Ten aanzien van de bestemmingsregels geldt dat de regels van het bestemmingsplan Buitengebied 1998 van toepassing zijn, waarbij voor het perceel de bestemming Wonen geldt. De voorschriften/regels van de bestemming Woondoeleinden is als bijlage bijgevoegd. Aangezien de bestemming Woondoeleinden niet overeenkomstig de SVBP2012 is geldt dat de bestemming op de verbeelding is aangegeven als Wonen (en als zodanig overeenkomstig de systematiek van de SVBP2012).
Aanvullend op de voorschriften/regels zoals die gelden vanuit de als bijlage bij dit wijzigingsplan opgenomen bestemming "Woondoeleinden" gelden onderstaande artikelen als aanvulling hierop als directe doorwerking vanuit de provinciale omgevingsverordening. Daar waar sprake is van een afwijkende regeling ten opzichte van de regels zoals die gelden vanuit de bijlage ‘Woondoeleinden’ gelden de onderstaand opgenomen regels boven die vanuit de bijlage ‘Woondoeleinden’.
Deze aanvullingen zijn gebasseerd op de artikelen 2.9.1 en 2.9.2 als ook de artikel 2.13.13, lid 1 en 2 van de Omgevingsverordening provincie Groningen.
Aanvulling vanuit artikel 2.9.1 POV Groningen (bescherming beeldbepalende en/of karakteristieke gebouwen)
2.1 Omgevingsvergunning voor het slopen
2.1.1 Vergunningplicht
Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" mogen gebouwen niet zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk worden gesloopt.
2.1.2 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 2.1.1 is niet van toepassing op:
- gewoon onderhoud en herstel van een gebouw;
- sloop van inpandige delen van een gebouw;
- het uitvoeren van destructief onderzoek aan een gebouw;
- op het tijdstip van het van kracht worden van het plan al vergunde sloopwerkzaamheden;
- noodzakelijke sloop van een gebouw, ter voorkoming van instortingsgevaar, wanneer sprake is van een acute bedreiging van de veiligheid van personen of beschadiging van omliggende bebouwing en andere maatregelen het instortingsgevaar niet kunnen voorkomen;
- beschermde monumenten als bedoeld in de Erfgoedwet of in de gemeentelijke erfgoedverordening.
2.1.3 Toetsingscriteria
- Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
- sprake is van een algemeen ruimtelijk belang waarvoor het gebouw redelijkerwijs moet wijken; of,
- de karakteristieke hoofdvorm van het gebouw niet langer aanwezig is en alleen met ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld; of,
- het delen van een gebouw betreffen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt: of,
- het delen van een gebouw betreffen die weliswaar als karakteristiek zijn aan te merken, maar deze delen worden vervangen door gelijkwaardige karakteristieke delen; of,
- zinvol (her)gebruik van het gebouw overeenkomstig de geldende bestemming of een andere, uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening, passende bestemming objectief gezien niet mogelijk is en het belang van de vergunningaanvrager bij sloop van het gebouw in redelijkheid dient te prevaleren boven het cultuurhistorisch belang bij behoud ervan.
De aanvrager om vergunning dient daartoe een rapport van een onafhankelijke deskundige te overleggen dat ingaat op:
- de bouwkundige en gebruikstechnische staat van het gebouw;
- de mate waarin het gebouw geschikt is of door het treffen van voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor zinvol (her)gebruik overeenkomstig de geldende bestemming of een andere, uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening, passende bestemming.
- Het overleggen van een deskundigenrapport, bedoeld lid 1, onder e, is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders uit andere beschikbare informatie afdoende blijkt of het gebouw bouwkundig en gebruikstechnisch geschikt is of door het treffen van voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor zinvol (her)gebruik.
- Indien burgemeester en wethouders het voornemen hebben om een vergunning op basis van het bepaalde in lid 1 te verlenen wordt de gemeentelijke Monumentencommissie of een onafhankelijke dan wel een bij de gemeente werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw, landschapsarchitectuur en cultuurhistorie om een schriftelijk advies gevraagd.
Aanvulling vanuit artikel 2.13.3 lid 1 en 2 POV
Deze aanvulling is gebasseerd op artikel 2.13.3, lid 1 en 2 van de Omgevingsverordening provincie Groningen van de geconsolideerde versie van februari 2019.
2.2 Bouw- en verbouwmogelijkheden vrijgekomen gebouwen in het buitengebied
Het is verboden:
- gebouwen te vergroten;
- nieuwe gebouwen op te richten, ander dan vervangende nieuwbouw.
In afwijking van dit verbod kan een omgevingsvergunning worden verleend voor:
- het vergroten van gebouwen, mits:
- de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen met niet meer dan 20% toeneemt;
- de ruimtelijk relevante kenmerken van de gebouwen passen in het aanwezige bebouwingsbeeld;
- het vergroten van de gebouwen met een grotere oppervlakte dan 20% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, mits voor deze uitbreiding de maatwerkmethode is gevolgd onder begeleiding van een onafhankelijke of een bij de gemeente werkzame deskundige op het gebied van stedebouyw en landschapsarchitectuur, waarbij rekening wordt gehouden met:
- de historische gegroeide landschaps- en bebouwingsstructuur;
- de ruimtelijk relevante kenmerken van de bestaande gebouwen;
- een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de gebouwen;
- het woon- en leefklimaat van direct omwonenden; en
- het aspect nachtelijke lichtuitstraling
- het oprichten van een of meer nieuwe bijbehorende gebouwen, mits:
- de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen met niet meer dan 20% toeneemt;
- de ruimtelijk relevante kenmerken van de nieuwe gebouwen passen in het aanwezige bebouwingsbeeld;
- de mogelijkheid om een of meer nieuwe bijbehorende gebouwen op te richten met een grotere oppervlakte dan 20% van de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen, als tenminste in de planregeling voorwaarden zijn opgenomen op grond waarvan een omgevingsvergunning slechts kan worden verleend als voor deze uitbreiding de maatwerkmethode is gevolgd onder begeleiding van een bij de provincie werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur, waarbij rekening wordt gehouden met:
- de historische gegroeide landschaps- en bebouwingsstructuur;
- de ruimtelijk relevante kenmerken van de bestaande gebouwen;
- een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de gebouwen;
- het woon- en leefklimaat van direct omwonenden; en
- het aspect nachtelijke lichtuitstraling