direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied, geconsolideerd (26 april 2022)
Status: geconsolideerd
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.bplgbggeconmontfer-gc04

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

  • a. plan:
    het bestemmingsplan Buitengebied, geconsolideerd (26 april 2022) van de gemeente Montferland;

  • b. bestemmingsplan:
    de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1955.bplgbggeconmontfer- gc04 met de bijbehorende regels en bijlagen;

  • c. beeldkwaliteitsplan:
    het beeldkwaliteitsplan Buitengebied Montferland, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 22 april 2010;

  • d. aanduiding:
    een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

  • e. aanduidingsgrens:
    de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

  • f. (-)

  • g. aan- of uitbouw:
    een bijbehorend bouwwerk zijnde, een onderdeel van een hoofdgebouw dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en dat door zijn ligging en/of in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;

ga. afwijken van de bouwregels en/of de gebruiksregels:
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

  • h. agrarisch bedrijf:
    een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren;

  • i. agrarisch medegebruik:
    een gebruik voor kleinschalige agrarische activiteiten, al dan niet met een hobbymatig karakter;

  • j. (-)

  • k. archeologisch onderzoek:
    onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

  • l. archeologische verwachting:
    een aanduiding van een gebied met een daaraan toegekende archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

  • m. archeologische waarde:
    een aanduiding van een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

  • n. bebouwing:
    één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

na. bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroep aan huis daaronder niet begrepen;

nb. bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

  • o. bedrijfsmatige exploitatie van recreatiewoningen, stacaravans en andere voor verblijfsrecreatie bedoelde gronden:
    het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de recreatiewoningen, stacaravans en andere voor verblijfsrecreatie bedoelde gebouwen, permanent wisselende, recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden;

  • p. bedrijf aan huis:
    het bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in de woning en de daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie in overwegende mate en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie verenigbaar is. In ieder geval wordt hieronder niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een horecabedrijf, een baliefunctie die niet als ondergeschikt aan het bedrijf kan worden aangemerkt, een seksbedrijf of een bedrijf in de prostitutie, in welke vorm dan ook. Hieronder wordt wel verstaan een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang;

  • q. bedrijfswoning:
    een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het huishouden van) één persoon (of twee indien er sprake is van een zelfstandige inwoningsituatie), wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

  • r. bed and breakfast:
    een kleinschalige overnachtingsaccommodatie in een woning of bedrijfswoning, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed and breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;

ra. beroep aan huis:
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, financieel, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, persoonlijk, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie in overwegende mate en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie verenigbaar is. In ieder geval wordt hieronder niet verstaan: het voeren van een baliefunctie die niet als ondergeschikt aan het beroep kan worden aangemerkt, een seksbedrijf of een beroep in de prostitutie, in welke vorm dan ook;

  • s. bestaand:
    • 1. ten aanzien van bebouwing:
      bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan rechtens aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
    • 2. ten aanzien van gebruik:
      het gebruik van grond en opstallen, zoals rechtens aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    • 3. ten aanzien van de locatie van een woning:
      de locatie van een woning op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel in het kader van herbouw, de locatie die overlap vertoont met de locatie van de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezige woning;

  • t. bestemmingsgrens:
    de grens van een bestemmingsvlak;

  • u. bestemmingsvlak:
    een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

  • v. bevoegd gezag:
    het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wet van 6 november 2008, staatsblad 496);

  • w. binnenrijbaan:
    overdekte piste voorzien van een bewerkte of aangepaste bodem waar training en africhting van het paard, instructie aan derden (ingeval van een manege) en toetsing van prestaties van de paarden in diverse disciplines plaatsvinden;

wa. biovergisting:
het vergisten van maximaal 35 ton dierlijke mest per dag, al dan niet in combinatie met andere organische stoffen, waardoor biogas ontstaat waarbij sprake is van dierlijke meststof als restproduct;

  • x. bijgebouw:
    een bijbehorend bouwwerk, zijnde een bij de (bedrijfs)woning of wooneenheid behorend vrijstaand of aaneengebouwd gebouw, zoals een garage, berging of hobbyruimte niet zijnde een (tunnel)kas of daarmee gelijk te stellen bouwwerk, dat niet voor bewoning is bestemd en naar aard en omvang ondergeschikt is aan de (bedrijfs)woning of wooneenheid. Een bijgebouw kan tevens inpandig zijn;

  • y. (-)

  • z. bosbouw:
    het geheel van bedrijfsmatige handelingen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van één of meer van de volgende functies en aspecten: natuur, houtproductie, landschap, milieu, waaronder begrepen waterhuishouding, en recreatie;

  • aa. bouwen:
    het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

  • ab. bouwgrens:
    de grens van een bouwvlak;

  • ac. bouwlaag:
    een al dan niet doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

  • ad. bouwperceel:
    een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

  • ae. bouwperceelgrens:
    de grens van een bouwperceel;

  • af. bouwvlak:
    een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

  • ag. bouwwerk:
    een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

  • ah. buitenwerks gevelvlak:
    de buitenmuur van een gebouw inclusief de daaraan gebouwde aanbouwen en uitbouwen;

  • ai. daghorecabedrijf:
    een horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag (dat wil zeggen tussen zonsopkomst en zonsondergang, of, indien zonsondergang vóór 20.00 uur optreedt, tot 20.00 uur) verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als informatievoorziening en dagrecreatie, zoals theehuisjes, paviljoens, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

  • aj. dakoverstek:
    het deel van het dakvlak dat uitsteekt buiten de gevel;

  • ak. dakvlak:
    een hellend vlak in het dak;

  • al. deel:
    de aan een bestaande of voormalige agrarische bedrijfswoning gekoppelde rechtstreeks (of via een tussenlid) vanuit de woning toegankelijke stalruimte (als onderdeel van het hoofdgebouw), die beeldbepalend, visueel, en van oorsprong functioneel verbonden is met de betreffende woning en daarmee een onlosmakelijke eenheid vormt, één en ander exclusief eventuele aan de deel grenzende ondergeschikte en niet meer met de woning in verbinding staande bebouwing;

  • am. denkbeeldig bouwvlak:
    het bouwvlak inclusief de in deze regels via afwijkingen toegestane overschrijdingen;

  • an. detailhandel:
    het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt tevens verstaan verkoop via het internet, waarbij sprake is van publieksgerichte activiteiten in de vorm van een showroom en/of een afhaalpunt voor consumenten;

  • ao. Ecologische hoofdstructuur (EHS):
    een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen, bestaande uit EHS-natuur, EHS-verweven en EHS-ecologische verbindingszone. EHS-natuur bestaat uit natuurgebieden en voor een kleiner deel uit natuurontwikkelingsgebieden die momenteel agrarische cultuurgrond zijn. EHS-verweven omvat landgoederen onder de Natuurschoonwet 1928, landbouwgebieden met natuurwaarden en landbouwgebieden met een hoge dichtheid aan natuur- en boselementen. EHS-ecologische verbindingzone bestaat uit een schakeling van natuur elementen die multifunctioneel gebied doorsnijdt;

  • ap. evenement:
    verplaatsbare georganiseerde gebeurtenis die meestal publiek is, maar ook besloten kan zijn;

  • aq. extensieve dagrecreatie:
    extensieve vorm van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, vissen, picknicken en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende (overige) bouwwerken geen gebouw zijnde, zoals picknicktafels en informatieborden en voorzieningen zoals fiets- en voetpaden, vissteigers en kanostoepen (niet zijnde paardenbakken);

  • ar. functieverandering:
    het veranderen van de functie van gebouwen op een perceel, waarbij een nieuwe functie wordt gerealiseerd, dan wel het oprichten van nieuwe bebouwing na sloop welke bebouwing een andere functie heeft dan de gesloopte bebouwing;

  • as. gebouw:
    elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, niet zijnde een overkapping als bedoeld onder sub bt;

  • at. gebruiksgerichte paardenhouderij:
    paardenhouderij die is gericht op het africhten en trainen van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden, het geven van instructie aan derden (ingeval van een manege), het trainen van paarden en uitbrengen in de sport, verhuur van diensten met behulp van paarden en de in- en verkoop van paarden;

ata. gelders natuurnetwerk (GNN):
samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang;

atb. groene ontwikkelingszone (GO):
zone die bestaat uit gebieden met andere bestemmingen dan natuur die ruimtelijk verweven zijn met het GNN en daar functioneel mee samenhangen en waarin wordt ingezet op versterking van die samenhang tussen inliggende en aangrenzende natuurgebieden;

  • au. (-)

aua. grondgebonden (veehouderij)bedrijf:
agrarisch bedrijf zonder intensieve veehouderijtak dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten waarbij de productie voor meer dan 50 procent afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond waarover het bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen kan beschikken;

aub. grondgebonden veehouderijtak:
onderdeel van een agrarisch bedrijf waarvoor het bedrijf beschikt over voldoende agrarische cultuurgrond in de omgeving van de bedrijfsgebouwen om de dieren binnen de veehouderijtak voor meer dan 50 procent zelf te kunnen voeren;

auc. grondgebruiksplan:
plan waarin de ondernemer informatie biedt over de grondgebondenheid van het veehouderijbedrijf of de veehouderijtak;

  • av. hoofdgebouw:
    een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

  • aw. hooiberg (hooimijt):
    een van oorsprong agrarisch bouwwerk, dat diende als opslagplaats voor graan, stro of hooi, bestaande uit één of meerdere palen en een beweegbaar dak dat los aan de paal/palen is verbonden en dat niet is voorzien van wanden;

  • ax. horeca:
    hotel, pension, restaurant, café, cafetaria of daaraan verwante inrichting met bijbehorende voorzieningen, waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, een en ander tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, met uitzondering van nachtclubs, discotheken, dancings of soortgelijke inrichtingen; onder horeca is in ieder geval niet begrepen een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling;

  • ay. hergebruik:
    gebruik van een bestaand gebouw voor nieuwe doeleinden omdat het gebouw zijn oorspronkelijke functie heeft verloren;

aya. huishouden:
één of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van continuiteit in samensteling en onderlinge verbondenheid;

  • az. huifkarcentrum:
    een bedrijf waar paarden en huifkarren worden gestald en van waaruit in de omgeving met paarden en huifkarren ritten worden gemaakt en kleinschalige dagrecreatieve activiteiten worden georganiseerd, zoals handboogschieten, klootschieten, ringsteken en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten;

  • ba. indicatieve magneetveldzone:
    het gebied rond bovengrondse hoogspanningsleidingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger wordt verondersteld dan 0,4 microtesla. De indicatieve magneetveldzone is bij een 150 kV hoogspanningsleiding bepaald op 80 meter ter weerszijden van de leiding en bij een 380 kV hoogspanningsleiding op 135 meter ter weerszijden van de leiding;

  • bb. indelingslijn:
    een als zodanig op de verbeelding aangewezen lijn ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering;

  • bc. informatievoorziening:
    het verstrekken van informatie, het geven van educatie aan passanten, en de verkoop van streekgebonden producten;

  • bd. inpandig bijgebouw:
    een in het, qua uitstraling en bestemming, belangrijkste deel van het hoofdgebouw ondergebracht bijgebouw (met uitzondering van de zolderruimten boven de woonruimte), waaronder tevens wordt begrepen de ruimte op de verdieping die als zodanig is aan te merken en voor zover deze ruimte niet rechtstreeks vanuit de woonruimte toegankelijk is;

  • be. intensieve veehouderij / (intensieve veehouderijtak):
    een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf (intensieve veehouderijtak) waarvan tenminste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlak gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer, waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren biologisch gehouden worden en waar geen dieren gehouden worden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;

  • bf. (-)

  • bg. kampeermiddel:
    een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

  • bh. kampeerterrein:
    terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting, bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

  • bi. (-)

bia. kernkwaliteiten:
de kwaliteiten van het waardevol landschap, het Gelders natuurnetwerk en de groene ontwikkelingszone zoals beschreven in de Bijlage 5 van deze regels;

 

  • bj. kleinschalig kamperen:
    terrein of plaats met een niet-recreatieve hoofdfunctie, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting, bestemd om daarop in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van maximaal 25 kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

bja. (-)

bjb. kwekerij:
een agrarisch bedrijf gericht op het telen van bomen, heesters en/of struiken;

bjc. landhuis:
hoofdgebouw op een landgoed waarin meerdere woningen kunnen worden ondergebracht;

  • bk. loonwerkbedrijf:
    een bedrijf, dat is gericht op het verlenen van diensten aan (agrarische) bedrijven met behulp van werktuigen;

  • bl. magneetveldbeoordelingsplichtige objecten:
    bij magneetveldgevoelige objecten behorende erven, schoolpleinen en speelplaatsen; - inrichtingen en bijbehorende terreinen voor cultuur, horeca, sport, entertainment, educatie, verblijfs- en dagrecreatie, logiesverstrekking, kerkgebouwen, buurt- en clubhuizen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, klinieken, dagverblijven;

  • bm. magneetveldgevoelige objecten:
    woningen (daaronder begrepen dienstwoningen), woonwagenstandplaatsen, scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs, crèches, kinderopvangplaatsen;

  • bn. manegebedrijf:
    paardenhouderij, bestaande uit één of meerdere binnenrijbanen, die uitsluitend is gericht op het bieden van paardrijdmogelijkheden en het geven van instructie aan derden, het houden van wedstrijden, al dan niet met een ondersteunende horecavoorziening;

bna. mini-windturbine:
een (naar omvang en vermogen) kleine windturbine met een horizontale of verticale rotoras, die is gemonteerd op een gebouw en die wordt gebruikt voor kleinschalige opwekking en levering van elektriciteit achter de meter of aan een accu ten behoeve van eigen gebruik, met een maximaal vermogensbereik van 6 kW;

  • bo. monumentale gebouwen:
    gebouwen die geplaatst zijn op de gemeentelijke of rijksmonumentenlijst;

  • bp. Nederlandse grootte-eenheden (nge):
    een maat waarmee de economische omvang van agrarische activiteiten in dit bestemmingsplan wordt weergegeven, een en ander overeenkomstig Bijlage 10 bij de regels van dit plan;

  • bq. nevenactiviteiten:
    een bedrijfsmatige of beroepsmatige activiteit die uit oogpunt van inkomenswerving wordt uitgeoefend naast de hoofdfunctie op een bouw- of bestemmingsvlak en daaraan in ruimtelijk, en functioneel opzicht duidelijk ondergeschikt is;

bqa. niet-grondgebonden veehouderij(bedrijf):
een veehouderij(bedrijf) waarvan de agrarische productie voor het grootste deel afkomstig is uit de niet-grondgebonden veehouderijtak(ken), dan wel een veehouderijbedrijf met een intensieve veehouderij(tak);

bqb. niet-grondgebonden veehouderijtak:
onderdeel van een agrarisch bedrijf dat beschikt over onvoldoende cultuurgrond om de dieren op het eigen bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen voor meer dan 50% van het benodigde voer te voorzien, dan wel een intensieve veehouderijtak;

  • br. nutsvoorzieningen:
    bouwwerken en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

bra. omschakeling:
de overgang van een grondgebonden veehouderij naar een niet-grondgebonden veehouderij dan wel een intensieve veehouderijtak;

  • bs. ondergeschikte horeca:
    een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is, maar waar men uitsluitend ter ondersteuning van de op grond van dit plan toegestane of toe te stane nevenactiviteit een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;

  • bt. overdekt terras/overkapping:
    een dak op palen (of daarmee vergelijkbare constructiedelen) zoals een carport dat minimaal aan twee zijden niet van wanden is voorzien, dan wel ten minste aan 1 zijde geheel én ten minste aan 1 zijde overwegend open is indien aangebouwd of onderdeel van het dak of dakvlak van een woning of een bijgebouw. Voor zover sprake van een vrijstaande overkapping of terras, is het betreffende bouwwerk uitgevoerd met maximaal 2 wanden of een gedeelte daarvan. Een overdekt terras/overkapping wordt niet aangemerkt als gebouw. Ook een niet door palen (of vergelijkbaar constructiedeel) ondersteunde doortrekking van het dak/dakvlak buiten de buitenwerkse gevelvlakken wordt als zodanig aangemerkt;

  • bu. paardenbak:
    een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een ondergrond, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

  • bv. participantenwoning:
    een woning waarvan de bewoner in zodanige mate betrokken is bij een inrichting -in dit geval een windturbinepark- dat de woning is aan te merken als behorende tot de inrichting; de betrokkenheid houdt in ieder geval in dat de bewoner:
    • 1. toezicht houdt op de terreinen en servicewegen van de windturbines, en deze toegankelijk houdt voor de exploitant van de windturbines;
    • 2. toezicht houdt op het functioneren van de windturbines en zo nodig storingen en calamiteiten meldt aan de exploitant en in voorkomend geval de betreffende windturbine kan stopzetten;

  • bw. peil:
    • 1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

1a. voor de locatie van de woningen zoals opgenomen in Bijlage 14 bij deze regels 60 cm boven de kruin van de weg;

    • 1. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte maaiveld. Hierbij dient te worden uitgegaan van de oorspronkelijke hoogte van het bouwperceel;
    • 2. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.

bwa. perceel:
een bij het Kadaster geregistreerd stuk grond;

  • bx. permanente bewoning:
    bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

bxa. plattelandswoning:
een woning als bedoeld in artikel 1.1a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

bxb. poel:
een al dan niet gegraven klein, stilstaand (ondiep) oppervlaktewater van natuurlijk materiaal in een meestal afgesloten laagte die gevoed wordt door kwel, regen, grondwater of water van het omringende land en natuur- en landschapswaarde heeft;

  • by. productiegerichte paardenhouderij:
    grondgebonden paardenhouderij die is gericht op het fokken van paarden, het bieden van leefruimte aan paarden en/of het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, zoals een paardenmelkerij of een daarmee gelijk te stellen bedrijfsvorm, eventueel in combinatie met (en daaraan ondergeschikte) trainingsfaciliteiten ten behoeve van de eigen gefokte paarden;

  • bz. reconstructiewetzone-extensiveringsgebied:
    een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt;

  • ca. reconstructiewetzone-landbouwontwikkelingsgebied:
    een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet, of in het kader van de reconstructie zal voorzien, in de mogelijkheid tot uitbreiding van intensieve veehouderij;

  • cb. recreatiewoning:
    een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders heeft/hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning of een ander gebruik van niet-recreatieve aard door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

  • cc. relatie:
    ter plaatse van de aanduiding 'relatie' wordt de verbinding aangegeven tussen twee of meer afzonderlijk begrensde bouwvlakken of bestemmingsvlakken, inclusief de daaraan toegekende aanduidingen waarmee die bouwvlakken of bestemmingsvlakken één vlak vormen;

  • cd. (-)

  • ce. schuilgelegenheid:
    een niet voor bewoning, al dan niet ten dienste c.q. in het kader van een agrarisch bedrijf bestemd gebouw (inloopruimte), dat dient voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden;

  • cf. seksbedrijf:
    een inrichting waarin bedrijfsmatig, of in de vorm alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen, dan wel in enige vorm erotisch-pornografische werkzaamheden worden uitgevoerd. Hieronder wordt begrepen:
    • 1. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
    • 2. sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;

  • cg. specifieke magneetveldzone:
    het aan de hand van berekeningen of metingen bepaalde gebied rond bovengrondse hoogspanningsleidingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld gelijk of hoger is dan 0,4 microtesla;

  • ch. stacaravan:
    een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning of een ander gebruik van niet-recreatieve aard door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

  • ci. teeltondersteunende voorzieningen:
    voorzieningen die worden toegepast om de teelt van groente, fruit of potplanten te bevorderen en te beschermen. Hieronder worden verstaan tunnel- en boogkassen, containerteelt, schaduwhallen, hagelnetten, stellingen, regenkappen en soortgelijke bouwwerken;

  • cj. tuincentrum:
    een detailhandelsvestiging met daarbij behorende kwekerij in kwekerijproducten, zoals bomen, (kamer)planten, bollen en bloemen, alsmede in artikelen voor tuinaanleg, -inrichting en –onderhoud en dierbenodigdheden voor huisdieren;

  • ck. veekerende afrastering:
    overwegend open omheining bestaande uit hout, draad, gaas met als doel het vee binnen een daartoe bestemde weide te behouden;

cka. verondiepen:
het minder diep maken van waterplassen (waaronder hoofdzakelijk die plassen die door winning van primaire grondstoffen zijn ontstaan) door middel van het toepassen van grond en/of baggerspecie waarbij het wateroppervlak niet wordt gewijzigd, niet zijnde het aanbrengen van waterbouwkundige constructies;

  • cl. vloeroppervlakte:
    de totale binnenwerks gemeten oppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

  • cm. volkstuin:
    een particuliere tuin die niet bij de eigen woning ligt;

  • cn. volwaardig agrarisch bedrijf:
    een agrarisch bedrijf waar sprake is van een bedrijfsomvang van minimaal 70 Nederlandse grootte-eenheden (nge), waarbij is aangetoond dat het bedrijf naar omvang en activiteiten aan ten minste één volwaardige arbeidskracht een volledige dagtaak biedt;

  • co. voorerf:
    het naar de openbare weg gekeerde gedeelte van het agrarisch bouwvlak;

  • cp. voorgevel:
    de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, die gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt. In geval van een functieveranderingslocatie naar wonen zoals opgenomen in Bijlage 7 van deze regels dan wel een wijziging als bedoeld onder csa, de gevel welke overeenkomstig de opgenomen oriëntatie van de woningen/woongebouwen in de erfinrichtingsschets als zodanig moet worden aangemerkt;

  • cq. voorgevelrooilijn:
    denkbeeldige lijn getrokken langs de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan;

  • cr. vrijgekomen/vrijkomende/voormalige agrarische bebouwing (VABs):
    alle legale (bedrijfs) gebouwen die in het verleden aan het oorspronkelijk gebruik zijn onttrokken of nog zullen worden onttrokken m.u.v. kassen of daarmee gelijk te stellen gebouwen. Hiertoe behoort tevens een door calamiteit verwoest gebouw voor zover deze legaal aanwezig was en voor zover het verzoek tot functieverandering is ingediend binnen 2 jaar na de dag waarop het gebouw teniet is gegaan;

  • cs. waardevol landschap:
    gebied met zeldzame of unieke kwaliteiten van visuele, aardkundige en/of cultuurhistorische aard en in relatie daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten;

csa. wijziging:
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

csb. wonen:
huisvesting van (het huishouden van) één persoon;

  • ct. woning:
    een gebouw dat dient voor de huisvesting van (het huishouden van) één persoon (of twee, indien er sprake is van een zelfstandige inwoningsituatie);

  • cu. woningsplitsing:
    het bouwkundig en functioneel in tweeën delen van een hoofdgebouw waarin de woning aanwezig is, zodanig dat er twee gelijkwaardige, zelfstandig functionerende en als zodanig bestemde woningen ontstaan;

  • cv. wooneenheid:
    een zelfstandige woonruimte in een bestaand of nieuw gebouw dat dient voor de huisvesting van (het huishouden van) één persoon, tot stand gekomen als gevolg van functieverandering naar wonen, waarop specifieke planologische voorwaarden van toepassing zijn;

  • cw. woongebouw:
    een hoofdgebouw, tot stand gekomen als gevolg van functieverandering naar wonen, waarin meerdere wooneenheden ondergebracht kunnen worden en dat in geval van nieuwbouw is voorzien van een eenvoudige hoofdvorm én een enkelvoudig en beeldbepalend dakvlak;

  • cx. zelfstandige inwoningsituatie:
    een situatie waarbij de (bedrijfs-)woning wordt bewoond door twee huishoudens (of: meer dan één huishouden), waarbij de desbetreffende woongedeelten beschikken over alle voorzieningen die benodigd zijn om een zelfstandig huishouden te voeren, met dien verstande dat:

Algemeen

  • 1. het exterieur van het gebouw de uiterlijke verschijningsvorm heeft of blijft behouden van een enkele woning (waarbij er in geen geval sprake mag zijn van een tweede hoofdentree). De hoofdentree is de entree welke gelet op de verschijningsvorm van de woning kennelijk als belangrijkste toegang c.q. voordeur tot de woning moet worden aangemerkt;

Indien sprake van een bestaande woning

  • 2. in geval van een aanbouw (uitbreiding van de woning) ten behoeve van de zelfstandige inwoningsituatie, waarbij gedeeltelijk gebruik wordt gemaakt van de bestaande woning, deze aanbouw zich bevindt op ten minste 3 meter achter de voorgevel van de bestaande woning;
  • 3. in geval van een aanbouw van een volledige zelfstandige wooneenheid aan de bestaande woning, deze zich bevindt op ten minste 3 meter achter de voorgevel van de bestaande woning en deze onderdeel uitmaakt van de hoofdbouw, waarbij de kapconstructie van de aanbouw inhaakt op de kapconstructie van de bestaande woning;
  • 4. de gescheiden woongedeelten direct aan elkaar grenzen en niet zijn gekoppeld door middel van een ondergeschikt tussenlid, dan wel inpandige bijgebouwen;

Indien sprake van volledige nieuwbouw

  • 5. de beide woongedeelten altijd in de hoofdbouwmassa zijn ondergebracht;
  • 6. de gescheiden woongedeelten direct aan elkaar grenzen en niet zijn gekoppeld door middel van inpandige bijgebouwen;

cxa. zonnepaneel:
bouwkundige voorziening (paneel of vlakke plaat) zodanig samengesteld om zonlicht op te vangen om daarmee elektrische energie op te wekken (fotovoltaïsche cellen), dan wel zodanig samengesteld om warmte van de zon te absorberen en te gebruiken (zonnecollector);

  • cy. zorgboerderij:
    een voorziening gericht op dagbesteding door en voor mensen met een geestelijke en/of lichamelijke beperking, al dan niet in combinatie met het bieden van nachtopvang voor deze mensen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  • b. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  • c. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  • d. de oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  • e. de oppervlakte van een paardenbak:
    gemeten op de bodem onder aan de hoefslagkering;

  • f. de inhoud van een (bedrijfs/recreatie)woning of wooneenheid:
    boven de begane grondvloer, of, voor zover de begane grondvloer niet overeenkomt met peil, boven peil, tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of harten van scheidingsmuren) en (denkbeeldige) dakvlakken, met inbegrip van erkers, dakkapellen en soortgelijke delen, en met inbegrip van voor bewoning bestemde ruimten boven de verdiepingsvloer buiten de buitenwerkse gevelvlakken;
    • 1. tot de inhoud van de (bedrijfs/recreatie)woning of wooneenheid worden niet gerekend overdekte terrassen, luifels en overkappingen buiten de buitenwerkse gevelvlakken, voor zover die onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak, en inpandige bijgebouwen, waaronder tevens de ruimte boven de inpandige bijgebouwen voor zover die ruimte niet rechtstreeks vanuit de woning bereikbaar is, geen onderdeel van de (bedrijfs/recreatie)woning of wooneenheid vormt en daarmee als behorend bij het inpandig bijgebouw is aan te merken;
    • 2. onder de begane grondvloer, of, voor zover de begane grondvloer niet overeenkomt met peil, onder peil, aanwezige constructiedeel of -delen worden niet meegerekend, voor zover die zijn gelegen binnen de denkbeeldig doorgetrokken buitenwerkse gevelvlakken (en/of harten van scheidingsmuren) én voor zover niet rechtstreeks buiten de woning bereikbaar via een hellingbaan, trap of soortgelijke toegang. Het gestelde onder 2 is niet van toepassing op recreatiewoningen met uitzondering van een toegankelijke ruimte onder de begane grondvloer van maximaal 8m³.

  • g. de bouwhoogte van een windturbine (niet zijnde een mini-windturbine):
    vanaf peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

  • h. dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  • i. dakvlak-gevelverhouding:
    de hoogte van het dakvlak (bouwhoogte - goothoogte) gedeeld door de hoogte van de gevel (goothoogte - peil);

  • j. de oppervlakte van een inpandig bijgebouw:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en buitenzijde van inpandige scheidingsmuren met de (bedrijfs)woning of wooneenheid. Voor zover sprake is van een verdieping direct boven het inpandig bijgebouw die tevens als inpandig bijgebouw is aan te merken, wordt deze niet bij de oppervlakte meegeteld voor dat gedeelte dat direct boven de oppervlakte van het inpandig bijgebouw op de begane grondvloer is gesitueerd;

  • k. de oppervlakte van een bijgebouw:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk met dien verstande dat tot de oppervlakte van bijgebouwen niet worden gerekend overdekte terrassen, luifels en overkappingen buiten de buitenwerkse gevelvlakken, voor zover die onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een bijgebouw of een (bedrijfs)woning; Tot de oppervlakte van een bijgebouw wordt eveneens niet gerekend een onderkeldering voor zover die is gelegen binnen de denkbeeldig doorgetrokken buitenwerkse gevelvlakken van het bijgebouw én voor zover niet rechtstreeks buiten het bijgebouw bereikbaar via een hellingbaan, trap of soortgelijke toegang;

  • l. de oppervlakte van een intensieve veehouderij:
    de oppervlakte van het gedeelte van het bouwvlak, waarop zich de bouwwerken bevinden die in gebruik zijn ten behoeve van de intensieve veehouderij, inclusief de daarbij behorende logistieke ruimte binnen het bouwvlak;

  • m. de oppervlakte van een hooiberg (hooimijt):
    de oppervlakte van de kapconstructie van de hooiberg dat steun vindt op een of meerdere palen;

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, luchtbehandelingskasten, schoorstenen, liftschachten, installaties, gevel- en kroonlijsten, luifels, en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrenzen en de aangegeven maximale bouwhoogten, niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijven, niet zijnde niet-grondgebonden veehouderijen, kwekerijen en (glas-)tuinbouwbedrijven;
  • b. niet-grondgebonden veehouderijen, uitsluitend voor zover het bestaande niet-grondgebonden veehouderijen betreft;
  • c. kwekerijen, uitsluitend voor zover het bestaande kwekerijen betreft, alsmede ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij';
  • d. (glas-)tuinbouwbedrijven, uitsluitend voor zover het bestaande (glas-)tuinbouwbedrijven betreft;

da. biovergisting voor zover het betreft de verwerking van op het bedrijf geproduceerde mest en met dien verstande dat het restproduct op de tot het bedrijf behorende gronden wordt gebruikt;

  • e. het (hobbymatig) houden van dieren en telen van gewassen;
  • f. een beroep aan huis of het bestaande bedrijf aan huis;
  • g. zelfstandige inwoningsituatie, ter plaatse van de in de onderstaande tabel genoemde adressen:

Adressen met inwoning   Nr.   Plaats  
Korenweg   5a/b   Didam  
Pakopseweg   12   Didam  

  • h. productiegerichte paardenhouderij;
  • i. bed and breakfast;
  • j. uitoefening van nevenactiviteiten op het adres als genoemd in onderstaande tabel, waarbij de activiteit zich dient te concentreren binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – nevenactiviteit' met de daarbij behorende ondergeschikte horeca voor zover dit in de kolom opmerkingen is aangegeven:

Adres   Nr.   Plaats   Nevenactiviteit   Opmerkingen  
Braamtseweg   14   Kilder   Agrarische actieve dagrecreatie met bezoekerscentrum, verkoop van eigen geproduceerde, streekproducten   Ter plaatse van de aanduiding mag maximaal 212,5 m² (inclusief verkoopruimte) van de gebouwen t.b.v. de nevenfunctie worden gebruikt. Verkoop van eigen geproduceerde en streekproducten is toegestaan binnen de gebouwen tot een maximale omvang van 100 m². Ondergeschikte horeca is toegestaan.  
Doetinchemseweg   52   Wijnber- gen   Loonwerkbedrijf    
Gerwardstraat   2a   Azewijn   Reparatie en handel in landbouwmachines- en voertuigen   De activiteiten zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande gebouwen.  
Heesweg   1   Didam   Voorlichting, educatie   Ondergeschikte horeca is toegestaan.  
Hoge Veldweg   4   Vethuizen   Kleinschalig kamperen    
Hogenend   85   Didam   Winkel in ter plaatse vervaardigde land- en tuinbouwproducten   De activiteit is uitsluitend toegestaan binnen het bestaande gebouw tot een maximale omvang van 100 m².  
Laarstraat   3   Vethuizen   Kleinschalig kamperen    
Laarstraat   7   Vethuizen   Loonwerkbedrijf    
Manhorstweg   16   Didam   Loonwerkbedrijf    
Op den Dam   10   Azewijn   Kleiduivenschieten    
Oude Maatsestraat   16   Didam   - Kookstudio, vergaderruimte, workshops







- Spelactiviteiten, en voorlichting/educatie  
- De activiteiten zijn uitsluitend toegestaan binnen de gebouwen binnen het gedeelte van het bouwvlak aan de zuidkant van de Oude Maatsestraat.
Ondergeschikte horeca is toegestaan.

- De activiteiten zijn uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding aan de noordkant van de Oude Maatsestraat.
Ondergeschikte horecea is toegestaan.  
Rinkomseweg   20-22   Kilder   Loonwerkbedrijf en fouragehandel    
Wijnbergse
weg  
3   Braamt   Loonwerkbedrijf    
Wijnbergse
weg  
6   Braamt   - Kleinschalig kamperen

- Landlevenwinkel/agrarisch gerelateerde workshops  
-

- De activiteiten zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande gebouwen tot een maximale omvang van 25 m² voor de landlevenwinkel.
Ondergeschikte horeca is toegestaan.  

  • k. duurzame energieopwekking door middel van zonnepanelen op het dakvlak van gebouwen;
  • l. een LPG vulpunt ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg';
  • m. een antennemast ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - antennemast';
  • n. een GSM/UMTS-mast, ter plaatse van de aanduiding 'zend/-ontvangstinstallatie';

na. een plattelandswoning met bijbehorende bijgebouwen ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';

  • o. het instandhouden van de groenvoorzieningen en houtopstanden, ter plaatse van de aanduiding 'groen';
  • p. extensieve dagrecreatie voor zover de agrarische bedrijvigheid niet wordt belemmerd;

pa. kleinschalig kamperen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig kamperen;

  • q. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen;

qa.een medegebruik van agrarische grond als parkeervoorziening ter plaatse van de aanduiding 'sa-pa';

  • r. nutsvoorzieningen;
  • s. opslag (al dan niet agrarisch) van al dan niet volumineuze goederen en stalling van vaar- en voertuigen, uitsluitend in vrijkomende, vrijgekomen en/of voormalige agrarische gebouwen zoals die voor wat betreft omvang en uitstraling aanwezig zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • t. een 'agrarisch bedrijfsgebouw' uitsluitend ten behoeve van opslag ter plaatse van de aanduiding 'opslag';

ta. landschappelijke beplanting welke kenmerkend is voor het gebied, alsmede voor de natuur en op natuurlijke wijze ingerichte poelen daar waar dit uit oogpunt van natuurdoelstellingen wenselijk wordt geacht en waterhuishoudkundig mogelijk is, in beide gevallen uitsluitend voor zover de agrarische bedrijvigheid hierdoor niet wordt belemmerd;

tb. toegangswegen ter ontsluiting van percelen met een andere bestemming, zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

tc. bouwwerken bij de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' voor zover die tot stand komen op grond van de artikelen 4.3.1 en 4.5.3 en voor zover dat binnen de regels van die bestemming mogelijk wordt gemaakt;

td. bij de bestemming 'Wonen' behorende en begrensde erven, zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

met de bij het toegestane gebruik onder a, b, c, d en h behorende:

  • u. erfbeplanting;
  • v. erven en terreinen;
  • w. wegen en paden.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken binnen bouwvlakken

Binnen elk bouwvlak op de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. de bij één agrarisch bedrijf behorende bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat nieuwe bedrijfsgebouwen niet zijn toegestaan wanneer binnen het bouwvlak gebouwen in gebruik zijn ten behoeve van een niet-agrarische functie en niet kan worden aangetoond dat het betreffende gebouw niet overeenkomstig de agrarische functie kan worden gebruikt. Kassen en soortgelijke bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan waar deze als bestaand kunnen worden aangemerkt;
  • b. ten hoogste één bedrijfswoning per bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen', het daar aangegeven maximum aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning', één plattelandswoning met bijbehorende bijgebouwen is toegestaan met dien verstande dat ter plaatse geen gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht en/of geen bouwkundige voorzieningen mogen worden getroffen als bedoeld onder sub a, c, d, e en f;
  • c. paardenbakken tot een oppervlakte van 800 m2, dan wel paardenbakken van grotere omvang (met bijbehorende voorzieningen) voor zover aanwezig ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpplan, waarbij maximaal de op dat moment aanwezige grotere oppervlakte is toegestaan;
  • d. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen mestplaten, mestsilo's en kuilvoeropslag;
  • e. voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen uitsluitend waar dit als nevenactiviteit is toegestaan;
  • f. (bouwkundige) voorzieningen (bouwwerken, andere werken geen bouwwerken zijnde, installaties etc.) in bestaande gebouwen ten behoeve van nevenactiviteiten en de daarbij behorende ondergeschikte horeca uitsluitend daar waar dat op grond van de tabel opgenomen in lid 3.1 onder j als nevenactiviteit is toegestaan, alsmede in bestaande gebouwen zoals dat op grond van lid 3.5 sub 3.5.3 kan worden en wordt toegestaan, een en ander uitsluitend voor zover die voorzieningen op grond van wet/ en regelgeving vereist en/of noodzakelijk zijn om het bouwwerk geschikt te maken voor de betreffende nevenactiviteit;
  • g. bouwkundige voorzieningen ten behoeve van zelfstandige inwoningsituaties uitsluitend daar waar dat op grond van de tabel , zoals weergegeven in lid 3.1 onder g is toegestaan, alsmede bouwkundige voorzieningen ten behoeve van zelfstandige inwoningsituaties waar dit op grond van lid 3.5.1 kan worden en wordt toegestaan.
3.2.2 Toegestane bouwwerken buiten bouwvlakken

Buiten bouwvlakken mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bestaande schuilgelegenheden, en paardenbakken met bijbehorende voorzieningen zoals aanwezig ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpplan;
  • b. andere bouwwerken geen gebouwen zijnde en niet zijnde bouwwerken voor mestopslag, (zoals mestplaten en mestsilo's) en niet zijnde bouwwerken voor kuilvoeropslag, andere silo's, erf- en terreinafscheidingen (m.u.v. veekerende afrasteringen), paardenbakken, windmolens, teeltondersteunende voorzieningen en overkappingen;
  • c. voorzieningen ten behoeve van paardenbakken en kleinschalig kamperen uitsluitend daar waar dit op grond van het bepaalde in lid 3.5.4 (paardenbakken) 3.5.5 (Kleinschalig kamperen) 3.5.8 (Paardenbakken bij de bestemming Wonen) is toegestaan, waarbij het bepaalde in lid 3.2.3 onder a van overeenkomstige toepassing is met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig kamperen' uitsluitend de bestaande (rechtens toegestane bouwkundige) voorzieningen zijn toegestaan.
3.2.3 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in de subleden 3.2.1 en 3.2.2, gelden de volgende regels:

  • a. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven:

Functie van een bouwwerk
 
Goothoogte in m
 
Bouwhoogte in m   Inhoud in m³   Oppervlakte in m²  
Agrarisch bedrijfsgebouw   6
 
10   -   -  
Bedrijfswoning/
plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning'  
4,5   9   800   -  
(Inpandige) bijgebouwen bij bedrijfswoning/
plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning'  
3, dan wel de goothoogte van het hoofdgebouw voor zover sprake van een inpandig bijgebouw   6, dan wel de bouwhoogte van het hoofdgebouw voor zover sprake van een inpandig bijgebouw   -   100  
Overkappingen aan de woning*     3**     50  
Overkappingen (overig)     4,5***      
Kassen   -   6   -   bestaand  
Bouwwerken voor mestopslag   -
 
8   -   -  
Kuilvoerplaten   -   2,5   -   -  
Silo's   -   12   -   -  
- Antennemast ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - antennemast' ten behoeve van radiouitzendingen
- bijbehorende techniekkasten  
-







-
 
57







2,5  
-








-  
-







5,5  
GSM/UMTS-mast met bijbehorende voorzieningen in de vorm van afscheidingen e.d. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangst-installatie'   -   bestaand   -   -  
Noodzakelijke voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen binnen de bestaande gebouwen   bestaand





 
bestaand   -   150  
Erf- en terreinafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van de woning   -



 
2   -   -  
Overige erf- en terreinafscheidingen   -

 
1   -   -  
Afscheiding van een paardenbak en veekerende afrasteringen   -
 
1,5   -   -  
Teeltonder- steunende voorzieningen   -

 
1,5   -   -  
Niet eerder genoemde andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak   -



 
10   -   -  
Niet eerder genoemde andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak én niet zijnde kweekvijvers   -



 
2   -   -  

*Overkappingen als onderdeel van het dakvlak van de woning worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen. Overkappingen als onderdeel van een horizontale doortrekking van het dak buiten de buitenwerkse gevelvlakken, worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen voor zover deze geen steun vinden op palen of andere constructieve bouwdelen, dan wel deze zich bevinden op maximaal 2 meter uit het buitenwerks gevelvlak;

**Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een woning;

***Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een bedrijfsgebouw of een bijgebouw;

  • b. in afwijking van het hiervoor bepaalde zijn (ver-)bouwwerkzaamheden die voorzien in wijziging en/of aanpassing van gebouwen ten behoeve van de opslagfunctie als genoemd in lid 3.1 onder s niet toegestaan;
  • c. indien de bestaande bebouwing voor wat betreft de maatvoering groter is dan het bepaalde in sub a, dan geldt de bestaande maatvoering als maximaal toegestaan;
  • d. in afwijking van het hiervoor bepaalde zijn (ver)bouwwerkzaamheden die voorzien in uitbreiding van intensieve veehouderij binnen het gebied dat is aangeduid als 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' niet toegestaan.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Overschrijden van bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder 3.2.1 ten behoeve van het overschrijden van het bouwvlak voor het bouwen van gebouwen, sleufsilo's en/of kuilvoerplaten met dien verstande dat:

  • a. overschrijding van een bouwvlak, of een gedeelte daarvan dat gebruikt wordt voor intensieve veehouderij, niet mogelijk is voor een intensieve veehouderij binnen het gebied dat is aangeduid als 'reconstructiewetzone – extensiveringsgebied';
  • b. overschrijding van een bouwvlak door gebouwen niet mogelijk is voor een intensieve veehouderij waarvan het (denkbeeldig) agrarisch bouwvlak, of het gedeelte daarvan dat wordt gebruikt voor de intensieve veehouderij na overschrijding groter is dan 1 ha en dit bouwvlak c.q. de overschrijding niet gelegen is binnen gebied dat is aangeduid als 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied';
  • c. overschrijding van een bouwvlak door gebouwen niet mogelijk is voor zover binnen het bouwvlak gebouwen in gebruik zijn voor niet-agrarische opslag of nevenactiviteiten en niet kan worden aangetoond dat het betreffende gebouw niet overeenkomstig de agrarische functie kan worden gebruikt;
  • d. met in achtneming van het bepaalde in lid 3.4 sub b de oppervlakte van het denkbeeldig bouwvlak na overschrijding niet meer mag bedragen dan 110% van de oppervlakte van het in het plan opgenomen bouwvlak en mits in geval van een intensieve veehouderij in het gebied dat is aangeduid als 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' het (denkbeeldig) bouwvlak of het gedeelte daarvan dat wordt gebruikt voor de intensieve veehouderij, geen grotere omvang krijgt dan 1,5 ha;
  • e. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond, sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf en de oppervlakte van het bestaande bouwvlak ten minste 0,5 ha bedraagt;
  • f. omliggende waarden door de overschrijding niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • g. omliggende functies door de overschrijding niet onevenredig mogen worden belemmerd;
  • h. de overschrijding van het bouwvlak landschappelijk wordt ingepast;
  • i. voor zover het een overschrijding betreft gelegen binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'Waardevol landschap' dient te worden aangetoond dat er geen aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het waardevol landschap, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels;
  • j. voor zover het een overschrijding betreft gelegen binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en/of 'Overige zone - GO-EVZ', dient te worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van deze gebieden zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels, dan wel door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen.
3.3.2 Schuilgelegenheden buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder 3.2.2, sub a, ten behoeve van het bouwen van andere dan bestaande schuilgelegenheden buiten het bouwvlak, mits:

  • a. de locatie niet is gelegen binnen de gebiedsaanduidingen 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en/of 'Overige zone - GO-EVZ' en/of 'Waardevol landschap';
  • b. de oppervlakte van de bij het bedrijf, instelling of woning behorende agrarische gronden ten minste 5.000 m² bedraagt;
  • c. het perceel waarop de schuilgelegenheid wordt gesitueerd niet direct grenst aan het erf van een (dienst-)woning van de eigenaar/gebruiker van dat perceel;
  • d. de afstand van de schuilgelegenheid tot het bouw- of bestemmingsvlak van een derde, waarbinnen een gevoelige bestemming is of kan worden gerealiseerd ten minste 50 m bedraagt;
  • e. (-)
  • f. de oppervlakte niet meer dan 25 m² bedraagt;
  • g. de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan respectievelijk 2,7 m en 4 m;
  • h. de schuilgelegenheid aan ten minste één zijde niet voorzien is van een wand;
  • i. (-)
  • j. per bedrijf, instelling of woning het aantal schuilgelegenheden niet meer bedraagt dan één;
  • k. de schuilgelegenheid niet is voorzien van een kelder.
3.3.3 Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder 3.2.3 sub a ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen tot een bouwhoogte van 2 m voor de voorgevelrooilijn van de woning, mits:

  • a. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen, en
  • b. daardoor geen ondoorzichtige afscheidingen ontstaan.
3.3.4 Mestopslag en silo's

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder 3.2.2 sub b ten behoeve van het direct aansluitend buiten het bouwvlak bouwen van:

  • a. ten hoogste 1 bouwwerk voor mestopslag, bij elk agrarisch bedrijf, tot een inhoud van 1.000 m3 en een bouwhoogte van 5 m, met dien verstande dat:
    • 1. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van de situering buiten het bouwvlak is aangetoond;
    • 2. omliggende functies hierdoor niet onevenredig mogen worden belemmerd;
    • 3. landschappelijke inpassing plaatsvindt;
  • b. andere silo's, dan voor mestopslag, en kuilvoerplaten tot een gezamenlijke oppervlakte van 250 m2 bij elk agrarisch bedrijf, en een bouwhoogte van maximaal 2 m, met dien verstande dat:
    • 1. afwijken niet mogelijk is voor zover sprake van een intensieve veehouderij binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied';
    • 2. afwijken niet mogelijk is voor zover sprake van een intensieve veehouderij waarvan het (denkbeeldig) agrarisch bouwvlak of het gedeelte daarvan dat wordt gebruikt ten behoeve van de intensieve veehouderij na afwijken groter is dan 1 ha en dit bouwvlak c.q. de overschrijding niet gelegen is binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
    • 3. wordt voldaan aan het bepaalde in lid 3.4 sub b en mits in geval van een intensieve veehouderij gelegen binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied het denkbeeldig bouwvlak, geen grotere omvang krijgt dan 1,5 ha;
    • 4. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van de situering buiten het bouwvlak is aangetoond;
    • 5. omliggende waarden door de overschrijding niet onevenredig mogen worden aangetast;
    • 6. omliggende functies door de overschrijding niet onevenredig mogen worden belemmerd;
    • 7. de overschrijding van het bouwvlak landschappelijk wordt ingepast;
    • 8. voor zover het een overschrijding betreft binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'Waardevol landschap' dient te worden aangetoond dat er geen aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het waardevol landschap, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels;
    • 9. voor zover het een overschrijding betreft binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en/of 'Overige zone - GO-EVZ', dient te worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van deze gebieden zoals opgenomen in Bijlage 5 bij deze regels, dan wel door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen.
3.3.5 Bouwen van teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder 3.2.2 sub b ten behoeve van de bouw van teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak met dien verstande dat:

  • a. de betreffende gronden niet gelegen zijn binnen een gebied ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en/of 'Overige zone - GO-EVZ', of 'Waardevol landschap';
  • b. het dient te gaan om een bestaand tuinbouwbedrijf of bestaande kwekerij, dan wel een kwekerij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-kwekerij';
  • c. de betreffende gronden niet zijn gelegen op een afstand van meer dan 50 meter uit de rand van het bouwvlak van het betreffende bedrijf;
  • d. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • e. omliggende waarden door de overschrijding niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • f. omliggende functies door de overschrijding niet onevenredig mogen worden belemmerd.
3.3.6 Bouwhoogte agrarisch bedrijfsgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder 3.2.3 sub a ten behoeve van de bouwhoogte van een agrarisch bedrijfsgebouw tot een maximale bouwhoogte van 12 meter mits:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering wordt aangetoond;
  • b. de dakhelling minimaal 15 graden en maximaal 30 graden bedraagt;
  • c. landschappelijke inpassing plaatsvindt;
  • d. geen toepassing wordt gegeven aan Artikel 42, sub b;
  • e. het geen agrarische bedrijfsgebouw ten behoeve van intensieve veehouderij betreft.
3.3.7 Bouwen van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming Wonen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub 3.2.2 ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gedeeltelijk buiten het bouwvlak ten behoeve van de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. de te bouwen bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor ten minste 50% in het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' zijn gelegen en omliggende functies door de overschrijding niet onevenredig worden belemmerd;
  • b. wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 27.2.3 en 27.2.4;
  • c. in voorkomend geval geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de omliggende waarden en voor zover de locatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'Waardevol landschap', 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en/of 'Overige zone - GO-EVZ', dient te worden aangetoond dat er geen aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van deze gebieden, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels, dan wel door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen.
3.3.8 Vergroting bedrijfswoning/plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder 3.2.3 sub a (maximale inhoud bedrijfswoning/plattelandswoning) ten behoeve van het vergroten van de bedrijfswoning/plattelandswoning met de inhoud van de aangrenzende deel, mits het aantal woningen niet toeneemt.

3.3.9 Windturbines

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 sub k en 3.2 onder 3.2.3 sub a ten behoeve van het bouwen van ten hoogste één windturbine, mits:

  • a. de windturbine wordt gebouwd binnen een agrarisch bouwvlak;
  • b. de locatie niet is gelegen binnen gronden met de gebiedsaanduiding 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en/of 'Overige zone - GO-EVZ' en 'Waardevol landschap';
  • c. het agrarisch bouwvlak zich bevindt op maximaal 50 meter afstand uit de rand van de bestemmingsvlakken 'Verkeer' voor de rijkswegen A12 en/of A18;
  • d. de afstand van het bouwvlak (waar de windturbine wordt gerealiseerd) tot een bouwvlak van derden ten minste 50 meter bedraagt;
  • e. de windturbine een maximale bouwhoogte heeft van 25 meter;
  • f. omliggende functies door de plaatsing van de windturbine (aantoonbaar) niet onevenredig worden belemmerd.
3.3.10 Mini-windturbines op dak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 sub k ten behoeve van het bouwen van een of meerdere mini-windturbines op het dak van een bedrijfsgebouw, mits:

  • a. het bedrijfsgebouw waarop de mini-windturbine wordt gebouwd een hoogte heeft van minimaal 9 meter en de mini-windturbine zelf wordt gebouwd op een minimale hoogte van 6 meter boven peil;
  • b. niet gebouwd op een monument;
  • c. het hoogste punt van de mini-windturbine niet meer dan 5 meter uitstijgt boven de bouwhoogte van het dak waarop de mini-windturbine gebouwd is;
  • d. is aangetoond dat er geen sprake is van hinder voor de omgeving (geluid en schittering als gevolg van weerkaatsend zonlicht op de mini-windturbine of onderdelen daarvan, dan wel schade of gevaarlijke situaties door losrakende onderdelen);
  • e. indien sprake is van meerdere mini-windturbines:
    • 1. deze zodanig worden gebouwd dat deze zich ten opzichte van elkaar op dezelfde hoogte bevinden met gelijke tussenafstanden (in één lijn);
    • 2. de noodzaak van de bouw van meerdere mini-windturbines voor de eigen energiebehoefte wordt aangetoond;
    • 3. de mini-windturbines in gezamenlijkheid niet leiden tot hinder voor de omgeving.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van woningen ten behoeve van een zelfstandige inwoningsituatie op adressen welke niet zijn genoemd in lid 3.1 sub g;
  • b. het gebruik van meer dan 1 ha van het bouwvlak ten behoeve van de intensieve veehouderij, met uitzondering van:
    • 1. bestaande intensieve veehouderijen, die op het moment van inwerkingtreding van het plan reeds meer dan 1 ha van het bouwvlak gebruiken ten behoeve van de intensieve veehouderij, waarbij onverminderd het bepaalde onder b3, maximaal die bestaande oppervlakte is toegestaan;
    • 2. bestaande intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied', waarbij maximaal die oppervlakte van het bouwvlak mag worden gebruikt die op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat;
    • 3. bestaande intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied', waarvan het gebruik ten behoeve van de intensieve veehouderij niet meer mag bedragen dan 1,5 ha dan wel niet meer dan de bestaande omvang van het bouwvlak voor zover dit meer bedraagt dan 1,5 ha;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van nevenactiviteiten anders dan zoals is aangegeven in lid 3.1 sub j, alsmede het voortzetten van deze activiteiten indien het agrarisch bedrijf is beëindigd;
  • d. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardenbak buiten het bouwvlak, onverminderd het bepaalde in 3.2.2 sub a;
  • e. het gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van kleinschalig kamperen anders dan zoals is aangegeven in lid 3.1 sub j en 3.1 sub pa;
  • f. het gebruik van agrarische bouwvlakken die op het moment van inwerkingtreding van het plan niet in gebruik zijn voor een intensieve veehouderij(tak), ten behoeve van de intensieve veehouderij;
  • g. het gebruik van meer dan één bouwlaag van een bouwwerk voor het houden van dieren ten behoeve van een intensieve veehouderij, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 2 bouwlagen toegestaan' waarbij niet meer dan 2 bouwlagen mogen worden gebruikt voor het houden van dieren;
  • h. het gebruik van agrarische gronden ten behoeve van kwekerij, met uitzondering van de gronden zoals die op het moment van inwerkingtreding van het plan als zodanig aanwezig zijn, alsmede met uitzondering van kwekerijen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij';
  • i. het gebruik van agrarische gronden ten behoeve van meerdaagse evenementen;
  • j. opslag van hooirollen buiten het bouwvlak;
  • k. het gebruik van gedeelten van de woning of een bijgebouw voor de uitoefening van een beroep aan huis indien:
    • 1. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroepsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximum van 50 m², dan wel meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. buitenopslag plaatsvindt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
  • l. het gebruik ten behoeve van bedrijf aan huis;
  • m. het gebruik van schuilgelegenheden ten behoeve van opslag (al dan niet agrarisch) van al dan niet volumineuze goederen en stalling van vaar- en voertuigen met uitzondering van opslag ten behoeve van het toegestane gebruik;
  • n. biovergisting, waarbij ook dierlijke mest van derden wordt verwerkt en/of ook het restproduct op gronden van derden wordt gebruikt;
  • o. het gebruik van agrarische gronden voor waterpartijen niet zijnde een gebruik als bedoeld onder 3.1 sub q en niet zijnde een gebruik als bedoeld onder 3.1 sub ta;
  • p. het gebruik van agrarische gronden (buiten het bouwvlak) als tuin, voor zover niet aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • q. het zodanig vergroten van het veebestand bij een grondgebonden veehouderijbedrijf (niet zijnde ten behoeve van een intensieve veehouderijtak) dat zonder een uitbreiding van de bij het bedrijf behorende gronden dit bedrijf als niet-grondgebonden veehouderijbedrijf dient te worden aangemerkt;
  • r. het (al dan niet tijdelijk) gebruik van agrarische bouwvlakken en/of gebouwen die in gebruik zijn voor een niet-grondgebonden veehouderij(tak) en/of een intensieve veehouderij(tak) voor geitenhouderij of het houden van geiten, tenzij het een bestaande betreft in welk geval het ter plaatse toegestane aantal geiten niet mag toenemen;
  • s. het gebruik van agrarische bouwvlakken voor biologische geitenhouderij, tenzij het bestaande geitenhouderij betreft, in welke geval het ter plaatse toegestane aantal geiten niet mag toenemen;
  • t. het ophogen van gronden tenzij de noodzaak daarvan uit oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • u. het gebruik van gebouwen voor het houden van dieren ter plaatse van de aanduiding 'houden van dieren uitgesloten'.

Met de wijzigingsplannen welke voorzien in een bestemming 'agrarisch' is per adres het navolgende geregeld:

  • 1. ter plaatse van het adres Korenweg 5a Didam

a. in aanvulling op het bepaalde in artikel 3.4 van de regels wordt eveneens als een strijdig gebruik met de bestemming 'agrarisch' aangemerkt:
Het niet (blijvend) voorzien in de landschappelijke inpassing overeenkomstig hoofdstuk 4 en 5 in het 'Landschappelijk inpassingsplan' zoals opgenomen onder 4.1 Bijlage 4 toelichting (specifieke regels wijzigingsplannen) binnen 1 jaar na het gereedkomen van de uitbreiding zoals beschreven in hoofdstuk 1 van deze bijlage, doch uiterlijk binnen 2 jaar na de start van de bouw daarvan.

  • 2. ter plaatse van het adres Holthuizerstraat 20 Didam

a. in aanvulling op het bepaalde in artikel 3.4 van de regels wordt eveneens als een strijdig gebruik met de bestemming 'agrarisch' aangemerkt:
Het niet voorzien in de landschappelijke inpassing op grond met de bestemming 'agrarisch' overeenkomstig de 'erfinrichtingsschets Holthuizerstraat 20' zoals opgenomen onder 4.3 Bijlage 4 toelichting (specifieke regels wijzigingsplannen) binnen 1,5 jaar na het onherroepelijk worden van dat wijzigingsplan, dan wel het niet duurzaam in stand houden daarvan na realisatie.

  • 3. ter plaatse van het adres Melkweg 1 Beek

a. in aanvulling op het bepaalde in artikel 3.4 van de regels wordt eveneens als een strijdig gebruik met de bestemming 'agrarisch' aangemerkt:
Het niet realiseren van de landschappelijke inpassing op gronden met de bestemming 'agrarisch' overeenkomstig 'Erfinrichtingsschets + beplantingsplan Melkweg 1 te Beek' zoals opgenomen onder 5.1 Bijlage 4 toelichting (specifieke regels wijzigingsplannen) binnen 1,5 jaar na het onherroepelijk worden van dit wijzigingsplan (9 april 2020), dan wel het niet duurzaam in stand houden daarvan na realisatie;

b. het niet duurzaam in standhouden van gerealiseerde groenelementen en houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'g'.

  • 4. ter plaatse van het adres Steegseweg 26 Beek

a. in aanvulling op het bepaalde in artikel 3.4 van de regels wordt eveneens als een strijdig gebruik met de bestemming 'agrarisch' aangemerkt:
Het niet realiseren van de landschappelijke inpassing (daaronder mede verstaan het niet verwijderen van de kuilplaten) overeenkomstig 'Landschappelijke inpassing Steegseweg 26 te Beek' zoals opgenomen onder 5.3 Bijlage 4 toelichting (specifieke regels wijzigingsplannen) op gronden met de nadere aanduiding 'g' binnen 1 jaar na het in werking treden van dit wijzigingsplan (28 januari 2021), alsmede het niet duurzaam in stand houden daarvan na realisatie;

b. het niet duurzaam in standhouden van gerealiseerde groenelementen en houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'g'.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Zelfstandige inwoningsituatie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 sub a ten behoeve van het toestaan van een zelfstandige inwoningsituatie, mits:

  • a. is aangetoond dat wordt voldaan aan de bouwtechnische voorwaarden;
  • b. de relatie met de bedrijfsvoering ter plaatse is aangetoond, tenzij sprake is van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning'.
3.5.2 Intensieve veehouderij

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 sub b ten behoeve van de uitbreiding van het gebruik van het bouwvlak ten behoeve van intensieve veehouderij, indien de uitbreiding noodzakelijk is om te voldoen aan de wettelijke eisen van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid, mits:

  • a. de uitbreiding van het gebruik niet meer bedraagt dan 15% van het bestaande gebruik;
  • b. het bestaande aantal dierplaatsen aantoonbaar niet toeneemt.
3.5.3 Nevenactiviteiten
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 sub c ten behoeve van het toestaan van nevenactiviteiten welke zijn genoemd in sublid 3.5.3 sub b. Bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid gelden de volgende regels:
    • 1. er zijn uitsluitend activiteiten toegestaan:
      • zoals vermeld onder 1 van Bijlage 6 bij deze regels (Lijst van bedrijvigheid), dan wel daarmee naar aard, omvang en milieugevolgen gelijk te stellen activiteiten in ten hoogste milieucategorie 3.1 en ten hoogste milieucategorie 3.2 indien sprake is van een gebiedsgebonden functie en met dien verstande dat activiteiten zoals genoemd onder 2b van die bijlage niet zijn toegestaan;
      • zoals vermeld onder 4 (recreatieve functies) van Bijlage 6 bij deze regels (Lijst van bedrijvigheid) in ten hoogste milieucategorie 3.1 en met dien verstande dat recreatieve activiteiten zoals genoemd onder 6 van die bijlage niet zijn toegestaan;
      • zoals vermeld onder 7 (maatschappelijk/zorg) van Bijlage 6 bij deze regels (Lijst van bedrijvigheid) in ten hoogste milieucategorie 3.1;
    • 2. de nevenactiviteit is uitsluitend toegestaan binnen de bestaande gebouwen met dien verstande dat bijbehorende, onlosmakelijk daarmee verbonden buitenactiviteiten tevens zijn toegestaan;
    • 3. de nevenfunctie omvat een gebruik van maximaal 25% van de op het erf voorkomende bestaande gebouwen;
    • 4. de nevenactiviteit is milieutechnisch verenigbaar met de agrarische hoofdfunctie binnen het bouwvlak;
    • 5. de nevenactiviteit mag niet leiden tot een onevenredige belemmering van omliggende al dan niet gevoelige functies c.q. een plattelandswoning dan wel belemmering van de ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderij in het gebied ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
    • 6. er is geen, dan wel beperkt sprake van verkeersaantrekkende werking;
    • 7. bij een oppervlakte groter dan 350 m² voor de nevenfunctie is verevening noodzakelijk in de vorm van landschappelijke inpassing c.q. natuuraanleg, hetgeen in een voorwaardelijke verplichting in de omgevingsvergunning wordt opgenomen.

  • b. In de navolgende tabel is de maximaal toegestane omvang van de nevenactiviteit per type nevenfunctie en per gebied aangegeven:

Type nevenfunctie (horizontale as)

Aanduidingen (verticale as)  
Agrarisch verwante gebiedsgebon- den functies   Gebiedsgebonden functies   Niet gebiedsgebonden functies   Recreatie en maatschappelijk/
zorg  
'Overige zone - GNN'     -   -   25% van de bestaande gebouwen tot max. 500 m2  
'Overige zone - GO' en 'Overige zone - GO-EVZ '   25% van de bestaande gebouwen tot max. 500 m2   25% van de bestaande gebouwen tot max. 500 m2   25% van de bestaande gebouwen tot max. 350 m2   25% van de bestaande gebouwen tot max. 500 m2  
'reconstructiewetzone- landbouw- ontwikkelingsgebied'   25% van de bestaande gebouwen tot max. 500 m2   25% van de bestaande gebouwen tot max. 500 m2   -   -  
'grondgebon-den landbouw'   25% van de bestaande gebouwen tot max. 750 m2   25% van de bestaande gebouwen tot max. 500 m2   25% van de bestaande gebouwen tot max. 350 m2   25% van de bestaande gebouwen tot max. 500 m2  
overige gronden   25% van de bestaande gebouwen tot max. 750 m2   25% van de bestaande gebouwen tot max. 750 m2   25% van de bestaande gebouwen tot max. 500 m2   25% van de bestaande gebouwen tot max. 750 m2  

3.5.4 Paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder 3.2.2 sub a en b en lid 3.4 sub d ten behoeve van het toestaan van een paardenbak gedeeltelijk buiten het agrarisch bouwvlak, mits de paardenbak voor ten minste 25% is gelegen binnen het bouwvlak en:

  • a. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 800 m2;
  • b. de paardenbak is gesitueerd op tenminste 50 m vanaf een bouwvlak of bestemmingsvlak van derden, waarbinnen een gevoelige bestemming is of kan worden gerealiseerd;
  • c. is aangetoond dat het ondoelmatig is om de paardenbak geheel binnen het bouwvlak te realiseren;
  • d. de paardenbak landschappelijk wordt ingepast;
  • e. lichtmasten uitsluitend worden gesitueerd binnen het bouwvlak;
  • f. voor zover het een overschrijding betreft binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding 'Waardevol landschap' dient te worden aangetoond dat er geen aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het waardevol landschap, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels;
  • g. voor zover het een overschrijding betreft binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en/of 'Overige zone - GO-EVZ', dient te worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van deze gebieden zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels, dan wel door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen.
3.5.5 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 sub e, ten behoeve van het kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:

  • a. de activiteit plaatsvindt binnen het bouwvlak, met dien verstande dat standplaatsen voor kampeermiddelen zijn toegestaan buiten het bouwvlak tot een afstand van maximaal 50 m uit de grens van het bouwvlak;
  • b. het terrein ten behoeve van het kleinschalig kamperen landschappelijk wordt ingepast;
  • c. geen stacaravans zijn toegestaan;
  • d. de uitoefening van deze bevoegdheid geen belemmering mag vormen voor omliggende functies;
  • e. voor zover het een initiatief betreft binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding 'Waardevol landschap' dient te worden aangetoond dat er geen aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het waardevol landschap, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels;
  • f. voor zover het een initiatief betreft binnen gronden ter plaatse van de aanduiding ´Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en/of 'Overige zone - GO-EVZ', dient te worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van deze gebieden, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels, dan wel door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen.
3.5.6 Omschakeling naar intensieve veehouderij

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning met in acht name van het bepaalde in lid 3.4 sub b afwijken van het bepaalde in lid 3.4 sub f ten behoeve van het omzetten van agrarisch bouwvlak, niet in gebruik zijnde als intensieve veehouderij, naar een intensieve veehouderij(tak), met dien verstande dat:

  • a. het bouwvlak niet gelegen is binnen gronden ter plaatse van de aanduidingen 'reconstructiewetzone – extensiveringsgebied' en 'reconstructiewetzone-landbouw- ontwikkelingsgebied';
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden, waartoe in ieder geval dient te worden aangetoond dat sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat op het gebied van geur;
  • c. (-)
  • d. het bouwvlak landschappelijk wordt ingepast;
  • e. is aangetoond dat de afwijking, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura-2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen en met dien verstande dat een toename van ammoniakdepositie van een bedrijf kan worden toegestaan indien tegelijkertijd de depositie van een ander bedrijf op hetzelfde habitattype binnen het zelfde Natura 2000-gebied met minimaal 2 maal deze toename wordt teruggebracht;
  • f. voor zover het een initiatief betreft binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en/of 'Overige zone - GO-EVZ', dient te worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van deze gebieden, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels, dan wel door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • g. de intensieve veehouderij(tak) niet voorziet in het (al dan niet tijdelijk) houden van geiten.
3.5.7 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 sub l ten behoeve van het vestigen binnen de woning of een bijgebouw van een bedrijf aan huis, mits:

  • a. het beroeps- en bedrijfsactiviteiten betreft die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 2 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn aangeduid als categorie 1 en 2, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. het bedrijf aan huis wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
  • c. de beroepsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen en tot een maximum van 50 m2;
  • d. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • e. er geen onevenredige vergroting van de verkeersdruk optreedt en parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • f. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten;
  • g. het betreffende bedrijf aan huis geen belemmering mag opleveren voor de omliggende functies, alsmede de ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijbedrijven daar waar dat binnen regels mogelijk wordt gemaakt;
  • h. een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd is op de betreffende locatie van het bedrijf aan huis;
  • i. het bedrijf aan huis naar aard en schaal passend is te achten met de hoofdfunctie van het bouwvlak;
  • j. het geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit.
3.5.8 Paardenbakken bij de bestemming Wonen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 sub d ten behoeve van het toestaan van een paardenbak gedeeltelijk buiten het bestemmingsvlak ten behoeve van de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. de paardenbak qua oppervlakte voor ten minste 25% is gelegen binnen het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen';
  • b. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 800 m2;
  • c. de paardenbak is gesitueerd op ten minste 50 m vanaf een bouwvlak of bestemmingsvlak van derden, waarbinnen een gevoelige bestemming is of kan worden gerealiseerd;
  • d. is aangetoond dat het ondoelmatig is om de paardenbak geheel binnen het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' te realiseren;
  • e. de paardenbak landschappelijk wordt ingepast;
  • f. lichtmasten uitsluitend worden gesitueerd binnen het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen';
  • g. is aangetoond dat de paardenbak uitsluitend voor hobbymatige doeleinden wordt gebruikt;
  • h. de locatie niet is gelegen binnen de gebiedsaanduidingen 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en/of 'Overige zone - GO-EVZ' en/of 'Waardevol landschap' tenzij wordt aangetoond dat geen aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van deze gebieden, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels, dan wel door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen.
3.5.9 Toegangswegen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 sub 'tb' ten behoeve van de realisatie van een nieuwe toegangsweg naar een perceel met een andere bestemming dan de bestemming 'Agrarisch' met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak hiertoe is aangetoond;
  • b. het aantal toegangswegen naar het perceel niet meer mag bedragen dan 1 dan wel het aanwezige aantal toegangswegen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, waarbij in voorkomend geval de aanwezige, te vervangen toegangsweg blijvend wordt verwijderd;
  • c. omliggende waarden hierdoor niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • d. omliggende functies hierdoor niet onevenredig mogen worden belemmerd;
  • e. de toegangsweg niet breder is dan 3,5 meter.
3.5.10 Biovergisting

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 sub n ten behoeve van biovergisting, waarbij ook dierlijke mest van derden wordt verwerkt en/of het restproduct ook wordt gebruikt op gronden van derden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de afstand tot gevoelige functies in de omgeving ten minste 100 meter bedraagt en dit geen nieuwe milieutechnische belemmeringen oplevert voor de omgeving;
  • b. de vergistingsinstallatie en bijbehorende opslagvoorzieningen worden gerealiseerd binnen het bouwvlak;
  • c. het bouwvlak niet is gelegen binnen gebieden met de gebiedsaanduidingen:
  • d. er gelet op het aspect externe veiligheid op het perceel geen sprake is van andere nevenactiviteiten c.q. een plattelandswoning.
3.5.11 Grondopstelling zonnepanelen buiten bestemmingsvlak 'wonen'

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder k ten behoeve van het toestaan van zonnepanelen via een grondopstelling buiten het bouwvlak ten behoeve van de bestemming 'Wonen ', mits:

  • a. is aangetoond dat het ondoelmatig is om de zonnepanelen binnen het aanwezige
    bestemmingsvlak 'Wonen ' te realiseren (hetzij op het dakvlak, hetzij via een grondopstelling);
  • b. de omvang van de opstelling c.q. installatie niet groter is dan noodzakelijk om te voorzien in de energiebehoefte van het eigen perceel;
  • c. de grondopstelling compact en geconcentreerd is vormgegeven achter de voorgevel van
    de woning, ten hoogste aan twee zijden van het bestemmingsvlak en zodanig dat deze
    zich (met het uiterste punt) bevindt op ten hoogste 25 meter afstand van het bestemmingsvlak 'Wonen ';
  • d. de maximale hoogte van de grondopstelling niet meer bedraagt dan 1,5 meter en deze via een palenconstructie is verbonden met de (agrarische)ondergrond;
  • e. de ondergrond zichtbaar blijft onder de zonnepanelen en tussen de rijen, waarbij het
    aanbrengen van (half)verharding niet is toegestaan;
  • f. de grondopstelling landschappelijk wordt ingepast, waarbij ophoging van gronden niet is
    toegestaan;
  • g. de grondopstelling geen belemmering vormt voor omliggende functies dan wel
    maatregelen worden getroffen om deze weg te nemen;
  • h. een bebouwingsvrije ruimte tot aan de erfgrens wordt aangehouden van minimaal 5 meter;
  • i. wordt aangetoond, voor zover een grondopstelling zich bevindt binnen gebied met de
    aanduiding 'Waardevol landschap', dat er geen sprake is van aantasting van de
    kernkwaliteiten zoals beschreven in Bijlage 5 bij de regels;
  • j. wordt aangetoond, wanneer de grondopstelling zich bevindt binnen een gebied met de
    aanduiding 'Overige zone - GO ' of 'Overige zone - GO-EVZ', dat er geen sprake is van aantasting van kernkwaliteiten zoals beschreven in Bijlage 5 bij de regels, dan wel door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet wordt gekomen;
  • k. de opstelling geen aantasting oplevert van de monumentale waarde in geval van een
    monument.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Uitbreiding Stroombroek

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het realiseren van recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied' langs de Landweerswal, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de totale oppervlakte aan gebouwen mag niet meer dan 3.000 m2 bedragen;
  • b. (-)
  • c. de recreatiewoningen dienen bedrijfsmatig te worden geëxploiteerd;
  • d. de behoefte aan deze recreatiewoningen dient door middel van recent regionaal marktonderzoek te zijn aangetoond;
  • e. het terrein landschappelijk wordt ingepast;
  • f. andere functies in de omgeving dienen door de uitbreiding niet te worden belemmerd;
  • g. de maatvoering voor een recreatiewoning inclusief bergruimte zoals opgenomen in artikel 19, lid 19.2 ter plaatse van het hier bedoelde wijzigingsgebied niet van toepassing is.
3.6.2 Herbouw van een woning ten behoeve van de bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de herbouw van een woning toegestaan op grond van de bestemming 'Wonen', geheel of gedeeltelijk buiten het bestemmingsvlak mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 27.2.2 onder b en c;

aa. het geen woning betreft welke onderdeel uitmaakt van een functieveranderingslocatie naar wonen, zoals opgenomen in Bijlage 7 dan wel een functieveranderingslocatie naar wonen in een wijziging als bedoeld onder artikel 1 csa;

  • b. de woning op geen grotere afstand wordt gebouwd dan 25 meter van de bestaande woning en de bijgebouwen in de nieuwe situatie, waarbij de regels voor bijgebouwen zoals opgenomen in artikel 27.2 en 27.3 onverkort van toepassing zijn;
  • c. omliggende (agrarische) bedrijvigheid door de herbouw niet in de bedrijfsvoering wordt belemmerd alsmede de ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijbedrijven daar waar dat binnen regels mogelijk wordt gemaakt, niet worden beperkt;
  • d. in voorkomend geval geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden als bedoeld in de desbetreffende onderliggende bestemming en voor zover de locatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'Waardevol landschap', 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en/of 'Overige zone - GO-EVZ', dient te worden aangetoond dat er geen aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van deze gebieden, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels, dan wel door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • e. uit onderzoek is gebleken dat sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat voor wat betreft het aspect geur;
  • f. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat kan worden voldaan aan het gestelde bij of krachtens de Wet geluidhinder ten aanzien van de geluidsbelasting op de gevel van de nieuwe woning;
  • g. uit bodemonderzoek en archeologisch onderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is of geschikt wordt gemaakt voor het beoogde gebruik;
  • h. de herbouw geen verkeersonveilige situatie oplevert;
  • i. vaststaat dat de bestaande woning wordt gesloopt binnen drie maanden na oplevering/gereedkomen van de nieuwe woning;
  • j. de externe veiligheid wordt gewaarborgd;
  • k. (-)
  • l. de herbouw niet is toegestaan voor zover als gevolg van de verplaatsing de woning binnen de indicatieve magneetveldzone komt te liggen tenzij gericht onderzoek heeft uitgewezen dat nieuwe woning is gelegen buiten de specifieke magneetveldzone;
  • m. er een compacte nieuwe situatie ontstaat, waarbij het hierop af te stemmen bestemmingsvlak 'Wonen' niet groter is dan 150% van het geldende bestemmingsvlak 'Wonen' en waarbij geen bebouwing buiten het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' komt te liggen (in afwijking van het gestelde in artikel 43.7 onder sub b behoeft het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' in dit geval niet voor ten minste 50% uit dezelfde gronden te bestaan als het geldende bestemmingsvlak 'Wonen');
  • n. bebouwing en verharding die geen onderdeel (meer) uitmaakt van het bestemmingsvlak 'Wonen' in de nieuwe situatie, wordt gesloopt, waarbij de betreffende gronden (wederom) geschikt worden gemaakt en worden ingericht ten behoeve van een agrarisch gebruik;
  • o. de nieuwe locatie op goede wijze landschappelijk wordt ingepast.
3.6.3 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die gevallen als genoemd in Artikel 43.

3.6.4 Plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het omzetten van een agrarische bedrijfswoning binnen een agrarisch bouwvlak naar een 'plattelandswoning' (specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning) mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woning is afgesplitst van het agrarisch bedrijf voor 1 januari 2011 en heeft vanaf dat moment geen functie meer voor het agrarisch bedrijf;
  • b. er blijft ten minste één bedrijfswoning voor het agrarische bedrijf beschikbaar;
  • c. door middel van onderzoek wordt aangetoond dat de toekenning van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' niet tot gevolg heeft dat ter plaatse van die woning onaanvaardbare gezondheidsrisico's optreden;
  • d. voor zover de plattelandswoning niet beschikt over een bijgebouw, het oorspronkelijk bij de woning behorende bijgebouw op de toegestane oppervlakte in mindering wordt gebracht tenzij deze wordt gesloopt.

Artikel 4 Agrarisch - Paardenhouderij

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebruiksgerichte paardenhouderij en/of productiegerichte paardenhouderij;
  • b. beroep aan huis of het bestaande bedrijf aan huis;
  • c. bed and breakfast;
  • d. duurzame energieopwekking door middel van zonnepanelen op het dakvlak van gebouwen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. opslag (al dan niet agrarisch) van al dan niet volumineuze goederen en stalling van vaar- en voertuigen, uitsluitend in vrijkomende, vrijgekomen en/of voormalige agrarische gebouwen zoals die voor wat betreft omvang en uitstraling aanwezig zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan,

met de daarbij behorende:

  • g. erfbeplanting;
  • h. erven en terreinen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. wegen en paden;
  • k. water.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bouwwerken binnen bouwvlakken

Binnen elk bouwvlak op de gronden als bedoeld in lid 4.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. de bij één gebruiksgerichte en/of productiegerichte paardenhouderij behorende bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat nieuwe bedrijfsgebouwen niet zijn toegestaan wanneer de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'gebouwen uitgesloten' én wanneer binnen het bouwvlak gebouwen in gebruik zijn ten behoeve van een niet-agrarische functie en niet kan worden aangetoond dat het betreffende gebouw niet overeenkomstig de agrarische functie kan worden gebruikt;
  • b. ten hoogste één bedrijfswoning per bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen', het daar aangegeven maximum aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
  • c. voorzieningen behorende bij een (gebruiksgerichte) paardenhouderij, zoals een stapmolen, longeercirkel en paardenbak;
  • d. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen mestplaten, mestsilo's en kuilvoeropslag;
  • e. (bouwkundige) voorzieningen (bouwwerken, andere werken geen bouwwerken zijnde, installaties etc.) in bestaande gebouwen ten behoeve van nevenactiviteiten en de mogelijk daarbij behorende ondergeschikte horeca uitsluitend daar waar dit op grond van lid 4.5 sub 4.5.2 kan worden en wordt toegestaan, een en ander uitsluitend voor zover die voorzieningen op grond van wet- en regelgeving vereist en/of noodzakelijk zijn om het bouwwerk geschikt te maken voor de betreffende nevenactiviteit;
  • f. bouwkundige voorzieningen ten behoeve van zelfstandige inwoningsituaties uitsluitend waar dit op grond van lid 4.5.1 kan worden en wordt toegestaan.
4.2.2 Toegestane bouwwerken buiten bouwvlakken

(-)

4.2.3 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 4.2.1 gelden de volgende regels:

  • a. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven:

Functie van een bouwwerk
 
Goothoogte in m
 
Bouwhoogte in m   Inhoud in m³   Oppervlakte in m²  
Bedrijfsgebouwen   6   10   -   -  
Bedrijfswoning   4,5   9   800   -  
(Inpandige) bijgebouwen bij bedrijfswoning


 
3, dan wel de goothoogte van het hoofdgebouw voor zover sprake van een inpandig bijgebouw   6, dan wel de bouwhoogte van het hoofdgebouw voor zover sprake van een inpandig bijgebouw   -   100  
Overkappingen aan de woning*     3**     50  
Overkappingen (overig)     4,5***      
Bouwwerken voor mestopslag   -
 
8   -   -  
Silo's   -   12   -   -  
Erf- en terreinafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van de woning   -



 
2   -   -  
Overige erf- en terreinafscheidingen   -

 
1   -   -  
Afscheiding van een paardenbak   -
 
1,5   -   -  
Niet eerdergenoemde andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak   -



 
10   -   -  

*Overkappingen als onderdeel van het dakvlak van de woning worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen. Overkappingen als onderdeel van een horizontale doortrekking van het dak buiten de buitenwerkse gevelvlakken, worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen voor zover deze geen steun vinden op palen of andere constructieve bouwdelen dan wel deze zich bevinden op maximaal 2 meter uit het buitenwerks gevelvlak;

**Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een woning;

***Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een bedrijfsgebouw of een bijgebouw;

  • b. in afwijking van het hiervoor bepaalde zijn (ver-)bouwwerkzaamheden die voorzien in wijziging en/of aanpassing van gebouwen ten behoeve van de opslagfunctie als genoemd in lid 4.1 niet toegestaan;
  • c. indien de bestaande bebouwing voor wat betreft de maatvoering groter is dan het bepaalde in sub a, dan geldt de bestaande maatvoering als maximaal toegestaan.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Overschrijden van bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder 4.2.1 ten behoeve van het overschrijden van het bouwvlak voor het bouwen van gebouwen, silo's, stapmolens, longeercirkels of bouwwerken voor mestopslag met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van het denkbeeldige bouwvlak na overschrijding niet meer mag bedragen dan 110% van de oorspronkelijke oppervlakte van het bouwvlak;
  • b. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond;
  • c. overschrijding van een bouwvlak voor gebouwen niet mogelijk is voor zover binnen het bouwvlak gebouwen in gebruik zijn voor niet-agrarische opslag of nevenactiviteiten en niet kan worden aangetoond dat het betreffende gebouw niet overeenkomstig de agrarische functie kan worden gebruikt;
  • d. omliggende waarden door de overschrijding niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • e. omliggende functies door de overschrijding niet onevenredig mogen worden belemmerd;
  • f. de overschrijding van het bouwvlak landschappelijk wordt ingepast;
  • g. voor zover het een overschrijding betreft binnen het gebied aangeduid als 'waardevol landschap' dient te worden aangetoond dat er geen aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het waardevol landschap, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels.
4.3.2 Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder 4.2.3 sub a ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen tot een bouwhoogte van 2 m voor de voorgevelrooilijn van de woning, mits:

  • a. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen, en
  • b. daardoor geen ondoorzichtige afscheidingen ontstaan.
4.3.3 Vergroting bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder 4.2.3 sub a (maximale inhoud bedrijfswoning) ten behoeve van het vergroten van de bedrijfswoning met de inhoud van de aangrenzende deel, mits het aantal woningen niet toeneemt.

4.3.4 Mini-windturbines op dak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 sub d ten behoeve van het bouwen van een of meerdere mini-windturbineinstallaties op het dak van een bedrijfsgebouw, mits:

  • a. het bedrijfsgebouw waarop de mini-windturbine wordt gebouwd een hoogte heeft van minimaal 9 meter en de mini-windturbine zelf wordt gebouwd op een minimale hoogte van 6 meter boven peil;
  • b. niet gebouwd op een monument;
  • c. het hoogste punt van de mini-windturbine niet meer dan 5 meter uitstijgt boven de bouwhoogte van het dak waarop de mini-windturbine gebouwd is;
  • d. is aangetoond dat er geen sprake is van hinder voor de omgeving (geluid en schittering als gevolg van weerkaatsend zonlicht op de mini-windturbine of onderdelen daarvan, dan wel schade of gevaarlijke situaties door losrakende onderdelen);
  • e. indien sprake is van meerdere mini-windturbines:
    • 1. deze zodanig worden gebouwd dat deze zich ten opzichte van elkaar op dezelfde hoogte bevinden met gelijke tussenafstanden (in één lijn);
    • 2. de noodzaak van de bouw van meerdere mini-windturbines voor de eigen energiebehoefte wordt aangetoond;
    • 3. de mini-windturbines in gezamenlijkheid niet leiden tot hinder voor de omgeving.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van woningen ten behoeve van een zelfstandige inwoningsituatie;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van nevenactiviteiten tenzij daarvoor met toepassing van artikel 4.5.2 is afgeweken van het plan, alsmede het voortzetten van deze activiteiten indien het agrarisch bedrijf is beeindigd;
  • c. het gebruik van gronden ten behoeve van een paardenbak buiten het bouwvlak;
  • d. het gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van kleinschalig kamperen;
  • e. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van een agrarisch bedrijf niet zijnde een productiegerichte paardenhouderij;
  • f. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van een intensieve veehouderij of ten behoeve van het tijdelijk dan wel permanent houden van geiten;
  • g. het gebruik van gedeelten van de woning of een bijgebouw voor de uitoefening van een beroep aan huis indien:
    • 1. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroepsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximum van 50 m², dan wel meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. buitenopslag plaatsvindt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
  • h. het gebruik ten behoeve van bedrijf aan huis;
  • i. het niet uitvoeren en instand houden van het terreininrichtingsplan St Jansgildestraat 15-17 te Beek, zoals opgenomen in Bijlage 22 bij deze regels binnen 1,5 jaar na inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Zelfstandige inwoningsituatie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4 sub a ten behoeve van het toestaan van een zelfstandige inwoningsituatie, mits:

  • a. is aangetoond dat wordt voldaan aan de bouwtechnische voorwaarden;
  • b. de relatie met de bedrijfsvoering ter plaatse is aangetoond.
4.5.2 Nevenactiviteiten
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4 sub b ten behoeve van het toestaan van nevenactiviteiten welke zijn genoemd in sublid 4.5.2 sub b. Bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid gelden de volgende regels:
    • 1. er zijn uitsluitend activiteiten toegestaan:
      • zoals vermeld onder 1 van Bijlage 6 bij deze regels (Lijst van bedrijvigheid), dan wel daarmee naar aard, omvang en milieugevolgen gelijk te stellen activiteiten in ten hoogste milieucategorie 3.1 en ten hoogste milieucategorie 3.2 indien sprake is van een gebiedsgebonden functie en met dien verstande dat activiteiten zoals genoemd onder 2b van die bijlage niet zijn toegestaan;
      • zoals vermeld onder 4 (recreatieve functies) van Bijlage 6 bij deze regels (Lijst van bedrijvigheid) in ten hoogste milieucategorie 3.1 en met dien verstande dat recreatieve activiteiten zoals genoemd onder 6 van die bijlage niet zijn toegestaan;
      • zoals vermeld onder 7 (maatschappelijk/zorg) van Bijlage 6 bij deze regels (Lijst van bedrijvigheid) in ten hoogste milieucategorie 3.1;
    • 2. de nevenactiviteit is uitsluitend toegestaan binnen de bestaande gebouwen met dien verstande dat bijbehorende, onlosmakelijk daarmee verbonden buitenactiviteiten tevens zijn toegestaan;
    • 3. de nevenfunctie omvat een gebruik van maximaal 25% van de op het erf voorkomende bestaande gebouwen;
    • 4. de nevenactiviteit is milieutechnisch verenigbaar met de agrarische hoofdfunctie binnen het bouwvlak;
    • 5. de nevenactiviteit mag niet leiden tot een onevenredige belemmering van omliggende al dan niet gevoelige functies dan wel belemmering van ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderij in het gebied ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
    • 6. er is geen, dan wel beperkt sprake van verkeersaantrekkende werking;
    • 7. bij een oppervlakte groter dan 350 m² voor de nevenfunctie is verevening noodzakelijk in de vorm van landschappelijke inpassing c.q. natuuraanleg, hetgeen in een voorwaardelijke verplichting in de omgevingsvergunning wordt opgenomen.

  • b. In de navolgende tabel is de maximaal toegestane omvang van de nevenactiviteit per type nevenfunctie en per gebied aangegeven:

Type nevenfunctie (horizontale as)

Aanduidingen (verticale as)  
Agrarisch verwante gebiedsgebonden functies   Gebieds
gebonden functies  
Niet gebiedsgebonden functies   Recreatie en maatschappelijk/zorg  
'reconstructiewetzone - landbouw
ontwikkelings gebied'  
25% van de bestaande gebouwen tot max. 500 m2   25% van de bestaande gebouwen tot max. 500 m2   -   -  
'grondgebonden landbouw'   25% van de bestaande gebouwen tot max. 750 m2   25% van de bestaande gebouwen tot max. 500 m2   25% van de bestaande gebouwen tot max. 350 m2   25% van de bestaande gebouwen tot max. 500 m2  
overige gronden   25% van de bestaande gebouwen tot max. 750 m2   25% van de bestaande gebouwen tot max. 750 m2   25% van de bestaande gebouwen tot max. 500 m2   25% van de bestaande gebouwen tot max. 750 m2  
4.5.3 Paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4 sub c ten behoeve van het toestaan van een paardenbak gedeeltelijk buiten het bouwvlak, mits de paardenbak voor ten minste 25% is gelegen binnen het bouwvlak en:

  • a. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.200 m2;
  • b. de paardenbak is gesitueerd op tenminste 50 m vanaf een bouwvlak of bestemmingsvlak van derden, waarbinnen een gevoelige bestemming is of kan worden gerealiseerd;
  • c. is aangetoond dat het ondoelmatig is om de paardenbak geheel binnen het bouwvlak te realiseren;
  • d. de paardenbak landschappelijk wordt ingepast;
  • e. lichtmasten uitsluitend worden gesitueerd binnen het bouwvlak;
  • f. voor zover het een overschrijding betreft binnen het gebied aangeduid als 'Waardevol landschap' dient te worden aangetoond dat er geen aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het waardevol landschap, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels.
4.5.4 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4 sub h ten behoeve van het vestigen binnen de woning of een bijgebouw van een bedrijf aan huis, mits:

  • a. het beroeps- en bedrijfsactiviteiten betreft die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 2 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn aangeduid als categorie 1 en 2, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. het bedrijf aan huis wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
  • c. de beroepsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen en tot een maximum van 50 m2;
  • d. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • e. er geen onevenredige vergroting van de parkeersdruk optreedt en parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • f. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten;
  • g. het betreffende bedrijf aan huis geen belemmering mag opleveren voor de omliggende functies, alsmede de ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijbedrijven daar waar dat binnen regels mogelijk wordt gemaakt;
  • h. een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd is op de betreffende locatie van het bedrijf aan huis;
  • i. het bedrijf aan huis naar aard en schaal passend is te achten met de hoofdfunctie van het bouwvlak;
  • j. het geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Verschuiven en/of vergroten van de vorm van een bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond, het plan te wijzigen ten behoeve van het verschuiven en/of vergroten van het bouwvlak, mits:

  • a. het bouwvlak in de nieuwe situatie een compacte vorm heeft en voor ten minste 50% van de oppervlakte van de daarin begrepen gronden, dezelfde gronden blijft omvatten als ten tijde van het inwerkingtreden van het plan;
  • b. als gevolg van de wijziging geen bebouwing buiten het bouwvlak komt te liggen;
  • c. de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan 1,5 ha dan wel indien de oppervlakte van het bouwvlak ten tijde van het inwerkingtreden van het plan meer bedraagt dan 1,2 ha, die oppervlakte met ten hoogste 25% wordt vergroot;
  • d. omliggende waarden door de wijziging in het bouwvlak niet onevenredig worden aangetast;
  • e. voor zover het een uitbreiding of wijziging betreft binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding 'Waardevol landschap' dient te worden aangetoond dat er geen aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het waardevol landschap, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels;
  • f. omliggende functies door de wijziging niet worden belemmerd en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • g. de verandering van het bouwvlak landschappelijk wordt ingepast waarbij wordt getoetst aan het beeldkwaliteitsplan;
  • h. er niet eerder onder dit plan al een vergroting van het bouwvlak heeft plaatsgevonden.
4.6.2 Wijziging naar de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het omzetten van de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' naar de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het geen intensieve veehouderij, grondgebonden geitenhouderij, kwekerij of (glas-)tuinbouwbedrijf betreft;
  • b. de omvang van het bouwvlak in de nieuwe situatie niet toeneemt;
  • c. omliggende waarden door de wijziging niet worden aangetast;
  • d. omliggende functies door de wijziging niet worden belemmerd;
  • e. in geval van het houden van rund/melkvee door middel van een grondgebruiksplan wordt aangetoond dat sprake is van een grondgebonden veehouderijbedrijf;
  • f. sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf.
4.6.3 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die gevallen als genoemd in Artikel 43.

Artikel 5 Agrarisch met waarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijven, niet zijnde niet-grondgebonden veehouderijen, kwekerijen en (glas)-tuinbouwbedrijven;
  • b. niet-grondgebonden veehouderijen, uitsluitend voor zover het bestaande niet-grondgebonden veehouderijen betreft;
  • c. kwekerijen, uitsluitend voor zover het bestaande kwekerijen betreft, alsmede ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij';
  • d. (glas-)tuinbouwbedrijven, uitsluitend voor zover het bestaande (glas-) tuinbouwbedrijven betreft;

da. biovergisting voor zover het betreft de verwerking van op het bedrijf geproduceerde mest en met dien verstande dat het restproduct op de tot het bedrijf behorende gronden wordt gebruikt;

  • e. het (hobbymatig) houden van dieren en telen van gewassen;
  • f. bescherming en versterking van waarden zoals aangegeven in artikel 41 lid 41.9;
  • g. een beroep aan huis of het bestaande bedrijf aan huis;
  • h. zelfstandige inwoningsituatie, ter plaatse van de in de onderstaande tabel genoemde adressen:

Adressen met inwoning   Nr.   Plaats  
Doesburgseweg   18, 20   Didam  

  • i. productiegerichte paardenhouderij;
  • j. bed and breakfast;
  • k. uitoefening van nevenactiviteiten op het adres als genoemd in onderstaande tabel, waarbij de activiteit zich dient te concentreren binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – nevenactiviteit':

Adres   Nr.   Plaats   Nevenactiviteit   Opmerkingen  
Foxheuvelstraat   10   Didam   Twee logiesverblijven   De activiteit is uitsluitend toegestaan binnen de bebouwing.  
Holthuizerstraat   2   Vethuizen   Zorgboerderij   De activiteit is uitsluitend toegestaan binnen de bestaande gebouwen.  
Holthuizerstraat   4   Vethuizen   Kinderdagopvang   De activiteit is uitsluitend toegestaan binnen de bebouwing.  
Truisweg   4   Didam   Handel in silo's    

  • l. duurzame energieopwekking door middel van zonnepanelen op het dakvlak van gebouwen;
  • m. een GSM/UMTS-mast, ter plaatse van de aanduiding 'zend/-ontvangstinstallatie';

ma.een plattelandswoning met bijbehorende bijgebouwen ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';

mb. het instandhouden van de groenvoorzieningen en houtopstanden, ter plaatse van de aanduiding 'groen';

  • n. extensieve dagrecreatie voor zover de agrarische bedrijvigheid niet wordt belemmerd;
  • o. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen;
  • p. nutsvoorzieningen;
  • q. (-)
  • r. opslag (al dan niet agrarisch) van al dan niet volumineuze goederen en stalling van vaar- en voertuigen, uitsluitend in vrijkomende, vrijgekomen en/of voormalige agrarische gebouwen zoals die voor wat betreft omvang en uitstraling aanwezig zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;

ra. toegangswegen ter ontsluiting van percelen met een andere bestemming, zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

rb. bouwwerken bij de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' voor zover die tot stand komen op grond van de artikelen 4.3.1 en 4.5.3 en voor zover dat binnen de regels van die bestemming mogelijk wordt gemaakt;

rc. bij de bestemming 'Wonen' behorende en begrensde erven, zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.

met de bij het toegestane gebruik onder a, b, c, d en i behorende:

  • s. erfbeplanting;
  • t. erven en terreinen;
  • u. wegen en paden.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bouwwerken binnen bouwvlakken

Binnen elk bouwvlak op de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. de bij één agrarisch bedrijf behorende bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat nieuwe bedrijfsgebouwen niet zijn toegestaan wanneer binnen het bouwvlak gebouwen in gebruik zijn ten behoeve van een niet-agrarische functie en niet kan worden aangetoond dat het betreffende gebouw niet overeenkomstig de agrarische functie kan worden gebruikt. Kassen en soortgelijke bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan waar deze als bestaand kunnen worden aangemerkt;
  • b. ten hoogste één bedrijfswoning per bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen', het daar aangegeven maximum aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning', één plattelandswoning met bijbehorende bijgebouwen is toegestaan met dien verstande dat ter plaatse geen gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht en/of geen bouwkundige voorzieningen mogen worden getroffen als bedoeld onder sub a, c, d, en e;
  • c. paardenbakken tot een oppervlakte van 800 m2, dan wel paardenbakken van grotere omvang (met bijbehorende voorzieningen) voor zover aanwezig ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpplan, waarbij maximaal de op dat moment aanwezige grotere oppervlakte is toegestaan;
  • d. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen mestplaten, mestsilo's en kuilvoeropslag;
  • e. (bouwkundige) voorzieningen (bouwwerken, andere werken geen bouwwerken zijnde, installaties etc.) in bestaande gebouwen ten behoeve van nevenactiviteiten zoals dat in lid 5.1 onder k als nevenactiviteit is toegestaan, alsmede in bestaande gebouwen (en de mogelijk daarbij behorende onderschikte horeca) zoals dat op grond van lid 5.5 sub 5.5.3 kan worden en wordt toegestaan, een en ander uitsluitend voor zover die voorzieningen op grond van wet- en regelgeving vereist en/of noodzakelijk zijn om het bouwwerk geschikt te maken voor de betreffende nevenactiviteit;
  • f. bouwkundige voorzieningen ten behoeve van zelfstandige inwoningsituaties uitsluitend daar waar dat op grond van de tabel, zoals weergegeven in lid 5.1 onder h is toegestaan, alsmede bouwkundige voorzieningen ten behoeve van zelfstandige inwoningsituaties waar dit op grond van lid 5.5.1 kan worden en wordt toegestaan.
5.2.2 Toegestane bouwwerken buiten bouwvlakken

Buiten bouwvlakken mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bestaande schuilgelegenheden, en paardenbakken met bijbehorende voorzieningen zoals aanwezig ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpplan;
  • b. andere bouwwerken geen gebouwen zijnde en niet zijnde bouwwerken voor mestopslag (zoals mestplaten en mestsilo's) en niet zijnde bouwwerken voor kuilvoeropslag, andere silo's, erf- en terreinafscheidingen (m.u.v. veekerende afrasteringen), paardenbakken, windmolens, teeltondersteunende voorzieningen en overkappingen;
  • c. voorzieningen ten behoeve van paardenbakken en kleinschalig kamperen uitsluitend daar waar dit op grond van het bepaalde in lid 5.5.4 (Paardenbakken) 5.5.5 (Kleinschalig kamperen) 5.5.8 (Paardenbakken bij de bestemming Wonen) is toegestaan, waarbij het bepaalde in lid 5.2.3 onder a van overeenkomstige toepassing is.
5.2.3 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in de leden 5.2.1 en 5.2.2 gelden de volgende regels:

  • a. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven:

Functie van een bouwwerk
 
Goothoogte in m
 
Bouwhoogte in m   Inhoud in m³   Oppervlakte in m²  
Agrarisch bedrijfsgebouw   6
 
10   -   -  
Bedrijfswoning/ plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning   4,5   9   800   -  
(Inpandige) bijgebouwen bij bedrijfswoning/ plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning'   3, dan wel de goothoogte van het hoofdgebouw voor zover sprake van een inpandig bijgebouw   6, dan wel de bouwhoogte van het hoofdgebouw voor zover sprake van een inpandig bijgebouw   -   100  
Overkappingen aan de woning*     3**     50  
Overkappingen (overig)     4,5***      
Kassen   -   6   -   Bestaand  
Bouwwerken voor mestopslag   -   8   -   -  
Kuilvoerplaten   -   2,5   -   -  
Silo's   -   12   -   -  
GSM/UMTS-mast met bijbehorende voorzieningen in de vorm van afscheidingen e.d. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangst installatie'   -



 
bestaand   -   -  
Noodzakelijke voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen binnen de bestaande gebouwen uitsluitend daar waar dit gebruik is toegestaan   bestaand








 
bestaand   -   150  
Erf- en terreinafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van de woning   -



 
2   -   -  
Overige erf- en terreinafscheidingen   -

 
1   -   -  
Afscheiding van een paardenbak en veekerende afrasteringen   -   1,5   -   -  
Teeltonder steunende voorzieningen   -

 
1,5   -   -  
Niet eerdergenoemde andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak   -



 
10   -   -  
Niet eerdergenoemde andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak én niet zijnde kweekvijvers   -



 
2   -   -  

*Overkappingen als onderdeel van het dakvlak van de woning worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen. Overkappingen als onderdeel van een horizontale doortrekking van het dak buiten de buitenwerkse gevelvlakken, worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen voor zover deze geen steun vinden op palen of andere constructieve bouwdelen dan wel deze zich bevinden op maximaal 2 meter uit het buitenwerks gevelvlak;

**Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een woning;

***Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een bedrijfsgebouw of een bijgebouw;

  • b. in afwijking van het hiervoor bepaalde zijn (ver-)bouwwerkzaamheden die voorzien in wijziging en/of aanpassing van gebouwen ten behoeve van de opslagfunctie als genoemd in lid 5.1 niet toegestaan;
  • c. indien de bestaande bebouwing voor wat betreft de maatvoering groter is dan het bepaalde in sub a, dan geldt de bestaande maatvoering als maximaal toegestaan;
  • d. in afwijking van het hiervoor bepaalde zijn (ver-)bouwwerkzaamheden die voorzien in uitbreiding van intensieve veehouderij welke zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' niet toegestaan.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Overschrijden van bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder 5.2.1 ten behoeve van het overschrijden van het bouwvlak voor het bouwen van gebouwen, sleufsilo's en/of kuilvoerplaten met dien verstande dat:

  • a. overschrijding van een bouwvlak, of een gedeelte daarvan dat gebruikt wordt voor intensieve veehouderij, niet mogelijk is voor een intensieve veehouderij binnen het gebied dat is aangeduid als 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied';
  • b. overschrijding van een bouwvlak door gebouwen niet mogelijk is voor een intensieve veehouderij waarvan het (denkbeeldig) agrarisch bouwvlak, of het gedeelte daarvan dat wordt gebruikt voor de intensieve veehouderij na overschrijding groter is dan 1 ha en dit bouwvlak c.q. de overschrijding niet gelegen is binnen gebied dat is aangeduid als 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • c. overschrijding van een bouwvlak door gebouwen niet mogelijk is voor zo ver binnen het bouwvlak gebouwen in gebruik zijn voor niet-agrarische opslag of nevenactiviteiten en niet kan worden aangetoond dat het betreffende gebouw niet overeenkomstig de agrarische functie kan worden gebruikt;
  • d. met in achtneming van het bepaalde in lid 5.4 sub b de oppervlakte van het denkbeeldig bouwvlak na overschrijding niet meer mag bedragen dan 110% van de oppervlakte van het in het plan opgenomen bouwvlak en mits in geval van een intensieve veehouderij in het gebied dat is aangeduid als 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' het (denkbeeldig) bouwvlak of het gedeelte daarvan dat wordt gebruikt voor de intensieve veehouderij, geen grotere omvang krijgt dan 1,5 ha;
  • e. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond, sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf en de oppervlakte van het bestaande bouwblok ten minste 0,5 ha bedraagt;
  • f. omliggende waarden door de overschrijding niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • g. omliggende functies door de overschrijding niet onevenredig mogen worden belemmerd;
  • h. de overschrijding van het bouwvlak landschappelijk wordt ingepast;
  • i. voor zover het een overschrijding betreft gelegen binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'Waardevol landschap' dient te worden aangetoond dat er geen aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het waardevol landschap, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels;
  • j. voor zover het een overschrijding betreft gelegen binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en/of 'Overige zone - GO-EVZ', dient te worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van deze gebieden zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels, dan wel door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen.
5.3.2 Schuilgelegenheden buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder 5.2.2, sub a, ten behoeve van het bouwen van andere dan bestaande schuilgelegenheden buiten het bouwvlak, mits:

  • a. de locatie niet is gelegen binnen de gebiedsaanduidingen 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en/of 'Overige zone - GO-EVZ', of 'Waardevol landschap';
  • b. de oppervlakte van de bij het bedrijf, instelling of woning behorende agrarische gronden ten minste 7.500 m² bedraagt, met dien verstande dat voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden' de oppervlakte ten minste 10.000 m² bedraagt;
  • c. het perceel waarop de schuilgelegenheid wordt gesitueerd niet direct grenst aan het erf van een (dienst-)woning van de eigenaar/gebruiker van dat perceel;
  • d. de afstand van de schuilgelegenheid tot het bouw- of bestemmingsvlak van een derde, waarbinnen een gevoelige bestemming is of kan worden gerealiseerd ten minste 50 m bedraagt;
  • e. de landschaps- en natuurwaarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de oppervlakte niet meer dan 25 m² bedraagt;
  • g. de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan respectievelijk 2,7 m en 4 m;
  • h. de schuilgelegenheid aan ten minste één zijde niet voorzien is van een wand;
  • i. (-)
  • j. per bedrijf, instelling of woning het aantal schuilgelegenheden niet meer bedraagt dan één;
  • k. de schuilgelegenheid niet is voorzien van een kelder.
5.3.3 Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder 5.2.3 sub a ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen tot een bouwhoogte van 2 m voor de voorgevelrooilijn van de woning, mits:

  • a. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen, en
  • b. daardoor geen ondoorzichtige afscheidingen ontstaan.
5.3.4 Mestopslag en silo's

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder 5.2.2 sub b ten behoeve van het direct aansluitend buiten het bouwvlak bouwen van:

  • a. ten hoogste 1 bouwwerk voor mestopslag, bij elk agrarisch bedrijf, tot een inhoud van 1.000 m3 en een bouwhoogte van 5 m, met dien verstande dat:
    • 1. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van de situering buiten het bouwvlak is aangetoond;
    • 2. omliggende functies hierdoor niet onevenredig mogen worden belemmerd;
    • 3. landschappelijke inpassing plaatsvindt;
  • b. andere silo's, dan voor mestopslag, en kuilvoerplaten tot een gezamenlijke oppervlakte van 250 m2 bij elk agrarisch bedrijf, en een bouwhoogte van maximaal 2 m, met dien verstande dat:
    • 1. afwijken niet mogelijk is voor zover sprake van een intensieve veehouderij binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied';
    • 2. afwijken niet mogelijk is voor zover sprake van een intensieve veehouderij waarvan het (denkbeeldig) agrarisch bouwvlak of het gedeelte daarvan dat wordt gebruikt ten behoeve van de intensieve veehouderij na afwijken groter is dan 1 ha en dit bouwvlak c.q. de overschrijding niet gelegen is binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
    • 3. wordt voldaan aan het bepaalde in lid 5.4 sub b en mits in geval van een intensieve veehouderij gelegen binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' het denkbeeldig bouwvlak, geen grotere omvang krijgt dan 1,5 ha;
    • 4. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van de situering buiten het bouwvlak is aangetoond;
    • 5. omliggende waarden door de overschrijding niet onevenredig mogen worden aangetast;
    • 6. omliggende functies door de overschrijding niet onevenredig mogen worden belemmerd;
    • 7. de overschrijding van het bouwvlak landschappelijk wordt ingepast;
    • 8. voor zover het een overschrijding betreft binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'Waardevol landschap' dient te worden aangetoond dat er geen aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het waardevol landschap, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels;
    • 9. voor zover het een overschrijding betreft gelegen binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en/of 'Overige zone - GO-EVZ', dient te worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van deze gebieden zoals opgenomen in Bijlage 5 bij deze regels, dan wel door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen.
5.3.5 Bouwen van teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder 5.2.2 sub b ten behoeve van de bouw van teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak met dien verstande dat:

  • a. de betreffende gronden niet gelegen zijn ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en/of 'Overige zone - GO-EVZ' of 'Waardevol landschap';
  • b. het dient te gaan om een bestaand tuinbouwbedrijf of bestaande kwekerij;
  • c. de betreffende gronden niet zijn gelegen op een afstand van meer dan 50 meter uit de rand van het bouwvlak van het betreffende bedrijf;
  • d. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • e. omliggende waarden door de overschrijding niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • f. omliggende functies door de overschrijding niet onevenredig mogen worden belemmerd.
5.3.6 Bouwhoogte agrarisch bedrijfsgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder 5.2.3 sub a ten behoeve van de bouwhoogte van een agrarisch bedrijfsgebouw tot een maximale bouwhoogte van 12 meter mits:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering wordt aangetoond;
  • b. de dakhelling minimaal 15 graden en maximaal 30 graden bedraagt;
  • c. landschappelijke inpassing plaatsvindt;
  • d. geen toepassing wordt gegeven aan Artikel 42, sub b;
  • e. het geen agrarisch bedrijfsgebouw ten behoeve van intensieve veehouderij betreft.
5.3.7 Bouwen van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming Wonen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 sub 5.2.2 ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gedeeltelijk buiten het bouwvlak ten behoeve van de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. de te bouwen bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor ten minste 50% in het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' zijn gelegen en omliggende functies door de overschrijding niet onevenredig worden belemmerd;
  • b. wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 27.2.3 en 27.2.4;
  • c. in voorkomend geval geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden als bedoeld in de desbetreffende onderliggende bestemming en voor zover de locatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'Waardevol landschap', 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en/of 'Overige zone - GO-EVZ', dient te worden aangetoond dat er geen aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van deze gebieden, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels, dan wel door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen.
5.3.8 Vergroting bedrijfswoning/plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder 5.2.3 sub a (maximale inhoud bedrijfswoning/plattelandswoning) ten behoeve van het vergroten van de bedrijfswoning/plattelandswoning met de inhoud van de aangrenzende deel, mits het aantal woningen niet toeneemt.

5.3.9 Mini-windturbines op dak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 sub l ten behoeve van het bouwen van een of meerdere mini-windturbines op het dak van een bedrijfsgebouw, mits:

  • a. het bedrijfsgebouw waarop de mini-windturbine wordt gebouwd een hoogte heeft van minimaal 9 meter en de mini-windturbine zelf wordt gebouwd op een minimale hoogte van 6 meter boven peil;
  • b. niet gebouwd op een monument;
  • c. het hoogste punt van de mini-windturbine niet meer dan 5 meter uitstijgt boven de bouwhoogte van het dak waarop de mini-windturbine gebouwd is;
  • d. is aangetoond dat er geen sprake is van hinder voor de omgeving (geluid en schittering als gevolg van weerkaatsend zonlicht op de mini-windturbine of onderdelen daarvan, dan wel schade of gevaarlijke situaties door losrakende onderdelen);
  • e. indien sprake is van meerdere mini-windturbines:
    • 1. deze zodanig worden gebouwd dat deze zich ten opzichte van elkaar op dezelfde hoogte bevinden met gelijke tussenafstanden (in één lijn);
    • 2. de noodzaak van de bouw van meerdere mini-windturbines voor de eigen energiebehoefte wordt aangetoond;
    • 3. de mini-windturbines in gezamenlijkheid niet leiden tot hinder voor de omgeving.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van woningen ten behoeve van een zelfstandige inwoningsituatie op adressen welke niet zijn genoemd in lid 5.1 sub h;
  • b. het gebruik van meer dan 1 ha van het bouwvlak ten behoeve van de intensieve veehouderij, met uitzondering van:
    • 1. bestaande intensieve veehouderijen, die op het moment van inwerkingtreding van het plan reeds meer dan 1 ha van het bouwvlak gebruiken ten behoeve van de intensieve veehouderij, waarbij onverminderd het bepaalde onder b3 maximaal die bestaande oppervlakte is toegestaan;
    • 2. bestaande intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied', waarbij maximaal die oppervlakte van het bouwvlak mag worden gebruikt die op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat;
    • 3. bestaande intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied', waarvan het gebruik ten behoeve van de intensieve veehouderij niet meer mag bedragen dan 1,5 ha dan wel niet meer dan de bestaande omvang van het bouwvlak voor zover dit meer bedraagt dan 1,5 ha.
  • c. het gebruik van de gronden en opstallen ten behoeve van nevenactiviteiten anders dan zoals is aangegeven in lid 5.1 sub k, alsmede het voortzetten van deze activiteiten indien het agrarisch bedrijf is beeindigd;
  • d. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardenbak buiten het bouwvlak, onverminderd het bepaalde in 5.2.2 sub a;
  • e. het gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van kleinschalig kamperen;
  • f. het gebruik van agrarische bouwvlakken die op het moment van inwerkingtreding van het plan niet in gebruik zijn voor een intensieve veehouderij(tak), ten behoeve van de intensieve veehouderij;
  • g. het gebruik van meer dan één bouwlaag van een bouwwerk voor het houden van dieren ten behoeve van een intensieve veehouderij;
  • h. het gebruik van agrarische gronden ten behoeve van kwekerij, met uitzondering van de gronden zoals die op het moment van inwerkingtreding van het plan als zodanig aanwezig zijn;
  • i. het gebruik van gronden ten behoeve van meerdaagse evenementen;
  • j. opslag van hooirollen buiten het bouwvlak;
  • k. het gebruik van gedeelten van de woning of een bijgebouw voor de uitoefening van een beroep aan huis indien:
    • 1. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroepsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximum van 50 m², dan wel meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. buitenopslag plaatsvindt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
  • l. het gebruik ten behoeve van bedrijf aan huis;
  • m. het gebruik van schuilgelegenheden ten behoeve van opslag (al dan niet agrarisch) van al dan niet volumineuze goederen en stalling van vaar- en voertuigen met uitzondering van opslag ten behoeve van het toegestane gebruik;
  • n. biovergisting, waarbij dierlijke mest van derden wordt verwerkt en/of het restproduct op gronden van derden wordt gebruikt;
  • o. het gebruik van agrarische gronden voor waterpartijen niet zijnde een gebruik als bedoeld onder 5.1 sub o, alsmede niet zijnde voor de natuur en op natuurlijke wijze ingerichte poelen daar waar dit uit oogpunt van natuurdoelstellingen wenselijk wordt geacht, waterhuishoudkundig mogelijk is en dit op grond van artikel 41.9 kan worden toegestaan;
  • p. het gebruik van agrarische gronden (buiten het bouwvlak) als tuin, voor zover niet aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • q. het zodanig vergroten van het veebestand bij een grondgebonden veehouderijbedrijf (niet zijnde ten behoeve van een intensieve veehouderijtak) dat zonder een uitbreiding van de bij het bedrijf behorende gronden dit bedrijf als niet-grondgebonden veehouderijbedrijf dient te worden aangemerkt;
  • r. het (al dan niet tijdelijk) gebruik van agrarische bouwvlakken en/of gebouwen die in gebruik zijn voor een niet-grondgebonden veehouderij(tak) en/of een intensieve veehouderij(tak) voor geitenhouderij of het houden van geiten, tenzij het een bestaande betreft in welk geval het ter plaatse toegestane aantal geiten niet mag toenemen;
  • s. het gebruik van agrarische bouwvlakken voor biologische geitenhouderij, tenzij het bestaande geitenhouderij betreft, in welke geval het ter plaatse toegestane aantal geiten niet mag toenemen;
  • t. het ophogen van gronden tenzij de noodzaak daarvan uit oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond, een en ander onverminderd het gestelde onder 41.9;
  • u. het gebruik van gebouwen voor het houden van dieren ter plaatse van de aanduiding 'houden van dieren uitgesloten'.

Met de wijzigingsplannen welke voorzien in een bestemming 'agrarisch' is per adres het navolgende geregeld:

  • 1. ter plaatse van het adres Tatelaarweg 32 te Didam

in aanvulling op het bepaalde in artikel 5.4 van de regels wordt eveneens als een strijdig gebruik met de bestemming 'agrarisch met waarden' aangemerkt:
a. Het niet voorzien in de landschappelijke inpassing overeenkomstig 'Schetsboek Tatelaarweg 32 Didam (23 mei 2019)' zoals opgenomen onder 6.2 Bijlage 4 toelichting (specifieke regels wijzigingsplannen) binnen 1,5 jaar na de start van de bouw van het woongebouw binnen het plangebied, alsmede het niet duurzaam instandhouden daarvan na realisatie;

b. het niet duurzaam instand houden van gerealiseerde groenelementen en houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'g'.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Zelfstandige inwoningsituatie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4 sub a ten behoeve van het toestaan van een zelfstandige inwoningsituatie, mits:

  • a. is aangetoond dat wordt voldaan aan de bouwtechnische voorwaarden;
  • b. de relatie met de bedrijfsvoering ter plaatse is aangetoond, tenzij sprake is van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning'.
5.5.2 Intensieve veehouderij

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4 sub b ten behoeve van de uitbreiding van het gebruik van het bouwvlak ten behoeve van intensieve veehouderij, indien de uitbreiding noodzakelijk is om te voldoen aan de wettelijke eisen van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid, mits:

  • a. de uitbreiding van het gebruik niet meer bedraagt dan 15% van het bestaande gebruik;
  • b. het bestaande aantal dierplaatsen aantoonbaar niet toeneemt.
5.5.3 Nevenactiviteiten
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4 sub c ten behoeve van het toestaan van nevenactiviteiten welke zijn genoemd in sublid 5.5.3 sub b. Bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid gelden de volgende regels:
    • 1. er zijn uitsluitend activiteiten toegestaan:
      • zoals vermeld onder 1 van Bijlage 6 bij deze regels (Lijst van bedrijvigheid), dan wel daarmee naar aard, omvang en milieugevolgen gelijk te stellen activiteiten in ten hoogste milieucategorie 3.1 en ten hoogste milieucategorie 3.2 indien sprake is van een gebiedsgebonden functie en met dien verstande dat activiteiten zoals genoemd onder 2b van die bijlage niet zijn toegestaan;
      • zoals vermeld onder 4 (recreatieve functies) van Bijlage 6 bij deze regels (Lijst van bedrijvigheid) in ten hoogste milieucategorie 3.1 en met dien verstande dat recreatieve activiteiten zoals genoemd onder 6 van die bijlage niet zijn toegestaan;
      • zoals vermeld onder 7 (maatschappelijk/zorg) van Bijlage 6 bij deze regels (Lijst van bedrijvigheid) in ten hoogste milieucategorie 3.1;
    • 2. de nevenactiviteit is uitsluitend toegestaan binnen de bestaande gebouwen met dien verstande dat bijbehorende, onlosmakelijk daarmee verbonden buitenactiviteiten tevens zijn toegestaan;
    • 3. de nevenfunctie omvat een gebruik van maximaal 25% van de op het erf voorkomende bestaande gebouwen;
    • 4. de nevenactiviteit is milieutechnisch verenigbaar met de agrarische hoofdfunctie binnen het bouwvlak;
    • 5. de nevenactiviteit mag niet leiden tot een onevenredige belemmering van omliggende al dan niet gevoelige functies c.q. een plattelandswoning dan wel belemmering van ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderij in het gebied ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
    • 6. er is geen, dan wel beperkt sprake van verkeersaantrekkende werking;
    • 7. bij een oppervlakte groter dan 350 m² voor de nevenfunctie is verevening noodzakelijk in de vorm van landschappelijke inpassing c.q. natuuraanleg, hetgeen in een voorwaardelijke verplichting in de omgevingsvergunning wordt opgenomen.

  • b. In de navolgende tabel is de maximaal toegestane omvang van de nevenactiviteit per type nevenfunctie en per gebied aangegeven:

Type nevenfunctie (horizontale as)

Aanduidingen (verticale as)  
Agrarisch verwante gebiedsgebonden functies   Gebiedsgebonden functies   Niet gebiedsgebonden functies   Recreatie en maatschappelijk/zorg  
'Overige zone - GNN'   -   -   -   25% van de bestaande gebouwen tot max. 500 m2  
'Overige zone - GO' en 'Overige zone - GO-EVZ '   25% van de bestaande gebouwen tot max. 500 m2   25% van de bestaande gebouwen tot max. 500 m2   25% van de bestaande gebouwen tot max. 350 m2   25% van de bestaande gebouwen tot max. 500 m2  
'reconstructie- wetzone - landbouw
ontwikkelings
gebied'  
25% van de bestaande gebouwen tot max. 500 m2   25% van de bestaande gebouwen tot max. 500 m2   -   -  
'grondgebonden landbouw'   25% van de bestaande gebouwen tot max. 750 m2   25% van de bestaande gebouwen tot max. 500 m2   25% van de bestaande gebouwen tot max. 350 m2   25% van de bestaande gebouwen tot max. 500 m2  
overige gronden   25% van de bestaande gebouwen tot max. 750 m2   25% van de bestaande gebouwen tot max. 750 m2   25% van de bestaande gebouwen tot max. 500 m2   25% van de bestaande gebouwen tot max. 750 m2  
5.5.4 Paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder 5.2.2 sub a en b, en 5.4 sub d ten behoeve van het toestaan van een paardenbak gedeeltelijk buiten het agrarisch bouwvlak, mits de paardenbak voor ten minste 25% is gelegen binnen het bouwvlak en:

  • a. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 800 m2;
  • b. de paardenbak is gesitueerd op tenminste 50 m vanaf een bouwvlak of bestemmingsvlak van derden, waarbinnen een gevoelige bestemming is of kan worden gerealiseerd;
  • c. is aangetoond dat het ondoelmatig is om de paardenbak geheel binnen het bouwvlak te realiseren;
  • d. de paardenbak landschappelijk wordt ingepast;
  • e. lichtmasten uitsluitend worden gesitueerd binnen het bouwvlak;
  • f. in voorkomend geval geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden als bedoeld in de desbetreffende onderliggende bestemming en voor zover de locatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'Waardevol landschap', 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en/of 'Overige zone - GO-EVZ', dient te worden aangetoond dat er geen aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van deze gebieden, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels, dan we door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen.
5.5.5 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4 sub e, ten behoeve van het kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:

  • a. de activiteit plaatsvindt binnen het bouwvlak, met dien verstande dat standplaatsen voor kampeermiddelen zijn toegestaan buiten het bouwvlak tot een afstand van maximaal 50 m uit de grens van het bouwvlak;
  • b. het terrein ten behoeve van het kleinschalig kamperen landschappelijk wordt ingepast;
  • c. geen stacaravans zijn toegestaan;
  • d. de uitoefening van deze bevoegdheid mag geen belemmering vormen voor omliggende functies;
  • e. voor zover het een initiatief betreft ter plaatse van de aanduiding 'Waardevol landschap' dient te worden aangetoond dat er geen aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het waardevol landschap, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels;
  • f. voor zover het een initiatief betreft binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en/of 'Overige zone - GO-EVZ', dient te worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van deze gebieden, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels, dan wel door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen.
5.5.6 Omschakeling naar intensieve veehouderij

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4 sub f ten behoeve van het omzetten van het gebruik van een agrarisch bouwvlak, niet in gebruik zijnde als een intensieve veehouderij, naar een intensieve veehouderij(tak), mits:

  • a. het bouwvlak niet gelegen is ter plaatse van de aanduidingen 'reconstructiewetzone - extensieveringsgebied' en 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden, waartoe in ieder geval dient te worden aangetoond dat er sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat op het gebied van geur;
  • c. (-)
  • d. het bouwvlak landschappelijk wordt ingepast;
  • e. is aangetoond dat de afwijking, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen en met dien verstande dat een toename van ammoniakdepositie van een bedrijf kan worden toegestaan indien tegelijkertijd de depositie van een ander bedrijf op hetzelfde habitattype binnen het zelfde Natura 2000-gebied met minimaal 2 maal deze toename wordt teruggebracht;
  • f. voor zover het een initiatief betreft binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en/of 'Overige zone - GO-EVZ', dient te worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van deze gebieden, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels, dan wel door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • g. de intensieve veehouderij(tak) niet voorziet in het (al dan niet tijdelijk) houden van geiten.
5.5.7 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4 sub l ten behoeve van het vestigen binnen de woning of een bijgebouw van een bedrijf aan huis, mits:

  • a. het beroeps- en bedrijfsactiviteiten betreft die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 2 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn aangeduid als categorie 1 en 2, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. het bedrijf aan huis wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
  • c. de beroepsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen en tot een maximum van 50 m2;
  • d. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • e. er geen onevenredige vergroting van de verkeersdruk optreedt en parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • f. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten;
  • g. het betreffende bedrijf aan huis geen belemmering mag opleveren voor de omliggende functies, alsmede de ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijbedrijven daar waar dat binnen regels mogelijk wordt gemaakt;
  • h. een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd is op de betreffende locatie van het bedrijf aan huis;
  • i. het bedrijf aan huis naar aard en schaal passend is te achten met de hoofdfunctie van het bouwvlak;
  • j. het geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit.
5.5.8 Paardenbakken bij de bestemming Wonen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4 sub d ten behoeve van het toestaan van een paardenbak gedeeltelijk buiten het bestemmingsvlak ten behoeve van de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. de paardenbak qua oppervlakte voor ten minste 25% is gelegen binnen het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen';
  • b. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 800 m2;
  • c. de paardenbak is gesitueerd op ten minste 50 m vanaf een bouwvlak of bestemmingsvlak van derden, waarbinnen een gevoelige bestemming is of kan worden gerealiseerd;
  • d. is aangetoond dat het ondoelmatig is om de paardenbak geheel binnen het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' te realiseren;
  • e. de paardenbak landschappelijk wordt ingepast;
  • f. lichtmasten uitsluitend worden gesitueerd binnen het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen';
  • g. is aangetoond dat de paardenbak uitsluitend voor hobbymatige doeleinden wordt gebruikt;
  • h. de locatie niet is gelegen binnen de gebiedsaanduidingen 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en/of 'Overige zone - GO-EVZ' of 'Waardevol landschap' tenzij wordt aangetoond dat geen aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van deze gebieden, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels, dan wel door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen.
5.5.9 Toegangswegen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 sub ra ten behoeve van de realisatie van een nieuwe toegangsweg naar een perceel met een andere bestemming dan de bestemming 'Agrarisch met waarden' met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak hiertoe is aangetoond;
  • b. het aantal toegangswegen naar het perceel niet meer mag bedragen dan 1 dan wel het aanwezige aantal toegangswegen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, waarbij in voorkomend geval de aanwezige, te vervangen toegangsweg blijvend wordt verwijderd;
  • c. omliggende waarden hierdoor niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • d. omliggende functies hierdoor niet onevenredig mogen worden belemmerd;
  • e. de toegangsweg niet breder is dan 3,5 meter.
5.5.10 Biovergisting

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4 sub n ten behoeve van het produceren van duurzame energie uit biovergisting door agrarische bedrijven met dien verstande dat:

  • a. de afstand tot gevoelige functies in de omgeving ten minste 100 meter bedraagt en dit geen nieuwe milieutechnische belemmeringen oplevert voor de omgeving;
  • b. de vergistingsinstallatie en bijbehorende opslagvoorzieningen worden gerealiseerd binnen het bouwvlak;
  • c. het bouwvlak niet is gelegen binnen gebieden met de gebiedsaanduidingen:
  • d. er gelet op het aspect externe veiligheid op het perceel geen sprake is van andere nevenactiviteiten c.q. een plattelandswoning.
5.5.11 Grondopstelling zonnepanelen buiten bestemmingvlak 'wonen'

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 onder l ten behoeve van het toestaan van zonnepanelen via een grondopstelling buiten het bouwvlak ten behoeve van de bestemming 'Wonen ', mits:

  • a. is aangetoond dat het ondoelmatig is om de zonnepanelen binnen het aanwezige
    bestemmingsvlak 'Wonen ' te realiseren (hetzij op het dakvlak, hetzij via een grondopstelling);
  • b. de omvang van de opstelling c.q. installatie niet groter is dan noodzakelijk om te voorzien in de energiebehoefte van het eigen perceel;
  • c. de grondopstelling compact en geconcentreerd is vormgegeven achter de voorgevel van
    de woning, ten hoogste aan twee zijden van het bestemmingsvlak en zodanig dat deze
    zich (met het uiterste punt) bevindt op ten hoogste 25 meter afstand van het bestemmingsvlak 'Wonen ';
  • d. de maximale hoogte van de grondopstelling niet meer bedraagt dan 1,5 meter en deze via een palenconstructie is verbonden met de (agrarische)ondergrond;
  • e. de ondergrond zichtbaar blijft onder de zonnepanelen en tussen de rijen, waarbij het
    aanbrengen van (half)verharding niet is toegestaan;
  • f. de grondopstelling landschappelijk wordt ingepast, waarbij ophoging van gronden niet is
    toegestaan;
  • g. de grondopstelling geen belemmering vormt voor omliggende functies dan wel
    maatregelen worden getroffen om deze weg te nemen;
  • h. een bebouwingsvrije ruimte tot aan de erfgrens wordt aangehouden van minimaal 5 meter;
  • i. wordt aangetoond, voor zover een grondopstelling zich bevindt binnen gebied met de
    aanduiding 'Waardevol landschap', dat er geen sprake is van aantasting van de
    kernkwaliteiten zoals beschreven in Bijlage 5 bij de regels;
  • j. wordt aangetoond, wanneer de grondopstelling zich bevindt binnen een gebied met de
    aanduiding 'Overige zone - GO ' of 'Overige zone - GO-EVZ', dat er geen sprake is van aantasting van kernkwaliteiten zoals beschreven in Bijlage 5 bij de regels, dan wel door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet wordt gekomen;
  • k. wordt aangetoond, voor zover een grondopstelling zich bevindt binnen gronden met de aanduiding 'beslotenheid', 'natuur- en landschapswaarden', 'openheid' en/of 'relief' dat er geen afbreuk wordt gedaan aan deze waarden;
  • l. de opstelling geen aantasting oplevert van de monumentale waarde in geval van een
    monument.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Herbouw van een woning ten behoeve van de bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de herbouw van een woning toegestaan op grond van de bestemming 'Wonen', geheel of gedeeltelijk buiten het bestemmingsvlak mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 27.2.2 onder b en c;

aa. het geen woning betreft welke onderdeel uitmaakt van een functieveranderingslocatie, zoals opgenomen in Bijlage 7 dan wel een functieveranderingslocatie naar wonen in een wijziging als bedoeld onder artikel 1 csa; ;

  • b. de woning op geen grotere afstand wordt gebouwd dan 25 meter van de bestaande woning en de bijgebouwen in de nieuwe situatie, waarbij de regels voor bijgebouwen zoals opgenomen in artikel 27.2 en 27.3 onverkort van toepassing zijn;
  • c. omliggende (agrarische) bedrijvigheid door de herbouw niet in de bedrijfsvoering wordt belemmerd alsmede de ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijbedrijven daar waar dat binnen regels mogelijk wordt gemaakt, niet worden beperkt;
  • d. in voorkomend geval geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden als bedoeld in de desbetreffende onderliggende bestemming en voor zover de locatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'Waardevol landschap', 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en/of 'Overige zone - GO-EVZ', dient te worden aangetoond dat er geen aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van deze gebieden, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels, dan wel door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • e. uit onderzoek is gebleken dat sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat voor wat betreft het aspect geur;
  • f. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat kan worden voldaan aan het gestelde bij of krachtens de Wet geluidhinder ten aanzien van de geluidsbelasting op de gevel van de nieuwe woning;
  • g. uit bodemonderzoek en archeologisch onderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is of geschikt wordt gemaakt voor het beoogde gebruik;
  • h. de herbouw geen verkeersonveilige situatie oplevert;
  • i. vaststaat dat de bestaande woning wordt gesloopt binnen drie maanden na oplevering/gereedkomen van de nieuwe woning;
  • j. de externe veiligheid wordt gewaarborgd;
  • k. (-)
  • l. de herbouw niet is toegestaan voor zover als gevolg van de verplaatsing de woning binnen de indicatieve magneetveldzone komt te liggen tenzij gericht onderzoek heeft uitgewezen dat de nieuwe woning is gelegen buiten de specifieke magneetveldzone;
  • m. er een compacte nieuwe situatie ontstaat, waarbij het hierop af te stemmen bestemmingsvlak 'Wonen' niet groter is dan 150% van het geldende bestemmingsvlak 'Wonen' en waarbij geen bebouwing buiten het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' komt te liggen (in afwijking van het gestelde in artikel 43.7 onder sub b behoeft het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' in dit geval niet voor ten minste 50% uit dezelfde gronden te bestaan als het geldende bestemmingsvlak 'Wonen');
  • n. bebouwing en verharding die geen onderdeel (meer) uitmaakt van het bestemmingsvlak 'Wonen' in de nieuwe situatie, wordt gesloopt, waarbij de betreffende gronden (wederom) geschikt worden gemaakt en worden ingericht ten behoeve van een agrarisch gebruik;
  • o. de nieuwe locatie op goede wijze landschappelijk wordt ingepast.
5.6.2 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die gevallen als genoemd in Artikel 43.

5.6.3 Plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het omzetten van een agrarische bedrijfswoning binnen een agrarisch bouwvlak naar een 'plattelandswoning' (specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning) mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woning is afgesplitst van het agrarisch bedrijf voor de peildatum van 1 januari 2011 en heeft vanaf dat moment geen functie meer voor het agrarisch bedrijf;
  • b. er blijft ten minste één bedrijfswoning voor het agrarische bedrijf beschikbaar;
  • c. door middel van onderzoek wordt aangetoond dat de toekenning van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' niet tot gevolg heeft dat ter plaatse van die woning onaanvaardbare gezondheidsrisico's optreden;
  • d. voor zover de plattelandswoning niet beschikt over een bijgebouw, het oorspronkelijk bij de woning behorende bijgebouw op de toegestane oppervlakte in mindering wordt gebracht tenzij deze wordt gesloopt.

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, opgenomen in Bijlage 2 'Staat van bedrijfsactiviteiten' van deze regels dan wel bedrijven welke naar aard, omvang en gevolgen voor de omgeving daarmee gelijk kunnen worden gesteld met dien verstande dat:
    • 1. bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – bestaand bedrijf' en bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – nieuw bedrijf', tevens bestemd zijn voor de functie die onder 'nadere bestemming' in de onderstaande tabel is opgenomen, met in achtneming van hetgeen onder 'opmerking' is aangegeven;
    • 2. gronden met de bestemming ‘Bedrijf’ met of zonder nadere aanduiding tevens zijn bestemd voor het bouwen van praalwagens ten behoeve van sociale culturele activiteiten;
    • 3. gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslagbedrijf' uitsluitend zijn bestemd voor een opslagbedrijf, met dien verstande dat het bepaalde in de onderstaande tabel tevens van toepassing is;
    • 4. gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hoveniersbedrijf' uitsluitend zijn bestemd voor een hoveniersbedrijf met kwekerij, met dien verstande dat het bepaalde in de onderstaande tabel tevens van toepassing is;
    • 5. gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch loonwerkbedrijf' uitsluitend zijn bestemd voor agrarische loonwerkbedrijven in de bestaande gebouwen, alsmede opslag in de bestaande gebouwen onder de navolgende voorwaarden: 'niet-bedrijfsgebonden opslag van al dan niet volumineuze goederen en materialen met (nagenoeg) geen milieu-uitstraling1 (niet zijnde opslag die moet worden aangemerkt als (uitvalsbasis voor) een bedrijf), dan wel stalling van vaar- en/of voertuigen, uitsluitend in de gebouwen zoals die voor wat betreft aard, omvang en (zowel in- als uitpandige) uitstraling aanwezig zijn op het moment van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan';
    • 6. gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - blindengeleidehonden-opleidingsschool' uitsluitend zijn bestemd voor een blindengeleidenhonden-opleidingsschool in de bestaande gebouwen, met dien verstande dat het bepaalde in de onderstaande tabel tevens van toepassing is.

Adres   Nr.   Plaats   Nadere bestemming   Bestaande oppervlakte aan gebouwen (m²)*   Maximale oppervlakte aan gebouwen (m²)*   Opmerking
 
Arnhemseweg   23   Beek   Loonwerkbedrijf   897   1.031    
Arnhemseweg   26, 26b   Beek   Dierenpension en huisdierenbegraafplaats   1.400   1.610    
Bosslagstraat   6   Didam     555   638    
Botteramstraatje   3   Wijnbergen   Vervaardigen van timmerwerk   1.990   2.288   De hoogte van buitenopslag ter plaatse van de aanduiding 'opslag', gemeten van het hoogste punt tot peil, mag niet meer dan 5 m bedragen  
Braamweg   3   Braamt     665   765    
De Hogenend   88   Didam   Hoveniersbedrijf   565   650    
De Hogenend   88a   Didam     855   983    
Didamseweg   50   Loerbeek   Meubelstoffeerderij, opslag   800   980    
Dijksestraat   42- 44   Didam   Aannemersbedrijf   296   340    
Dijksestraat   53a   Didam   Autoschade en spuiterij   400   460    
Doesburgseweg   13   Didam       1.165   1.339    
Doesburgseweg   15   Didam     630   725    
Doetinchemseweg   8   Kilder   Hoveniersbedrijf en ondersteunende verkoopruimte   -   700*   * De maximaal toegestane oppervlakte aan gebouwen is exclusief de oppervlakte aan bestaande kassen.  
Doetinchemseweg   14-16   Kilder   Eierhandel en pluimveeuitsnij derij en winkel   610   702    
Stillewaldweg   2a   Loerbeek     280   322    
Fuukweg   1   Didam     840   924    
Gendringseweg   2   Azewijn   Staalconstructie-, Loodgietersbedrijf en verkooppunt van motorbrandstof fen   905   1.040    
Gendringseweg   4a   Azewijn   Dienstverlening t.b.v. de landbouw   485   704    
Gendringseweg   8   Azewijn     510   561    
Gendringseweg   10   Azewijn   Hoveniersbedrijf met kwekerij   168   268   Buitenopslag is toegestaan tot een maximale hoogte van 2 meter, gemeten vanaf peil.  
Gravenpark   1   Didam     1.123   1.291    
Greffelkampse weg   13
24a  
Didam   Aannemersbedrijf   656   755    
Greffelkampse weg   23   Didam   Sloopbedrijf met autorijschool   1.075   1.236   De hoogte van buitenopslag gemeten van het hoogste punt tot peil, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.  
Greffelkampse weg   40   Didam     430   494    
Groot Lobberikweg   4- 4b   Loerbeek   Aannemers- en sloopbedrijf   2.000   2.200    
Groot Lobberikweg   6   Loerbeek     1.172   1.348    
Haaghweg   5   Didam   Kwekerij, opslagbedrijf, opleidingscentrum t.b.v. praktijkonderwijs, poelier en eierhandel   2.495   2.870   De oppervlakte van het opleidings centrum mag niet meer bedragen dan 750 m2.  
Haaghweg   6   Didam   Timmerbedrijf   345   397    
Heeghstraat   78-80   Didam   Opslag, Loon- en grondverzet bedrijf   2.445   2.812    
Hengelderweg   4/
4a  
Didam   Agrarisch
loonwerkbedrijf/
agrarische
loonwerk
bedrijven  
-   3.720   Opslag is
toegestaan
onder
voorwaarden als genoemd
onder 6.1 a5.  
Kerckhoveweg   16   Didam   Transport en
verkoop van
bestratings
materiaal  
330   380    
Kerckhoveweg   1, 3, 5   Didam     680   782    
Kerkhuisstraat   1   Beek     894   1.028   ten oosten van 1  
Kerkhuisstraat   20   Beek   Agrarische dienstverlening/ hulpbedrijf   590   679    
Kerkhuisstraat   24-24a   Beek   Loonbedrijf   1.899   2.184    
Kerkwijkweg   4   Didam     2.960   3.404    
Kloosterstraat   8   Didam   Maalderij   -   538    
Koningsweg   2b   Beek     1.275   1.466    
Koningsweg   11   Didam     2.794   3.213    
Korenweg   5   Didam   Hoveniersbedrijf met kwekerij   -   700*   * De maximaal toegestane oppervlakte aan gebouwen is exclusief de oppervlakte aan bestaande kassen.  
Landeweer   1   Didam   Dierenpension   825   949    
Langeboomse straat   28   Braamt   Groothandel in zaai- en pootgoed en gewasbescher mingsproducten   1.070   1.284    
Langestraat   35   Braamt   Kantoor, opslag en showroom van kunstofkozijnen bedrijf   295   339    
Molenweg   2a-2b   Kilder   Meubelmakerij, paardensport, fabriek Keuben, management   897   1.031    
Molenweg   8- 10- 12   Kilder   Mengvoeder fabriek, groot- en detailhandel in granen, veevoeders, meststoffen, zaai- en pootgoed en verdere agrarische bedrijfsbenodigd heden   880   1.012    
Ompertsestraat   11   Azewijn   Verhuur van medische hulpmiddelen, rolstoelen en invalidenwagens, opslag, mengen, samenstellen en verkoop van natuurproducten. Facilitair onderhoud van gebouwen van diverse instellingen, kweekvisvijvers en dagopvang bijzondere (minder zelf redzame) doelgroepen, zoals gehandicapten, ouderen,
kinderen etc.  
1.280   1.472    
Oude Doetinchemseweg   1   Kilder   Aannemersbedrijf   900   1.035    
Oude Doetinchemseweg   Tegen over nummer 97   Zeddam   Hoveniersbedrijf met daaraan verbonden verkoop van volumineuze goederen als bomen, struiken, plantgoed, tuinhout en (natuur)steen   891   1.025   Opslag is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, alsmede ter plaatse van de aanduiding 'opslag' waarbij de hoogte in beide gevallen niet meer mag bedragen dan 3 m.  
Pakopseweg   3   Didam   Hoveniers-, Groenvoor zieningsbedrijf met composteer- inrichting middels geforceerde beluchting   4.440   4.440   Opslag is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'opslag'. De hoogte van (composteer) opslag mag niet meer bedragen dan 2 m gemeten vanaf peil.  
Pakopseweg   12a   Didam   Opslagbedrijf   -   2.498   - De aard van de opslag is maximaal milieucat. 2;
- opslag van gevaarlijke stoffen, alsmede opslag als uitvalsbasis voor bedrijvigheid, is niet toegestaan;
- binnen de bedrijfsgebouwen (uitgezonderd de bedrijfswoning) is geen geurgevoelige functie toegestaan.  
Rijksweg A18   1   Didam   Benzineservice station   560   644    
Rijksweg A18   2   Didam   Benzineservice station   400   460    
Rodenbroekweg   2   Wijnbergen   Rietdekkersbedrijf   3.094   3.403    
Rozenpas   8   Kilder   Blinden
geleidehonden opleidingsschool  
-   835   ter plaatse
van de
aanduiding
-gg is geen
geurgevoelig
gebruik
toegestaan
Buitenuitloop van honden
is onder
geschikt
toegestaan.  
Sint Jansgildestraat   12   Beek   Landmechanisatiebedrijf   1.465   1.685    
Sint Jansgildestraat   16   Beek   Fijnmechanica bedrijf   2.100   2.800    
Sint Jansgildestraat   30a   Beek   Werkplaats en magazijn t.b.v. electrabedrijf   210   308    
Sint Jansgildestraat   35   Beek     2.000   2.645    
Sint Jansgildestraat   45a   Beek   Drukkerij/-installatiebedrijf   740   1.100      
Tatelaarweg   7   Didam     1.443   1.659    
Tatelaarweg   11a   Didam     -   700    
Tatelaarweg   19   Didam     2.800   3.220    
Tatelaarweg   20   Didam   Hoveniersbedrijf   1.250   1.550   Opslag van materialen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'opslag'.  
Tatelaarweg   21-21a   Didam   Benzineservice station   1.785   2.052    
Tatelaarweg   24   Didam   Honden- en kattenpension, en opslag   -   1.250   Ter plaatse van de aanduiding 'opslag' mag uitsluitend een gebruik van de gebouwen voor opslag plaatsvinden.  
Tengbergenweg   Tegen- over nummer 2   Didam     -   145    
Terborgseweg   5a   Zeddam     157   324    
Terborgseweg   10   Zeddam   Aannemers-, houtbewerkings bedrijf en opslag van hout   1.165   1.340    
Terborgseweg   28-30- 30a-34   Azewijn   Steenfabriek met de daarbij behorende activiteiten   33.500   38.525   Van maximaal 25% van de oppervlakte van de bij de steenfabriek behorende gebouwen mag de maximale goot- en bouwhoogte resp. 15 en 20 meter bedragen.  
Tolweg   4   Didam     680   782    
Truisweg   6-8   Didam   Grondverzet bedrijf   2.590   2.980    
Wehlseweg   10   Kilder   Loonbedrijf   1.595   1.595   Niet meer dan 750 m² mag gebruikt worden ten behoeve van het loonbedrijf.  
Werfhout   1   Didam   Dierenpension   345   397    
Wijnbergseweg   5   Braamt   Parketfabriek   2.880   3.335    
Zeddamseweg   4   Lengel   Verkoop en verhuur van aanhangwagens en caravans   551   633    

*De bestaande en maximaal toegestane oppervlakte aan gebouwen is inclusief de bijgebouwen bij de bedrijfswoning, doch exclusief de bedrijfswoning;

Met de wijzigingsplannen welke voorzien in een bestemming 'Bedrijf' is per adres het navolgende geregeld:

  • 1. ter plaatse van het adres Stillewaldweg 14 te Loerbeek bedraagt de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak maximaal 430 m2, exclusief bedrijfswoningen met bijbehorende bijgebouwen;
  • 2. ter plaatse van het adres Vinkwijk 5 in Zeddam zijn in (afwijking van het bepaalde in artikel 6.2) uitsluitend de bestaande gebouwen toegestaan. Herbouw/nieuwbouw is uitsluitend toegestaan in verband met het tenietgaan van gebouwen ten gevolge van een calamiteit.

  • b. duurzame energieopwekking door middel van zonnepanelen op het dakvlak van gebouwen;
  • c. een GSM/UMTS-mast, ter plaatse van de aanduiding 'zend/-ontvangstinstallatie';
  • d. een beroep aan huis;

da. het instandhouden van groenvoorzieningen en houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'groen';

db. opslag van bestrijdingsmiddelen en aanverwante stoffen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag bestrijdingsmiddelen';

dc. zelfstandige inwoningsituatie, ter plaatse van de in de onderstaande tabel genoemde adressen:

Adressen met inwoning   Nr.   Plaats  
Tatelaarweg   24/24a   Didam  

  • e. nutsvoorzieningen,

met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen:

  • f. tuinen, erven en groenvoorzieningen;
  • g. ontsluitingen/inritten;
  • h. parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. indien een bouwvlak is aangegeven dienen gebouwen binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
  • b. indien geen bouwvlak is aangegeven wordt het bestemmingsvlak gelijkgesteld met het bouwvlak;
  • c. ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen', het daar aangegeven maximum aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' de bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van die aanduiding;
  • d. de oppervlakte van bedrijfsgebouwen, inclusief bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan de maximale toegestane oppervlakte zoals is weergegeven in de tabel van lid 6.1;
  • e. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven, tenzij in de tabel onder sub fa anders is aangegeven, in welk geval de maatvoering niet meer bedraagt dan daar is opgenomen:

Functie van een bouwwerk
 
Goothoogte in m
 
Bouwhoogte in m   Inhoud in m³   Oppervlakte in m²  
Bedrijfsgebouw   6   10   -   -  
Bedrijfswoning




 
4,5, dan wel de goothoogte van het bedrijfsgebouw bij een inpandige bedrijfswoning   9, dan wel de bouwhoogte van het bedrijfsgebouw bij een inpandige bedrijfswoning   800




 
-  
Bijgebouwen bij bedrijfswoning



 
3, dan wel de goothoogte van het hoofdgebouw voor zover sprake van een inpandig bijgebouw   6, dan wel de bouwhoogte van het hoofdgebouw voor zover sprake van een inpandig bijgebouw   -   100  
Overkappingen aan de woning     3**     50*  
Overkappingen aan bijgebouwen     3**     50*  
Erf- en terreinafscheidingen   -

 
2,5   -   -  
Licht- en vlaggenmasten binnen het bouwvlak   -


 
12   -   -  
Licht- en vlaggenmasten buiten het bouwvlak   -


 
8   -   -  
Kassen     bestaand     bestaand  
GSM/UMTS-mast met bijbehorende voorzieningen in de vorm van afscheidingen e.d. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangst
installatie'  
-



 
bestaand   -   -  
Overkappingen (niet zijnde overkappingen aan de woning of aan een bijgebouw) voor zover de gronden die op grond van de bestemming voor bebouwing in aanmerking komen voor niet meer dan 50% zijn bebouwd.     4,5***      
Niet eerdergenoemde andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak   -



 
10   -   -  
Niet eerdergenoemde andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak   -



 
2   -   -  

*Overkappingen als onderdeel van het dakvlak van de woning of een bijgebouw worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen;

Overkappingen als onderdeel van een horizontale doortrekking van het dak buiten de buitenwerkse gevelvlakken van de woning of een bijgebouw, worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen voor zover deze geen steun vinden op palen of andere constructieve bouwdelen, dan wel deze zich bevinden op maximaal 2 meter uit het buitenwerks gevelvlak;

**Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een woning of een bijgebouw;

***Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een bedrijfsgebouw;

Met de wijzigingsplannen welke voorzien in een bestemming 'Bedrijf' is per adres het navolgende geregeld:

- ter plaatse van het adres Vinkwijk 5 in Zeddam zijn uitsluitend de bestaande gebouwen toegestaan. Herbouw/nieuwbouw is uitsluitend toegestaan in verband met het tenietgaan van gebouwen ten gevolge van een calamiteit;

  • f. in afwijking van het bepaalde in sub e zijn aan de Terborgseweg 30 te Azewijn bedrijfsgebouwen toegestaan met een maximale goothoogte van 9 meter en een maximale bouwhoogte van 12 meter. Tevens zijn schoorstenen, rookgasreinigers, luchtkokers en soortgelijke bouwwerken en installaties toegestaan met een maximale hoogte van 25 meter, voor zover die voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of uit oogpunt van milieu noodzakelijk zijn;

fa. in afwijking van het bepaalde in sub e gelden voor de navolgende adressen de volgende afwijkende maatvoeringen:

Adres   Nadere bestemming   Goothoogte bedrijfs- gebouw   Bouwhoogte bedrijfs- gebouw   Opmerkingen  
Doetinchemseweg 8 te Kilder   Hoveniersbedrijf en ondersteunende verkoopruimte   5,5   8   De kweekkas is uitsluitend toegestaan in maximaal de bestaande afmetingen en op de bestaande locatie  
Gendringseweg 10 te Azewijn   Hoveniersbedrijf met kwekerij   4,5   7    
Hengelderweg 4 te Didam   Agrarisch
loonwerkbedrijf/ agrarische
loonwerkbedrijven  
bestaand   bestaand   Uitsluitend van
toepassing op de
bedrijfsgebouwen,
niet zijnde
bedrijfswoning  
Korenweg 5 te Didam   Hoveniersbedrijf met kwekerij   4,5   8    
Rozenpas 8 te Kilder   Blindegeleidehonden opleidingsschool   bestaand   bestaand   Uitsluitend van
toepassing op de
bedrijfsgebouwen,
niet zijnde
bedrijfswoning  
Tengbergenweg tegenover nr. 2     4,5   7    
Tatelaarweg 11a te Didam     4,5   6    

fb. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslagbedrijf' zijn inpandige (ver-)bouwactiviteiten en/of gevelwijzigingen buiten het bouwvlak, welke een uitbreiding van het aantal opslagunits ten doel hebben, niet toegestaan;

  • g. bouwkundige voorzieningen zijn toegestaan ten behoeve van zelfstandige inwoningsituaties uitsluitend waar dit op grond van lid 6.5.1 kan worden en wordt toegestaan;
  • h. indien de bestaande bebouwing voor wat betreft de maatvoering groter is dan het bepaalde in sub e, dan geldt de bestaande maatvoering als maximaal toegestaan.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Silo's

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 sub e ten behoeve van het bouwen van silo's waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 m, mits de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond.

6.3.2 Mini-windturbines op dak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 sub b ten behoeve van het bouwen van een of meerdere mini-windturbineinstallaties op het dak van een bedrijfsgebouw, mits:

  • a. het bedrijfsgebouw waarop de mini-windturbine wordt gebouwd een hoogte heeft van minimaal 9 meter en de mini-windturbine zelf wordt gebouwd op een minimale hoogte van 6 meter boven peil;
  • b. niet gebouwd op een monument;
  • c. het hoogste punt van de mini-windturbine niet meer dan 5 meter uitstijgt boven de bouwhoogte van het dak waarop de mini-windturbine gebouwd is;
  • d. is aangetoond dat er geen sprake is van hinder voor de omgeving (geluid en schittering als gevolg van weerkaatsend zonlicht op de mini-windturbine of onderdelen daarvan, dan wel schade of gevaarlijke situaties door losrakende onderdelen);
  • e. indien sprake is van meerdere mini-windturbines:
    • 1. deze zodanig worden gebouwd dat deze zich ten opzichte van elkaar op dezelfde hoogte bevinden met gelijke tussenafstanden (in één lijn);
    • 2. de noodzaak van de bouw van meerdere mini-windturbines voor de eigen energiebehoefte wordt aangetoond;
    • 3. de mini-windturbines in gezamenlijkheid niet leiden tot hinder voor de omgeving.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van woningen ten behoeve van een zelfstandige inwoningsituatie;
  • b. buitenopslag, tenzij buitenopslag een onlosmakelijk en inherent onderdeel is van de bedrijfsvoering, alsmede buitenopslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-opslagbedrijf';
  • c. het gebruik van gebouwen ten behoeve van horeca en detailhandel;
  • d. het gebruik van gedeelten van de woning of een bijgebouw voor de uitoefening van een beroep aan huis indien:
    • 1. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroepsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximum van 50 m², dan wel meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. buitenopslag plaatsvindt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
  • e. het niet uitvoeren en instandhouden van het 'Beplantingsplan Hengelderweg 4 en 6 te Didam', zoals opgenomen in Bijlage 20 bij deze regels binnen 1,5 jaar na inwerkingtreding van het plan;
  • f. het niet uitvoeren en instandhouden van de 'landschappelijke inpassing Rozenpas 8 te Kilder', zoals opgenomen in Bijlage 21 bij deze regels binnen 1,5 jaar na inwerkingtreding van het plan.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Zelfstandige inwoningsituatie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4 sub a ten behoeve van het toestaan van een zelfstandige inwoningsituatie, mits:

  • a. is aangetoond dat wordt voldaan aan de bouwtechnische voorwaarden;
  • b. de relatie met de bedrijfsvoering op het perceel is aangetoond.
6.5.2 Andersoortig bedrijf

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – bestaand bedrijf', met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 sub a ten behoeve van het toestaan van een ander bedrijf dan het in de tabel onder 'nadere bestemming' opgenomen bedrijf mits het andere bedrijf qua milieucategorie als bedoeld in de Staat van bedrijfsactiviteiten overeenkomt met de toegestane 'nadere bestemming' en mits omliggende functies hierdoor niet onevenredig worden belemmerd.

6.6 Wijzigingsbevoegdheid
6.6.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die gevallen als genoemd in Artikel 43.

Artikel 7 Bedrijf - Energiepark

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Energiepark' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het opwekken van energie door middel van het omzetten van zonlicht in elektriciteit met gebruik van zonnepanelen met de daarbij behorende voorzieningen;
  • b. agrarische bedrijvigheid.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven;

Functie van een bouwwerk
 
Goothoogte in m
 
Bouwhoogte in m   Inhoud in m³   Oppervlakte in m²  
Bedrijfsgebouw   -   3   -   120  
Zonnepanelen en bijbehorende installaties   -   3   -   -  
Palen en masten   -   10   -   -  
Niet eerdergenoemde andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -


 
2   -   -  

  • b. indien de bestaande bebouwing voor wat betreft de maatvoering groter is dan het bepaalde in sub a, dan geldt de bestaande maatvoering als maximaal toegestaan;
  • c. een bedrijfswoning is niet toegestaan.

Artikel 8 Bedrijf - Nutsvoorziening

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen, welke nader zijn omschreven in de onderstaande tabel:

Adres   Nr.   Plaats   Nadere bestemming   Bestaande oppervlakte aan gebouwen (m2)   Maximale toegestane oppervlakte aan gebouwen (m2)  
Boskant   2   Kilder   Gasontvangststation   21   21  
Oude Eltenseweg   2
(voor heen 4)  
Zeddam   Winning, zuivering en distributie van drinkwater waarbij een medegebruik voor extensieve dagrecreatie is toegestaan   278
 
1.465  
Oldegoorweg   4   Didam   Drinkwater voorziening met pompgemaal met de bestaande ondergrondse voorzieningen   50   58   
Oude Sluisweg       Wijnbergen   Opslagterrein van materialen i.v.m. waterhuishouding van de Oude IJssel (nabij de zwaaikom)   0   0  
Oude Tramweg   30-32   Lengel   Telefooncentrale   142   163  
Vincwijcweg   6   Didam   Gemeentelijk gronddepot en opslagterrein   405   466  
Terborgseweg   30   Azewijn   Gasontvangststation   85   85  

aa. duurzame energieopwekking door middel van zonnepanelen op het dakvlak van gebouwen;

met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen:

  • b. tuinen en erven;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. ontsluitingen/inritten;
  • e. parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de maximale toegestane oppervlakte zoals is weergegeven in de tabel van lid 8.1;
  • b. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven:

Functie van een bouwwerk
 
Goothoogte in m
 
Bouwhoogte in m   Inhoud in m³   Oppervlakte in m²  
Bedrijfsgebouw   -   3   -   -  
Overkappingen   -   3*   -   -  
Erf- en terreinafscheidingen   -

 
2,5   -   -  
Licht- en vlaggenmasten   -
 
8   -   -  
Niet eerdergenoemde andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -


 
2   -   -  

*Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak;

  • c. Indien de bestaande bebouwing voor wat betreft de maatvoering groter is dan het bepaalde in sub b, dan geldt de bestaande maatvoering als maximaal toegestaan;
  • d. In afwijking van het bepaalde in sub b bedraagt de hoogte van het drinkwaterproductiegebouw ter plaatse van de Oude Eltenseweg 2 (voorheen 4) te Zeddam maximaal 10,5 meter;
  • e. een bedrijfswoning is niet toegestaan.

Artikel 9 Bedrijf - Windturbine

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Windturbine' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. windturbines en daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen inkoopstations ten behoeve van de levering van elektriciteit aan het openbare net;
  • b. agrarische bedrijvigheid;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - serviceweg', voor wegen ten dienste van windturbines, met een rijbaanbreedte van maximaal 4 m.
9.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 9.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. ten hoogste één windturbine binnen elk bestemmingsvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van een windturbine mag niet meer dan 98 m bedragen;
    • 2. het hoogste punt van de wieken van een windturbine mag op maximaal 139 m boven het peil liggen;
    • 3. de rotordiameter van een windturbine, gemeten tussen de uiteinden van de wieken, mag niet meer dan 82 m bedragen;
    • 4. de uiteinden van de wieken mogen het verticale vlak dat door de bestemmingsgrens loopt, niet doorsnijden;
  • b. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, behorende bij de bestemming waaronder begrepen schakelkasten en andere nutsvoorzieningen, waarvan de inhoud niet meer dan 50 m³ en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

Artikel 10 Bos

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding van bos ten behoeve van aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen natuur- en landschapswaarden;
  • b. bosbouw voor zover de onder a bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. extensieve dagrecreatie;
  • d. water;
  • e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  • f. natuurkampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' met de daarbij behorende bergingen en sanitaire ruimten;
  • g. een hondendressuurterrein uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - hondendressuur';
  • h. voorzieningen ten behoeve van bijenteelt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - bijenteelt';
  • i. de aan het bos verbonden open plekken, heidevelden en schraalland voor zover deze uit oogpunt van landschaps- en natuurbeheer noodzakelijk zijn.
10.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan, tenzij de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', 'specifieke vorm van bos - hondendressuur' of 'specifieke vorm van bos - bijenteelt';
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' gelden de volgende regels:
      • de oppervlakte van de gebouwen (niet zijnde een (bedrijfs)woning) mag niet meer bedragen dan de oppervlakte zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
      • de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedraagt dan 3 resp. 6 meter;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - hondendressuur' gelden de volgende regels:
      • de oppervlakte van de gebouwen (niet zijnde een (bedrijfs)woning) mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte;
      • de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - bijeenteelt' gelden de volgende regels:
      • de oppervlakte van de gebouwen (niet zijnde een (bedrijfs)woning) mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte;
      • de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Bouwhoogte lichtmasten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 sub b ten behoeve van het bouwen van lichtmasten tot een maximale bouwhoogte van 8 meter, mits:

  • a. de noodzaak voor plaatsing van lichtmasten is aangetoond;
  • b. onderzoek heeft aangetoond dat de plaatsing van lichtmasten geen onevenredig nadelig effect heeft op ter plaatse voorkomende fauna;
10.3.2 Uitkijktoren

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 sub b ten behoeve van het bouwen van een uitkijktoren tot een maximale bouwhoogte van 50 meter, mits plaatsing uit oogpunt van landschapsbeleving en recreatie is aangetoond.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 10.1 bedoelde gronden de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeerterreinen en andere verhardingen;
    • 2. egaliseren, ophogen, afgraven van gronden;
    • 3. vellen en rooien van houtopstanden, tenzij al een kapvergunning nodig is op basis van de Bomenverordening, alsmede indien de Boswet van toepassing is;
    • 4. aanleg ondergrondse leidingen;
    • 5. dempen van sloten en graven van watergangen.

  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

  • c. Geen omgevingsvergunning als bedoeld in sub a is vereist voor:
    • 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden ten behoeve van normaal beheer en onderhoud zoals toegestaan in lid 10.1;
    • 2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke op het moment van het inwerking treden van het plan legaal in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende, dan wel aangevraagde vergunning;
    • 3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden ten behoeve van de realisering en aanleg van landgoed Arnhemseweg 17a te Beek, overeenkomstig het Inrichtings-, beplantings- en beheerplan d.d. 13 april 2010, zoals opgenomen in Bijlage 17 bij deze regels;
    • 4. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van kabels en leidingen ten behoeve van de realisering van landgoed Arnhemseweg 17a te Beek;
    • 5. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de waterhuishouding, waarop de Keur van waterschappen van toepassing is.

Artikel 11 Detailhandel

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, met de nadere bestemming welke is weergegeven in de onderstaande tabel:

Adres   Nr.   Plaats   Nadere bestemming   Bestaande oppervlakte aan gebouwen (m2)*   Maximale toegestane oppervlakte aan gebouwen (m2)*   Opmerkingen
 
Sint Jansgildestraat   37   Beek   Woninginrichtingsbedrijf   2.675   3.076    
Wehlseweg   4   Kilder   Woninginrichtingsbedrijf   2.000   3.000    
Wehlseweg   92   Loil   Supermarkt   271   312    

*De bestaande en maximaal toegestane oppervlakte is inclusief de bijgebouwen bij de bedrijfswoning, doch exclusief de bedrijfswoning;

aa. duurzame energieopwekking door middel van zonnepanelen op het dakvlak van gebouwen;

  • b. een beroep aan huis indien een bedrijfswoning is toegestaan of het bestaande bedrijf aan huis,

met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen:

  • c. tuinen, erven en groenvoorzieningen;
  • d. ontsluitingen/inritten;
  • e. parkeervoorzieningen.
11.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van bedrijfsgebouwen, inclusief bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan de maximale toegestane oppervlakte zoals is weergegeven in de tabel van lid 11.1;
  • b. ten hoogste is één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • c. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven:

Functie van een bouwwerk
 
Goothoogte in m
 
Bouwhoogte in m   Inhoud in m³   Oppervlakte in m²  
Bedrijfsgebouw   6   10   -   -  
Bedrijfswoning   4,5, dan wel de goothoogte van het bedrijfsgebouw bij een inpandige bedrijfswoning   9, dan wel de bouwhoogte van het bedrijfsgebouw bij een inpandige bedrijfswoning   800




 
-  
Bijgebouwen bij bedrijfswoning   3, dan wel de goothoogte van het hoofdgebouw voor zover sprake van een inpandig bijgebouw   6, dan wel de bouwhoogte van het hoofdgebouw voor zover sprake van een inpandig bijgebouw   -   100  
Overkappingen aan de woning     3**     50*  
Overkappingen (overig)     4,5***     100*  
Erf- en terreinafscheidingen   -

 
2,5   -   -  
Licht- en vlaggenmasten   -
 
12   -   -  
Niet eerdergenoemde andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -


 
10   -   -  

*Overkappingen als onderdeel van het dakvlak van de woning of een bijgebouw worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen.

Overkappingen als onderdeel van een horizontale doortrekking van het dak buiten de buitenwerkse gevelvlakken van de woning, een bijgebouw of een bedrijfsgebouw, worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen voor zover deze geen steun vinden op palen of andere constructieve bouwdelen, dan wel deze zich bevinden op maximaal 2 meter uit het buitenwerks gevelvlak;

**Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een woning;

***Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een bedrijfsgebouw of een bijgebouw;

  • d. bouwkundige voorzieningen zijn toegestaan ten behoeve van zelfstandige inwoningsituaties uitsluitend waar dit op grond van lid 11.4.1 kan worden en wordt toegestaan;
  • e. indien de bestaande bebouwing voor wat betreft de maatvoering groter is dan het bepaalde in sub c, dan geldt de bestaande maatvoering als maximaal toegestaan.
11.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van woningen ten behoeve van een zelfstandige inwoningsituatie;
  • b. het gebruik van gedeelten van de woning of een bijgebouw voor de uitoefening van een beroep aan huis indien:
    • 1. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroepsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximum van 50 m², dan wel meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. buitenopslag plaatsvindt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
  • c. het gebruik ten behoeve van bedrijf aan huis.
  • d. een gebruik voor andersoortige detailhandel dan genoemd in lid 11.1 sub a.
11.4 Afwijken van de gebruiksregels
11.4.1 Zelfstandige inwoningsituatie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.3 sub a ten behoeve van het toestaan van een zelfstandige inwoningsituatie, mits:

  • a. is aangetoond dat wordt voldaan aan de bouwtechnische voorwaarden;
  • b. de relatie met de bedrijfsvoering is aangetoond.
11.4.2 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.3 sub c ten behoeve van het vestigen van een bedrijf aan huis, mits:

  • a. het betreft beroeps- en bedrijfsactiviteiten die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 2 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn aangeduid als categorie 1 en 2, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. het bedrijf aan huis (binnen de bebouwing) wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
  • c. de beroepsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen en tot een maximum van 50 m2;
  • d. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • e. er geen onevenredige vergroting van de verkeersdruk optreedt en parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • f. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten;
  • g. het betreffende bedrijf aan huis geen belemmering mag opleveren voor de omliggende functies;
  • h. een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd is op de betreffende locatie van het bedrijf aan huis;
  • i. het bedrijf aan huis naar aard en schaal passend is te achten met de hoofdfunctie van het bestemmingsvlak;
  • j. het geen horeca betreft.
11.4.3 Andersoortige detailhandel of uitbreiding activiteiten bestaand detailhandelsbedrijf

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.3 sub d ten behoeve van het vestigen van andersoortige detailhandel of het uitbreiden van de activiteiten van het bestaande detailhandelsbedrijf, mits:

  • a. het nieuwe detailhandelsbedrijf dan wel de nieuwe detailhandelsactiviteit, niet zijnde een sekswinkel, wordt ondergebracht in de bestaande bebouwing;
  • b. geen sprake is van detailhandel welke naar aard en omvang en gevolgen voor de omgeving als zwaarder is aan te merken dan de in lid 11.1 sub a genoemde nadere bestemming;
  • c. omliggende functies hierdoor niet worden belemmerd;
  • d. de toegestane oppervlakte aan gebouwen zoals opgenomen in de tabel in lid 11.1 sub a niet toeneemt.
11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die gevallen als genoemd in Artikel 43.

Artikel 12 Groen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (afschermende) groenvoorzieningen en de instandhouding daarvan;
  • b. lichtmasten op het adres Braamweg 7 te Braamt;
  • c. een hertenkamp, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - hertenkamp';
  • d. een grondwal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - grondwal';
  • e. paden en toegangswegen;
  • f. water.
12.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - hertenkamp', waar 1 gebouw (niet zijnde een (bedrijfs)woning) is toegestaan met een maximale oppervlakte van 20 m² en een maximale bouwhoogte van 3 m;
  • b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • c. in afwijking van het gestelde onder b, mag de bouwhoogte van de lichtmasten op het adres Braamweg 7 te Braamt niet meer bedragen dan 8 m.

Artikel 13 Horeca

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca, met de nadere bestemming welke is weergegeven in de onderstaande tabel:

Adres   Nr.   Plaats   Nadere bestemming   Bestaande oppervlakte aan gebouwen (m2)*   Maximale toegestane oppervlakte aan gebouwen (m2) *   Opmerkingen
 
Arnhemseweg   19   Beek   Restaurant   550   633    
Beekseweg   1   Zeddam   Daghoreca bedrijf met informatie voorziening   -   300    
Dijksestraat   52   Didam   Restaurant en zalencentrum   1.160   1.334    
Drieheuvelen
weg  
1   Lengel   Restaurant   545   627    
Hartjensstraat   2a   Lengel   Restaurant, bakkerij en cafe   640   736   De bij de bakkerij behorende detailhandel heeft een maximale omvang van 15 m²  
Hooglandseweg   6   Braamt   Hotel en restaurant   380   418    
Kilderseweg   18   Zeddam   Restaurant   375   740    
Kilderseweg   27   Zeddam   Hotel, restaurant en pension   1.015   1.900    
Langeboomse straat   5   Vethuizen   Hotel, restaurant en vergaderzalen   1.460   1.460   Met dien verstande dat ten behoeve van het hotel en horeca gedeelte max. 1.162 m² is toegestaan.  
Montferland   1   Zeddam   Hotel en restaurant   730   803    
Sint Jansgildestraat   27   Beek   Hotel en restaurant   1.635   1.880    
Terborgseweg   2   Zeddam   Restaurant   819   1.149    
Tolweg   9   Didam   Restaurant   1.705   1.960    
Van Voorstweg   1   Didam   Zalenverhuur, café en verenigings activiteiten   602   692    

*De bestaande en maximaal toegestane oppervlakte is inclusief de bijgebouwen bij de bedrijfswoning, doch exclusief de bedrijfswoning;

aa. duurzame energieopwekking door middel van zonnepanelen op het dakvlak van gebouwen;

  • b. een beroep aan huis of het bestaande bedrijf aan huis;

ba. het instandhouden van de groenvoorzieningen en houtopstanden, ter plaatse van de aanduiding 'groen';

  • c. zelfstandige inwoningsituatie, ter plaatse van de in de onderstaande tabel genoemde adressen:

Adressen met inwoning   Nr.   Plaats  
Van Voorstweg   1   Didam  

met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen:

  • d. tuinen, erven en groenvoorzieningen;
  • e. ontsluitingen/inritten;
  • f. parkeervoorzieningen.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. indien een bouwvlak is aangegeven dienen gebouwen binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
  • b. indien geen bouwvlak is aangegeven wordt het bestemmingsvlak gelijkgesteld met het bouwvlak;
  • c. ten hoogste is één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • d. indien de aanduiding 'bedrijfswoning' is aangegeven, is uitsluitend ter plaatse van die aanduiding, een bedrijfswoning inclusief bijgebouwen toegestaan;
  • e. de oppervlakte van bedrijfsgebouwen, inclusief bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan de maximale toegestane oppervlakte zoals is weergegeven in de tabel van lid 13.1;
  • f. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven;

Functie van een bouwwerk
 
Goothoogte in m
 
Bouwhoogte in m   Inhoud in m³   Oppervlakte in m²  
Bedrijfsgebouw   6   10   -   -  
Bedrijfswoning   4,5, dan wel de goothoogte van het bedrijfsgebouw bij een inpandige bedrijfswoning   9, dan wel de bouwhoogte van het bedrijfsgebouw bij een inpandige bedrijfswoning   800




 
-  
Bijgebouwen bij bedrijfswoning   3, dan wel de goothoogte van het hoofdgebouw voor zover sprake van een inpandig bijgebouw   6, dan wel de bouwhoogte van het hoofdgebouw voor zover sprake van een inpandig bijgebouw   -   100  
Overkappingen aan de woning     3**     50*  
Overkappingen     4,5***     50*  
Erf- en terreinafscheidingen   -

 
2,5   -   -  
Licht- en vlaggenmasten binnen het bouwvlak   -


 
12   -   -  
Licht- en vlaggenmasten buiten het bouwvlak   -


 
8   -   -  
Niet eerdergenoemde andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak   -



 
10   -   -  
Niet eerdergenoemde andere bouwwerken geen gebouw zijnde buiten het bouwvlak   -



 
2   -   -  

*Overkappingen als onderdeel van het dakvlak van de woning, een bijgebouw of een bedrijfsgebouw worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen.

Overkappingen als onderdeel van een horizontale doortrekking van het dak buiten de buitenwerkse gevelvlakken van de woning, een bijgebouw of bedrijfsgebouw, worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen voor zover deze geen steun vinden op palen of andere constructieve bouwdelen, dan wel deze zich bevinden op maximaal 2 meter uit het buitenwerks gevelvlak;

**Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een woning;

***Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een bedrijfsgebouw of een bijgebouw;

  • g. bouwkundige voorzieningen zijn toegestaan ten behoeve van zelfstandige inwoningsituaties uitsluitend daar waar dat op grond van de tabel, zoals weergegeven in lid 13.1 onder c is toegestaan, alsmede bouwkundige voorzieningen ten behoeve van zelfstandige inwoningsituaties waar dit op grond van lid 13.4.1 kan worden en wordt toegestaan;
  • h. indien de bestaande bebouwing voor wat betreft de maatvoering groter is dan het bepaalde in sub f, dan geldt de bestaande maatvoering als maximaal toegestaan.
13.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van woningen ten behoeve van een zelfstandige inwoningsituatie, op adressen welke niet zijn genoemd in lid 13.1 sub c;
  • b. het gebruik van gedeelten van de woning of een bijgebouw voor de uitoefening van een beroep aan huis indien:
    • 1. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroepsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximum van 50 m², dan wel meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. buitenopslag plaatsvindt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
  • c. het gebruik ten behoeve van bedrijf aan huis;
  • d. een gebruik voor detailhandel;
  • e. een gebruik voor andersoortige horeca dan genoemd in lid 13.1 sub a;
  • f. het verwijderen van groen en houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'groen'.
13.4 Afwijken van de gebruiksregels
13.4.1 Zelfstandige inwoningsituatie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.3 sub a ten behoeve van het toestaan van een zelfstandige inwoningsituatie, mits:

  • a. is aangetoond dat wordt voldaan aan de bouwtechnische voorwaarden;
  • b. de relatie met de bedrijfsvoering op het perceel is aangetoond.
13.4.2 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.3 sub c ten behoeve van het vestigen van een bedrijf aan huis, mits:

  • a. het betreft beroeps- en bedrijfsactiviteiten die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 2 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn aangeduid als categorie 1 en 2, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. het bedrijf aan huis (binnen de bebouwing) wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
  • c. de beroepsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen en tot een maximum van 50 m2;
  • d. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • e. er geen onevenredige vergroting van de verkeersdruk optreedt en parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • f. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten;
  • g. het betreffende bedrijf aan huis geen belemmering mag opleveren voor de omliggende functies, alsmede de ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijbedrijven daar waar dat binnen de regels mogelijk wordt gemaakt;
  • h. een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd is op de betreffende locatie van het bedrijf aan huis;
  • i. het bedrijf aan huis naar aard en schaal passend is te achten met de hoofdfunctie van het bestemmingsvlak;
  • j. het geen detailhandel betreft behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit.
13.4.3 Andersoortig horecabedrijf of uitbreiding activiteiten bestaand horecabedrijf

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.3 sub e ten behoeve van het vestigen van een andersoortig horecabedrijf of het uitbreiden van de activiteiten van het bestaande horecabedrijf, mits:

  • a. het nieuwe horecabedrijf dan wel de nieuwe horeca activiteit wordt ondergebracht in de bestaande bebouwing;
  • b. geen sprake is van een horecafunctie welke naar aard en omvang en gevolgen voor de omgeving als zwaarder is aan te merken dan de bestaande horecafunctie;
  • c. omliggende functies hierdoor niet worden belemmerd;
  • d. de toegestane oppervlakte aan gebouwen zoals opgenomen in de tabel in lid 13.1 niet toeneemt.
13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die gevallen als genoemd in Artikel 43.

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend met de nadere bestemming welke is weergegeven in de onderstaande tabel:

Adres   Nr.   Plaats   Nadere bestemming   Bestaande oppervlakte aan gebouwen (m²)*   Maximale oppervlakte aan gebouwen (m²)*   Opmerkingen
 
Gildepad   1   Zeddam   Heemkundigmuseum terrein   175   201   *  
Kilderseweg   ong   Zeddam   Begraafplaats   0   0    
Lage Eltenseweg   1   Loerbeek   Opslagruimte voor natuurbeheer met bijbehorende kantoorruimte   315   362    
Doetinchemse weg   11   Didam   Postduivenvereniging   170   196   *  
Manhorstweg   3a   Didam   Verenigingsgebouw Schutterij   279   327   *  
Nevelhorstpad   7   Didam   Scouting   175   201   *  
Oude Eltenseweg   1   Loerbeek   Opslagruimte voor natuurbeheer met bijbehorende kantoorruimte   400   567    
Peeskesweg   13   Beek   Jeugdherberg en groepsverblijf accommodatie   285   413   *  
Sint Jansgildestraat   31   Beek   Gildegebouw   575   660   *  
Vinkwijk   2a   Zeddam   Scouting   267   320   *  
Vinkwijkseweg   36   Zeddam   Dierenkliniek   875   1.254    

*De bestaande en maximaal toegestane oppervlakte is inclusief de bijgebouwen bij de bedrijfswoning, doch exclusief de bedrijfswoning;

aa. duurzame energieopwekking door middel van zonnepanelen op het dakvlak van gebouwen;

  • b. een beroep aan huis indien een bedrijfswoning is toegestaan of het bestaande bedrijf aan huis,

met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen:

  • c. tuinen en erven;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. ontsluitingen/inritten;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. een lichte vorm van horeca, in de vorm van het verstrekken van dranken en kleine versnaperingen, die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de functie waarbij de horeca wordt uitgeoefend en uitsluitend bij die adressen waar dit in de tabel onder a in de kolom opmerkingen met '*' is aangeduid.
14.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. indien een bouwvlak is aangegeven dienen gebouwen binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
  • b. indien geen bouwvlak is aangegeven wordt het bestemmingsvlak gelijk gesteld met het bouwvlak;
  • c. één bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. de oppervlakte van bedrijfsgebouwen, inclusief bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan de maximale toegestane oppervlakte zoals is weergegeven in de tabel van lid 14.1;
  • e. bouwkundige voorzieningen zijn toegestaan ten behoeve van zelfstandige inwoningsituaties uitsluitend waar dit op grond van lid 14.4.1 kan worden en wordt toegestaan;
  • f. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven:

Functie van een bouwwerk
 
Goothoogte in m
 
Bouwhoogte in m   Inhoud in m³   Oppervlakte in m²  
Bedrijfsgebouw   6   10   -   -  
Bedrijfswoning   4,5, dan wel de goothoogte van het bedrijfsgebouw bij een inpandige bedrijfswoning   9, dan wel de bouwhoogte van het bedrijfsgebouw bij een inpandige bedrijfswoning   800




 
-  
Bijgebouwen bij bedrijfswoning   3, dan wel de goothoogte van het hoofdgebouw voor zover sprake van een inpandig bijgebouw   6, dan wel de bouwhoogte van het hoofdgebouw voor zover sprake van een inpandig bijgebouw   -   100  
Overkappingen aan de woning     3**     50*  
Overkappingen (overig)     3***     50*  
Erf- en terreinafscheidingen   -
 
2,5   -   -  
Niet eerdergenoemde andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak   -


 
10   -   -  
Niet eerdergenoemde andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het het bouwvlak   -   2   -   -  

*Overkappingen als onderdeel van het dakvlak van de woning, een bijgebouw of een bedrijfsgebouw worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen.

Overkappingen als onderdeel van een horizontale doortrekking van het dak buiten de buitenwerkse gevelvlakken van de woning, een bijgebouw of bedrijfsgebouw, worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen voor zover deze geen steun vinden op palen of andere constructieve bouwdelen, dan wel deze zich bevinden op maximaal 2 meter uit het buitenwerks gevelvlak;

**Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een woning;

***Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een bedrijfsgebouw of een bijgebouw;

  • g. in afwijking van het bepaalde in sub f geldt voor het verenigingsgebouw op het adres Manhorstweg 3a te Didam een goot-, resp. bouwhoogte van maximaal 3 resp. 4,5 meter;
  • h. indien de bestaande bebouwing voor wat betreft de maatvoering groter is dan het bepaalde in sub f, dan geldt de bestaande maatvoering als maximaal toegestaan.
14.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van woningen ten behoeve van een zelfstandige inwoningsituatie;
  • b. het gebruik van gedeelten van de woning of een bijgebouw voor de uitoefening van een beroep aan huis indien:
    • 1. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroepsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen en tot een maximum van 50 m², dan wel meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. buitenopslag plaatsvindt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
  • c. het gebruik ten behoeve van bedrijf aan huis.
14.4 Afwijken van de gebruiksregels
14.4.1 Zelfstandige inwoningsituatie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.3 sub a ten behoeve van het toestaan van een zelfstandige inwoningsituatie indien een bedrijfswoning is toegestaan, mits:

  • a. is aangetoond dat wordt voldaan aan de bouwtechnische voorwaarden;
  • b. de relatie met de bedrijfsvoering op het perceel is aangetoond.
14.4.2 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.3 sub c ten behoeve van het vestigen van een bedrijf aan huis, mits een bedrijfswoning is toegestaan en:

  • a. het betreft beroeps- en bedrijfsactiviteiten die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 2 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn aangeduid als categorie 1 en 2, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. het bedrijf aan huis (binnen de bebouwing) wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
  • c. de beroepsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen en tot een maximum van 50 m2;
  • d. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • e. er geen onevenredige vergroting van de verkeersdruk optreedt en parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • f. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten;
  • g. het betreffende bedrijf aan huis geen belemmering mag opleveren voor de omliggende functies;
  • h. een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd is op de betreffende locatie van het bedrijf aan huis;
  • i. het bedrijf aan huis naar aard en schaal passend is te achten met de hoofdfunctie van het bestemmingsvlak;
  • j. het geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit.
14.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die gevallen als genoemd in Artikel 43.

Artikel 15 Maatschappelijk - Molen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Molen' aangewezen gronden zijn bestemd voor de instandhouding en/of het herstel van de aanwezige molen,

met de daarbij behorende voorzieningen:

  • a. tuinen en erven;
  • b. ontsluitingen/inritten;
  • c. groenvoorzieningen.
15.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing geldt de volgende regel:

  • a. Op of in deze gronden is de bestaande molen op de bestaande plaats en met de bestaande oppervlakte, goot- en bouwhoogte toegestaan;
  • b. Een bedrijfswoning is niet toegestaan.
15.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de gronden welke zijn aangeduid met 'Maatschappelijk - Molen' naar de bestemming:

mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging is gericht op de instandhouding en het herstel van de molen;
  • b. andere functies in de omgeving mogen door de wijziging niet worden belemmerd;
  • c. met onderzoek is aangetoond dat er sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat op het gebied van geur, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

Artikel 16 Natuur

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden;
  • b. instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen;
  • d. extensieve dagrecreatie voor zover de in sub a, b en c bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast;
16.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;
  • b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen.
16.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het verondiepen en/of dempen van waterpartijen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - verondiepen uitgesloten'.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 16.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, uit te voeren:
    • 1. aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeerterreinen (> 200 m2) en andere verhardingen;
    • 2. egaliseren, ophogen, afgraven van gronden;
    • 3. bebossen en beplanten met houtopstanden;
    • 4. vellen en rooien van houtopstanden, tenzij al een kapvergunning nodig is op basis van de Bomenverordening, alsmede indien de Boswet van toepassing is;
    • 5. aanleg ondergrondse leidingen;
    • 6. dempen van sloten en graven van watergangen;

  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;

  • c. Geen omgevingsvergunning als bedoeld in sub a is vereist voor:

1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden ten behoeve van normaal beheer en onderhoud zoals toegestaan in lid 16.1;

2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke op het moment van het inwerking treden van het plan legaal in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende, dan wel aangevraagde vergunning;

3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden ten behoeve van de realisering en aanleg van landgoed 'Arnhemseweg 17a te Beek', overeenkomstig het Inrichtings-, beplantings- en beheerplan d.d. 13 april 2010, zoals opgenomen in Bijlage 17 bij deze regels;

3a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden ten behoeve van de natuurlijke inrichting van de gronden ter plaatse van de Oude Eltenseweg te Zeddam, overeenkomstig het document 'Nieuwbouw productiebedrijf Van Heek en bijpassende terreininrichting d.d. 27 juni 2014' zoals opgenomen in Bijlage 9 van deze regels;

4. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van kabels en leidingen ten behoeve van de realisering van landgoed 'Arnhemseweg 17a te Beek';

5. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de waterhuishouding, waarop de Keur van waterschappen van toepassing is.

Artikel 17 Recreatie - Dagrecreatie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve voorzieningen, uitsluitend met de nadere bestemming welke is weergegeven in de onderstaande tabel:

Adres   Nr.   Plaats   Nadere bestemming   Bestaande oppervlakte aan gebouwen (m2)*   Maximale oppervlakte aan gebouwen (m2)*   Opmerkingen
 
Baarleweg   4-6   Didam   Dagrecreatie met het houden van paarden ten behoeve van de dagrecreatieve functie   2.155   2.478   Buiten het bouwvlak mogen in afwijking van het bepaalde in artikel 17.2 gebouwen worden opgericht tot een maximale oppervlakte van 50 m² en met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m. Quadrijden is uitsluitend toegestaan tot zonsondergang, dan wel tot maximaal 20 uur indien zonsondergang vóór 20 uur optreedt.  
Doetinchemseweg   9   Loerbeek   Huifkarcentrum annex zorgboerderij en opslag* ten behoeve van het huifkarcentrum   1.515   1.515   * Opslag is uitsluitend toegestaan achter de denkbeeldige lijn welke loopt op 55 m vanuit de as van de Doetinchemse weg.  
Gildeweg   6   Braamt   Speelpark   2.685   4.460    
Gildeweg   7   Braamt   Outdoor- en survivalcentrum met kampeerterreinen en groepsovernacht ingsaccomodaties        
      Sport- en speelvelden, fiets- en wandelpaden, survival rivierbaan en daarmee vergelijkbare onderdelen met daarbij behorende sanitaire- en opslag voorzieningen     750    
      Indoor sport- en activiteitenhal met opslag voorzieningen     2.100    
      Ontvangstpavil joen met klimtoren en tokkelbaan     1.000   De bouwhoogte van de klimtoren en de tokkelbaan mag niet meer bedragen dan 16 meter  
Landweerswal   2   Braamt   Dagrecreatie terrein met waterskibaan          
      Dagrecreatie terrein   335   640    
      Waterskibaan (Europaweg ong.)   255   281   De gebouwen ten behoeve van de waterskibaan mogen geen grotere goothoogte en bouwhoogte hebben dan 3 m resp. 6 m.
Horeca is beperkt tot maximaal
50 m² van de maximaal toegestane oppervlakte aan gebouwen  
Nevelhorstpad   2   Didam   Dagrecreatie terrein   85   150   De gebouwen ten behoeve van het dagrecreatie terrein mogen geen grotere goothoogte en bouwhoogte hebben dan 3 m resp. 6 m  
Peeskesweg   12   Beek   Informatie voorziening, daghoreca en bijbehorend kampeerterrein   480   552    

*De bestaande en maximaal toegestane oppervlakte is inclusief de bijgebouwen bij de bedrijfswoning, doch exclusief de bedrijfswoning;

aa. horeca, tenzij in de tabel onder a anders is opgenomen;

ab. duurzame energieopwekking door middel van zonnepanelen op het dakvlak van gebouwen;

  • b. een beroep aan huis indien een bedrijfswoning is toegestaan of het bestaande bedrijf aan huis;
  • c. een kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';

ca. het instandhouden van groenvoorzieningen en houtopstanden, ter plaatse van de aanduiding 'groen';

cb. groepsovernachtingsaccomodaties met bijbehorende voorzieningen en een groepskampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie (toegestaan)';

cc. gemotoriseerde dagrecreatieve activiteiten uitsluitend in de vorm van quadrijden ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - quad';

met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen:

  • d. tuinen en erven;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. ontsluitingen/inritten;
  • g. parkeervoorzieningen.
17.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. indien een bouwvlak is aangegeven dienen gebouwen binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
  • b. indien geen bouwvlak is aangegeven wordt het bestemmingsvlak gelijkgesteld met het bouwvlak;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen', het daar aangegeven maximum aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
  • d. de oppervlakte van bedrijfsgebouwen, inclusief bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan de maximale toegestane oppervlakte zoals is weergegeven in de tabel van lid 17.1;
  • e. bouwkundige voorzieningen ten behoeve van zelfstandige inwoningsituaties uitsluitend waar dit op grond van lid 17.4.1 kan worden en wordt toegestaan;
  • f. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven, tenzij in artikel 17.1 sub a en/of het vervolg van deze bouwregels onder 17.2 sub g, h, i, anders is bepaald:

Functie van een bouwwerk
 
Goothoogte in m
 
Bouwhoogte in m   Inhoud in m³   Oppervlakte in m²  
Bedrijfsgebouw   6   10   -   -  
Bedrijfswoning   4,5, dan wel de goothoogte van het bedrijfsgebouw bij een inpandige bedrijfswoning   9, dan wel de bouwhoogte van het bedrijfsgebouw bij een inpandige bedrijfswoning   800




 
-  
Bijgebouwen bij bedrijfswoning   3, dan wel de goothoogte van het hoofdgebouw bij een inpandige bedrijfswoning
 
6, dan wel de bouwhoogte van het hoofdgebouw bij een inpandige bedrijfswoning   -   100  
Overkappingen aan de woning     3**     50*  
Overkappingen (overig)     3***     50*  
Erf- en terreinafscheidingen   -

 
2,5   -   -  
Licht- en vlaggenmasten   -
 
12   -   -  
Niet eerdergenoemde andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak   -


 
10   -   -  
Niet eerdergenoemde andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak   -   2   -   -  

*Overkappingen als onderdeel van het dakvlak van de woning, een bijgebouw of een bedrijfsgebouw worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen;

Overkappingen als onderdeel van een horizontale doortrekking van het dak buiten de buitenwerkse gevelvlakken van de woning, een bijgebouw of bedrijfsgebouw, worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen voor zover deze geen steun vinden op palen of andere constructieve bouwdelen, dan wel deze zich bevinden op maximaal 2 meter uit het buitenwerks gevelvlak;

**Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een woning;

***Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een bedrijfsgebouw of een bijgebouw;

  • g. indien de bestaande bebouwing voor wat betreft de maatvoering groter is dan het bepaalde in sub f, dan geldt de bestaande maatvoering als maximaal toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie (toegestaan)' mag de oppervlakte aan gebouwen ten behoeve van groepsaccomodatie met bijbehorende voorzieningen niet meer bedragen dan 1.150 m², waarbij de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • i. voor zover op de verbeelding de bouwaanduiding maximum goothoogte en maximum bouwhoogte is opgenomen, mag de goothoogte en de bouwhoogte in afwijking van het gestelde onder 17.2 sub f niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
17.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van woningen ten behoeve van een zelfstandige inwoningsituatie;
  • b. het gebruik van gedeelten van de woning of een bijgebouw voor de uitoefening van een beroep aan huis indien:
    • 1. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroepsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximum van 50 m², dan wel meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. buitenopslag plaatsvindt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
  • c. het gebruik ten behoeve van bedrijf aan huis;
  • d. (-)
  • e. het verondiepen c.q. dempen van waterpartijen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-dagrecreatie - verondiepen uitgesloten';
  • f. het gebruik van gronden ten behoeve van gemotoriseerde sporten, tenzij dat gebruik op grond van de bestemmingsomschrijving is toegestaan.
17.4 Afwijken van de gebruiksregels
17.4.1 Zelfstandige inwoningsituatie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.3 sub a ten behoeve van het toestaan van een zelfstandige inwoningsituatie, mits:

  • a. is aangetoond dat wordt voldaan aan de bouwtechnische voorwaarden;
  • b. de relatie met de bedrijfsvoering op het perceel is aangetoond.
17.4.2 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.3 sub c ten behoeve van het vestigen van een bedrijf aan huis, mits:

  • a. het beroeps- en bedrijfsactiviteiten betreft die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 2 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn aangeduid als categorie 1 en 2, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. het bedrijf aan huis wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
  • c. de beroepsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen en tot een maximum van 50 m2;
  • d. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • e. er geen onevenredige vergroting van de verkeersdruk optreedt en parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • f. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten;
  • g. het betreffende bedrijf aan huis geen belemmering mag opleveren voor de omliggende functies;
  • h. een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd is op de betreffende locatie van het bedrijf aan huis;
  • i. het bedrijf aan huis naar aard en schaal passend is te achten met de hoofdfunctie van het bestemmingsvlak.
17.4.3 Dempen van waterplassen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.3 sub e ten behoeve van het (gedeeltelijk) dempen van waterplassen, mits:

  • a. het bestaande wateropperoppervlak met niet meer dan 20% wordt verminderd;
  • b. de noodzaak uit oogpunt van kwaliteitsverbetering van de recreatieve voorziening is aangetoond;
  • c. er geen sprake is van aantasting van landschappelijke waarden en natuurwaarden in de omgeving van het terrein, hetgeen door middel van onderzoek is aangetoond;
  • d. is aangetoond dat de demping geen negatief effect heeft op de waterhuishouding in het gebied;
  • e. met onderzoek is aangetoond dat de toe te passen (partijen) grond of baggerspecie dan wel de kwaliteit daarvan:
    • 1. niet leidt tot voedselverreiking (nutrienten) van de resterende waterpartij;
    • 2. ten minste gelijkwaardig is aan de onderzochte kwaliteit van de ontvangende bodem én minimaal klasse A overeenkomstig het generieke toetsingskader waterbodemkwaliteit van het Besluit Bodemkwaliteit, daarbij gehoord hebbende de verantwoordelijk (water)bodembeheerder;
    • 3. dit de kwaliteit van het water als zwemwater niet nadelig beinvloedt.
17.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die gevallen als genoemd in Artikel 43.

Artikel 18 Recreatie - Recreatiewoning

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen,

met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen:

  • b. tuinen, erven en groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen.

 

18.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. het aantal recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan één;
    • 2. de inhoud van een recreatiewoning, inclusief de inhoud van de daarbij behorende bijgebouwen mag niet meer dan 200 m³ bedragen, de goot- en bouwhoogte mag niet meer dan 3, resp. 5 m. bedragen;
    • 3. indien de bestaande bebouwing voor wat betreft de maatvoering groter is dan het bepaalde in sub 2, dan geldt de bestaande maatvoering als maximaal toegestaan;
    • 4. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder bedragen dan 2,5 m, dan wel niet minder dan de bestaande afstand indien deze afstand minder dan 2,5 meter bedraagt.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:
    • 1. de maatvoering van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan aangegeven in de onderstaande tabel:

Functie van het bouwwerk   Bouwhoogte (m)  
Overkappingen en pergola's   3*  
Erf- of terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van de recreatiewoning   2  
Overige erf- of terreinafscheidingen   1  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2  

*De maximale toegestane hoogte voor overkappingen is niet van toepassing voor zover sprake van een overkapping als onderdeel van het dak of dakvlak van de recreatiewoning.

18.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik ten behoeve van permanente bewoning.

Artikel 19 Recreatie - Verblijfsrecreatie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatieve voorzieningen, welke uitsluitend zijn toegestaan door middel van bedrijfsmatige exploitatie, uitsluitend met de nadere bestemming welke is weergegeven in de onderstaande tabel:

Adres   Nr.   Plaats   Omschrijving   Maximaal aantal recreatiewoningen   Bestaande oppervlakte aan gebouwen (m2)*   Maximale oppervlakte aan gebouwen (m2)*   Opmerkingen
 
Baarleweg   4-6   Didam   Kampeer terrein   0   -   200   Stacaravans zijn niet toegestaan  
Braamweg
 
2   Braamt   Kampeer terrein met groeps accommodatie** en kinder boerderij   0

 
-   851   ** De oppervlakte en de inhoud van een groepsaccommodatie mag niet meer bedragen dan respectievelijk 95 m2 en 450 m3. Stacaravans zijn niet toegestaan.  
Eltense weg   18 (a)   Stokkum   Kampeer terrein   0   260   300    
Eltense weg   20   Stokkum   Kampeer terrein   0   320   368    
Landweerswal   2   Braamt   Terrein voor recreatie woningen   225   250   500   Stacaravans zijn niet toegestaan.  
Landweerswal   2   Braamt   Voor verblijfs recreatie ondersteun- ende voorzieningen met hotel ter plaatse van de aanduiding voorzieningen          
      Voor verblijfs recreatie ondersteun- ende voorzieningen zoals zwembad, sauna, kegelbaan, restaurant, wasserette inclusief onder geschikte detailhandel     5.600   6.600   De toegestane oppervlakte detailhandel bedraagt maximaal 200 m2.  
      Hotel met vergader capaciteit   0   0   4.000   Stacaravans zijn niet toegestaan.  
Lange straat   24   Braamt   Kampeer terrein   0   840   975    
Melkweg   2   Beek   Kampeer terrein   53   890   1.500    
St.Isidorus straat   12   Stokkum   Kampeer terrein   0   485   557    

*De bestaande en maximaal toegestane oppervlakte is inclusief de bijgebouwen bij de bedrijfswoning, doch exclusief de bedrijfswoning en exclusief de oppervlakte van bestaande recreatiewoningen, stacaravans en kampeermiddelen;

aa. horeca;

ab. duurzame energieopwekking door middel van zonnepanelen op het dakvlak van gebouwen;

ac. nachtverblijf in aan het gebruik onttrokken (weg, water en lucht) voertuigen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-bijzonder nachtverblijf';

ad. het instandhouden van groenvoorzieningen en houtopstanden, ter plaatse van de aanduiding 'groen';

  • b. een beroep aan huis of het bestaande bedrijf aan huis,

met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen:

  • c. tuinen en erven;
  • d. (afschermende) groenvoorzieningen;
  • e. ontsluitingen/inritten;
  • f. parkeervoorzieningen met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' de gronden uitsluitend mogen worden gebruikt voor parkeren.
19.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. indien een bouwvlak is aangegeven dienen de gebouwen binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
  • b. indien geen bouwvlak is aangegeven wordt het bestemmingsvlak gelijk gesteld met het bouwvlak;
  • c. ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan en dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen', het daar aangegeven maximum aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
  • d. de oppervlakte van de (bedrijfs)gebouwen inclusief bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de maximale toegestane oppervlakte zoals is weergegeven in de tabel van lid 19.1;

da. gebouwen op het adres Baarleweg 4-6 te Didam kunnen uitsluitend worden gebouwd voor zover het landschappelijk inpassingsplan (en beplantingsplan), zoals opgenomen in Bijlage 11, respectievelijk Bijlage 12 bij deze regels, is gerealiseerd binnen 2 jaar na start van de bouw, hetgeen als voorwaardelijke verplichting in de omgevingsvergunning moet worden opgenomen;

  • e. het aantal recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de tabel van lid 19.1;
  • f. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven:

Functie van een bouwwerk
 
Goothoogte in m
 
Bouwhoogte in m   Inhoud in m³   Oppervlakte in m²  
Bedrijfsgebouw   4   8   -   -  
Bedrijfswoning   4,5, dan wel de goothoogte van het bedrijfsgebouw bij een inpandige bedrijfswoning   9, dan wel de bouwhoogte van het bedrijfsgebouw bij een inpandige bedrijfswoning   800




 
-  
Bijgebouwen bij bedrijfswoning   3, dan wel de goothoogte van het hoofdgebouw voor zover sprake van een inpandig bijgebouw
 
6, dan wel de bouwhoogte van het hoofdgebouw voor zover sprake van een inpandig bijgebouw   -   100  
Overkappingen aan de woning     3**     50*  
Overkappingen aan bijgebouwen en bedrijfsgebouwen (niet zijnde recreatiewoningen en stacaravans)     3***     50*  
Recreatiewoning inclusief bergruimte   3

 
6   300   >70 doch max. 75  
Stacaravan inclusief bergruimte     3,5     70  
Erf- en terreinafscheidingen   -
 
2,5   -   -  
Licht- en vlaggenmasten   -
 
12   -   -  
Niet eerdergenoemde andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak   -


 
10   -   -  
Niet eerdergenoemde andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak   -   2   -   -  

*Overkappingen als onderdeel van het dakvlak van de woning, een bijgebouw of een bedrijfsgebouw worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen.

Overkappingen als onderdeel van een horizontale doortrekking van het dak buiten de buitenwerkse gevelvlakken van de woning, een bijgebouw of bedrijfsgebouw, worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen voor zover deze geen steun vinden op palen of andere constructieve bouwdelen, dan wel deze zich bevinden op maximaal 2 meter uit het buitenwerks gevelvlak;

**Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een woning;

***Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een bedrijfsgebouw of een bijgebouw;

  • g. bouwkundige voorzieningen ten behoeve van zelfstandige inwoningsituaties waar dit op grond van lid 19.4.1 kan worden en wordt toegestaan;
  • h. indien de bestaande bebouwing voor wat betreft de maatvoering groter is dan het bepaalde in sub f, dan geldt de bestaande maatvoering als maximaal toegestaan;
  • i. binnen een afstand van 5 m tot de bestemmingsgrens mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd.
19.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van woningen ten behoeve van een zelfstandige inwoningsituatie;
  • b. permanente bewoning van kampeermiddelen of andere recreatieverblijven;
  • c. het plaatsen van kampeermiddelen of andere recreatieverblijven binnen een afstand van 5 meter tot de bestemmingsgrens;
  • d. het gebruik van gedeelten van de woning of een bijgebouw voor de uitoefening van een beroep aan huis indien:
    • 1. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroepsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximum van 50 m², dan wel meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. buitenopslag plaatsvindt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
  • e. het gebruik ten behoeve van bedrijf aan huis;
  • f. (-)
  • g. het niet (volledig) uitvoeren van het landschappelijk inrichtingsplan en beplantingsplan Baarleweg 4-6 te Didam zoals opgenomen in Bijlage 11 resp. Bijlage 12 bij deze regels uiterlijk binnen 2 jaar na de start van de bouw op het adres Baarleweg 4-6 te Didam, alsmede de instandhouding van deze landschappelijke inrichting na realisatie daarvan.
19.4 Afwijken van de gebruiksregels
19.4.1 Zelfstandige inwoningsituatie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.3 sub a ten behoeve van het toestaan van een zelfstandige inwoningsituatie, mits:

  • a. is aangetoond dat wordt voldaan aan de bouwtechnische voorwaarden;
  • b. de relatie met de bedrijfsvoering op het perceel is aangetoond.
19.4.2 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.3 sub e ten behoeve van het vestigen van een bedrijf aan huis, mits:

  • a. het beroeps- en bedrijfsactiviteiten betreft die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 2 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn aangeduid als categorie 1 en 2, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. het bedrijf aan huis wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
  • c. de beroepsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen en tot een maximum van 50 m2;
  • d. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • e. er geen onevenredige vergroting van de verkeersdruk optreedt en parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • f. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten;
  • g. het betreffende bedrijf aan huis geen belemmering mag opleveren voor de omliggende functies;
  • h. een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd is op de betreffende locatie van het bedrijf aan huis;
  • i. het bedrijf aan huis naar aard en schaal passend is te achten met de hoofdfunctie van het bestemmingsvlak.
19.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die gevallen als genoemd in Artikel 43.

Artikel 20 Recreatie - Volkstuin

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen;
  • b. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen:

  • c. tuinen, erven en paden.
20.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning is niet toegestaan;
  • b. per bestemmingsvlak met ten minste 0,5 ha. grondoppervlak mag maximaal 80 m² aan gebouwen worden opgericht met dien verstande dat de oppervlakte van een gebouw tenminste 10 en ten hoogte 50 m² mag bedragen, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
20.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van gronden voor opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte goederen, materialen, producten, vaar- en voertuigen, kampeermiddelen en daarmee gelijk te stellen voorwerpen;
  • b. het gebruik van de gronden en opstallen voor nachtverblijf van al dan niet recreatieve aard.

Artikel 21 Sport

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen, uitsluitend met de nadere bestemming welke is weergegeven in de onderstaande tabel:

Adres   Nr.   Plaats   Nadere bestemming   Bestaande oppervlakte aan gebouwen (m2)*   Maximale oppervlakte aan gebouwen (m2)*)   Opmerkingen
 
Baarleweg   8   Didam   Kleiduiven schietsport   246   283    
Baarleweg   8a   Didam   Hondensport   100   115   Ten oosten van nummer 8.  
Gildepad   2, 3   Zeddam   Sportvelden   310   415   Een mede gebruik van de gronden voor openlucht theater is toegestaan.  
Luijnhorststraat   8   Didam   Sportvelden   265   305    
Vincwijcweg   1a, 1b   Didam   Sportcentrum met tennisbanen   4.700   5.405    
Vinkwijk   6   Zeddam   Sportvelden   635   730    
Vincwijcweg   12   Didam   Sportvelden   1.925   2.213    

*De bestaande en maximaal toegestane oppervlakte is inclusief de bijgebouwen bij de bedrijfswoning, doch exclusief de bedrijfswoning;

aa. duurzame energieopwekking door middel van zonnepanelen op het dakvlak van gebouwen;

  • b. een beroep aan huis indien een bedrijfswoning is toegestaan of het bestaande bedrijf aan huis;

met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen:

  • c. erven, terreinen en groenvoorzieningen;
  • d. ontsluitingen/inritten;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. extensieve dagrecreatie;
  • g. een lichte vorm van horeca, in de vorm van het verstrekken van dranken en kleine versnaperingen, die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de functie waarbij de horeca wordt uitgeoefend.
21.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de oppervlakte van de gebouwen inclusief bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de maximale toegestane oppervlakte zoals is weergegeven in de tabel van lid 21.1;
  • c. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven:

Functie van een bouwwerk
 
Goothoogte in m
 
Bouwhoogte in m   Inhoud in m³   Oppervlakte in m²  
Bedrijfsgebouw   4   8   -   -  
Bedrijfswoning   4,5   9   800   -  
Bijgebouwen bij bedrijfswoning   3, dan wel de goothoogte van het hoofdgebouw voor zover sprake van een inpandig bijgebouw.
 
6, dan wel de bouwhoogte van het hoofdgebouw voor zover sprake van een inpandig bijgebouw.   -   100  
Overkappingen aan de woning     3**     50*  
Overkappingen (overig)     3***     50*  
Erf- en terreinafscheidingen   -
 
2,5   -   -  
Licht- en vlaggenmasten   -
 
15   -   -  
Niet eerdergenoemde andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak   -   10   -   -  
Niet eerdergenoemde andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak   -   2   -   -  

*Overkappingen als onderdeel van het dakvlak van de woning, een bijgebouw of een bedrijfsgebouw worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen.

Overkappingen als onderdeel van een horizontale doortrekking van het dak buiten de buitenwerkse gevelvlakken van de woning, een bijgebouw of bedrijfsgebouw, worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen voor zover deze geen steun vinden op palen of andere constructieve bouwdelen, dan wel deze zich bevinden op maximaal 2 meter uit het buitenwerks gevelvlak;

**Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een woning;

***Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een bedrijfsgebouw of een bijgebouw;

  • d. bouwkundige voorzieningen ten behoeve van zelfstandige inwoningsituaties uitsluitend waar dit op grond van lid 21.4.1 kan worden en wordt toegestaan;
  • e. indien de bestaande bebouwing voor wat betreft de maatvoering groter is dan het bepaalde in sub c, dan geldt de bestaande maatvoering als maximaal toegestaan;
  • f. in afwijking van het bepaalde van sub c gelden voor de kleiduivenschietvereniging en de hondensport aan de Baarleweg de volgende afwijkende maatvoeringen:

Adres   Nadere bestemming   Goothoogte bedrijfs gebouw   Bouwhoogte bedrijfs gebouw   Opmerkingen  
Baarleweg 8   Kleiduivenschietvereniging   4   6   Ter plaatse van de kleiduivenschiet vereniging is één bouwlift toegestaan met een maximale bouwhoogte van 20 m.  
Baarleweg 8a   Hondensport   -   4,5   De maximale bouwhoogte van de erf- en terreinscheiding bedraagt 1 m.  
21.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van woningen ten behoeve van een zelfstandige inwoningsituatie;
  • b. het gebruik van gedeelten van de woning of een bijgebouw voor de uitoefening van een beroep aan huis indien:
    • 1. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroepsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximum van 50 m², dan wel meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. buitenopslag plaatsvindt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
  • c. het gebruik ten behoeve van bedrijf aan huis;
  • d. het houden van zelfstandige, geen relatie met de (nadere) bestemming hebbende, feesten en partijen;
  • e. het gebruik van de gronden en opstallen (m.u.v. de dienstwoning) voor nachtverblijf van al dan niet recreatieve aard.
21.4 Afwijken van de gebruiksregels
21.4.1 Zelfstandige inwoningsituatie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.3 sub a ten behoeve van het toestaan van een zelfstandige inwoningsituatie, mits:

  • a. is aangetoond dat wordt voldaan aan de bouwtechnische voorwaarden;
  • b. de relatie met de bedrijfsvoering op het perceel is aangetoond.
21.4.2 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.3 sub c ten behoeve van het vestigen van een bedrijf aan huis, mits:

  • a. het beroeps- en bedrijfsactiviteiten betreft die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 2 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn aangeduid als categorie 1 en 2, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. het bedrijf aan huis wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
  • c. de beroepsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen en tot een maximum van 50 m2;
  • d. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • e. er geen onevenredige vergroting van de verkeersdruk optreedt en parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • f. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten;
  • g. het betreffende bedrijf aan huis geen belemmering mag opleveren voor de omliggende functies;
  • h. een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd is op de betreffende locatie van het bedrijf aan huis;
  • i. het bedrijf aan huis naar aard en schaal passend is te achten met de hoofdfunctie van het bestemmingsvlak;
  • j. het geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit.

Artikel 22 Sport - Manege

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. manegebedrijf, uitsluitend met de nadere bestemming welke is weergegeven in de onderstaande tabel:

Adres   Nr.   Plaats   Nadere bestemming   Bestaande oppervlakte aan gebouwen (m2)*   Maximale toegestane oppervlakte aan gebouwen (m2)*   Opmerkin- gen
 
De Bijvanck   4(a)   Beek   Manege en handelsstal voor paarden en pony's   3.530   4.059    
Braamweg   7   Braamt   Manege en daarop afgestemde gastverblijven   2.075   2.386   De oppervlakte die voor de gastenverblijven mag worden gebruikt bedraagt maximaal 150 m²  
Hartjensstraat   6   Lengel   Manege   1.600   1.840    

*De bestaande en maximaal toegestane oppervlakte is inclusief de bijgebouwen bij de bedrijfswoning, doch exclusief de bedrijfswoning;

aa. duurzame energieopwekking door middel van zonnepanelen op het dakvlak van gebouwen;

  • b. een beroep aan huis of het bestaande bedrijf aan huis;

ba. (-)

  • c. bed and breakfast;
  • d. (-)

met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen:

  • e. voorzieningen behorende bij een manegebedrijf, zoals een stapmolen, longeercirkel, één of meer binnenrijbanen en één of meer paardenbakken;

ea. extensieve dagrecreatie;

eb. een lichte vorm van horeca, in de vorm van het verstrekken van dranken en kleine versnaperingen, die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de functie waarbij de horeca wordt uitgeoefend met dien verstande dat de oppervlakte als onderdeel van de maximaal toegestane oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2;

ec. opslag (al dan niet agrarisch) van al dan niet volumineuze goederen en materialen welke (nagenoeg) geen milieu-uitstraling2 heeft (niet zijnde opslag die moet worden aangemerkt als (uitvalsbasis voor) een bedrijf) dan wel stalling van vaar- en voertuigen, uitsluitend in de gebouwen zoals deze qua aard, omvang en (zowel in- als uitpandige) uitstraling legaal aanwezig zijn op het moment van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan 'Buitengebied, vijfde herziening;

  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. ontsluitingen/inritten;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. paden;
  • k. water.
22.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. indien een bouwvlak is aangegeven dienen de gebouwen binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
  • b. indien geen bouwvlak is aangegeven wordt het bestemmingsvlak gelijk gesteld met het bouwvlak;
  • c. ten hoogste één bedrijfswoning per bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen', het daar aangegeven maximum aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
  • d. de oppervlakte van de gebouwen, inclusief bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan de maximale toegestane oppervlakte zoals is weergegeven in de tabel van lid 22.1;
  • e. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven:

Functie van een bouwwerk
 
Goothoogte in m
 
Bouwhoogte in m   Inhoud in m³   Oppervlakte in m²  
Bedrijfsgebouw   6   10   -   -  
Bedrijfswoning   4,5, dan wel de goothoogte van het bedrijfsgebouw bij een inpandige bedrijfswoning   9, dan wel de bouwhoogte van het bedrijfsgebouw bij een inpandige bedrijfswoning   800   -  
Bijgebouwen bij bedrijfswoning   3, dan wel de goothoogte van het hoofdgebouw voor zover sprake van een inpandig bijgebouw   6, dan wel de bouwhoogte van het hoofdgebouw voor zover sprake van een inpandig bijgebouw   -   100  
Overkappingen aan de woning     3**     50*  
Overkappingen (overig)     3***     100*  
Erf- en terreinafscheidingen   -
 
2,5   -   -  
Licht- en vlaggenmasten   -
 
10   -   -  
Niet eerdergenoemde andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak   -



 
10   -   -  
Niet eerdergenoemde andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak   -



 
2   -   -  

*Overkappingen als onderdeel van het dakvlak van de woning, een bijgebouw of een bedrijfsgebouw worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen.

Overkappingen als onderdeel van een horizontale doortrekking van het dak buiten de buitenwerkse gevelvlakken van de woning, een bijgebouw of bedrijfsgebouw, worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen voor zover deze geen steun vinden op palen of andere constructieve bouwdelen, dan wel deze zich bevinden op maximaal 2 meter uit het buitenwerks gevelvlak;

**Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een woning;

***Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een bedrijfsgebouw of een bijgebouw.

  • f. bouwkundige voorzieningen ten behoeve van zelfstandige inwoningsituaties uitsluitend waar dit op grond van lid 22.4 kan worden en wordt toegestaan;
  • g. indien de bestaande bebouwing voor wat betreft de maatvoering groter is dan het bepaalde in sub e, dan geldt de bestaande maatvoering als maximaal toegestaan;
  • h. (ver-)bouwwerkzaamheden die voorzien in wijziging en/of aanpassing van gebouwen ten behoeve van de opslagfunctie als genoemd in lid 22.1 onder ec zijn niet toegestaan.
22.3 Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Lichtmasten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2 sub e ten behoeve van het oprichten of verhogen van lichtmasten tot een maximale bouwhoogte van 12 m, mits dit geen onevenredige belemmeringen met zich brengt voor de omliggende functies en natuurwaarden.

22.3.2 Mini-windturbines op dak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.1 sub aa en 22.2 sub e ten behoeve van het bouwen van een of meerdere mini-windturbines op het dak van een bedrijfsgebouw, mits:

  • a. het bedrijfsgebouw waarop de mini-windturbine wordt gebouwd een hoogte heeft van minimaal 9 meter en de mini-windturbine zelf wordt gebouwd op een minimale hoogte van 6 meter boven peil;
  • b. niet gebouwd op een monument;
  • c. het hoogste punt van de mini-windturbine niet meer dan 5 meter uitstijgt boven de bouwhoogte van het dak waarop de mini-windturbine gebouwd is;
  • d. is aangetoond dat er geen sprake is van hinder voor de omgeving (geluid en schittering als gevolg van weerkaatsend zonlicht op de mini-windturbine of onderdelen daarvan, dan wel schade of gevaarlijke situaties door losrakende onderdelen);
  • e. indien sprake is van meerdere mini-windturbines:
    • 1. deze zodanig worden gebouwd dat deze zich ten opzichte van elkaar op dezelfde hoogte bevinden met gelijke tussenafstanden (in één lijn);
    • 2. de noodzaak van de bouw van meerdere mini-windturbines voor de eigen energiebehoefte wordt aangetoond;
    • 3. de mini-windturbines in gezamenlijkheid niet leiden tot hinder voor de omgeving.
22.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van woningen ten behoeve van een zelfstandige inwoningsituatie;
  • b. het gebruik van gedeelten van de woning of een bijgebouw voor de uitoefening van een beroep aan huis indien:
    • 1. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroepsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximum van 50 m², dan wel meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. buitenopslag plaatsvindt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
  • c. het gebruik ten behoeve van bedrijf aan huis;
  • d. het houden van zelfstandige, geen relatie met de (nadere) bestemming hebbende, feesten en partijen;
  • e. het gebruik van de gronden en opstallen (m.u.v. de dienstwoning) voor nachtverblijf van al dan niet recreatieve aard.
22.5 Afwijken van de gebruiksregels
22.5.1 Zelfstandige inwoningsituatie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.4 sub a ten behoeve van het toestaan van een zelfstandige inwoningsituatie, mits:

  • a. is aangetoond dat wordt voldaan aan de bouwtechnische voorwaarden;
  • b. de relatie met de bedrijfsvoering op het perceel is aangetoond.
22.5.2 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.4 sub c ten behoeve van het vestigen van een bedrijf aan huis, mits:

  • a. het betreft beroeps- en bedrijfsactiviteiten die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 2 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn aangeduid als categorie 1 en 2, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. het bedrijf aan huis (binnen de bebouwing) wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
  • c. de beroepsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen en tot een maximum van 50 m2;
  • d. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • e. er geen onevenredige vergroting van de verkeersdruk optreedt en parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • f. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten;
  • g. het betreffende bedrijf aan huis geen belemmering mag opleveren voor de omliggende functies;
  • h. een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd is op de betreffende locatie van het bedrijf aan huis;
  • i. het bedrijf aan huis naar aard en schaal passend is te achten met de hoofdfunctie van het bestemmingsvlak;
  • j. het geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit.
22.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die gevallen als genoemd in Artikel 43.

Artikel 23 Verkeer

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, waarbij het aantal rijstroken niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan met uitzondering van een rijstrook van een parallelweg die uitsluitend ten behoeve van langzaam/landbouw- en bestemmingsverkeer is opengesteld;
  • b. een GSM/UMTS-mast met bijbehorende voorzieningen in de vorm van afscheidingen e.d., ter plaatse van de aanduiding 'zend/-ontvangstinstallatie';

met de daarbij behorende:

  • c. rotondes;
  • d. in- en uitvoegstroken;
  • e. kunst- en bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals (vee-)tunnels en viaducten;
  • f. parkeerstroken;
  • g. opstelstroken;
  • h. fiets- en voetpaden;
  • i. bermen;
  • j. bermsloten;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. overige noodzakelijke en passende voorzieningen, andere bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere werken.
23.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;
  • b. de maatvoering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan aangegeven in de onderstaande tabel:

Functie van het bouwwerk   Bouwhoogte (m)  
Viaducten en soortgelijke kunstwerken   10  
Verkeerstekens, palen en masten   20  
GSM/UMTS-mast met bijbehorende voorzieningen in de vorm van afscheidingen e.d. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie'   bestaand  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6  

Artikel 24 Verkeer - Parkeerterrein

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parkeren;
  • b. busoverstapstation ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – busoverstapstation';
  • c. een GSM/UMTS-mast met bijbehorende voorzieningen in de vorm van afscheidingen e.d., ter plaatse van de aanduiding 'zend/-ontvangstinstallatie';
  • d. met de daarbij behorende voorzieningen, (afschermende) groenvoorzieningen, andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken.
24.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;
  • b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
    • 2. (-)
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - busoverstapstation' zijn overkappingen toegestaan waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.600 m2 en de bouwhoogte in afwijking van het bepaalde onder b1 niet meer mag bedragen dan 2,5 m;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' is een GSM/UMTS-mast met bijbehorende voorzieningen in de vorm van afscheidingen e.d. toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte.

Artikel 25 Verkeer - Railverkeer

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een spoorweg;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. sein- en relaishuisjes;
  • d. met de daarbij behorende voorzieningen, andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken.
25.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen.

Artikel 26 Water

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen, waterpartijen, oevers, taluds, onderhoudspaden en kaden;
  • b. waterhuishouding en verkeer te water;
  • c. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden;
  • d. extensieve dagrecreatie;
  • e. voet- en/of fietspaden.
26.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
26.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het verondiepen van waterpartijen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - verondiepen uitgesloten';
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vast of vloeibare afvalstoffen.

Artikel 27 Wonen

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. een beroep aan huis of het bestaande bedrijf aan huis;
  • c. agrarisch medegebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarisch medegebruik';
  • d. cultureel medegebruik, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - cultureel medegebruik';
  • e. voorzieningen en gebouwen ten behoeve van de paardensport ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – sport';
  • f. het instandhouden van de groenvoorzieningen en houtopstanden, ter plaatse van de aanduiding 'groen';
  • g. bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in de onderstaande tabel ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf'. Indien een maximale oppervlakte is aangegeven mag de oppervlakte van de bedrijfsactiviteit niet meer bedragen dan deze maximale oppervlakte;

Adres   Nr.   Plaats   Bedrijfsactiviteit   Toegestane oppervlakte bedrijfs activiteiten in gebouwen in m2   Opmerkingen
 
Doesburgseweg   5   Didam   Zorgboerderij   -    
Doesburgseweg   8a   Didam   Kleinschalig kamperen met dien verstande dat het maximum aantal kampeermiddelen niet meer dan 7 mag bedragen.   -   Voorzieningen ten behoeve van het kamperen zijn enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf'.  
Fluunseweg   7   Didam   Computerbedrijf/
Kantoor  
170   De bedrijfsfunctie wordt uitgeoefend binnen de bestaande bijgebouwen op het perceel.  
Fuukweg   1   Didam   Stalling en onderhoud van materieel t.b.v. loonwerkactiviteiten   180   De bedrijfsfunctie wordt met
uitzondering van de wasplaats uitgeoefend binnen de bestaande
bijgebouwen  
Hartjensstraat   7   Azewijn   Bewerking agrarische producten met daaraan ondersteunend een proeflokaal, educatie,
streekproductenwinkel, theetuin/terras



Agrarische opslag of opslag ten behoeve van nevengeschikte
bedrijfsactiviteiten in het gebouw ter plaatse van de aanduiding 'op'

Sanitaire voorzieningen, bodega en opslag ten behoeve van kleinschalig kampeerterrein zoals aangeduid met 'sa-kk'  
  De bedrijfs
functie wordt
(m.u.v. terras/
theetuin)
uitgeoefend
binnen het
bestaande
gebouw








De bedrijfsfunctie
vindt plaats in
het bestaande
gebouw  
Kloosterstraat   8a   Didam   Kinderdagverblijf   -   Kinderdagverblijf is toegestaan binnen de bestaande bebouwing.  
Loilseweg   3   Didam   Landlevenwinkel met workshopruimte en adviesbureau   100   De functie wordt uitgeoefend binnen de bestaande gebouwen.  
Tatelaarweg   5   Didam   Glazenwasser   100   De functie wordt uitgeoefend binnen de bestaande bijgebouwen.  
Tatelaarweg   26   Didam   Advies, bemiddeling, reparatie en ombouw van muziekinstrumenten annex muziekonderwijs   50   De functie wordt uitgeoefend binnen de bestaande bijgebouwen.  
Tatelaarweg   36- 38   Didam   Honden- en kattenopvang en gedragstherapie   200   De functie wordt (m.u.v. een speelveld) uitgeoefend binnen de bestaande gebouwen met dien verstande dat maximaal 100 m² is toegestaan ten behoeve van honden opvang.  
Zeddamseweg   8   Kilder   Landlevenwinkel annex theetuin   200   De landlevenwinkel en bijbehorende voorzieningen zijn toegestaan binnen de bestaande bijgebouwen.  

  • h. zelfstandige inwoningsituatie, ter plaatse van de in de onderstaande tabel genoemde adressen:

Adressen met inwoning   Nr.   Plaats  
Arnhemseweg   28/28a   Beek  
Berkenlaan   2   Loerbeek  
Bosslagstraat   8   Didam  
Didamseweg   43a   Beek  
Doesburgseweg   14   Didam  
Eltenseweg   9/9a   Stokkum  
Eltenseweg   11/11a   Stokkum  
Greffelkampseweg   32   Didam  
Heesweg   4a   Didam  
Heideweg   8   Didam  
Heideweg   9/9a   Didam  
Heuvelwijk   16   Braamt  
Hengelderweg   12   Didam  
Holthuizerstraat   5   Didam  
Holthuizerstraat   13   Didam  
Hooglandseweg   28/28b   Braamt  
Kastanjelaan   4a   Stokkum  
Kastanjelaan   24   Stokkum  
Kelreweg   2/2a   Kilder  
Kollenburgweg   11/11a   Didam  
Koningsweg   2a   Beek  
Koningsweg   19   Didam  
Lange Klauwenhof   12/12a   Didam  
Linthorsterstraat   6/6a   Stokkum  
Loilderhofweg   6-8   Didam  
Loilseweg   4   Didam  
Manhorstweg   7/7a   Didam  
Manhorstweg   10   Didam  
Melderstraat   13   Didam  
Melderstraat   14   Didam  
Melderstraat   23e/f   Didam  
Molenweg   15   Kilder  
Nachtegaalslaantje   6   's-Heerenberg  
Nachtegaalslaantje   15   's-Heerenberg  
Oude Beekseweg   65a   Didam  
Paltsweg   5   Didam  
Passtraat   4   Azewijn  
Polmanstraat   6/6a   Beek  
Polmanstraat   10   Beek  
Ravenstraat   9/9a   Didam  
Rinkomseweg   6   Kilder  
Rinkomseweg   8   Kilder  
Rinkomseweg   12   Kilder  
Terborgseweg   9   Zeddam  
Van Rouwenoortweg   17c   Didam  
Van Rouwenoortweg   38   Didam  
Zeddamseweg   13   Braamt  
Zuidermarkweg   1a/1b   Loerbeek  
Zuidermarkweg   20/20a   Beek  

  • i. één paardenbak tot een oppervlakte van maximaal 800 m2;
  • j. bed and breakfast;
  • k. opslag (al dan niet agrarisch) van al dan niet volumineuze goederen en stalling van vaar- en voertuigen, uitsluitend in vrijkomende, vrijgekomen en/of voormalige agrarische gebouwen zoals die voor wat betreft omvang en uitstraling aanwezig zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • l. een GSM/UMTS-mast, met bijbehorende voorzieningen in de vorm van afscheidingen e.d., ter plaatse van de aanduiding 'zend/-ontvangstinstallatie';

met de daarbij behorende:

  • m. tuinen;
  • n. erven en terreinen met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'sw-ve' (verbijzondering erf) de gronden niet dienen te worden aangemerkt als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht;
  • o. ontsluitingen/inritten.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. indien een bouwvlak is aangegeven dienen de gebouwen binnen het bouwvlak gebouwd te worden tenzij sprake is van een specifieke bouwaanduiding 'bg' waarbij de bijgebouwen buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
  • b. indien geen bouwvlak is aangegeven wordt het bestemmingsvlak gelijk gesteld met het bouwvlak;
  • c. binnen elk bouwvlak op de gronden als bedoeld in lid 27.1, mag uitsluitend één woning met bijbehorende (inpandige) bijgebouwen worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' geen woning of gedeelte daarvan is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de (bouw)aanduiding 'bijgebouwen uitsluitend inpandig' (sba-bui), bijgebouwen uitsluitend inpandig in het hoofdgebouw zijn toegestaan;
  • d. (-)
  • e. (ver-)bouwwerkzaamheden die voorzien in wijziging en/of aanpassing van gebouwen ten behoeve van de opslagfunctie als genoemd in lid 27.1 zijn niet toegestaan;
  • f. bouwkundige voorzieningen zijn toegestaan ten behoeve van zelfstandige inwoningsituaties uitsluitend daar waar dat op grond van de tabel, zoals weergegeven in lid 27.1 onder h is toegestaan, alsmede bouwkundige voorzieningen ten behoeve van zelfstandige inwoningsituaties waar dit op grond van lid 27.5.1 kan worden en wordt toegestaan.
27.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. de woning mag uitsluitend worden gebouwd op de bestaande locatie tenzij sprake is van een functieveranderingslocatie in welk geval de woning dient te zijn gesitueerd overeenkomstig het bepaalde onder sub a1 en tenzij sub a3 of sub a4 van toepassing is;

a1. voor zover een woning wordt gebouwd op een functieveranderingslocatie zoals opgenomen in Bijlage 7 bij deze regels, dient de woning te zijn gesitueerd overeenkomstig de in die bijlage opgenomen erfinrichtingsschets;

a2. het bouwen van een woning als bedoeld onder sub a1 is niet eerder toegestaan dan nadat is voldaan aan de sloopverplichting overeenkomstig de erfinrichtingsschets, zoals opgenomen in Bijlage 7;

a3. Voor het bouwen van woningen op de planlocatie, zoals weergegeven in Bijlage 14 (Linthorsterstraat 3 & 5 te Stokkum) bij deze regels, gelden de volgende regels:

woning B is uitsluitend toegestaan, voor zover:
- de inhoud van de woning niet meer bedraagt dan de inhoud van de te slopen woning C;
- wordt voldaan aan de voorwaardelijke verplichtingen en maatregelen zoals opgenomen in Bijlage 16 bij deze regels, welke in de omgevingsvergunning moeten worden opgenomen;
woning D is uitsluitend toegestaan, voor zover:
- wordt voldaan aan de voorwaardelijke verplichtingen en maatregelen zoals opgenomen in Bijlage 16 bij deze regels, welke in de omgevingsvergunning moeten worden opgenomen;

a4. voor het bouwen van de woning op de planlocatie, zoals weergegeven in Bijlage 18 (Zuider Markweg 34 te Beek) bij deze regels geldt dat de woning uitsluitend is toegestaan op de locatie zoals weergegeven op afbeelding 2 in die bijlage;

  • b. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 800 m³ dan wel tot maximaal de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;

b1. in afwijking van het bepaalde in sub b is een grotere inhoud toegestaan, wanneer dit op grond van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 43.3.3 mogelijk wordt gemaakt, in welk geval de aldaar genoemde inhoud is toegestaan;

b2. in afwijking van het bepaalde in sub b bedraagt de inhoud van de woning C op de planlocatie zoals opgenomen in Bijlage 14 bij deze regels, niet meer dan zoals opgenomen onder a3;

b3. in afwijking van het bepaalde in sub b bedraagt de inhoud van de woning zoals weergegeven op afbeelding 2 in Bijlage 18 niet meer dan de inhoud van de bestaande en te slopen woning zoals weergegeven op afbeelding 1 in Bijlage 18.

  • c. de goot- en bouwhoogte van de woning -niet zijnde een nieuwe woning op een functieveranderingslocatie naar wonen zoals opgenomen in Bijlage 7 bij deze regels) of in een wijziging als bedoeld onder artikel 1 sub csa- mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 4,5 m en 9 m, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte(n) indien deze meer bedraagt;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een nieuwe woning op een functieveranderingslocatie naar wonen zoals opgenomen in Bijlage 7 bij deze regels dan wel in een wijziging als bedoeld onder artikel 1 sub csa, mogen niet meer bedragen dan resp. 3,5 m en 9 m, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte(n) indien deze meer bedraagt;
  • e. de dakvlak-gevelverhouding van een nieuwe woning op een functieveranderingslocatie naar wonen zoals opgenomen in Bijlage 7 bij deze regels dan wel in een wijziging als bedoeld onder artikel 1 sub csa mag niet minder bedragen dan 1:1, waarbij de dakhelling minimaal 30 en maximaal 50 graden bedraagt.

Met de wijzigingsplannen welke voorzien in een bestemming 'wonen' is per adres het navolgende geregeld:

  • 1. ter plaatse van de Vinkwijkseweg 23 te Zeddam
    • a. het bepaalde in artikel 27.2.2 sub a1 wordt voor deze locatie als volgt aangevuld:
      met dien verstande dat de mogelijk gemaakte woning in het kader van functieverandering, dient te zijn gesitueerd overeenkomstig de erfinrichtingsschets zoals opgenomen onder 2.1 in Bijlage 4 toelichting (specifieke regels wijzigingsplannen).
    • b. het bepaalde in artikel 27.2.2 sub a2 wordt voor deze locatie als volgt aangevuld:
      met dien verstande dat het bouwen van de mogelijk gemaakte woning in het kader van functieverandering niet eerder is toegestaan dan nadat is voldaan aan de sloopverplichting overeenkomstig de erfinrichtingsschets zoals opgenomen onder 2.1 in Bijlage 4 toelichting (specifieke regels wijzigingsplannen).
  • 2. ter plaatse van de Holthuizerstraat 20 te Didam
    • a. daar waar in deze regels wordt gesproken van Bijlage 7 (erfinrichtingsschetsen) wordt in de plaats daarvan voor dit adres gelezen 'erfinrichtingschets Holthuizerstraat 20' zoals opgenomen onder 4.3 in Bijlage 4 toelichting
  • 3. ter plaatse van de Melkweg 1 te Beek
    • a. daar waar in deze regels wordt gesproken van Bijlage 7 (erfinrichtingsschetsen) wordt in de plaats daarvan voor dit adres gelezen 'Erfinrichtingsschets + beplantingsplan Melkweg 1 te Beek' zoals opgenomen onder 5.1 in Bijlage 4 toelichting
  • 4. ter plaatse van de Steegseweg 26 te Beek
    • a. daar waar in deze regels wordt gesproken van Bijlage 7 (erfinrichtingsschetsen) wordt in de plaats daarvan voor dit adres gelezen 'Landschappelijke inpassing Steegseweg 26 te Beek' zoals opgenomen onder 5.3 in Bijlage 4 toelichting
  • 5. ter plaatse van de Tatelaarweg 32 te Didam
    • a. daar waar in deze regels wordt gesproken van Bijlage 7 (erfinrichtingsschetsen) wordt in de plaats daarvan voor dit adres gelezen 'Schetsboek Tatelaarweg 32 Didam (23 mei 2019)' bij de regels zoals opgenomen onder 6.2 in Bijlage 4 toelichting .
27.2.3 (Inpandige) bijgebouwen

Voor het bouwen van (inpandige) bijgebouwen bij woningen gelden de volgende regels:

  • a. de totale oppervlakte aan bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m², tenzij a1 van toepassing is;

a1. de oppervlakte aan bijgebouwen ter plaatse van Bosslagstraat nr. 3 te Didam (zoals geadresseerd ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan) mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte en ter plaatse van de Zuider Markweg 34 te Beek mag de totale oppervlakte aan bijgebouwen overeenkomstig Bijlage 18 bij deze regels niet meer bedragen dan 320 m²;

a2. ter plaatse van de (bouw)aanduiding 'bijgebouwen uitsluitend inpandig' (sba-bui), zijn bijgebouwen uitsluitend inpandig in het hoofdgebouw toegestaan;

  • b. de goot- en bouwhoogte van niet-inpandige bijgebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m, dan wel tot maximaal de bestaande grotere goot- en bouwhoogte;
  • c. indien de bestaande oppervlakte groter is dan 100 m² (niet zijnde op een locatie als bedoeld onder sub n), is maximaal de bestaande oppervlakte toegestaan, waarbij geen vergroting van de oppervlakte, goot- en bouwhoogte en wijziging van de situering van de bestaande bijgebouwen mag plaatsvinden;

ca. ter plaatse van woning A zoals opgenomen in afbeelding 1 Bijlage 24 (Julianaboom 1 Kilder) bij deze regels geldt dat als bestaande oppervlakte aan bijgebouwen wordt aangemerkt, de oppervlakte zoals deze in die afbeelding 1 bij die woning staat aangeven;

  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen- agrarisch medegebruik' mag de totale oppervlakte aan bijgebouwen ten behoeve van het agrarisch medegebruik (inclusief de bij de woning behorende bijgebouwen) niet meer bedragen dan 250 m², waarbij het gestelde in sub b van overeenkomstige toepassing is met dien verstande dat ten behoeve van het agrarisch medegebruik een goothoogte is toegestaan van maximaal 4,5 m;
  • e. indien de bestaande oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – agrarisch medegebruik' groter is dan 250 m², is maximaal de bestaande oppervlakte toegestaan, waarbij geen vergroting van de oppervlakte, goot- en bouwhoogte en wijziging van de situering van de bestaande bijgebouwen mag plaatsvinden;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – groot bijgebouw' (Geulecampweg 4 Didam) is een bijgebouw met een oppervlakte van maximaal 216 m², een goothoogte van maximaal 4 m en een bouwhoogte van maximaal 6 m toegestaan, onverminderd het bepaalde in sub c;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - cultureel medegebruik' is (exclusief de bij de woning behorende en toegestane oppervlakte aan bijgebouwen) 1 bijgebouw ten behoeve van de bouw van voertuigen voor sociaal culturele activiteiten toegestaan met een maximale oppervlakte van 250 m², waarbij het gestelde onder b van overeenkomstige toepassing is, met dien verstande dat ten behoeve van cultureel medegebruik een goothoogte van maximaal 4,5 meter is toegestaan;
  • h. (-)
  • i. (-)
  • j. (-)
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - sport' is (exclusief de bij de woning behorende en toegestane oppervlakte aan bijgebouwen) 100 m² aan bijgebouwen toegestaan ten behoeve van de paardensport, waarbij het gestelde in sub b van overeenkomstige toepassing is;
  • l. niet-inpandige bijgebouwen dienen ten minste 3 m achter de voorgevel van de woning of het verlengde daarvan gebouwd te worden, tenzij:
    • 1. sprake is van herbouw overeenkomstig het bepaalde in lid c en e;
    • 2. een specifieke aanduiding voor het bijgebouw is opgenomen;
    • 3. in geval van een functieveranderingslocatie het bijgebouw overeenkomstig Bijlage 7 op een afwijkende locatie is gesitueerd, in welk geval het bijgebouw uitsluitend op die afwijkende locatie mag worden gesitueerd;
  • m. indien gebruik is gemaakt van de regeling zoals vermeld onder 27.3 onder c, wordt als bestaande oppervlakte aan bijgebouwen aangemerkt, die oppervlakte die blijkens de verleende omgevingsvergunning aanwezig is;
  • n. in afwijking van het bepaalde in sub a is een grotere oppervlakte dan 100 m² aan bijgebouwen toegestaan voor zover overeenkomstig Bijlage 7 bij deze regels, gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing met dien verstande dat oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte, en situering van die bebouwing niet mag worden gewijzigd;
  • o. indien bijgebouwen (inpandig) binnen het hoofdgebouw worden ondergebracht gelden de goot- en bouwhoogte als genoemd in lid 27.2.2 sub c als maximaal toegestaan.

Met de wijzigingsplannen welke voorzien in een bestemming 'wonen' is per adres het navolgende geregeld:

  • 1. ter plaatse van de Vinkwijkseweg 23 te Zeddam
    • a. het bepaalde in artikel 27.2.3 sub n wordt op de volgende wijze aangevuld:
      een grotere oppervlakte aan bijgebouwen is toegestaan dan 100 m² voor zover overeenkomstig de erfinrichtingsschets zoals opgenomen onder 2.1 in Bijlage 4 toelichting (specifieke regels wijzigingsplannen) gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing met dien verstande dat oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte en situering van die bebouwing niet mag worden gewijzigd.
27.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de maatvoering van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven met dien verstande dat ter plaatse van een nieuwe woning op een functieveranderingslocatie naar wonen zoals opgenomen in Bijlage 7 bij deze regels of in een wijziging als bedoeld onder artikel 1 sub csa, geen bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegestaan, met uitzondering van overkappingen aan de woning en bijgebouwen;

Functie van het bouwwerk   Bouwhoogte (m)   Toegestane oppervlakte (m²)  
Erf- en terreinafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van de woning   2   -  
Overige erf- en terreinafscheidingen   1   -  
Overkappingen aan de woning   3**   50*  
Vrijstaande overkappingen en pergola's, uitsluitend achter de voorgevel van de woning, en overkappingen aan bijgebouwen   3***   50*  
Maximaal 1 hooiberg/hooimijt, uitsluitend minimaal 3 meter achter de voorgevel van de woning   10   40  
GSM/UMTS-mast met bijbehorende voorzieningen in de vorm van afscheidingen e.d. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie'   bestaand   -  
Bouwwerken voor duurzame energieopwekking door middel van zonnepanelen via een grondopstelling ****   1,8    
Andere niet eerdergenoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend achter de voorgevel van de woning   10   -  
Afscheiding van een paardenbak   1,5   -  

*Overkappingen als onderdeel van het dakvlak van de woning of een bijgebouw worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen;

Overkappingen als onderdeel van een horizontale doortrekking van het dak buiten de buitenwerkse gevelvlakken, worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen voor zover deze geen steun vinden op palen of andere constructieve bouwdelen, dan wel deze zich bevinden op maximaal 2 meter uit het buitenwerks gevelvlak;

**Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een woning;

***Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een bijgebouw;

****Mits de omvang van de opstelling c.q. installatie niet groter is dan noodzakelijk om te voorzien in de energiebehoefte van het perceel en mits voorzien van landschappelijke inpassing door middel van streekeigen beplanting.

27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 27.2 onder 27.2.2 sub a ten behoeve van het herbouwen van een woning op een andere locatie dan de bestaande locatie, mits:
    • 1. wordt voldaan aan het bepaalde in lid 27.2 sub 27.2.2 onder b en c;
    • 2. de (agrarische) functie van aangrenzende, niet bij de woning behorende gronden en bebouwing niet onevenredig wordt belemmerd;
    • 3. op geen van de gevels van de woning, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg de ter plaatse toegestane grenswaarden bij of krachtens de Wet geluidhinder overschrijdt;
    • 4. vaststaat dat de bestaande woning wordt gesloopt binnen drie maanden na oplevering/gereedkomen van de nieuwe woning;
    • 5. de externe veiligheid wordt gewaarborgd;
    • 6. de woning landschappelijk wordt ingepast;
    • 7. het geen woning betreft welke onderdeel uitmaakt van een functieveranderingslocatie naar wonen, zoals opgenomen in Bijlage 7 of in een wijziging als bedoeld onder artikel 1 csa;
  • b. lid 27.2 onder 27.2.2 sub b ten behoeve van het vergroten van de woning met de inhoud van de aangrenzende deel, mits het aantal woningen niet toeneemt en mits in voorkomend geval niet voorzien van de aanduiding 'bijgebouwen uitsluitend inpandig toegestaan' (sba-bui);
  • c. lid 27.2 onder 27.2.3 sub a en d ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen tot een gezamenlijke oppervlakte van 50% van de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen, die voorkomt op de bij de betreffende woning behorende gronden tot een maximum van 400 m², en, in geval van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen-agrarisch medegebruik' 500 m², mits:
    • 1. wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 27.2 onder 27.2.3 sub b, l en m;
    • 2. in geval van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-agrarisch medegebruik' de goothoogte niet meer bedraagt dan 4,5 meter;
    • 3. geen sprake is van een functieveranderingslocatie zoals opgenomen in Bijlage 7 bij deze regels;
  • d. lid 27.2 onder 27.2.3 sub d en e ten behoeve van een eenmalige uitbreiding van de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen voor het agrarisch medegebruik met maximaal 200 m² , met dien verstande dat:
    • 1. de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen voor het agrarisch medegebruik ten minste 100 m² bedraagt en de totale oppervlakte niet meer dan 362 m² bedraagt;
    • 2. de uitbreiding niet tot gevolg heeft dat sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
    • 3. de goot- en bouwhoogte maximaal 4,5 resp. 6 meter bedraagt tenzij sprake is van uitbreiding van een bestaand gebouw waarvan de bestaande goot- en bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval maximaal die bestaande hoogte is toegestaan;
    • 4. de uitbreiding ten minste 3 meter achter de voorgevel van de woning of het verlengde daarvan wordt gebouwd;
    • 5. hiervan geen gebruik kan worden gemaakt voor zover toepassing is gegeven aan het bepaalde in 27.3 onder c;
  • e. lid 27.2 onder 27.2.3 sub l ten behoeve van het oprichten van bijgebouwen vóór (het verlengde van) de voorgevel van de woning (niet zijnde een woning op een functieveranderingslocatie) dan wel binnen een afstand van 3 meter tot (het verlengde van) de voorgevel, mits het bijgebouw zich bevindt op ten minste 25 meter afstand uit het hart van de weg;
  • f. lid 27.2 onder 27.2.2 sub c ten behoeve van het vergroten van de goothoogte van één der zijden van de woning tot maximaal 6 m;
  • g. lid 27.2 onder 27.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen tot een bouwhoogte van 2 m tot aan en voor de voorgevelrooilijn van de woning en tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn van de woning, mits:
    • 1. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen, en
    • 2. daardoor geen ondoorzichtige afscheidingen ontstaan;
    • 3. het geen woning betreft welke in het kader van functieverandering is of kan worden gebouwd;
  • h. lid 27.2 onder 27.2.4 ten behoeve van van het vergroten van de oppervlakte aan overkappingen ter uitvoering van het plan zoals opgenomen in Bijlage 14 (Linthorsterstraat 3 & 5) bij deze regels, mits de daarin opgenomen oppervlakte aan overkappingen niet wordt vergroot;
  • i. lid 27.2 onder 27.2.4 ten behoeve van het bouwen van maximaal één mini-windturbine op het dak van een woning of bijgebouw, mits:
    • 1. de mini-windturbine wordt geplaatst op een minimale hoogte van 6 meter boven peil;
    • 2. niet gebouwd op een monument of gebouwd op een nieuwe woning op een functieveranderingslocatie naar wonen overeenkomstig Bijlage 7 bij de regels of zoals opgenomen in een wijziging als bedoeld onder artikel 1 csa;
    • 3. het hoogste punt van de mini-windturbine niet meer dan 5 meter uitstijgt boven de bouwhoogte van het dak waarop de mini-windturbine gebouwd is;
    • 4. is aangetoond dat er geen sprake is van hinder voor de omgeving (geluid en schittering als gevolg van weerkaatsend zonlicht op de mini-windturbine of onderdelen daarvan, dan wel schade of gevaarlijke situaties door losrakende onderdelen).
27.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van woningen ten behoeve van een zelfstandige inwoningsituatie op adressen welke niet zijn genoemd in lid 27.1 sub h;
  • b. het gebruik van gedeelten van de woning of een bijgebouw voor de uitoefening van een beroep aan huis indien:
    • 1. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroepsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximum van 50 m², dan wel meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. buitenopslag plaatsvindt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
  • c. het gebruik ten behoeve van bedrijf aan huis of een streekproductenwinkel aan huis;
  • d. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  • e. het gebruik van het bijgebouw voor sociaal - culturele activiteiten voor zover:
    • 1. dat gebruik plaatsvindt in een aaneengesloten periode van langer dan 6 maanden per kalenderjaar;
    • 2. het gebruik mede betreft een gebruik voor het houden van feesten en partijen en andere horeca-gerelateerde activiteiten;
    • 3. het gebruik mede betreft een gebruik als nachtverblijf;
    • 4. het gebruik leidt tot onveilige situaties;

ea. het gebruik van het gebouw ter plaatse van de aanduiding 'sw-cm' als regulier bijgebouw bij de woning voor zover niet kan worden aangetoond dat aan een gebruik van het gebouw voor de bouw van praalwagens geen behoefte bestaat;

  • f. het niet (blijvend) voorzien in de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschapsplan fase 1, zoals opgenomen in Bijlage 15 bij de regels binnen 1,5 jaar na het gereedkomen van de woning B, zoals opgenomen in 27.2.2 sub a3 van deze regels resp. Bijlage 14 van de regels, doch uiterlijk binnen 2,5 jaar na de start van de bouw daarvan;
  • g. het niet (blijvend) voorzien in de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschapsplan fase 2, zoals opgenomen in Bijlage 15 bij de regels binnen 1 jaar na het gereedkomen van woning D, zoals opgenomen in 27.2.2 sub a3 van deze regels resp. Bijlage 14 van de regels, doch uiterlijk binnen 2 jaar na de start van de bouw daarvan;
  • h. het niet verwijderen en blijvend verwijderd houden van de bestaande woning en de te slopen bijgebouwen op de locatie Zuider Markweg 34 te Beek (zoals opgenomen in Bijlage 18 bij deze regels) binnen 3 maanden na het gereedkomen van de nieuwe woning, alsmede het niet binnen deze termijn inrichten van gronden voor een agrarisch gebruik voor zover deze voorheen tot 'wonen' bestemde gronden in de nieuwe situatie buiten het bestemmingsvlak 'wonen' zijn komen te vallen;
  • i. het niet (blijvend) voorzien in de landschappelijke inpassing en versterking overeenkomstig het landschapsplan 'bouw woning Zuider Markweg 34 Beek zoals opgenomen in Bijlage 19 bij deze regels binnen 1,5 jaar na inwerkingtreding van de omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van de woning op deze locatie;
  • j. het niet (blijvend) voorzien in de landschappelijke inpassing/versterking en de centrale erfverharding binnen het gebied zoals dat in Bijlage 23 (Greffelkampseweg 58 Didam) bij deze regels met een rood kader is opgenomen, een en ander binnen 1,5 jaar na de start van de bouwwerkzaamheden voor de nieuwe woning of de bijgebouwen, hetgeen als voorwaardelijke verplichting in de omgevingsvergunning wordt opgenomen;
  • k. het niet (blijvend) voorzien in de landschappelijke erfinrichting en centrale erfverharding binnen de afzonderlijke blauwe kaders zoals die op afbeelding 1 in Bijlage 24 (Julianaboom 1 Kilder) bij deze regels zijn weergegeven, een en ander binnen 1,5 jaar na start van de bouwwerkzaamheden binnen die afzonderlijke kaders, hetgeen als voorwaardelijke verplichting in de omgevingsvergunning wordt opgenomen;
  • l. het niet (blijvend) voorzien in de landschappelijke erfinrichting en centrale erfverharding binnen het gebied zoals dat op afbeelding 1 in Bijlage 25 (Bosstraat 57 Didam) met een geel kader is opgenomen, een en ander binnen 1,5 jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • m. het gebruik van gronden en/of bijgebouwen voor het meer dan hobbymatig houden van geiten, tenzij sprake is van een bestaand op grond van de bestemming toegestaan gebruik in welk geval het aantal geiten niet mag toenemen.

Met de wijzigingsplannen welke voorzien in een bestemming 'wonen' is per adres het navolgende geregeld:

  • 1. ter plaatse van de Kollenburg 2 (voorheen 6) te Didam
    • a. in aanvulling op het bepaalde in artikel 27 (wonen), lid 27.4 (specifieke gebruiksregels) van het bestemmingsplan 'Buitengebied' wordt eveneens als een strijdig gebruik met de bestemming 'wonen' aangemerkt:
      • het niet (blijvend) voorzien in de landschappelijke inpassing en het (verharde) erf overeenkomstig het gebied voorzien van het rode kader zoals opgenomen op de tekening 'landschappelijke inpassing Kollenburgweg 2 Didam' onder 4.2 Bijlage 4 toelichting (specifieke regels wijzigingsplannen) binnen één jaar na het onherroepelijk worden van het wijzigingsplan (13 juli 2017);
  • 2. ter plaatse van de Holthuizerstraat 20 te Didam
    • a. in aanvulling op het bepaalde in artikel 27 (wonen), lid 27.4 (specifieke gebruiksregels) eveneens als een strijdig gebruik met de bestemming wordt aangemerkt:
      • het niet voorzien in de landschappelijke inpassing op gronden met de bestemming 'wonen' overeenkomstig erfinrichtingsschets Holthuizerstraat 20 zoals opgenomen onder 4.3 Bijlage 4 toelichting (specifieke regels wijzigingsplannen) binnen 1,5 jaar na het onherroepelijk worden van dit plan (16 augustus 2018) dan wel het niet duurzaam in stand houden daarvan na realisatie.
  • 3. ter plaatse van de Koningsweg 17 te Didam
    • a. in aanvulling op het bepaalde in artikel 27 (wonen), lid 27.4 (specifieke gebruiksregels) van de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' eveneens als een strijdig gebruik met de bestemming 'wonen' wordt aangemerkt:
      • het niet (blijvend) voorzien in de landschappelijke inpassing overeenkomstig het erfinrichtingsplan zoals opgenomen onder 4.4 Bijlage 4 toelichting (specifieke regels wijzigingsplannen) binnen één jaar na de start van de bouw van het bijgebouw;
      • het niet verwijderen en blijvend (verwijderd) houden van de bijgebouwen zoals aangeduid met een rode pijl onder 4.4 (bijgebouwen) Bijlage 4 toelichting (specifieke regels wijzigingsplannen) binnen 3 maanden na het gereed komen van het nieuwe bijgebouw;
      • een voortgezet gebruik van de aanbouw aan de woning zoals aangeduid met een blauwe pijl onder 4.4 (bijgebouwen) Bijlage 4 toelichting (specifieke regels wijzigingsplannen) na het gereedkomen van het nieuwe bijgebouw.
  • 4. ter plaatse van de Melkweg 1 te Beek
    • a. in aanvulling op het bepaalde in artikel 27 (wonen), lid 27.4 (specifieke gebruiksregels) eveneens als een strijdig gebruik met de bestemming 'wonen' wordt aangemerkt:
      • het niet realiseren van de landschappelijke inpassing op gronden met de bestemming 'wonen' overeenkomstig 'Erfinrichtingsschets + beplantingsplan Melkweg 1 te Beek' zoals opgenomen onder 5.1 Bijlage 4 toelichting (specifieke regels wijzigingsplannen) binnen 1,5 jaar na het onherroepelijk worden van dit plan (9 april 2020) dan wel het niet duurzaam in stand houden daarvan na realisatie;
      • het niet duurzaam instand houden van gerealiseerde groenelementen en houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'g';
  • 5. ter plaatse van de Kerkhuisstraat 6 te Beek
    • a. in aanvulling op het bepaalde in artikel 27 (wonen), lid 27.4 (specifieke gebruiksregels) eveneens als een strijdig gebruik met de bestemming 'wonen' wordt aangemerkt:
      • het niet (blijvend) voorzien in de landschappelijke inpassing overeenkomstig 'Landschappelijke inpassing Kerkhuisstraat 6 te Beek' zoals opgenomen onder 5.2 Bijlage 4 toelichting (specifieke regels wijzigingsplannen) binnen één jaar na het in werking treden van dit plan (23 juli 2020);
  • 6. ter plaatse van de Steegseweg 26 te Beek
    • a. in aanvulling op het bepaalde in artikel 27 (wonen), lid 27.4 (specifieke gebruiksregels) eveneens als een strijdig gebruik met de bestemming 'wonen' wordt aangemerkt:
      • het niet realiseren van de landschappelijke inpassing overeenkomstig 'Landschappelijke inpassing Steegseweg 26 te Beek' zoals opgenomen onder 5.3 Bijlage 4 toelichting (specifieke regels wijzigingsplannen) binnen 1,5 jaar na de start van de bouw van het woongebouw binnen het plangebied, alsmede het niet duurzaam instandhouden daarvan na realisatie;
      • het niet duurzaam instand houden van gerealiseerde groenelementen en houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'g';
  • 7. ter plaatse van de Tatelaarweg 32 te Didam
    • a. in aanvulling op het bepaalde in artikel 27 'wonen', lid 27.4 (specifieke gebruiksregels) eveneens als een strijdig gebruik met de bestemming 'wonen' wordt aangemerkt:
      • het niet voorzien in de landschappelijke inpassing en de centrale erfverharding overeenkomstig 'Schetsboek Tatelaarweg 32 Didam (23 mei 2019)' zoals opgenomen onder 6.2 Bijlage 4 toelichting (specifieke regels wijzigingsplannen) binnen 1,5 jaar na de start van de bouw van het woongebouw binnen het plangebied, alsmede het niet duurzaam instandhouden daarvan na realisatie;
      • het niet duurzaam instand houden van gerealiseerde groenelementen en houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'g'.
27.5 Afwijken van de gebruiksregels
27.5.1 Zelfstandige inwoningsituatie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.4 sub a ten behoeve van het toestaan van een zelfstandige inwoningsituatie, op adressen welke niet zijn genoemd in lid 27.1 sub h, mits aangetoond dat wordt voldaan aan de bouwtechnische voorwaarden.

27.5.2 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.4 sub c ten behoeve van het vestigen van een bedrijf aan huis, mits:

  • a. het betreft beroeps- en bedrijfsactiviteiten die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 2 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn aangeduid als categorie 1 en 2, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. het bedrijf aan huis (binnen de bebouwing) wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
  • c. de beroepsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen en tot een maximum van 50 m2;
  • d. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • e. er geen onevenredige vergroting van de verkeersdruk optreedt en parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • f. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten;
  • g. het betreffende bedrijf aan huis geen belemmering mag opleveren voor de omliggende functies;
  • h. een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd is op de betreffende locatie van het bedrijf aan huis;
  • i. het geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit.
27.5.3 Streekproductenwinkel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.4 sub c ten behoeve van het vestigen van een streekproductenwinkel aan huis, mits:

  • a. de behoefte aan een dergelijke voorziening in de omgeving wordt aangetoond en tevens wordt aangetoond dat een dergelijke voorziening binnen een straal van 1 km van de betreffende woning nog niet aanwezig is;
  • b. de streekproductenwinkel wordt uitgeoefend binnen de bebouwing én door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
  • c. de beroepsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen en tot een maximum van 50 m2;
  • d. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • e. horeca uitsluitend ondergeschikt aan de streekproductenwinkel is toegestaan;
  • f. er geen onevenredige vergroting van de verkeersdruk optreedt en parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • g. er geen sprake is van reclame-uitingen die het landelijk karakter van de omgeving onevenredig aantasten;
  • h. de streekproductenwinkel geen belemmeringen oplevert voor omliggende functies;
  • i. een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd is op de betreffende locatie van de streekproductenwinkel.
27.6 Wijzigingsbevoegdheid
27.6.1 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het splitsen van een bestaande woning in twee zelfstandige woningen, mits:

  • a. de bestaande woning, dan wel de bestaande woning met de aangrenzende deel (als onderdeel van het hoofdgebouw) exclusief vergunningvrije aan- en of uitbouwen, een inhoud heeft die meer bedraagt dan 1.000 m³, en als gevolg van de woningsplitsing twee naar inhoud gelijkwaardige woningen ontstaan, dan wel twee woningen die ruimtelijk of bouwtechnisch een duidelijk gescheiden eenheid vormen;
  • b. er planologisch niet meer dan twee zelfstandige woningen ontstaan;
  • c. omliggende (agrarische) bedrijvigheid door de woningsplitsing niet in de bedrijfsvoering wordt belemmerd;
  • d. uit onderzoek is gebleken dat sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat voor wat betreft het aspect geur;
  • e. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat kan worden voldaan aan het gestelde bij of krachtens de Wet geluidhinder ten aanzien van de geluidsbelasting op de gevel van de gesplitste woningen;
  • f. uit bodemonderzoek en archeologisch onderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik, dan wel geschikt kan worden gemaakt;
  • g. er niet eerder woningsplitsing heeft plaatsgevonden;
  • h. de locatie niet is gelegen binnen een indicatieve magneetveldzone, dan wel onderzoek heeft uitgewezen dat de locatie niet is gelegen binnen de specifieke magneetveldzone;
  • i. de externe veiligheid is gewaarborgd;
  • j. de oppervlakte aan bijgebouwen naar evenredigheid wordt verdeeld.
27.6.2 Agrarisch medegebruik

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – agrarisch medegebruik' buiten de gebieden die zijn aangeduid als 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied', mits:

  • a. aangetoond is dat er sprake is van een agrarische nevenactiviteit in de vorm van het houden van vee (niet zijnde geiten) met een omvang van tenminste 10 tot maximaal 40 nge. In geval van graasdieren dient er sprake te zijn van tenminste 5 nge;
  • b. de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen – agrarisch medegebruik' niet is gelegen binnen een afstand van 50 m vanaf een bouwvlak of bestemmingsvlak van derden, waarbinnen een gevoelige bestemming is of kan worden gerealiseerd;
  • c. de functie van de aangrenzende gronden en bebouwing niet onevenredig wordt belemmerd;
  • d. indien de locatie is gelegen binnen het gebied met de aanduiding 'Overige zone - GO-EVZ', de wijziging aantoonbaar in overeenstemming dient te zijn met het beleid voor de ecologische verbindingszone;
  • e. de verwezenlijking en de continuïteit op langere termijn in voldoende mate is aangetoond en verzekerd, eventueel te beoordelen door een door burgemeester en wethouders aan te wijzen agrarisch deskundige;
  • f. landschappelijke inpassing plaatsvindt;
  • g. geen sprake is van een functieveranderingslocatie.
27.6.3 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die gevallen als genoemd in Artikel 43.

27.6.4 Wonen met bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het toestaan van nevengeschikte bedrijfsactiviteiten door het opnemen van de nadere aanduiding 'bedrijf', met dien verstande dat:

  • a. ten minste 600 m² aan gebouwen (exclusief woning) aanwezig is;
  • b. de werkfunctie geen grotere omvang heeft dan 200 m²;
  • c. sprake is van een bedrijfsactiviteiten in maximaal milieucategorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels, dan wel bedrijfsactiviteiten welke naar aard, omvang en gevolgen voor de omgeving daarmee gelijk kunnen worden gesteld;
  • d. de functie wordt uitgeoefend binnen de bestaande gebouwen met dien verstande dat de oppervlakte en de inhoud van de gebouwen niet mag worden vergroot;
  • e. het bestemmingsvlak is gelegen op een afstand van ten minste 30 meter uit de rand van het bestemmingsvlak van derden, waarbinnen een gevoelige functie aanwezig of mogelijk is, en met dien verstande dat het bestemmingsvlak in vorm en omvang niet wordt gewijzigd;
  • f. de oppervlakte aan gebouwen in de nieuwe situatie met ten minste 50% is gereduceerd (tenzij gebruik wordt gemaakt van de bestaande monumentale gebouwen) en met dien verstande dat 100 m² aanwezig dient te blijven als bijgebouw bij de woning*;
  • g. de volgende bedrijven of bedrijfsactiviteiten niet zijn toegestaan:
      • bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen dan wel gevaarlijke of explosieve stoffen of producten opslaan als onderdeel van de bedrijfsvoering;
      • auto- of motorreparatiebedrijven of daarmee gelijk te stellen bedrijven (hieronder wordt niet verstaan de reparatie en handel van landbouwmachines en landbouwvoertuigen);
      • vervoersbedrijven;
      • seksinrichtingen;
      • horeca en detailhandel (tenzij aan de bedrijfsactiviteit ondergeschikte detailhandel in de vorm van ter plaatse vervaardigde goederen/producten en streekeigen producten;
      • recreatie;
      • zorgfuncties die zich qua leefomgeving niet verenigen met de omgevingsfactoren;
      • buitenopslag;
  • h. uit onderzoek is gebleken dat er sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat voor wat betreft het aspect geur, tenzij geen sprake is van een gevoelige functie;
  • i. wordt voldaan aan de normstelling in het kader van de externe veiligheid;
  • j. een bedrijf niet is toegestaan binnen de indicatieve magneetveldzone van een hoogspanningsleiding;
  • k. in geval van de aanduiding 'agrarisch-medegebruik' deze aanduiding komt te vervallen.

* (Voormalige of vrijgekomen) gebouwen die worden gebruikt ten behoeve van de bouw van praalwagens voor sociaal-culturele activiteiten worden niet meegeteld in de bestaande oppervlakte aan gebouwen waarover de sloopreductie wordt bepaald voor zover de specifieke behoefte daaraan wordt aangetoond en deze bedrijfsbebouwing gedurende een periode van ten minste 10 jaar voor dit gebruik beschikbaar wordt gesteld.

Artikel 28 Wonen - Landhuis

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Landhuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. per woning een beroep aan huis of het bestaande bedrijf aan huis;
  • c. bed and breakfast;
  • d. groen,

met daaraan ondergeschikt:

  • e. extensieve dagrecreatie;

met de daarbij behorende:

  • f. terreinen;
  • g. tuinen en erven;
  • h. ontsluitingen, inritten, wegen en paden;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. water;
  • k. maximaal 1 paardenbak per landhuis.
28.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:
    • 1. het aantal woningen in het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3;
    • 2. de inhoud mag niet meer bedragen dan 2.000 m³;
    • 3. de bouwhoogte mag niet minder dan 9 m en niet meer dan 11 m bedragen;
    • 4. de dakhelling mag niet meer bedragen dan 30 graden;

  • b. Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
    • 2. de totale oppervlakte aan bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 300 m²;

  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de maatvoering niet meer mag bedragen dan aangegeven in de onderstaande tabel:

Functie van het bouwwerk   Bouwhoogte (m)   Toegestane oppervlakte (m²)  
Erf- en terreinafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw   2   -  
Overige erf- en terreinafscheidingen   1   -  
Verbindende muur   2,5   -  
Overkappingen en pergola's aan het hoofdgebouw   3**   50*  
Vrijstaande overkappingen en pergola's, uitsluitend achter de voorgevel van het hoofdgebouw, en overkappingen aan bijgebouwen   3***   50*  
Maximaal 1 hooiberg, uitsluitend minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw   10   40  
Bouwwerken voor duurzame energie opwekking door middel van zonnepanelen via een grondopstelling   1,8   -  
Andere niet eerdergenoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend achter de voorgevel van het hoofdgebouw   10   -  
Afscheiding van een paardenbak   1,5   -  

*Overkappingen als onderdeel van het dakvlak van het hoofdgebouw of een bijgebouw worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen;

Overkappingen als onderdeel van een horizontale doortrekking van het dak buiten de buitenwerkse gevelvlakken, worden niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan overkappingen voor zover deze geen steun vinden op palen of andere constructieve bouwdelen dan wel deze zich bevinden op maximaal 2 meter uit het buitenwerks gevelvlak;

**Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een hoofdgebouw;

***Deze maximale hoogte is niet van toepassing voor overkappingen welke onderdeel uitmaken van het dak of dakvlak van een bijgebouw.

28.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van woningen ten behoeve van een zelfstandige inwoningsituatie;
  • b. het gebruik van gedeelten van de gebouwen voor de uitoefening van een beroep aan huis indien:
    • 1. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroepsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximum van 50 m², dan wel meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. buitenopslag plaatsvindt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
  • c. het gebruik ten behoeve van bedrijf aan huis;
  • d. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning.
28.4 Afwijken van de gebruiksregels
28.4.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.3 sub c ten behoeve van het vestigen van een bedrijf aan huis, mits:

  • a. het betreft beroeps- en bedrijfsactiviteiten die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 2 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn aangeduid als categorie 1 en 2, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. het bedrijf aan huis (binnen de bebouwing) wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
  • c. de beroepsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen, en tot een maximum van 50 m2;
  • d. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • e. er geen onevenredige vergroting van de verkeersdruk optreedt en parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • f. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten;
  • g. het betreffende bedrijf aan huis geen belemmering mag opleveren voor de omliggende functies;
  • h. een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd is op de betreffende locatie van het bedrijf aan huis;
  • i. het geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit.

Artikel 29 Wonen - Woongebouw

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. het instandhouden van de groenvoorzieningen en houtopstanden, ter plaatse van de aanduiding 'groen';

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen;
  • d. erven en terreinen met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'sw-ve' (verbijzondering erf) de gronden niet dienen te worden aangemerkt als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht;
  • e. ontsluitingen/inritten.
29.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van woongebouwen gelden de volgende regels:

1. indien een bouwvlak is aangegeven dienen de woongebouwen binnen het bouwvlak gebouwd te worden;

2. indien geen bouwvlak is aangegeven wordt het bestemmingsvlak gelijk gesteld met het bouwvlak;

2a. het woongebouw dient te zijn gesitueerd overeenkomstig de in Bijlage 7 opgenomen erfinrichtingsschets;

2b. het bouwen van een woongebouw als bedoeld onder 2a is niet eerder toegestaan dan nadat is voldaan aan de sloopverplichting overeenkomstig de erfinrichtingschets zoals opgenomen in Bijlage 7 bij deze regels;

3. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' is uitsluitend het aangegeven aantal wooneenheden toegestaan;

4. de inhoud van een wooneenheid, niet zijnde een wooneenheid ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding – bestaand woongebouw', 'specifieke bouwaanduiding – woongebouw Luijnhorststraat 16' en specifieke bouwaanduiding - woongebouw Berkenlaan 2-4', bedraagt maximaal 400 m³, dan wel maximaal de bestaande inhoud tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

5. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal respectievelijk 3,5 m en 9 m;

5a. de dakvlak-gevelverhouding bedraagt niet minder dan 1:1 en de dakhelling bedraagt minimaal 30 en maximaal 50 graden;

6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bestaand woongebouw' geldt dat het bestaande gebouw als woongebouw is toegestaan met dien verstande dat het aantal wooneenheden, inhoud, goot- en bouwhoogte niet mogen worden gewijzigd;

7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – woongebouw Luijnhorststraat 16' zijn de wooneenheden toegestaan, zoals aanwezig ten tijde van het inwerkingtreden van het plan, met dien verstande dat inhoud, goot- en bouwhoogte niet mogen worden gewijzigd;

8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woongebouw Berkenlaan 2-4' geldt dat voor zover is voldaan aan de sloopverplichting als bedoeld onder 2b het aldan resterende gebouw als woongebouw is toegestaan met dien verstande dat de goothoogte aan één zijde, de bouwhoogte en de oppervlakte niet mogen worden gewijzigd.

  • b. Voor het bouwen van (inpandige) bijgebouwen bij wooneenheden gelden de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte mag per wooneenheid niet meer bedragen dan 50 m²;
    • 2. bijgebouwen dienen inpandig in het woongebouw te worden opgericht, waarbij de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan de goot- en bouwhoogte van het woongebouw. Ter plaatse van de aanduiding 'bg' (bijgebouw) is uitsluitend een bijgebouw toegestaan;
    • 3. (-)
    • 4. (-)
    • 5. (-)
    • 6. in afwijking van sub 2 dienen bijgebouwen in een nieuw gezamenlijk bijgebouw per woongebouw of per meerdere woongebouwen te worden opgericht voor zover:
      • dit op de erfinrichtingschets voor de nieuwe situatie op de betreffende locatie, zoals opgenomen in Bijlage 7 bij deze regels, staat aangegeven;
      • de goot- en bouwhoogte van het gezamenlijk bijgebouw niet meer bedraagt dan 3 m resp. 6 m;
    • 7. in afwijking van het bepaalde in sub 1 is een grotere oppervlakte dan 50 m² aan bijgebouw per wooneenheid toegestaan voor zover overeenkomstig de inrichtingsschets zoals opgenomen in Bijlage 7 bij deze regels, gebruik wordt gemaakt van een bestaand gebouw in welk geval de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte, en situering van dat gebouw niet mag worden gewijzigd;
    • 8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-bijgebouw bestaand woongebouw' is naast de inpandige berging in het bestaande woongebouw, tevens het bestaande niet-inpandige bijgebouw toegestaan in maximaal de bestaande oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte.

  • c. Het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde is met uitzondering van overkappingen als onderdeel van het dak of dakvlak van het woongebouw, niet toegestaan. Overkappingen als onderdeel van een horizontale doortrekking van het dak buiten de buitenwerkse gevelvlakken, zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze geen steun vinden op palen of andere constructieve bouwdelen, dan wel deze zich bevinden op maximaal 2 meter uit het buitenwerks gevelvlak.

Met de wijzigingsplannen welke voorzien in een bestemming 'Wonen - Woongebouw' is per adres het navolgende geregeld:

  • 1. ter plaatse van het adres Melderstraat 23 in Didam zijn bijgebouwen (in aanvulling op lid 29.2 sub b) uitsluitend inpandig toegestaan;
  • 2. ter plaatse van het adres St. Isidorusstraat 15 in Stokkum bedraagt (in aanvulling op het bepaalde in lid 29.2 onder a4) de gezamenlijke oppervlakte van de woongebouwen (inclusief maximaal 120 m² inpandige bijgebouwen) maximaal 317 m²;
  • 3. ter plaatse van het adres Kollenburgweg 6 in Didam bedraagt (in aanvulling op het bepaalde in lid 29.2 onder a4) de gezamenlijke oppervlakte van de woongebouwen (inclusief maximaal 300 m² inpandige bijgebouwen) maximaal 848 m²;
  • 4. ter plaatse van het adres Kollenburgweg nabij nr. 3 in Didam:
    • a. bedraagt (in aanvulling op het bepaalde in lid 29.2 onder a4) de gezamenlijke oppervlakte van het woongebouw (inclusief maximaal 100 m² bijgebouwen inpandig in het woongebouw en/of in één gezamenlijk bijgebouw) maximaal 400 m²;
    • b. mogen (in aanvulling op lid 29.2 sub b) bijgebouwen per wooneenheid inpandig in het woongebouw en/of in één gezamenlijk bijgebouw worden opgericht, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' het bouwen van bijgebouwen niet is toegestaan;
  • 5. ter plaatse van het adres Fluunseweg 14 in Didam bedraagt (in aanvulling op het bepaalde in lid 29.2 onder a4) de gezamenlijke oppervlakte van de woongebouwen (inclusief maximaal 300 m² inpandige bijgebouwen) maximaal 803,5 m²;
  • 6. ter plaatse van het adres Holthuizerstraat 20 in Didam
    • a. bedraagt (in aanvulling op het bepaalde in lid 29.2 onder a4) de gezamenlijke oppervlakte van de woongebouwen (inclusief maximaal 100 m² inpandige bijgebouwen) maximaal 400 m².
    • b. daar waar in deze regels wordt gesproken van Bijlage 7 (erfinrichtingsschetsen) wordt in de plaats daarvan voor dit adres gelezen 'erfinrichtingschets Holthuizerstraat 20' zoals opgenomen onder 4.3 in Bijlage 4 toelichting;
  • 7. ter plaatse van het adres Melkweg 1 in Beek
    • a. daar waar in deze regels wordt gesproken van Bijlage 7 (erfinrichtingsschetsen) wordt in de plaats daarvan voor dit adres gelezen 'Erfinrichtingsschets + beplantingsplan Melkweg 1 te Beek' zoals opgenomen onder 5.1 in Bijlage 4 toelichting;
  • 8. ter plaatse van het adres Steegseweg 26 in Beek
    • a. daar waar in deze regels wordt gesproken van Bijlage 7 (erfinrichtingsschetsen) wordt in de plaats daarvan voor dit adres gelezen 'Landschappelijke inpassing Steegseweg 26 te Beek' zoals opgenomen onder 5.3 in Bijlage 4 toelichting;
  • 9. ter plaatse van de Tatelaarweg 32 te Didam
    • a. daar waar in deze regels wordt gesproken van Bijlage 7 (erfinrichtingsschetsen) wordt in de plaats daarvan voor dit adres gelezen 'Schetsboek Tatelaarweg 32 Didam (23 mei 2019)' bij de regels zoals opgenomen onder 6.2 in Bijlage 4 toelichting .
29.3 Afwijken van de bouwregels

(-)

29.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van wooneenheden ten behoeve van een zelfstandige inwoningsituatie;
  • b. (-)
  • c. het gebruik van (gedeelten van) woongebouwen en/of bijgebouwen voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis;
  • d. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  • e. het in gebruik nemen van de wooneenheid op de locatie Zeddamseweg 8 te Braamt zonder dat is aangetoond dat aan het op grond van het Bouwbesluit vereiste akoestisch binnenniveau wordt voldaan en zonder dat de daartoe benodigde maatregelen (geluidsisolerende of geluidswerende voorzieningen) zijn getroffen;
  • f. het niet blijvend verwijderen van de aanwezige te slopen bebouwing (binnen 3 maanden na het verlenen van de omgevingsvergunning voor het aanpassen van de voormalige woonboerderij Zeddamseweg 8 te Braamt ten behoeve van bewoning) voor zover deze bebouwing niet op de erfinrichtingschets voor de nieuwe situatie zoals weergegeven onder 19 van Bijlage 7 'Erfinrichtingschetsen functieveranderingsinitiatieven' staat weergegeven;
  • g. het niet (blijvend) voorzien in de landschappelijke inpassing binnen 1,5 jaar na het verlenen van de omgevingsvergunning voor het aanpassen van de voormalige woonboerderij Zeddamseweg 8 te Braamt ten behoeve van bewoning, zoals weergeven onder 19 van Bijlage 7 'Erinrichtingschetsen functieveranderingsinitiatieven' bij deze regels;
  • h. het niet (blijvend) voorzien in de landschappelijke inpassing/versterking en de centrale erfverharding binnen het gebied zoals dat in Bijlage 23 (Greffelkampseweg 58 Didam) bij deze regels met een blauw kader is opgenomen, een en ander binnen 1,5 jaar na de start van de bouwwerkzaamheden voor het nieuwe woongebouw, hetgeen als voorwaardelijke verplichting in de omgevingsvergunning wordt opgenomen;
  • i. i. het niet (blijvend) voorzien in de landschappelijke erfinrichting en centrale erfverharding binnen het gebied zoals dat op afbeelding 1 in Bijlage 24 (Julianaboom 1 Kilder) bij deze regels met een geel kader is opgenomen, een en ander binnen 1,5 jaar na start van de bouwwerkzaamheden voor het nieuwe woongebouw, hetgeen als voorwaardelijke verplichting in de omgevingsvergunning wordt opgenomen;
  • j. het niet (blijvend) voorzien in de landschappelijke erfinrichting en centrale erfverharding binnen het gebied zoals dat op afbeelding 1 in Bijlage 25 (Bosstraat 57 Didam) met een blauw kader is opgenomen, een en ander binnen 1,5 jaar na start van de bouwwerkzaamheden voor het nieuwe woongebouw, hetgeen als voorwaardelijke verplichting in de omgevingsvergunning wordt opgenomen.

Met de wijzigingsplannen welke voorzien in een bestemming 'wonen-woongebouw' is per adres het navolgende geregeld:

  • 1. ter plaatse van de Holthuizerstraat 20 in Didam
    • a. in aanvulling op het bepaalde in artikel 29 (wonen-woongebouw), lid 29.4 (specifieke gebruiksregels) van het bestemmingsplan 'Buitengebied' wordt eveneens als een strijdig gebruik met de bestemming aangemerkt:
      • het niet voorzien in de landschappelijke inpassing op gronden met de bestemming 'wonen-woongebouw' overeenkomstig de erfinrichtingsschets Holthuizerstraat 20 Didam onder 4.3 Bijlage 4 toelichting (specifieke regels wijzigingsplannen) binnen één jaar na het gereedkomen van het woongebouw doch in ieder geval binnen 2 jaar na de start van de bouw daarvan.
  • 2. ter plaatse van de Steegseweg 26 in Beek
    • a. in aanvulling op het bepaalde in artikel 29 (wonen-woongebouw), lid 29.4 (specifieke gebruiksregels) van het bestemmingsplan 'Buitengebied' wordt eveneens als een strijdig gebruik met de bestemming aangemerkt:
      • het niet realiseren van de landschappelijke inpassing op gronden met de bestemming 'wonen-woongebouw' overeenkomstig 'Landschappelijke inpassing Steegseweg 26 te Beek' onder 5.3 Bijlage 4 toelichting (specifieke regels wijzigingsplannen) binnen 1,5 jaar na de start van de bouw van het woongebouw binnen het plangebied, alsmede het niet duurzaam instandhouden daarvan na realisatie;
      • het niet duurzaam instand houden van gerealiseerde groenelementen en houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'g';
  • 3. ter plaatse van de Tatelaarweg 32 te Didam
    • a. in aanvulling op het bepaalde in artikel 29 'wonen-woongebouw', lid 29.4 (specifieke gebruiksregels) van het bestemmingsplan 'Buitengebied' wordt eveneens als een strijdig gebruik met de bestemming wordt aangemerkt:
      • het niet voorzien in de landschappelijke inpassing overeenkomstig 'Schetsboek Tatelaarweg 32 Didam (23 mei 2019)' zoals opgenomen onder 6.2 Bijlage 4 toelichting (specifieke regels wijzigingsplannen) binnen 1,5 jaar na de start van de bouw van het woongebouw;
      • het niet duurzaam instand houden van gerealiseerde groenelementen en houtopstanden na realisatie.

Artikel 30 Leiding - Gas

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en de instandhouding van een ondergrondse hogedruk hoofdaardgastransportleiding.

30.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. op of in de in lid 30.1 bedoelde gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte en de bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer dan respectievelijk 10 m² en 3 m bedragen.
30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. Het is verboden op of in de in lid 30.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, bijvoorbeeld rietbeplanting;
    • 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    • 3. het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, drainage, leidingen, met uitzondering van hoofdaardgastransportleidingen) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    • 4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 5. diepploegen;
    • 6. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
    • 7. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    • 8. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
    • 9. het plaatsen van onroerende objecten, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

  • b. Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
    • 1. voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
    • 2. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken;
    • 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    • 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    • 5. normaal onderhoud betreffen of worden uitgevoerd t.b.v. de instandhouding van de leiding(en).

  • c. De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden bedoeld in sub a zijn slechts toelaatbaar indien dit niet strijdig is met de belangen van de leidingen.

  • d. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in sub a te beslissen, wint het bevoegd gezag tijdig schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 31 Leiding - Hoogspanningsverbinding

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het transport van elektrische energie en de daarbij behorende bouwwerken;
  • b. de aanleg en instandhouding van hoogspanningsleidingen;
  • c. installaties ten behoeve van mobiel dataverkeer mits gekoppeld aan de bestaande masten ten behoeve van de bestemming.
31.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden als bedoeld in lid 31.1 mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd, waarbij geldt dat de bouwhoogte van palen en masten ten behoeve van de hoogspanningsleidingen niet meer mag bedragen dan 53 meter, en de bouwhoogte van overige bouwwerken niet meer mag bedragen dan 2,5 m;
  • b. voor zover gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, die zijn toegestaan op grond van de andere daar voorkomende bestemming(en), zijn gelegen binnen de gronden als bedoeld in lid 31.1, mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in afwijking van het bepaalde in de bouwregels bij die andere bestemming(en), niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.
31.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de in lid 31.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemming(en), niet zijnde de bouw van magneetveldgevoelige en magneetveldbeoordelingsplichtige objecten indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende hoogspanningsverbinding en ter zake vooraf eerst advies bij de beheerder is ingewonnen.

31.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van bouwwerken als drager van reclame-uitingen.
31.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de in lid 31.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    • 4. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
    • 5. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.

  • b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing:
    • 1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
    • 2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
    • 3. op werken of werkzaamheden welke betreffen het normale onderhoud en beheer van leidingen.

  • c. De in sub a genoemde werken en werkzaamheden zijn uitsluitend toelaatbaar indien en voor zover geen onevenredige aantasting van de belangen van de leidingen en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan.

  • d. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in sub a te beslissen, wint het bevoegd gezag tijdig schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 32 Leiding - Rioolpersleiding

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Rioolpersleiding' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en de instandhouding van een ondergrondse rioolpersleiding.

32.2 Bouwregels
  • a. Op of in de in lid 32.1 bedoelde gronden met de bestemming 'Leiding - Rioolpersleiding' mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding worden gebouwd;
  • b. De oppervlakte en de bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer dan respectievelijk 10 m² en 3 m bedragen.
32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de in lid 32.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, bijvoorbeeld rietbeplanting;
    • 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    • 3. het verrichten van grondroeractiviteiten dieper dan 50 cm;
    • 4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 5. diepploegen;
    • 6. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
    • 7. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    • 8. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
    • 9. het plaatsen van onroerende objecten, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

  • b. Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
    • 1. voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
    • 2. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken;
    • 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    • 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    • 5. normaal onderhoud betreffen of worden uitgevoerd t.b.v. de instandhouding van de leiding(en).

  • c. De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden bedoeld in sub a zijn slechts toelaatbaar indien dit niet strijdig is met de belangen van de leidingen.

  • d. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in sub a te beslissen, wint het bevoegd gezag tijdig schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 33 Waarde - Archeologie 1

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden in de bodem.

33.2 Bouwregels
33.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk, waarbij sprake is van het verrichten van bodemingrepen dieper dan 30 cm dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar haar oordeel uit het rapport als bedoeld onder a genoegzaam blijkt dat:
    • 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    • 2. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften;
  • c. in de situatie als bedoeld in sub b, onder 2, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die leidt tot bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
  • d. het overleggen van een rapport als bedoeld onder a blijft achterwege indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
33.2.2 Advies archeoloog

(-)

33.2.3 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde onder 33.2.1 sub a geldt niet indien:

  • a. naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. de aanvraag betrekking heeft op een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd, met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; of
  • c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken of de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders en de oppervlakte niet wordt uitgebreid.
33.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit (archeologisch) onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
33.4.1 Vergunningplicht

Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende andere werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
33.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 33.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

aa. indien de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk, waarop sublid 33.2 van toepassing is;

  • b. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in het kader van het normale op grond van de bestemming toegestane gebruik;
  • c. voor werken, geen bouwwerken, zijnde, of werkzaamheden in de bodem waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een vergunning in dit kader is verleend;

ca. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;

  • d. ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn;
  • e. indien naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • f. indien de werken worden begeleid door een archeologisch deskundige.
33.4.3 Beoordelingscriteria
  • a. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar haar oordeel uit een bij de aanvraag te overleggen rapport, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld, genoegzaam blijkt dat:
    • 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    • 2. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften;
  • b. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
33.4.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

In de situatie als bedoeld in sublid 33.4.3, onder a, sub 2 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
33.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 34 Waarde - Archeologie 2

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden in de bodem.

34.2 Bouwregels
34.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 50 m² en waarbij grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld plaatsvinden, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar haar oordeel uit het rapport als bedoeld onder a genoegzaam blijkt dat:
    • 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    • 2. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften;
  • c. in de situatie als bedoeld in sub b, onder 2, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die leidt tot bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische momumentenzorg op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
  • d. het overleggen van een rapport als bedoeld onder a blijft achterwege indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
34.2.2 Advies archeoloog

(-)

34.2.3 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde onder 34.2.1 sub a geldt niet indien:

  • a. naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. de aanvraag betrekking heeft op een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd, met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; of
  • c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 50 m² wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • d. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot.
34.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit (archeologisch) onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
34.4.1 Vergunningplicht

Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende andere werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 50 m2 , waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
34.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 34.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

aa. indien de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk, waarop sublid 34.2 van toepassing is;

  • b. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in het kader van het normale op grond van de bestemming toegestane gebruik;
  • c. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;

ca. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;

  • d. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in de bodem waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een vergunning in dit kader is verleend;
  • e. ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn;
  • f. indien naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • g. indien de werken worden begeleid door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
34.4.3 Beoordelingscriteria
  • a. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar haar oordeel uit een bij de aanvraag te overleggen rapport, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld, genoegzaam blijkt dat:
    • 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    • 2. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften;
  • b. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
34.4.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

In de situatie als bedoeld in sublid 34.4.3, onder a, sub 2 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
34.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 35 Waarde - Archeologische Verwachting 1

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

35.2 Bouwregels
35.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 250 m² en waarbij de grondwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;

aa. In afwijking van het gestelde onder a geldt dat ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - conserverend dek' eerst een onderzoeksrapport als bedoeld onder a behoeft te worden overlegd wanneer grondwerkzaamheden dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden;

  • b. Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar haar oordeel uit het rapport als bedoeld onder a dan wel aa genoegzaam blijkt dat:
    • 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    • 2. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften;
  • c. in de situatie als bedoeld in sub b, onder 2, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die leidt tot bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
    • 4. het overleggen van een rapport als bedoeld onder a dan wel aa blijft achterwege indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
35.2.2 Advies archeoloog

(-)

35.2.3 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde onder 35.2.1 sub a dan wel aa geldt niet indien:

  • a. naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. de aanvraag betrekking heeft op een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd, met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; of
  • c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 250 m² wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • d. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot.
35.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit (archeologisch) onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
35.4.1 Vergunningplicht

Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende andere werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld of grondwerkzaamheden dieper dan 40 cm onder het maaiveld ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - conserverend dek' over een oppervlakte van meer dan 250 m2, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
35.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 35.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

aa. indien de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk, waarop sublid 35.2 van toepassing is;

  • b. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in het kader van het normale op grond van de bestemming toegestane gebruik;
  • c. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;

ca. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;

  • d. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in de bodem waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een vergunning in dit kader is verleend;
  • e. ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn;
  • f. indien naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • g. indien de werken worden begeleid door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
35.4.3 Beoordelingscriteria
  • a. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar haar oordeel uit een bij de aanvraag te overleggen rapport, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld, genoegzaam blijkt dat:
    • 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    • 2. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften;
  • b. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
35.4.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

In de situatie als bedoeld in sublid 35.4.3, onder a, sub 2 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
35.5 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische Verwachting 1' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  • b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische Verwachting 1' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie 1' of 'Waarde - Archeologie 2', indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 36 Waarde - Archeologische Verwachting 2

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

36.2 Bouwregels
36.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 1000 m² en waarbij de grondwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld onder a genoegzaam blijkt dat:
    • 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    • 2. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften;
  • c. in de situatie als bedoeld in sub b, onder 2, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die leidt tot bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
  • d. het overleggen van een rapport als bedoeld onder a blijft achterwege indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
36.2.2 Advies archeoloog

(-)

36.2.3 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde onder 36.2.1 sub a geldt niet indien:

  • a. naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. de aanvraag betrekking heeft op een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd, met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; of
  • c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 1000 m² wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • d. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot.
36.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit (archeologisch) onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
36.4.1 Vergunningplicht

Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende andere werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 1.000 m2, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
36.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 36.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

aa. indien de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk, waarop sublid 36.2 van toepassing is;

  • b. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in het kader van het normale op grond van de bestemming toegestane gebruik;
  • c. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;

ca. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;

  • d. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in de bodem waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een vergunning in dit kader is verleend;
  • e. ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn;
  • f. indien naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • g. indien de werken worden begeleid door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
36.4.3 Beoordelingscriteria
  • a. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar haar oordeel uit een bij de aanvraag te overleggen rapport, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld, genoegzaam blijkt dat:
    • 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    • 2. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften;
  • b. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
36.4.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

In de situatie als bedoeld in sublid 36.4.3, onder a, sub 2 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
36.5 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische Verwachting 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  • b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische Verwachting 2' te wijzigen in Waarde - Archeologie 1 of 'Waarde - Archeologie 2', indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 37 Waarde - Archeologische Verwachting 3

37.1 Bestemmingsomschrijving

(-)

37.2 Bouwregels
37.2.1 Algemeen

(-)

37.2.2 Advies archeoloog

(-)

37.2.3 Uitzondering bouwregels

(-)

37.3 Nadere eisen

(-)

37.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
37.4.1 Vergunningplicht

(-)

37.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

(-)

37.4.3 Beoordelingscriteria

(-)

37.4.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

(-)

37.5 Wijzigingsbevoegdheid

(-)

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 38 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 39 Algemene bouwregels

Bouwen langs wegen en water

  • a. Onverminderd het overigens in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde, mag of mogen op en in gronden die grenzen aan de gronden als bedoeld in:
    • 1. Artikel 23 (Verkeer) uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, waarbij het onderstaande van toepassing is:

Soort weg   Afstanden waarbinnen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd*  
Snelwegen met gescheiden rijstroken, op- en afritten en bermen   100 m  
Doorgaande gebiedsontsluitingswegen met bijbehorende parkeerstroken. Opstelstroken, fiets- en voetpaden, bermen en bermsloten   30 m  
Lokale stroomwegen met bijbehorende fiets- en voetpaden, bermen en bermsloten   20 m  
Fiets- en voetpaden, bermen en bermsloten   10 m  

*De genoemde afstanden zijn loodrecht gemeten vanuit de as van de weg;

    • 1. Artikel 25 (Verkeer - Railverkeer) binnen een afstand van 30 m, loodrecht gemeten uit de buitenste spoorstaaf, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden opgericht;
    • 2. Artikel 26 (Water) binnen een afstand van 5 m, loodrecht gemeten op de bestemmingsgrens, geen bebouwing worden opgericht.

  • b. Indien de afstand van de bestaande bebouwing tot aan de onder sub a 1, 2 en 3 bedoelde gronden minder bedraagt dan aldaar is aangegeven, is deze afstand eveneens toegestaan.
  • c. Het bevoegd gezag kan, na schriftelijk advies te hebben ingewonnen van de desbetreffende weg- of railbeheerder omtrent de aanvaardbaarheid daarvan uit oogpunt van wegbeheer en verkeersveiligheid, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a 1 en a 2 ten behoeve van het bouwen:
    • 1. op een kleinere afstand tot de as van de weg of van de op- of afrit dan zoals genoemd onder a 1;
    • 2. op een kleinere afstand gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf dan zoals genoemd onder a 2;
  • d. Het bevoegd gezag kan, na schriftelijk advies te hebben ingewonnen van de beheerder van de betreffende watergang omtrent de waterstaatkundige aanvaardbaarheid daarvan, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a 3 ten behoeve van het bouwen tot aan de bestemmingsgrens van die gronden.

Artikel 40 Algemene gebruiksregels

40.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met deze regels wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de onbebouwde grond en/of de daarop aanwezige bebouwing ten behoeve van seksbedrijven;
  • b. het gebruik van de onbebouwde grond en/of de daarop aanwezige bebouwing ten behoeve van een evenement voor zover dat evenement, inclusief opbouw- en afbraakperiode, langer duurt dan 5 dagen en/of voor zover dat evenement leidt tot een wezenlijke inbreuk op de bestemming en uitgezonderd die evenementen waarvoor ingevolge Artikel 42 sub c bij omgevingsvergunning is afgeweken van deze planregels;
  • c. het gebruik van bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
  • d. het gebruik van gronden ten behoeve van lawaaisporten, tenzij die sporten als onderdeel zijn aan te merken van het, op grond van deze regels toegestane gebruik;
  • e. een gebruik van gronden als stort- en /of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • f. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud.
40.2 Uitzondering strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik met deze regels wordt in ieder geval niet gerekend het gebruik van (voormalig) agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van sociaal culturele activiteiten voor zover:

  • a. dat gebruik plaatsvindt in een aaneengesloten periode niet langer dan 6 maanden per kalenderjaar;
  • b. geen bouwkundige voorzieningen ten behoeve van dit gebruik worden getroffen;
  • c. dat gebruik niet betreft het houden van feesten en partijen en andere horeca-gerelateerde activiteiten;
  • d. dat gebruik niet gericht is op het bieden van nachtverblijf;
  • e. dat gebruik niet leidt tot buitenopslag;
  • f. parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
  • g. dat gebruik niet leidt tot een blijvende ongeschiktheid van het meest doelmatige gebruik van het gebouw;
  • h. dat gebruik niet leidt tot onveilige situaties.

Artikel 41 Algemene aanduidingsregels

41.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden mede bestemd voor de waterwinning en de bescherming van de kwaliteit van het grondwater;
  • b. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de andere, expliciet aan deze gronden toegekende bestemmingen worden gebouwd.
41.2 Milieuzone - waterwingebied
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - waterwingebied' zijn de gronden mede bestemd voor een waterwingebied en daarbij behorende voorzieningen;
  • b. In afwijking van hetgeen is bepaald in de regels met betrekking tot het bouwen mogen op deze gronden, zoals bedoeld in sub a, enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de functies genoemd in sub a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van palen, masten en technische installaties mag niet meer bedragen dan 10 m;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. Het gestelde onder sub b is niet van toepassing op gronden met de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening'.
41.3 Milieuzone - windturbine

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - windturbine' worden de op die gronden voorkomende (bedrijfs)woningen, op de percelen Netterdseweg 2 en Meilandsedijk 4, tevens aangemerkt als participantenwoning behorende bij de bestemming 'Bedrijf - Windturbine'.

41.4 Vrijwaringszone - molenbiotoop
41.4.1 Aanduidingsomschrijving

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, de volgende regels:

  • a. binnen de zone van 100 m gemeten vanaf de molen mogen geen bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van meer dan de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande wiek van de betreffende molen;
  • b. Binnen de zone gemeten van 100 m vanaf de molen tot een afstand van 400 m gemeten vanaf de molen, mogen geen hogere gebouwen worden gebouwd dan door middel van onderstaande formule wordt bepaald:
    H = X/n + c·z
    Waarin:
    H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen)
    X = de afstand in meters vanaf het gebouw tot de wieken van de molen
    n = de ruwheidcoëfficiënt volgens de ruwheidsklassentabel van Wieringa:
    - 140 voor open gebied;
    - 75 voor een ruw gebied;
    - 50 voor een gesloten gebied.
    c = 0,2 (constante in verband met een windreductie van 5%)
    z = de askophoogte van de molen. Deze zijn weergegeven in de onderstaande tabel:

Adres   Plaats   Askophoogte  
Bovendorpsstraat 14   Zeddam   30,0 m  
Kloosterstraat 8   Loil   28,0 m  
Molenberg 9   Stokkum   21,2 m  
Vinkwijkseweg 15   Zeddam   23,5 m  
Zeddamseweg 5   Braamt   24,3 m  

  • c. In afwijking van het bepaalde onder sub a en b is tevens de bestaande bebouwing toegestaan met dien verstande dat voor zover sprake is van een grotere hoogte dan op grond van de molenbiotoop is toegestaan, deze hoogte niet mag worden vergroot.
41.4.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 41.4.1, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig het ten aanzien van de bestemmingen bepaalde, mits de windvangzone van de molen en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element daardoor niet onevenredig wordt aangetast.

41.4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

41.4.3.1 Vergunningplicht

Onverminderd het overige in deze regels met betrekking tot omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden bepaalde, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' de hierna aangegeven werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • b. het ophogen van gronden.

41.4.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 41.4.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis, in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreden van het plan.

41.4.3.3 Toelaatbaarheid werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

Werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 41.4.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredige aantasting van de windvang van de molen en/of waarde van de molen als landschapsbepalend element ontstaat of kan ontstaan.

41.5 Veiligheidszone - lpg
41.5.1 Aanduidingsomschrijving

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' is geen vestiging van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan.

41.5.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' indien de lpg-installatie wordt verwijderd.

41.6 Veiligheidszone - bevi
41.6.1 Aanduidingsomschrijving

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - bevi' is geen vestiging van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan.

41.6.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding 'Veiligheidszone - bevi' indien de bevi – inrichting wordt verwijderd.

41.7 Veiligheidszone - schietbaan

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - schietbaan' is menselijk verblijf of menselijke activiteit niet toegestaan gedurende het in bedrijf zijn van de schietbaan.

41.8 Geluidszone - industrie

Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'Geluidszone - industrie' nieuwe geluidsgevoelige functies te realiseren, tenzij uit akoestisch rapport blijkt dat wordt voldaan of kan worden voldaan aan de geluidsnormen op grond van de Wet geluidhinder.

41.9 Waarden
41.9.1 Aanduidingsomschrijving
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'beslotenheid' zijn de gronden als bedoeld in Artikel 5  tevens bestemd voor de instandhouding en versterking van de beslotenheid van het landschap en de aanwezige houtopstanden;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden' zijn de gronden als bedoeld in Artikel 5 tevens bestemd voor instandhouding en versterking van de landschaps- en natuurwaarden zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele en ecologische waarden;
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'openheid' zijn de gronden als bedoeld in Artikel 5 tevens bestemd voor de instandhouding en versterking van de openheid van het landschap;
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'reliëf' zijn de gronden als bedoeld in Artikel 5 tevens bestemd voor de instandhouding en versterking van de kenmerkende hoogteverschillen van het landschap.
  • e. (-)
41.9.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in onderstaand schema opgenomen werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

Schema omgevingsvergunningen

Aanduidingen   werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden  
  1   2   3   4   5   6   7   8  
beslotenheid   x   -   x   x   -   -   -   x  
natuur- en landschapswaarden   x   x   x   -   x   x   x   x  
openheid   -   x   x   x   -   -   -   x  
reliëf   -   x   x   -   x   x   -   x  

x = omgevingsvergunning vereist

- = geen omgevingsvergunning vereist

Werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

    • 1. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben, tenzij al een kapvergunning nodig is op basis van de Bomenverordening en/of Algemene plaatselijke verordening, alsmede indien de Boswet van toepassing is;
    • 2. egaliseren, ophogen, afgraven van gronden;
    • 3. bebossen en beplanten met houtopstanden alsmede de aanleg van boomkwekerijen en sierteelt;
    • 4. de aanleg van nieuwe landschapselementen buiten agrarische bouwvlakken niet zijnde erfbeplanting;
    • 5. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
    • 6. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
    • 7. aanleggen van wegen, paden, parkeerterreinen (> 200 m2) en andere verhardingen;
    • 8. verharden van zandwegen, zandpaden en als zodanig ingerichte parkeerterreinen;

  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • c. Geen omgevingsvergunning als bedoeld in sub a is vereist voor:
    • 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden ten behoeve van normaal beheer en onderhoud;
    • 2. erfbeplanting en landschapselementen voor zover gerealiseerd ten behoeve van functieverandering of nevenactiviteiten;
    • 3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke op het moment van het inwerking treden van het plan legaal in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende, dan wel aangevraagde vergunning;
    • 4. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden binnen de gebiedsaanduidingen 'beslotenheid', 'natuur- en landschapswaarden', 'openheid' en 'relief' voor zover niet gelegen binnen gronden als bedoeld in Artikel 5.

 

41.10 Overige zone - GNN

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - GNN' zijn de gronden tevens bestemd voor bescherming, behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden (biodiversiteit) en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Centraal staat de bescherming van de kernkwaliteit De kernkwaliteiten bestaan uit bestaande natuurwaarden, uit nog te ontwikkelen potentiële waarden en de omgevingscondities zoals stilte, een en ander zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels.

41.11 Overige zone - GO

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - GO' zijn de gronden tevens bestemd voor een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. In de Groene Ontwikkelingszone is doelstelling gericht op het bevorderen van de samenhang tussen de natuurgebieden en het zoneren van de overgangen tussen natuurbestemmingen en andere functies, een en ander door het beschermen van bos en het versterken van de kernkwaliteiten van natuur en landschap.

De kernkwaliteiten zijn:

  • 1. de samenhang met aangrenzende natuurgebieden;
  • 2. de aanwezige en nog te ontwikkelen natuurwaarden (in het bijzonder de ecologische verbindingszones);
  • 3. de landschappelijke, cultuurhistorische, geomorfologische en archeologische waarden;
  • 4. de abiotische kwaliteiten stilte, donkerte, openheid en 'rust' (omgevingscondities).

Een en ander zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels.

41.12 Waardevol landschap

Ter plaatse van de aanduiding 'Waardevol landschap' zijn de gronden tevens bestemd voor behoud en versterking van de kernkwaliteiten van het waardevol landschap, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels.

41.13 Overige zone - GO-EVZ

Ter plaatse van de aanduiding 'GO-EVZ' zijn de gronden tevens bestemd voor bescherming, behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken, alsmede het voorkomen van significante effecten op kernkwaliteiten en omgevingscondities, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels.

41.13.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in onderstaand schema opgenomen werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

Schema omgevingsvergunningen

Aanduidingen   Werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden  
  1   2   3   4   5   6   7   8  
Overige zone - GO-EVZ   x   -   -   -   x   x   -   x  

x = omgevingsvergunning vereist

- = geen omgevingsvergunning vereist

Werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • 1. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben, tenzij al een kapvergunning nodig is op basis van de Bomenverordening en/of Algemene plaatselijke verordening, alsmede indien de Boswet van toepassing is;
  • 2. egaliseren, ophogen, afgraven van gronden;
  • 3. bebossen en beplanten met houtopstanden alsmede de aanleg van boomkwekerijen en sierteelt;
  • 4. de aanleg van nieuwe landschapselementen buiten agrarische bouwvlakken niet zijnde erfbeplanting;
  • 5. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • 6. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • 7. aanleggen van wegen, paden, parkeerterreinen (> 200 m2) en andere verhardingen;
  • 8. verharden van zandwegen, zandpaden en als zodanig ingerichte parkeerterreinen.

  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

  • c. Geen omgevingsvergunning als bedoeld in sub a is vereist voor:
    • 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden ten behoeve van normaal beheer en onderhoud;
    • 2. erfbeplanting en landschapselementen voor zover gerealiseerd ten behoeve van functieverandering of nevenactiviteiten;
    • 3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke op het moment van het inwerking treden van het plan legaal in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende, dan wel aangevraagde vergunning.

Artikel 42 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de landschappelijke (kern-)kwaliteiten, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van deze planregels:

  • a. indien er afwijkingen zijn ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bebouwingsgrenzen welke noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • b. voor afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages. Deze afwijking geldt niet voor maten met betrekking tot:
  • c. voor een gebruik van een terrein als evenemententerrein voor meerdaagse evenementen, tot een maximum van 3 evenementen per jaar, voor ten hoogste 15 dagen per evenement, inclusief opbouw- en afbraakperiode, mits het evenement niet leidt een onomkeerbare inbreuk op de bestemming dan wel de aan deze bestemming verbonden waarden, en daaraan door het stellen van voorwaarden niet voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • d. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde (al dan niet ondergrondse) bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdruk- regelstations, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten van motorbrandstoffen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m en de inhoud, voor zover boven peil, niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
  • e. ten behoeve van het vergroten van de inhoud van (bedrijfs)woningen welke de maximaal mogelijke inhoud reeds hebben bereikt, voor zover deze inhoudsvergroting uit oogpunt van woningisolatie en als gevolg daarvan te treffen voorzieningen, is aangetoond en voor zover deze voorzieningen niet afdoende kunnen worden getroffen met toepassing van lid b in dit artikel én mits is aangetoond dat zonder inhoudsvergroting woningisolatie niet tot de mogelijkheden behoort.

Artikel 43 Algemene wijzigingsregels

43.1 Wijzigingen ten behoeve van agrarische bedrijven in de bestemmingen Agrarisch en Agrarisch met waarden
43.1.1 Verschuiven en/of vergroten van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond, het plan te wijzigen ten behoeve van het verschuiven en/of vergroten van het bouwvlak, mits:

  • a. In geval het een (gedeeltelijk) intensieve veehouderij betreft:

1a. de verschuiving en/of vergroting geen betrekking heeft op agrarische bouwvlakken welke zijn gelegen (of als gevolg van de verschuiving en/of vergroting gedeeltelijk komen te liggen) binnen het gebied dat is aangeduid als 'reconstructiewetzone-landbouwontwikkelingsgebied';

  • 2. het bouwvlak in de nieuwe situatie een compacte vorm heeft en voor ten minste 50% van de oppervlakte van de daarin begrepen gronden, dezelfde gronden blijft omvatten als ten tijde van het inwerkingtreden van het plan;
  • 3. het bouwvlak als gevolg van de wijziging niet (gedeeltelijk) binnen het gebied dat is aangeduid als 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' of 'Waardevol landschap' komt te liggen;
  • 4. als gevolg van de wijziging geen gebouw buiten het bouwvlak komt te liggen;
  • 5. er geen sprake is van vergroting van de oppervlakte van het bouwvlak ten behoeve van een bestaande (gedeeltelijk) intensieve veehouderij gelegen in gebied 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied';
  • 6. de oppervlakte van (het gedeelte van) het bouwvlak dat wordt gebruikt ten behoeve van de intensieve veehouderij na vergroting maximaal 1 ha bedraagt indien sprake van een intensieve veehouderij, gelegen in een gebied dat niet is aangeduid als 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' en 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • 7. (-)
  • 8. de oppervlakte van het bouwvlak waar een intensieve veehouderij is gevestigd niet groter wordt dan 1,5 ha dan wel indien de oppervlakte van het bouwvlak ten tijde van het inwerking treden van het plan meer bedraagt dan 1,2 ha, die oppervlakte met ten hoogste 25% wordt vergroot;
  • 9. voor zover het een uitbreiding of wijziging betreft binnen het gebied aangeduid als 'Waardevol landschap' dient te worden aangetoond dat er geen aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het waardevol landschap, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels;
  • 10. voor zover het een uitbreiding of wijziging betreft binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en 'Overige zone - GO-EVZ', dient te worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten en omgevingscondities van het gebied zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels dan wel door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • 11. omliggende waarden door de wijziging in het bouwvlak niet onevenredig worden aangetast, waartoe in ieder geval onderzoek dient plaats te vinden naar flora en fauna, archeologische waarden;
  • 12. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden, waartoe in ieder geval dient te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de normen inzake geur, geluid en luchtkwaliteit;
  • 13. (-)
  • 14. de verandering van het bouwvlak landschappelijk wordt ingepast waarbij wordt getoetst aan het beeldkwaliteitsplan;
  • 15. voor zover de vergroting voorziet in uitbreiding van het agrarisch bouwvlak niet zijnde ten behoeve van de intensieve veehouderij in geval van het houden van rund/melkvee doormiddel van een grondgebruiksplan wordt aangetoond dat sprake is van een grondgebonden veehouderijbedrijf dan wel een grondgebonden veehouderijtak.

  • b. In geval het geen intensieve veehouderij betreft:
  • 1. het bouwvlak in de nieuwe situatie een compacte vorm heeft en voor ten minste 50% van de oppervlakte van de daarin begrepen gronden, dezelfde gronden blijft omvatten als ten tijde van het inwerkingtreden van het plan;
  • 2. als gevolg van de wijziging geen gebouw buiten het bouwvlak komt te liggen;
  • 3. de oppervlakte van het bouwvlak binnen het gebied met de gebiedsaanduiding 'grondgebonden landbouw' met niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bestaande bouwvlak wordt vergroot, waarbij de oppervlakte niet groter wordt dan 2 ha;
  • 4. de oppervlakte van het bouwvlak buiten het gebied met de gebiedsaanduiding 'grondgebonden landbouw' niet groter wordt dan 1,5 ha, dan wel indien de oppervlakte van het bouwvlak ten tijde van het inwerkingtreden van het plan meer bedraagt dan 1,2 ha, die oppervlakte met ten hoogste 25% wordt vergroot;
  • 5. vergroting van het bouwvlak niet mogelijk is voor zover het een (glas-)tuinbouwbedrijf of boomkwekerij betreft;
  • 6. omliggende waarden door de wijziging in het bouwvlak niet onevenredig worden aangetast;
  • 7. voor zover het een uitbreiding of wijziging betreft binnen het gebied aangeduid als 'Waardevol landschap' dient te worden aangetoond dat er geen aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het waardevol landschap, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels;
  • 8. voor zover het een uitbreiding of wijziging betreft binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en 'Overige zone - GO-EVZ' dient te worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten en omgevingscondities van het gebied zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels, dan wel door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • 9. omliggende functies door de wijziging niet onevenredig worden belemmerd en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • 10. de verandering van het bouwvlak landschappelijk wordt ingepast waarbij wordt getoetst aan het beeldkwaliteitsplan;
  • 11. door middel van een grondgebruiksplan wordt aangetoond dat in geval van het houden van rund/melkvee, sprake is van een grondgebonden veehouderijbedrijf;
  • 12. de bovengenoemde voorwaarden tevens van toepassing zijn op gronden gelegen, binnen gebied dat is aangeduid als 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.
43.1.2 Nieuwvestiging intensieve veehouderijen Broekgebieden

(-)

43.1.3 Nieuwvestiging intensieve veehouderijen Oeroude IJsselstromen

(-)

43.1.4 Nieuwvestiging intensieve veehouderijen Linten - Broekgebieden

(-)

43.1.5 Nieuwvestiging intensieve veehouderijen Linten - Oeroude IJsselstromen

(-)

43.2 Wijziging naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de volgende bestemmingen te wijzigen naar de bestemming 'Wonen' (niet zijnde een wijziging als bedoeld in artikel 43.3) conform de navolgende subleden van dit artikel.

Bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheden dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen:

  • a. er dient ten minste 1 bedrijfswoning aanwezig te zijn;
  • b. de agrarische activiteiten dan wel bedrijfsmatige activiteiten ter plaatse dienen te zijn beëindigd;
  • c. aangegeven dient te worden dat voor zover van toepassing tot intrekking van de milieurechten kan worden overgegaan;
  • d. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • e. omliggende functies worden door de wijziging niet belemmerd.
43.3 Functieverandering naar wonen
43.3.1 Algemene voorwaarden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in het kader van functieverandering naar wonen de volgende bestemmingen te wijzigen naar de bestemming 'Wonen' conform de navolgende subleden van dit artikel.

Bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheden dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen:

  • a. door hergebruik of verandering van de functie van bebouwing in het buitengebied worden de bestaande (agrarische) bedrijven en functies in de omgeving niet belemmerd;

aa. op de locatie heeft niet reeds eerder functieverandering naar 'Wonen' plaatsgevonden;

  • b. behoudens hergebruik van monumentale gebouwen dan wel hergebruik van een aanwezige 'deel' is functieverandering naar wonen eerst aan de orde indien op een perceel ten minste 600 m² aan (bij)gebouwen, niet zijnde een woning, aanwezig is. De deel maakt onderdeel uit van genoemde 600 m² wanneer deze in het kader van functieverandering naar wonen kan en wordt gesloopt;
  • c. functieverandering mag niet leiden tot beperking van ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden landbouw' en 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • d. functieverandering van vrijgekomen gebouwen mag niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling, dan wel een ten opzichte van de bestaande situatie onaanvaardbare verkeersaantrekkende werking;
  • e. (-)
  • f. indien de functieveranderingslocatie is gelegen op gronden ter plaatse van de aanduiding 'Waardevol landschap', mag geen afbreuk worden gedaan aan de kernkwaliteiten van het waardevol landschap, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels;
  • g. functieverandering mag niet leiden tot aantasting van landschappelijke waarden en natuurwaarden, waarvan laatstgenoemde door middel van onderzoek flora en fauna dient te worden aangetoond;
  • h. indien de functieveranderingslocatie is gelegen binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en 'Overige zone - GO-EVZ', mogen de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels, niet significant worden aangetast, tenzij door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • i. het totaal aantal wooneenheden als gevolg van hergebruik of functieverandering mag niet meer bedragen dan twee per perceel en het aantal vrijstaande woningen niet meer dan 1;
  • j. (-)
  • k. bodemonderzoek heeft aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik, dan wel daarvoor geschikt kan en zal worden gemaakt;
  • l. een watertoets heeft aangetoond dat de functieverandering geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding c.q. het watersysteem;
  • m. indien de functieveranderingslocatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' mag de nieuwe functie niet leiden tot een hoger risico voor het grondwater in vergelijking met de situatie vóór functieverandering;
  • n. onderzoek heeft aangetoond dat als gevolg van de functieverandering geen archeologische waarden worden aangetast dan wel deze waarden door het nemen van maatregelen kunnen worden ontzien;
  • o. uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse van de functieveranderingslocatie sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat voor wat betreft het aspect geur;
  • p. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting op een willekeurige gevel, als gevolg van een weg de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting, niet overschrijdt;
  • q. is aangetoond dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de functieverandering;
  • r. functieverandering naar wonen niet is toegestaan binnen de indicatieve magneetveldzone van een hoogspanningsleiding, tenzij nader onderzoek heeft uitgewezen dat de functieverandering plaatsvindt buiten de specifieke magneetveldzone;
  • s. functieverandering niet is toegestaan binnen de geluidzone van een bedrijventerrein c.q. binnen het invloedsgebied van dat bedrijventerrein gelet op de op dat bedrijventerrein toegelaten milieucategorieen;
  • t. is aangetoond dat wordt voldaan aan de normstelling in het kader van de externe veiligheid;
  • u. de economische uitvoerbaarheid en de behoefte aan het specifieke project wordt aangetoond;
  • v. In geval op een functieveranderingslocatie sprake is van een bedrijfswoning, wordt deze in de nieuwe situatie bestemd tot 'wonen'.
43.3.2 Wooneenheden in een deel

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor wat betreft het in gebruik nemen van de deel ten behoeve van maximaal twee wooneenheden met dien verstande dat:

  • a. wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in sublid 43.3.1;
  • b. de oppervlakte aan gebouwen op het perceel niet toeneemt;
  • c. de inhoud per wooneenheid ten minste 275 m³ bedraagt;
  • d. de wooneenheden beschikken over minimaal 50 m² aan bijgebouw per wooneenheid welke inpandig in de deel dan wel in de bestaande bijgebouwen op het perceel wordt ondergebracht;
  • e. wordt aangetoond dat met hergebruik van het betreffende gebouw kan worden voldaan aan de bouwtechnische eisen;
  • f. landschappelijke inpassing plaatsvindt overeenkomstig het beeldkwaliteitsplan.
43.3.3 Vrijstaande woningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten einde de bouw van maximaal één vrijstaande woning mogelijk te maken met dien verstande dat:

  • a. wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in sublid 43.3.1;

aa. de oppervlakte aan gebouwen in de nieuwe situatie (per saldo3 ) met ten minste:

  • 1. 1.000 m² dient te zijn gereduceerd ten behoeve van de bouw van een woning met een inhoud van maximaal 880 m³;
  • 2. 1.500 m² dient te zijn gereduceerd ten behoeve van de bouw van een woning met een inhoud groter dan 880 m³ tot maximaal 1.200 m³;
  • 3. 2.000 m² dient te zijn gereduceerd ten behoeve van de bouw van een woning met een inhoud groter dan 1.200 m³ tot maximaal 1.600 m³;
  • b. de oppervlakte van de nieuw te bouwen woning inclusief het recht op bijgebouwen bij zowel de bestaande als de nieuw te bouwen woning, geen grotere oppervlakte heeft dan 50% van de bestaande situatie. Indien de deel blijft behouden maakt deze geen onderdeel uit van de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen;
  • c. de nieuw te bouwen woning een maximale goot- en bouwhoogte heeft van respectievelijk 3,5 m en 9 m;
  • d. ten behoeve van zowel de bestaande woning als de nieuw te bouwen woning in plaats van nieuwbouw van bijgebouwen per woning één bestaand bijgebouw behouden mag blijven, mits dat bijgebouw geen grotere oppervlakte heeft dan 200 m²;
  • e. de woning is gesitueerd binnen het voormalig agrarisch bouwvlak, dan wel direct aansluit bij de bestaande/vroegere erfsituatie en mits wordt voldaan aan de richtlijnen in het beeldkwaliteitsplan ten aanzien van situering van de bebouwing, beeldkwaliteit van de bebouwing en landschappelijke inpassing.
43.3.4 Hergebruik bestaande gebouwen ten behoeve van wooneenheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten einde een bestaand gebouw te kunnen hergebruiken voor maximaal twee wooneenheden met dien verstande dat:

  • a. wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in sublid 43.3.1;
  • b. (-)
  • c. (-)
  • d. de wooneenheden beschikken over minimaal 50 m² bijgebouw per wooneenheid welke uitsluitend inpandig mag worden opgericht, met dien verstande dat eveneens één bestaand vrijstaand bijgebouw bij het woongebouw mag worden gebruikt, mits dat bijgebouw geen grotere oppervlakte heeft dan 200 m² in geval het woongebouw voorziet in twee wooneenheden en geen grotere oppervlakte heeft dan 100 m² in geval het woongebouw voorziet in één wooneenheid;
  • e. de bebouwde oppervlakte in de nieuwe situatie, inclusief het recht op bijgebouwen, niet groter is dan 50% van de bestaande situatie. Indien de deel blijft behouden maakt deze geen onderdeel uit van de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen;
  • f. de inhoud van een wooneenheid ten minste 275 m³ bedraagt;
  • g. wordt aangetoond dat met hergebruik van het betreffende gebouw kan worden voldaan aan de bouwtechnische eisen;
  • h. landschappelijke inpassing plaatsvindt overeenkomstig het beeldkwaliteitsplan.
43.3.5 Oprichting nieuwe woongebouwen ten behoeve van wooneenheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten einde de oprichting van één nieuw woongebouw met minimaal en maximaal twee wooneenheden mogelijk te maken, met dien verstande dat:

  • a. wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in sublid 43.3.1;
  • b. de maximale goot- en bouwhoogte van het woongebouw niet meer bedraagt dan respectievelijk 3,5 m en 9 m;
  • c. het woongebouw is gesitueerd binnen het voormalig agrarisch bouwvlak dan wel direct aansluit bij de bestaande/vroegere erfsituatie en mits wordt voldaan aan de richtlijnen in het beeldkwaliteitsplan ten aanzien van situering van de bebouwing, beeldkwaliteit van de bebouwing en landschappelijke inpassing;
  • d. (-)
  • e. de inhoud van een wooneenheid niet meer meer bedraagt dan 400 m³ en niet minder dan 275 m³;
  • f. de wooneenheden beschikken over minimaal 30 m² en maximaal 50 m² bijgebouw per wooneenheid welke uitsluitend inpandig mag worden opgericht, met dien verstande dat ten behoeve van de gezamenlijke wooneenheden eveneens gebruik mag worden gemaakt van één bestaand vrijstaand bijgebouw bij het woongebouw, mits dat bijgebouw geen grotere oppervlakte heeft dan 200 m²;
  • g. de oppervlakte in de nieuwe situatie inclusief het recht op bijgebouwen bij zowel de bestaande woning als het nieuw te bouwen woongebouw niet groter is dan 50% van de bestaande situatie. Indien de deel blijft behouden maakt deze geen onderdeel uit van de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen.
43.3.6 Bestaande gebouwen hergebruiken voor wooneenheden in combinatie met een nieuw woongebouw

(-)

43.3.7 Bestaande monumentale gebouwen hergebruiken voor wooneenheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten einde medewerking te verlenen aan hergebruik van monumentale gebouwen ten behoeve van maximaal twee wooneenheden met dien verstande dat:

  • a. wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in sublid 43.3.1;
  • b. (-)
  • c. (-)
  • d. de oppervlakte aan gebouwen op het perceel niet toeneemt;
  • e. de inhoud per wooneenheid ten minste 275 m³ bedraagt;
  • f. wordt aangetoond dat met hergebruik van het betreffende gebouw kan worden voldaan aan de bouwtechnische eisen;
  • g. landschappelijke inpassing plaatsvindt overeenkomstig het beeldkwaliteitsplan.
43.3.8 Mengvormen genoemde categorieën van functieverandering naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten einde (voor zover mogelijk) medewerking te verlenen aan een combinatie van maximaal één nieuw te bouwen vrijstaande woning in combinatie met maximaal twee nieuwe wooneenheden met dien verstande dat:

  • a. wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in sublid 43.3.1;
  • b. in geval van functieverandering naar een vrijstaande woning met in acht name van de daarvoor noodzakelijke sloopreductie, inclusief het recht op bijgebouwen, nog ten minste 600 m² aan bijgebouwen resteert om voor een andere categorie functieverandering in aanmerking te komen en deze resterende oppervlakte in de nieuwe situatie met ten minste 50% wordt gereduceerd, tenzij het betreft het in gebruik nemen van een deel ten behoeve van wooneenheden of hergebruik van monumentale gebouwen ten behoeve van bewoning;

ba. in afwijking van het gestelde onder 43.3.3 sub b een vrijstaande woning geen grotere inhoud heeft dan 800 m³;

  • c. wordt voldaan aan de voorwaarden die bij de betreffende categorie van toepassing zijn.
43.4 Functieverandering naar werken
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden met de bestemmingen:
    - Agrarisch
    - Agrarisch - Paardenhouderij
    - Agrarisch met waarden
    te wijzigen om de niet-agrarische werkfuncties die zijn genoemd in sub b te realiseren in de gebieden genoemd in sub c. Daarbij mag de oppervlakte van de functies niet meer bedragen dan aangegeven in sub c, tenzij sprake is van bijzonderheden zoals die in of bij de tabel zijn opgenomen. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen:
  • 1. door hergebruik van bebouwing in het buitengebied worden de bestaande (agrarische) bedrijven en gevoelige functies in de omgeving niet belemmerd;
  • 2. (-);

2a. er dient sprake te zijn van een agrarisch bouwvlak welke in de nieuwe situatie komt te vervallen;

2b. er dient een oppervlakte aan gebouwen te worden gesloopt zoals in de tabel onder c staat aangegeven tenzij in of bij deze tabel is aangegeven dat van sloop kan worden afgezien;

  • 3. (-);
  • 4. functieverandering mag niet leiden tot beperking van ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden landbouw' en 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • 5. functieverandering van vrijgekomen gebouwen mag niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling, dan wel een ten opzichte van de bestaande situatie onaanvaardbare verkeersaantrekkende werking;
  • 6. functieverandering mag niet leiden tot aantasting van landschappelijke waarden en natuurwaarden, waarvan laatstgenoemde door middel van onderzoek flora en fauna dient te worden aangetoond;
  • 7. indien de functieveranderingslocatie is gelegen binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en 'Overige zone - GO-EVZ', mogen de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels, niet significant worden aangetast, tenzij door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • 8. (-);
  • 9. indien de functieveranderingslocatie is gelegen op gronden ter plaatse van de aanduiding 'Waardevol landschap', mag geen afbreuk worden gedaan aan de kernkwaliteiten van het waardevol landschap, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels;
  • 10. indien de functieveranderingslocatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' mag de nieuwe functie niet leiden tot een hoger risico voor het grondwater in vergelijking met de situatie vóór functieverandering;
  • 11. de bedrijfsfunctie(s) wordt in de bestaande gebouwen uitgeoefend met dien verstande dat de oppervlakte en in de inhoud van de gebouwen niet mag worden vergroot;

11a. de bedrijvigheid heeft een maximale hinderafstand van 50 m overeenkomstig de VNG brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' (cat. 3.1), tenzij sprake is van gebiedsgebonden functie in welk geval een bedrijf met een hinderafstand van maximaal 100 meter (cat. 3.2) is toegestaan voor zover de omgeving dat mogelijk maakt;

  • 12. bedrijvigheid zoals vermeld onder 2a in de Bijlage 6 bij deze regels 'Lijst van bedrijvigheid' niet is toegestaan;
  • 13. (-);
  • 14. (-);
  • 15. (-);
  • 16. bodemonderzoek heeft aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik, dan wel daarvoor geschikt kan en zal worden gemaakt;
  • 17. uit onderzoek (in geval van een geurgevoelige functie) is gebleken dat ter plaatse van de functieveranderingslocatie sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat voor wat betreft het aspect geur;
  • 18. is aangetoond dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de functieverandering, alsmede dat de functieverandering geen negatieve gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit;
  • 19. een watertoets heeft aangetoond dat de functieverandering geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding c.q. het watersysteem;
  • 20. is aangetoond dat wordt voldaan aan de normstelling in het kader van de externe veiligheid;
  • 21. functieverandering naar werken niet is toegestaan binnen de indicatieve magneetveldzone van een hoogspanningsleiding tenzij het object niet magneetveldgevoelig is of onderzoek heeft uitgewezen dat de locatie niet is gelegen binnen de specifieke magneetveldzone;
  • 22. landschappelijke inpassing van het erf plaatsvindt;
  • 23. de economische uitvoerbaarheid wordt aangetoond;
  • 24. in geval op een functieveranderingslocatie sprake is van een bedrijfswoning, wordt deze in de nieuwe situatie bestemd tot 'bedrijfswoning' bij het te vestigen bedrijf.

  • b. De functies die gerealiseerd mogen worden door middel van een wijzigingsbevoegdheid zijn genoemd in tabel 1 en uitgewerkt in Bijlage 6 'Lijst van bedrijvigheid' bij de regels. Indien functies naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met deze functies, zijn ook deze functies toegestaan.

  • c. In tabel 1 is de maximale omvang van de functie per gebied aangegeven:

Tabel 1

Aanduiding   Agrarisch verwant en gebiedsgebonden (loonwerk of ander dienst verlenend bedrijf aan de landbouw)   Gebiedsgebonden (paarden pension, caravan stalling, dierenasiel en andere aan het buitengebied gelieerde bedrijvigheid
 
Niet-gebieds gebonden (schilders bedrijf, aannemers- of bouw bedrijf, hoveniers bedrijf, reparatie bedrijf) Milieucate gorie 1 en 2   Niet- gebieds gebonden bedrijf > milieucate gorie 2 tot max 3.2   Aanvullende verevenings bijdrage  
'Overige zone - GNN'   -   -   -   -    
'Overige zone - GO' en 'Overige zone - GO-EVZ'   25% oppervlakte reductie*


tot max. 1.000 m²***  
25% oppervlakte reductie*


tot max. 750 m²***  
50% oppervlakte reductie*


tot max. 750 m²***  
-   Goede landschappelijke inpassing en natuuraanleg ter grootte van de te slopen oppervlakte aan gebouwen.  
'Waardevol landschap'   25% oppervlakte reductie*

tot max. 1.000 m²***  
25% oppervlakte reductie*

tot max. 750 m²***  
50% oppervlakte reductie*

tot max. 750 m²***  
50% oppervlakte reductie*

tot max. 500 m²***  
Goede landschappelijke inpassing (geen buitenopslag toegestaan).  
'reconstruc tiewetzone - landbouwontwikke lingsgebied'**   25% oppervlakte reductie*

tot max. 1.000 m²***  
25% oppervlakte reductie*

tot max. 750 m²***  
50% oppervlakte reductie*
 
tot max. 750 m²***  
50% oppervlakte reductie*

tot max. 500 m²***  
Goede landschappelijke inpassing.  
'grondge
bonden landbouw' **  
25% oppervlakte reductie*

tot max. 1.000 m²***  
25% oppervlakte reductie*

tot max. 750 m²***  
50% oppervlakte reductie*

tot max. 750 m²***
 
50% oppervlakte reductie*

tot max. 500 m²***  
Goede landschappelijke inpassing.  
'overige gronden'
(Multifunctioneel platteland)  
Geen oppervlakte reductie noodzakelijk




tot max. 1.000 m²***  
25% oppervlakte reductie over het meerdere van 1.250 m² indien meer dan 1.250 m² aanwezig is*
tot max. 1.000 m²***  
25% oppervlakte reductie*






tot max. 1.000 m²***  
50% oppervlakte reductie*






tot max. 1.000 m²***  
Goede landschappelijke inpassing.  
'overige gronden' (Multifunctioneel platteland A12-zone) zoals vermeld onder 3 van bijlage 6 bij deze regels   Geen oppervlaktereductie noodzakelijk
Bestaande oppervlakte aan gebouwen mag volledig voor de nieuwe werkfunctie in gebruik worden genomen  
25% oppervlakte reductie over het meerdere van 1.250 m² indien meer dan 1.250 m² aanwezig is*
tot max. 1.250 m²***  
25% oppervlakte reductie*






tot max. 1.000 m²***
 
50% oppervlakte reductie*






tot max. 1.000 m²***  
Goede landschappelijke inpassing.  

*Indien sprake is van monumentale gebouwen en deze in gebruik worden genomen ten behoeve van de functie, dan wordt de vereveningsbijdrage gevormd door de instandhouding van deze gebouwen. In dat geval is tevens een oppervlakte toegestaan ter grootte van de omvang van deze gebouwen

(Voormalige of vrijgekomen) bedrijfsgebouwen die worden gebruikt ten behoeve van de bouw van praalwagens voor sociaal-culturele activiteiten worden niet meegeteld in de bestaande oppervlakte aan gebouwen waarover de sloopreductie wordt bepaald voor zover de specifieke behoefte daaraan wordt aangetoond en deze bedrijfsbebouwing gedurende een periode van ten minste 10 jaar voor dit gebruik beschikbaar wordt gesteld;

**Voor alle omzettingen geldt een zware motiveringsplicht ten aanzien van het opwerpen van belemmeringen voor de landbouw die het primaat heeft in het gebied;

***Een grotere omvang is toegestaan wanneer aan de opgegeven sloopreductie wordt voldaan en daarnaast 1 gebouw in gebruik wordt genomen waarvan de omvang groter is, dan volgens de in de tabel maximaal opgegeven oppervlakte is toegestaan.

43.5 Wijziging naar natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het omzetten van gronden met de bestemming 'Agrarisch' en/of 'Agrarisch met waarden' welke zijn aangeduid met 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en 'Overige zone - GO-EVZ' naar de bestemming 'Natuur', mits:

  • a. de agrarische functie van de aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet onevenredig wordt belemmerd;
  • b. de invulling in overeenstemming is met het landschapsbeleid van de gemeente;
  • c. (-)
  • d. de gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden zulks wensen.
43.6 Functieverandering naar recreatie en maatschappelijk/zorg
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden met de bestemmingen:
    - Agrarisch
    - Agrarisch - Paardenhouderij
    - Agrarisch met waarden
    te wijzigen om de niet-agrarische functies die zijn genoemd in sub b te realiseren in de gebieden genoemd in sub c. Daarbij mag de oppervlakte van de functies niet meer bedragen dan aangegeven in sub c, tenzij sprake is van bijzonderheden zoals die in of bij de tabel zijn opgenomen. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dienen de volgende algemene voorwaarden in acht te worden genomen:
    • 1. door hergebruik van bebouwing in het buitengebied worden de bestaande agrarische bedrijven en gevoelige functies in de omgeving niet belemmerd;
    • 2. er dient sprake te zijn van een agrarisch bouwvlak welke in de nieuwe situatie komt te vervallen;
    • 3. er dient een oppervlakte aan gebouwen te worden gesloopt zoals in de tabel onder c staat aangegeven tenzij in of bij deze tabel is aangegeven dat van sloop kan worden afgezien;
    • 4. functieverandering mag niet leiden tot beperking van ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden landbouw' en 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
    • 5. functieverandering van vrijgekomen gebouwen mag niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling, dan wel een ten opzichte van de bestaande situatie onaanvaardbare verkeersaantrekkende werking;
    • 6. functieverandering mag niet leiden tot aantasting van landschappelijke waarden en natuurwaarden, waarvan laatstgenoemde door middel van onderzoek flora en fauna dient te worden aangetoond;
    • 7. indien de functieveranderingslocatie is gelegen binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - GNN', 'Overige zone - GO' en 'Overige zone - GO-EVZ', mogen de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels, niet significant worden aangetast, tenzij door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen;
    • 8. indien de functieveranderingslocatie is gelegen op gronden ter plaatse van de aanduiding 'Waardevol landschap', mag geen afbreuk worden gedaan aan de kernkwaliteiten van het waardevol landschap, zoals beschreven in Bijlage 5 bij deze regels;
    • 9. indien de functieveranderingslocatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' mag de nieuwe functie niet leiden tot een hoger risico voor het grondwater in vergelijking met de situatie vóór functieverandering;
    • 10. de bedrijfsfunctie(s) wordt in de bestaande gebouwen uitgeoefend met dien verstande dat de oppervlakte en de inhoud van de gebouwen niet mag worden vergroot en met dien verstande dat onlosmakelijk met de functie verbonden ondergeschikte buitenactiviteiten eveneens zijn toegestaan;
    • 11. de functie heeft een maximale hinderafstand van 50 m overeenkomstig de VNG brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' (cat. 3.1);
    • 12. Horeca is uitsluitend toegestaan voor zover genoemd onder 4 in de Bijlage 6 bij deze regels 'Lijst van bedrijvigheid' en met dien verstande dat in geval van een zelfstandige horecafunctie in afwijking van het gestelde in de tabel de oppervlakte daarvan max. 150 m² bedraagt en max 75 m² in combinatie met en ondersteunend aan een andere recreatieve/maatschappelijke hoofdfunctie;
    • 13. Een zelfstandige detailhandelfunctie is uitsluitend toegestaan in de vorm van een landlevenwinkel of verkoop van streekeigen producten en met dien verstande dat in dat geval de oppervlakte daarvan niet meer bedraagt dan 100 m² en voor zover sprake van een aan de recreatieve of maatschappelijke functie ondergeschikte en daaraan ondersteunende detailhandelsactiviteit, deze geen grotere oppervlakte mag hebben dan 50 m²;
    • 14. bodemonderzoek heeft aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik dan wel daarvoor geschikt kan en zal worden gemaakt;
    • 15. uit onderzoek (in geval van een geurgevoelige functie) is gebleken dat ter plaatse van de functieveranderingslocatie sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat voor wat betreft het aspect geur;
    • 16. is aangetoond dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de functieverandering, alsmede dat de functieverandering geen negatieve gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit;
    • 17. een watertoets heeft aangetoond dat de functieverandering geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding c.q. het watersysteem;
    • 18. is aangetoond dat wordt voldaan aan de normstelling in het kader van de externe veiligheid;
    • 19. functieverandering naar recreatie en maatschappelijk/zorg niet is toegestaan binnen de indicatieve magneetveldzone van een hoogspanningsleiding tenzij het object niet magneetveldgevoelig is of onderzoek heeft uitgewezen dat de locatie niet is gelegen binnen de specifieke magneetveldzone;
    • 20. landschappelijke inpassing van het erf plaatsvindt;
    • 21. de economische uitvoerbaarheid wordt aangetoond.

  • b. De functies die gerealiseerd mogen worden door middel van een wijzigingsbevoegdheid zijn vermeld onder 4 (recreatieve functies) en 7 (maatschappelijk zorg) in Bijlage 6 bij deze regels 'Lijst van bedrijvigheid' met dien verstande dat recreatieve functies die daarmee naar aard en omvang vergelijkbaar zijn en voor zover niet genoemd onder 4 en 7 van die bijlage, eveneens zijn toegestaan;

  • c. In tabel 1 is de maximale omvang van de functie per gebied aangegeven:

  Recreatie*****   Maatschappelijk/zorg ****   Aanvullende vereveningsbrijdage  
Overige zone - GNN   50% oppervlaktereductie. Max. 500 m²***   50%
oppervlaktereductie
Max. 500 m²***  
Goede landschappelijke inpassing en aanleg van nieuwe natuur ter grootte van de oppervlakte van de te slopen gebouwen.  
'Overige zone - GO' en Overige zone - GO-EVZ   25% oppervlaktereductie
Max. 750 m²***  
25% oppervlaktereductie
Max. 750 m²***  
Goede landschappelijke inpassing en aanleg van nieuwe natuur.  
Waardevol landschap   25% oppervlaktereductie
Max. 750 m²***  
25% oppervlaktereductie
Max. 750 m²***  
Goede landschappelijke inpassing (geen buitenopslag toegestaan).  
'reconstructiewetzone - landbouw ontwikkelingsgebied'   -   -   -  
'grondgebonden landbouw' **   50% oppervlaktereductie*
Max. 750 m²***  
50% oppervlaktereductie*
Max. 750 m²***  
Goede landschappelijke inpassing.  
'overige gronden'
(Multifunctioneel platteland)  
25% oppervlaktereductie
Max. 750 m²***  
25%
oppervlaktereductie
Max. 750 m²***  
Goede landschappelijke inpassing.  

*Indien sprake is van monumentale gebouwen en deze in gebruik worden genomen ten behoeve van de functie, dan wordt de vereveningsbijdrage gevormd door de instandhouding van deze gebouwen. In dat geval is tevens een oppervlakte toegestaan ter grootte van de omvang van deze gebouwen;

**Voor alle omzettingen geldt een zware motiveringsplicht ten aanzien van het opwerpen van belemmeringen voor de landbouw die het primaat heeft in het gebied;

***Een grotere omvang is toegestaan wanneer aan de opgegeven sloopreductie wordt voldaan en daarnaast 1 gebouw in gebruik wordt genomen waarvan de omvang groter is, dan volgens de in de tabel maximaal opgegeven oppervlakte is toegestaan;

****Voor zover sprake van een dagopvang of een andere specifieke zorgfunctie dient sprake te zijn van een locatie die zich qua omgevingsfactoren leent voor een dergelijke zorgfunctie, in welk kader een specifiek zorgadvies wordt uitgebracht;

*****Voor zover de locatie is gelegen binnen de gebieden 'Stroombroek' en de 'Nevelhorst' zoals vermeld onder 5 in Bijlage 6 bij deze regels 'Lijst van bedrijvigheid' wordt met inbegrip van de te slopen oppervlakte de maximale oppervlakte die in de tabel voor de recreatieve functie in gebruik mag worden genomen, opgehoogd met 250 m².

43.7 Wijziging vormgeving/uitbreiding bestemmingsvlak Wonen

Burgemeester en wethouders zijn onverminderd het bepaalde in artikel 3.6.2 en 5.6.1 bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het verschuiven en/of vergroten van het bestemmingsvlak 'Wonen', mits:

  • a. het geen bestemmingsvlak betreft welke onderdeel vormt van een functieveranderingslocatie, zoals opgenomen in Bijlage 7 bij deze regels;
  • b. het bestemmingsvlak in de nieuwe situatie een compacte vorm heeft en voor ten minste 50% van de oppervlakte van de daarin begrepen gronden, de zelfde gronden blijft omvatten als ten tijde van het inwerkingtreden van het plan;
  • c. het bestemmingsvlak met niet meer dan 50% wordt vergroot en de noodzaak hiertoe is aangetoond (exclusief toegangsweg);
  • d. de wijziging niet tot gevolg mag hebben dat hiermee bebouwing buiten het bestemmingsvlak komt te liggen;
  • e. de gronden die in de nieuwe situatie buiten het bestemmingsvlak komen te vallen, wederom geschikt worden gemaakt ten behoeve van agrarisch gebruik;
  • f. omliggende functies en waarden door de wijziging niet onevenredig worden belemmerd;
  • g. landschappelijke inpassing plaatsvindt van het gehele bestemmingsvlak;
  • h. de oppervlakte aan gebouwen niet toeneemt.
43.8 Wijziging vormgeving/uitbreiding bestemmingsvlak 'Bedrijf'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten einde de vorm van het bestemmingsvlak van de bestemming 'Bedrijf' of 'bedrijf met de nadere aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bestaand bedrijf', te wijzigen of het bestaande bestemmingsvlak te vergroten met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfseconomische noodzaak voor de wijziging wordt aangetoond;
  • b. het geen locatie betreft waarvoor op de verbeelding een specifiek bouwvlak is opgenomen;
  • c. het bestemmingsvlak in de nieuwe situatie een compacte vorm heeft en voor ten minste 50% van de oppervlakte van de daarin begrepen gronden, de zelfde gronden blijft omvatten als ten tijde van het inwerkingtreden van het moederplan;
  • d. het bestemmingsvlak (exclusief toegangsweg) met niet meer dan 20% wordt vergroot en in dat geval is aangetoond dat verplaatsing naar een bedrijventerrein uit bedrijfsmatige en/of bedrijfseconomische overwegingen, niet mogelijk is;
  • e. de wijziging niet tot gevolg mag hebben dat hiermee bebouwing buiten het bestemmingsvlak komt te liggen;
  • f. omliggende functies en waarden door de wijziging niet onevenredig worden belemmerd;
  • g. landschappelijke inpassing plaatsvindt van het gehele bestemmingsvlak;
  • h. de gronden die in de nieuwe situatie buiten het bestemmingsvlak komen te vallen wederom geschikt worden gemaakt ten behoeve van agrarisch gebruik.
43.9 Wijziging naar recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied' aan de Oud Arnhemseweg te wijzigen naar de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' met de nadere bestemming '(sport)visvijver met daarbijbehorende recreatieve voorzieningen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de totale oppervlakte aan gebouwen mag niet meer dan 1.000 m2;
  • b. de oppervlakte van het ontvangstgebouw bedraagt niet meer dan 500 m², waarbij de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 meter;
  • c. er worden niet meer dan 20 verblijfsobjecten in de vorm van vissershutten gerealiseerd met een maximale oppervlakte van 25 m² per vissershut exclusief vissteiger van maximaal 150 m² per vissershut;
  • d. de hoogte van een vissershut bedraagt niet meer dan 3 meter;
  • e. de oppervlakte van het kampeerterrein bedraagt niet meer dan 5.000 m²;
  • f. omliggende functies mogen als gevolg van de ontwikkeling niet worden belemmerd;
  • g. is aangetoond dat de ontwikkeling uitvoerbaar is binnen wetgeving op het gebied van geluid, luchtkwaliteit, bodem, geur, flora en fauna, water en archeologie;
  • h. is aangetoond dat de ontwikkeling niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling c.q. de parkeerbehoefte binnen het terrein kan worden opgevangen;
  • i. is aangetoond dat de wettelijk noodzakelijke natuurcompensatie is verzekerd;
  • j. het terrein wordt landschappelijk ingepast.

Artikel 44 Algemene procedureregels

Bij de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen op grond van het bepaalde in de regels van dit plan is de navolgende voorbereidingsprocedure van toepassing:

  • a. voorafgaand aan de terinzagelegging maken burgemeester en wethouders het voornemen om nadere eisen te stellen in een huis-aan-huisblad dat in de gemeente wordt verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
  • b. het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken liggen gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
  • c. de bekendmaking houdt de mededeling in dat belanghebbenden schriftelijk of mondeling een zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren kunnen brengen bij burgemeester en wethouders gedurende de termijn van terinzagelegging;
  • d. indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit omtrent het stellen van nadere eisen met redenen omkleed;
  • e. burgemeester en wethouders stellen de indiener(s) van een zienswijze in kennis van hun besluit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 45 Overgangsrecht

45.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.

  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
45.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 46 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied, geconsolideerd (26 april 2022)'.