direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Omgevingsvergunning Wedde, Driepoldersweg 11
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1950.OV2109-vs01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Aanleiding
Het voornemen is om de monumentale boerderij op het perceel, Driepoldersweg 11 te Wedde, haar oorspronkelijke woonfunctie terug te geven. Het plan past niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Op het perceel is momenteel al een woning aanwezig. Het toevoegen van deze woning is planologisch niet toegestaan binnen de vigerende bestemming 'agrarisch gebied met een gesloten landschap'. Om uitvoering te geven aan het voornemen is voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgesteld.

Begrenzing en vigerend plan
Op onderstaande luchtfoto is de ligging van het besluitgebied weergegeven. Te zien is dat het besluitgebied ten noordwesten van het dorp Wedde ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.OV2109-vs01_0001.png"

Luchtfoto met ligging plangebied (bron: GoogleMaps)

Het gebied valt onder het bestemmingsplan Buitengebied 1998 (vastgesteld d.d. 23 februari 1999). Het besluitgebied heeft de bestemming 'agrarisch gebied met een gesloten landschap' en is voorzien van een 'agrarisch bouwperceel'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.OV2109-vs01_0002.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.OV2109-vs01_0003.jpg"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan Buitengebied 1998, het agrarische bouwperceel besluitgebied is geel omlijnd

Leeswijzer
De ruimtelijke onderbouwing is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de huidige en de nieuwe situatie van het gebied. In hoofdstuk 3 volgt het relevante beleid van de provincie en de gemeente. De uitvoerbaarheidsaspecten wegverkeerslawaai, milieuzonering, externe veiligheid, bodem, water, luchtkwaliteit, ecologie en archeologie komen in hoofdstuk 4 aan bod. De laatste hoofdstukken gaan in op de juridische vormgeving en de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het project.

Hoofdstuk 2 Huidige en nieuwe situatie

2.1 Huidige situatie

Ligging en bereikbaarheid
Het besluitgebied is gelegen aan de Driepolderweg. Ten noordwesten van Wedde, binnen de gemeente Westerwolde. Het besluitgebied grenst aan alle zijden aan agrarische gronden.

Huidig gebruik
In het besluitgebied zijn aanwezig de monumentale boerderij, een woning en een loods. Verder is er veel groen en water aanwezig.

In 1988 is door de eigenaren van het perceel om subsidie gevraagd om de monumentale boerderij te restaureren. Doordat de subsidie niet werd toegewezen is besloten om in plaats daarvan op het perceel een nieuwe woning te bouwen. Hierdoor kwam de monumentale boerderij leeg te staan. Toen de monumentale boerderij zijn woonfunctie verloor diende hij uitsluitend nog als opslag- en stallingsruimte. De bouwkundige staat van de boerderij is in de afgelopen decennia geleidelijk steeds verder achteruit gegaan.

Ten zuiden van de boerderij is een nieuwe woning en loods gebouwd.

Op onderstaande afbeeldingen zijn de huidige situatie van het besluitgebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.OV2109-vs01_0004.png"
Luchtfoto (ingezoomd) met begrenzing besluitgebied (bron: GoogleMaps)

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.OV2109-vs01_0005.png"

Huidige situatie monumentale boerderij, bron: Sax architecten

2.2 Nieuwe situatie

In de nieuwe situatie krijgt de monumentale boerderij haar woonfunctie terug. In het besluitgebied zijn dan twee woningen aanwezig.

Initiatiefnemers gaan de monumentale boerderij restaureren. Het oorspronkelijke voorhuis is beperkt van omvang en daarom wordt een deel van de schuur bij de woonruimte betrokken. Hierbij wordt de oorspronkelijke structuur van de schuur niet gewijzigd. Het is de intentie om deze Westerwoldse boerderij zo goed mogelijk te conserveren en te behouden voor de toekomst.

Aan de woning en de loods zullen geen wijzigingen plaatsvinden.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht geworden. De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt de NOVI als structuurvisie uit onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.

De NOVI bevat de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving. Uit de Omgevingswet volgt dat al het strategische beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, én het nieuwe strategische beleid op het beleidsterrein van de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de NOVI.

Het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4, 2001) en de Rijksnatuurvisie 2014 gaan op in en worden vervangen door de NOVI en het bijbehorende Nationaal Milieubeleidskader. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervalt geheel, behalve paragraaf 4.9 Caribisch Nederland en Caribische Exclusieve Economische Zone. De NOVI geldt verder als wijziging van enkele onderdelen van het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP) op grond van de Waterwet.

In zijn totaliteit kent de NOVI in totaal 21 nationale belangen en opgaven die het verder uitwerkt. Die opgaven zijn niet meer op zichzelf staand op te lossen, maar grijpen in elkaar. Met de NOVI zoekt het Rijk een perspectief om de grote opgaven aan te pakken, om Nederland mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Om die reden worden binnen de NOVI prioriteiten gesteld. De NOVI stelt daarbij een integrale aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het Rijk. Met steeds een zorgvuldige afweging van belangen werkt het Rijk aan de vier prioriteiten:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.


Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond. De NOVI onderscheidt daarbij drie afwegingsprincipes:

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en;
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen.


Het Rijk zal bij de uitvoering van de NOVI zichtbaar maken hoe de afwegingsprincipes benut worden.

Met de NOVI presenteert het Rijk een integrale, op samenwerking gerichte aanpak. De NOVI geeft een gebiedsgericht afwegingskader en sturende visie in een, gericht op het realiseren van een gezond, leefbaar, herkenbaar en economische sterk Nederland.

Het initiatief is niet strijdig met de NOVI.

3.2 Provinciaal beleid

Geconsolideerde Omgevingsverordening

De provinciale verordening van Groningen is op 3 februari 2021 geconsolideerd. De Omgevingsverordening is een provinciale verordening met alle regels over de fysieke leefomgeving binnen het grond gebied van de provincie.

De volgende kaartlagen zijn van toepassing op het besluitgebied:

  • Buitengebied;
  • Windenergie;
  • Natuur (leefgebied akkervogels);
  • Normen bergings- en afvoercapaciteit regionale wateren;
  • Intensieve veehouderij;

Buitengebied
Een plan dat betrekking heeft op het buitengebied gelegen buiten het aardbevingsgebied, stelt regels ter bescherming van de hoofdvorm van de karakteristieke en beeldbepalende gebouwen. Het plan moet in ieder geval een verbod bevatten om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een karakteristiek gebouw geheel of gedeeltelijk te slopen. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing geeft de monumentale boerderij haar oorspronkelijke woonfunctie terug. Voor de ontwikkelingen is een bouwhistorische quicksan uitgevoerd.

In afdeling 2.3 zijn regels opgenomen over het 'Niet-functioneel aan het buitengebied gebonden functies, zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik'. De verordening geeft regels over het hergebruik van vrijkomende agrarische gebouwen. De monumentale boerderij is een vrijgekomen agrarisch gebouw. De functie 'wonen' zal weer plaatsvinden op haar oorspronkelijke plek in de boerderij. In de boerderij zal enkel worden gewoond. Er is geen sprake van detailhandel. De schuur van de woning zal worden gebruikt conform het huidige gebruik.

Windenergie /Intensieve veehouderij
In het besluitgebied worden geen windturbines en intensieve veehouderij mogelijk gemaakt.

Natuur
Voorliggende ruimtelijke onderbouwing maakt het planologisch mogelijk een extra woning toe te voegen. In praktijk zal de bestaande monumentale boerderij in ere worden hersteld. De boerderij ligt binnen een agrarisch bouwperceel. Het voornemen heeft geen invloed op het leefgebied van akkervolgels.

In paragraaf 4.7 Ecologie wordt nader ingegaan op het aspect natuur.

Normen bergings- en afvoercapaciteit regionale wateren
Het besluitgebied ligt binnen de kaartlaag 'Normen bergings- en afvoercapaciteit regionale wateren' met de omschrijving "Grasland - 1:10 jaar (Gebiedsnormen regionale wateroverlast)". In artikel 3.6 is het volgende opgenomen: Gelet op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moet zijn ingericht moet op grond van artikel 2.8 van de Waterwet bij provinciale verordening normen worden gesteld voor de gemiddelde overstromingskans per jaar van daarbij aan te wijzen gebieden. In deze titel wordt daarin voorzien. Op grond van de Omgevingsverordening stellen Provinciale Staten per gebied de normen vast waarop de bergings-en afvoercapaciteit van de regionale wateren moet zijn ingericht als mede de regels voor de door het waterschap te verrichten beoordeling van de bergings-en afvoercapaciteit van de regionale wateren. Voor verscheidene te onderscheiden gebieden worden normen gegeven waarbij de kans op overstroming vanuit oppervlaktewater als gevolg van grote hoeveelheden neerslag is gerelateerd aan de economische waarde van landgebruik en de te verwachten schade bij overstroming. De normen drukken de hoogst toelaatbaar geachte kans op overstroming uit ofwel het wenselijk geachte beschermingsniveau. De normering bakent de zorgplicht af die de waterbeheerder heeft op het vlak van het voorkomen, dan wel het beperken van ontoelaatbare wateroverlast door inundatie vanuit oppervlaktewater ten gevolge van neerslag. De normering geeft daarmee helderheid voor de burgers en de bedrijven over het restrisico en hun eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van roerende en onroerende zaken. Eventuele maatregelen die nodig zijn om de bergings- en afvoercapaciteit van de regionale wateren aan de in deze verordening vastgelegde norm te laten voldoen neemt de beheerder op in het beheerplan zoals bedoeld in artikel 4.6 van de Waterwet.

In paragraaf 4.6 Water wordt nader ingegaan op het aspect water.

3.3 Regionaal beleid

Prestatiekader RWLP Regio Oost-Groningen 2018-2023
Het Prestatiekader RWLP Regio Oost-Groningen 2018-2023 is een flexibel en praktisch regionaal kader waarbinnen de verschillende gemeenten een eigen woonvisie kunnen ontwikkelen. Tussen de verschillende gemeenten zijn afspraken gemaakt over bijvoorbeeld dynamisch voorraadbeheer, leefbaarheid, voorzieningen, zorg en welzijn. Door middel van deze afspraken hebben de gemeenten houvast en kunnen ze samen werken aan de bovengenoemde onderwerpen. Iets wat binnen de gemeentegrens niet op te lossen is. In de volgende paragraaf wordt dit nader vorm gegeven middels het gemeentelijk woonbeleid.

3.4 Gemeentelijk beleid

Woonvisie en regionaal beleidskader

De gemeente Westerwolde heeft op 20 maart 2019 de nieuwe Woonvisie vastgesteld. Thema van de woonvisie is 'Vernieuwen en vitaal houden'. De nieuwe woonvisie is gebaseerd op het regionale woningbouwkader (Prestatiekader RWLP regio Oost Groningen 2018-2023).

Wedde is één van de kleine kernen van de gemeente Westerwolde. Voor kleine kernen wordt aangegeven dat de gemeente rekening houdt met krimp, en daarmee ook met sloop van woningen. Wel wil de gemeente medewerking verlenen aan 'acupunctuur'-ingrepen die aansluiten bij een concrete, actuele behoefte.

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing zorgt ervoor dat de monumentale boerderij in ere kan worden hersteld. De gemeente is zeer te spreken over het feit dat de eigenaren het initiatief hebben genomen om het monument te restaureren.

Monumentencommissie
In juli 2021 is het voornemen besproken in de gemeentelijke monumentencommissie. Het voornemen is goedgekeurd door de monumentencommissie.

Beleidsplan VTH 2019-2023

Het Beleidsplan VTH 2019-2023 heeft betrekking op vergunningverlening, toezich en handhaving van de taakvelden bouw, gebruik, milieu en ruimte (Algemene Plaatselijke Verordening (APV en Bijzondere wetten).

Monumenten
Binnen de gemeente is een groot aantal rijksmonumenten aanwezig. Deze activiteit maakt vaak onderdeel uit van een meervoudige vergunning en wordt zodoende altijd integraal meegenomen tijdens een controle. De bescherming van de monumenten staat redelijk hoog op de prioriteitenlijst. Deze vergunningen worden actief gecontroleerd, zo nodig door een vakspecialist (ODG of Libau).

3.5 Conclusie

Hiervoor is het relevante ruimtelijke beleid van het rijk, de provincie, de regio en de gemeente beschreven. Bij de beschrijving van het beleid blijkt in alle gevallen dat de in dit plan voorgenomen ontwikkeling passend is in het geldende beleid van de verschillende overheden.

Hoofdstuk 4 Onderzoeksaspecten

4.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Toetsingskader

De Ladder is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Bij besluit van 28 augustus 2012 is de Ladder toegevoegd aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en vervolgens op 1 oktober 2012 in werking getreden. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt.


De Ladder staat als instrument niet op zichzelf, maar geeft mede vorm aan de systeemverantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor een goede ruimtelijke ordening. Deze verantwoordelijkheid brengt met zich mee, dat de minister er voor zorgt dat decentrale overheden over de juiste instrumenten kunnen beschikken voor een zorgvuldige benutting van de ruimte. Hieronder wordt begrepen het voorkómen van overprogrammering, het faciliteren van groei, het anticiperen op stagnatie en het leefbaar houden van krimpregio's.

De Ladder is onder andere van toepassing op bouwplannen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Bij het bepalen óf en hoe de Ladder moet worden toegepast zijn de volgende aspecten van belang:

  • Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?
  • Is de stedelijke ontwikkeling nieuw?
  • Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?
  • Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?
  • Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?

In het navolgende worden de hierboven genoemde aspecten beschreven en afgewogen.

Ad 1.
De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De eerste afweging in de toetsing aan de Ladder is het beantwoorden van de vraag of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Hiervoor kan worden gekeken naar jurisprudentie. Hieruit blijkt dat niet iedere ontwikkeling als een nieuwe stedelijke ontwikkeling valt te kwalificeren. De aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving bepaalt of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling. In het geval van wonen geldt dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die ‘Ladderplichtig’ is, waarbij tevens geldt dat het een nieuwe ontwikkeling betreft.

Voor dit plan geldt dat er een nieuwe woning wordt gerealiseerd. Hiermee blijft het plan onder de grens van 12 woningen. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Conclusie

Omdat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling hoeft de Ladder niet verder doorlopen te worden. De Ladder van duurzame verstedelijking is niet van toepassing op het plan.

4.2 Geluidhinder wegverkeer

Toetsingskader

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones. Bij de situering van geluidgevoelige bebouwing zoals woningen binnen een zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden.

Onderzoek

De in de nabijheid van het besluitgebied gelegen Driepoldersweg kent ter plaatse een maximum snelheid van 80 km/uur en is gelegen in buitenstedelijk gebied. Deze weg heeft een zone van 250 m. De te realiseren geluidsgevoelige bebouwing ligt binnen de zone van deze weg en er dient daarom akoestisch onderzoek plaats te vinden.

Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten of Burgemeester en Wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor geluidsgevoelige objecten (woning) binnen een zone een ten hoogste toelaatbare waarde van 48 dB als geluidsbelasting op de gevel.

Onderstaande afbeelding geeft een overzicht van de geluidsbelasting op de gevels. Het volledige akoestische onderzoek is opgenomen in Akoestisch onderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.OV2109-vs01_0006.png"

Conclusie

Uit het onderzoek blijkt dat de te realiseren woning voldoet aan de wettelijke eisen wat betreft het wegverkeerslawaai en dat sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat. De Wgh verzet zich derhalve niet tegen de komst van de woning.

4.3 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben.

NSL/nibm

Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen, zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Plan

Voorliggend plan biedt de mogelijkheid om een woning te realiseren in de bestaande monumentale boerderij. Op basis van de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' is de verkeersgeneratie van een vrijstaande woning in niet stedelijk gebied (buitengebied) bepaald op 8,6 ritten per etmaal. De toename van de totale verkeersgeneratie bedraagt derhalve 9 ritten.

Nibm-tool

Voor kleinere ruimtelijke plannen en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het voormalige Ministerie van VROM in samenwerking met InfoMil de nibm-tool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.OV2109-vs01_0007.png"

Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project.

Achtergrondniveaus

Hoewel geconstateerd is dat het project een zogenaamd nibm-project betreft, dient ook te worden bezien of de luchtkwaliteit in het plangebied niet zodanig is dat de normen voor een goed woonklimaat worden overschreden.

Daartoe is gebruikgemaakt van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland. De kaarten geven een beeld van de luchtkwaliteit in Nederland en betreffen zowel recente als toekomstige jaren. Per kilometervak worden de concentraties voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen weergegeven waarvoor Europese regelgeving bestaat. De kaarten op deze website hebben een juridisch-formele status.

De meest relevante luchtkwaliteitseisen voor ruimtelijke plannen betreffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). De grenswaarden voor NO2 en PM10 is 40µg/m3 en voor PM2,5 is de grenswaarde 25µg/m3.

Uit de Grootschalige Concentratiekaarten blijkt dat in het plangebied de volgende achtergrondniveaus zijn gemeten en worden verwacht voor NO2, PM10 en PM2,5.

Achtergrondniveaus luchtkwaliteit  
Stof   2020   2030  
PM2,5   6,4 µg/m3   4,8 µg/m3  
PM10   12,8 µg/m3   11,1 µg/m3  
NO2   7,2 µg/m3   5,2 µg/m3  

Conclusie

Uit de gemeten en berekende achtergrondniveaus blijkt dat deze ruim onder de wettelijke normen blijven. Daarnaast is geconcludeerd dat het een nibm-project betreft. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.

4.4 Bodem

Wettelijk kader

Voor de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan dient de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het besluitgebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig moet zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie.

Onderzoek

Aangezien het gebouw een voormalige woonboerderij betreft en de bewoners op dezelfde plek in het gebouw gaan wonen, is er geen bodemonderzoek nodig. Daarnaast hebben er in de tussen tijd geen verdachte activiteiten plaatsgevonden wat invloed kan hebben op de bodem.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het voornemen.

4.5 Milieuhinder

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en voorzienbaar gevaar door milieubelastende activiteiten.

Plattelandswoning
Een plattelandswoning is een voormalige agrarische bedrijfswoning die door derden, die geen functionele binding hebben met het bedrijf, mag worden bewoond. Dit is juridisch-planologisch mogelijk omdat aan de plattelandswoning een lager beschermingsniveau wordt toegekend dan aan een burgerwoning. De juridische regeling geeft ook aan dat de planologische status bepalend is voor de bescherming van een plattelandswoning. Voorheen was het feitelijk gebruik bepalend. Voor bedrijven die een Omgevingsvergunning Milieu hebben, is de regeling te vinden in de Wet Plattelandswoningen, die op 1 januari 2013 in werking is getreden. Op 1 maart 2014 is een aanpassing van het Activiteitenbesluit in werking getreden, die eenzelfde regeling geeft voor agrarische bedrijven die onder het Activiteitenbesluit vallen.

Conclusie

In het besluitgebied wordt planologisch een woning toegevoegd, binnen de bestemming 'agrarisch gebied met een gesloten landschap'. In de monumentale boerderij, die haar woonfunctie in de jaren '80 heeft verloren, door de bouw van een nieuwe woning binnen het agrarische bouwperceel. De voormalige agrarische bedrijfswoning, die bij de inrichting hoorde, wordt hierbij planologisch geregeld als plattelandswoning.

De monumentale boerderij is door het gebouw planologisch te regelen als plattelandswoning, geen geluid- of geurgevoelig object in het kader van het Activiteitenbesluit. Hierdoor ontstaan er geen belemmeringen tussen de plattelandswoning en de omliggende agrarische bedrijvigheid.

4.6 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen de centrale overheden in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf op te nemen. In die paragraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater.

Watertoets

Een goede afstemming van waterbeleid en ruimtelijke ordening is noodzakelijk. Water is namelijk een van de ordenende principes die de ruimtelijke ordening moet hanteren. Daarom is op 6 oktober 2021 de digitale watertoets doorlopen. Hieruit blijkt dat er geen belang in de procedure is voor het Waterschap Hunze en Aa's.

Conclusie

Ten aanzien van het aspect water treden er geen belemmeringen op.

4.7 Ecologie

Voor dit plan is op 16 september 2021 een veldbezoek uitgevoerd en daarnaast zijn verspreidingsgegevens van beschermde soorten in en om het besluitgebied uit de NDFF geraadpleegd. Het volledig onderzoek is opgenomen in Ecologisch onderzoek.


Uit de toetsing aan de soortenbescherming van de Wnb komt naar voren dat als gevolg van de plannen mogelijk vleermuisverblijfplaatsen verloren gaan. Het gebouw is in slechte staat. De verwachting is dat het pand niet nog jaarrond in deze staat stand zal houden. Wij adviseren om in overleg te gaan met de Provincie Groningen over de te nemen stappen. Normaal gesproken is nader onderzoek nodig in de periode half mei t/m eind september om verblijfplaatsen aan te tonen of uit te sluiten. Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt dan bepaald of een ontheffing voor de Wnb nodig is. In overleg met de provincie kan worden bepaald of bijvoorbeeld het onderzoekseizoen overgeslagen kan worden en er gelijk een ontheffing wordt aangevraagd. Deze vraag staat momenteel uit bij de provincie Groningen.


Verder moet bij de werkzaamheden rekening worden gehouden met het broedseizoen van overige vogels, indien verstoring van nesten niet kan worden uitgesloten.


Gezien de omvang van het project en de afstand tot de dichtstbijzijnde stikstofgevoelige habitattypen (meer dan 10 kilometer), wordt geen toename van stikstofdepositie boven 0.00 mol N/ha/jaar in stikstofgevoelige habitattypen van Natura 2000-gebieden in de gebruiksfase verwacht.

Het plan is niet in strijd met het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid.

4.8 Externe veiligheid

Inleiding

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft grenswaarden voor nieuwe en bestaande situaties ten aanzien van het plaatsgebonden risico van inrichtingen waarin bepaalde gevaarlijke stoffen worden gebruikt, opgeslagen of geproduceerd. Deze grenswaarde wordt uitgedrukt in de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. Onder kwetsbare objecten worden bijvoorbeeld woningen verstaan, terwijl met beperkt kwetsbare objecten wordt gedoeld op bijvoorbeeld kantoren en hotels.

Daarnaast gaat het Besluit externe veiligheid inrichtingen in op het groepsrisico. Hierbij gaat het om de kans per jaar dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang slachtoffer wordt van een ongeval in een inrichting. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen wordt het groepsrisico gedefinieerd als de (cumulatieve) kans dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als direct gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van de inrichting (tot waar nog dodelijke slachtoffers kunnen vallen). Het groepsrisico wordt bepaald door het aantal aanwezige personen in het invloedsgebied te vergelijken met de oriënterende waarde (cumulatieve kans). Wanneer de oriënterende waarde wordt overschreden of de nieuwe ontwikkeling een verhoging van het groepsrisico met zich meebrengt, dient een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden conform de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico.

Onderzoek

Uit de risicokaart van de provincie Groningen blijkt dat in de omgeving van het besluitgebied geen risicovolle inrichtingen zijn gelegen. Ook zijn er geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen (buisleidingen) aanwezig.

Conclusie

Ten aanzien van risicovolle inrichtingen, buisleidingen of andere transportroutes voor gevaarlijke stoffen treden geen belemmeringen op.

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Archeologische waarden dienen op grond van de Erfgoedwet te worden mee gewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen dient dan ook rekening te worden gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden.

Voor de bekende waarden kan de Archeologische Monumentenkaart (AMK) worden geraadpleegd. Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de AMK te zien, met groene begrenzing is de ligging van het besluitgebid weergegeven. Het besluitgebied ligt niet in een gebied waar een bekende, archeologische waarde is.

Daarnaast is ook de Indicatieve Kaart Archeologischewaarden (IKAW) op de onderstaande afbeelding te zien. Wat betreft de te verwachte waarden geldt een middelhoge trefkans (oranje kleur). Aangezien de huidige boerderij wordt gerenoveerd en er niet gegraven gaat worden is nader onderzoek naar archeologische waarden niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.OV2109-vs01_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.OV2109-vs01_0009.png"
Uitsnede AMK en IKAW (bron: Rijksdienst Cultureel Erfgoed)

Cultuurhistorie

Landschappelijke context
De boerderij maakte deel uit van de buurtschap Hoorn, die bestond uit een losse groepering van een aantal boerderijen in het landschap ten westen van Wedde.

Het is oorspronkelijk een gehucht met een eigen Marke, die tot het kerspel Wedde behoorde. De oorspronkelijke bebouwing was gesitueerd langs het voormalig Hoornderpad. Het gebied Hoorn kan worden aangeduid als een randveenontginning. Door de ontginning ontstonden opstrekkende percelen met daarlangs meerdere lanen richting de Westerwoldsche Aa. Langs deze lanen werden woningen en boerderijen(tjes) gebouwd. Toen de weg Wedde – Wedderveer – Blijham werd verhard, zijn de meeste boerenbedrijven verplaatst naar de Hoofdweg. Veel van de bebouwing langs het Hoornderpad is verdwenen. Over een deel van het tracé van het voormalige pad, loopt nu de Driepoldersweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.OV2109-vs01_0010.png"

Landschappelijke context situatie in 1906 met in het rood omcirceld het besluitgebied

Vanwege de oorspronkelijke ontsluiting via één van de paden vanaf de Hoornderweg staan de oorspronkelijke boerderijen georiënteerd met de voorzijde naar de oostzijde, dus richting de Westerwoldsche Aa. Het oorspronkelijke adres van deze boerderij was Hoorn 70. Met de aanleg van de nieuwe ruilverkavelingsweg wijzigde dat in Driepoldersweg 11. De verkavelingsstructuur en de oorspronkelijke ontsluiting is allengs verdwenen en de boerderij is nu alleen nog bereikbaar vanaf De Driepoldersweg, die langs de achterzijde van de boerderij loopt.

Het ensemble van deze boerderijen in de Hoornderpolder maakt nog wel afleesbaar hoe het agrarisch landschap zich hier in de loop van de tijd heeft ontwikkeld. Juist die geschiedenis maakt het van belang om deze boerderijen te behouden. Sinds 1972 is deze boerderij geregistreerd als Rijksmonument.

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.OV2109-vs01_0011.png"

Landschappelijke context situatie in 1960 met in het rood omcirceld het besluitgebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1950.OV2109-vs01_0012.png"

Landschappelijke context situatie 2005 - 2021 met in het rood omcirceld het besluitgebied

Rijksmonument
De oorspronkelijke boerderij is een Rijksmonument - RM-nr 8910. De omschrijving van het monument is: "Boerderij van het Westerwoldse type: smal voorhuis onder zadeldak, hier met aanbouw onder afluiving. Ingang aan de binnenhoek bij de schuurgevel; deze heeft de inrit aan de voorzijde en een houten voorschot aan de top. Terzijde bakhuis"

Voor de ontwikkelingen rondom het rijksmonument is een bouwhistorisch onderzoek uitgevoerd. Tevens is het plan besproken in de monumentencommissie, zie paragraaf Gemeentelijk beleid.

Conclusie

Ten aanzien van de aspecten archeologie en cultuurhistorie treden er geen belemmeringen op.

4.10 M.e.r.-beoordelingsplicht

Milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om het milieubelang vroegtijdig en volwaardig in de plan- en besluitvorming in te brengen. M.e.r. is altijd gekoppeld aan een besluit, bijvoorbeeld aan de vaststelling van een structuurvisie, aan een bestemmingsplan of aan het verlenen een vergunning. In het Besluit m.e.r. zijn in de bijlage onderdeel C en D activiteiten opgenomen, waarbij op grond van artikel 7.8b van de Wet milieubeheer besloten moet worden of bij de voorbereiding van het plan of besluit voor die activiteiten een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld.

Op het voornemen is categorie 11.2 uit bijlage I onderdeel D van het Besluit m.e.r. van toepassing: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. De drempelwaarde (2.000 of meer woningen) wordt niet overschreden.

Conform het gewijzigde Besluit m.e.r. dient voor activiteiten die wel in de D-lijst zijn opgenomen, maar niet aan de daar genoemde drempelwaarden voldoen, een toets aan 'Bijlage III van de Europese richtlijn milieubeoordeling projecten' te worden uitgevoerd, een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling. Aard, omvang en ligging zijn begrippen die bij deze beoordeling centraal staan. De vormvrije m.e.r.-beoordeling kan leiden tot de conclusie dat belangrijke, nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten of dat deze niet zijn uitgesloten. In het laatste geval moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of kan direct voor een m.e.r. gekozen worden.

Op grond van jurisprudentie kan de ontwikkeling van een woning die in het plan is voorzien, gelet op de omvang ervan, niet worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom 1 van categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Daarbij is ook van belang dat het ruimtebeslag van de voorziene bebouwing beperkt is. Nu de voorziene ontwikkeling geen stedelijk ontwikkelingsproject vormt, behoeft er geen m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Algemeen

Een besluit over een omgevingsvergunning dient te worden genomen op basis van een goede ruimtelijke onderbouwing. Dit houdt in dat moet worden ingegaan op:

  • de huidige en de toekomstige situatie, zowel van het gebruik en de inrichting, als van de planologisch-juridische situatie;
  • de wijze waarop het bouwplan voldoet aan het provinciaal beleid en het gemeentelijk beleid;
  • de milieuaspecten, zoals bodemkwaliteit, milieuzonering, luchtkwaliteit, geluidhinder en externe veiligheid, water, archeologie, cultuurhistorie en ecologie;
  • de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Deze aspecten zijn in de voorliggende ruimtelijke onderbouwing aan de orde gekomen.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Wettelijk vooroverleg

Het plan wordt voor het vooroverleg verzonden aan de wettelijke overlegpartners.

Provincie Groningen

De provincie Groningen heeft aangegeven geen verdere op- en aanmerkingen te hebben op het voornemen.

Waterschap Hunze en Aa's

Het waterschap Hunze en Aa's heeft te kennen gegeven in te stemmen met het voornemen.

6.2 Zienswijzen

Op de aangevraagde omgevingsvergunning is de uitgebreide procedure van toepassing. Deze ruimtelijke onderbouwing is in het kader van het omgevingsvergunningstraject voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Eenieder is daarbij in de gelegenheid gesteld om een zienswijze tegen het plan in te dienen. Er zijn in deze periode geen zienswijzen ingediend.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

De planonwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de aanvrager van de omgevingsvergunning. Er wordt een planschadeovereenkomst afgesloten. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.