direct naar inhoud van Artikel 13 Wonen
Plan: Centrum Didam 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.bpsgddmcntcentrdid-or01

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aan-een' uitsluitend twee-aan-een gebouwde woningen zijn toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' uitsluitend aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' uitsluitend gestapelde woningen zijn toegestaan;
    • 5. voor zover meer dan één aanduiding zoals bedoeld onder 1 tot en met 4 is opgenomen, zijn alle ter plaatse aangeduide woningen toegestaan;
  • b. aan huis verbonden beroepen met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 50 m2;
  • c. detailhandel uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • d. een galerie uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - galerie';
  • e. een kapsalon uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - kapsalon';
  • f. kantoren uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • g. een zorginstelling ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

13.1.2

Het aantal woningen bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal, dan wel voor zover geen aanduiding is opgenomen, maximaal het bestaande aantal.

13.2 Bouwregels
13.2.1

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:
    bij vrijstaande woningen   aan twee zijden minimaal 3 m;  
    bij twee-aan-een gebouwde woningen   aan één zijde minimaal 3 m;  
    bij aaneengebouwde woningen   aan de niet-aangebouwde zijde van de eindwoningen minimaal 3 m;  
  • c. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte.
13.2.2

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw maximaal 75 m2 op een bouwperceel van maximaal 400 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 60% is;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw maximaal 100 m2 op een bouwperceel van meer dan 400 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 60% is;
  • d. goothoogte maximaal 4 m;
  • e. bouwhoogte maximaal 6,5 m.
13.2.3

In afwijking van artikel 13.2.2 onder a mogen uitbouwen in de vorm van erkers tot vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. indien het voorerf ten minste 6 m diep is, de diepte vanaf de voorgevel maximaal 2,5 m bedraagt;
  • b. indien het voorerf minder dan 6 m diep is, de diepte vanaf de voorgevel maximaal 1,5 m bedraagt;
  • c. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de zijgevel van het hoofdgebouw, bedraagt de diepte vanaf de zijgevel maximaal 1,5 m;
  • d. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 1 m bedraagt;
  • e. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 60% van de breedte van die gevel bedraagt;
  • f. de bouwhoogte mag maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m bedragen doch niet meer dan 4 m.
13.2.4

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.
13.3 Afwijken van de gebruiksregels
13.3.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.1, ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits:

  • a. het betreft bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1 en 2, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep als bedoeld in lid 13.1 onder b niet meer bedraagt dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen, en in ieder geval niet meer dan 50 m2;
  • c. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
  • d. de bedrijfsactiviteiten geen kappersactiviteiten, horeca of detailhandel betreffen, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit;
  • e. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van het bedrijf zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden, en
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden, en
  • f. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de buurt niet onevenredig aantasten.
13.3.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.