In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het Wijzigingsplan Wedde – Wedderheide, Hoofdweg 18, van de gemeente Westerwolde;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.1950.WZ2103-vs01 met de bijbehorende regels;
1.3 aan-huis-verbonden beroep:
een beroep dat in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden
uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen
van gewassen en/of het houden van dieren, al dan niet in combinatie met volledig
bedrijfseigen mestbewerking/-verwerking en mestraffinage;
1.7 agrarische bedrijfskavel:
een op de verbeelding weergegeven aaneengesloten stuk grond, het agrarisch erf,
waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing en
bijbehorende voorzieningen ten behoeve van een agrarisch bedrijf zijn toegelaten;
1.8 agrarisch grondgebruik:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die zowel bedrijfsmatig als hobbymatig in
gebruik zijn;
1.9 agrarisch loonbedrijf:
een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of
levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven;
1.10 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;
1.11 archeologisch onderzoek:
een onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of graven en/of begeleiden) verricht
door een daartoe bevoegde instantie conform de kwaliteitsnorm Nederlandse
archeologie;
1.12 archeologisch waardevol gebied:
een gebied met daaraan toegekende archeologische waarde vanwege de kennis en
wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke
aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.13 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.14 bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate
van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede
verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en
breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en
ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd;
1.15 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein
aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.16 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.17 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen gebouwen of behorende bij een functie
(deels) buiten gebouwen die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden
beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en
administratieruimten en dergelijke;
1.18 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het
huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het
gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.19 bestaand:
- ten aanzien van de aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:
- bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
1.20 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.21 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.22 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel
bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de
aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.23 bosbouw:
het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding
en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de
functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;
1.24 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk;
1.25 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.26 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten;
1.27 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.28 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde
is verbonden;
1.29 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en overige andere bouwwerken, zijn toegelaten;
1.30 cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk, object of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het
beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van
dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.31 daghorecabedrijf:
een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan
bezoekers van gemengde voorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, lunch- en
tearooms, restaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen
horecabedrijven;
1.32 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het
verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor
gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit;
1.33 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een
woonhuis of een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het
gebruik van dat gebouw;
1.34 erfbeplanting:
opgaande beplanting, zijnde bomen en struiken, die een landschappelijke afscherming
vormt op de grens van een bouwperceel waarop bebouwing voorkomt of die verspreid
over een dergelijk bouwperceel voorkomt, en welke beplanting mede bepalend is voor
de inpassing van de betreffende bebouwing in het landschap;
1.35 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen
en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop,
een seksclub en een seksautomatenhal;
1.36 evenement:
elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit,
festival, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht,
georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten,
met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld
in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als
bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
1.37 extensief dagrecreatief medegebruik:
een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de
functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals
wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, vissen, picknicken, of een naar de aard
daarmee gelijk te stellen medegebruik;
1.38 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt;
1.39 gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden:
de mogelijkheden om gronden en daarop toegelaten bouwwerken overeenkomstig de
daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
1.40 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.41 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals
bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.42 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, waarbij ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging
in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.43 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk
is voor het functioneren van het bedrijf, op de wijze van een melkrundveehouderijbedrijf,
een melkgeitenhouderijbedrijf, een schapenhouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een
vollegronds tuinbouwbedrijf, een productiegericht paardenhouderijbedrijf, en naar de
aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven;
1.44 hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de
geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de
voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond
van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.45 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de
verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel, en indien
meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het
belangrijkst is;
1.46 horecabedrijf en/of -instelling:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter
plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander
al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch
getinte vermaaksfunctie;
1.47 houtteelt:
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend het kweken van bomen ten behoeve van
de houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en
waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2
en 3 van de Boswet;
1.48 huishouden:
een zelfstandig persoon dan wel een samenwonend persoon of groep van personen
met een mate van verbondenheid die binnen een complex van ruimtes gebruik maken
van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;
1.49 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel
enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is
bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.50 kampeerterrein:
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven
tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van
recreatief nachtverblijf;
1.51 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
de in Bijlage 2 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de
omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij
een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de
bewoner en de aan de bedrijvigheid bij woningen gebonden medewerkers;
1.52 kleinschalige duurzame energieopwekking:
winning van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot
geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en waarvan de
bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water,
biomassa, aard- en omgevingswarmte;
1.53 landschappelijke waarden:
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van
waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied.
1.54 logies met ontbijt:
het bieden van de, ten opzichte van het wonen ondergeschikte, mogelijkheid tot
recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.55 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen
en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en opvang, alsook
ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze
voorzieningen;
1.56 milieusituatie:
de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor
omwonenden en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de
situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) op te worden gelet
dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo
weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van
milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo
weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;
1.57 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige
en biologische elementen voorkomende in dat gebied. Onderdeel van de natuurlijke
waarden vormt steeds een beoordeling van de soortbescherming op basis van de Floraen
faunawet;
1.58 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering op de wijze van een intensief veehouderijbedrijf, een
intensief kwekerijbedrijf of een bijzondere dierenhouderij;
1.59 normaal onderhoud:
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed
beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming
behoren;
1.60 normaal onderhoud (in het kader van archeologie):
onderhoudswerkzaamheden, als het vervangen van bestrating en dergelijke, die niet
leiden tot verstoring van de ongeroerde bodem;
1.61 nutsvoorzieningen:
voorzieningen voor algemeen nut, zoals afvalinzameling, elektriciteit, gas,
(tele)communicatie en dataverkeer, openbaar vervoer en water. Het gaat hierbij om
overige andere bouwwerken zoals antennes, bakken, borden, containers, hekken,
kastjes, palen, zuilen en wat met deze bouwwerken te vergelijken is. Onder
nutsvoorziening wordt ook verstaan een schakelstation, een
rioolwaterzuiveringsinstallatie, een telecommunicatiestation en een
transformatorstation;
1.62 ondergeschikte lichte horeca:
horeca die ondergeschikt en gerelateerd is aan de bestemming en tot doel heeft het
verstrekken van kleine etenswaren en dranken, niet zijnde alcoholische dranken. Tot
ondergeschikte horeca worden mede gerekend mobiele horecastands, drankautomaten
en dergelijke;
1.63 ondergeschikte tweede tak:
een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf,
zoals een grondgebonden of niet-grondgebonden agrarische tak of een bedrijfseigen
mestvergisting;
1.64 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden
dan wel met ten hoogste één wand;
1.65 peil:
- indien op het land wordt gebouwd:
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- indien op of in het water wordt gebouwd:
- het Normaal Amsterdams peil;
- in het geval de hoogte van het terrein op een perceel grote verschillen vertoont:
- de door Burgemeester en Wethouders bepaalde hoogte;
1.66 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse en in de directe omgeving worden vervaardigd,
geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, alsmede aanverwante
artikelen, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie en
plaatsvindt vanuit een gebouw;
1.67 recreatiewoning:
een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en
waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.68 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een
grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden
aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt
kwetsbare objecten;
1.69 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een
omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of
vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder
begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal,
sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.70 torensilo:
een gebouw ten behoeve van opslagdoeleinden;
1.71 vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel
in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag
van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
1.72 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden c.q. een groep van personen, die gebruik maken van voor bewoning
gemeenschappelijke voorzieningen, zoals keuken, toilet en douche;
1.73 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een
eenheid kan worden beschouwd;
1.74 woonsituatie:
een situatie waarbij, mede door de situering van om de woonfunctie liggende functies
en bebouwing, in ieder geval sprake is van een redelijke daglichttoetreding, een
redelijke mate van uitzicht en voldoende privacy, alsmede van afwezigheid van hinder.