Plan: | Franeker - Lanenbuurt en Rietbuurt |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1949.BPFRALANENENRIETB-VAS1 |
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op de Lanenbuurt en de Rietbuurt in het zuidelijk deel van Franeker. In het bestemmingsplan dat hiervoor geldt, is het maximaal aantal woningen per bouwstrook vastgelegd. Voor een aantal bouwstroken is het gewenst dit aantal op te hogen en voor een aantal bouwstroken te verminderen.
Het plan voorziet in een toevoeging van 13 woningen in de Lanenbuurt en een vermindering van 11 woningen in de Rietbuurt. Per saldo is sprake van een toevoeging van 2 woningen in het plangebied. Het totaal aantal woningen in de Lanenbuurt en de Rietbuurt bedraagt in de nieuwe situatie 207 woningen.
De gemeente Waadhoeke wil medewerking verlenen aan het initiatief. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.
Het plangebied omvat twee gebieden in het zuidelijke deel van Franeker. Het betreft de Lanenbuurt en de Rietbuurt. In figuur 1.1 is de globale ligging van het plangebied weergegeven. De begrenzing van het plangebied is afgestemd op de woonbestemmingen uit het bestemmingsplan Woongebied Franeker - Zuid. De gronden met de bestemming Verkeers- en verblijfsdoeleinden, Groenvoorzieningen en Water maken derhalve geen deel uit van het plangebied.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (Bron: GeoWeb)
Op dit moment geldt de beheersverordening Franeker - Bedrijventerrein Zuid en Alvestêdewyk (vastgesteld op 20 april 2017). Op basis van dit plan is het besluitvlak 'Verordeningsgebied' van toepassing. Ten aanzien van het gebruik, het bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden geldt de regeling van de voorheen geldende planologische regeling bestemmingsplan Woongebied Franeker - Zuid (goedgekeurd op 29 januari 2008).
In dit bestemmingsplan is het plangebied voorzien van de bestemmingen 'Woondoeleinden 1', 'Woondoeleinden 2', 'Groenvoorzieningen', 'Verkeers- en verblijfsdoeleinden', en 'Water'. Tevens is de dubbelbestemming 'Geluidszone' op een gedeelte van het plangebied van toepassing. Figuur 1.2 geeft een uitsnede van het bestemmingsplan weer. De rode kaders geven globaal de begrenzing van het plangebied weer. Alleen de bestemmingen 'Woondoeleinden 1' en 'Woondoeleinden 2' worden met dit bestemmingsplan aangepast.
De bouwpercelen hebben in dat bestemmingsplan de bestemming 'Woondoeleinden 1' of 'Woondoeleinden 2' , waarbij de woningen binnen de bouwvlakken gebouwd moeten worden. Per bouwvlak is het maximum aantal woningen aangegeven. De bouwhoogte van een hoofdgebouw binnen beide bestemmingen mag ten hoogste 10,00 m bedragen. Voor de woningen binnen de bestemming 'Woondoeleinden 1' geldt een maximale goothoogte van 3,5 meter.
Daar het aantal woningen in het opgestelde stedenbouwkundig plan afwijkt van het toegestane aantal woningen op basis van de geldende planologische regeling is de ontwikkeling in strijd met het geldende bestemmingsplan. Zodoende is er voor gekozen om een nieuw bestemmingsplan op te stellen.
Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan Woongebied Franeker - Zuid
De toelichting is als volgt opgezet: Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie en de toekomstige situatie beschreven. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het, voor het plan relevante, beleid. Hoofdstuk 4 gaat in op de planologische- en milieutechnische aspecten die betrekking hebben op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 is de planologisch juridische opzet van het plan behandeld. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit plan komen aan bod in hoofdstuk 6.
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de huidige situatie in het plangebied. In figuur 2.1 is een luchtfoto weergegeven van het plangebied en de directe omgeving.
De huidige situatie van het projectgebied bestaat deels uit braakliggende stukken grond en reeds gerealiseerde woningen. Deze maken deel uit van de nieuwbouwwijken Lanenbuurt en Rietbuurt. Het gebied wordt omgeven door gronden die tevens bestemd zijn voor woningbouw. Het gebied is derhalve in ontwikkeling. Met de verkaveling van de woonpercelen is destijds rekening gehouden met de 'onregelmatige blokverkaveling' van het landschap waarvan het plangebied voorheen deel uitmaakte.
Het bebouwingstype in het plangebied varieert van ruime vrijstaande woningen tot meer compacte twee-onder-een kap woningen. In de Lanenbuurt staan nu nog voornamelijk twee-onder-een kap woningen, bestaande uit een mix van één á twee bouwlagen met kap. De woningen staan met de voorgevel gericht op de weg met de noklijn evenwijdig op de rooilijn. De rooilijn volgt hierbij de weg. De bijgebouwen zijn achter de voorgevels van de woningen gebouwd en zijn daarmee ondergeschikt aan het hoofdgebouw (de woning). Aan de noordzijde van de Lanenbuurt zijn enkele vrijstaande woningen gepositioneerd en aan de westzijde, gelegen aan de Arumer Feart, zijn een tweetal blokken van elk zeven woningen gepositioneerd.
De bebouwing in de Rietbuurt is daarentegen iets ruimer van opzet. Het betreffen ruime woonkavels met voornamelijk vrijstaande woningen. Ook hier zijn de woningen gericht op de weg met de voorgevels in de rooilijn. De rooilijn volgt hierbij de weg.
Figuur 2.1 Luchtfoto bestaande situatie (bron: Google Maps)
Openbare ruimte
Naast de bebouwing is ook de openbare ruimte kenmerkend voor het plangebied. Voor de openbare ruimte kan onderscheid worden gemaakt tussen de infrastructuur, het groen en het water.
Infrastructuur
De belangrijkste ontsluitende/doorgaande wegen in het plangebied betreffen de Arumer Feart, De Rie, Berltsumer Wiid, Blikfaart, Sudhoekster Faart, Stimpelpost, De Horsa, Dyksfeart en de Aesterfaart. Alle woningen in het plangebied zijn ontsloten op de wijkontsluitingsweg Stimpelpost. Deze weg gaat in oostelijke richting over in de Tzummerweg. Alle wegen in het plangebied zijn 30 km/uur wegen. De wegen zijn voornamelijk bedoeld voor de bereikbaarheid van de in het plangebied aanwezige woningen.
Groen
De randen van de verschillende woonblokken hebben een groen karakter. Langs deze randen worden bomenlanen voorgesteld.
Water
In de Rietbuurt is sprake van een waterrijke omgeving. De verschillende woonblokken worden aan de noord- en zuidzijde begrenst door een watergang. Dit water heeft een directe aansluiting met de Tzummervaart ten westen van het plangebied.
Het doel is om het plangebied te herstructureren. Het plan omvat een toevoeging van 13 woningen in de Lanenbuurt (totaal 143 woningen) en vermindering van 11 woningen in de Rietbuurt (totaal 64 woningen). Per saldo is sprake van een toevoeging van twee woningen ten opzichte van de huidige planologische regeling. Het exacte programma bestaat uit:
Lanenbuurt
Rietbuurt
Figuur 2.2 en 2.3 geeft een situatietekening van de (beoogde) invulling van het plangebied. De woningen hebben nog geen definitieve vormgeving. Bij de totstandkoming van het ontwerp wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de regels die gelden voor woningen binnen de bestemming 'Woondoeleinden 1 en 2' uit dit bestemmingsplan, overeenkomstig de systematiek van het bestemmingsplan Woongebied Franeker - Zuid. Met het gewijzigde stedenbouwkundig ontwerp wordt aangesloten bij de ambitie om van de Lanenbuurt een stedelijke omgeving te creëren met meer dichte bebouwingsvormen en om van de Rietbuurt een meer ruime groene, waterrijke omgeving met een lagere gemiddelde dichtheid te creëren.
Voor alle woningen geldt een bouwhoogte van 10 meter en voor de woningen aan de Dyksfeart en de Aesterfaart en maximale goothoogte van 3,5 meter. Het type woning staat niet vast. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de woningen zal een definitief welstandsadvies worden gevraagd.
Figuur 2.2 Gewenste situatie plangebied Lanenbuurt (bron Franeker Zuid CV)
Figuur 2.3 Gewenste situatie plangebied Rietbuurt (bron Franeker Zuid CV )
Met het ontwerp is rekening gehouden met de stedenbouwkundige structuur en de bebouwingskarakteristieken van de woningen in de directe omgeving. Dit houdt in dat de woningen, met zicht op de weg, worden gebouwd met de noklijn, met uitzondering van de woningen in de Rietbuurt, evenwijdig op de rooilijn. De rooilijn volgt hierbij de weg.
De bijgebouwen worden achter de voorgevels van de woningen gebouwd en zijn daarmee ondergeschikt aan het hoofdgebouw (de woning). Geconcludeerd wordt dat er in de herverkaveling sprake is van een goede stedenbouwkundige inpassing. Daarnaast wordt langs de randen van de verschillende woonblokken groenstroken voorgesteld. Langs deze strook komt geen bebouwing.
De nieuwbouwwijk is goed ontsloten via de Stimpelpost. De gemeente hanteert voor de parkeerbehoefte een parkeernorm van 1,3 parkeerplaatsen per woning. Derhalve zijn voor de 207 woningen 270 parkeerplaatsen nodig. Uitgangspunt is parkeren op eigen erf. De Franeker Zuid CV zal bij de uitgifte van de bouwkavels in de verkoopakte opnemen dat er twee parkeerplekken op eigen erf gerealiseerd moeten worden. Tevens worden in de openbare ruimte nieuwe parkeerplaatsen gerealiseerd om aan de overgebleven parkeerbehoefte te kunnen voldoen.
In dit hoofdstuk worden relevante planologische beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau beschreven. Deze beleidskaders zijn richtinggevend voor het nieuw op te stellen bestemmingsplan.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen.
In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor (trede 1) de onderliggende vraag in de regio, (trede 2) de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied en (trede 3) multimodale ontsluiting.
Het plan stelt een stedenbouwkundige wijziging ten opzichte van de huidige stedenbouwkundige mogelijkheden voor. Ten opzichte van de bestaande planologische mogelijkheden is sprake van een toename van twee woningen ten opzichte van de huidige woningvoorraad. Op basis van jurisprudentie (uitspraak van 23 december 2015 201408383/1) wordt met dit bestemmingsplan geen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorgesteld en is daarmee niet in strijd met de SVIR.
Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.
Voor dit bestemmingsplan zijn de regels ten aanzien van de Waddenzee en waddengebied en defensie van belang. Ten aanzien van de Waddenzee en het waddengebied geldt dat in het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn die hier negatieve gevolgen voor kunnen hebben. Ten aanzien van defensie zijn de zones rond radarstations van belang. Op de vliegbasis Leeuwarden is een radarstation aanwezig en in Wier is een radarpost. Rond deze radars is een radarverstoringsgebied van toepassing. Binnen de radarverstoringsgebieden gelden bouwbeperkingen ten aanzien van de bouwhoogten. In het bestemmingsplan wordt geen (nieuwe) bebouwing mogelijk gemaakt die van invloed is of kan zijn voor het radarverstoringsgebied. De bestaande bouw(hoogte)mogelijkheden worden in het bestemmingsplan gecontinueerd.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Barro.
Streekplan Fryslân 2007
Het Streekplan Fryslân 2007 is op 13 december 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Streekplan wordt het provinciaal omgevingsbeleid verwoord. De provincie Fryslân zet in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte. Ruimtelijke kwaliteit dient zowel voor economische, sociale als culturele belangen en is daarmee voor alle functies in Fryslân essentieel. De structuurvisie 'Grutsk op de Romte!' vormt voor dit onderdeel een uitwerking.
In het Streekplan staan de relaties tussen stad en het platteland centraal, waarbij sprake is van een wisselwerking tussen beide gebieden. De provincie zet in op een concentratie van verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen) in de stedelijke gebieden, zonder dat dit ten koste gaat van de vitaliteit van het omringende platteland.
Om het toekomstige ruimtebeslag van wonen te beperken, worden nieuwe woningen zoveel mogelijk eerst in het bestaande bebouwde gebied van kernen opgevangen. Door het bestaande bebouwde gebied optimaal te benutten wordt bijgedragen aan een efficiënt gebruik van de ruimte en daarmee aan een duurzame ruimtelijke inrichting. Hier wordt ook onder verstaan dat rekening wordt gehouden met de ruimtelijke kwaliteiten en milieukwaliteiten in het bestaande bebouwde gebied. Aan gemeenten wordt de taak toebedeeld de herstructureringsopgave te bekijken in relatie tot de totale kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwopgave.
Het bestemmingsplan sluit met zijn ontwikkeling in het bestand bebouwde gebied dus goed aan op de ambities van de provincie.
Verordening Romte Fryslân
In de Verordening Romte Fryslân 2014 (vastgesteld op 25 juni 2014) stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden vertaald. In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Het projectgebied ligt in het Bestaand Stedelijk Gebied. Hier wordt ruimte geboden voor het ontwikkelen van stedelijke functies.
Wel is in de verordening bepaald dat een woningbouwproject met meer dan 11 woningen binnen bestaand bebouwd gebied in overeenstemming moet zijn met een goedgekeurd gemeentelijk Woonplan.
De gemeente Waadhoeke heeft de gewijzigde opzet van de Lanenbuurt en de Rietbuurt besproken met de provincie Fryslân. De provincie heeft aangegeven akkoord te zijn met de gewijzigde opzet. Hierbij adviseren zij wel de verdichting/verdunning per strook vast te leggen. Ook de toevoeging van 2 extra woningen levert geen problemen op.
Tot slot wordt in artikel 2.2 regels gegeven met betrekking tot archeologie. Hierin staat dat in de plantoelichting van een ruimtelijk plan wordt aangegeven op welke wijze het plan rekening houdt met de wijze van onderzoek naar en bescherming van archeologische waarden en verwachtingswaarden zoals aangegeven op de Famke. Paragraaf 4.7 gaat hierop in. Geconcludeerd word dat vanuit archeologisch oogpunt geen bezwaren tegen het bestemmingsplan bestaan.
Structuurvisie Stad Franeker 2015 – 2025
De Structuurvisie Stad Franeker 2015 – 2025, vastgesteld op 28 mei 2015, vormt het belangrijkste beleidskader voor het plangebied. De structuurvisie geeft richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van de stad Franeker en maakt in algemene zin duidelijk of bepaalde initiatieven daar binnen passen. De structuurvisie is daarmee een belangrijk kader voor de afweging van concrete ruimtelijke beslissingen. Het is een richtinggevend document waarin voor overheden, maatschappelijke organisaties, private partijen en burgers duidelijk wordt welk ruimtelijk beleid de gemeente nastreeft.
De ruimtelijke opgave betreft het behoud en creëer van een zo aantrekkelijk mogelijk woon- en leefklimaat door het aanbieden van een brede diversiteit aan woonmilieus. Hierbij is het uitgangspunt dat herstructurering voorop staat, en inbreiding voor uitbreiding gaat.
Het plangebied maakt deel uit van het gebied waar uitbreiding van woningen plaats kan vinden. Het gebied is al in ontwikkeling en heeft prioriteit. In het gebied is nog voldoende ruimte beschikbaar om te kunnen voldoen aan de vraag naar nieuwbouwwoningen.
In dit bestemmingsplan is sprake van een herprofilering van de woonwijk Franeker Zuid. Met deze herprofilering wordt een zo aantrekkelijk mogelijk woon- en leefklimaat gecreëerd door het aanbieden van een brede diversiteit aan woonmilieus.
Woonplan Gemeente Franekeradeel 2015-2018
De voormalige gemeente Franekeradeel heeft een woonplan opgesteld, afgeleid van de regiovisie Volkshuisvesting die op 16 februari 2012 ter kennis is gesteld aan de raad van de gemeente Franekeradeel.
Mede door de economische crisis en de vergrijzing van Nederland is de woonvraag in de voormalige gemeente Franekeradeel veranderd en dient de gemeente hierop in te spelen. Hiervoor heeft de gemeente enkele uitgangspunten geformuleerd. Relevant voor dit bestemmingsplan is dat de nieuwe gemeente Waadhoeke zich blijft inzetten op haar rol als woongemeente. Voor de stad Franeker richt de gemeente zich op zowel uitbreiding, herstructurering en inbreiding. De stad Franeker zal met haar uitbreidingslocatie Franeker-Zuid de woningbehoefte van zowel de eigen inwoners als de mensen van buiten de gemeente gaan opvangen.
In dit bestemmingsplan worden woningen gerealiseerd op de uitbreidingslocatie Franeker-Zuid. Met dit bestemmingsplan worden twee woningen ten opzichte van de huidige planologische regeling toegevoegd. De provincie heeft per mail aangegeven akkoord te zijn met de toevoeging.
In onderstaande paragrafen wordt een overzicht gegeven van de voor het nieuw op te stellen bestemmingsplan relevante milieuaspecten. Milieuaspecten zijn een belangrijk onderdeel van de belangenafweging die ten grondslag ligt aan het bestemmingsplan. Eventuele milieuaspecten kunnen, voorzover mogelijk en noodzakelijk, vertaald worden in de regeling van dit bestemmingsplan.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs uit te sluiten is.
In de omgeving van het plangebied overheerst de woonfunctie. Het plangebied ligt in een woonbuurt, tussen andere woonpercelen. Woningen in dit gebied zijn in beginsel dan ook inpasbaar.
De dichtstbijzijnde bedrijfsactiviteiten betreffen een tweetal ten noorden van de geplande woningen aan De Rie. Het betreffen een tweetal bedrijven gelegen aan de Parallelweg. Hier zijn bedrijven toegestaan uit milieucategorie 2, waarvoor een richtafstand van 30 meter geldt. De afstand van de grens van het beoogde bouwvlak tot de grens van de inrichtingen van het bedrijf bedraagt meer dan 30 meter. Aan de richtafstand wordt derhalve voldaan.
Daarnaast is met de positionering van de woningen aan de Dyksfeart en de Aesterfaart rekening gehouden met het bedrijventerrein ten westen van het plangebied. Hier zijn bedrijven toegestaan tot milieucategorie 3, waarvoor een richtafstand van 50 meter geldt. De afstand van de grens van de inrichtingen van deze bedrijven tot de grens van het bouwvlak van de dichtstbijzijnde gelegen woningen bedraagt ruim 150 meter. Aan de richtafstand wordt dan ook voldaan.
Als gevolg van de ontwikkeling worden dus geen bedrijven in hun bedrijfsvoering beperkt en ter plaatse van de geprojecteerde woningen is sprake van een goed woonklimaat. Er is in de beoogde situatie dan ook sprake van een verantwoorde milieuzonering.
Het plangebied is getoetst aan de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Wat betreft de gebiedsbescherming, maakt het plangebied geen deel uit van een Natura 2000-gebied of een gebied dat onder het regime van het NatuurNetwerk Nederland (NNN) valt. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk die negatieve gevolgen hebben voor Natura 2000- of NNN-gebieden in de omgeving. In het plangebied worden slechts drie extra woningen mogelijk gemaakt ten opzichte van de bestaande (planologische) situatie. Deze gaan niet gepaard met het dempen van sloten, kappen van bomen of slopen van bebouwing. Wat betreft de gebiedsbescherming, zijn er daarom geen belemmeringen te verwachten. Hetzelfde geldt ook voor de soortenbescherming.
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones of bij bepaalde veranderingen aan de weg zelf (zoals het verhogen van de maximumsnelheid of het uitbreiden van het aantal rijstroken) moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.
Wegverkeer
Voor de wegen in de omgeving geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. Het plangebied ligt dus niet binnen de geluidszone van wegen. Ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan Woongebied Franeker - Zuid heeft een akoestisch onderzoek ten gevolge van het verkeer over de Tzummerweg plaats gevonden. Voor de woningen in het plangebied is geconcludeerd dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Nader onderzoek naar de geluidsbelasting afkomstig van deze weg hoeft dan ook niet plaats te vinden.
Daarnaast betreffen de wegen in het plangebied wegen die geen belangrijke ontsluitende functie hebben. Deze zijn relatief rustig, met een te verwachten lage verkeersintensiteit. Door de beperkte breedte van de weg en diverse snelheid beperkende maatregelen zijn de snelheden relatief laag. Het vaststellen van een hogere waarde en/of een akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Daarnaast dient ook een binnenwaarde van 33 dB te worden gegarandeerd bij de omgevingsvergunning aanvraag voor de woningen. Doordat de toekomstige woningen voldoen aan de minimale eisen ten aanzien van geluid vanuit het bouwbesluit, zal sprake zijn van een goed binnenwaarde niveau.
Spoorwegverkeer
De bebouwingsmogelijkheden binnen het plangebied zijn allemaal buiten de 57 dB(A)-contour vanwege de spoorlijn Leeuwarden - Harlingen geprojecteerd. Van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van het spoorweglawaai, is derhalve geen sprake. Voor de resultaten van dit onderzoek wordt verwezen naar het bestemmingsplan Woongebied Franeker - Zuid.
Industrielawaai
De meest westelijke woningen zijn gelegen binnen de geluidszone van het industrieterrein ten westen van het plangebied. Voor deze woningen is in het kader van het bestemmingsplan Woongebied Franeker - Zuid een geluidsonderzoek uitgevoerd. Uit de berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van het industrieterrein Franeker-zuid ter plaatse van de woningen voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Het aantal woningen binnen de geluidszone neemt met dit bestemmingsplan niet toe.
Op grond van het Bro moet in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).
Ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan Woongebied Franeker - Zuid is middels onderzoeken de bodemkwaliteit vastgesteld. Op basis van deze onderzoeken is de bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied geschikt bevonden voor de woonfunctie. Het aspect bodem staat de vaststelling van het bestemmingsplan derhalve niet in de weg. In geval van een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen dient een verkennend bodemonderzoek te worden aangeleverd, tenzij de beschikbare onderzoeksgegevens nog actueel en bruikbaar zijn.
Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.
Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap (kenmerk: 20180111-2-16804). De watertoets inclusief uitgangspuntennotitie is als bijlage 1 bij de toelichting toegevoegd. De uitkomst is dat de normale procedure moet worden gevolgd.
De uitgangsnotitie geeft handvatten om de uitkomsten en aandachtspunten van de watertoetsaanvraag mee te nemen in het ruimtelijke plan of besluit. Bij de uitwerking van de plannen wordt hier rekening mee gehouden.
Daarnaast heeft Wetterskip Fryslân een overlegreactie ingediend die is opgenomen in bijlage 2. Deze overlegreactie is in deze paragraaf verwerkt.
Hoofdwateren en regionale en lokale kering
Het plangebied ligt binnen de zonering van een waterkering en binnen de beschermingszone van een hoofdwater.
Vrij voor de boezem
Het plangebied ligt vrij voor de boezem. Dit wil zeggen dat het gebied niet is beschermd tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. Bij het bepalen van de aanleghoogte wordt hier rekening mee gehouden.
Waterafvoer/berging
De oppervlakteverharding op het perceel neemt in de toekomstige situatie niet toe. Watercompensatie is dan ook niet aan de orde.
Klimaatadaptatie
Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Kansen moeten benut worden om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.
Bij de inrichting van het plangebied kan hierop geanticipeerd worden door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Door nú maatregelen te nemen, worden steden en dorpen mooier en wordt grote schade in de toekomst voorkomen. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen. Met voorgenoemd advies wordt bij de uitvoering van de plannen rekening gehouden.
Afvalwater en regenwatersysteem
Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In dit geval wordt rioolwater via een nieuw rioleringsstelsel aangesloten op het gemeentelijk riool. Uitgangspunt is dat dit voldoende capaciteit heeft voor de extra woningen. Schoon hemelwater wordt afgekoppeld op het hemelwaterriool.
Waterkwaliteit
De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.
Peil
De woningen komen voor de boezem te liggen, peil -0,52 m NAP, dit wil zeggen dat het gebied niet wordt beschermd door een waterkering. Met betrekking tot dit aspect wordt de minimale aanleghoogte van de woningen bij de verdere uitwerking van het project in ogenschouw gehouden. In de definitie van het begrip peil in artikel 1.33 is hier ook mede rekeningen mee gehouden.
Vervolg
Waterwet: Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.
Procedure: Het wateraspect wordt gecommuniceerd met de ontwikkelaar en geldt als uitgangspunt voor de uitvoering van het plan.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
In het plangebied bevinden zich geen cultuurhistorische objecten. Wel maakt het plangebied deel uit van een gebied dat voorheen als agrarische gronden in cultuur is gebracht. Met de stedenbouwkundige opzet is rekening gehouden met de verkavelingsrichting. De intensiveringsopgave in dit bestemmingsplan vindt plaats binnen de bestaande stedenbouwkundige structuur van de omgeving. Hierdoor wordt geen afbreuk gedaan aan de structuren in de omgeving. De te bouwen woningen zijn afgestemd op de kenmerken van de omgeving. De ontwikkeling past binnen de bestaande stedenbouwkundige structuur qua functie en volume. Het is dan ook niet noodzakelijk om nadere regels te stellen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.
Voor archeologische resten in de bodem is de Erfgoedwet van toepassing. Deze wet regelt onder andere dat in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening gehouden wordt met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.
In een brief van 8 augustus 2002 geven Gedeputeerde Staten van Fryslân aan dat in het ontwikkelingsgebied Franeker - Zuid hoogstwaarschijnlijk geen archeologische waarden in het geding zijn. Nader archeologisch onderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht. Wanneer er bij de uitvoering van het plan, tegen de verwachting in, toch archeologische vondsten worden gedaan dient dat door de gemeente gemeld te worden aan de provinciale archeoloog.
In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Dit geldt onder ander voor een woningbouwproject met minder dan 1.500 woningen. Dergelijke projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden en dragen 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging. Bovendien is de lucht in Franeker schoon en worden geen grenswaarden overschreden.
Het omgevingsaspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt het volgende:
Risicorelevante inrichtingen
Uit de risicokaart blijkt dat het plangebied niet binnen de invloedszone van risicovolle inrichtingen vallen.
Vervoer gevaarlijke stoffen weg
Er zijn geen (spoor)wegen in de omgeving van het plangebied die zijn aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Buisleidingen
Er zijn geen buisleidingen in de omgeving van het plangebied aanwezig die zijn aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De dichtstbijzijnde buisleiding ligt op circa 150 m. ten zuiden van het plangebied. De invloedszone van deze buisleiding overlapt de planlocatie niet waardoor deze buisleiding de beoogde ontwikkeling niet belemmerd. Het invloedsgebied bedraagt namelijk 95 meter.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt voor dit bestemmingsplan dan ook geen beperkingen en aanvullend onderzoek kan achterwege blijven.
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
In of nabij het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.
In dit hoofdstuk staat een toelichting op de juridische regeling van dit bestemmingsplan. In paragraaf 5.1 staat een algemene toelichting op de betekenis en opbouw van het bestemmingsplan en de achtergronden daarvan. In paragraaf 5.2 wordt de bestemmingsregeling van dit bestemmingsplan toegelicht.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
De bestemmingen die in dit bestemmingsplan voorkomen zijn afgestemd op de plan systematiek van de gemeente Waadhoeke. Hierbij geldt dat de regeling is toegespitst op dit initiatief, waarbij de randvoorwaarden uit het beleidskader, de planologische randwaarden als uitgangspunt gelden. Binnen het plangebied komen de volgende bestemmingen voor.
De bestemming 'Wonen -1' en 'Wonen -2' is bedoeld voor woningen. Voor hoofdgebouwen geldt dat deze alleen ter plaatse van een bouwvlak mogen worden gebouwd. Per bouwvlak wordt aangegeven hoeveel woningen maximaal gebouwd mogen worden.
Het onderscheid tussen 'Wonen -1' en 'Wonen -2' is gebaseerd op de goothoogte van de te realiseren woningen (één bouwlaag met kap of één bouwlaag plat en twee bouwlagen met een kap c.q. 3 lagen plat). Er mogen, binnen beide bestemmingen, zowel vrijstaande als twee-onder-één-kap-, geschakelde en rijtjeswoningen worden gebouwd. Het bestemmingsplan gaat verder niet in op het type te bouwen woningen.
Daarnaast is met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' het bebouwingspercentage per bouwvlak bepaald en wordt middels de aanduiding 'gevellijn' bepaald dat de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw in die lijn moet worden gebouwd.
Voor bijgebouwen geldt dat de maximum gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken maximaal bedraagt 50 m² en mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het erf.
Een gedeelte van het plangebied ligt binnen de geluidszone van het industrieterrein ten westen van het plangebied. Bij nieuwe ontwikkelingen van geluidsgevoelige objecten, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Deze is gedeeltelijk aangetoond in de voorgaande paragrafen. Ook spelen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid een rol.
Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor de uitvoering van het plan worden gedragen door de aanvrager. Deze beschikt over voldoende financiële middelen om het voornemen te bekostigen. Hiermee is aan de financiële haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond.
Grondexploitatie
Doel van de grondexploitatieregeling is het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal door de gemeente. De gemeente heeft hierdoor meer sturingsmogelijkheden. Daarnaast kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.
In dit bestemmingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen is de grondexploitatieregeling van toepassing, tenzij het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd zijn. Hiervoor is tussen de gemeente en de initiatiefnemers een overeenkomst gesloten. Hierin is onder andere het verhaal van eventuele planschade geregeld. De overige kosten worden via een anterieure overeenkomst verhaald. Hiermee is het voor het plan relevante kostenverhaal anderszins verzekerd. De gemeenteraad besluit daarom bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen grondexploitatieplan vast te stellen.
De resultaten uit de bestemmingsplanprocedure geven inzicht in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Met dit bestemmingsplan zijn overigens geen grote maatschappelijke belangen gemoeid.
Inspraak en overleg
Het bestemmingsplan is overeenkomstig de inspraakverordening voor 6 weken ter inzage gelegd voor inspraak. Tijdens deze periode is het plan ook voorgelegd aan de diensten van Rijk en Provincie en betrokken maatschappelijke organisaties. Tijdens de termijn van terinzagelegging is een reactie ontvangen van de provincie Fryslân en van Wetterskip Fryslân. Deze reacties zijn opgenomen in bijlage 2 van deze toelichting. De provincie heeft aangegeven dat de provinciale belangen op een juiste wijze zijn verwerkt in het bestemmingsplan. Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. De reactie van Wetterskip Fryslân is verwerkt in paragraaf 4.5.
Ontwerpbestemmingsplan
Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). De uitkomsten hiervan kunnen nieuwe, niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven.
Vaststelling
Daarop besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan. Vervolgens wordt het vastgestelde bestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. De indieners van zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. Uiteindelijk is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.