief gezien niet mogelik is en het belang van de vergunningaanvrager bij sloop van het gebouw in redelijkheid dient te prevaleren boven het cultuurhistorisch belang bij behoud ervan. De aanvrager van een omgevingsvergunning dient daartoe een rapport van een onafhankelike deskundÍge te overleggen, dat ingaat op:
1 . de bouwkundige en gebruikstechnische staat van het gebouw;
2. de mate waarin het gebouw geschikt is of door het treffen van voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor zinvol (her)gebruik overeenkomstig de geldende bestemmíng of een andere, uit het oogpunt van een goede fysieke leefomgeving, passende bestemming; of
c. de karakteristieken van het gebouw niet langer aanwezig zijn en alleen met ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kunnen worden hersteld; of
d. het delen van een gebouw betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt; of

e. het delen van een gebouw betreft die wel als karakteristiek zijn aan te merken, maar deze delen worden vervangen door gelijkwaardige karakteristieke delen.

Op grond van artikel 6.6 eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht kan een omgevingsvergunning, waarbij wordt afgeweken van regels krachtens artikel 4.1 derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, niet worden verleend dan nadat Gedeputeerde Staten (GS) hebben verklaard daartegen geen bedenkingen te hebben.
ln dat kader dient door GS te worden beoordeeld of de voorgenomen sloop van het karakteristieke gebouw in overeenstemming is met de in artikel 2.9.2 derde lid, van de verordening opgenomen regel over afwijking van het in het eerste lid van het artikel opgenomen sloopverbod.

In de paragraaf Cultuurhistorie wordt nader ingegaan op de beoordeling.

3.2 Gemeentelijk beleid

3.2.1 Bestemmingsplan Winsum Dorp

Zoals in hoofdstuk 1 al is aangegeven, maakt het besluitgebied deel uit van het vigerende bestemmingsplan Winsum Dorp (vastgesteld door de gemeenteraad op 28 september 2010). In dit bestemmingsplan heeft het besluitgebied de bestemming Bedrijf - 2 en de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2. Tevens is het perceel voorzien van een bouwvlak en een maatvoering voor het garagebedrijf. Op grond van het geldende bestemmingsplan, kan niet worden meegewerkt aan het realiseren van een complex met 15 appartementen.

3.2.2 Structuurvisie Winsum

De structuurvisie Winsum vervangt de toekomstvisie uit 2003, 'De Schatkamer van het Noorden' en tevens de visie voor het dorp Winsum uit 2004. De structuurvisie richt zich op het in stand houden van belangrijke kernkwaliteiten en het inzetten van deze kwaliteiten. Zo kunnen toekomstige kansen worden benut. De structuurvisie geeft een beeld hoe de gemeente er in 2025 uit kan zien.

Ten aanzien van het wonen is in de structuurvisie opgenomen dat uitbreidingen op een schaal zoals die in 2004 waren voorzien aan de noordoostzijde van Winsum er niet zullen komen. De behoefte aan nieuwe uitbreidingslocaties is beperkter dan verwacht. Hiermee verschuift het accent van uitbreiding naar inbreiding en naar de onderlinge relaties en inbedding van nieuwe ontwikkelingen in de bestaande structuur.

De bouw van het appartementencomplex vindt plaats in de kern van Winsum (inbreiding). Hiermee passen de ontwikkelingen binnen de Structuurvisie Winsum.

3.2.3 Woonvisie

De gemeente Winsum heeft in december 2013 de Woonvisie Winsum heeft het! vastgesteld. Hierin is weergegeven dat de voormalige gemeente een bijzondere positie bekleedt in de provincie Groningen. Vanuit de stad Groningen trekt de gemeente sinds jaar en dag gezinnen met kinderen. Zij vinden in de gemeente ruimte, goede bereikbaarheid, woongenot en een uniek landschap voor een goede prijs, zowel in het levendige dorp Winsum als in de fraaie (wierde)dorpen. Met die toestroom wordt de structurele uitstroom van jongeren grotendeels gecompenseerd. Vanaf het Wad trekt de gemeente structuurreel 40-plussers uit buurgemeenten, met name uit De Marne. Deze mensen verhuizen vanwege voorzieningen en goede bereikbaarheid. Door deze aantrekkingskracht op de stad en het Wad behoudt de gemeente een mix van leeftijdsgroepen. Dat is goed voor de leefbaarheid.

De gemeente heeft kansen om ook de komende jaren van haar sterke regionale profiel te profiteren. Toch is de sterke positie van de gemeente niet vanzelfsprekend. Om inwoners te blijven binden en aan te trekken, moet de gemeente een uitgebalanceerd plan hebben. Dat vereist niet alleen goede woningen, maar een sterk totaalpakket voor de leefomgeving, voor jong en oud, rijk en arm.

De gemeente wil derhalve met deze woonvisie inspelen op de kansen en opgaven van de komende jaren. In de nieuwe woonvisie wil de gemeente richting geven aan:

  • behoud van leefbaarheid in dorpen en buurten;
  • een goed pakket aan wonen, welzijn en zorg(diensten);
  • plannen voor bouw, renovatie en sloop; een samenhangend pakket;
  • keuzevrijheid in het wonen voor (met name) lagere inkomstengroepen.

De woonvisie is een flexibel document. De visie heeft daarom de volgende opzet:

  • op hoofdlijnen stelt deze woonvisie het beleid tot 2020 vast, op basis van grote ontwikkelingen en trends, zoals vergrijzing, ontgroening, scheiden van wonen en zorg, grotere nadruk op wensen en initiatieven van bewoners zelf. Dit zijn keuzes die ongeacht de marktontwikkelingen een grote rol spelen;
  • voor de eerste jaren wordt ingespeeld op de mogelijkheden die er zijn binnen de marktcrisis;
  • voor de tweede helft van dit decennium geldt deze woonvisie als leidraad voor ontwikkelingen. Op basis van de behoefte van dat moment worden dan de hooflijnen van deze visie preciezer uitgewerkt in vraag-gerichte plannen. Dat kan alleen door nu flexibel te blijven en dan informatie te verzamelen over de behoefte, met actuele cijfers en gesprekken met professionals en bewoners.

De woonvisie kan tot slot worden gebruikt als afwegingskader bij nieuwe initiatieven.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

4.1 Milieuzonering

Milieuaspecten worden weliswaar geregeld via de daartoe geëigende wetgeving, maar daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, dient met deze aspecten rekening te worden gehouden. Het gaat dan met name om de situering van woningen ten opzichte van milieuhinderlijke inrichtingen.

Bedrijven en milieuzonering

Om te bepalen welke afstanden dienen te worden aangehouden, is de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) geraadpleegd. Voor een scala aan milieubelastende activiteiten zijn richtafstanden aangegeven ten opzichte van een rustige wijk. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kan gemotiveerd een kleinere afstandrichtlijn worden aangehouden, omdat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting aanwezig is.

Onderzoek

Onderzocht is of in de directe omgeving van het besluitgebied bedrijvigheid aanwezig is. In het vigerende bestemmingsplan Winsum Dorp is opgenomen dat ten westen van het besluitgebied een restaurant vallend onder de horeca bestemming en ten noorden van het besluitgebied een bedrijfsbestemming ligt. Ten oosten van het besluitgebied ligt een spoorlijn. Vanwege de aanwezige bedrijvigheid en de spoorlijn in de nabijheid van het besluitgebied, is er sprake van een gemengd gebied. Hierdoor is het mogelijk een kleinere afstandsrichtlijn te hanteren.

Het bestemmingsplan Winsum Dorp geeft aan dat ten behoeve van de bestemming Horeca, een complementair daghorecabedrijf; een restaurant en/of bar (geen discotheek en/of nachtclub) gevestigd mag zijn. De VNG brochure geeft het horecabedrijf een grootste afstand van 10 meter. Het besluitgebied ligt op circa 40 meter van het horecabedrijf. Hierdoor treden er geen belemmeringen op ten aanzien van de ontwikkelingen in het besluitgebied.

Ten noord-oosten van het besluitgebied ligt een bedrijfsbestemming (Bedrijf - 2). Binnen deze bestemming kunnen enkel bedrijven zich vestigen die vallen in de categorieën 1 en 2 (die zijn opgenomen in bijlage 1 van het vigerende bestemmingsplan). Bedrijven in deze categorieën hebben een grootste afstand van 30 meter. Bij het aanhouden van een kleinere richtafstand, geldt een afstand van 10 meter. Het bouwvlak van Trekweg naar Onderdendam 5 ligt op een afstand groter dan 30 meter van de bebouwing in het besluitgebied. Hierdoor treden er geen belemmeringen op ten aanzien van de ontwikkelingen in het besluitgebied.

4.2 Bodem

Op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) treedt een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk niet eerder in werking dan nadat is vastgesteld dat er geen sprake is van een ernstige bodemverontreiniging, ofwel wanneer er saneringsmaatregelen zijn uitgevoerd.

Tankstation (1999-2000)

  • Onderzoek

In het besluitgebied was een tankstation aanwezig. De tanks zijn verwijderd op 26 april 1999. Na het verwijderen van de tanks heeft een grondsanering en een grondwatersanering plaatsgevonden. De grondsanering is uitgevoerd in de periode 25 april t/m 3 mei 1999. De grondwatersanering is gestart op 29 april 1999 en beëindigd op 30 juni 1999. De resultaten van beide saneringen zijn opgenomen in het "Evaluatierapport van de sanering van het voormalig tankstation aan de Kerkstraat 19 te Winsum (projectcode 2001 - order 10785.0)', zoals opgenomen in de bijlagen.

De provincie Groningen heeft bij schrijven van 15 maart 2000 kenbaar gemaakt aan de voormalige gemeente Winsum en initiatiefnemers dat de gepresenteerde gegevens een goed beeld van de uitgevoerde sanering en het bereikte eindsituatie geven. Gelet op de uitgangspunten van het saneringsplan en de gegeven omstandigheden is de sanering afdoende uitgevoerd. Uit het evaluatierapport blijkt dat na de sanering nog licht verhoogde gehalten aan minerale olie en aromaten gemeten zijn. Deze leiden echter niet tot beperkingen van het terreingebruik.

Verkennend bodemonderzoek

Anteagroup heeft voor de ontwikkeling een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (projectnummer 436770 - 31 januari 2019). Met het onderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vastgesteld. De volgende conclusies en aanbevelingen zijn opgenomen in het onderzoek.

In het besluitgebied zijn een aantal aandachtsgebieden, te weten de verontreiniging met zink en lood in de bovengrond bij boring 1en 15 en de aanwezigheid van asbest in gat 17 (boven de interventiewaarde). Ten aanzien van de verontreiniging met zink en lood in de bovengrond bij boring 1 en 15 wordt verwacht dat ter plaatse sprake is van een relatief beperkte verontreiniging. Indien echter grondverzet ter plaatse gaat plaatsvinden dient met hier wel rekening mee te houden. Mogelijk kan een afperkend onderzoek meer duidelijkheid geven over de exacte omvang en uitsluitsel geven over welke maatregelen nodig zijn voor grondverzet ter plaatse (al dan geen BUS procedure).

Ook voor de sterk verhoogde waarde van asbest in gat 17 wordt verwacht dat sprake is van een relatief beperkte verontreiniging. De grond is ter plaatse echter wel als asbestverdacht / asbest verontreinigd aan te merken. Ook hiermee dient bij grondverzet rekening te worden houden.

Geadviseerd wordt het rapport te overleggen aan het bevoegde gezag en in relatie tot de ontwikkelingsplannen de vervolgstappen vast te stellen.

4.3 Water

Artikel 3.1.6 in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat er in ruimtelijke plannen een waterparagraaf moet worden opgenomen. In de toelichting moet worden aangegeven op welke wijze er rekening is gehouden met de waterhuishoudkundige situatie, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'. Het besluitgebied valt onder het Waterschap Noorderzijlvest.

Waterbeleid

Het beleid van waterschap Noorderzijlvest is verwoord in het Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 en in de Notitie Water en Ruimte 2013

Watertoets

De watertoets heeft op 20 december 2018 plaatsgevonden door het invullen van de digitale watertoets. De vragenlijst is volledig ingevuld. Het resultaat van het invullen van de digitale watertoets is dat de waterhuishoudkundige aspecten voldoende belicht zijn. Bij het invullen van de watertoets zijn geen kaartlagen geraakt.

Toename verhard oppervlak

Door toename van verhard oppervlak stroomt regenwater, zonder extramaatregelen, sneller af richting oppervlaktewater, waardoor piekwaterstanden en afvoeren toenemen. Dit kan leiden tot wateroverlast. Bij een toename van het verhard oppervlak met meer dan 750 m2, is compensatie door aanleg van waterberging een vereiste.

In de toekomstige situatie wordt het verhard oppervlak minder dan reeds aanwezig in de huidige situatie. Hierdoor hoeft er geen compensatie plaats te vinden in het besluitgebied.

Grondwater

Bij nieuwe ontwikkelingen adviseert het waterschap een minimale drooglegging voor woningen (met kruipruimte) van 1,30 meter. Bij kruipruimteloos bouwen kan een kleinere drooglegging toegepast worden (1 meter).

Riolering

In het besluitgebied wordt via een (verbeterd) gescheiden stelsel, hemelwater afgevoerd naar oppervlaktewater Het beleid van waterschap en gemeente is dat afvalwater en schoon hemelwater gescheiden moeten worden afgevoerd. Als er mogelijkheden zijn om het hemelwater rechtstreeks naar aanwezig oppervlaktewater af te voeren, heeft dat voorkeur. Het hemelwater zal worden afgevoerd naar de spoorsloot, ten noord-oosten van het besluitgebied. Deze spoorsloot staat in verbinding met het Winsumerdiep. Het waterschap kan nadere eisen stellen om het ontvangende oppervlaktewater daarvoor geschikt te maken.

Afstemming met de gemeente is nodig voor het afvoeren van afvalwater naar de riolering.

Conclusie

Op basis van de digitale watertoets geeft het waterschap Noorderzijlvest, mits aan de uitgangspunten wordt voldaan een positief wateradvies

De waterparagraaf is opgenomen in de bijlagen.

4.4 Wet geluidhinder

Het plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van woningen. De Wet geluidhinder beschouwt een woning als een geluidgevoelig gebouw.

Voor het voornemen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd met betrekking tot de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai van de Kerkstraat en de Trekweg naar Onderdendam en spoorweglawaai vanwege traject 151 op de te realiseren appartementen in het kader van de ruimtelijke onderbouwing Kerkstraat 17a-19 te Winsum, het volledige akoestische rapport is opgenomen in bijlage 10.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de appartementen voldoen aan de wettelijke eisen wat betreft het spoorweg- en wegverkeerslawaai vanwege Kerkstraat en Trekweg naar Onderdendam en het traject 151, en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

4.5 Luchtkwaliteit

Regelgeving

Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben'.

NSL/NIBM

Op 15 november 2007 is dit deel van de Wet milieubeheer in werking getreden.

Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben'.

Ruimtelijke onderbouwing

Het plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van 15 appartementen. Op basis van de CROW-publicatie 381 (2018) is de ritproductie van appartementen in matig stedelijk gebied bepaald op zes ritten per etmaal (weekdaggemiddelde) (uitgaande van het gemiddelde aantal ritten per sector). De totale ritproductie bedraagt derhalve 90 ritten. Door de beëindiging van het garagebedrijf zal de toename van het aantal ritten in werkelijkheid minder bedragen.

NIBM-tool

Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft VROM in samenwerking met InfoMil de nibm-tool 2018 ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1po01-VS01_0005.png"

Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project.

Achtergrondniveaus

Hoewel geconstateerd is dat het project een zogenaamd nibm-project betreft, dient ook te worden bezien of de luchtkwaliteit in het besluitgebied niet zodanig is dat de normen voor een goed woonklimaat worden overschreden.

Daartoe is gebruik gemaakt van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland. Het RIVM produceert deze kaarten jaarlijks. De kaarten geven een beeld van de luchtkwaliteit in Nederland en betreffen zowel recente als toekomstige jaren. Per kilometervak worden de concentraties voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen weergegeven waarvoor Europese regelgeving bestaat. De kaarten op deze website hebben een juridisch-formele status.

De meest relevante luchtkwaliteitseisen voor ruimtelijke plannen betreffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) uit de wet zijn opgenomen in de navolgende tabel.

Grenswaarden luchtconcentraties NO2 en PM10

Luchtconcentratie   Norm  
NO2    
jaargemiddelde concentratie   40 µg/m3  
PM10    
jaargemiddelde concentratie   40 µg/m3  

Getoetst dient te worden aan de norm voor NO2 per 1 januari 2015. Vanaf die datum moet blijvend aan de norm van NO2 worden voldaan.

Per 21 juni 2011 moet aan de grenswaarden voor fijn stof worden voldaan.

Uit de Grootschalige Concentratiekaarten blijkt dat in het besluitgebied de volgende achtergrondniveaus zijn gemeten en worden verwacht voor NO2 en PM10.

Achtergrondniveaus luchtkwaliteit

Stof   2010   2015   2020  
       
PM10   20,5 µg/m3   18,5 µg/m3   17,7 µg/m3  
NO2   10,7 µg/m3   10,9 µg/m3   9,4 µg/m3  

Conclusies

Uit de gemeten en berekende achtergrondniveaus blijkt dat deze ruim onder de wettelijke normen blijven. Daarnaast is geconcludeerd dat het een nibm-project betreft. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.

4.6 Externe veiligheid

4.6.1 Inrichtingen

Regelgeving

Op 13 februari 2009 is het gewijzigde Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Dit besluit geeft voorwaarden voor nieuwe en bestaande situaties ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van inrichtingen waarin bepaalde gevaarlijke stoffen worden gebruikt, opgeslagen of geproduceerd.

Onderzoek

Om te bepalen of in de nabijheid van het besluitgebied risicovolle inrichtingen aanwezig zijn die de ontwikkelingen in het besluitgebied belemmeren, is de risicokaart van de provincie Groningen geraadpleegd.

Uit de risicokaart blijkt dat er in de nabijheid van het besluitgebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Hierdoor treden er geen belemmeringen op voor de ontwikkelingen in het besluitgebied.

4.6.2 Vervoer van gevaarlijke stoffen

Regelgeving

Het thema vervoer van gevaarlijke stoffen kan worden onderverdeeld in wegen, spoor en water. Net als bij inrichtingen gelden voor het bepalen van de externe veiligheidssituatie het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) is op 1 april 2015 in werking getreden. Het Besluit stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd. Daarmee wordt de opdracht aan het bevoegd gezag voor ruimtelijke besluiten nadrukkelijk vastgelegd om rekening te houden met de risico's van transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor.

Daarnaast heeft de provincie Groningen in het Provinciaal Basisnet Groningen, in relatie tot het Bevt, rond alle provinciale wegen en rijkswegen in haar provincie zones aangewezen (ook voor spoorwegen en vaarwegen). Het hiernavolgende onderzoek is toegespitst op de geldende wetgeving.

4.6.3 Wegen

Onderzoek

De provinciale weg N361 ligt ten westen van het dorp Winsum, op circa 450 m van het besluitgebied. Het Basisnet van de provincie Groningen geeft aan dat langs deze weg planologische beperkingen gelden. Rondom alle provinciale wegen ligt een plasbrandaandachtsgebied van 30 m (aan weerszijden van de weg) waarbinnen geen nieuwe objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen mogen worden opgericht.

Daarnaast heeft de weg een invloedsgebied voor het groepsrisico van 200 m (aan weerszijden van de weg). Bij ontwikkelingen in dit gebied dient een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden en dient te worden ingegaan op de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.

Conclusie

Gezien de afstand van de weg tot het besluitgebied, treden geen belemmeringen op ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling. Tevens zal het groepsrisico niet of nauwelijks worden beïnvloed.

4.6.4 Spoorwegen

Onderzoek

De 30 meter zone voor het spoorwegtraject Sauwerd - Eemshaven uit het provinciaal basisnet Groningen en het PAG voor het spoorwegtraject Sauwerd - Eemshaven uit het Basisnet reiken tot over het besluitgebied.

Conclusie

Het initiatief betreft het realiseren van een appartementencomplex welke niet specifiek is voor minder zelfredzame personen. Dit is niet het oprichten van een nieuw object ten behoeve van minder zelfredzame personen. Op grond van externe veiligheid bestaat geen bezwaar tegen realisatie van het plan.

Het besluitgebied ligt gelegen binnen het invloedsgebied van het spoortraject Sauwerd - Eemshaven. Hierom is voor het spoortraject een indicatieve berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico als gevolg van een calamiteit met een spoorwegtransport gemaakt door het Steunpunt Externe Veiligheid. Het rapport is opgenomen in de bijlagen.

De uitkomst van de indicatieve berekening laat geen plaatsgebonden risico 10-6 zien, deze is niet aanwezig en het plaatsgebonden risico 10-8 ligt op 21 meter vanaf het hart van het spoor. Tevens kan geconcludeerd worden dat het groepsrisico, door de bestemmingswijziging van bedrijf naar wonen, onder de oriënterende waarde blijft.

De Veiligheidsregio Groningen heeft eveneens een advies uitgegeven. Geconcludeerd is dat er externe veiligheidsrisico's door het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorweg zijn. Daarom is in het advies ingegaan op de aspecten rampenbestrijding en zelfredzaamheid. De Veiligheidsregio Groningen heeft deze aspecten voor een voorgaand bouwplan (2015) beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat er geen knelpunten zijn voor het plan. Het advies van de Veiligheidsregio is opgenomen in de bijlagen.

Gezien bovenstaande treden er geen belemmeringen op voor de ontwikkelingen in het besluitgebied met betrekking tot de nabije aanwezigheid van de spoorweg.

4.6.5 Buisleidingen

Regelgeving

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Dit besluit omvat de regelgeving op het gebied van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Uitgegaan dient te worden van de belemmeringenstrook (5 m), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Onderzoek

Op de risicokaart staan ook de aardgastransportleidingen weergegeven. Uit de kaart blijkt dat in de nabijheid van Winsum geen aardgastransportleidingen liggen.

Conclusie

Hierdoor treden er geen belemmeringen op voor de ontwikkelingen in het besluitgebied.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

4.7.1 Archeologie

Regelgeving

Archeologische (verwachtings-)waarden dienen te worden mee gewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Doel van de Wet op de archeologische monumentenzorg is namelijk: 'bescherming van aanwezige en te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten'. Bij het opstellen en het uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden.

De gemeenten in de regio Noord-Groningen hebben een specifieke beleidsnota archeologiebeleid opgesteld. Als onderdeel van dit archeologiebeleid is tevens een archeologische verwachtingskaart en beleidsadvieskaart1 opgesteld. De kaart geeft een vlakdekkend overzicht over de aanwezigheid van bekende archeologische vindplaatsen en de verwachte archeologische waarden. Op basis hiervan zijn adviezen opgesteld over waar en in welke vorm archeologisch onderzoek nodig is. Deze adviezen zijn vertaald in bestemmingsplanregels.

Bureauonderzoek

Voor de ontwikkelingen in het besluitgebied is door Libau (29 juli 2013 - rapport 13-161) een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Hieronder volgt een samenvatting van het onderzoek.

Het besluitgebied ligt binnen de historische kern van Winsum, aan de rand van de wierde Winsum. Het besluitgebied was in gebruik als garagebedrijf. Uit historische bronnen is bekend dat het in gebruik is geweest als brouwerij. Gezien de ligging en historie van het besluitgebied is de kans op het aantreffen van archeologische resten, vanaf de ijzertijd groot. Gezien de huidige bebouwing, bodemverharding en sanering uit 2000 is de bodem aan het oppervlak (deels) verstoord. Dieper in de bodem zijn gave archeologische sporen te verwachten. In het besluitgebied moet na de sloop van de bestaande bebouwing, een archeologische inspectie plaats vinden van de bouwput. De inspectie bestaat in principe uit een visuele inspectie een metaaldetectie van de bouwput en de vrijkomende grond en fotodocumentatie. Indien tijdens de inspectie blijkt dat er waardevolle resten aanwezig zijn, dan dient de inspectie te worden omgezet naar archeologische begeleiding. Voor een dergelijke begeleiding dient een Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld. In het PvE worden onder andere de onderzoekseisen van het bevoegd gezag vastgelegd, maar ook de wijze waarop de resten gedocumenteerd moeten worden.

De aanleg van de geplande parkeerplaatsen kan, mits de bodemverstoringen niet dieper zijn dan 40 cm -Mv, zonder archeologisch voorbehoud worden uitgevoerd. Mochten tijdens de werkzaamheden ten behoeve van de parkeerplaatsen onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, dan geldt krachtens de Monumentenwet (1988) een meldingsplicht. Vondsten dienen zo spoedig mogelijk te worden gemeld bij het bevoegd gezag (de gemeente Hogeland).

Het archeologisch bureauonderzoek is opgenomen in de bijlagen.

4.7.2 Cultuurhistorie

De provincie Groningen vraagt in haar omgevingsverordening rekening te houden met cultuurhistorische waarden en/of er al dan niet sprake is van de sloop van een beeldbepalend en/of karakteristieke gebouw of anderszins cultuurhistorisch gebouw, de gemeentelijke belangenafweging om tot sloop over te gaan en een verantwoording dat wordt voldaan aan de regels in de verordening omtrent de bescherming beeldbepalende en/of karakteristieke gebouwen in het aardbevingsgebied.

Omgeving

Het besluitgebied ligt in de bebouwde kom van Winsum. De oorsprong van het dorp is ontstaan door de twee wierden Winsum en Obergum, welke waren gelegen aan weerszijden van het Winsumerdiep. De twee wierdedorpen zijn in de 20ste eeuw samengegroeid. Het besluitgebied ligt aan de noordelijke rand van de wierde Winsum.
Het Winsumerdiep is een deel van de waterloop de Delf, deze is in de vroege middeleeuwen gegraven. De Delf diende als waterafvoer van het veengebied aan het oosten en als waterweg. Tussen de wierden, aan het Winsumerdiep breide de bebouwing zich uit vanwege de aanwezige activiteiten.

Karakteristieke bebouwing

In het besluitgebied staat momenteel de bebouwing van een voormalig garagebedrijf. Deze bebouwing bestaat uit een (dienst)woning met een tweetal bedrijfspanden waarin het garagebedrijf werd uitgeoefend. Volgens het College van burgemeester en wethouders betreft de voormalige dienstwoning een karakteristiek gebouw, als bedoeld in artikel 2.7 lid f van de omgevingsverordening. De dienstwoning heeft een eclectische bouwstijl met onder meer sierlijstwerk om de vensters, brede kroonlust en een afgeplat schilddak. Ook de beeldbepalende ligging van de woning in de bocht van de Kerkstraat is karakteristiek. Momenteel is het gebouw voor (burger)bewoning in gebruik. De beide garagepanden hebben geen karakteristieke of beeldbepalende waarde.

De gemeente stelt zich op het standpunt dat de voorgenomen sloop van de karakteristieke dienstwoning op grond van het toekomstige sloopvergunningstelsel zou kunnen worden toegestaan. De gemeente heeft in overleg met initiatiefnemers ondezocht of het mogelijk is om de dienstwoning door passend (her)gebruik te behouden. Bij dit onderzoek zijn ook de (her)gebruiksmogelijkheden van de naastgelegen garagepanden betrokken. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de dienstwoning zowel op zichzelf als in combinatie met de naastgelegen garagepanden niet meer geschikt of geschikt te maken is voor gebruik overeenkomstig de huidige bestemming of een andere passende bedrijfsmatige functie. ln dit kader geeft de gemeente aan dat de locatie niet geschikt is voor een nieuw garagebedrijf en dat een alternatieve invulling van de locatie met lichtere vormen van bedrijvigheid, detailhandel, horeca of maatschappelijke voorzieningen niet in overeenstemming is met het gemeentelijk concentratiebeleid voor deze functies.

De gemeente geeft tevens aan dat behoud van alleen de dienstwoning voor bewoning financieel niet haalbaar is, omdat aankoop van het totale complex in combinatie met het herstel van de dienstwoning een substantiële investering vergt. De gemeente heeft zich voor wat betreft het herstel van de dienstwoning gebaseerd op een bouwkundig inspectierapport van een onafhankelijke deskundige. Waaruit naar voren komt dat de bouwkundige staat van de dienstwoning matig tot slecht is. Het bedrag om het gebouw bouwkundig terug te brengen tot een redelijke staat en daarbovenop de verwervingskosten van het totale complex en de kosten voor het amoveren van de ontsierende garagepanden.

De gemeente concludeert dat het plan in een zeer gewenste en noodzakelijke ontwikkeling van appartementen voor senioren voorziet. Voor deze doelgroep zijn in de kern Winsum nauwelijks appartementen beschikbaar. Met deze ontwikkeling is een maatschappelijk belang gediend. Vanwege de ligging nabij het centrum en het station is deze locatie uitermate geschikt als woongebied voor senioren. Daarnaast wordt met de sloop van de op dit perceel aanwezige ontsierende garagepanden een potentiële rotte kies voorkomen. De gemeente geeft aan dat gezien het karakter van het gebied, een woonfunctie op deze locatie de voorkeur heeft en alleen gerealiseerd kan worden als het perceel in het geheel wordt

ontwikkeld. Het onttrekken van de voormalige karakteristieke dienstwoning aan de rest van de kavel maakt de ontwikkeling van het overige deel van de kavel economisch onuitvoerbaar. Dit is volgens de gemeente gebleken bij eerdere initiatieven in de afgelopen jaren om te komen tot woningbouw op deze locatie. lvlet het voorgenomen plan voor herontwikkeling van deze locatie is volgens de gemeente sprake van een goede ruimtelijke kwaliteit passend op deze locatie. De gemeente is op grond van het voorgaande van oordeel dat het belang van initiatiefnemer bij sloop van het karakteristieke gebouw in redelilkheid dient te prevaleren boven het cultuurhistorisch belang bij behoud ervan.

Beoordeling provincie Groningen

Het standpunt van de gemeente dat de voormalige karakteristieke dienstwoning niet behouden kan blijven is met name ingegeven door het fert dat de dienstwoning en de voormalige garagepanden als één geheel worden beschouwd en dat behoud daarvan door zinvol (hergerbruik als garagebedrijf of een alternatieve functie niet realistisch is of op grond van het gemeentelijk ruimtelijk beleid niet wenselijk is. Volgens de gemeente is het behoud van alleen de voormalige dienstwoning door hergebruik daarvan als woning mogelijk te maken ook niet haalbaar, vanwege de verwervingskosten van het totale complex, de kosten die gemaakt zouden moeten worden om de woning bouwkundig te verbeteren en de kosten voor het amoveren van de ontsierende garagepanden.
lvleer gewicht dan aan deze financiële argumenten kent de provincie Groningen toe aan de omstandigheid dat, zoals de gemeente ook aangeven, de bouw van 15 appartementen voor senioren in het besluitgebied voorziet in een zeer gewenste ruimtelijke ontwikkeling. Voor deze doelgroep zijn in de kern Winsum nauwelijks appartementen beschikbaar. Daarnaast wordt volgens de gemeente met voorliggende ontwikkelingen een potentièle rotte kies voorkomen. De locatie is daarnaast gelegen nabij het centrum en dichtbij het station en om deze redenen uitermate geschikt om te ontwikkelen als woonlocatie voor senioren.
Op grond van het sloopvergunningenstelsel voor karakteristieke gebouwen die de gemeente Het Hogeland in het bestemmingsplan willen opnemen is sloop van een karakteristiek gebouw toegestaan als "sprake is

van een algemeen belang waarvoor (delen van) het gebouw moet wijken". Daarbij kan onder meer gedacht worden aan projectmatige woningbouw die voorziet in een maatschappeliJke behoefte. Gelet daarop kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen sloop van de karakteristieke voormalige dienstwoning ten behoeve van woningbouw voor senioren in overeenstemming is met de in voorbereiding zijnde bestemmingsplanregels en dat de gemeente hiermee bevoegd zijn om bij omgevingsvergunning af te wijken van het in artikel 2.9.2 eerste lid, van de verordening opgenomen sloopverbod.

Gedeputeerde Staten stellen vast dat hiermee wordt voldaan aan de regels inzake afwijking die zijn opgenomen in artikel 2.9.2 derde lid, van de verordening.

Gedeputeerde Staten hebben kennisgenomen van het besluit van de gemeente en stellen vast dat is voldaan aan de regels inzake afwijking die zijn opgenomen in artikel 2.9.2 derde lid, van de verordening.

Gelet op artikel 2. 12 eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 2.27 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 6.6 van het Besluit omgevingsrecht verklaren Gedeputeerde Staten, in ontwerp, geen bedenkingen te hebben tegen de sloop van het karakteristieke gebouw binnen het besluitgebied.

4.8 Ecologie

Kader

Projectontwikkeling Oldewarring B.V. is voornemens om op het perceel van de Kerkstraat 17a-19 te Winsum 15 appartementen te realiseren. Om de uitvoerbaarheid van dit project te toetsen, is een inventarisatie van natuurwaarden uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb)2 of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Naast het raadplegen van bronnen is het besluitgebied ten behoeve van de inventarisatie op 13 november 2018 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs. De weersomstandigheden waren: wisselend bewolkt, deels regenachtig, circa 10°C en een matige wind.

Besluitgebied

Het besluitgebied betreft het perceel van de Kerkstraat 17a-19 en is gelegen in de bebouwde kom van Winsum. Op het terrein is bebouwing, bestrating, gazon en opgaande beplanting aanwezig. De bebouwing bestaat uit een woning en bedrijfspanden, waarvan een gekoppeld is aan de woning. De woning is opgetrokken uit bakstenen en heeft een pannendak. De bedrijfspanden zijn ook opgetrokken uit bakstenen en hebben een plat dak. In de noordoosthoek en aan de westkant staat opgaande begroeiing en langs de Kerkstraat staan twee bomen.

Aan de noordzijde van het besluitgebied grenzen woonerven en aan de zuid- en westkant de Kerkstraat. Aan de oostzijde ligt een parkeerplaats met daarachter een spoorlijn. Permanent oppervlaktewater ontbreekt in het besluitgebied.

De voorgenomen plannen bestaan uit de bouw van 15 appartementen. Hiervoor zal alle bebouwing gesloopt, bestrating verwijderd, grond vergraven en de opgaande beplanting in de noordoosthoek van het besluitgebied verwijderd worden. De twee bomen langs de Kerkstraat blijven behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1po01-VS01_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPWI2010BEHE1po01-VS01_0007.png"

Impressie van het besluitgebied op 13 november 2018. Links de woning (gezien vanuit het zuiden).

Rechts de bedrijfspanden (gezien richting het oosten)

4.8.1 Soortbescherming

Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Deze betreffen:

  • alle van nature in Nederland in het wild voorkomende vogels die vallen onder de Vogelrichtlijn (Wnb art. 3.1-3.4);
  • dier- en plantensoorten die beschermd zijn op grond van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (Wnb art. 3.5-3.9);
  • nationaal beschermde dier- en plantensoorten genoemd in de bijlage van de wet (Wnb art. 3.10-3.11).

Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.

Inventarisatie

Uit het raadplegen van de Nationale Database Flora en Fauna3 www.natuurloket.nl (NDFF) via Quickscanhulp.nl4  (© NDFF - quickscanhulp.nl 12-11-2018 11:02:00) blijkt dat binnen een straal van een km rond het besluitgebied diverse beschermde diersoorten bekend zijn. Het gaat om amfibieën, zoogdieren en vogels met jaarrond beschermde nesten.

Het gazon bestaat naast gras uit onder andere de plantensoorten vogelmuur, paardenbloem, madeliefje, ridderzuring en klein kruiskruid. De aangetroffen soorten duiden op voedselrijke omstandigheden. De opgaande begroeiing in de noordoosthoek van het besluitgebied bestaat onder andere uit de soorten klimop, Spaanse aak, conifeer en laurierkers. Langs de noordgrens staat een haag van beuk en langs de Kerkstraat staan een plataan en een linde. Beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen tijdens het veldbezoek en worden gezien de terreingesteldheid ook niet in het besluitgebied verwacht.

Op meerdere plaatsen in de woning en in de bedrijfspanden zijn openingen aangetroffen die kunnen leiden tot verblijfplaatsen van vleermuizen. Bij de woning is dit onder andere bij het dakleer, onder de dakgoot en spleten in de muur. In de bedrijfspanden zit mogelijk ruimte bij de boeiboorden. In de bomen zijn geen holtes of kieren aangetroffen die kunnen leiden tot vleermuisverblijfplaatsen. Vleermuisverblijfplaatsen kunnen niet worden uitgesloten op basis van het veldbezoek. Het besluitgebied is geschikt als foerageergebied voor vleermuizen als gewone dwergvleermuis en laatvlieger (Quickscanhulp.nl). De opgaande begroeiing vormt geen onderdeel van een doorgaande structuur van opgaande begroeiing, waardoor het geen onderdeel is van een (essentiële) vliegroute voor vleermuizen.

De bebouwing biedt geen geschikte broedmogelijkheden voor vogels met jaarrond beschermde nesten. Tevens zijn geen nesten of sporen aangetroffen in de bomen die duiden op de aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten. Wel kunnen in de opgaande begroeiing meer algemene soorten als merel, winterkoning, houtduif en Turkse tortel tot broeden komen. Het besluitgebied zal hooguit door enkele jaarrond beschermde vogelsoorten, zoals de uit de omgeving bekende huismus (Quickscanhulp.nl), worden gebruikt als foerageergebied.

In het besluitgebied kunnen enkele algemene grondgebonden zoogdiersoorten, zoals bosmuis en huisspitsmuis (Quickscanhulp.nl), voorkomen. Voor de te verwachten algemene soorten geldt in de provincie Groningen een vrijstelling van de verbodsartikelen van de Wnb bij ruimtelijke ontwikkelingen. Niet-vrijgestelde (en dus beschermde) grondgebonden zoogdiersoorten worden gezien de terreingesteldheid, de afwezigheid van sporen en/of het ontbreken van geschikt biotoop niet verwacht in het besluitgebied. Zo zijn geen sporen, zoals uitwerpselen of prooiresten, van steenmarter aangetroffen (bekend uit de omgeving van het besluitgebied, Quickscanhulp.nl). Hooguit foerageert deze soort incidenteel in het besluitgebied. Voor uit de omgeving bekende waterspitsmuis (Quickscanhulp.nl) ontbreekt oppervlaktewater in het besluitgebied.

In het gebied zijn hooguit enkele algemene amfibieënsoorten, zoals bruine kikker, te verwachten. Voor deze soorten geldt in de provincie Groningen een vrijstelling van de verbodsartikelen van de Wnb bij ruimtelijke ontwikkelingen. Beschermde en niet-vrijgestelde amfibieën zijn niet bekend in de directe omgeving, bovendien ontbreekt geschikt leefgebied in het besluitgebied en de directe omgeving. Dergelijke soorten zijn zodoende niet te verwachten.

Beschermde soorten uit de soortgroep vissen, reptielen en ongewervelden zijn niet in het besluitgebied te verwachten vanwege het ontbreken van waarnemingen uit de omgeving van het besluitgebied en/of het ontbreken van geschikt biotoop.

Toetsing

Met de sloop van de bebouwing gaan mogelijk verblijfplaatsen van vleermuizen verloren. Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn jaarrond beschermd, ook als deze tijdelijk niet in gebruik zijn. Nader onderzoek is nodig om vast te stellen of vleermuizen een verblijfplaats in de bebouwing hebben. Op basis van het nader onderzoek kan worden bepaald of negatieve effecten op vleermuizen optreden en of een ontheffing van de Wnb moet worden aangevraagd.

Door het ontbreken van een doorgaande structuur van opgaande begroeiing kunnen negatieve effecten op (essentiële) vliegroutes voor vleermuizen worden uitgesloten.

Er gaan geen vogelnesten die jaarrond beschermd zijn verloren door de werkzaamheden in het besluitgebied.

Indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, kunnen in gebruik zijnde nesten van de meer algemeen voorkomende vogels worden verstoord of vernietigd. Dit is bij wet verboden. Vernietiging of verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen kan voorkomen worden door bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen. Een standaardperiode voor het broedseizoen is er niet; van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.

Met de uitvoering van de plannen zal het besluitgebied mogelijk minder geschikt worden als foerageergebied voor vleermuizen, steenmarter en vogels met jaarrond beschermde nesten. De afname van foerageergebied is echter marginaal en bovendien is in de directe omgeving ruim voldoende en deels hoogwaardiger alternatief foerageergebied aanwezig. Met de uitvoering van de plannen zijn geen negatieve effecten op foerageergebied voor vleermuizen, steenmarter en vogels met jaarrond beschermde nesten te verwachten.

Door de afwezigheid van niet-vrijgestelde grondgebonden zoogdieren kunnen negatieve effecten op deze soorten worden uitgesloten.

Als gevolg van de ontwikkelingen kunnen enkele verblijfplaatsen van algemene amfibieën- en zoogdierensoorten worden verstoord en vernietigd. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De te verwachten algemene soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen van de provincie Groningen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Wnb.

Voor de overige soort(groep)en kunnen negatieve effecten op in het kader van de Wnb beschermde soorten worden uitgesloten.

4.8.2 Gebiedsbescherming

Voor onderhavig besluitgebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening.

Wet Natuurbescherming

In de Wnb is de bescherming van Natura 2000-gebieden, geregeld. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN - voormalige Ecologische Hoofdstructuur) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Groningen uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening provincie Groningen. Van belang is dat de provincie geen externe werking kent voor het NNN.

Natuur buiten het NNN

Vanuit het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid wordt verder buiten de NNN-gebieden bij ruimtelijke plannen specifiek ingezet op de bescherming van bestaande bos- en natuurgebieden en weidevogel– en akkervogelleefgebieden.

Inventarisatie

Het besluitgebied ligt niet in of grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Wnb. Het besluitgebied ligt op een afstand van ruim tien kilometer ten zuiden van het dichtstbijzijnde in het kader van de Wnb beschermde gebied, te weten Natura 2000-gebied Waddenzee. Het meest nabij gelegen NNN-gebied ligt op circa 2,8 kilometer ten zuiden van het besluitgebied. Het dichtstbijzijnde gebied dat is aangewezen als bos- en natuurgebieden buiten het NNN ligt op circa 740 meter ten westen van het besluitgebied en het dichtstbijzijnde weidevogelleefgebied ligt op een afstand van ruim 450 meter ten westen van het besluitgebied. Tussen het besluitgebied en deze beschermde gebieden liggen wegen, bebouwing en agrarisch gebied.

Toetsing

Gezien de terreinomstandigheden, de afstand tot beschermde gebieden, de inrichting van het tussenliggend gebied en de aard van de ontwikkeling, kunnen met betrekking tot het voorgenomen project negatieve effecten op Natura 2000-gebieden, het NNN, bos- en natuurgebieden en weidevogelleefgebieden worden uitgesloten.

Deze inventarisatie geeft geen aanleiding voor een voortoets in het kader van de Wnb en is niet in strijd met het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid.

Stikstof

Stantec heeft een notitie opgesteld, in deze notitie is de depositie in de gebruiksfase en de bouw- / sloopfase en met de daarbij gehanteerde uitgangpunten beschreven. De notitie is opgenomen in Bijlage 8 Stikstofberekening

De berekening van de gebruiksfase laat zien dat er in deze fase geen depositie is. De totale depositie in de gebruiksfase is 0,00 mol N/ha/j. De berekening van de bouw- en sloopfase in Aerius laat zien dat er tijdens deze fase sprake is van een maximale depositie aan stikstof van 0,00 mol/ha/j.

Conclusie

Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van het plan een nog onvoldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan.

Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat aanvullend onderzoek naar vleermuizen in het kader van de Wnb noodzakelijk is. Aan de hand van het nader onderzoek kan bepaald worden of het aanvragen van een ontheffing van de Wnb nodig is en of deze in voorkomend geval verkregen kan worden.

In verband met de soortbescherming van de Wnb is het nodig om bij de planning van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen van vogels.

Een nadere analyse in het kader van de gebiedenbescherming van de Wnb of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid is niet noodzakelijk. Het project heeft geen negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van natuurlijke habitats en soorten. Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Wnb nodig. Het project is daarnaast op het punt van provinciaal natuurbeleid niet in strijd met de Provinciale Omgevingsverordening.

4.8.3 Aanvullend onderzoek vleermuizen

Zoals uit het ecologisch vooronderzoek van BügelHajema blijkt, kan op voorhand niet worden uitgesloten dat er vleermuizen in de opstallen aanwezig zijn. Initiatiefnemer heeft een overeenkomst gesloten met het CVW en sluit hierbij aan op de generieke ontheffing van het CVW, inclusief alle daarbij horende voorwaarden. Dat betekent onder meer dat verder onderzoek niet langer noodzakelijk is.

4.9 Ladder van duurzame verstedelijking

Inleiding

De Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Bij besluit van 28 augustus 2012 is de Ladder toegevoegd aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en vervolgens op 1 oktober 2012 in werking getreden. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt.

De Ladder staat als instrument niet op zichzelf, maar geeft mede vorm aan de systeemverantwoordelijkheid van de minister van Infrastructuur en Milieu voor een goede ruimtelijke ordening. Deze verantwoordelijkheid brengt met zich mee, dat de minister er voor zorgt dat decentrale overheden over de juiste instrumenten kunnen beschikken voor een zorgvuldige benutting van de ruimte. Hieronder wordt begrepen het voorkomen van overprogrammering, het faciliteren van groei, het anticiperen op stagnatie en het leefbaar houden van krimpregio's.

De Ladder is onder andere van toepassing op bouwplannen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Bij het bepalen óf en hoe de Ladder moet worden toegepast zijn de volgende aspecten van belang:

1. Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?

2. Is de stedelijke ontwikkeling nieuw?

3. Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?

4. Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?

5. Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?

In het navolgende worden de hierboven genoemde aspecten beschreven en afgewogen.

Onderzoek

Ad 1.

Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. Het bouwplan bestaat uit 15 appartementen. Gelet op de omvang van het project in de relatie tot de omgeving is het project aan te merken als een stedelijke ontwikkeling.

Ad 2.

De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.

Ten opzichte van de vigerende bestemmingsplan wordt met onderhavig project meer bebouwing mogelijk gemaakt. Er is aldus sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Ad 3.

Wanneer sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, moet de behoefte aan die ontwikkeling worden gemotiveerd. De behoefte moet worden bepaald binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied van de ontwikkeling. De aard en omvang van de ontwikkeling zijn leidend voor het schaalniveau waarop de ruimtebehoefte moet worden afgewogen.

Het ruimtelijk verzorgingsgebied is in onderhavig project beperkt tot de voormailge gemeente Winsum. De woningen zullen voor het grootste gedeelte worden bewoond door inwoners uit Winsum.

Ad 4.

Wanneer sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, moet de behoefte aan die ontwikkeling worden gemotiveerd. De behoefte moet worden bepaald binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied van de ontwikkeling. De aard en omvang van de ontwikkeling zijn leidend voor het schaalniveau waarop de ruimtebehoefte moet worden afgewogen.

Uit de gemeentelijke woonvisie van de voormalige gemeente Winsum blijkt dat er behoefte is aan woningbouw in Winsum. Deze woningbouw zoals opgenomen in de woonvisie is afgestemd in het kader van de regio Groningen-Assen, zo ook met de voormalige omliggende gemeenten Bedum, De Marne en Eemsmond en met de provincie Groningen. Overigens is na het opstellen van deze woonvisie een nieuw woningbehoefte-onderzoek in de regio Groningen-Assen opgesteld. Tevens is de behoefte reeds onderzocht , dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 9 Woningbehoefteonderzoek

Ad 5.

In artikel 1.1.1 onder h van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip 'bestaand stedelijk gebied' vastgelegd. Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

Het besluitgebied is gelegen in de kern van Winsum en is omringd door woningen en gelegen aan infrastructuur (weg en spoor). Geconcludeerd kan worden dat het besluitgebied onderdeel uitmaakt van het bestaand stedelijk gebied.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de ruimtelijke ontwikkeling voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Het project voorziet in een behoefte. Deze behoefte wordt opgevangen in bestaand stedelijk gebied.

4.10 Vormvrije mer

In lijst D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. zijn activiteiten opgenomen die m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Wanneer de actviteiten onder de in kolom 2 van de lijst D opgenomen drempelwaarden blijven, moet het bevoegd gezag zich er nog steeds van vergewissen of de activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'. Een m.e.r.-beoordeling betekent dat er géén MER wordt opgesteld, tenzij er sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Het uitgangspunt is dus: 'Nee, tenzij....'

De 'belangrijke nadelige gevolgen' moeten worden beoordeeld op basis van het toetsingskader van bijlage III van de Europese Richtlijn Milieueffectbeoordeling (85/337/EEG). Bijlage III noemt drie hoofdthema's:

  • de kenmerken van de activiteit (waaronder omvang, verontreiniging, hinder en risico van ongevallen);
  • de plaats van de activiteit (in relatie tot de kwetsbaarheid van het milieu);
  • de kenmerken van het potentiële effect (waaronder het bereik, de orde van grootte en waarschijnlijkheid van het effect).

Als gevolg van de meest recente wijziging van het Besluit m.e.r. op 21 april 2017 (in werking getreden op 7 juli 2017) geldt de verplichting om een aanmeldnotitie voor een vormvrije m.e.r.-beoordeling op te stellen.

Onderzoek

In onderdeel D 11.2 van de bijlage van het Besluit m.e.r zijn de drempelwaarden voor 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject' opgenomen. De drempelwaarde is 2000 woningen of meer. De beoogde ontwikkeling in voorliggende ruimtelijke onderbouwing blijft naar schaal en omvang ruimschoots onder de drempelwaarden van de activiteiten zoals opgenomen in onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r.

De (milieu)onderzoeken in hoofdstuk 4 van het voorliggende plan bevatten de informatie zoals hieboven genoemd. Uit deze onderzoeken blijkt dat er geen belangrijke nadelige gevolgen zijn voor het milieu.

Hoofdstuk 5 Omgevingsvergunningprocedure

De nieuwbouw van de appartementen wordt mogelijk gemaakt met een uitgebreide omgevingsvergunning, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

De Wabo is de 'overkoepelende' wet voor een groot aantal vergunningen die betrekking hebben op de leefomgeving, zoals de bouwvergunning, milieuvergunning of kapvergunning. Voor de verschillende onderdelen of activiteiten die met een nieuwe ontwikkeling zijn gemoeid, wordt één omgevingsvergunning verleend. Voor het initiatief wordt voor de onderdelen 'bouwen' en 'afwijken van het bestemmingsplan' één omgevingsvergunning verleend.

Het onderdeel of de activiteit 'afwijken van het bestemmingsplan' moet worden gemotiveerd met een goede ruimte onderbouwing, waarin een zorgvuldige belangenafweging is weergegeven. Dit rapport voorziet dan ook in dat specifieke onderdeel van de omgevingsvergunning. De uitgebreide omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning voor het bouwen worden digitaal bekendgemaakt. Alle stukken die bij de aanvraag omgevingsvergunning en het besluit hierop zijn op het gemeentehuis in te zien.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende plan betreft een particulier initiatief. Echter de gemeente Het Hogeland maakt ook kosten. Hiervoor zal een kostenverdeling worden opgenomen in een exploitatieovereenkomst. De kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen, zal worden gedekt door middel van leges.

Privaatrechtelijke afspraken over tegemoetkoming in de schade, exploitatie en opstalrecht, worden in afzonderlijke privaatrechtelijke overeenkomsten vastgelegd.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerpbesluit (de ontwerp-omgevingsvergunning), de aanvraag omgevingsvergunning (formulieren, bouwtekeningen en bijbehorende rapporten en onderzoeken) en de ruimtelijke onderbouwing zijn gedurende zes weken ter inzage gelegd. De bekendmaking hiervan is gepubliceerd. Gedurende deze periode zijn er twee zienswijzen ingediend. De ontvangen zienswijzen zijn voorzien van een reactie en opgenomen in de reactienota, welke onderdeel uitmaakt van het besluit. Waar van belang zijn de ingediende zienswijzen betrokken bij het opstellen van de definitieve omgevingsvergunning. De definitieve vergunning wordt ook gepubliceerd. Belanghebbenden, bijvoorbeeld omwonenden, hebben dan nog maximaal zes weken de tijd om beroep in te dienen.

De gemeente heeft de ruimtelijke onderbouwing verzonden naar de overlegpartners. Hierop zijn vier reacties ontvangen: Veiligheidsregio Groningen, provincie Groningen, waterschap Noorderzijlvest en Omgevingsdiesnt Groningen.

Veiligheidsregio Groningen

Opmerking

De Veiligheidsregio Groningen geeft aan dat met betrekking tot het ruimtelijke besluit er geen aanleiding is tot nadere advisering vanuit Veiligheidsregio Groningen.

Reactie gemeente

De gemeente neemt kennis van deze opmerking.

Provincie Groningen

Opmerking

De provincie Groningen geeft aan dat in de ruimtelijke onderbouwing een concrete beschrijving op welke wijze rekening is gehouden met cultuurhistorische waarden of er al dan niet sprake is van de sloop van een beeldbepalend en/of karakteristieke gebouw of anderszins cultuurhistorisch gebouw, de gemeentelijke belangenafweging om tot sloop over te gaan en een verantwoording dat wordt voldaan aan de regels in de verordening omtrent de bescherming beeldbepalende en/of karakteristieke gebouwen in het aardbevingsgebied.

Reactie gemeente

In de onderbouwing is een paragraaf cultuurhistorie opgenomen. De gemeente Het Hogeland heeft voor het gebiedsdeel van de voormalige gemeente Winsum nog geen vastgestelde lijst met karakteristieke panden. De voorlopige lijst moet nog worden gescreend en vastgesteld. Dat gaat nog enige tijd duren. De gemeente heeft besloten het pand niet op te nemen op de betreffende lijst gezien de staat van het pand en de doorlooptijd van de planvorming (sinds 2009).

Opmerking

De provincie verzoekt om in de ruimtelijke onderbouwing onder 3.2.3 naast een beschrijving van de woonvisie een nadere verantwoording te geven waaruit kan worden geconcludeerd dat de woningbouw zowel naar aard, locatie en aantal passen binnen deze woonvisie.

Reactie gemeente

Voor de ontwikkling is een woningbehoefteonderzoek uitgevoerd. Deze is opgenomen in de bijlage van de ruimtelijke onderbouwing. Uit dit onderzoek blijkt dat er behoefte is aan levensloopbestendige (eengezins)woningen in met name de huur en enigszins de koopsector. Het betreft hierbij woningen die met name geschikt zijn voor kleinere, en meestal oudere huishoudens. Deze behoefte doet zich met name voor in het centrum-dorp Winsum, zoals uit het woningbehoefteonderzoek is gebleken. Van belang in dit kader is de goede bereikbaarheid en met name ook de beschikbaarheid van voorzieningen in de kern Winsum (centrumdorp-principe). De voorgenomen ontwikkeling in het besluitgebied past binnen het beleid op zowel rijksniveau als provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau, als binnen de geprognotiseerde woningbehoefte, zowel in kwantitatief als kwalitatief oogpunt.

De gemeente heeft op het gebied van woningaantallen overleg gehad met dhr. H. Hanssen van de provincie Groningen. Het plan past binnen de RGA afspraken. De gemeente heeft hiervoor 14 eenheden gereserveerd. De laatste woning zal binnen de restcapaciteit worden opgevangen door de gemeente.
De gemeente Het Hogeland heeft haar beleid omtrent wonen (nog) niet gewijzigd.

Waterschap Noorderzijlvest

Opmerking

Het waterschap kan instemmen met de ruimtelijke onderbouwing qua wateraspecten. Ze geeft nog een advies met betrekking tot het afvoeren van het hemelwater.

Reactie gemeente

De gemeente neemt kennis van deze opmerking.

Omgevingsdienst Groningen

Opmerking

De ODG concludeert dat uit oogpunt van externe veiligheid en met inachtneming van het advies van de Veiligheidsregio Groningen, het verantwoord is om het bouwplan te ontwikkelen conform de ingediende vergunning.

Reactie gemeente

De gemeente neemt kennis van de reactie van de ODG.

Opmerking

De veiligheidszone 3 transport volgens de omgevingsverordening van de spoorlijn Sauwerd – Roodeschool reikt tot het plangebied. Echter betreft het hier geen objecten voor minder zelfredzame personen. Bij het bestemmen van het perceel dient in de planregels te worden opgenomen dat een object voor minder zelfredzame personen is uitgesloten.

Reactie gemeente

Voorliggend plan betreft een ruimtelijke onderbouwing en geen bestemmingsplan (met planregels). De gemeente Het Hogeland zorgt ervoor dat er geen objecten voor verminderd zelfredzame mensen binnen de veiligheidszone 3 transport worden opgericht. Dit overeenkomstig de Omgevingsverordening. Indien het vigerende bestemmingsplan, waar het besluitgebied onderdeel van uitmaakt, wordt geactualiseerd, dan zal dit alsnog worden verwerkt in de regels.