direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kernen Korendijk 2018
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1963.BPKernenKDK2018-VG02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voor een aantal kernen van de gemeente Korendijk (Zuid-Beijerland, Goudswaard, Piershil, Nieuwendijk en het zuidelijk deel van Nieuw-Beijerland) is in 2013 een geactualiseerd bestemmingsplan 'Kernen' vastgesteld. Daarnaast is er in 2013 een bestemmingsplan 'Nieuw Beijerland' voor de kern van Nieuw Beijerland vastgesteld.

In dit bestemmingsplan worden deze bestemmingsplannen, en voor zover mogelijk de uitbreidingen, samengevoegd, waarbij de regels worden geuniformeerd. Het bestemmingsplan wordt geactualiseerd aan de hand van grondverkoop, verleende omgevingsvergunningen, partiele bestemmingsplannen, herstel van omissies en de laatste actuele wet- en regelgeving (waaronder onder andere detailhandel en parkeren).

1.2 Opzet

Deze actualisatie voorziet in een passende juridische en planologische regeling voor het betreffende bestemmingsplangebied. Dit bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting dient ter verduidelijking van de gemaakte keuzen in dit bestemmingsplan en ter informatie over het van toepassing zijnde beleid.

1.2.1 Wijzigingen

In hoofdzaak zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd:

  • 1. Verkoop grond: Door het verkoop van vijf stukken grond (ten behoeve van voortuin Prins Bernhardstraat 11 Piershil, strook zijtuin Oranjeweg 4 en Seggegos 58 in Zuid-Beijerland en strook zijtuin Prins Bernhardstraat 23 in Goudswaard en ter hoogte van Wilhelminastraat 22a in Nieuw Beijerland) worden de bestemmingen Groen en Verkeer ter plaatse gewijzigd in tuin.
  • 2. Verleende omgevingsvergunningen: De verleende omgevingsvergunningen worden verwerkt in het bestemmingsplan Kernen Korendijk 2018.
  • 3. Gerealiseerde bouwplannen: In de bestemmingsplannen voor de diverse uitbreidingen is gewerkt met een ontwikkelingsgerichtregime, te weten met een bestemming 'Woongebied'. In het bestemmingsplan Kernen Korendijk 2018 is alles wat gerealiseerd is (cq als bouwvergunning verleend) vertaald naar de standaard bestemmingslegging, te weten de gehanteerde systematiek in de bestemmingsplannen 'Kernen' en 'Kern Nieuw-Beijerland'. En ook de eerdere ontwikkeling aan de entree van Nieuw-Beijerland (langs de Maximastraat) is in deze systematiek opgenomen.
  • 4. Leesbaarheid regels: Ten behoeve van de leesbaarheid van de regels zijn redactionele aanpassingen verricht.
  • 5. Standaardisatie: Voor de vrijstaande woningen op locatie Stuifakker 2 tot 10 was een aanduiding erf opgenomen. Deze is vanwege de standaardisatie in het onderhavige plan komen te vervallen. Voorts zijn de regelingen van bestemmingsplan 'Kernen' en de overige bestemmingsplannen in elkaar geschoven, waarbij de regeling van het bestemmingsplan 'Kernen' zoveel mogelijk als uitgangspunt is genomen, dus daar waar verschillen werden geconstateerd is de regeling geharmoniseerd.
  • 6. Herstel omissies: In de afgelopen jaren zijn een aantal omissies in de plannen verzameld, die met dit plan hersteld worden. Te denken valt dan aan de regeling voor de locatie Westdijk 2 in Goudswaard, de aanduiding van 2 woningen op locatie Sluisjesdijk Piershil, de bestemmingslegging van de ontwikkellocatie Nassaustraat en een burgerwoning naast de bedrijfswoning op locatie Dorpsstraat 38 Zuid-Beijerland. Voor deze laatste ontwikkeling is een motivatie opgesteld, welke is opgenomen in bijlage 1.
  • 7. Wijzigingen: Een aantal (ambtshalve) wijzigingen zijn in het plan doorgevoerd. Het betreft:
      • Door de aanleg van parkeerplaatsen nabij de Sabinastraat 25, Dreef 1 en Van Treslonglaan 36/38 in Nieuw-Beijerland wijzigt de bestemming van 'Groen' in 'Verkeer - verblijfsgebied';
      • op de locatie Voorstraat 20-20a (Piershil) vervalt de aanduiding ten behoeve van een bedrijf maar wel wordt een aanduiding voor een bedrijfswoning opgenomen;
      • op locatie Dorpzigt 1-3 (Zuid-Beijerland) vervallen de aanduidingen 'DH' en 'sdh - 1' en
      • op locatie Ridder van Dorplaan 3 (Zuid-Beijerland) vervalt het vulpunt LPG (niet meer aanwezig) .
  • 8. Nadere aanduidingen: Op locatie Voorstraat in Piershil wordt de aanduiding ten behoeve van een pinbox opgenomen. Verder worden op de locaties Gravin Sabinastraat 34G, 34K en 40 en Dorpstraat 137-139 (beide in Zuid-Beijerland) - aanduiding maatschappelijk ten behoeve van medische dienst- en zorgverlening.
  • 9. Nieuwe wet- en regelgeving: De regeling is qua parkeren aangepast aan de nieuwe wet- en regelgeving. Tevens zijn enkele begrippen toegevoegd in de lijst met begripsbepalingen.

1.3 Ligging plangebied

Het plangebied bestaat uit de kernen Goudswaard, Nieuw-Beijerland, Nieuwendijk, Pierhil en Zuid-Beijerland. Naast dit bestemmingsplan kent de gemeente het bestemmingsplan voor het buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPKernenKDK2018-VG02_0001.png"  

Figuur 1.1 Plangrens bestemmingsplan Kernen Korendijk 2018

1.4 Vigerend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Kernen Korendijk vervangt een aantal vigerende bestemmingsplannen:

naam plan   vaststellingsdatum  
BP kern Nieuw-Beijerland   11 juni 2013  
BP Kernen   25 juni 2013  
Partiele herziening BP Kernen   13 maart 2018  
BP Uitbreiding Goudswaard   29 januari 2013  
BP Uitbreiding Piershil *   29 januari 2013  
BP Uitbreiding Zuid-Beijerland   29 januari 2013  
Partiele herziening Uitbreiding Piershil en Zuid-Beijerland   17 januari 2017  
Bp Uitbreiding Nieuw-Beijerland **   25 maart 2015  
BP Voorstraat 1, Piershil   12 april 2016  
BP Bedrijventerrein De Leeuw 4, Zuid-Beijerland   9 november 2016  

* grotendeels vervangen

** deels vervangen

Voor een drietal locaties is in afwijking van de vigerende bestemmingsplannen een omgevingsvergunning verleend:

Omgevingsvergunning (artikel 2.12 lid 1 Wabo)   datum  
Bouwen 7 woningen Prins Bernhardstraat Piershil   27 juli 2015  
13 appartementen Akkerwinde Zuid-Beijerland   5 november 2015  
Achterdoel 37   8 december 2016  

Deze vergunningen worden verwerkt in het bestemmingsplan Kernen Korendijk 2018.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 3 worden de geschiedenis, bestaande situatie en het plan beschreven. In hoofdstuk 2 wordt het ruimtelijk beleid uiteengezet. Hoofdstuk 4 beschrijft de verschillende (milieu)onderzoeken die ten grondslag hebben gelegen aan het voorliggende bestemmingsplan. Hoofdstuk 5 bevat de juridische plantoelichting. Hoofdstuk 6 ten slotte beschrijft de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Door het rijk is op 13 maart 2012 de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie geeft een integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De forse bezuinigingsopgave maakt dat er scherp geprioriteerd moet worden. De ambities spelen voornamelijk in op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen richting 2040. Het Rijk zet het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. De doelen uit de structuurvisie en de genoemde belangen uit het Barro zijn wel van belang maar gezien de regeling die deze herziening beoogd, hebben ze in het kader van dit bestemmingsplan vrijwel geen consequenties.

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

Belangrijk uitgangspunt van het Bro is de toepassing van de zogenaamde 'duurzaamheidsladder' (artikel 3.1.6. van het Bro). Via de duurzaamheidsladder stimuleert het Rijk de herstructurering van bestaand stedelijk gebied om de ontwikkeling van nieuwe terreinen te verminderen. Dit draagt bij aan economische dynamiek, zorgvuldig gebruik van ruimte en infrastructuur en behoud van de leefbaarheid van het stedelijk en landelijk gebied.

De ladder heeft betrekking op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Omdat het hier een actualisering betreft, waarbij de bestaande situatie en mogelijkheden worden vastgelegd, is er geen sprake van een nieuwe stedelijk ontwikkeling.

Conclusie
Dit bestemmingsplan betreft een (beperkte)actualisatie en samenvoeging van een aantal bestemmingsplannen en voldoet aan het nationale beleid.

2.2 Provinciaal en regionaal beleid

Provinciale Structuurvisie: Visie Ruimte en Mobiliteit (geactualiseerde versie

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving.

De Actualisering 2016 van de VRM is op 14 december 2016 vastgesteld door Provinciale Staten en op 12 januari 2017 in werking getreden. Hiermee zijn wijzigingen doorgevoerd in de Visie ruimte en mobiliteit, het Programma ruimte, de Verordening ruimte 2014 en de Cultuurhistorische Hoofdstructuur.

Provinciale Verordening Ruimte; ontwikkelen met schaarse ruimte (geactualiseerde versie)

De provincie heeft verschillende instrumenten om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren. De Verordening ruimte en mobiliteit is één van deze instrumenten. In de provinciale verordening zijn de zaken vastgelegd die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben.

Daarnaast zijn de nationale belangen die in het Barro zijn vastgelegd in de provinciale verordening opgenomen. zodat deze doorwerken in de gemeentelijke (bestemmings)plannen.

Tot slot zijn in de verordening regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen.

De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet daarom ook rekening worden gehouden met provinciaal beleid op andere beleidsterreinen.

Artikel 2.3.3 van de Verordening ruimte betreft de bescherming van de molenbiotopen.

Conclusie

Dit bestemmingsplan betreft een (beperkte) actualisatie en samenvoeging van een aantal bestemmingsplannen en sluit aan bij de Visie Ruimte en Mobiliteit en de Provinciale Verordening Ruimte.

2.3 Gemeentelijk beleid

Omgevingsvisie Korendijk 2030

Op 28 maart 2017 heeft de gemeenteraad de Omgevingsvisie Korendijk 2030 vastgesteld. De Omgevingsvisie Korendijk 2030 loopt vooruit op de Omgevingswet. Tot het moment dat de Omgevingswet van kracht is en daarmee het planfiguur omgevingsvisie wettelijk geborgd wordt, is de Omgevingsvisie Korendijk 2030 tevens aangemerkt als structuurvisie conform de Wro en als zodanig vastgesteld door de gemeenteraad.

De Omgevingsvisie Korendijk 2030 is een integrale visie waarin strategische hoofdkeuzen van beleid voor de fysieke leefomgeving voor de lange termijn staan. De visie is tot stand gekomen via dorpsgesprekken, interviews, gesprekken op de markt, debatten en omgevingstafels.

De grootste opgave ten aanzien van een onderscheidende woningvoorraad is het aanpassen van de bestaande (woning-)voorraad (zowel particulier als huur) richting levensloopbestendige, verduurzaamde woonmilieus in combinatie met (gelimiteerd) bouwen van nieuwe woningen. Naast de reeds ingezette uitbreidingslocaties ligt de focus op revitalisering, herstructurering en inbreiding van (de oudere delen van) de kernen.

Conclusie

Dit bestemmingsplan betreft een (beperkte) actualisatie en samenvoeging van een aantal bestemmingsplannen. Binnen (beperkte) bestaande kaders kan binnen dit bestemmingsplan invulling gegeven worden aan de in de omgevingsvisie geformuleerde doelstellingen.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

3.1 Ruimtelijke analyse

3.1.1 Ontwikkeling nederzettingen

Het ontstaan en de locatie van Goudswaard is direct gekoppeld aan het ontstaan van de omdijking van de polder de Oude Korendijk in 1439. Bij de keuze van de vestingsplaats vormde de ligging aan open water (het Spui) en verbindingswater (het Sandee) een zeer belangrijk motief. Goudswaard werd ter hoogte van de afdamming van de kreek het Sandee gesticht. De eerste bebouwing in Goudswaard werd voornamelijk aan de noordzijde (zeezijde) van de dijk neergezet. Aan deze zijde was het talud veel flauwer dan aan de ingepolderde zijde. De bebouwing aan de noordzijde staat daarom in het talud van de dijk tegen de weg aan. De latere bebouwing aan de polderzijde van de dijk (zuidzijde) is op enige afstand van de dijk aan de zogenaamde benedendijk gesitueerd. Oorspronkelijk werden in het dorp overwegend boerderijen gebouwd. Later werden er ook woningen, enkele winkels en bedrijfjes in de dorpskern gesitueerd. Veel van deze dicht op elkaar gesitueerde panden hebben een karakteristieke gevel en zijn daarom op de rijksmonumentenlijst geplaatst.

Nieuw–Beijerland is gesticht na de bedijking van de polder Nieuw–Beijerland (1582). Het dorp ligt direct ten zuiden van het Swaneblake, een brede kreek (het huidige Spui) die een verbinding vormde tussen de Oude Maas en het Haringvliet. Kenmerkend voor deze dorpen is de strakkere vorm van de dorpsplattegrond en de afwezigheid van een binnen bedijkte kreek. Nieuw–Beijerland wordt gerekend tot de zogeheten voorstraatdorpen. De dorpen van dit nederzettingstype ontwikkelden zich op een korte afstand van de dijk. Loodrecht op de dijk werd een Voorstraat aangelegd in de richting van een meestal rechthoekig omgracht terrein (de kerkring). Parallel aan de Voorstraat daaraan verschenen Achterstraten. De Voorstraat vormde veelal een vestigingsplaats voor de dorpsnotabelen. Aan de Achterstraten verschenen veelal de arbeiderswoningen en de bij de Voorstraat behorende werkruimtes. Het tegenover de Voorstraat gelegen deel van de dijk vormde de vestigingsplaats voor winkeliers. Rondom de haven en kaai vestigde zich vooral een vissersgemeenschap.

In vergelijking met veel andere dorpen in de Hoeksche Waard, is er sprake van een meer vergaande planmatige aanleg van het dorp. Hierbij ging men uit van een stratenstramien, dat vier gelijke rechthoeken van 90 bij 175 m omvatte. In de dorpskern werden niet alleen woonhuizen maar ook boerderijen opgenomen. Deze werden met de kopgevel aan de straatzijde gebouwd. De schuren bij de boerderijen waren veelal van hout en hadden met riet gedekte daken.

De dijkring van de polder Nieuw–Beijerland vormde lange tijd de belangrijkste landverbinding met de omgeving. Daarnaast vormde ook het Spui met de haven en het veer naar Hekelingen een belangrijke verbinding met de buitenwereld.

De kern Nieuwendijk is ontstaan aan de voet van de (Nieuwen)dijk van de Eendrachtspolder langs het Vuile Gat . De bebouwing is gelegen aan beide zijden van de Westbinnenhaven, een gegraven verbinding tussen het Piershilse Gat en het Vuile Gat. Tussen beide woonbuurtjes ligt landgoed Delta met een voor de Hoeksche Waard karakteristieke erfbeplanting (het landgoed Delta is geen onderdeel van dit bestemmingsplan).

De kern Piershil is direct na de omdijking van de polder Oud-Piershil (1524) ontstaan. Bij de keuze van de vestigingsplaats vormde de nabijheid van open water (het Spui) een belangrijk motief. Het dorp werd daarom ter hoogte van de toenmalige monding van de Oud-Piershilse Wetering in het Spui gesitueerd. Hoewel Piershil geen echt dijkdorp is, heeft de dijk een belangrijke rol gespeeld bij het ontstaan en vormgeving van het dorp. De eerste bebouwing van Piershil werd voornamelijk in de flauwe taluds van de dijk geplaatst. Over het algemeen zijn de dijktaluds in de Hoeksche Waard aan de zeezijde flauwer dan aan de ingepolderde zijde. Dit geldt ook voor de Molendijk in Piershil. De oudste aaneengesloten) bebouwing is hier aan de westzijde tegen de weg aan gesitueerd. De bebouwing aan de oostzijde van de Molendijk is van latere datum en staat op enige afstand van de dijk. De in het verlengde van de Molendijk gelegen Sluisjesdijk heeft ook aan de oostzijde een relatief flauw talud. Het gevolg is dat hier aan beide zijden van de dijk woningen tegen de weg aan staan. De kerk van Piershil ligt op enige afstand van de dijk aan de Voorstraat, vanouds de belangrijkste straat van het dorp. De Voorstraat ligt parallel aan de Piershilse Wetering en staat loodrecht op de dijk. Langs deze straat bevinden zich naast de kerk met een begraafplaats en de tegen overgelegen (voormalige) pastorie, enkele boerderijen, woningen en winkels, alsmede het verzorgingshuis en het gemeentehuis. In het voormalige buitendijke gebied werd een kade aangelegd langs het afgedamde deel van de Piershilse Wetering dat als haven fungeerde. Door het inpolderen van het water tussen de polders Oude-Korendijk en Oud-Piershil is het dorp sinds de 17e eeuw geheel omsloten door agrarisch gebied.

Zuid-Beijerland is na de inpoldering van de polder Groot Zuid-Beijerland als dijkdorp ontstaan. De basis waarlangs het dorp is ontstaan wordt gevormd door de huidige Molendijk/Dorpsstraat/Schoutsdijk. Op een deel van de dijk stond vroeger aan beiden zijden dijkbebouwing en was er sprake van een heel smal, besloten profiel. Daarnaast staan er van oudsher met name aan de noordzijde van de dijk enkele voor een deel monumentale boerderijen aan de voet van de dijk. De dijkbebouwing aan de noordzijde is thans echter bijna geheel verdwenen. Aan de voet van de dijk is hiervoor op een aantal plaatsen nieuwe bebouwing in de plaats gekomen. In de deze eeuw is het dorp uitgebreid met enkele planmatige opgezette nieuwbouwwijken zowel ten noorden als ten zuiden van het oorspronkelijke bebouwingslint.

3.1.2 Ruimtelijke opbouw

Goudswaard 

Goudswaard heeft, zoals uit de ontstaansgeschiedenis blijkt, een overzichtelijke, eenduidige ruimtelijke opbouw met een voor een dorp kenmerkende menging van functies. Binnen het dorp kunnen twee deelgebieden worden onderscheiden met eigen specifieke ruimtelijke kenmerken, te weten de oude kern en de dorpsuitbreiding.

Oude kern

De oude kern wordt in hoofdzaak gevormd door de bebouwing langs de Molendijk, de Beneden Molendijk, de Dorpsstraat en de Havenkade. Binnen de oude kern wordt in functioneel opzicht het centrumgebied onderscheiden. In dit gebied komen naast de woonfunctie en de twee kerken op bescheiden schaal ook winkels en plaatselijk verzorgende bedrijfjes voor.

Dorpsuitbreiding vorige eeuw

Vorige eeuw heeft Goudswaard zich in oostelijke richting uitgebreid. De dorpsuitbreiding bestaat voor het grootste deel uit woonbebouwing. In het gebied zijn tevens het Hervormde verenigingsgebouw, de twee basisscholen van het dorp, het dorpshuis met bibliotheek en peuterspeelzaal, het kruisgebouw, een sporthal en enkele winkels gevestigd. Deze dorpsuitbreiding wordt gekenmerkt door een vrijwel rechthoekige stratenpatroon dat de oorspronkelijke kavelrichting van de polder Oude Korendijk volgt.

Dorpsuitbreiding deze eeuw

Op een nieuw bedrijventerrein aan de Vaartsweg wordt ruimte geboden voor de vestiging van enkele plaatselijk verzorgende bedrijven die op hun huidige locatie niet over voldoende uitbreidingsmogelijkheden beschikken of waarvan de voortzetting en uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten op de huidige locatie niet gewenst is. Voor Goudswaard is een uitbreidingsgebied aangewezen ten oosten van de kern. Dit beoogde uitbreidingsgebied ligt binnen de bebouwingscontour van de provincie. De uitbreiding van de kern voor de komende jaren is geborgd in het bestemmingsplan 'Uitbreiding Goudswaard' die op 29 januari 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad. In dit bestemmingsplan zijn deze gronden niet meegenomen. De gronden binnen de bebouwingscontour van de provincie die niet zijn opgenomen in het bestemmingsplan 'Uitbreiding Goudswaard' hebben in dit bestemmingsplan een agrarische bestemming. Deze gronden blijven wel voor toekomstige uitbreiding van woningbouw behouden.

Nieuw-Beijerland

Het plangebied bestaat uit een groot woongebied met in het noordoosten van het plangebied een bedrijventerrein. In het noordwestelijk deel van het plangebied is het centrum van Nieuw–Beijerland gelegen. De volgende deelgebieden worden onderscheiden en beschreven: de oude dorpskern, de oudere naoorlogse uitbreidingen, Doelweijk, de woonwijken Oost I en Oost II en het bedrijventerrein.

Oude dorpskern

De oude dorpskern lag rond 1850 in het gebied dat begrensd werd door de Nieuw–Beijerlandsche Kreek (Swaneblake), de Spuidijk, de Achterstraat–Achterdoel en de Laning. Karakteristiek voor de oude dorpsplattegrond van Nieuw–Beijerland is de rechthoekige indeling van de dorpsplattegrond met een rechthoekig wegenpatroon en een centrale positie van de kerk. In tegenstelling tot de meeste andere dorpen op de Zeeuwse eilanden ontbreekt een min of meer ronde kerkring. De kerk is 'overhoeks' gesitueerd op een rechthoekige kavel en wordt omringd door een rechthoekige gracht.

Oude naoorlogse uitbreiding

Direct ten oosten van de oude kern tot aan de Mauritsstraat, Van Treslongstraat en de Sabinastraat liggen de eerste naoorlogse woonbuurten waarvan de bebouwingsstructuur nog enige verwantschap bezit met het rechthoekige stratenpatroon in de oude dorpskern.

Doelweijk

Ter plaatse van de ten zuiden van de oude dorpskern gelegen voormalige buitenplaats 'Doelweijk' is in de periode van 1950 tot 1960 de woonbuurt 'Doelweijk' gerealiseerd. De woonbuurt is ontworpen rondom de Van Wassenhovenstraat en een door deze straat omsloten driehoekig vormgegeven plantsoen. De woonbuurt onderscheidt zich duidelijk door het groenrijke karakter en de ten opzichte van de omgeving schuine verkavelingsrichting en de vrijere bebouwingsopzet.

 

Oost I

De in de tachtiger jaren van de vorige eeuw ontworpen woonwijk Oost I ligt ten oosten van de langgerekte, vanaf de Irenestraat–Handelstraat tot aan de kreek bij het Buitenom doorlopende groenzone. De wijk Oost l bestaat uit twee woonbuurten, namelijk een rond de 's–Gravenweg en de Schaapskooi gelegen woonbuurt en de ten zuiden van de 's–Gravenweg gelegen woonbuurt De Dreef.

Oost II

De direct ten westen en oosten van de randweg (het Buitenom) gelegen wijk Oost II is uitbreiding die vanaf 1995 is ontwikkeld. Belangrijke aspecten bij de ontwikkeling van de wijk vormde de aanleg van de randweg en de uitbreiding van het bedrijventerrein (omgeving Handelstraat). De woonwijk Oost ll is te onderscheiden in een noordelijke en een zuidelijke woonbuurt.

Bedrijventerrein

Het bedrijventerrein ligt in de noordoosthoek van het dorp, in een gebied gelegen tussen de Maximastraat en het Buitenom en de Spuidijk, Irenestraat en de omgeving van de Schaapskooi. Het oudere deel van het bedrijventerrein ligt met name in de omgeving van de Irenestraat. De latere oostwaartse uitbreiding van het bedrijventerrein hangt nauw samen met de mede in het kader van de ontwikkeling van de woonwijk Oost ll gewenste aanleg van het Buitenom.

De Veerstoep en Poort van Nieuw–Beijerland

Bij het veer zijn in het buitendijkse gebied enkele appartementengebouwen gerealiseerd. De ligging en de uitstraling van deze gebouwen op een opvallende en historische plek aan het water voegt een geheel nieuw en eigentijds woonmilieu toe aan het dorp.

Aan twee zijden van de Maximastraat is door een inbreiding met appartementen en grondgebonden woningen een dorpsentree gerealiseerd. Ook zijn een gezondheidscentrum met onder meer een praktijk voor huisartsen en fysiotherapeuten en enkele zorgunits in dit inbeidingsplan opgenomen.

Nieuwendijk

Nieuwendijk vormt als bebouwingsconcentratie een oriëntatiepunt in de open Eendrachtspolder. De kern is zowel vanaf de Buiten- en Nieuwendijk als vanuit de polder over een grote afstand zichtbaar. De kern presenteert zich met achterkanten naar het open polderlandschap en met voor- en zijkanten naar de Nieuwendijk.

De kern bestaat uit twee buurtjes die ruimtelijk van elkaar worden gescheiden door de West-binnenhaven en de daarnaast gelegen boerderij. Het buurtje dat oostelijk van de West-binnenhaven ligt is wat groter dan het westelijke buurtje. De vorm van beide buurtjes wordt bepaalde door het kavelpatroon van de Eendrachtspolder, dat vrijwel haaks op de Nieuwendijk staat. Beide buurtjes hebben een eenduidige ruimtelijke opbouw waarbij de woningen langs een op de dijk aansluitende lus van woonstraatjes zijn gegroepeerd.

Piershil

De ruimtelijke opbouw van het dorp hangt sterk samen met de ontstaansgeschiedenis. Binnen het dorp kunnen twee deelgebieden worden onderscheiden met eigen specifieke ruimtelijke kenmerken, te weten het dorpscentrum en de dorpsuitbreidingen.

Het Dorpscentrum

Het dorpscentrum met de oudste bebouwing is geconcentreerd rond de kruising Molendijk-Sluisjesdijk/Voorstraat-Kade. Het gebied wordt gekarakteriseerd door de verscheidenheid aan functies en de veelal aaneengesloten bebouwing. Bijzondere bebouwing, zoals de kerk en het gemeentehuis, vormen accenten in het gebied.

De woonbuurten en overige delen

De meeste woonbebouwing is in het noordoostelijke kwadrant gelegen. Door de ruime opzet heeft dit gebied een overwegend groen karakter. Het wegpatroon is regelmatig. Een enkele bedrijfsvesting of andere niet woonfunctie leidt tot afwijking van schaal en ritme. Aan de westzijde van het dorp liggen enkele (grote) bedrijven en de sportvelden. Dit westelijk gebied ligt ingesloten tussen de Molendijk en het Piershilsche Gat. De uitstraling van het gebied wordt met name bepaald door de volumineuze bedrijfsbebouwing. In de zuidoostelijke kwadrant liggen de Heemtuin, het verzorgingshuis en woningbouw (Piershil-Zuid).

Dorpsuitbreiding deze eeuw

Voor Piershil is een uitbreidingsgebied aangewezen ten zuidoosten van de kern. Dit beoogde uitbreidingsgebied ligt binnen de bebouwingscontour van de provincie. De uitbreiding van de kern is geborgd in het bestemmingsplan 'Uitbreiding Piershil' die op 29 januari 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad. In dit bestemmingsplan zijn deze gronden niet meegenomen.

Zuid-Beijerland

Zuid-Beijerland heeft een eenduidige ruimtelijke opbouw, waarbij de volgende deelgebieden zich duidelijk als afzonderlijke eenheden van elkaar onderscheiden:

  • het oude dorp langs de dijk;
  • het woongebied ten noorden van de dijk;
  • het woongebied ten zuiden van de dijk;
  • de sportvelden;
  • bedrijven.

Het oude dorp langs de dijk

De Dorpsstraat vormt de oorspronkelijke kern van het dorp en wordt gekenmerkt door de voor een dorp karakteristieke menging van functies (zowel wonen als detailhandel en bedrijven). Het profiel van de Dorpsstraat heeft een asymmetrische opbouw: een vrijwel gesloten bebouwingswand in het dijktalud aan de zuidzijde en een onbebouwd dijktalud aan de noordzijde van de dijk. De bebouwingswand aan de zuidzijde van de kern vormt een duidelijke eenheid en wordt gekarakteriseerd door dicht op elkaar staande veelal smalle panden (overwegend één laag met een kap).

Het woongebied ten noorden van de dijk

In de tweede helft van deze eeuw is ten noorden van de Dorpsstraat en oostelijk van de Oranjeweg in verschillende fasen een nieuwe woonwijk ontwikkeld. De structuur van deze wijk is in hoofdlijnen gebaseerd op de hoofdrichting van het oorspronkelijke kavelpatroon. De eerste uitbreidingen vonden plaats achter de Oranjewegen langs de ring Nassaustraat - Gravin Sabinastraat - Tuinweg. Hier zijn enkele openbare en bijzondere voorzieningen gerealiseerd, zoals een kerkgebouw, het dorpshuis, het (voormalig) gemeentehuis en het Groene Kruisgebouw. Vervolgens is het gebied tussen de Gravin Sabinastraat, Arent van der Graeffstraat, Ridder van Dorplaan en de Tuinweg bebouwd. Hier liggen behalve woningen ook twee basisscholen en een sportzaal. Daarna is de strook tussen de Tuinweg en het Nieuw Gat bebouwd. In 1983 hebben de bebouwingsontwikkelingen rond de Asterdstraat en de Oranjeweg plaatsgevonden.

Het woongebied ten zuiden van de dijk

Hier zijn de laatste bebouwingsuitbreidingen langs de Koninginneweg gerealiseerd. De kerk is een belangrijk oriëntatiepunt voor het gebied.

Dorpsuitbreiding deze eeuw

Voor Zuid-Beijerland is een uitbreidingsgebied aangewezen ten oosten van de kern. Dit beoogde uitbreidingsgebied ligt binnen de bebouwingscontour van de provincie. De uitbreiding van de kern voor de komende jaren is geborgd in het bestemmingsplan 'Uitbreiding Zuid-Beijerland' die op 29 januari 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad. In dit bestemmingsplan zijn deze gronden niet meegenomen. De gronden binnen de bebouwingscontour van de provincie die niet zijn opgenomen in het bestemmingsplan 'Uitbreiding Zuid-Beijerland' hebben in dit bestemmingsplan een agrarische bestemming. Deze gronden blijven wel voor toekomstige uitbreiding van woningbouw behouden.

De sportvelden en bedrijventerreinen

De sportvelden met de daarom heen gesitueerde randbeplanting vormen een duidelijk herkenbaar groen element in de dorpsrand van Zuid-Beijerland. De bedrijventerreinen liggen voornamelijk aan de noordkant van de kern.

3.1.3 Groenstructuur

Goudswaard

Zowel in de kern als aan de rand van het dorp, deels buiten het plangebied zijn groenelementen gelegen. Langs de hoofdontsluitingswegen binnen het dorp zijn veelal groenstroken met bomen gerealiseerd. In straten waar de openbaar groen ontbreekt wordt het overwegend groene beeld van het dorp gerealiseerd door de particuliere (voor)tuinen.

Nieuw-Beijerland

De belangrijkste groenelementen met betrekking tot het meer historische deel van Nieuw–Beijerland zijn:

  • de binnen de oorspronkelijke 19e–eeuwse woonkern aanwezige bomenrijen als begeleiding van de lange woonstraten;
  • het kerkhof bij de Nederlands Hervormde kerk;
  • de Nieuw–Beijerlandse Kreek;
  • de groene omgeving van de Spuidijk en de kaai (begroeide dijktaluds en uiterwaarden);
  • de oude Algemene Begraafplaats bij de Wilhelminastraat–Egmondstraat.

De belangrijkste groenelementen met betrekking tot het jongere deel van Nieuw–Beijerland zijn:

  • de bomenrijen langs enkele belangrijke ontsluitingsstraten zoals de Maximastraat–Wilhelminastraat, Doelweijk–Sabinastraat, Van Egmondstraat en 's–Gravenweg;
  • de smalle, langgerekte groenzone langs de Mauritsstraat, Van Treslongstraat en Sabinastraat;
  • het sportveldencomplex en de ijsbaan bij de Ridder van Dorpsstraat–Sabinastraat;
  • de geluidswal en de parkzone bij de hoogspanningsleiding;
  • de tussen de woonwijken Oost l en Oost ll gelegen groenzone met water en wandelroutes;
  • de grasvelden bij de Stadhoudersweg.

Nieuwendijk

Tussen de dijk en de woonbuurtjes ligt een smalle groenstrook, terwijl in het oostelijk buurtje een klein plantsoentje is gesitueerd. Het groen beperkt zich verder hoofdzakelijk tot de tuinen en een enkele straatboom.

Piershil

De kern maakt over het algemeen een groene indruk. De oorzaak hiervan is niet zo zeer gelegen in de aanwezigheid van grote groene elementen zoals singels maar meer het gevolg van de combinatie van laanbeplanting en (groene) voortuinen. In het dorp liggen verscheidene duidelijk herkenbare groenelementen: De Heemtuin, de pastorietuin, en de tuin rond Heemzicht. In de Voorstraat staan aan twee zijden linden, waardoor deze as van het dorp extra wordt geaccentueerd. De woonstraten hebben over het algemeen een groen karakter. Aan het Johan Frisopad is een speelterrein gelegen. In het verlengde hiervan ligt ten noorden van de Magrietstraat een speelveld. Ter versterking van de groenstructuur is de groenzone langs het Johan Frisopad doorgetrokken naar de groenzone langs de noordelijke rand van het gebied.

Zuid-Beijerland

De groenstructuur van Zuid-Beijerland hangt nauw samen met de stedenbouwkundige hoofdopzet van het dorp.

Het oude dorp: De aanwezigheid van bomen op de dijk van de Dorpsstraat (het oorspronkelijke bebouwingslint) is evenals elders in de Hoeksche Waard bepalend voor de groenstructuur. Er is sprake van een sterk contrast tussen beplante binnendijken en open, vrijwel onbeplante , poldergebieden. De beplanting van de oude begraafplaats achter de bebouwing van de Dorpsstraat vormt een enigszins verscholen, maar duidelijk herkenbaar groenelement.

Het woongebied ten noorden van de dijk: In het woongebied ten noorden van de dijk zijn met name de straten die haaks op de dijk staan voorzien van boombeplanting. Door de aanwezigheid van deze boombeplanting en de beplanting van de groenzone langs het Seringenpad, wordt de noordzuidrichting in het woongebied visueel-ruimtelijk geaccentueerd.

Het woongebied ten zuiden van de dijk: In het woongebied ten zuiden van de dijk is het groen overwegend direct aan de woonstraten gekoppeld.

Sportvelden: De sportvelden aan de noordzijde van het dorp zijn aan alle zijden voorzien van een circa 10 m brede beplantingsstrook.

3.2 Functionele analyse

3.2.1 Beschrijving per kern

In deze paragraaf worden de aanwezige functies die in het plangebied voorkomen nader beschreven. Hierbij wordt kort aangegeven waar ze zijn gelegen en wat voor uitgangspunten worden gehanteerd.

Goudswaard

In Goudswaard staan hoofdzakelijk woningen. Een enkele centrumvoorziening binnen Goudswaard ligt aan het begin van de Molendijk. Het gaat hier om een glas-, verf, behangwinkel. Een supermarkt is aanwezig aan de Polderboom. In Goudswaard staat een café op locatie Dorpsstraat 1. Tevens is er een café aan de Havenkade in het noordwesten van de kern. Binnen de kern zijn enkele bedrijven gevestigd. Het gaat hier onder ander om opslag van goederen een autoschadebedrijf en het bedrijventerrein ten zuid oosten van de kern. Ook zijn er enkele maatschappelijke voorzieningen opgenomen. Hier gaat hier onder andere om een aantal basisscholen. Als laatste liggen enkele agrarische gronden binnen dit bestemmingsplan. Deze gronden liggen in het uiterste oosten en westen van de kern en rond het Binnenspui.

Nieuw-Beijerland

Ook in Nieuw-Beijerland staan hoofdzakelijk woningen. Het winkelaanbod in de kern Nieuw-Beijerland is voornamelijk geconcentreerd in de Kerkstraat. Het aanbod in de foodsector bestaat uit één supermarkt van een landelijke keten met een slijterij en twee bakkers. Verder is er een kleding/textielwinkel, een bloemist en een winkel in huishoudelijke en luxe artikelen. Het horeca–aanbod bestaat uit drie ondernemingen: twee cafés en een cafetaria. Allen zijn gevestigd in het historische gedeelte van de kern aan de Spuidijk en de Achterstraat. Het horeca–aanbod is van een niveau dat verwacht mag worden bij een kern van een dergelijke omvang. In het noordoosten van Nieuw-Beijerland is een bedrijventerrein gelegen. Hier is het grootste gedeelte van de bestaande bedrijven in Nieuw–Beijerland gevestigd. Ter plaatse van dit bedrijventerrein zijn bedrijven toegestaan tot en met categorie 3.1 behorende bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Verder zijn, verspreid over het plangebied, enkele nutsvoorzieningen aanwezig. Er zijn enkele maatschappelijke voorzieningen opgenomen. Het gaat hier onder andere om twee basisscholen, een bibliotheek, een brandweerkazerne en enkele kerken. Tevens zijn een aantal recreatieve voorzieningen gevestigd, zoals een sportveld, een kinderboederij, een speelterrein, volkstuinencomplex, ijsbaan en sportterrein. Binnen het plangebied van Nieuw-Beijerland liggen hoofdzakelijk agrarische gronden met incidenteel agrarische bebouwing.

Nieuwendijk

In de woonkern Nieuwendijk zijn geen centrumvoorzieningen en horecagelegenheden gesitueerd. Er ligt één bedrijf binnen de kern. Binnen Nieuwendijk zijn enkele maatschappelijke voorzieningen gelegen. Hier gaat hier onder andere om een school.

Piershil

In Piershil staan hoofdzakelijk woningen. Enkele centrumvoorzieningen zijn centraal binnen de kern gelegen. Het gaat hier onder ander om een bakker aan de Voorstraat en een kapper en supermarkt aan de Kade. Binnen de kern zijn horecagelegenheden gevestigd aan de Voorstraat. Binnen Piershil zijn verspreid in de kern enkele bedrijven gelegen. Het gaat hier onder ander om een kaashandelsbedrijf en de gemeentewerken Korendijk. Verder zijn meerdere maatschappelijke voorzieningen opgenomen. Hier gaat hier onder andere om scholen, een bibliotheek en een politiebureau. De agrarische gronden binnen de kern Piershil bestaan uit de volkstuinen in het oosten, de weilanden in het westen en enkele percelen in het zuiden langs de Sluisjesdijk.

Zuid-Beijerland

Ook in Zuid-Beijerland staan hoofdzakelijk woningen. Er zijn enkele winkels ter hoogte van de Dorpsstraat gelegen (o.a. een woonwinkel en een bakker). Een winkelcentrum is aanwezig aan de Gravin Sabinastraat. Binnen de kern is een horecagelegenheid gevestigd. Het gaat om een partycentrum aan de Tuinweg. In Zuid-Beijerland zijn hoofdzakelijk de bedrijven aan de noordkant van de kern gevestigd. Het gaat hier onder ander om een installatiebedrijf en het bedrijventerrein in het noorden van de kern. Binnen de kern zijn meerdere maatschappelijke voorzieningen gelegen. Het gaat hier onder andere om twee scholen, een bibliotheek en een kerk. Binnen het plangebied zijn enkele agrarische gronden gelegen. Het gaat hier om agrarische percelen ten zuiden van de Dorpsstraat, ten oosten van de Beatrixlaan en ten noorden van De Leeuw.

3.2.2 Verkeer

Ontsluiting autoverkeer

De wegen binnen het plangebied zijn voornamelijk gecategoriseerd als erftoegangsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h. Het betreft woonstraten die dienen voor de ontsluiting van de woongebieden naar wegen met een verzamelfunctie binnen en rondom de kernen. Rondom de kernen zijn dit de gebiedsontsluitingswegen of erftoegangswegen type I en verbinden naar de hoofdwegenstructuur. Belangrijkste drager in de verkeersstructuur tussen de kernen is de hoofdontsluitingsroute via de Buitenom/ Sluisjesdijk/ Hogeweg/ Ronduitweg/ Noord-Achterweg. Deze route verbindt Nieuw-Beijerland met Piershil en Zuid-Beijerland. Vanaf Nieuw-Beijerland wordt via de N217 Oud-Beijerland en de A29 Rotterdam – Bergen op Zoom/Zierikzee bereikt. Vanaf Zuid-Beijerland wordt vanaf de Noord-Achterweg via de Provinciale weg eveneens de autosnelweg A29 bereikt. De Buitenom en een deel van de Ronduitweg/Noord-Achterweg zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 80 km/h. De overige wegen zijn gecategoriseerd als erftoegangsweg 60 km/h. De wegenstructuur in de kernen is geënt op de hoofdontsluitingsroute, waarbij de volgende wegen relevant zijn:

  • Molendijk in Goudswaard;
  • Spuidijk, Maximastraat/Wilhelminastraat/Julianastraat in Nieuw-Beijerland (50 km/h);
  • Nieuwendijk/Jan Vollaardsweg in Nieuwendijk (60 km/h);
  • Molendijk (30 km/h), Sluisjesdijk en Heemlaan (50 km/h) en Steegjesdijk (60km/h) in Piershil;
  • Noord-Achterweg in Zuid-Beijerland (50 km/h) en
  • Dorpsstraat/Koninginneweg in Zuid-Beijerland (50 km/h).

Piershil en Nieuw-Beijerland liggen direct aan de hoofdontsluitingsroute door de gemeente via de Buitenom en de Sluisjesdijk. Goudswaard en Nieuwendijk zijn via de Molendijk respectievelijk Nieuwendijk en Jan Vollaardsweg goed ontsloten naar deze hoofdontsluitingsroute. Vanuit Zuid-Beijerland lopen diverse routes het gebied in en richting de A29. Geconcludeerd wordt dat de ontsluiting voor het autoverkeer goed is.

Ontsluiting langzaam verkeer

Conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig wordt fietsverkeer op 30 km/h-wegen binnen de bebouwde kom gemengd met het autoverkeer afgewikkeld. Wanneer de betreffende weg een verzamelfunctie kent en daarmee een hogere intensiteit, kunnen fietssuggestiestroken worden aangebracht. Op 50 km/h-wegen binnen de bebouwde kom dienen conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig in principe fietsvoorzieningen in de vorm van fiets(suggestie)stroken of fietspaden aanwezig te zijn. Binnen de kernen wordt het fietsverkeer hoofdzakelijk gemengd met het autoverkeer afgewikkeld. De meeste wegen zijn gecategoriseerd als erftoegangsweg binnen de bebouwde kom, waar de verkeersafwikkeling conform de richtlijnen van Duurzaam veilig in principe gemengd plaatsvindt. De belangrijkste verzamelwegen binnen de bebouwde kom hebben een maximumsnelheid van 30 of 50 km/h. Voorbeelden van deze wegen zijn de Nicolaas van Puttenstraat in Goudswaard, de Molendijk in Piershil en de Oranjeweg en Dorpsstraat in Zuid-Beijerland. Deze wegen beschikken deels over fietssuggestiestroken. Daarmee voldoen de wegen binnen de bebouwde kom grotendeels aan de richtlijnen van Duurzaam Veilig. Geconcludeerd wordt dat de ontsluiting voor langzaam verkeer binnen de bebouwde kom voldoende is.

Op de hoofdontsluitingsroute buiten de bebouwde kom zijn conform de richtlijnen van Duurzaam veilig op de erftoegangswegen fietssuggestiestroken en een vrijliggend fietspad aanwezig. De Buitenom en de Ronduitweg/Noord-Achterweg beschikken deels over parallelwegen en/of vrijliggende fietspaden. Geconcludeerd wordt dat de ontsluiting voor langzaam verkeer buiten de bebouwde kom voldoende is.

Ontsluiting openbaar vervoer

De kernen worden ontsloten via buslijnen die aansluiting geven op het regionale busstation Heinenoord. Vanuit Goudswaard bediend een buslijn Piershil en Nieuw-Beijerland naar Heinenoord met een frequentie van 1 tot 2x per uur per richting, waarvan enkele busdiensten doorrijden naar metrostation Rotterdam-Zuidplein. Vanuit Zuid-Beijerland verbindt een busdienst met busstation Heinenoord met een frequentie van 1 tot 2x per uur per richting. Tevens is er een busverbinding richting Goeree-Overflakkee en Zeeland. Aanvullend rijden buurtbussen met een lagere frequentie. De ontsluiting per openbaar vervoer is in de kernen redelijk en in Nieuwendijk matig.

Parkeren

Binnen het plangebied worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt. Bij nieuwe functies dient getoetst te worden aan de parkeerkengetallen van het CROW (publicatie 182, 2008). Parkeren in nieuwe situaties dient in principe op eigen terrein te worden opgelost.

Verkeersveiligheid

De wegen binnen het plangebied zijn hoofdzakelijk conform de richtlijnen van Duurzaam veilig gecategoriseerd. Fietsverkeer vindt binnen de kernen gemengd met gemotoriseerd verkeer plaats. Dit past bij het inrichtingsprincipe van erftoegangswegen. Buiten de bebouwde kom zijn er langs de Buitenom en Ronduitweg/Noord-Achterweg conform het inrichtingsprincipe van gebiedsontsluitingswegen vrijliggende fietsvoorzieningen aanwezig. De overige hoofdontsluitingswegen beschikken over fietssuggestiestroken. Geconcludeerd wordt dat de inrichting van de infrastructuur grotendeels past bij de richtlijnen van Duurzaam veilig.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Het toetsingskader voor wegverkeerslawaai wordt gevormd door de Wet geluidhinder (Wgh). Deze wet biedt geluidgevoelige functies (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerslawaai.

Onderzoek en conclusie

In het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies, zoals wonen, mogelijk gemaakt. Derhalve kan akoestisch onderzoek op basis van de Wet geluidhinder achterwege blijven.

4.2 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen, ook wel Wet luchtkwaliteit (Wlk) genoemd. De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide (NO2) maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde uit de Wlk veroorzaakt

Onderzoek en conclusie

Uit de gegevens die beschikbaar zijn via de NIBM-tool blijkt dat langs de N217 (de drukste weg binnen de gemeente) zowel in de huidige situatie als in de toekomst geen grenswaarden worden overschreden. Aangezien langs deze drukke weg ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden, zullen ook binnen de kernen (waar de intensiteiten aanzienlijk lager liggen) geen grenswaarden worden overschreden. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die relevante gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit. De Wlk staat de vaststelling van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

4.3 Bodem en grondwaterkwaliteit

Toetsingskader

Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie. Indien uit het historisch onderzoek blijkt dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

Onderzoek en conclusie 

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en maakt geen functiewijzigingen mogelijk. Bodemonderzoek is om deze reden niet noodzakelijk.

4.4 Milieuhinder bedrijven

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu wordt gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Met behulp van een milieuzonering is op de verbeelding aangegeven welke bedrijfsactiviteiten op een locatie kunnen worden uitgeoefend. De milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De milieuzonering en de gebruikte Staten van Bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (herziene uitgave 2009).

Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' en 'functiemenging'

Binnen het plangebied ligt ten noorden van de kern Zuid-Beijerland en aan de noordzijde van de kern Nieuw-Beijerland een bedrijventerrein. Daarnaast zijn verspreid over de kernen diverse bedrijven aanwezig. Gelet op het verschillende karakter van het bedrijventerrein, de bedrijfspercelen die verspreid liggen over de kern en de bedrijvigheid in de centrumgebieden wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van twee verschillende Staten van Bedrijfsactiviteiten, te weten:

  • de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein': deze wordt toegepast binnen de bestemming Bedrijf;
  • de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging': deze wordt gehanteerd binnen de bestemming Centrum.

Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de beide Staten van Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar bijlage 2 van deze toelichting.

Onderzoek

Algemene toelaatbaarheid

Bij de milieuzonering op de bedrijventerreinen is rekening gehouden met aanwezige burgerwoningen op de terreinen en in de omgeving daarvan. Voor de woningen in de omgeving van de terreinen is in het algemeen uitgegaan van het gebiedstype 'rustige woonwijk'. Voor woningen die zijn omgeven door bedrijven of andere functies is uitgegaan van het gebiedstype 'gemengd gebied', waarbij de richtafstanden met een afstandstap zijn verkleind.

Op de bedrijventerreinen wordt daarnaast per bedrijf één bedrijfswoning toegestaan. Dit komt overeen met ontwikkelingsmogelijkheden op grond van de voorgaande bestemmingsplannen. Voor bedrijfswoningen geldt dat er reeds sprake is van een verhoogde milieubelasting, er worden daarom minder hoge eisen worden gesteld aan het woon– en leefklimaat. De richtafstanden die gelden ten opzichte van een rustige woonwijk worden bij bedrijfswoningen met twee afstandsstappen verlaagd. Feitelijk komt dit erop neer dat direct naast bestaande en nieuwe bedrijfswoningen bedrijven uit categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' toelaatbaar zijn.

Ter plaatse van de bedrijfspercelen binnen het plangebied met een bedrijfsbestemming die verspreid over de kernen zijn gelegen, zijn bedrijfsactiviteiten uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' algemeen toelaatbaar. Daarbij gaat het om lichte bedrijvigheid met beperkte (potentiële) milieuhinder.

In de centrumgebieden worden bedrijfsactiviteiten uit categorie A en B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' algemeen toelaatbaar geacht. In een gemengd gebied is dit type bedrijvigheid direct naast of onder woningen mogelijk, zonder dat sprake is van onaanvaardbare milieuhinder.

Afhankelijk van de afstand tot de omliggende woningen worden bedrijven uit milieucategorie 2 oplopend tot maximaal categorie 3.1 toegelaten. De betreffende richtafstanden ten opzichte van een rustig woongebied bedragen 30 m (categorie 2) en 50 m (categorie 3.1). Hogere categorieën worden niet algemeen toegelaten, omdat in dat geval niet aan de richtafstanden ten opzichte van woningen of bedrijfswoningen kan worden voldaan.

Inventarisatie bedrijfsactiviteiten

De in het plangebied aanwezige bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de gebruikte Staten van Bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 1). Enkele bedrijven vallen in een hogere categorie dan volgens de uitgewerkte milieuzonering algemeen toelaatbaar is (zie bijlage 2). Deze bedrijven krijgen een aanduiding op de plankaart. Hierdoor zijn deze specifieke bedrijfsactiviteiten, naast de bedrijfsactiviteiten uit de algemeen toelaatbare categorieën, volgens het bestemmingsplan toegestaan. Uitgangspunt is dat deze bestaande bedrijfsactiviteiten in het milieuspoor reeds zijn afgestemd op de omliggende gevoelige functies.

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een goed woon– en leefklimaat ter plaatse van de woningen en worden de bestaande bedrijven niet in hun functioneren belemmerd. Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuhinder de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

4.5 Milieuhinder agrarische bedrijven

Toetsingskader

In het activiteiten besluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen. Voor bedrijven waar landbouwhuisdieren worden gehouden gelden ter plaatse van geurgevoelige objecten in de omgeving in bepaalde gevallen maximaal toegestane geurbelastingen (diercategorieen waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) en in andere gevallen vaste afstandseisen (diercategorieen waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder melkrundvee). Ten opzichte van geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom dient rekening te worden gehouden met een afstandseis van 100 meter, voor objecten buiten de bebouwde kom geldt een afstandseis van 50 meter. Deze afstanden worden gemeten tussen het emissiepunt en de gevel van het geurgevoelige object.

Onderzoek

Het bestemmingsplan Kernen 2018 is consoliderend van aard en legt de bestaande situatie vast. Het feit dat de agrarische bedrijven zijn opgenomen in het bestemmingsplan Kernen 2018 heeft geen gevolgen voor de aan te houden afstanden tussen bedrijf (emissiepunten) en omliggende geurgevoelige objecten. Niet de begrenzing van het plangebied, maar de feitelijke situatie is daarvoor bepalend. De ligging van de geurgevoelige objecten in de omgeving van de agrarische bedrijven (binnen / buiten de bebouwde kom) wijzigt door de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan niet. In vergelijking met de vigerende juridisch-planologische situatie heeft het bestemmingsplan Kernen 2018 dan ook geen gevolgen voor de bedrijfsvoering van de agrarische bedrijven of de toekomstige ontwikkelingsruimte.

Conclusie

Het bestemmingsplan heeft geen gevolgen milieusituatie ter plaatse van de agrarische bedrijven in het gebied en de afstemming met omliggende geurgevoelige objecten.

4.6 Horeca

Toetsingskader

Er wordt ernaar gestreefd om bij horeca de milieubelasting voor omliggende woningen zoveel mogelijk te beperken door eisen te stellen aan de toelaatbaarheid van de activiteiten. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de Staat van Horeca-activiteiten: aanwezige horecagelegenheden worden volgens deze staat ingeschaald. In de Staat van Horeca-activiteiten wordt middels verschillende categorieën aangegeven of de milieubelasting van een horeca-activiteit toelaatbaar kan worden geacht (zie bijlage 4).

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied zijn diverse horecagelegenheden aanwezig. Een daarvan heeft in het bestemmingsplan de bestemming Horeca gekregen (in de kern Zuid-Beijerland) de overige horecagelegenheden vallen met name binnen de bestemming Centrum. Binnen de bestemming Centrum is horeca niet in algemene zin toegestaan, maar uitsluitend op de percelen waar in de huidige situatie een horecagelegenheid is gevestigd. Voor de toelaatbaarheid van horeca-activiteiten is per perceel gekeken naar de aanwezige horecagelegenheid en de inschaling in de Staat van Horeca-activiteiten. Met de gekozen bestemmingslegging worden bestaande horecabedrijven niet in de bedrijfsvoering beperkt, en wordt voorkomen dat ter plaatse van gevoelige functies hinder ontstaat als gevolg van (een uitbreiding van de) horeca-activiteiten binnen het plangebied.

4.7 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10–6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Onderzoek

Lpg–tankstation

In het noordoosten van het plangebied bevindt zich een lpg–tankstation dat onder het Bevi valt. Voor lpg–tankstations gelden vaste afstanden die afhankelijk zijn van de doorzet van de bedrijven. De doorzet van het lpg–tankstation bedraagt maximaal 1.000 m³/jaar. De PR 10–6–contour bedraagt 45 m voor het vulpunt voor nieuwe situaties. Binnen deze contour zijn geen kwetsbare objecten aanwezig of geprojecteerd (zoals woningen).

Wel is de bedrijfswoning die bij het betreffende tankstation hoort gelegen binnen de PR 10–6–contour. De woning is een beperkt kwetsbaar object. Voor dergelijke objecten geldt de PR 10–6–contour als een richtwaarde, Omdat het een historisch gegroeide, bestaande situatie betreft, waar bovendien voldoende vluchtmogelijkheden zijn en de bereikbaarheid voor hulpdiensten voldoende is, wordt de situatie acceptabel geacht.

Het invloedsgebied voor het GR ligt op een afstand van 150 m vanaf het vulpunt. Binnen dit invloedsgebied zijn volkstuinen gelegen, alsmede een zeer beperkt deel van het bedrijventerrein gelegen tussen de Handelstraat en Buitenom. Binnen het invloedsgebied vinden geen ontwikkelingen plaats. Daarnaast wordt er ruimschoots voldaan aan de oriënterende waarde voor het GR. Wel is onderstaand het groepsrisico binnen het invloedsgebied (beperkt) verantwoord.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Er vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het Spui. Uit informatie van de brandweer Zuid–Holland Zuid blijkt dat het Spui in het Basisnet wordt gecategoriseerd als 'Rood', dit zijn belangrijke vaarwegen met grote zeevaart. Hiervoor geldt een plasbrand aandachtsgebied van 25 m. In deze zone is terughoudendheid geboden met toevoegen van nieuwe kwetsbare bestemmingen. Het plangebied valt net buiten deze zone, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Spui vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

Over de N217 worden ook gevaarlijke stoffen vervoerd. Gelet op de beperkte vervoersintensiteiten is de PR 10–6–contour binnen de weg gelegen en ligt het GR ruimschoots onder de oriënterende waarde.

Voor vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen wordt verwezen naar paragraaf 4.8.

Verantwoording van het groepsrisico

Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van een lpg–tankstation, een aantal buisleidingen (zie paragraaf 4.8) en mogelijk de N217 en het Spui (de omvang van het invloedsgebied is beperkt, maar niet exact bekend). Derhalve dient het groepsrisico te worden verantwoord. Hierbij is gebruikgemaakt van het advies van de Regionale brandweer Zuid–Holland Zuid. Aangezien er sprake is van een consoliderende situatie en er geen oriënterende waarden worden overschreden, is de verantwoording beperkt van opzet. Het effect van een plasbrand op het Spui reikt vermoedelijk niet tot het plangebied (25 m vanaf de oever), maar wordt zekerheidshalve meegenomen in de verantwoording.

Zelfredzaamheid

Voor het bedrijventerrein, de woning of de volkstuinen binnen het invloedsgebied van het lpg–tankstation bestaan in het algemeen geen belemmeringen ten aanzien van de zelfredzaamheid. Het gaat in alle gevallen om gebouwen met weinig bouwlagen die relatief makkelijk zijn te ontvluchten (hoge mate van zelfredzaamheid). Er zijn binnen het invloedsgebied meerdere vluchtwegen aanwezig die van de risicobron af zijn gericht. Voor de overige risicobronnen geldt hetzelfde. In alle gevallen is sprake van een omgeving met relatief lage bebouwing en functies met een relatief beperkte personendichtheid (bedrijven, volkstuinen en een aantal woningen).

Bestrijdbaarheid

De brandweer is op het bedrijventerrein zelf aanwezig (op circa 300 m afstand vanaf het vulpunt) en derhalve zeer snel aanwezig bij mogelijke ongelukken. De bereikbaarheid voor hulpdiensten is over het algemeen goed te noemen (er is in alle gevallen sprake van meerdere aanrijdroutes). Daarnaast is er voldoende bluswater aanwezig om een dreigende Boiling Liquid Vapour Explosion (BLEVE) te voorkomen (het maatgevende rampenscenario bij vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en het lpg–tankstation).

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan. Gelet op de beperkte hoogte van het GR en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid ingeval van calamiteiten, wordt het GR binnen het plangebied verantwoord geacht.

4.8 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Ondergrondse buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Bevi. Dat betekent dat de toetsings- en bebouwingsafstand worden vervangen door een afstand voor het plaatsgebonden risico (PR) en een afstand voor het invloedsgebied van het groepsrisico (GR). Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR geldt, indien er objecten binnen het invloedsgebied liggen, een verantwoordingsplicht. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situatie:

  • het plangebied ligt buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden of, bij toxische stoffen, het plangebied ligt buiten de grens waarbij het PR 10-8 per jaar is, of;
  • het GR kleiner is dan 0,1 maal de oriënterende waarde, of;
  • het GR neemt met minder dan 10% toe terwijl de oriënterende waarde niet wordt overschreden.

In verband met de bescherming en het beheer van leidingen, dient tevens een belemmeringenstrook bestemd te worden. Binnen deze afstand is in beginsel geen bebouwing toegestaan.

Hoogspanningsverbindingen

In een tweetal brieven, d.d. 4 oktober 2005 en 4 november 2008 heeft de minister van VROM een advies uitgebracht met betrekking tot de aan te houden afstanden van gevoelige functies tot bovengrondse hoogspanningsverbindingen. De staatssecretaris adviseert geen nieuwe gevoelige functies te realiseren binnen de indicatieve zone. Gevoelige functies zijn functies waarin kinderen van 0 tot 15 jaar langdurig kunnen verblijven zoals wonen, scholen en kinderopvangvoorzieningen. De aan te houden afstanden gelden voor nieuwe situaties. Per bovengrondse hoogspanningslijn is door het ministerie de breedte van de 'indicatieve zone' aangegeven.

Onderzoek en conclusie

Ten noorden en noordoosten van de kern Nieuw-Beijerland is een leidingenstraat aanwezig waarin diverse buisleidingen zijn gelegen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze leidingen zijn deels in het noordoosten van het plandeelgebied kern Nieuw-Beijerland gelegen. Het gaat om hogedrukaardgasleiding en enkele olieleidingen. In het noordoosten van het plangebied bevindt zich tevens een bovengrondse 380 kV hoogspanningsleiding.

Aardgasleiding

De aardgasleiding treedt het plangebied binnen vanuit het noordoosten en loopt na een afsluiterschema in de buurt van het lpg–tankstation verder naar het bedrijventerrein tot aan het Gasdrukmeet- en regelstation dat is gelegen aan de Nijverheidsstraat.

Tabel 4.1 Kenmerken hogedrukaardgasleiding

Leiding   diameter,
druk  
PR 10-6   Invloedsgebied GR   belemmerende strook  
W-507-01   12”/4", 40 bar   0 m   140 m / 45 m   4 m  

De leiding heeft tot aan het afsluiterschema een diameter van 12' en een druk van 40 bar en gaat daarna over in een leiding met een diameter van 4' en een druk van 40 bar.

Omdat deze leiding in het plangebied is gelegen dient op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen inzicht te worden gegeven in het PR en het GR. De PR 10-6 contour ligt niet buiten de inrichting. Het groepsrisico bedraagt ruim minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde.

Olieleidingen

Binnen de leidingenstrook die ten noordoosten van het plangebied is gelegen en deels door het plangebied loopt bevinden zich verscheidene buisleidingen voor het vervoer van (ruwe) olie. Deze leidingen liggen in leidingenstrook die op grond van de Structuurvisie buisleidingen is aangewezen. Het betreft buisleidingen voor het vervoer van brandbare vloeistoffen uit de K1 categorie.

Tabel 4.2 Kenmerken K1 buisleidingen

Leiding   diameter,
druk  
PR 10-6   Invloedsgebied GR  
RRP
Ruwe olieleiding  
36”
43 bar  
33 m   enkele meters > 33 m  
R'dam -Antw. Pijpleiding maatschappij
Ruwe olieleiding  
34", 52 bar   34 m   enkele meters > 34 m  
PPS
K1 buisleiding  
8", 80 bar   10 m   29,2 m  
Total
K1 buisleiding  
24", 60 bar   25 m   enkele meters > 25 m  

Op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen dient ook voor de vier bovenstaande buisleidingen inzicht te worden gegeven in het PR en het GR. De PR 10-6 contouren en het invloedsgebied voor het groepsrisico zijn overgenomen uit de publicatie van het RIVM. Ook voor de andere leidingen wordt daarom aangenomen dat de PR 10-6 contour niet is gewijzigd. Een berekening is niet nodig aangezien de afstand tot de nabijgelegen bedrijfsbebouwing circa 150 m bedraagt. De meest nabij gelegen bebouwing betreft de bedrijfswoning bij het LPG-tankstation op een afstand van circa 70 m van de leiding. Gelet op de afstand tot de nabijgelegen objecten en het feit dat er in de omgeving van de buisleidingen geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt voldoet het plan aan de grenswaarde voor het PR.

Omdat er geen bebouwing aanwezig is binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico is een nadere beschouwing van het groepsrisico van de K1 buisleidingen achterwege gelaten. Voor de K1 buisleidingen is een belemmerende strook opgenomen van 5 m aan weerszijde van de leidingen. Voor deze leidingen is één bestemmingsregeling opgenomen waarbij de maximale diameter is bepaald op ten hoogste 36".

Hoogspanningsleiding

In het noordoosten van het plangebied bevindt zich een bovengrondse hoogspanningsleiding Het gaat om de 380 kV hoogspanningsverbinding Crayestein–Maasvlakte. Deze leiding heeft een zakelijke rechtstrook van 76 m (38 m aan weerszijden). Voor de leiding geldt tevens een indicatieve zone van 200 m aan weerszijden van de leiding. Binnen de indicatieve zone worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Daarnaast wordt in alle gevallen voldaan aan de aan te houden zakelijke rechtstrook. Geconcludeerd wordt dat de hoogspanningsleiding geen beperkingen oplevert voor het bestemmingsplan.

4.9 Waterhuishouding

Toetsingskader

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 2016-2021 staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Voor een toename aan verhard oppervlak moet 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de verharding toeneemt.

Onderzoek

Goudswaard

De kern Goudswaard ligt aan de westkant van de gemeente, langs de hoofdwatergang Het Sande. De bodem bestaat ter plaatse uit klei. De maaiveldhoogte ligt circa tussen NAP +0,1 en +0,4 m. De gemiddeld hoogste grondwaterstand is hoger dan 0,4 m beneden maaiveld en de gemiddeld laagste grondwaterstand staat meer dan 1,20 m beneden maaiveld. In het plangebied liggen nog enkele overige watergangen. De kern valt onder het peilbesluit De Eendragt. Ten zuiden van de Molendijk wordt overwegend een peil van NAP -1.20 gehanteerd. Ten noorden van de Molendijk wordt een peil van NAP +0,85 gehanteerd. De Molendijk vormt een regionale waterkering (compartimenteringsdijk). De Westdijk, Havenpad en Haven vormen een primaire waterkering. In de na 1990 gerealiseerde uitbreidingen zijn gescheiden of verbeterd gescheiden rioolsystemen aangelegd. Overig ligt binnen het plangebied een gemengd rioolsysteem.

Nieuw-Beijerland

Nieuw–Beijerland ligt op een hogere zandige zeekreekrug, de bodem bestaat uit matig zandige tot lichte zeeklei. De gemiddeld hoogste grondwaterstand varieert tussen 0,4 m en 0,8 m onder het maaiveld, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 1,2 m onder het maaiveld ligt. De hoogte van het maaiveld varieert tussen NAP 0 m in het zuidoosten en NAP + 0,5 m in het noordwesten.

Het plangebied ligt in bemalingsgebied De Eendragt, in het plangebied bestaat geen wateropgave. In Nieuw–Beijerland worden verschillende oppervlaktewaterpeilen gehanteerd, welke zijn weergegeven in figuur 5.2. Het plangebied watert in zuidoostelijke richting af via de hoofdwatergang de Nieuw–Beijerlandse Kreek. Het overtollige water wordt door het gemaal 'de Eendragt' uitgeslagen op het Vuile Gat. Om eventuele watertekorten aan te vullen en watergangen door te spoelen wordt ten westen van Oud–Beijerland bij Brakelsveer water ingelaten vanuit het Spui.

De Spuidijk wordt aangemerkt als primaire waterkering. Deze waterkering is echter niet door de toetsing van het Waterschap gekomen, het Waterschap zal de Spuidijk op termijn (binnen de huidige beschermingszone) versterken. Net buiten het plangebied bevindt zich aan de westzijde de Oudendijk, dit is een secundaire waterkering. Naast de Nieuw–Beijerlandse Kreek worden ook de watergangen langs en tussen de Sabinastraat en Schoutstraat, alsmede de watergang langs de Dreef aangemerkt als hoofdwatergang. De Nieuw–Beijerlandse Kreek is tevens onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Binnen het plandeel Nieuw-Beijerland bevinden zich twee rioolpersleidingen. Het betreft een effluentleiding van de rioolwaterzuiveringsinstallatie Piershil naar het Spui en een influentleiding van het rioolgemaal Nieuw–Beijerland naar de rioolwaterzuiverings- installatie Piershil. In de kern ligt een gemengd rioolstelsel.

Nieuwendijk

De kern Nieuwendijk ligt aan de zuidkant van de gemeente, ten noorden van het “Vuile Gat”. De kern bestaat uit twee woongebieden die door de West binnenhaven van elkaar worden gescheiden. De bodem bestaat ter plaatse uit klei. De maaiveldhoogte bedraagt circa NAP -0,1 m. De gemiddeld hoogste grondwaterstand is hoger dan 0,4 m beneden maaiveld en de gemiddeld laagste grondwaterstand staat meer dan 1,20 m beneden maaiveld. De West binnenhaven en de watergangen aan de noord- en oostzijde van de kern Nieuwendijk zijn hoofdwatergangen. De kern Nieuwendijk valt onder het peilbesluit De Eendragt. Aan de zuidkant van het plangebied vormt de Nieuwendijk een primaire waterkering. In het plangebied ligt een gemengd rioolsysteem.

Piershil

De kern Piershil ligt aan de westkant van de gemeente, ten noorden van de Steegjesdijk/ De Buitenom. De bodem bestaat ter plaatse uit klei. De maaiveldhoogte ligt circa tussen NAP +0,1 en -0,5 m. De gemiddeld hoogste grondwaterstand is hoger dan 0,4 m beneden maaiveld en de gemiddeld laagste grondwaterstand staat meer dan 1,20 m beneden maaiveld. Langs de randen van het plangebied liggen enkele hoofdwatergangen. De kern Piershil valt onder het peilbesluit De Eendragt. In de kern wordt overwegend een peil van NAP -1,10 gehanteerd. De Molendijk vormt een regionale waterkering (compartimenteringsdijk). In het plangebied ligt overwegend een gemengd rioolsysteem. In de na 1990 gerealiseerde uitbreidingen zijn gescheiden of verbeterd gescheiden rioolsystemen aangelegd.

Zuid-Beijerland

De kern Zuid-Beijerland aan de zuidoostkant van de gemeente, ten noorden en zuiden van de Dorpsstraat. De bodem bestaat ter plaatse uit klei. De maaiveldhoogte ligt tussen circa NAP +0,3 en +0,6 m. De gemiddeld hoogste grondwaterstand in het zuidwesten is hoger dan 0,4 m beneden maaiveld en in het noordoosten fluctueert de gemiddelde hoogste grondwaterstand tussen 0,4 en 0,8 m beneden maaiveld. In beide gebieden staat de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 1,20 m beneden maaiveld. In het plangebied liggen enkele overige watergangen. De Oost binnenhaven langs de oostzijde van de kern is een hoofdwatergang. De kern Zuid-Beijerland valt onder het peilbesluit De Eendragt. Aan de Dorpsstraat en ten noorden daarvan wordt een peil gehanteerd van NAP -1,50 m en ten zuiden van de Dorpsstraat wordt een peil gehanteerd van NAP -0,75 m. De Dorpsstraat vormt een regionale waterkering (compartimenteringsdijk). In het plangebied ligt een overwegend gemengd rioolsysteem. In de na 1990 gerealiseerde uitbreidingen zijn gescheiden of verbeterd gescheiden rioolsystemen aangelegd.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Binnen het plangebied zijn geen watergangen aanwezig die toegewezen zijn als KRW- watergang.

Het toepassen van niet-uitloogbare bouwmaterialen voorkomt dat het hemelwater, dat wordt afgekoppeld naar het oppervlaktewater, wordt vervuild. In verband hiermee worden eisen gesteld aan de bij de daken, goten en leidingen te gebruiken materialen. Er mogen geen (sterk) uitloogbare materialen zoals koper, lood, zink, teerhoudende dakbedekking of geïmpregneerde beschoeiingen gebruikt worden op delen die met hemelwater in contact komen, zoals de dakbedekking, goten en pijpen of er moet voorkomen worden dat deze materialen kunnen uitlogen (bijvoorbeeld door het coaten van loodslabben). Afkoppeling van hemelwater zorgt ervoor dat het aantal riooloverstorten laag is. Ook dit komt de waterkwaliteit (in de omgeving) ten goede.

Conclusie

Het voorliggende plan is een conserverend bestemmingsplan. Er vinden geen ruimtelijke ontwikkelen In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'.

Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen. plaats die van invloed zijn op de waterhuishouding in het plangebied.

4.10 Natuur

Toetsingskader

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natuurnetwerk Nederland (NNN);
  • Natura-2000 gebieden.

Natura-2000 gebieden

De Staatssecretaris van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn; en
  • de bescherming van overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn.

Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Onderzoek en conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Dat wil zeggen dat het plan primair gericht is op het behoud en het beheer van de huidige situatie. De uitvoering van het plan heeft dan ook geen gevolgen voor de eventuele aanwezigheid van beschermde soorten

4.11 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat bestemmingsplannen, waarvoor geen milieueffectrapport wordt opgesteld, een beschrijving bevatten van de wijze waarop met de in het plangebied aanwezige historische waarden rekening is gehouden.

Onderzoek en conclusie

In zowel Goudswaard (molen Windlust) , Nieuw-Beijerland (molen De Swaen), Piershil (molen Simonia) en Zuid-Beijerland (molen Landzigt) bevindt zich een molen. In de ruimtelijke planvorming gelden voorwaarden om te waarborgen dat de molens voldoende in de wind staan. De omgeving waarin een molen is gelegen wordt de molenbiotoop genoemd. Een molenbiotoop heeft tot doel de windvang van een molen te beschermen middels een bestemmingsplan. Daarnaast beschermt het ook het zicht op de molen vanuit de omgeving. De contour van de molenbiotoop ligt in een straal van 400 meter om de molens. In het bestemmingsplan is de molenbiotoop opgenomen. In het bestemmingsplan is de volgende regel opgenomen:

39.1 Molenbiotoop

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – molenbiotoop' de volgende regels:

  • a. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing of beplanting opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing of beplanting opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • c. bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken dit lid onder a, indien:
    • 1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
    • 2. toepassing van de in dit lid onder a bedoelde afstands– en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing of beplanting onevenredig zouden schaden;
  • d. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.

4.12 Archeologie

Toetsingskader

Erfgoedwet

De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ), omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Archeologiebeleid Hoeksche Waard

Op 19 januari 2010 stelde de Commissie Hoeksche Waard de archeologische verwachtingenkaart voor de Hoeksche Waard vast. Ook het college van B en W van Korendijk hebben in hun vergadering van 23 februari 2010 deze archeologische verwachtingenkaart vastgesteld.

Een archeologische verwachtingskaart kan als leidraad worden gebruikt voor de bescherming van archeologische waarden. Ook kan de kaart gebruikt worden om vast te stellen welk archeologisch onderzoek nodig is bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen.

Onderzoek

De kernen hebben over het algemeen een middelhoge verwachtingswaarde. De kernen Goudswaard, Nieuw-Beijerland en Piershil hebben in de oude kern een hoge verwachtingswaarde. Ook de havenkanalen van Goudswaard, Piershil en Nieuwendijk hebben een hoge verwachtingswaarde.

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, er vinden geen bodemverstorende ontwikkelen plaasts. Voor het opstellen van het bestemmingsplan is dan ook niet noodzakelijk archeologisch vooronderzoek uit te voeren.

Conclusie

Voor de verschillende archeologische beleidscategorieen wordt in het bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen.

4.13 Milieueffectrapportage

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2).

Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu.

Als er geen nieuwe ontwikkelingen bij recht worden toegestaan is er geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject of ander mer-beoordelingsplichtig project.

Voor de wijzigingsmogelijkheid in het plan is een vormvrije mer-beoordeling pas aan de orde op het moment dat er een wijzigingsplan wordt gemaakt.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

Het onderhavige bestemmingsplan kan als beheersregeling fungeren en heeft een consoliderend karakter. Gekozen is voor een min of meer gedetailleerde opzet van het plan met een flexibele regeling. Het plan kenmerkt zich door het gebruik van bestemmingen waarmee de huidige functies zijn vastgelegd.

5.2 Artikelsgewijze toelichting

In deze paragraaf worden de belangrijkste regelingen die het plan bevat, nader toegelicht. De planregels zijn in vier hoofdstukken uiteen gezet. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels, hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en hoofdstuk 3 bevat de algemene, voor het gehele plangebied geldende regels. Tot slot bevat hoofdstuk 4 de overgangs– en slotregel.

5.2.1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel wordt bepaald op welke manier bij de toepassing van de planregels wordt gemeten. Bij het meten van bouw– en goothoogtes van gebouwen is het begrip peil van belang.

5.2.2 Bestemmingen en gebruik

Artikel 3 Agrarisch

Voor een aantal agrarische percelen is de bestemming 'Agrarisch' opgenomen. De bestemming 'Agrarisch' is afgestemd op de regeling van het bestemmingsplan buitengebied. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning is een bedrijfswoning toegestaan. Met een omgevingsvergunning is kan het bevoegd gezag afwijken voor het toestaan van nevenfuncties en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mits voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden.

Artikel 4 Agrarisch - 1

Voor een aantal agrarische percelen is de bestemming 'Agrarisch - 1' opgenomen. De bestemming 'Agrarisch -1' is grotendeels afgestemd op de regeling van de bestemming 'Agrarisch'. Er zijn echter geen bedrijfswoningen mogelijk en de regeling voor wat betreft bouwwerken biedt minder mogelijkheden. Met een omgevingsvergunning is kan het bevoegd gezag afwijken voor het toestaan van nevenfuncties en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mits voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden. In de bestemming is tevens voor een deel, ten noorden van de meest recente uitbreiding van Goudswaard, een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Deze bevoegdheid maakt, onder voorwaarden, de realisatie van een multifunctioneel centrum mogelijk.

Artikel 5 Bedrijf

De in het plangebied aanwezige bedrijven zijn bestemd als 'Bedrijf'. De toelaatbaarheid van bedrijven is beperkt tot categorie 1 tot en met 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Afwijking van de beperking in algemene toelaatbaarheid is mogelijk als het bedrijven betreft die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen en indien een bedrijf door een milieuvriendelijke werkwijze minder hinder veroorzaakt dan op grond van de Staat van Bedrijfsactiviteiten verwacht mag worden. Voor het verlenen van een omgevingsvergunning om af te wijken is advies nodig van een milieudeskundige. In het plangebied zijn een aantal bedrijven aanwezig die vallen in een hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan de algemene toelaatbaarheid ter plaatse. Voor deze bedrijven is een functieaanduiding op de verbeelding opgenomen. Per bedrijf is het toegestaan één bedrijfswoning te realiseren.

Artikel 6 Bedrijf - 1

De in het plangebied aanwezige bedrijven zijn bestemd als 'Bedrijf'. De toelaatbaarheid van bedrijven is beperkt tot categorie 3.2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Afwijking van de beperking in algemene toelaatbaarheid is mogelijk als het bedrijven betreft die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen en indien een bedrijf door een milieuvriendelijke werkwijze minder hinder veroorzaakt dan op grond van de Staat van Bedrijfsactiviteiten verwacht mag worden. Voor het verlenen van een omgevingsvergunning om af te wijken is advies nodig van een milieudeskundige. Per bedrijf is het toegestaan 1 bedrijfswoning te realiseren binnen de representatieve zones langs de Bosweg en Noord-Achterweg.

Artikel 7 Bedrijf - Gasdrukmeet- en regelstation

De bestemming heeft uitsluitend betrekking op het gasdrukmeet- en regelstation aan de Nijverheidsstraat in Nieuw-Beijerland. Op de bij deze locatie behorende gronden mogen dan ook uitsluitend gebouwen en bouwwerken worden gebouwd die ten dienste van de bestemming staan.

Artikel 8 Centrum

Voor de centrumgebieden van de kernen is de bestemming 'Centrum' opgenomen. Binnen de bestemming zijn naast wonen ook detailhandel en dienstverlening toegestaan. Daarnaast zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - tot en met categorie b1 ': tevens bedrijven tot en met categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' toegestaan. Ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van horeca - tot en met categorie 1b', 'specifieke vorm van horeca - tot en met categorie 1c' en 'specifieke vorm van horeca - tot en met categorie 2' zijn tevens horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b t/m 2 van de Staat van Horeca–activiteiten.

Artikel 9 Centrum - 1

De bestemming Centrum is uitgangspunt bij de nieuwe bestemming Centrum - 1. Binnen deze bestemming zijn een fitnesscentrum en fysiopraktijkruimte op de begane grond en een kantoor op de verdieping toegestaan.

Artikel 10 Cultuur en Ontspanning

De in het plangebied voorkomende kinderboerderijen zijn bestemd als 'Cultuur en ontspanning'. Binnen deze bestemming is een beperkt bouwvlak opgenomen waarbinnen gebouwen gerealiseerd mogen worden. Daarnaast geldt in dit bouwvlak een maximale bebouwingspercentage. Op de overige gronden zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 3 m.

Artikel 11 Detailhandel

De bestemming heeft uitsluitend betrekking op de grotere winkelpanden. In het plangebied bevinden zich in de Gravin Sabinastraat te Zuid-Beijerland de enige grote winkelpanden. Andere verspreide winkels in het plangebied hebben een gemengde bestemming.

Artikel 12 Groen

Binnen het plangebied zijn vooral de grote, aaneengesloten groengebieden bestemd tot 'Groen'. Behalve voor beplantingen, zijn deze gronden ook bestemd voor speelvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, zoals bergbezinkbassins en voet– en fietspaden.

Artikel 13 Horeca

Dit betreft het horeca pand op de hoek van de Gravin Sabinastraat en de Tuinweg in Zuid-Beijerland. Overige (kleinere) horecapanden hebben een gemengde bestemming.

Artikel 14 Kantoor

De bestemming heeft uitsluitend betrekking op de grotere kantoorpanden. In het plangebied bevinden zich enkele kantoorpanden. Andere verspreide kantoren in het plangebied hebben een gemengde bestemming.

Artikel 15 Maatschappelijk

De scholen, de kerk, de medische voorzieningen en andere maatschappelijke voorzieningen in het plangebied hebben de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen. Ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' (bp) is een begraafplaats toegestaan. Tevens komt in het plangebied een molen voor. In de algemene aanduidingsregels is hiervoor de molenbiotoop opgenomen.

Artikel 16 Maatschappelijk - Religie

De voor 'Maatschappelijk - Religie' aangewezen gronden zijn bestemd voor bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, religie en verenigingsleven, een dienstwoning en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

Op deze gronden mag worden gebouwd binnen het bouwvlak. De bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 30 m. De totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel.

Artikel 17 Natuur

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud en herstel en/of herstel van actuele en potentiële landschappelijke en natuurwaarden en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, wandel en fietspaden.

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd.

Artikel 18 Recreatie - Dagrecreatie

Aan de oostzijde van het plangebied bevinden zich recreatieve voorzieningen in de vorm van volkstuinen. De volkstuinen hebben de bestemming 'Recreatie – Dagrecreatie' gekregen. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan tot een bouwhoogte van maximaal 3 m.

Artikel 19 Sport

De sportvelden binnen het plangebied zijn bestemd voor Sport. De gronden zijn hier bedoeld voor sport en recreatie. Op de verbeelding zijn bouwvlakken opgenomen waarbinnen gebouwen kunnen worden opgericht. Hierbij is met een percentage een maximum aan de totale oppervlakte van de gebouwen gesteld. Hiermee kunnen de gebouwen op een andere locatie binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. Daarnaast is op de verbeelding een maximale goothoogte opgenomen. De bestaande regeling is hierbij als uitgangspunt genomen.

Artikel 20 Tuin

Bij de hoofdgebouwen behorende voortuinen en de meeste zijtuinen, waar bebouwing niet gewenst is, vallen niet onder de bestemming 'Wonen', maar zijn apart als 'Tuin' bestemd. Reden hiervoor is dat het niet wenselijk wordt geacht om bebouwing voor de voorgevel van de woningen toe te staan. Binnen de bestemming Tuin zijn uitsluitend erfafscheidingen met een maximale hoogte van 1 m en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan tot een maximale hoogte van 3 m.

Artikel 21 Verkeer

De ontsluitingswegen in het plangebied zijn bestemd als Verkeer. Behalve voor verkeersvoorzieningen, zoals wegen en fiets– en voetpaden, zijn de betreffende gronden ook bestemd voor parkeervoorzieningen en straatmeubilair.

Artikel 22 Verkeer - Verblijfsgebied

Naast de ontsluitingswegen komen in het plan veel woonstraten voor. Deze woonstraten hebben de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied' gekregen. Behalve voor ontsluiting dienen deze straten ook voor verblijf in samenhang met aangrenzende bestemmingen.

Omdat ook binnen deze bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied' kleine groengebieden voorkomen, zijn behalve wegen, fiets– en voetpaden ook groenvoorzieningen toegestaan. Binnen de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals straatmeubilair en speelvoorzieningen, worden gebouwd.

Binnen de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied' is tevens de mogelijkheid opgenomen voor het organiseren van evenementen zoals een kermis, braderie of markt.

Artikel 23 Water

De hoofdwatergangen in het plangebied zijn bestemd als 'Water'. Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en aanlegsteigers worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 m.

Artikel 24 Water - Natuur en landschapswaarden

Vanwege de natuur- en landschapswaarden, is de Nieuw–Beijerlandsche kreek bestemd als 'Water, Natuur– en landschapswaarden'. Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en aanlegsteigers worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 m. Om de natuurlijke en landschappelijke waarden in het gebied te behouden of te versterken, is een regeling voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

Artikel 25 Wonen

Binnen deze bestemming is rekening gehouden met wonen en zijn ook aan–huis–gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan. Bedrijfsmatige activiteiten zijn gebonden aan een maximum bebouwingspercentage van 25% met een maximum oppervlakte van 40 m². In het plangebied komt een aantal percelen voor waar sprake is van een meer structurele menging van functies waarbij de begane grondlaag in het geheel niet wordt bewoond maar gebruikt wordt als kantoor. Voor deze percelen is op de verbeelding de aanduiding 'kantoor' (k) voor kantoren opgenomen.

Om de woningtypologieën in het plangebied te waarborgen, zijn op de verbeelding aanduidingen opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' [vrij] is het uitsluitend toegestaan vrijstaande woningen te bouwen. Dit is vooral het geval aan de randen van het plangebied. Daarnaast is de aanduiding 'twee–aan-één' [tae] opgenomen waar naast vrijstaande woningen ook twee–aan-één gebouwde woningen gebouwd mogen worden. Gestapelde woningen zijn op de verbeelding voorzien van de aanduiding 'gestapeld' [gs]. Op enkele locaties zijn gebouwen aangeduid met de aanduiding 'garage' (ga). Ter plaatse zijn uitsluitend garages en bergplaatsen toegestaan ten behoeve van de woningen.

De bestemming 'Wonen' is op de verbeelding voorzien van een bouwvlak dat volledig mag worden bebouwd. De maximale goothoogte van woningen is aangegeven op de verbeelding. Aan– en uitbouwen en bijgebouwen mogen buiten het bouwvlak worden opgericht. Hiervoor geldt een maximaal bebouwingspercentage van 40% bij vrijstaande woningen en 60% bij aaneengesloten woningen van de bij het hoofdgebouw behorende zij- en/of achtererf, met een maximum van 75 m² bij kleine percelen (< 500 m² en 100 m² bij percelen van 500 m² en groter.

Artikel 26 Wonen - 1

Voor het gebouw langs de Maximastraat in Nieuw-Beijerland is de bestemming Wonen - 1 opgenomen. Omdat het pand voorziet in mogelijkheden voor maatschappelijke voorzieningen en praktijkruimten zijn deze functies door middel van de aanduiding 'maatschappelijk' (m) op de verbeelding opgenomen. Daarnaast zijn, net als bij de bestemming Wonen, ook aan–huis–gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan en zijn bedrijfsmatige activiteiten gebonden aan een maximumoppervlak van 25% met een maximum van 40 m².

Artikel 27 Leiding - Gas

Ter plaatse van de gasleiding zijn de gronden middels een dubbelbestemming mede bestemd voor 'Leiding – Gas'. Daarnaast is op de verbeelding een zone van 4 m aan weerszijde van de leiding opgenomen als belemmerende strook. Ten dienste van deze bestemmingen mogen binnen deze zone uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

Artikel 28 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Ter plaatse van de hoogspanningsleiding in het oostelijk deel van het plangebied zijn de gronden bij wijze van dubbelbestemming mede bestemd voor 'Leiding – Hoogspanningsverbinding'. Binnen deze bestemming is het uitsluitend mogelijk bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht met een maximale hoogte van 3 m.

Artikel 29 Leiding - Olie

Ter plaatse van de olieleiding zijn de gronden middels een dubbelbestemming mede bestemd voor 'Leiding – Olie'. Op de verbeelding ia een zone van 5 m aan weerszijde van de leiding opgenomen als belemmerende strook. Binnen deze zone mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden opgericht.

Artikel 30 Leiding - Riool

De rioolpersleiding die in het plangebied aanwezig is, is bestemd met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. De zakelijke rechtstrook van deze rioolpersleiding is eveneens aangegeven binnen deze dubbelbestemming.

Artikelen 31, 32, 33 en 34 Waarde - Archeologie - 1 tot en met 4

Op basis van het archeologische beleid van de gehele Hoeksche Waard zijn aan het plangebied dubbelbestemmingen toegekend. Met deze dubbelbestemmingen wordt geregeld dat er uitsluitend werken en werkzaamheden uitgevoerd mogen worden, nadat is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden aangetast. Binnen het plangebied is er sprake van vier verschillende archeologische verwachtingswaarden, waarbij per verwachtingswaarden andere verstoringsoppervlaktes en -dieptes gelden wanneer archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden.

Artikel 35 Waterstaat - Waterkering

Dit artikel is bedoeld om de belangen van de waterkering en de naastgelegen beschermingszone planologisch te regelen. Het artikel behelst een bouwverbod voor de onderliggende bestemming. Via een ontheffingsregeling kan bebouwing worden gerealiseerd, vooropgesteld dat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering, waterschap Hollandsche Delta.

5.2.3 Algemene regels

Artikel 36 Antidubbeltelregel

Deze regel dient om te voorkomen dat indien in het bestemmingsplan bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 37 Algemene bouwregels

Overschrijding bouwgrenzen

De op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden met kleine bouwdelen. In dit artikel is geregeld hoe groot de overschrijding mag zijn en onder welke voorwaarden.

Tevens is aangegeven voor welke bouwwerken en tot welke mate aangegeven hoogten mogen worden overschreden.

Bestaande afstanden en andere maten

In de planregels zijn diverse regelingen opgenomen die aangeven wat maximaal of minimaal toelaatbaar is. Deze regelingen kunnen betrekking hebben op hoogten, breedten, diepten, oppervlakten, afstanden of aantallen. Ruimtelijke overwegingen hebben bepaald welke maat als maximum of minimum is aangegeven. Lang niet alle bestaande situaties voldoen echter aan de betrokken maten. Het negeren van deze bestaande maten zou betekenen dat het betrokken gebouw onder het overgangsrecht valt, met alle gevolgen van dien (alleen gedeeltelijk vernieuwen of veranderen, alleen herbouw na calamiteit etc.). Dit is uitdrukkelijk niet de bedoeling. Overgangsrecht is immers alleen aan de orde, wanneer te verwachten is dat het betrokken gebouw gedurende de looptijd van het bestemmingsplan zal worden geamoveerd.

Het onder het overgangsrecht brengen zou ook tot praktische complicaties leiden, aangezien dan onduidelijk is of – bijvoorbeeld – het gehele gebouw onder het overgangsrecht valt of alleen dat gedeelte waarmee de betrokken maten worden overschreden.

Om dit soort verwikkelingen te voorkomen, is in artikel 27 een regeling opgenomen die voorkomt dat overgangsrecht van toepassing is, indien de gestelde maxima of minima niet met de bestaande situaties in overeenstemming zijn.

Uiteraard geldt de betrokken regeling niet indien een bestaand bouwwerk wordt afgebroken en op een andere plek wordt herbouwd. In dat geval gelden de als maximaal of minimaal gestelde maten onverkort. Voorts is de regeling uitsluitend van toepassing ter plaatse van de reeds bestaande afwijking. Dit houdt in dat indien een gebouw dat – bijvoorbeeld – volgens de reguliere planregels te dicht op de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd, wordt vergroot, de regeling niet van toepassing is.

Met betrekking tot de bestaande maten is als peildatum gekozen voor het moment waarop het bestemmingsplan in werking is getreden. Dit is het eerste moment waarop nog uitsluitend conform het geldende bestemmingsplan, (in casu) de daarin vastgelegde maxima en minima, kan worden gebouwd.

Artikel 39 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel zijn algemene aanduidingsregels opgenomen.

Het artikel voorziet in een regeling ten aanzien van het bouwen binnen de molenbiotoop. Hierin is opgenomen dat binnen een straal van 100 m uit het middelpunt van de molen geen nieuwe bebouwing mag worden opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek. Binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen mag geen bebouwing worden opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek.

Voorts zijn in dit artikel ook veiligheidszones behorende bij de olieleiding, het vulpunt LPG en het Gasdrukmeet- en regelstation opgenomen.

Artikel 40 Algemene afwijkingsregels

Voor ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan is een algemene bevoegdheid tot afwijken opgenomen. De onderhavige regeling voorziet in verband met de gewenste duidelijkheid, in een objectieve begrenzing van het toepassingsbereik van de afwijking.

Artikel 41 Algemene procedureregels

Teneinde rechtsbescherming te waarborgen, is in onderhavig artikel bepaald dat bij de voorbereiding van besluiten de openbare voorbereidingsprocedure van Afdeling 3.4 van de Awb van toepassing is.

Artikel 43 Overige regels

In de overige regels is in 43.1 geregeld dat bij een nieuw bouwwerk of verandering van een bouwwerk wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 44 Overgangsrecht

Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen is neergelegd in artikel 21 lid 1 Wro. Enkele bouwmogelijkheden in afwijking van de regels blijven bestaan voor gebouwen die afwijken van het plan en die zijn of worden gebouwd bij of krachtens de Woningwet. Bestaande afwijkingen mogen niet worden vergroot. Uitbreiding is slechts mogelijk met een omgevingsvergunning om af te wijken van het bevoegd gezag.

Lid 2 betreft de overgangsregels met betrekking tot het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtsmacht verkrijgt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het gebruik is slechts toegestaan indien de afwijzing hierdoor niet wordt vergroot.

Artikel 45 Slotregel

Het laatste artikel van de planregels betreft de slotregel van het onderliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

De concept ontwerpbestemmingsplan wordt toegezonden aan diverse overleginstanties in het kader van het vooroverleg. Het vooroverleg heeft niet geleid tot aanpassingen in het plan.

Zienswijzen

De ter inzage legging van de ontwerpbestemmingsplann was van 30 juli tot en met 12 september 2018. Er zijn drie zienswijzen ontvangen. Een deel van de ingebrachte zienswijzen hebben geleid tot veranderingen in het bestemmingsplan. Een samenvatting en beantwoording van de zienswijzen is opgenomen in bijlage 5.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. De bestaande situatie heeft als uitgangspunt voor het bestemmingsplan gediend. Gelet op het voorgaande is onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid achterwege gelaten.