direct naar inhoud van Toelichting
Plan: bestemmingsplan verbrede reikwijdte Overschild
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1952.bpovsoverschild-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Het dorp Overschild ligt midden in het Groninger aardbevingsgebied. Voor het dorp is een Structuurvisie en een Witboek opgesteld. Deze gaan over de versterking van ongeveer 80% van de woningen en gebouwen in Overschild. Een deel van de versterking is niet mogelijk op basis van het bestaande bestemmingsplan uit 2010 (geactualiseerd in 2013). De gemeente Midden-Groningen wil daarom een nieuw bestemmingsplan opstellen. Dit wordt een nieuw juridisch-planologisch kader waarmee de versterkingsopgave kan worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan moet de versterkingsopgave mogelijk maken op de beste manier. Het plan moet letten op de kwaliteit van de gebouwen en de openbare ruimte en zorgen voor flexibiliteit en snelheid in het proces. De bestaande wetten (de Wro en de Wabo) bieden hiervoor niet genoeg mogelijkheden.

1.1 Bestemmingsplan met verbrede reikwijdte

Dit nieuwe bestemmingsplan is een, zoals dat genoemd wordt: 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte'. Dit is gebaseerd op artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet. Dit betekent dat er van bepaalde regels in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), kan worden afgeweken. Doel daarbij is om een goede fysieke leefomgeving te creëren en planprocessen te versnellen en/of te verbeteren.

Dit bestemmingsplan biedt met name meer mogelijkheden bij de integratie van stedenbouw en welstand en bij de vereenvoudiging en versnelling van procedures. Daarbij wordt uitgegaan van een gecontroleerd participatietraject tijdens de ontwerpfase van (bouw)plannen. Dit is gebaseerd op het vertrouwen dat bewoners en initiatiefnemers samen een goede bijdrage kunnen leveren aan de inrichting van hun leefomgeving. Op basis hiervan worden bouwplannen vaker bij recht toegestaan, mits binnen de bouwvlakken zoals deze in het bestemmingsplan Kleine Kernen zijn opgenomen. In dat geval kan volstaan worden met een melding.

Het bestemmingsplan beoogt daarnaast om buiten het bouwvlak (bijvoorbeeld achter op het perceel) of op gronden met een andere bestemming (bijvoorbeeld op agrarische gronden) medewerking te kunnen verlenen aan bestemmingswijzigingen om te kunnen herverkavelen en nieuwe woningen te kunnen bouwen.

1.2 Doel van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte

Het doel van dit bestemmingsplan is niet om alles anders te doen dan eerst. Het doel is om het proces van de versterkingsopgave zo goed mogelijk te ondersteunen. De versterkingsopgave bestaat uit nieuwbouw en verbouw van een groot deel van de bestaande gebouwen in Overschild. Ook zorgt het voor het behouden en de verbetering van de ruimtelijke structuur van het dorp. De wens van bewoners en eigenaren in Overschild is om zo veel mogelijk in eigen hand te houden. De gemeente wil dit zo goed mogelijk ondersteunen. Dit bestemmingsplan met verbrede reikwijdte maakt dit mogelijk.

Het idee is dat bewoners en eigenaren budget krijgen om te versterken. Ze kunnen zelfstandig, maar wel in goed overleg met hun omgeving (omwonenden), besluiten hoe ze dat gaan aanpakken. Een dorpsbouwmeester, aangesteld door de gemeente, helpt ze daarbij. De dorpsbouwmeester begeleidt de bouwplannen, en de gemeente kan ondersteunen als dat nodig is. De dorpsbouwmeester brengt het plan ook onder de aandacht van andere belanghebbenden. Hij of zij heeft als taak om het plan tot ruimtelijk geheel te vormen, waarbij alle belangen zijn meegenomen. Met een ander woord, de dorpsbouwmeester zorgt voor een integrale afweging. Hij of zij adviseert naar bewoners en naar het gemeentebestuur. Het verlenen van vergunningen of het stellen van maatwerkvoorschriften voor de versterkingsopgave blijft wel de taak van het gemeentebestuur. Het gemeentebestuur is het bevoegd gezag en beslist.

Doelstellingen van dit bestemmingsplan zijn:

  • Het plan mag niet meer beperkingen opleggen dan absoluut noodzakelijk is;
  • Het plan moet een kader bieden om de bestaande ruimtelijke kwaliteiten van het dorp Overschild te behouden. Waar mogelijk versterkt het plan de versterkingsopgave.

Een bestemmingsplan is een juridisch document. Het is eigenlijk de afsluiting van een proces, waarin afspraken zijn vastgelegd die voor iedereen gelden. Het bestemmingsplan kan dan ook gebruikt worden om te controleren (te toetsen) of plannen volgens de afspraken worden uitgevoerd. Zogezegd is het bestemmingsplan een toetsingsdocument waarbinnen precieze juridische afspraken zijn opgenomen.

1.2.1 Relatie met het bestaande bestemmingsplan Kleine Kernen

Het bestaande bestemmingsplan voor Overschild is het bestemmingsplan Kleine Kernen van de gemeente Slochteren. Dit plan is acht jaar oud en voldoet niet aan de twee doelstellingen die hierboven staan beschreven. Het gaat namelijk uit van de bestaande situatie, waarin weinig grote veranderingen mogelijk zijn. Want, toen het bestemmingsplan Kleine Kernen werd vastgesteld wisten we nog niets over de grote versterkingsopgave waar we nu mee aan de gang gaan. In het bestemmingsplan zijn de bestaande hoofdgebouwen vastgelegd in vaste bouwvlakken. Die kunnen niet zomaar worden aangepast. Alleen als er een nieuw bestemmingsplan of als een andere procedure (een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan) wordt gevoerd kunnen hoofdgebouwen worden verplaatst. Met het bestaande bestemmingsplan kunnen we dus geen nieuwe of andere gebouwen mogelijk maken. Ook bijvoorbeeld het verleggen van een weg of het vergroten van een kavel kan niet binnen het bestaande bestemmingsplan.

In de afgelopen tijd is er al veel overleg geweest met de bewoners van Overschild over mogelijke veranderingen. Het is duidelijk dat Overschild open staat voor vernieuwing en verandering. Het is ook duidelijk geworden dat vrijheid om te bouwen zoals men dat zelf wil, belangrijk wordt gevonden. Dat geldt ook voor zo weinig mogelijk formeel administratieve grenzen. De wens is uitgesproken dat de welstandstoetsing beperkt moet zijn. Vertraging bij het aanvragen van een vergunning en onnodig lange procedures zijn juist vanwege de aardbevingsproblematiek niet gewenst. Als de omgeving het met elkaar eens is over de vernieuwing en verandering, dan moeten (vergunnings)procedures zo kort mogelijk zijn (als er al een vergunning nodig is).

De bestaande wet maakt dit niet mogelijk. Maar, de nieuwe Omgevingswet heeft juist als doel om dit wel te bereiken. Door bijvoorbeeld verkorting van procedures en het vergunningsvrij maken van bouwactiviteiten. Maar ook door de mogelijkheid om meer regelgeving in elkaar te laten passen. Zo worden processen korter. Bovendien gaat de nieuwe Omgevingswet uit van een aanpak die gericht is op een gebied en waarbij de wensen van de omgeving centraal staan. Participatie is daarbij een sleutelwoord. Met dit bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kunnen we hier nu al mee aan de slag.

1.2.2 Eerbiedigende werking, vereenvoudiging en meer ruimte op bestaande en nieuwe bouwpercelen

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Kleine Kernen. Dit plan is door de voormalige gemeente Slochteren vastgesteld in 2013. Uitgangspunt in het nieuwe bestemmingsplan is in de eerste plaats dat de bestaande rechten blijven gelden. Rechten die al geregeld zijn in het bestemmingsplan Kleine Kernen blijven gelden. Dit nieuwe bestemmingsplan gooit de bestaande rechten uit het oude bestemmingplan dus niet weg. De regels en de bestemmingen zijn wel opgeschoond, verruimd waar mogelijk en beter bij elkaar gebracht. Zo vallen meerdere bestemmingen nu onder dezelfde bestemming, genaamd 'Dorpsgebied'. Dit maakt het plan makkelijker te begrijpen.

Dit bestemmingsplan maakt het ook mogelijk om ook op andere manieren en op andere plaatsen te bouwen. De bouwmogelijkheden worden dus flink uitgebreid. Soms is dan een bouwvergunning nodig. Maar soms ook niet. Dat is redelijk uniek want de bestaande wet eist bijna altijd zo'n vergunning. Door de Crisis- en herstelwet en de toekomstige Omgevingswet kan dit echter anders.

Als er versterkt wordt op de bestaande plekken waar al woningen of andere gebouwen staan dan kan de procedure voor het bouwen beperkt zijn. Het plan moet dan voldoen aan de bouwregels, bijvoorbeeld de bouwhoogte. Er kan dan zelfs zonder bouwvergunning worden gebouwd. Wel moet er overlegd zijn met de dorpsbouwmeester. Past een nieuwbouwplan niet binnen bovenstaande regeling dan wordt nog steeds het 'Ja, mits-principe' gehanteerd. Bijvoorbeeld als er gebouwd wordt op een hele andere plek buiten de bouwkavel. Er moet dan wel een omgevingsvergunning worden verkregen voordat er gebouwd mag worden. Ook voor zo'n omgevingsvergunning moet men met de dorpsbouwmeester om tafel gaan.

Meer hierover is te lezen in Hoofdstuk 4 Juridische vormgeving.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit is een integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie doelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met de hiervoor genoemde doelen zijn dertien nationale belangen aan de orde die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

Bij gebiedsontwikkeling is 'een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten' van belang. Hierbij hanteert het Rijk de ladder van duurzame verstedelijking. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro).

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening heeft het Rijk voorts enkele nationale belangen voorzien van bindende regels. Deze dienen bij ruimtelijke plannen in acht te worden gehouden. Het plangebied ligt niet in een gebied waarvoor bindende regels zijn opgenomen.

2.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Bij gebiedsontwikkeling is 'een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten' van belang. Hierbij hanteert het Rijk de Ladder voor duurzame verstedelijking. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Ladder houdt in dat de toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Stedelijke ontwikkeling

Voordat de Ladder van de duurzame verstedelijking wordt doorlopen, moet de vraag worden beantwoord of er wel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Artikel 1.1.1 Bro definieert een stedelijke ontwikkeling als 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Het plan heeft met name tot doel om de versterkingsopgave, dat bestaat uit her- en verbouw van een groot deel van de bestaande bebouwing en de verbetering van de ruimtelijke structuur van het dorp Overschild, te faciliteren.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het realiseren van het aantal woningen welke reeds planologisch zijn vastgelegd. Daarnaast mogen er 2 extra woningen worden gebouwd in het dorp. Omdat het bestemmingsplan planologisch niet meer dan 11 woningen toevoegt, kan de ontwikkeling niet worden aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling (jurisprudentie van de afdeling Bestuursrechtspraak - uitspraak 201501297/1/R4). De ladder is daarmee niet van toepassing op het planvoornemen.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie en omgevingsverordening

De provincie Groningen heeft op 1 juni 2016 de Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020 vastgesteld. De Omgevingsvisie is doorvertaald naar een verordening, voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. Die Omgevingsverordening is op 1 juni 2016 door Provinciale Staten vastgesteld. Op 10 oktober 2016 hebben Gedeputeerde Staten de omgevingsverordening gewijzigd. De huidige regels zijn vastgelegd in de geconsolideerde Omgevingsverordening februari 2019.

Woningbouw (artikel 2.15.1)

In artikel 2.15.1 is opgenomen dat een ruimtelijk plan alleen kan voorzien in de bouw van nieuwe woningen, voor zover deze woningbouwmogelijkheden naar aard, locatie en aantal in overeenstemming zijn met het woon- en leefbaarheidsplan waarover ten tijde van de inwerkingtreding van de provinciale omgevingsverordening overeenstemming bestaat met de gemeenten in het regionaal samenwerkingsverband waar de betreffende gemeente deel van uitmaakt.

Het planvoornemen voorziet in het toevoegen van maximaal twee woningen op het bestaande aantal woningen in het plangebied. Deze toename is passend binnen de gemeentelijke Woonvisie 2019 - 2028. In deze woonvisie is ook rekening gehouden met regionale afspraken over groei van de woningvoorraad binnen de Regio Groningen Assen. De toevoeging van 2 woningen in Overschild past daarbinnen.

Buitengebied (artikel 2.12)

Een aantal percelen binnen het plangebied zijn gelegen in het provinciaal buitengebied. Het opnemen van deze gebieden heeft twee redenen:

  • 1. Een aantal percelen in het dorp zijn smal. Bij het slopen van de bestaande woning en nieuwbouw (conform de huidige wetgeving) kan het zijn dat er onvoldoende ruimte is binnen de huidige kavels om alle woningen terug te bouwen. Aan de Kanaalweg, Meerweg en Graauwedijk zijn gebieden opgenomen, zodat er ruimte ontstaat om alle woningen ter te kunnen bouwen
  • 2. Daarnaast zijn er op 4 locaties achter de vigerende plangrens een strook vanuit het buitengebied opgenomen, zodat ook hier meer ruimte ontstaat om (tijdelijk) een woning te bouwen.

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd tot wijziging van de aangeduide grens van het buitengebied voor een stedelijke ontwikkeling die vanwege de specifieke aard en omvang (thematisering) ervan niet aansluitend aan het bestaand stedelijk gebied kan worden ingepast of om de grens aan te passen aan een in een bestemmingsplan vastgelegde stedelijke ontwikkeling.

Reliëfinversie (artikel 2.57.2)

Een klein deel van de gronden in het plangebied is opgenomen als 'reliëfinversie'. De omgevingsverordening geeft aan dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de aangegeven 'reliëfinversie' deze regels gericht op bescherming van het reliëf en de herkenbaarheid opgenomen moet hebben. De regels bevatten in elk geval een verbod op het afgraven, diepploegen, egaliseren en afschuiven van de inversieruggen en regels voor houtteelt, aanleg van bos en boomgaarden.

Er kan afgeweken worden van de verordening indien er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de met die regels te dienen provinciale belangen. In dit geval is sprake van dusdanige bijzondere omstandigheden gezien de aardbevingsproblematiek in Overschild. Daarnaast zijn de gronden waarop deze waarde is opgenomen nu al bouwpercelen en grotendeels ingericht als erf en/of bebouwd waardoor het reliëf daar niet langer waarneembaar is. Dit is reden om een algeheel verbod op grondwerkzaamheden ter plaatse niet op te nemen. In voorliggend bestemmingsplan wordt de plek van de reliëfinversie nog wel beschermd via een aanlegvergunningstelsel dat is gericht op bescherming van archelologische waarden.

Regionale waterkering (T100) - veiligheidsnormen regionale waterkeringen (T300 - T100)

Het gehele plangebied is gelegen binnen de contouren van de regionale waterkering (T100) - veiligheidsnormen regionale waterkeringen (T300 - T100). In het plangebied worden geen maatregelen getroffen welke van invloed zijn op de regionale waterkeringen.

Aardbevingsgebied

Overschild is gelegen in het aardbevingsgebied. De beeldbepalende en/of karakteristieke gebouwen heeft de gemeente Midden-Groningen reeds geregeld in haar facet bestemmingsplan 'karakteristieke objecten', 20 december 2018. Hiermee wordt voldaan aan de bepalingen uit de omgevingsverordening.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie Overschild

De aardbevingen als gevolg van de gaswinning maken dat Overschild geconfronteerd wordt met een omvangrijke versterkingsopgave. In de Structuurvisie Overschild 2018-2028 zijn aangepaste gemeentelijke kaders en ambities opgenomen. De Structuurvisie vormt één geheel met de Dorpsvisie Versterking Overschild en het Witboek 2.0.

De structuurvisie geldt voor het gehele postcodegebied Overschild (9625) en vormt het beleidsmatig kader voor:

  • een voorliggend bestemmingsplan voor het dorp Overschild,
  • de uitvoering van de versterkingsopgave,
  • de toekomstige ontwikkelopgave voor het dorp bestaande uit grote en kleine ambities,
  • het dorpsproces.
2.3.2 Subsidieverordeningen

De gemeente Midden-Groningen heeft de beschikking over twee subsidieverordeningen:

  • 1. Subsidieverordening Groep 1588 Versterkingsopgave voor de gemeente Midden-Groningen
  • 2. Subsidieverordening Fonds Kwaliteitsimpuls Overschild Midden-Groningen 2019

Subsidieverordening Groep 1588 Versterkingsopgave voor de gemeente Midden-Groningen'

De 'Subsidieverordening Groep 1588 Versterkingsopgave voor de gemeente Midden-Groningen' heeft tot doel het versnellen en uitvoeren van maatregelen voor woningen in de gemeente Midden-Groningen die onderdeel uitmaken van Batch 1588. De subsidiabele kosten in geval van versterking zijn:

  • redelijke kosten inclusief BTW voor de realisatie van de maatregelen aan de woning conform het versterkingsadvies;
  • redelijke kosten van tijdelijke huisvesting, verhuizing en herinrichting volgend uit het versterkingsadvies;
  • redelijke overige bijkomende kosten conform het versterkingsadvies.

De subsidiabele kosten in geval van de versterkingsopgave zijn:

  • kosten van sloop en nieuwbouw conform de prijslijst;
  • redelijke kosten van tijdelijke huisvesting, verhuizing en herinrichting conform de prijslijst; redelijke overige bijkomende kosten conform de prijslijst.

Kosten voor zelf verrichte arbeid, indien de maatregelen door de aanvrager worden uitgevoerd, zijn geen subsidiabele kosten.

Subsidieverordening Fonds Kwaliteitsimpuls Overschild Midden-Groningen 2019
Subsidie kan worden verleend aan eigenaren van panden en de daarbij behorende erven, kadastraal gelegen in Overschild en behorende tot Batch 1.467, Batch 1.588 of de restgroep.

Deze subsidie heeft tot doel eigenaren van panden te stimuleren om aanvullende maatregelen te treffen die leiden tot een kwaliteitsimpuls van Overschild t.b.v. energietransitie, ruimtelijke kwaliteit en/of levensloopbestendigheid.

2.3.3 Samen kom je verder

De gemeente Midden-Groningen heeft de beschikking over het Kompas 'Samen kom je verder' (april 2016). Het Kompas beschrijft de richting waarin de gemeente zich wil gaan ontwikkelen. Het Kompas is gebaseerd op vele gevoerde gesprekken en op een analyse van trends, ontwikkelingen en feiten. Het Kompas benoemt ook drie bouwstenen voor een maatschappelijke agenda die daarbij past. In het Kompas zijn doelen en intenties opgenomen.

De drie bouwstenen zijn: groots in kleinschaligheid, ieder mens telt en economie van de toekomst. De drie bouwstenen bevatten de gemeenschappelijke doelen waar gemeente, inwoners, ondernemers, organisaties en bestuur de komende jaren aan gaan werken. Hoe de route er precies uitziet en waar we precies uitkomen, gaan we de komende jaren ontdekken, op basis van voortschrijdend inzicht en gezamenlijke lessen.

Kansen door gaswinningsproblematiek

De gaswinningsproblematiek zet de leefbaarheid en de veiligheid in de gemeente onder druk. Aardbevingen beïnvloeden de reputatie van het gebied. Ze vormen een deel van de afweging in de beslissing om in de gemeente te komen wonen of hier als bedrijf te investeren. Aan de andere kant werd juist ook aandacht gevraagd voor de kansen die de gaswinningsproblematiek met zich meebrengt.

Het probleem draagt bij aan een krachtig streven naar een betere toekomst. De komende jaren ontstaat er veel extra werkgelegenheid doordat woningen en gebouwen moeten worden hersteld en aardbevingsbestendig gemaakt. Dit geeft de bouw, industrie en aanverwante sectoren de kans zichzelf te vernieuwen en te versterken. De gemeente wil de versterkingsopgave koppelen aan de energietransitie. Woningen en gebouwen moeten worden hersteld en versterkt. Met een grootschalige aanpak
kan de bouwsector deze woningen en gebouwen meteen energieneutraal maken. In de rest van het land kunnen spin-offs van deze aanpak ontstaan.

2.3.4 Woonvisie Nieuw Midden Groningen

Het woonbeleid van de gemeente is opgenomen in de woonvisie 2019 - 2028 "Nieuw Midden Groningen' (23 januari 2019).

De aanleiding tot het opstellen van een woonvisie is vanwege de gemeentelijke herindeling. De gemeente Midden-Groningen is op 1 januari 2018 ontstaan uit de voormalige gemeenten Menterwolde, Hoogezand-Sappemeer en Slochteren. Meer dan zestigduizend inwoners wonen in heel verschillende woongebieden: centrum-stedelijk, stadswijken, grote en kleine dorpen en vrij op het platteland. De komende jaren wil de gemeente werken aan het vergroten van de woonkwaliteit, met nieuwe woonmilieus en door bestaande woongebieden te vernieuwen. Met de woonvisie legt de gemeente haar koers voor het wonen en de woonomgeving vast. De keuzes in de woonvisie zijn op hoofdlijnen en vormen het startpunt voor verdere uitwerking.

Omgaan met bevingen en met plannen

Het onderzoek naar de woningmarkt, de leefbaarheid en de bevingen bevestigde de signalen dat de bevingen niet alleen leiden tot frustratie en onvrede, maar ook tot achterblijvende doorstroming en achterblijvende investeringen op de woningmarkt. De laatste jaren is door organisaties én bewoners veel energie gestoken in het vinden van oplossingen, soms afgehandeld, vaak ook nog niet, vaak ook onzeker qua uitkomst. Hoewel veel oplossingen op zich laten wachten, en er nog steeds veranderingen zijn in de versterkingsopgave, ontstaat op steeds meer plekken de behoefte om weer vooruit te kijken. Mensen en organisaties willen door, met hun woning, hun dorp of wijk. Het dorp Overschild pioniert hierin, door een integraal plan te maken voor het dorp, waarin staat wat het dorp zelf wil bereiken. Als de gevolgen van de bevingen voor vertraging of obstakels zorgen, dan vraagt dat om een oplossing. In die volgorde van denken neemt het dorp het heft weer meer in eigen hand. Ook individuele keuzes vallen mogelijk anders uit als bekend is wat andere dorpsbewoners nastreven en waar het dorp naar toe wil bewegen.

De gemeente ziet de versterkingsopgave voor Overschild (ca. 80% sloop-nieuwbouw) als uniek. Onderdelen uit de aanpak voor Overschild (zoals de samenwerking gemeente en dorp) zijn bruikbaar voor andere dorpen. De gemeente biedt ondersteuning aan nieuwe dorpen die te maken krijgen met aardbevingsproblematiek, zoals de omgeving van Steendam, Tjuchem en Siddeburen. Voor deze dorpen en het buitengebied is een Lokaal Plan van Aanpak in de maak. De versterkingsopgave die daarin naar voren komt wordt waar mogelijk gekoppeld aan de woonvisie. Te denken valt aan woningverbetering, verduurzaming en woningaanpassingen, zodat bewoners langer in hun eigen huis kunnen blijven wonen.

De gemeente laat de ambities voor de dorpen en buurten leidend zijn boven de versterkingsopgave. Een eventuele versterkingsopgave mag de ambities niet in de weg staan. Uitgangspunt is dat de versterkingsopgave bijdraagt aan de uitvoering van de woonvisie.

2.3.5 Duurzaamheidsvisie Midden-Groningen

De gemeente heeft haar 'Duurzaamheidsvisie Midden-Groningen 2019 - 2022' op 1 juli 2019 vastgesteld.

Duurzaam wonen vraagt om een gebiedsgerichte aanpak waarbij de woonomgeving en de sociale aspecten van wonen een belangrijk onderdeel uitmaken. De gemeente zet in op een integrale benadering. daaronder valt ook het 'aardgasvrij wonen'. De warmtetransitie staat hierbij centraal. Het streven is dat alle nieuwbouwwoningen energieneutraal worden gebouwd. In 2021 heeft de gemeente voor alle wijken en dorpen een warmteplan opgesteld. Op basis daarvan maken wij samen met de wijken (woningeigenaren, corporaties) plannen om de woningvoorraad te verduurzamen. De gemeente Midden-Groningen streeft ernaar dat in 2030 het aardgasverbruik in woningen met minimaal 50% is afgenomen.

2.3.6 Ecologische basiskaart

Ruimtelijke ontwikkelingen en werkzaamheden kunnen gevolgen hebben voor beschermde en/of bedreigde planten en dieren. De Wet natuurbescherming stelt daar regels voor. Concrete ontwikkelingen, werkzaamheden en beheer en onderhoud moeten daaraan getoetst worden.
Als hulpmiddel daarbij heeft de gemeente Midden-Groningen de 'Ecologische basiskaart en leidraad Midden-Groningen' opgesteld. De ecologische basiskaart bestaat uit meerdere kaarten, waarop onder meer de ligging van natuurgebieden en de populaties van soorten zijn aangegeven. In de bijbehorende leidraad is aangegeven wanneer bepaalde werkzaamheden op het vlak van bouwen (en slopen) en groenbeheer kunnen plaatsvinden.

Er is vooral gekeken buiten de reeds beschermde natuurgebieden. Binnen de natuurgebieden zijn de bijzondere waarden namelijk al beschermd door de planologische status van die gebieden. De aandacht is vooral gevestigd op bijzondere soorten en waarden uit de Wet natuurbescherming die voorkomen in bepaalde typen gebieden, zoals agrarische cultuurgronden, bosgebieden en landschapselementen. In paragraaf 3.4.8 Ecologie wordt nader ingegaan op het ecologisch onderzoek.

De gemeente Midden-Groningen beschikt eveneens over een lijst met waardevolle en monumentale houtopstanden die naast sommige andere bomen via een Algemene Platselijek Verordening (APV) worden beschermd. In het plangebied zijn ook monumentale en waardevolle houtopstanden aanwezig. Deze regeling is (nog) niet geïntegreerd in dit bestemmingsplan met verbrede reikwijdte.

2.3.7 Welstandsbeleid

In het kader van de verbrede reikwijdte is de welstandstoetsing (wel) in dit bestemmingsplan ondergebracht. Dat wil niet zeggen dat de welstandsnota niet meer van toepassing is maar wel dat in het kader van de omgevingstoetsing die gebeurt op basis van dit bestemmingsplan (via een dorpsbouwmeester) ook de welstand is meegenomen.

Voor de versterkingsopgave van Overschild is zoals hierboven aangegeven door de inwoners en gemeente een nieuwe dorpsvisie en structuurvisie opgesteld. In de Dorpsvisie Versterking Overschild (ook wel genoemd: Witboek 2.0) is de geambieerde omgevingskwaliteit verwoord en verbeeld. Onder omgevingskwaliteit wordt zowel stedenbouwkundige kwaliteit als het uiterlijk van bouwwerken (welstand) begrepen.

In de welstandsnota Slochteren 2015 staan voor het dorp Overschild algemene en gebiedsgerichte criteria. De gebiedsgerichte criteria zijn gericht op behoud van de bestaande ruimtelijke structuur en kwaliteiten. Deze gebiedsgerichte welstandscriteria voor het dorp Overschild zijn ingetrokken omdat deze niet in overeenstemming zijn met de beoogde ontwikkelingsmogelijkheden die voor Overschild zijn voorzien.

De Algemene welstandscriteria blijven in beginsel wel van toepassing. Deze algemene welstandscriteria zijn gebaseerd op vrij universele kwaliteitsprincipes en zijn breed toepasbaar. Dit betreft samengevat:

  • relatie tussen vorm, gebruik en constructie
  • relatie tussen bouwwerk en omgeving
  • betekenissen van vormen in de sociaal culturele context
  • evenwicht tussen helderheid en complexiteit
  • schaal en maatverhoudingen
  • materiaal, textuur, kleur en licht

Toch kunnen deze criteria een belemmering vormen voor bijzondere ontwikkelingen in Overschild. Daarom is er de mogelijkheid van deze Algemene Welstandscriteria af te wijken, wanneer een initiatief:

  • op een ruimtelijke overtuigende wijze bijdraagt aan de vernieuwing van het dorp;
  • extra bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van de straat, buurt, het dorp door af te wijken van de standaard.

De toetsing op bovenstaande criteria en afwijkingsmogelijkheden wordt in dit bestemmingsplan meegenomen. Tot voor kort gold in heel de gemeente nog dat er bij bouwplannen waarvoor een omgevingsvergunning nodig is een advies van een onafhankelijke adviseur (Libau) moest worden gevraagd. Voor Overschild wordt deze toetsing op een ander wijze geregeld, namelijk middels de dorpsbouwmeester (Dbm) en met andere belanghebbenden. Deze toetst, afhankelijk van de omvang en afwijking ten opzichte van het huidige plan op, op algemene welstandsaspecten of op algehele goede fysieke leefomgevingscriteria. De dorpsbouwmeester kijkt samen met omwonenden naar het bouwplan en schrijft hierover een advies (waarin verslaglegging met de omgeving is meegenomen). Het is afhankelijk van het bouwplan of hiervoor dan nog een vergunning nodig is of dat er alleen een melding moet worden gedaan, of soms ook dat niet nodig is. In Hoofdstuk 4 Juridische vormgeving wordt aangegeven wat er in juridische zin nodig is om te kunnen bouwen.

2.3.8 Rol van de dorpsbouwmeester

De dorpsbouwmeester is hiervoor al vaak genoemd. De dorpsbouwmeester heeft dan ook een belangrijke rol in het proces dat vooraf gaat aan het uitvoeren van de plannen. Hij of zij is betrokken bij de bouw, een melding of bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen. De dorpsbouwmeester wordt door de gemeente aangesteld. Door het aanstellen van een dorpsbouwmeester is ook het bouwproces om uiteindelijk te kunnen bouwen gewijzigd ten opzichte van hoe dat normaal in Nederland gaat.

De toekomstige Omgevingswet (waarschijnlijk in werking op 1 januari 2021) is veel meer gericht is op participatie en het begeleiden en faciliteren van burgers en initiatiefnemers. De wet is gemaakt zodat er minder regelgeving is.

Vanwege de bijzondere situatie in Overschild als aardbevingsgebied is dit bestemmingsplan als pilot gekozen door de gemeente Midden-Groningen. Met de pilot wordt geprobeerd om al te werken zoals dat onder de nieuwe Omgevingswet bedoeld is. Het voortraject als vorm van goed overleg met de gemeente en de omwonenden staat daarbij voorop. De dorpsbouwmeester heeft een rol als spin in het web. Hij bespreekt de bouwplannen met de initiatiefnemer en zorgt voor overleg met omwonenden over de plannen. Hij of zij kijkt daarbij naar stedenbouwkundige aspecten en welstandsaspecten en adviseert daar (schriftelijk) over naar de initiatiefnemer.

Ook ondersteunt hij de initiatiefnemers bij het inschakelen van andere instanties (specialisten bij gemeente of omgevingsdienst) ten aanzien van meer technische eisen zoals de bouwveiligheids- en gezondheidstoets en soms ook de milieutoets ten aanzien van nieuwe gebouwen.

Het advies van de dorpsbouwmeester, speelt een rol bij de vraag hoe snel er kan worden gebouwd. Het is afhankelijk van het bouwplan of er na advisering nog een vergunning nodig is of dat er alleen een melding moet worden gedaan. Of misschien is dat ook niet nodig. Dat wordt nader toegelicht in Hoofdstuk 4 Juridische vormgeving.

Het proces dat de dorpsbouwmeester bij bouwplannen wil doorlopen staat in Bijlage 1 Rol van de Dorpsbouwmeester. Of dit proces precies zo wordt doorlopen zal ook afhankelijk zijn van de bijzonderheden van het bouwplan.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Algemeen

Op grond van artikel 3.2 van de Awb dient een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Bij de opstelling van het plan is er in principe van uitgegaan dat de situatie, zoals die zich tot heden heeft ontwikkeld en als zodanig manifesteert, in zijn algemeenheid als een gegeven wordt geaccepteerd. Hieronder wordt per onderzoeksaspect een beschrijving gegeven van de situatie ter plaatse.

3.2 Archeologie en monumenten

Archeologie

De gemeente Midden-Groningen beschikt over de beleidsnota Archeologie Midden-Groningen opgesteld. De beleidsnota beschrijft de bewoningsgeschiedenis van Midden-Groningen en de archeologische waarden. Er zijn sporen van steentijdbewoning, sporen uit de ijzertijd/Romeinse tijd, uit de (late) middeleeuwen en uit de Nieuwe Tijd (van na 1500). De archeologische waarden/verwachtingswaarden zijn vastgelegd op kaart. De beleidsnota beschrijft hoe deze waarden beschermd moeten worden.

Onderzoek

Binnen het voorliggend bestemmingsplan komen de waarden Wr-a2 (molen), Wr-a3 (Graauwedijk en Meerweg) en Wr-a4 (de inversierug) voor.

De dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 heeft een vrijstelling van onderzoek bij een oppervlakte tot 50 m2 en bij een diepte tot 40cm.

De dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 heeft een vrijstelling van onderzoek bij een oppervlakte tot 100 m2 en bij een diepte tot 40cm.

De dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 heeft een vrijstelling van onderzoek bij een oppervlakte tot 200 m2 en bij een diepte tot 40 cm. De aanleg van drainage is in archeologische verwachtingsgebieden (hoge verwachting, hoge verwachting onder klei en beekdalen)vrijgesteld van onderzoeksplicht.

De aanleg van sleufloze drainage is in alle onderzoeksgebieden vrijgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpovsoverschild-va01_0001.png"

Overschild, bron: Beleidskaart archeologie gemeente Midden-Groningen

Monumenten

De gemeente Midden-Groningen heeft een Facetbestemmingsplan karakteristieke object (2018), dit plan biedt het ruimtelijk-juridisch kader voor karakteristieke panden en objecten binnen de gemeente. Het facetbestemmingsplan vult voor percelen met karakteristieke objecten bestaande bestemmingsplannen aan met een regeling voor behoud, bescherming en herstel van deze panden en overige bouwwerken. Concreet betekent dit een sloopverbod voor deze panden en een vergunningstelsel voor sloop onder bepaalde voorwaarden.

Onderzoek

In het plangebied zijn vier rijksmonumenten aanwezig. Het betreffen de molen Windlust en het bijbehorende motorhuisje, de hervormde kerk en haar hervormde pastorie aan de Graauwedijk.

Overschild telt twee gemeentelijke monumenten: de gereformeerde Kerk (Meerweg 10) en de voormalige rentenierswoning (Graauwedijk 59).

In het plangebied zijn 12 karakteristieke panden aanwezig.

Voorwaarden versterking Overschild

De gemeente Midden-Groningen heeft eind 2018 haar Facetbestemmingsplan karakteristieke objecten vastgesteld. Het plan beschermt de verzameling boerderijen, woonhuizen, winkelpanden, kerken en ander erfgoed tegen ongewenste sloop. Het behoud en stimuleren van (her)gebruik is een belangrijk uitgangspunt van het bestemmingsplan. Het plan bevat regels voor bescherming en sloop van karakteristieke objecten en is een aanvulling op bestaande bestemmingsregels.

In de praktijk blijkt dat in vergunningaanvragen voor (gedeeltelijke) sloop het behoud en (her)gebruik nog onvoldoende is uitgewerkt. Daarom heeft de gemeente een Afwegingskader bescherming karakteristieke panden gemaakt om te fungeren als leidraad teneinde de gebruikswaarde en/of bouwveiligheid voor de eigenaar te vergroten, waarbij de karakteristieke waarde zoveel mogelijk blijft behouden.

De gemeente wil aan de eigenaren/gebruikers aan de voorkant van een sloopinitiatief helderheid geven onder welke voorwaarden de gemeente daarmee kan instemmen. Welke informatie heeft de gemeente daarvoor nodig, welke regels gelden er en hoe kunnen gemeente en initiatiefnemer samen optrekken om tot een passend plan te komen.

Het afwegingskader 'bescherming karakteristieke panden' is opgenomen in Bijlage 2 Afwegingskader karakteristieke panden

3.3 Molenbiotoop

Aan Kanaalweg 2 in Overschild staat de achtkante korenmolen "Windlust". De molen werd in 1859 als grondzeiler gebouwd door molenmaker J.F. Dreise te Woltersum in opdracht van A. Kraaijinga. Voor de bouw is gebruik gemaakt van onderdelen van een kleine poldermolen die in Steendam heeft gestaan. In of omstreeks 1914 werd de molen verhoogd tot stellingmolen. De bovenas is in 1931 gestoken. De molen heeft altijd een boerengemaal verricht en is nooit in gebruik geweest als bakkersmolen.

De molen is voorzien van een molenbiotoop, dit ter behoud van de windvang. De stellinghoogte van de molen is 4,8 meter. Op de verbeelding zijn twee vrijwaringszones opgenomen:

  • binnen 100 meter mag de bouwhoogte maximaal de hoogte van de stelling en/of belt bedragen;
  • in het gebied tussen 100 en 400 van de voet van de molen geldt als maximale bouwhoogte de uitkomst van de volgende formule (afstand tot de molen/50) + (2,72);

Daarnaast zijn er in deze zones woningen aangeduid met een bouwhoogte van 7 meter. Als een woning gelegen is tussen de molen en een woning die op basis van het huidige plan 7 meter hoog mag zijn, dan krijgt eerstgenoemde woning in het nieuwe plan ook een bouwhoogte van 7 meter.

Van de hoogte kan worden afgeweken indien blijkt dat hierdoor de windbelemmering niet dusdanig wijzigt dat de molen onvoldoende kan functioneren en/of anderszins blijvend onevenredig in zijn waarde wordt geschaad. Hierbij moet een molendeskundige worden gehoord. Met de eigenaar van de molen (MSMOG) is afgesproken dat bestaande rechten blijven gelden, ook elders op het perceel.

3.4 Milieuaspecten

3.4.1 Geluid

De volgende paragrafen hebben uitsluitend betrekking op wegverkeerslawaai. Het plangebied valt niet samen met zones van industrie en spoorwegen.

3.4.1.1 Wet geluidhinder

Ten behoeve van de versterkingsopgave in Overschild zijn de 48 en 53 dB geluidsbelasting- contouren van de Graauwedijk en Meerweg/Kanaalweg berekend. De versterkingsopgave betreft vervangende nieuwbouw met hooguit een zeer beperkte uitbreiding met maximaal twee nieuwbouwwoningen.

Beide wegen kennen binnen de bebouwde kom een maximum snelheid van 30 km/uur. In de zin van de Wet geluidhinder (Wgh) kennen deze wegen geen zone en zou akoestisch onderzoek achterwege kunnen blijven. Echter in het kader van een goede ruimtelijke ordening is het verstandig om toch aandacht te schenken aan het aspect geluidhinder. Bij gebrek aan een wettelijk kader wordt bij de beoordeling van deze wegen aangesloten bij de normstelling die de Wgh kent voor gezoneerde wegen. De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB wordt als richtwaarde beschouwd. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt als maximaal aanvaardbare waarde beschouwd. Voorts wordt toepassing gegeven aan artikel 110g Wgh.

Met het oog op de verwachting dat de geluidsproductie van motorvoertuigen in de toekomst zal afnemen door technische ontwikkelingen en aanscherping van typekeuringen, mag een aftrek worden gehanteerd op de berekende geluidsbelastingen alvorens deze aan de wettelijke grenswaarden worden getoetst (art. 110g Wgh).

Voor de beoordeling van de 30 km/uur wegen in het kader van een goede ruimtelijke ordening is rekening gehouden met een aftrek van 5 dB. Uit diverse onderzoeken blijkt dat bij rustig rijdend verkeer (dus niet versnellend naar 50 km/uur of meer) bij een snelheid van 30 km/uur het rolgeluid van de banden dominant is, net als bij gezoneerde wegen uit de Wet geluidhinder. In de berekeningen heeft daarom dienovereenkomstig een aftrek plaatsgevonden.

3.4.1.2 Verkeersgegevens

De (verwachte) verkeersintensiteiten Graauwedijk en de Meerweg/Kanaalweg zijn verkregen van de gemeente Midden-Groningen (2016). Per wegvak is behalve de etmaalintensiteit van belang hoe het verkeer verdeeld is tussen dag-, avond- en nachturen. Bovendien is de verdeling van de aantallen en snelheden per voertuigcategorie uitgesplitst. Ook hier is gebruik gemaakt van bovengenoemde gegevens. De voertuigcategorieën worden hierbij als volgt ingedeeld:

  • lichte motorvoertuigen (personenauto's en bestelauto's);
  • middelzware motorvoertuigen (autobussen, vrachtwagens met twee assen en vier achterwielen);
  • zware motorvoertuigen (vrachtwagens met aanhanger, trekkers met oplegger).

Tabel 1. (Verwachte) verkeersintensiteit, samenstelling en verdeling verkeer per wegvak

Weg   Wegdek   Etm. intensiteit   snelheid (km/uur)   Periode   %   Samenstelling verkeer  
    2016   2030         % lmv   % mzw   % zw  
Graauwedijk   asfalt (dab)/   1.354   1.570   30/60   dag   7,00   95,6   4,0   0,4  
  klinkers (keperverband)         avond   2,50        
          nacht   0,75        
Meerweg/   asfalt (dab)/   154   178   30   dag   7,00   89,4   10,3   0,3  
Kanaalweg   klinkers (keperverband)         avond   2,50        
          nacht   0,75        
3.4.1.3 Contourberekeningen

De precieze locaties van de te realiseren woningen is ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan niet bekend. Daarom zijn de 48 en 53 dB geluidsbelastingcontouren van de betreffende wegen berekend. Op grond van de relatief geringe verkeersintensiteiten is het niet zinvol de 63 dB geluidsbelastingcontour te berekenen.
De berekende 48 dB geluidsbelastingcontour op 7,5 m boven het maaiveld ter hoogte van het plangebied is weergegeven in onderstaande afbeelding. Deze geluidsbelastingcontouren zijn inclusief de aftrek op grond van artikel 110g Wgh.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpovsoverschild-va01_0002.png" De 48 en 53 dB geluidsbelastingcontouren van het plangebied

De contouren betreffen contouren onder vrije-veld condities dat wil zeggen dat geen rekening is gehouden met bestaande bebouwing omdat niet duidelijk is welke bebouwing blijft en welke wordt afgebroken. De berekende geluidsniveaus worden afgerond naar het dichtstbijzijnde gehele getal, waarbij een halve eenheid wordt afgerond naar het dichtstbijzijnde even getal zoals aangegeven in artikel 1.3.1 van het RMG 2012. Daarom is de 48,5 dB geluidsbelastingcontour berekend omdat deze wordt afgerond naar 48 dB.

3.4.1.4 Rekenresultaten

Bestaande woningen/vervangende nieuwbouw

Uit de contourberekeningen blijkt dat een groot deel van de bestaande woningen langs de Graauwedijk een iets te hoge geluidsbelasting kent. Over het algemeen wordt de 50 dB contour niet overschreden. De hoogste overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde liggen ter hoogte van het kruispunt omdat de Graauwedijk en Meerweg/Kanaalweg hier een verharding met klinkers kennen.

Vervangende nieuwbouw op dezelfde locatie als betekent een geringe overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Deze waarde wordt als acceptabel beschouwd indien aangesloten wordt bij de eisen die de Wet geluidhinder stelt ten aanzien van de binnenwaarde (toepassing van zodanige gevelmaterialen dat de wettelijke binnenwaarde van 33 dB bij gesloten deuren en ramen niet wordt overschreden).

Nieuwbouwlocaties

Langs de Graauwedijk is tevens voorzien in een nieuwbouwlocatie. Een deel van deze locatie ligt voorbij de bebouwde komgrens. Ter plaatse gaat de maximum snelheid over van 30 naar 60 km/uur. Op het moment dat woningen worden gebouwd op deze locatie zal zowel de bebouwde komgrens als de 30 km zone worden verschoven zodat de nieuwe woningen hier ook binnen vallen.

De overige nieuwbouwlocaties liggen op grotere afstand (buiten de 48 dB geluidscontour) van de Graauwedijk en Meerweg/Kanaalweg. Akoestisch onderzoek naar deze locaties is niet nodig.

De rekenresultaten zijn opgenomen in Bijlage 3 Berekeningen akoestisch onderzoek.

3.4.2 Bodem

Voor de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan dient de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk te worden gemaakt. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig moet zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie.

De gronden in het plangebied zijn nagenoeg allemaal bebouwd. Deze percelen zijn geschikt voor het reeds toegestane gebruik. Indien er functies komen op reeds onbebouwde percelen en/of percelen welke als 'verdacht' worden beschouwd, kan de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart worden geraadpleegd. Deze kaart geeft een indicatie van de gemiddelde milieuhygiënische bodemkwaliteit van de locaties (percelen) die niet verdacht zijn voor bodemverontreinigingen. De bodemkwaliteitskaart is opgedeeld in een ontgravingskaart van de bovengrond en een ontgravingskaart van de ondergrond.

Daarnaast wordt op de Bodeminformatiekaart aangegeven welke percelen er: voldoende onderzocht/gesaneerd zijn, welke percelen nog onderzocht moeten worden en welke percelen er historisch bekend zijn.

3.4.3 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben.

NSL/nibm

Op 15 november 2007 is dit deel van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

De ministerraad heeft op voorstel van de minister van Infrastructuur en Milieu ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

In 2015 is door Infomil een onderzoek uitgevoerd naar de verhouding tussen de concentratie PM10 en PM2,5 in de lucht. Uit de resultaten hiervan blijkt dat de concentratie PM10 en PM2,5 in de lucht sterk samenhangen. Op basis hiervan merkt Infomil op dat "wanneer wordt voldaan aan de maatgevende grenswaarde voor PM10, vrijwel altijd ook wordt voldaan aan de grenswaarde voor het jaargemiddelde concentratie PM2,5".

Onderzoek

Deze ontwikkeling leidt niet tot een verkeerstoename van meer dan 1.200 motorvoertuigen per etmaal. Het bestemmingsplan kan daarom worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit kan achterwege blijven.

3.4.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (onder andere van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Risicobronnen kunnen onderscheiden worden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen (via wegen, spoorwegen, waterwegen) en leidingen (onder andere aardgas, vloeibare brandstof en elektriciteit).

Om voldoende ruimte te scheppen tussen de risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten), dienen veiligheidsafstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans dat een persoon die (onafgebroken aanwezig en onbeschermd) op een bepaalde plaats overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit. Het GR bestaat uit de cumulatieve kans per jaar dat een groep van een bepaalde omvang overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit.

Inrichtingen

Om te bepalen of in het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied risicovolle inrichtingen liggen, is de risicokaart van de provincie Groningen geraadpleegd. De dichtstbijzijnde risicovolle inrichting, de PAAUWEN aan de Meenteweg 8 te Overschild, bevindt zich op circa 1,8 kilometer van het plangebied.

Hieruit blijkt dat risicovolle inrichtingen op een dusdanig grote afstand liggen dat geen belemmeringen aanwezig zijn voor het planvoornemen.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Het thema vervoer van gevaarlijke stoffen kan worden onderverdeeld in wegen, spoor en water. Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) is van toepassing op de rijksinfrastructuur die onderdeel uitmaakt van de Basisnetten Weg, Water en Spoor.

Over de aanwezige wegen in de nabijheid van het plangebied vinden niet/nauwelijks transporten met gevaarlijke stoffen plaats. Deze wegen leggen geen beperkingen op aan de omgeving. Er is geen spoor aanwezig in de omgeving van het plangebied.

Ten noorden van het plangebied, op circa 130 meter, ligt de vaarwegroute 'Corridor Amsterdam - Noord-Nederland', hierover vindt transport plaats van gevaarlijke stoffen. Deze vaarweg heeft geen PR max welke relevant is voor kwetsbare objecten, omdat deze ligt op de oever van de vaarwegroute. Het plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 25 meter, reikt niet tot in het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. Het planvoornemen wordt niet belemmerd.

Buisleidingen

Naast inrichtingen, geeft de risicokaart van de provincie ook de ligging van buisleidingen weer.

In het plangebied liggen twee buisleidingen in hetzelfde tracee. Het betreft een buisleiding van de NAM (NM-500500). Deze leiding heeft een diameter van 5.98 inch en een maximale werkdruk van 49 bar. Er ligt ook een Aardgasleiding (NM-501090) met een diameter van 36 inch en een maximale werkdruk van 83 bar en een invloedsgebied van 480 meter.
De plaatsgebonden risicocontour (10-6-contour) is bepaald op 10 meter. Deze beschermingszone hiervoor was al vastgelegd met een dubbelbestemming Leiding - Gas in het vigerend bestemmingsplan en is nu ook in dit bestemmingsplan weer opgenomen (zie artikel Artikel 9 Leiding -Gas). Binnen deze contour mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden opgericht. Het gebied dat binnen deze contour en daaromheen gelegen gronden zijn bestemd met de hoofdbestemming Agrarisch zonder bouwmogelijkheden. Ook dit is dezelfde als in het voorheen gelden bestemmingsplan was vastgelegd. Op grond van dit bestemmingsplan worden er geen mogelijkheden geboden voor activiteiten anders dan landbouwacteiviten. Het groepsrisico is gering en zal op grond van dit nieuwe plan ook niet toe kunnen nemen.

Ten noorden van het plangebied, op circa 130 meter, ligt een hoofdtransportleiding (A -601) van de Gasunie. Deze leiding heeft een belemmeringstrook van 5 meter, geen 10-6 contour (PR) en een invloedsgebied van 470 m (GR). Het GR bestaat uit de cumulatieve kans per jaar dat een groep van een bepaalde omvang overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit. Het invloedsgebied ligt binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. De 100% letaliteitszone van deze leiding ligt voor een klein gedeelte over het plangebied ligt. De 1% letaliteitszone vanwege deze leiding ligt voor een groot gedeelte over het plangebied. Als een plangebied binnen de 100% letaliteitszone valt dan dient een volledige verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. Dit houdt in dat, naast bovengenoemde aspecten, ook gekeken wordt naar de maatregelen ter beperking van het groepsrisico, andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico en de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpovsoverschild-va01_0003.png"

Ligging leidingen Gasunie en NAM

De leidingen en de letaliteitszones en het invloedsgebied zijn gelegen binnen de bestemming 'Agrarisch' en worden nu en zullen in de toekomst als landbouwgrond of misschien als tuin bij een woning worden gebruikt. Binnen deze bestemming wordt de vestiging van een kwetsbaar of een beperkt kwetsbaar object niet toegelaten. Het plan staat ook verder ook geen menselijke activiteiten binnen deze zone (en de betreffende bestemmingen) toe die op enigelei wijze risicoverhogend kunnen werken. Een nadere groepsrisicoverantwoording voor het invloedsgebied van de buisleiding is daarom niet noodzakelijk1 .

Binnen het plangebied ligt een door het Rijk in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) aangewezen voorkeurstracé buisleidingen. Dit voorkeurstracé moet vrijgehouden worden voor nieuwe tracés. Op grond van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) mag een bestemmingsplan op deze gronden dan ook geen activiteiten toelaten die een belemmering kunnen vormen voor de aanleg van een buisleiding van nationaal belang. Het voorkeurstracé is opgenomen in de verbeelding van dit bestemmingsplan en in de regels zijn gebruiksregels opgenomen die dergelijke activiteiten verbieden (zie artikel Artikel 8 Leiding - Voorkeurstracé).

3.4.5 Bedrijven en milieuzonering

Richtafstanden

In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastend functies en milieu gevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieu zonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastende activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieu gevoelige activiteiten". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:

milieucategorie richtafstand rustige woonwijk

1 - 10 meter

2 - 30 meter

3.1 - 50 meter

3.2 - 100 meter

4.1 - 200 meter

4.2 - 300 meter

Afwijken van richtafstanden
De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) met 1 stap kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

Doel functiescheiding

  • Het waar nodig scheiden van milieubelastende activiteiten en milieu gevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
    Het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • Het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vullen elkaar aan. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.

Beoordeling plangebied

In het plangebied liggen 5 bedrijfsbestemmingen:

  • Graauwedijk 49, garage
  • Grauwedijk 30, garage - en een museum
  • Graauwedijk 28
  • Graauwedijk 56, garage
  • Graauwedijk 60

De huidige bedrijven zijn voorzien van een aanduiding 'bedrijf'. De bedrijven die zijn genoemd in de bij de regels behorende Staat van bedrijven gemengd onder de milieucategorieën categorieën 1 en 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' of 'garage'.

3.4.6 Geurzones

Geurhinder vanuit veehouderijen

In de nabije omgeving van Overschild liggen twee adressen waarbij sprake is van een veehouderij: Graauwedijk 16 en Meerweg 24. Hierna wordt ingegaan op de geurhinder vanuit deze veehouderijen.

Graauwedijk 16

Op dit adres is een melkrundveehouderijbedrijf gevestigd. Het bedrijf heeft 150 melkkoeien en 80 stuks jongvee. Het melkveehouderijbedrijf valt onder het Besluit landbouw milieubeheer (Blm). Op basis van artikel 4, lid 2 van het Blm geldt ten opzichte van woonbebouwing in een kern (object categorieën I of II) een minimaal aan te houden afstand van 100 meter. De daadwerkelijke afstand ten opzichte van de dichtstbijzijnde woningen, gelegen aan de zuidzijde van de Graauwedijk, bedraagt circa 46 meter (tot op het bouwvlak van de woning). In de huidige situatie wordt aan de afstandseis van 100 meter niet voldaan.

Meerweg 24

Het agrarische bedrijf aan Meerweg 24 is gelegen binnen het bestemmingsplan Buitengebied 2012. De bebouwing binnen het plangebied is gelegen op een afstand van 122 meter. Aan de afstandseis van 100 meter wordt daarmee voor de woningen in het plangebied voldaan.

Conclusie 

Op de verbeelding is de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geurzone' opgenomen. Binnen deze aanduiding kunnen geen nieuwe woningen worden gerealiseerd.

3.4.7 Water

Bij het voorliggende plan is in een vroegtijdig stadium overleg gezocht met waterbeheerders (watertoets). In het kader van de watertoets heeft nadere uitwerking van de principes van afwatering en ontwatering in relatie tot de waterkwaliteit en de waterkwantiteit plaatsgevonden in overleg met de waterbeheerder.

Het plangebied valt binnen het beheergebied van het Waterschap Hunze een Aa's. In het kader van de watertoets zijn de plannen besproken met het waterschap. Ten aanzien van afkoppelen en nieuw bebouwd gebied gelden richtlijnen ten aanzien van waterberging en waterafvoer. Deze richtlijnen zijn vastgelegd in het beleid van het waterschap. Conform dit beleid dient er in de nieuwe situatie een extra waterbergingscapaciteit te worden gerealiseerd. In onderstaande paragrafen wordt nader ingegaan op de waterbergingcapaciteit en het afkoppelen van het hemelwater. Eerst wordt ingegaan op de peilgebieden, het oppervlaktewater en grondwaterstand en veenoxidatie.

Peilgebieden en oppervlaktewater

Het plangebied ligt verdeeld over een drietal peilgebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpovsoverschild-va01_0004.jpg"

Peilgebieden Overschild

Er zijn meerdere oppervlaktewaterlichamen aanwezig binnen en aangrenzend aan het plangebied, waaronder een hoofdwatergang. Aan weerszijden van de hoofdwatergang ligt een beschermingszone van 5 m breed. De beschermingszone moet worden gerekend vanaf de insteek. Deze beschermingszone moet vrij blijven van obstakels, zoals: heggen, afrastering, bomen, schuttingen, schuurtjes, of verharde paden. Binnen de Keur van het waterschap is vastgesteld dat binnen deze beschermingszone en binnen het profiel van de watergang voor de meeste werkzaamheden een watervergunning nodig is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpovsoverschild-va01_0005.jpg"

Oppervlaktewatersysteem Overschild

Grondwaterstanden en veenoxidatie

In het gebied komen hoge grondwaterstanden voor, waardoor lokaal (met name in het meest noordelijke deel) niet aan de ontwateringsnorm wordt voldaan. Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om een verhoogd bouwpeil te hanteren. Dit is extra van belang vanwege de bodemdalingsprognose ten gevolge van veenoxidatie. In het gebied komt veen voor boven de gemiddeld laagste grondwaterstand; hierdoor kan het veen oxideren zodat lokale bodemdaling optreedt. Lokaal is de dikte van de veenlaag boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand ongeveer 1 m. In onderstaande afbeelding is de bodemdalingsprognose voor 2068 weergegeven (indien de waterstanden in de loop der jaren elke keer aangepast worden aan de bodemdaling). Lokaal kan tot 0,6 m bodemdaling op treden. Dit kan resulteren in grondwateroverlast indien onvoldoende rekening is gehouden met de lokale bodemdaling. De plannen mogen niet resulteren in versnelde veenoxidatie. Het waterschap hanteert een stand-still beginsel. De waterstanden worden vooralsnog niet omlaag aangepast om versnelde veenoxidatie te voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpovsoverschild-va01_0006.jpg"

Prognose verzakking door veenoxidatie

Waterbergingsopgave

In de toekomstige situatie wordt 80% van het dorp versterkt. Deze ontwikkelingen hebben gevolgen voor de waterhuishouding. Nagenoeg het gehele dorp wordt afgekoppeld, waarbij regenwater zoveel mogelijk direct wordt afgevoerd naar aangrenzende watergangen. De bestaande berging in het gemengde stelsel vervalt en moet in de watergangen gecompenseerd worden. Door de nieuwbouw is de verwachting dat een groter oppervlak aan bebouwing en erfverhardingen wordt gerealiseerd. Aan deze toename van verhard oppervlak is een bergingsopgave gekoppeld.

De meeste nieuwbouw is vervangende nieuwbouw. Deze leidt in principe niet tot een verandering in de hoeveelheid verhard oppervlak. Als een nieuwe woning anders gesitueerd wordt op het perceel kan hierbij extra verharding worden gerealiseerd. Hiervoor is gerekend met 30 m2 per kavel. In het bestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen om te kunnen herverkavelen. Het aantal woningen zal per saldo niet wijzigen, zij het dat er maximaal twee woningen extra kunnen worden gebouwd. Voor deze toekomstige situatie is er vanuit gegaan dat her|- en nieuwbouw leidt tot grotere woningen en meer erfverharding. In de uitgangspunten is er daarom ook vanuit gegaan dat er extra waterberging moet worden gecreëerd. In geval van nieuwbouw is de initiatiefnemer verantwoordelijk voor de aanleg van waterberging. Hiertoe zijn mogelijkheden in de randen van het gebied welke is aangeduid met 'specifieke vorm van agrarisch - cultuurgrond' aan de Graauwedijk.

Ten behoeve van de ontwikkelingen in het plangebied is een bergingsberekening gemaakt door Asopos Consult. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • nieuwe watergangen langs twee zijden van de locatie dienst gaan doen als nieuwe waterberging;
  • Uitbreiding: lengte te maken watergang 150 m, oppervlak uitbreiding 4500 m2;
  • Het totale oppervlak van de uitbreiding is 4.500 m2. Er is gerekend met een verhardingspercentage van 40%. Hier bovenop komt nog een toename van 40 m2 voor circa 90 bestaande kavels (tezamen 3600 m2). In totaal neemt de verharding dan met 5400 m2 toe. De totale lengte aan nieuwe watergang bedraagt 150 m. Bij een breedte van 4 m op de waterlijn bedraagt het oppervlak 600 m2.

De Berekening waterberging met de spreadsheet van Hunze en Aa's is op basis van bovenstaande uitgangspunten met daaraan toegevoegd de benodigde compensatie voor bergingsverlies in de riolering geeft de volgende uitkomst.

M3   T=10   T=100 + 17%  
Vereiste berging   211 (m3)   431 (m3)  
Compensatie riolering   249   249  
Totaal vereist   460   680  
Beschikbare berging nieuwe watergangen   356   825  

Conclusie

Door langs de nieuwe uitbreiding watergangen te graven van 4 m breedte op de waterlijn en met taluds 1:1,5 wordt in de situatie T=10 (0,50 m peilstijging) nagenoeg en in de situatie T=100+17% (1,00 m peilstijging) geheel voldaan aan de bergingseisen.

In de detaillering zullen nog watergangen worden toegevoegd om afwatering/ verbinding met bestaande watergangen tot stand te brengen. Daardoor neemt de berging nog toe zal worden voldaan aan de bergingseisen.

Gezien het premature karakter van de inschatting van de situering en omvang van de uitbreidingslocaties wordt aanbevolen om de berekening aan te passen als hierover meer duidelijkheid is.
 

Afkoppelen hemelwater

Het beleid van de gemeente Midden-Groningen is er bij herstructurering en nieuwbouw op gericht om schoon hemelwater af te koppelen van de riolering. Door het veranderde klimaat kan het bestaande rioolstelsel op termijn niet meer voldoen. Door toename van neerslagintensiteit is in veel gebieden een andere benadering nodig. Afkoppelen is een goede manier om het riool te ontlasten. De gemeente is voornemens om in de toekomst het bestaande rioolstelsel in Overschild om te bouwen tot een gescheiden rioolstelsel.

Om alle kavels in Overschild af te kunnen koppelen is voor een gedeelte van het dorp een nieuw voorziening nodig. Op onderstaande afbeelding is te zien dat de meeste kavels grenzen aan een watergang. De watergangen zijn in verschillende kleuren aangegeven, conform de legger van waterschap Hunze en Aa's. Behalve een aantal percelen in het centrumgebied grenzen alle kavels aan een watergang.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpovsoverschild-va01_0007.png"

Werkschets ligging kavels en watergangen in Overschild, bron: Notitie stedelijke waterberging Overschild - Asopos Consult

De kavels die aangeduid zijn als centrumkavels grenzen niet direct aan een watergang. Voor deze kavels gaat de gemeente in de toekomst een hemelwaterriool aanleggen. Via dit hemelwaterriool in gedeelten van de Graauwedijk, Kanaalweg en Meerweg wordt water afgevoerd naar een van de aangrenzende watergangen. De overige kaveleigenaren worden verplicht om de hemelwaterafvoer aan te sluiten op een watergang.

In geval van nieuwbouw dienen woning en erfverhardingen direct te worden afgekoppeld op de aanliggende watergang. Het afvalwater wordt door middel van een nieuwe aansluitleiding aangesloten op het bestaande gemeentelijk vuilwaterriool.

In het bestemmingsplan is verboden om hemelwaterafvoerleidingen aan te koppelen op het openbaar vuilwaterriool, met uitzondering van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie.

3.4.8 Ecologie

Inleiding

Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht. Deze vervangt drie wetten; de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Op grond van de Wet natuurbescherming dient in ruimtelijke plannen en bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te worden gehouden met de aanwezige natuurlijke waarden (zowel soorten als gebied).

De volgende gebieden genieten bescherming op grond van de Wet natuurbescherming:

  • Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebied);
  • staatsnatuurmonumenten (gebieden in eigendom van de staat);
  • beschermde natuurmonumenten (gebieden die in eigendom zijn van particulieren, waaronder terreinbeheerders);
  • Wetlands.

Ook de provincie heeft gebieden aangewezen waarbinnen beschermende regels gelden ten aanzien van het behoud van ecologische waarden. In de omgevingsverordening zijn voor enkele van deze aspecten, waaronder Natuur Netwerk Nederland en Bos- en natuurgebieden buiten het Natuur Netwerk Nederland, bindende regels opgenomen.

Onderzoek

In het kader van de aardbevingsproblematiek beschikt het Centrum Veilig Wonen over een generieke ontheffing Wet natuurbescherming. De provincie heeft medio oktober 2019 toestemming verleend aan de gemeente Midden-Groningen voor aanhaking bij de Generieke ontheffing Wnb binnen het aardbevingsgebied. Voor Overschild geldt een verbijzondering van de ontheffing. De reguliere ontheffing laat toe dat 25% van het dorp tegelijkertijd mag worden aangepakt. De gemeente heeft toestemming dat ze 50% van het dorp tegelijkertijd kan versterken. Hiervoor heeft de gemeente aanvullende maatregelen getroffen (faunatoren) en worden aanvullende maatregelen getroffen. Tevens is er een mitigatieonderzoek uitgevoerd, deze is opgenomen in de bijlage Mitigatieplan Overschild.

Deze generieke ontheffing geldt onder andere voor vleermuizen, huismussen en gierzwaluwen. In deze ontheffing zijn een aantal voorwaarden opgenomen:

  • het plangebied dient 'beschermde soorten vrij' te worden gemaakt voorafgaand aan de werkzaamheden;
  • het voornemen dient natuur-inclusief terug te worden gebouwd;
  • de voornemen dient aardbevingsgerelateerd te zijn.

In het kader van de generieke ontheffing wordt voor het binnen stedelijk gebied elk jaar een ecologische inventarisatie uitgevoerd.

Stikstof

In het kader van het bestemmingsplan verbrede reikwijdte ‘Overschild’ is de depositie van stikstof ten gevolge van de sloop en nieuwbouw in het dorp berekend.

De depositie van stikstof in Natura 2000-gebieden ten gevolge van de emissie van NOx en NH3 van deze ontwikkeling, alsmede van het verkeer van en naar de locatie is meegenomen in de berekening. Uit de berekeningen komt naar voren dat er geen stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden zijn met een overschrijding van een projectbijdrage van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar. Hierdoor treden er geen belemmeringen op ten aanzien van het voornemen. De berekening is opgenomen in Bijlage 6 Stikstof berekening.

Voorwaarden versterking Overschild

De volgende voorwaarden moeten bij de versterking (bouwkundig versterken en/of sloop en nieuwbouw) in Overschild in acht worden genomen. Volgens de Wet Natuurbescherming zijn maatregelen ten behoeve van beschermde diersoorten noodzakelijk. Deze worden in het dorp Overschild collectief georganiseerd. Dit houdt in dat:

  • a. Alle huizen tijdig, maar niet te vroeg, natuurvrij moeten worden gemaakt. Voor batch 1.467 regelt NCG dit. Eigenaren binnen de batch 1.588 en zij die in eigen beheer bouwen zijn zelf verantwoordelijk. Zij kunnen zich melden bij de gemeente, die het collectieve proces organiseert (versterking@midden-groningen.nl). Het natuurvrij-maken mag maximaal 1 jaar voorafgaande aan de sloop of verbouwing van de woning. Na afloop wordt een natuurvrijverklaring afgegeven.
  • b. De woning moet natuur-inclusief worden terug gebouwd. De woning moet ruimten bevatten waar beschermde diersoorten kunnen verblijven. Om deze ruimte te bepalen moet in de fase van het voorlopig ontwerp (VO) de plannen worden voorgelegd aan de hiervoor aangewezen ecoloog. Voor de batch 1.467 wordt dit door de NCG georganiseerd. Voor de batch 1.588 moet de initiatiefnemer dit zelf regelen. Het protocol hiervoor is bekend bij de gemeente.
  • c. Er zijn ten slotte nog twee contactmomenten nodig;
      • Tijdens de bouw moet de ecoloog controleren of de ruimten goed worden aangebracht.
      • Na afloop van de bouw controleert hij of het goed is gegaan en stelt hij een mitigatieverklaring op.

Binnen batch 1.588 zijn natuurmaatregelen onderdeel van het bouwdepot. De gemaakte kosten worden door de gemeente bij de eigenaar in rekening gebracht. Voor de batch 1.467 regelt NCG dit.

Uitvoering van de Wet natuurbescherming is geen onderdeel van het vergunningtraject, omdat deze wet wordt uitgevoerd door de provincie Groningen en niet door gemeente. De provincie voert regelmatig inspecties uit op naleving van de wet. Mocht blijken dat bovengenoemde afspraken niet worden nageleefd, dan kan dat resulteren in een bouwstop en een boete.

Hoofdstuk 4 Juridische vormgeving

4.1 Algemene opzet van dit plan met verbrede reikwijdte

Dit bestemmingsplan wijkt af van andere bestemmingsplannen. In hoofdstuk 1 is hier al op ingegaan. Er is aangegeven dat het proces van de versterkingsopgave in dit bestemmingsplan is gericht op:

  • vereenvoudiging
  • versnelling
  • participatie
  • het behoud van bestaande rechten.

Daarbij zijn er andere vernieuwingen doorgevoerd, zoals integratie van stedenbouwkundige en welstandstoetsing. Dit werkt toe naar de mogelijkheden die straks passen bij de nieuwe Omgevingswet. Het is mogelijk om dit bestemmingsplan zo te maken omdat het is aangemeld onder de Crisis- en herstelwet. Voor deze bestemmingsplannen is een speciale naam: 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte'.

De vernieuwingen zijn te zien in de regels van het bestemmingsplan, met name in Artikel 4 Dorpsgebied en Artikel 15 Algemene bouwregels).

De bestaande rechten op grond van geldende bestemmingsplannen blijven, zoals eerder aangegeven, behouden. In de nieuwe regeling worden de mogelijkheden ten aanzien van her- en nieuwbouw van gebouwen bovendien fors verruimd in de zin dat ook elders op bouwpercelen kan worden gebouwd (achtererven) en dat bouwpercelen kunnen worden aangepast (met name vergroot). Ook is er nieuwbouw op nieuwe bouwpercelen mogelijk (bijvoorbeeld percelen die momenteel agrarisch worden gebruikt).

Daarbij is nagedacht over mogelijkheden om het makkelijker te maken voor degenen die gaan bouwen. Dit betekent dat procedures korter worden waar dat kan en dat er soms zelfs zonder officiële procedures kan worden gebouwd, als aan de voorwaarden wordt voldaan.

Voorop staat dat de procedures worden ingekort en dat bepaalde bouwplannen zelfs vergunningsvrij kunnen worden gebouwd. Er moet dan wel goed vooroverleg plaatsgevonden hebben over de ruimtelijke kwaliteit en het uiterlijk van de bebouwing. Dit overleg vindt plaats met de dorpsbouwmeester en de omgeving.

Daarnaast moet er worden voldaan aan de wettelijke veiligheids- en gezondheidseisen. Dit zijn landelijke eisen voor gebouwen en bouwwerken die in het Bouwbesluit zijn opgenomen. Het Bouwbesluit zal onder de toekomstige Omgevingswet in een iets uitgeklede vorm blijven bestaan en heet dan 'Besluit bouwwerken leefomgeving' (Bbl).

  • A. Samengevat bestaat de verbrede reikwijdte in dit bestemmingsplan uit de volgende onderdelen: De stedenbouwkundige toetsing en de welstandstoetsing zijn samengebracht in dit bestemmingsplan. De welstandsadvisering zoals geregeld in de gemeentelijke bouwverordening vervalt. Hiervoor komt een advies van de dorpsbouwmeester in de plaats dat wordt opgesteld met betrokkenheid van omwonenden. De dorpsbouwmeester betrekt bij de advisering:
    • 1. de Structuurvisie Overschild
    • 2. het Dorpsvisie Versterking Overschild (Witboek);
    • 3. de algemene welstandscriteria uit de Welstandsnota van de gemeente Midden-Groningen (zie hiervoor artikel 15.2 en het Welstandsbeleid van de gemeente Midden-Groningen);
  • B. Er is vooruitlopend op de Omgevingswet al voor bepaalde bouwplannen een vorm van vergunningsvrij bouwen ingevoerd. Dit is geregeld in 4.3. Voor woningen en hoofdgebouwen geldt dat deze wel aan een meldingsplicht moeten voldoen. Ook gelden er proceseisen. Voor bijgebouwen geldt zelfs geen meldingsplicht als er een positief advies is gekregen van de dorpsbouwmeester over welstand (uiterlijk van bouwwerken) en de bouwveiligheid;
  • C. Er kunnen op grond van het advies van de dorpsbouwmeester maatwerkvoorschriften worden opgesteld. Hierover meer in artikel 4.4;
  • D. Er is een mogelijkheid om af te wijken van alle bouwregels met een omgevingsvergunning (zie artikel 4.2). Deze mogelijkheid wordt gebaseerd op een advies van de dorpsbouwmeester, die hierbij de omwonenden ook dient te betrekken. Dit is uitgewerkt in een procesvoorschrift waarin indieningseisen staan. Er moeten ook een aantal beleidsdocumenten worden betrokken. Zie hiervoor artikel 4.6.1
  • E. Er is een mogelijkheid opgenomen om direct op basis van een buitenplanse omgevingsvergunning het bestemmingsplan aan te passen (door middel van delegatie). Daarmee wordt het omgevingsplan actueel gehouden. Zie hiervoor artikel 4.6.4.
  • F. Tot slot is in artikel 4.6.1 een kostenverhaalsregel opgenomen. Dit heeft als doel om met name bij nieuwbouw op nieuwe percelen eventuele kosten te kunnen verhalen. Zo gaat dit niet ten koste van de gemeenschap. Dit kunnen bijvoorbeeld de kosten zijn voor de aanleg van extra infrastructurele werken (riolering in het openbaar gebied of kabels en leidingen) die niet op andere wijze (leges) kunnen worden verhaald. Zie hiervoor ook paragraaf 5.2 Kostenverhaal.

4.2 Bestemmingen

Dit bestemmingsplan lijkt nog steeds op een gewoon bestemmingsplan; het heeft dezelfde opbouw en structuur, die is gebaseerd op de landelijke Standaard voor bestemmingsplannen (SVBP). Het bestemmingsplan heeft vijf hoofdbestemmingen. Dit zijn de bestemmingen:

Dit zijn er veel minder dan het hiervoor geldende bestemmingsplan. Dat komt ten eerste omdat het vorige plan voor alle Kernen van de gemeente Slochteren gold, waardoor er veel meer bestemmingen in dat plan waren opgenomen (die niet altijd in Overschild voorkwamen). Ten tweede zijn er een aantal bestemmingen samengevoegd in één nieuwe bestemming genaamd 'Dorpsgebied' (Zie Artikel 4). Dit is tevens het gebied waar de grootste veranderingen en de herbouwopgave plaats zal vinden.

Het samenbrengen van deze bestemmingen biedt de mogelijkheid om het plan flexibeler te maken. In de bestemming Dorpsgebied zitten ook de meeste vernieuwingen ten aanzien van de afwijkingen in het kader van de Crisis- en herstelwet.

Door met één bestemming Dorpsgebied te werken zijn de verschillen tussen de diverse woonbestemmingen die er waren ook grotendeels opgeheven. Die verschillen zaten in het vorige bestemmingsplan vooral door een historisch gegroeide juridische opzet. Sommige bestemmingsplannen waren ook nog eens zeer gedetailleerd, en dat is gezien de nieuwe opzet van begeleiding en advisering niet meer nodig geacht.

De nieuwe regeling geeft nu een algemenere invulling. Hiermee wordt een basiskwaliteit voor een goede fysieke leefomgeving zeker gesteld. Deze regeling gaat er ook vanuit dat de bouwers zelf voldoende het belang van goede stedenbouwkundige kwaliteiten in het oog zullen houden. Ze worden hierin begeleid door een dorpsbouwmeester en doen dit in overleg met de omwonenden.

De bestaande bouw- en gebruiksrechten op bouwpercelen zijn, zoals al vaker is aangegeven, zo goed mogelijk in stand gehouden. De nieuwe bestemming Dorpsgebied betekent dus niet dat de rechten heel anders zijn. Dat is mogelijk door in de bestemming Dorpsgebied te werken met verschillende aanduidingen zoals de aanduiding 'bedrijf' waar het oude recht uit de bestemming Bedrijf is opgenomen. Deze systematiek sluit meer aan bij de standaarden van het toekomstige omgevingsplan (die nu in ontwikkeling zijn) waar met zogenoemde 'werkingsgebieden' en 'locaties' wordt gewerkt.

In het bestaande bestemmingsplan staan bouwvlakken waarbinnen woningen of andere hoofdgebouwen gebouwd mogen worden. Deze bouwvlakken zijn ook in dit nieuwe bestemmingsplan weer opgenomen. Maar ook buiten deze vlakken mag worden gebouwd. Voor het bouwen buiten de bouwvlakken geldt wel een andere procedure dan voor het bouwen binnen 'de oude rechten'. Voor deze laatste categorie kan namelijk zonder vergunning worden gebouwd. Onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is dit nog niet mogelijk maar dankzij de Crisis- en herstelwet wel. Voor het bouwen buiten het bouwvlak blijft vooralsnog wel een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist.

4.3 Vergunningsvrij bouwen (met een melding)

Voor het bouwen binnen bouwregels, die zijn opgenomen in artikel 4.2, geldt geen vergunningplicht. Hier geldt alleen de plicht om te melden dat er gebouwd wordt. Daarvoor is wel vereist dat er overleg is geweest met de dorpsbouwmeester en omgeving. Dit moet gedaan zijn voordat er een melding wordt gedaan.

Bij de melding dat er zal worden gebouwd moet het volledige bouwplan worden aangeleverd. Hier moet ook het advies over welstand en stedelijke ontwikkeling van de dorpsbouwmeester zitten. En een verslag van het overleg met de omgeving. De dorpsbouwmeester organiseert het overleg en verwacht daarvoor uiteraard dat de juiste stukken worden meegenomen/aangeleverd (zie o.a. Bijlage 1 bij deze toelichting). Het proces met de dorpsbouwmeester is een eis in het proces om te kunnen bouwen. Dit is geregeld in 4.3.

Voor het bouwen van bijgebouwen en aanbouwen op een achtererf geldt dat zij vaak al op grond van wettelijke normen (bijlage 2 Bor) vergunningsvrij zijn. Is dit niet het geval, dan kan dit alsnog vergunningsvrij als de dorpsbouwmeester het bouwplan heeft getoetst en daarover positief is. Zo niet, dan zal ook een melding moeten worden gedaan.

In sommige gevallen geldt er vanaf de melding van een bouwvoornemen een wachttermijn van 4 weken voordat er echt gebouwd kan worden. Dat is het geval als er (nog) geen positief advies is afgegeven door de dorpsbouwmeester over het bouwplan. De wachttijd is opgenomen om de gemeente de gelegenheid te geven om binnen 4 weken maatwerkvoorschriften te kunnen vaststellen. Maatwerkvoorschriften zijn extra eisen aan het bouwwerk die gevolgd moeten worden bij het bouwen. Als een bouwer hier niet aan wenst te voldoen, staat daar bezwaar en beroep tegen open.

De termijn van 4 weken kan eventueel verkort worden als het bevoegd gezag aangeeft dat er geen maatwerkvoorschriften zullen worden gesteld.

Bovengenoemde is geregeld in artikel 4.2, 4.3 en 4.4.

Vergunningsvrij bouwen en het bouwbesluit

Met deze regeling wordt vooruitgelopen op de toekomstige Omgevingswet die vergunningsvrij bouwen vaker mogelijk maakt. De regeling is zo opgezet dat deze ook van toepassing blijft onder het nieuwe regime van de Omgevingswet.

Voor de goede orde melden wij hierbij dat de bovengenoemde gebouwen nog wel vergunningplichtig kunnen zijn op grond van de toetsing aan het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit is rijksregelgeving. Het bestemmingsplan en ook het omgevingsplan (opvolger van het bestemmingsplan) gaan in beginsel dus ook niet over de bouwveiligheid. Dat zal ook zo zijn onder de toekomstige Omgevingswet. Wel zal onder de Omgevingswet het Bouwbesluit worden aangepast en de naam 'Besluit bouwwerken leefomgeving' (Bbl) krijgen. Onder de Omgevingswet wordt de bouwtoets dan ook gesplitst (zoals feitelijk nu al in dit bestemmingsplan wordt gedaan) in toets op het Bbl en Toets op het Omgevingsplan (Bouwregels/Bouwverordeningsregels en Welstandregels die allen in het Omgevingsplan worden ondergebracht). Men spreekt onder deze wet dan over een
1. bouwactiviteit en een
2. omgevingsplanactiviteit bouwen.

Wel biedt de 'Wet kwaliteitsborging voor het bouwen' in de toekomst de mogelijkheid aan bouwbedrijven om bepaalde bouwwerken vergunningsvrij te bouwen. Ze moeten dan voldoen aan kwaliteitsborging die door een onafhankelijke instantie wordt geborgd (certificering). De verwachting is dat deze wet net als de Omgevingswet in 2021 in werking zal treden en bedrijven zich dus ook vanaf die tijd kunnen laten certificeren.  

In onderstaand Stroomschema 1 is weergegeven welke vragen moeten worden beantwoord om tot een snelle afwikkeling te komen en zonder omgevingsvergunning te kunnen bouwen.
afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpovsoverschild-va01_0008.jpg"

4.4 Vergunningstelsel voor herbouw en nieuwbouw

Indien een bouwplan voor een woning niet past in de bouwregels van artikel 4.2 (voorheen geldende bestemmingsplan Kleine kernen) dan kan daar met dit nieuwe bestemmingsplan in veel gevallen toch aan worden meegewerkt. Er is dan een omgevingsvergunning nodig om te kunnen bouwen. Dit is geregeld in artikel 4.6.1 Afwijkingsbevoegdheid herstructurering (bestemmingsplanactiviteit).

Dit betreft bijvoorbeeld bouwplannen voor de bouw van een woning of een gebouw op een andere plek dan de bestaande woning. Het betreft ook bouwplannen voor woningen met bijzondere vormgeving (hogere bouwhoogten of andere afwijkingen). Anders komen belangen van derden mogelijk in het geding. Ook geeft de procedure de mogelijkheid om vanuit algemeen belang een nadere afweging te maken. Dat geldt uiteraard ook als er nieuwbouw plaats vindt op nieuwe bouwpercelen (voorheen agrarisch gebied).

In die gevallen blijft de omgevingsvergunningsplicht behouden. Hiertegen kan ook door de indiener of andere belanghebbenden bezwaar of beroep worden aangetekend.

Deze vergunningsplicht wordt hier een afwijking met een omgevingsvergunning genoemd. In zekere zin komt deze term wat defensief over. Het lijkt een beetje alsof het slechts incidenteel wordt toegestaan. Dat is echter niet het geval. Dit blijkt ook uit de Structuurvisie Overschild en de daarin aangegeven ruimte die men wil geven aan nieuwbouw in Overschild. Onder de nieuwe Omgevingswet wordt eigenlijk ook uitgegaan van meer ruimte voor afwijkingen van planregels. De 'ja,mits ...'-houding gaat ervan uit dat een plan kan, tenzij er een duidelijke reden is om het niet toe te staan. In de nieuwe wet heeft het afwijken met een omgevingsvergunning dan ook een positievere definitie gekregen, namelijk omgevingsplanactiviteit. Vandaar dat in dit bestemmingsplan hiervoor in artikel 4.6.1 tussen haakjes al de term bestemmingsplanactiviteit is toegevoegd.

Net als bij het vergunningsvrij/meldingplichtig bouwen (artikel 4.3) is een schriftelijk advies door de dorpsbouwmeester nodig. En met name is hier ook het voorleggen van het bouwplan aan omwonenden en andere belanghebbenden van belang. Dit is een belangrijk vereiste om te kunnen bouwen. En ook hier gaat het dus niet om de goedkeuring maar in eerste instantie om een advies dat in een schriftelijk verslag wordt neergelegd.
Het verslag van deze toetsing moet tevens worden ingediend bij de bouwvergunningsaanvraag naast andere vereisten die gelden op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (en de vereisten die in het zgn. Mor worden gesteld). Op basis van dit advies besluit het bevoegd gezag (meestal B&W) of de vergunning wel of niet (of onder welke voorwaarden) wordt verleend.

Voor het verlenen van deze vergunning geldt in beginsel een maximale proceduretermijn van 8 weken vanaf het indienen van een volwaardige aanvraag. Deze procedure kan eventueel worden verlengd met 6 weken.

De werkelijke termijn kan echter aanmerkelijk worden verkort als het voortraject met de dorpsbouwmeester goed is verlopen en er positief wordt geadviseerd. In dat geval zou de vergunning na de toetsing op meer technische eisen ten aanzien van bouwveiligheid en gezondheid (Bouwbesluit en Bouwverordening) heel snel kunnen worden verleend. Het proces hoeft dus niet heel anders te verlopen dan de hiervoor geschetste meldingsprocedure.

In onderstaand stroomschema 2 is aangegeven hoe het vergunningentraject kan uitpakken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpovsoverschild-va01_0009.jpg"

In het plangebied liggen ook een aantal bouwpercelen in het door de Provincie Groningen aangewezen Buitengebied. Deze zijn aangeduid met de 'specifieke bouwaanduiding - buitengebied'. Voor deze percelen gelden bijzondere bebouwingsregels qua maatvoering (Artikel 4.6.1 sub a derde punt) die overeenkomen met de regels uit de Provinciale Omgevingsverordening van de provincie Groningen.

4.5 Binnenplans afwijken (oude recht)

De oude mogelijkheden om met een omgevingsvergunning af te wijken van bouwregels voor bijgebouwen (4.6.2) zijn in dit bestemmingsplan overgenomen uit het geldende bestemmingsplan Kleine Kernen. Daarom geldt voor deze afwijkingsbevoegdheid niet de procedurele eis dat er alleen vergunning kan worden verleend nadat er overleg en een verslag van de dorpsbouwmeester is verkregen. In deze gevallen zal de ouderwetse toetsing aan de criteria genoemd onder de algemene bouwregels getoetst worden. Er zal ook op de algemene welstandscriteria worden getoetst (in dit geval ook door de dorpsbouwmeester op grond van het nieuwe welstandsbeleid van de gemeente).

Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid

5.1 Algemeen

Op grond van het bepaalde in artikel 3.1.6 onder f van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. De economische uitvoerbaarheid heeft betrekking op de financiële uitvoerbaarheid.

5.1.1 Versterkingsopgave

In Overschild moet een groot deel van de (karakteristieke) gebouwen worden versterkt. Om uitvoering te kunnen geven aan de versterkingsopgave zijn er verschillende regelingen en verordeningen beschikbaar.

De gemeente beschikt over de 'Subsidieverordening Groep 1588 Versterkingsopgave voor de gemeente Midden-Groningen' en de Subsidieverordening Fonds Kwaliteitsimpuls Overschild Midden-Groningen 2019. Daarnaast is er een regeling voor het behoud van de karakteristieke panden in Overschild.

Subsidieverordening Groep 1588 Versterkingsopgave voor de gemeente Midden-Groningen

Deze subsidie heeft tot doel het versnellen en uitvoeren van maatregelen voor woningen in de gemeente Midden-Groningen die onderdeel uitmaken van Batch 1588.

De subsidiabele kosten in geval van versterking zijn:

  • redelijke kosten inclusief BTW voor de realisatie van de maatregelen aan de woning conform het versterkingsadvies;
  • redelijke kosten van tijdelijke huisvesting, verhuizing en herinrichting volgend uit het versterkingsadvies;
  • redelijke overige bijkomende kosten conform het versterkingsadvies.

De subsidiabele kosten in geval van de versterkingsopgave zijn:

  • kosten van sloop en nieuwbouw conform de prijslijst;
  • redelijke kosten van tijdelijke huisvesting, verhuizing en herinrichting conform de prijslijst; redelijke overige bijkomende kosten conform de prijslijst.

Kosten voor zelf verrichte arbeid, indien de maatregelen door de aanvrager worden uitgevoerd, zijn geen subsidiabele kosten.

Subsidieverordening Fonds Kwaliteitsimpuls Overschild Midden-Groningen 2019
Subsidie kan worden verleend aan eigenaren van panden en de daarbij behorende erven, kadastraal gelegen in Overschild en behorende tot Batch 1.467, Batch 1.588 of de restgroep.

Deze subsidie heeft tot doel eigenaren van panden te stimuleren om aanvullende maatregelen te treffen die leiden tot een kwaliteitsimpuls van Overschild t.b.v. energietransitie, ruimtelijke kwaliteit en/of levensloopbestendigheid

Karakteristieke panden

Er is een nieuwe regeling beschikbaar voor het behoud van karakteristieke panden in Overschild. Eigenaren kunnen vanaf 10 juli 2019 een aanvraag indienen. De provincie Groningen heeft de regeling opgesteld samen met de gemeente Midden-Groningen en de Nationaal Coördinator Groningen (NCG). Vanuit het Nationaal Programma Groningen wordt er 2 miljoen bijgedragen.
In Overschild moet een deel van de karakteristieke gebouwen worden versterkt. De subsidieregeling is bedoeld om deze karakteristieke gebouwen te behouden en een impuls te geven. De bijdrage kan de eigenaar bijvoorbeeld gebruiken voor energiebesparende maatregelen, herbestemming, inhuur van experts of het herstel van karakteristieke waarden.

5.2 Kostenverhaal

In dit bestemmingsplan wordt de mogelijkheid geboden om woningen te herbouwen. Omdat de bouw van één of meer woningen een bouwplan is in de zin van artikel 6.2.1 Bro is de gemeente in beginsel verplicht om kosten te verhalen op grond van artikel 6.12 Wro en dient hieraan de gemeente hier in ieder geval overwegingen aan te wijden bij de vaststelling van het bestemmingsplan. Doel achter deze regeling is dat de gemeenschap niet hoeft op te draaien voor kosten die worden gemaakt in het voordeel van een bouwer. Er kunnen overigens alleen kosten worden verhaald die toerekenbaar zijn aan een bouwproject, dus bijvoorbeeld kosten van specifieke onderzoeken die voor een nieuw bouwkavel zijn gemaakt of de kosten van voorzieningen die door de gemeente worden gemaakt om de grond gebruiksklaar te maken en de weg waaraan een nieuw bouwperceel ligt ook op een juiste wijze in te richten.

In het plan wordt hoofdzakelijk gebouwd op bestaande bouwpercelen. De kosten van de herbouw en bijbehorende nieuwe voorzieningen (leidingen etc.) zijn voor de initiatiefnemers. Hier is kostenverhaal in beginsel niet aan de orde.
Daarnaast biedt het plan echter ook beperkte mogelijkheden tot nieuwbouw op agrarische gronden waarvoor mogelijk wel extra infrastructurele werken en nutsvoorzieningen moeten worden aangelegd in openbaar gebied. Die kosten dienen naar evenredigheid te worden verhaald op de bouwers op die kavels. Omdat de gemeente deze gronden niet in handen heeft en er ook nog niet bekend is wie hier gaan bouwen, zou hiervoor een exploitatieplan kunnen worden opgesteld. Op grond van de verbrede reikwijdte en artikel 7c lid 10 en 11 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet is het echter ook mogelijk om ook wat betreft het kostenverhaal al vooruit te lopen op de Omgevingswet.

Omdat de bouwkavels alleen kunnen worden aangelegd en bebouwd nadat een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit (zoals bedoeld in artikel 4.6.1) is verleend, kan er voor de verlening van zo'n omgevingsvergunning goed tot kostenverhaalsafspraken met de bouwers worden gekomen. Dit wordt een zogenaamde anterieure overeenkomst genoemd. Lukt dat niet dan voorziet dit artikel in een bepaling die voorkomt dat er gebouwd kan worden op deze kavels als deze noodzakelijk te maken of gemaakte kosten die in evenredigheid toerekenbaar zijn aan de een bouwkavel, nog niet zijn betaald.

De regeling loopt vooruit op het gestelde in afdeling 13.6 van de Omgevingswet, waarin bij Aanvullingswet Grondeigendom het kosten verhaal en ook al een verbod zoals opgenomen in artikel 7.6.1 sub b is opgenomen.

Planschade
Het planschaderisico speelt ook een rol bij kostenverhaal. Hoewel de planvorming en herbouw die afwijkt van het huidige bestemmingsplan uitsluitend mogelijk is op grond van artikel 4.6 waarbij omwonenden die eventueel planschade kunnen leiden via de dorpsbouwmeester altijd worden betrokken bij de bouwplannen, sluit dit de kans dat er planschade ontstaat niet uit. Het recht op planschade ontstaat pas na het verlenen en onherroepelijk van kracht worden van een omgevingsvergunning. Het is wel van belang dat er bij de planvorming en het overleg in ieder geval rekening wordt gehouden met eventuele schade. In het geval dat het risico hierop niet geheel kan worden uitgesloten, kan de gemeente bij de vergunningverlening eisen dat er een planschadeovereenkomst wordt getekend voordat vergunning wordt verleend zodat de gemeenschap deze kosten niet hoeft te dragen.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Participatie

Voor de ontwikkelingen in Overschild is de 'Structuurvisie Overschild 2018-2028" opgesteld.

De structuurvisie vormt één geheel met de uitgebreide Dorpsvisie Versterking Overschild, ook wel het Witboek 2.0 genoemd. Het document is gemaakt door de bewoners met hulp van externe partijen. In het proces zijn er vier bewonersavonden geweest, daarnaast zijn er drie dorpsbrede enquêtes gedaan waarbij meningen en visies zijn opgehaald. De resultaten hiervan zijn verwerkt in de dorpsvisie. In de structuurvisie is de dorpsvisie verder uitgewerkt en is ingegaan op de te nemen besluiten zodat deze een juridische status heeft gekregen.

In de Structuurvisie Overschild 2018-2028 is ook opgenomen dat er voor Overschild een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld, omdat het vigerende bestemmingsplan niet berekend is op de opgave waar het dorp voor staat. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

6.2 Inspraak

De resultaten van de terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan zijn opgenomen in de Bijlage 7 Nota van Inspraak en Overleg.

6.3 Overleg

In het kader van het wettelijke vooroverleg is het voorontwerpbestemmingsplan naar de overlegpartners verzonden. De samenvatting en beantwoording van de overlegreacties is opgenomen in de Bijlage 7 Nota van Inspraak en Overleg .