Plan: | Franeker - Industrieterrein West Kiesterzijl |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1949.BPFRAKIESZIJL2016-VAS2 |
Aan de weg Kiesterzijl aan de westzijde van Franeker bevindt zich een aantal burgerwoningen op het Industrieterrein West. In de opeenvolgende bestemmingsplannen zijn deze woningen (uitgezonderd de bedrijfswoning aan Kiesterzijl 18) steeds belegd met een bedrijfsbestemming zonder mogelijkheid van een (bedrijfs)woning. Feitelijk zijn deze woningen wel aanwezig. In het verleden waren er ideeën om deze woningen af te breken. De aanvankelijk voorziene afbraak heeft zich niet voorgedaan. Een aantal van deze woningen is inmiddels ook opgeknapt door de eigenaren. De gemeente is door de woningeigenaren verzocht om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de woningen te voorzien van een passende planologische regeling. Een belangrijke voorwaarde van de gemeente is dat hierbij rekening wordt gehouden met de omliggende bedrijven. Met dit bestemmingsplan wordt een passende regeling geboden voor deze woningen, waarbij rekening is gehouden met de omliggende bedrijven.
Daarnaast vindt er in dit bestemmingsplan ook een correctie plaats in de milieuzonering aan de westzijde van Industrieterrein West die voldoet aan de hedendaagse eisen die worden gesteld aan milieuzoneringen. De woning aan de Kiesterzijl 52 (die in het vigerende bestemmingsplan een woonbestemming heeft) is namelijk in overwegende mate bepalend voor de milieucategorisering. Deze correctie moet leiden tot een goede balans tussen enerzijds ondernemersklimaat en anderzijds het woon- en leefklimaat.
In figuur 1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1. De ligging van het plangebied
Voor het plangebied geldt momenteel het bestemmingsplan 'Franeker-Industrieterrein West'. Dit is vastgesteld op 2 april 2009. Een uitsnede van de plankaart van dit bestemmingsplan is weergegeven in figuur 2. Hierin is het plangebied rood omkaderd. Het plangebied heeft hierin grotendeels de bestemming 'Bedrijventerrein', waarin mogelijkheden bestaan voor bedrijven uit ten hoogste milieucategorie 4.2. De bedrijfswoning van het bedrijf Koehoorn aan Kiesterzijl 18 heeft hierbij als enige woning in het gebied de aanduiding 'bedrijfswoning'. De woning op Kiesterzijl nummer 52 heeft een woonbestemming. Het oostelijke deel van de woonbestemming behoort echter al geruime tijd niet meer bij het woonperceel, maar maakt deel uit van het bedrijventerrein. De overige woningen in het plangebied vallen onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan, zoals hierna in de paragraaf is aangegeven. Dit betekent dat de bestaande bouwwerken mogen blijven staan en dat het bestaande gebruik mag worden voortgezet. Ook is gedeeltelijke vernieuwing en verandering mogelijk, mits de afwijking van het plan niet groter wordt.
Figuur 2. Uitsnede plankaart vigerend bestemmingsplannen bestaande situatie
Voor het perceel van de betonmortelcentrale c.a. (Dyckerhoff Basal) aan de noordoostzijde van het plangebied is op 5 januari 2012 een apart bestemmingsplan vastgesteld, het bestemmingsplan 'Franeker - Kiesterzijl 1'. Hierin hebben de gronden opnieuw de bestemming 'Bedrijventerrein' met aanduiding voor maximaal milieucategorie 4.2 gekregen. De milieucategorie is daarmee niet veranderd. Het aparte bestemmingsplan is vooral opgesteld om extra bebouwingsmogelijkheden te geven.
In de bedrijfsbestemmingen zijn geluidzoneringsplichtige inrichtingen (grote lawaaimakers) niet uitgesloten. Het Industrieterrein West is een gezoneerd terrein in de zin van de Wet geluidhinder (hoofdstuk 4 gaat hier nader op in). Het plangebied maakt deel uit van het gezoneerde terrein. Om het gezoneerde terrein ligt een geluidzone, deze ligt ook op het gehele woonperceel aan de Kiesterzijl 52, inclusief het oostelijke deel hiervan dat deel uitmaakt van het bedrijventerrein.
Ook in de voorgaande bestemmingsplannen ('Industrieterrein West', vastgesteld op 4 juli 1996 en 'Kiesterzijl Industrie', vastgesteld op 5 juni 1975) waren de woningen niet voorzien van een positieve regeling. Het plangebied heeft namelijk al sinds het uit 1951 daterende uitbreidingsplan een bestemming voor industrieterrein. De industriebestemming c.q. de bestemming voor bedrijfsmatige doeleinden was ook opgenomen in de bestemmingsplannen "Kiesterzijl Industrie" uit 1975 (van de voormalige gemeente Franeker) en "Industrieterrein West 1995" uit 1996. De woonfunctie als bedrijfswoning is in het bestemmingsplan "Industrieterrein West 1995" uit 1996 komen te vervallen, in het bestemmingsplan uit 1975 was per bedrijf één dienstwoning toegestaan en was een reguliere woonfunctie zonder een koppeling met bedrijfsmatige activiteiten al niet meer mogelijk. De reguliere woonfunctie (voor burgerwoningen) in het gebied is in ieder geval vanaf 1975 niet meer planologisch toegestaan. De exacte planologische regeling uit 1951 is niet meer te achterhalen, behalve dat het gebied een bestemming had voor industrieterrein. Wel is in het bestemmingsplan "Kiesterzijl Industrie" uit 1975 een passage opgenomen waaruit afgeleid kan worden afgeleid dat de woningen in het plangebied in 1951 zeer waarschijnlijk nog waren voorzien van een positieve bestemming. In het bestemmingsplan uit 1975 staat namelijk dat "de in het plangebied voorkomende woningen te zijner tijd afgebroken worden omdat hun kwaliteit bouwtechnisch gezien matig tot slecht is en de woonfunctie niet in overeenstemming is met de industriële functie". Het is sindsdien de bedoeling geweest om in het plangebied alleen nog mogelijkheden te bieden voor bedrijfsmatige functies, alhoewel de bouwkundige kwaliteit van de woningen sinds 1975 is verhoogd zodat nu niet meer gesproken kan worden dat deze matig tot slecht is.
Sinds het vervallen van de juridische regeling voor (bedrijfs)wonen in het plangebied is de (bedrijfs)woonfunctie daarmee feitelijk onder het overgangsrecht gebracht, in ieder geval in 1975 wat betreft de reguliere woonfunctie en in 1996 wat betreft het bedrijfswonen. Dit overgangsrecht is voortgezet in de daarop volgende bestemmingsplannen.
In het volgende hoofdstuk van dit bestemmingsplan wordt het plan beschreven. Daarbij komt de geschiedenis en de bestaande situatie aan bod en wordt vervolgens ingegaan op de gewenste situatie. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst dat relevant is voor het plan. Onderwerp van hoofdstuk 4 zijn de omgevingsaspecten waaraan de nieuwe ontwikkeling is getoetst. In hoofdstuk 5 is de juridische regeling opgenomen. Ten slotte is in hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het plan toegelicht. Deze is opgesplitst in maatschappelijke uitvoerbaarheid en economische uitvoerbaarheid.
Geschiedenis
De betreffende woningen waren al aanwezig voordat de ontwikkeling van het industrieterrein gestalte kreeg. Dit blijkt onder meer uit een topografische kaart uit 1952, die in de volgende figuur is opgenomen.
Figuur 3. Topografische kaart 1952
Volgens oudere gegevens was er ook al rond 1830 (woon)bebouwing in het gebied aanwezig. De huidige opvaart als zijtak van het Van Harinxmakanaal was toen de hoofdwatergang. Aan dit water was toen ter hoogte van de weg de bebouwing gesitueerd. Zie hiervoor het volgende figuur. De weg Kiesterzijl maakt deel uit van de historische Slachtedijk.
Figuur 4. Situatie rond 1830
Bestaande situatie
De (bedrijfs)woningen in het plangebied betreffen de adressen Kiesterzijl 3, 4, 5, 7, 8, 13, 15 en 18. Deze zijn in de volgende figuur aangegeven. Centraal in het gebied is een ontsluitingsweg aanwezig, die niet in dit bestemmingsplan maar in het geldende bestemmingsplan is geregeld met een verkeersbestemming. Deze weg voert onder andere naar een insteekhaven vanuit het Van Harinxmakanaal en de percelen van Dyckerhoff Basal en het bedrijf van Koehoorn.
Figuur 5. Adressen plangebied
Het bedrijf Koehoorn richt zich volgens de milieuvergunning uit 2006 op de volgende activiteiten:
Nummer 18 in het zuidoosten van het plangebied heeft in het vigerende bestemmingsplan een aanduiding als bedrijfswoning. Deze hoort bij het bedrijf Koehoorn. De woning op nummer 52 aan de westzijde van het plangebied heeft in het vigerende bestemmingsplan een woonbestemming en is om die reden niet opgenomen in het plangebied. Wel is een klein deel van het bestemmingsvlak van de in het vigerende bestemmingsplan gehanteerde woonbestemming aan de oostzijde opgenomen in dit bestemmingsplan omdat dit perceel a geruime tijd deel uitmaakt van het bedrijventerrein en niet meer tot het woonperceel behoort. Dit is in figuur 6 aangegeven.
Figuur 6. Perceel bij Kiesterzijl 52 dat al geruime tijd niet meer tot het woonperceel behoort
De woningen op nummer 3, 4, 5 en 7 betreffen een rijtje aaneengebouwde woningen. Nummer 8, 13 en 15 zijn vrijstaande woningen. Nummer 15 ligt op een vrij groot perceel.
Ten oosten en ten noorden van het rijtje aaneengebouwde woningen is een groot bedrijf gevestigd dat betonmortel en toeslagstoffen voor de bouw produceert (Dyckerhoff Basal). Dit bedrijf heeft net een nieuwe cementsilo met opvoerband en trechterinrichting, alsook een nieuwe havenkraan geplaatst. Op dit terrein bevindt zich ook een windturbine.
Aan de noordzijde van het plangebied bevindt zich een groot transformatorstation. Van daaruit loopt een hoogspanningsleiding over het perceel van Dyckerhoff Basal. Ten westen van het plangebied aan de overzijde van de Slachtedijk ligt een agrarisch bedrijf.
Op de volgende luchtfoto is de ligging van het plangebied in wat groter verband weergegeven. Hierin is duidelijk te zien dat het qua bebouwing nu feitelijk één geheel vormt met Industrieterrein West.
Figuur 7. Luchtfoto plangebied en omgeving
Figuur 8 geeft een goede indruk van de huidige staat van het gebied. Deze is genomen vanaf de toegangsweg naar het bedrijf Koehoorn. Aan de linkerzijde staat het een deel van het rijtje aaneengebouwde woningen. Centraal bevinden zich de silo's en de kraan van Dyckerhoff Basal met op de achtergrond een windturbine. Aan de rechterzijde is de bebouwing van het bedrijf Koehoorn te zien.
Figuur 8. Impressie plangebied
In het gebied zijn bij woning nummer 7 (Tichelaar) en bij nummer 15 (Helfferich) nog bedrijfsloodsen aanwezig. Bij het perceel van woning nummer 7 is sprake van een schapenhouderij voor maximaal 50 schapen. Verder vinden er geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats. Bij de overige woningen zijn geen bedrijfsgebouwen van betekenis aanwezig.
De gewenste situatie is dat voor de woningen Kiesterzijl 3, 4, 5, 7, 8, 13 en 15 een positieve bestemmingsregeling wordt getroffen en dat er met name ten aanzien van de woning aan de Kiesterzijl 52 een goede milieuzonering ontstaat. Ook moet er in het plangebied een goede balans ontstaan tussen de bedrijfs- en de woonfunctie. Hierbij is een primaire woonbestemming (bijvoorbeeld door middel van een bestemming 'Wonen') voor de woningen in het plangebied echter uitgesloten. Dit zou namelijk betekenen dat de woningen in beginsel uit het gezoneerde industrieterrein worden gehaald en daarmee de bedrijven op dat terrein toetsingsplichtig worden voor het geluid. Dit vormt een belemmering voor de omliggende gevestigde bedrijven, terwijl het bestemmingsplan als uitgangspunt heeft dat dit niet het geval is. Vanuit de historische situatie is gebleken dat de woningen er reeds waren voordat de eerste bedrijfsbestemming op het gebied werd gelegd. Aanvullend hierop wordt - gelet op de feitelijke situatie, de voorgeschiedenis en een goede ruimtelijke ordening - met dit bestemmingsplan een aanduiding 'bedrijfswoning' opgenomen voor de woningen in het plangebied (net als nu voor nummer 18). Bij het perceel bij de woning op nummer 7 is namelijk een schapenhouderij aanwezig en bij enkele andere woningen waren tot voor kort nog bedrijven gevestigd. Hoewel hier met uitzondering van de schapenhouderij nu geen reële bedrijven gevestigd zijn, is gelet op de aanwezigheid van voldoende industrieterrein en -bebouwing het niet onmogelijk dat zich weer een (lichte) vorm van bedrijvigheid zich vestigt dan wel er sprake kan zijn van een woon-werklocatie als overgangsgebied tussen het industrieterrein en het buitengebied. Om onderlinge hinder te voorkomen, moeten hier dan niet te zware bedrijven zich kunnen vestigen zoals dat nu nog op grond van het vigerende bestemmingsplan het geval is (bedrijven tot en met milieucategorie 4.2). Dit krijgt mede vorm door in de bedrijventerreinbestemming een milieucategorisering op te nemen waarbij ten opzichte van de woning / de woonbestemming aan de Kiesterzijl 52 tot aan het industrieterrein ten oosten van het plangebied een steeds hogere milieucategorie is toegestaan, beginnend bij milieucategorie 2. Door deze constructie wordt ten aanzien van de woning (die in het vigerende bestemmingsplan voorzien is van een woonbestemming) aan de Kiesterzijl 52 een goede milieuzonering geboden die voldoet aan de hedendaagse eisen die daarvoor gelden. Voor het overige worden de bebouwingsregeling en de functionele mogelijkheden afgestemd op de mogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan.
Omdat de aanwezige burgerwoningen nu (zoals in paragraaf 1.2 is aangegeven) onder het overgangsrecht vallen en de gemeente het niet wenselijk vindt dat dit nogmaals het geval is (omdat dit gebruik dan binnen de aanstaande planperiode moet worden beëindigd), is ervoor gekozen om aan de planregels van het bestemmingsplan toe te voegen dat het gebruik als burgerwoning kan worden voortgezet, maar dan wel met een "uitsterfregeling" voor de huidige aanwezige reguliere woonfunctie. Deze regeling wil zeggen dat het gebruik ten behoeve van burgerbewoning (niet persoonsgebonden) is toegestaan tot het moment dat dit gebruik meer dan anderhalf jaar is gestaakt. Daarna is het alleen nog mogelijk om de woningen als bedrijfswoning te gebruiken, zoals hiervoor is omschreven.
Paragraaf 4.1 gaat nader in op de milieuzonering en hoofdstuk 5 op de juridische regeling. In bijlage 2 is deze uitsterfregeling nader gemotiveerd.
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit bestemmingsplan.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister van IenM vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over naar gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Voor het plangebied zijn de regels ten aanzien van Defensie en Waddenzee & waddengebied van belang.
Voor defensie betreft het regels in de zones rond radarstations. Op de vliegbasis Leeuwarden is een radarstation aanwezig en in Wier een radarpost. Rond deze radars ligt een radarverstoringsgebied. Binnen de radarverstoringsgebieden gelden beperkingen in bouwhoogte ter bescherming van het doelmatig functioneren van de radars. In dit bestemmingsplan worden geen hogere bouwwerken mogelijk gemaakt dan al in het geldende bestemmingsplan mogelijk zijn.
Ook valt het plangebied binnen de grenzen van het Waddengebied. Hiervoor geldt dat bebouwing buiten het stedelijk gebied geen significante negatieve gevolgen kan hebben voor de landschappelijke of cultuurhistorische kwaliteiten van de Waddenzee. Dit bestemmingsplan is gericht op legalisatie van de bestaande woningen en voorziet niet in ontwikkelingen die de kwaliteiten van het Waddengebied kunnen scharen.
Vanuit het Rijksbeleid gelden er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.
Streekplan Fryslân 2007
Het provinciaal ruimtelijk beleid is onder meer opgenomen in het Streekplan Fryslân 2007. In het Streekplan, dat is vastgesteld op 13 december 2006, staan de relaties tussen steden en platteland centraal. Er is sprake van een wisselwerking tussen beide gebieden. De provincie zet in op een concentratie van verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen) in de stedelijke gebieden, zonder dat dit ten koste gaat van de vitaliteit van het omringende platteland. Met concentratie wordt de benodigde massa, schaal en draagvlak verkregen voor het optimaal benutten van stedelijke potenties.
Franeker vormt samen met Harlingen het bundelingsgebied Harlingen - Franeker. Dit houdt onder meer in dat Harlingen en Franeker elkaar in meerdere opzichten aanvullen. Daarnaast ligt Franeker in de Westergozone. Franeker wordt aangemerkt als 'regionaal centrum' en heeft daarmee binnen het bundelingsgebied een belangrijke taak te vervullen op het gebied van de woningbouw, voorzieningen en werkgelegenheid. De mogelijkheden in het plangebied zijn hiermee in overeenstemming.
Verordening Romte Fryslân
In de Verordening Romte Fryslân, die is vastgesteld op 25 juni 2014, stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden vertaald. Het plangebied is volgens de verordening gelegen in 'bestaand bebouwd gebied'. De volgende aspecten uit de verordening zijn voor het plangebied relevant:
Archeologie
In de plantoelichting van een ruimtelijk plan wordt aangegeven op welke wijze het plan rekening houdt met de wijze van onderzoek naar en bescherming van archeologische waarden en verwachtingswaarden zoals aangegeven op de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra ('Famke'). Paragraaf 4.7 gaat hier nader op in.
Wonen
Een ruimtelijk plan kan mogelijkheden voor woningbouw bevatten indien dit in overeenstemming is met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. In dit geval is er geen sprake van woningbouw omdat dit bestemmingsplan de bedoeling heeft om reeds bestaande woningen op een goede manier te regelen. Er worden geen nieuwe woningbouwmogelijkheden geboden. De mogelijkheden in het bestemmingsplan zijn niet in strijd met de provinciale verordening.
Werken
In het plangebied zijn bedrijven tot ten hoogste milieucategorie 4 mogelijk. Het bestemmingsplan is hiermee in overeenstemming.
Structuurvisie Stad Franeker 2015-2025
De Structuurvisie Stad Franeker 2015-2025, die is vastgesteld op 28 mei 2015, vormt het belangrijkste beleidskader voor het plangebied. De structuurvisie geeft richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van de stad Franeker en maakt in algemene zin duidelijk of bepaalde initiatieven daarbinnen passen. De structuurvisie is daarmee een belangrijk kader voor de afweging van concrete ruimtelijke beslissingen. Het is een richtinggevend document waarin voor overheden, maatschappelijke organisaties, private partijen en burgers duidelijk wordt welk ruimtelijk beleid de gemeente nastreeft.
In de structuurvisie is aangegeven dat door de strategische ligging aan het Van Harinxmakanaal Franeker een behoorlijk breed aanbod aan (watergebonden) bedrijven heeft. Industrieterrein West ligt strategisch aan de noordkant van het Van Harinxmakanaal en wordt ontsloten via de zuidelijke rondweg. Hierdoor is dit industrieterrein geschikt voor de vestiging van stuwende bedrijvigheid en watergebonden bedrijven. In de structuurvisie zijn geen specifieke uitgangspunten opgenomen voor de woningen in het plangebied. Wel staat het behoud van de bestaande bedrijvigheid op Industrieterrein West voorop en geldt voor het wonen op industrieterrein het uitgangspunt dat bij zwaardere bedrijvigheid niet mag worden gewoond. In het plangebied wordt hieraan tegemoet gekomen door een milieucategorisering te regelen die een overgang vormt van het buitengebied naar het daadwerkelijke industrieterrein. In paragraaf 2.2 en 4.1 is dit nader toegelicht. De mogelijkheden in het plangebied zijn daarmee in overeenstemming met de structuurvisie.
Welstandsnota
Het welstandsbeleid, vastgesteld op 6 december 2012, geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden die in een bepaald gebied aanwezig zijn te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en de beoordeling van bouwplannen. De architectonische vormgeving wordt exclusief door de welstandsnota geregeld. Het plangebied bevindt zich in welstandsgebied 'Bedrijvenpark', waar een bijzonder ambitieniveau van toepassing is. Het beleid is erop gericht het bestaande bebouwingsbeeld en de ruimtelijke kwaliteit te handhaven en waar mogelijk te versterken. Voor dit gebied wordt extra aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit wenselijk geacht. Voor dit gebied is een bijzonder ambitieniveau van kracht. De nadruk ligt hierbij op het respecteren van de bestaande basiskwaliteit met extra aandacht voor zichtlocaties. Bij (eventuele) ontwikkelingen in het plangebied geldt een aantal welstandscriteria waaraan het bouwwerk moet voldoen. Het bouwplan dient bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning op welstand getoetst te worden.
Naast het feit dat de ontwikkelingen in het plangebied binnen het overheidsbeleid tot stand moet komen, moet ook rekening gehouden worden met de aanwezige functies in en rond het gebied. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In dit hoofdstuk zijn de randvoorwaarden, die voortvloeien uit de omgevingsaspecten, beschreven.
VNG brochure
Ten behoeve van de milieuzonering is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem 'Bedrijven en milieuzonering' ontwikkeld, in de vorm van een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 tot en met 6, met bijbehorende richtlijnafstanden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen een ‘rustige woonwijk’ en een ‘gemengd gebied’.
Wanneer in de omgeving van het plangebied behalve woningen ook diverse andere functies aanwezig zijn dan wel hier planologische mogelijkheden voor gelden kan een gebied worden gekarakteriseerd als een ’gemengd gebied’. In de VNG-uitgave staat dat een gemengd gebied een gebied is met een matige tot sterke functiemenging, waarbij direct naast woningen ook andere functies voorkomen zoals bedrijven. In het plangebied zijn de woningen omringd door het industrieterrein. Op basis hiervan wordt het plangebied en de omgeving hiervan gekarakteriseerd als een ‘gemengd gebied’. Deze karakterisering resulteert in een functiescheiding teneinde met toepassing van de richtafstanden uit de VNG-uitgave een bepaalde afstand tussen woningen en bedrijvigheid te kunnen garanderen. Gelet op de VNG-uitgave, mag dan een afstandstap lager worden gehanteerd voor de toegelaten bedrijven. In onderstaande tabel zijn voor het rustige dan wel het gemengde gebied de richtafstanden per milieucategorie aangegeven. Bij een gemengd gebied is de afstand een stap lager dan bij een rustig woongebied.
Milieucategorie | Afstand tot rustig woongebied | Afstand tot gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
Zoals in paragraaf 2.2 is aangegeven, wordt vanaf de woonbestemming aan de Kiesterzijl 52 (die bepalend is voor de milieuzonering) tot aan het industrieterrein ten oosten van het plangebied een steeds hogere milieucategorie toegestaan, beginnend bij milieucategorie 2 aan de westzijde en eindigend in categorie 3.2 (aangevuld met de vergunde activiteiten in het plangebied) aan de zuidoostzijde van het plangebied. De begrenzing van deze zonering is zoveel mogelijk afgestemd op de kadastrale grenzen van de percelen, zodat op eenzelfde perceel dezelfde milieucategorie van toepassing is. Voor het bedrijf Koehoorn aan Kiesterzijl 18 is (omdat onder andere een deel van de bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie vallen) een regeling geboden die is afgestemd op de vergunde activiteiten van het bedrijf zoals in paragraaf 2.1 is aangegeven. Ditzelfde geldt ook voor de schapenhouderij (een agrarische functie in milieucategorie 3.1) bij nummer 7. Op deze wijze is er in het plangebied sprake van een verantwoorde milieuzonering voor zowel de bewoners als voor de ondernemers en worden de bestaande bedrijven planologisch geregeld.
Milieusituatie
Voor de milieusituatie zijn met name de aspecten geluid, geur, en externe veiligheid van belang. Voor het bestemmingsplan 'Franeker - Kiesterzijl 1' is advies uitgebracht door de Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing (FUMO) over de geluidsituatie. Ook heeft de FUMO eind 2015 een inventarisatie uitgevoerd om de feitelijke activiteiten in en nabij het plangebied inzichtelijk te maken. Hieruit blijkt dat er in het plangebied sprake is van één actief bedrijf, namelijk het bedrijf Koehoorn aan Kiesterzijl 18. De werkzaamheden van Koehoorn richten zich in de praktijk op onderhoud aan bestaande schepen en op verkoop van oud ijzer afkomstig van de schepen. Schepen worden aangevoerd en ontdaan van bruikbare metalen die verkocht worden. Onderhoud aan schepen vindt in geringe mate plaats. Het bedrijf heeft een omgevingsvergunning voor milieu.
Voor Dyckerhoff Basal (direct ten oosten van het plangebied) is ook een omgevingsvergunning voor milieu verleend. Op 13 juli 2012 is deze ook verleend voor de vervanging van de kraan. Met ingang van 1 januari 2013 is het Activiteitenbesluit echter gewijzigd. Daarbij is de vergunningplicht voor betonmortelcentrales in principe komen te vervallen en is het bedrijf meldingsplichtig voor de activiteit milieu. Op grond van de Wet geluidhinder moet de inrichting worden aangemerkt als een 'grote lawaaimaker'. Mede om deze reden is rond het industrieterrein op grond van de Wet geluidhinder een geluidzone van toepassing. Voor het bedrijf zijn maatwerkvoorschriften van toepassing met betrekking tot het vormgeven van betonproducten. Hiervoor geldt overgangsrecht met betrekking tot het aspect geluid. Voor de andere omgevingsaspecten geldt voor deze activiteit het algemene overgangsrecht zoals is opgenomen in het Activiteitenbesluit.
Voor de schapenhouderij bij nummer 7 geldt dat er mogelijkheden bestaan voor het houden van maximaal 50 schapen.
Voor woningen op een gezoneerd industrieterrein gelden geen grenswaarden voor geluid. Bij toetsing aan het Activiteitenbesluit dan wel de verlening van milieuvergunningen hoeft hier geen rekening mee te worden gehouden. In het Activiteitenbesluit is hiervoor een uitzondering gemaakt bij de voorgeschreven grenswaarden. Wel geldt vanuit een goede ruimtelijke ordening / de Handreiking Industrielawaai dat de geluidbelasting niet te hoog mag zijn. In het genoemde advies geeft de FUMO hierover informatie. Vanuit de handreiking Industrielawaai is een maximale waarde van 65 dB(A) acceptabel. Ter plaatse van de woning Kiesterzijl 3 (de meest oostelijke woning van het rijtje aaneengebouwde woningen) bedraagt de maximale (cumulatieve) geluidsbelasting circa 63 dB(A). Ten gevolge van Dyckerhoff Basal is dit circa 56 db(A) en ten gevolge van Koehoorn circa 62 dB(A). Gelet op de iets grotere afstand van de andere woningen tot de genoemde bedrijven zal de geluidbelasting daar iets lager zijn. Als gevolg van het feit dat de woningen in het verleden zijn wegbestemd, worden de woningen overigens niet aangemerkt als gevoelige objecten. Het Activiteitenbesluit verwijst voor het begrip gevoelig object naar artikel 1 van de Wet geluidhinder. Daar worden alleen woningen die overeenkomstig het bestemmingsplan worden gebruikt aangemerkt als gevoelige objecten. De bedrijfswoning van Koehoorn is overigens wel een gevoelig object, deze is immers in het geldende bestemmingsplan wel aangeduid als bedrijfswoning. Echter, deze is zoals hiervoor aangegeven, gelegen op een gezoneerd terrein en is om die reden uitgezonderd van toetsing qua geluid bij het Activiteitenbesluit en vergunningverlening. Uit het FUMO-advies blijkt overigens dat de geluidsbelasting bij de woning Kiesterzijl 18 maximaal circa 57 dB(A) bedraagt als gevolg van Dyckerhoff Basal. Bij deze woning heerst echter volgens het zonemodel de hoogste geluidsbelasting ten gevolge van de eigen inrichting van Koehoorn. Deze bedraagt 72 dB(A) (70 ten gevolge van trekkerbewegingen, 65 en 62 dB(A) door de loskranen en 62 dB(A) door de heftruck).
Vanuit het Activiteitenbesluit (en ook qua vergunningverlening) hoeft dus qua geluid geen rekening worden gehouden met de woningen. Voor andere omgevingsaspecten dan geluid ligt dit anders. Voor geur is de bestemming van het gevoelig object niet relevant. Geurnormen zijn voor het soort bedrijven dat hier aan de orde is (betonmortelcentrale) en scheepsbouw) echter niet gerelateerd aan de aanwezigheid van geurgevoelige objecten, maar meer aan emissienormen (NER). Hetzelfde geldt voor het aspect stof. Voor externe veiligheid is de aanwezigheid van woningen in de buurt van de bedrijven wel een aandachtspunt. Er gelden afstandsnormen voor kwetsbare objecten (zoals woningen) en beperkt kwetsbare objecten (kantoren, bedrijfsgebouwen en dergelijke). Deze gelden ook voor woningen die onder het overgangsrecht vallen. De feitelijke aanwezigheid is doorslaggevend. Op dit moment zijn er echter geen bedrijven met een externe veiligheidscomponent aanwezig en in het vigerende bestemmingsplan zijn deze uitgesloten.
Uit het voorgaande blijkt dat voor de milieusituatie het aspect geluid het belangrijkste aspect is. De overige aspecten zijn minder gerelateerd aan de aanwezigheid van woningen in dit gebied. Geluid is zoals aangegeven op dit moment uitgezonderd van toetsing. Aan de inhoudelijke maximale grenswaarde (vanuit een goede ruimtelijke ordening, c.q Handreiking industrielawaai) van 65 dB(A) wordt op dit moment voldaan. Vanuit de milieusituatie is er in het plangebied en de omliggende bedrijven sprake van een acceptabele situatie met enerzijds een goed woonklimaat en anderzijds een goed ondernemersklimaat.
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. In en rondom het plangebied zijn geen geluidzones van spoorwegen aanwezig.
In de Wgh is bepaald dat met uitzondering van 30 km/uur-wegen elke weg een geluidzone heeft, waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. De weg Kiesterzijl heeft een maximumsnelheid van 60 km/uur en is een erftoegangsweg. De woningen in het plangebied liggen in de geluidzone van deze weg. Aangezien het bestemmingsplan ten opzichte van de bestaande situatie geen nieuwe woningen toestaat en het plan voorziet op legalisatie van de huidige situatie, zijn er vanuit wegverkeerslawaai geen belemmeringen te verwachten. Bovendien heeft deze weg (als erftoegangsweg) geen grote functie voor doorgaand verkeer.
Ten westen en zuiden van het plangebied is een geluidzone ex artikel 41 van de Wgh vastgesteld ten gevolge van de mogelijkheid voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen op het industrieterrein West. De geluidzone loopt aan de westzijde voor een klein deel over het plangebied, hiervoor is in het plangebied een regeling getroffen. Paragraaf 5.2.3 gaat hier nader op in. Het plangebied zelf maakt (met uitzondering van het deel waar de geluidzone van toepassing is) deel uit van het gezoneerde terrein. Dit blijft in de nieuwe situatie onveranderd.
Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat ten aanzien van de Wgh geen belemmeringen zijn voor het plangebied.
Op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de daarop gebaseerde Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) gelden bepaalde normeringsafstanden tussen risicovolle en risicogevoelige functies. Daarbij wordt er onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In het Bevi wordt aangegeven hoe met het plaatsgebonden risico en het groepsgebonden risico moet worden omgegaan.
De risicovolle inrichtingen zijn op de risicokaart van de provincie Fryslân weergegeven. In en nabij het plangebied bevinden zich geen risicovolle inrichtingen, transportroutes en leidingen die vallen onder het Bevi. Wel ligt ten zuiden van het Van Harinxmakanaal een hogedruk aardgastransportleiding van de Gasunie. De dichtstbijzijnde woning ligt op een afstand van circa 135 meter vanaf deze leiding, buiten de contour van het plaatsgebonden risico. Wat betreft het groepsrisico wordt een bestaande situatie juridisch-planologisch verankerd en zijn er gezien de bereikbaarheid van het plangebied en de afstand tot de leiding geen belemmeringen te verwachten.
Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg ook naar de FUMO en de Brandweer gestuurd voor een advies. Hier zijn geen specifieke adviezen uit voortgekomen waar in het bestemmingsplan rekening mee gehouden dient te worden. Vanuit externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het plangebied.
De Wet luchtkwaliteit is een onderdeel van de Wet milieubeheer. In de wet zijn normen opgenomen voor de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen vormen onder andere geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of als een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt. In het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die nader luchtkwaliteitsonderzoek vereisen. Luchtkwaliteit is daarmee geen belemmering voor het plangebied.
De bodemkwaliteit volgens de bodemkwaliteitskaart van de voormalige gemeente Franekeradeel (vastgesteld door op 6 september 2012) geeft aan dat de bodemkwaliteit van het plangebied gemiddeld gezien 'klasse Industrie' is. De reden hiervan is het jarenlange intensieve gebruik van de bodem. In geval van ontwikkelingen of het wijzigen van een functie is bodemonderzoek noodzakelijk om aan te tonen dat er niet gebouwd wordt op verontreinigde grond en de bodem geschikt is voor de functie. In het verleden zijn er verscheidene bodemonderzoeken verricht in het plangebied. Voor de locatie Koehoorn is een nulsituatie onderzoek verricht. Alhoewel er sprake is van een verontreiniging, betreft het geen spoedeisende situatie. Ook op de locatie Tigchelaar is er sprake van verontreiniging, de urgentie hiervan is nog niet bepaald. Er is hier sprake van een restverontreiniging. Zodra dat fysiek mogelijk is, moeten de restverontreinigingen verwijderd worden. De monitoring van het grondwater is hier beëindigd, de uitkomsten gaven geen aanleiding meer om dit te continueren.
Met betrekking tot de bodem zijn in het plangebied (behalve het positief regelen van de aanwezige woningen) geen nieuwe ontwikkelingen toegestaan waarvoor op voorhand voor het bestemmingsplan bodemonderzoek noodzakelijk is. Ook zijn de woningen in het plangebied buiten de hiervoor genoemde (verontreinigde) locaties gelegen. Vanuit het omgevingsaspect bodem zijn er dan ook geen belemmeringen voor het bestemmingsplan. Bij een eventuele aanvraag voor een omgevingsvergunning kan het overleggen van een nader bodemonderzoek noodzakelijk zijn.
Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de ruimtelijke ordening geworden.
Belangrijke aspecten die invloed hebben op de waterhuishouding zijn ingrepen aan watergangen, de toename van het verhard oppervlak en de afvoer van hemel- en afvalwater vanaf het perceel.
Het Wetterskip Fryslân is voor het plangebied de waterbeheerder. De ontwikkeling is daarom voorgelegd aan dit waterschap. Dit is gedaan via de digitale watertoets (onder kenmerk 20160310-2-12594). Hieruit blijkt dat het plan geen invloed heeft op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. Verder overleg met Wetterskip Fryslân is niet nodig. Wetterskip Fryslân geeft een positief wateradvies.
Archeologie
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
Hiervoor is de Friese Archeologische MonumentenKaart Extra (FAMKE) van de provincie Fryslân gebruikt. Op deze kaart is op basis van zowel de aanwezige archeologische monumenten als de te verwachten archeologische waarden een advies aangegeven. De FAMKE bestaat uit twee provinciedekkende advieskaarten, één voor de periode Steentijd - Bronstijd, en één voor de periode Ijzertijd - Middeleeuwen. Deze kaart is ook gekoppeld aan de provinciale ruimtelijke verordening.
Op basis van de advieskaarten voor de Steentijd - Bronstijd en de Ijzertijd - Middeleeuwen is geen onderzoek noodzakelijk. Ten aanzien van archeologie zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.
Cultuurhistorie
Binnen het plangebied is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden in de vorm van panden -en/of objecten. Door het open houden van het centrale gebied wordt waar mogelijk wel rekening gehouden met de historische context van het gebied. Daarnaast ligt direct ten westen van het plangebied de Slachtedijk. Dit is een cultuurhistorisch waardevolle dijk, waarvoor in het vigerende bestemmingsplan een passende regeling is geboden.
Het plangebied is getoetst aan de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Wat betreft de gebiedsbescherming, maakt het plangebied geen deel uit van een Natura 2000-gebied of een gebied dat onder het regime van de Ecologische HoofdStructuur (EHS) / het Natuurnetwerk Nederland (NNN) valt. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk die negatieve gevolgen hebben voor Natura 2000- of EHS-gebieden in de omgeving. In het plangebied wordt een conserverende regeling getroffen voor de bestaande (planologische) situatie. Wat betreft de gebiedsbescherming, zijn er daarom geen belemmeringen te verwachten. Hetzelfde geldt ook voor de soortenbescherming.
In de buurt van het plangebied en in het plangebied zelf lopen geen kabels of leidingen die van belang zijn voor dit bestemmingsplan. Wel is er bij het Van Harinxmakanaal sprake van een bebouwingsvrije zone met een breedte van 20 meter, gerekend vanaf de kant van de vaarweg. Hierbinnen mag alleen bebouwing worden opgericht in overleg de waterwegbeheerder (in dit geval provincie Fryslân).
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Formeel gezien dient in de ontwerpbestemmingsplanfase een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Omdat de wetswijziging later dan de zienswijzeperiode over het ontwerpbestemmingsplan in werking is getreden, kon hier niet aan voldaan worden.
Voor dit bestemmingsplan geldt dat in het Besluit milieueffectrapportage opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). In dit bestemmingsplan worden dergelijke ontwikkelingen niet mogelijk gemaakt, waarmee ze ruim onder de drempelwaarde blijven. Dit betekent wel dat een zogenaamde "vormvrije m.e.r.-beoordeling" noodzakelijk is. De gemeente heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan besloten dat er geen MER nodig is. Uit deze toelichting blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project (niet in de nabijheid van het natuurgebied) en de kenmerken van de potentiële effecten (het bieden van een juiste juridische regeling van bestaande woningen), geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Mitigerende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
De wijze van bestemmen is afgestemd op de geldende regeling en de recente actualisatieplannen van de voormalige gemeente Franekeradeel. Binnen het plangebied komen de volgende bestemmingen en aanduidingen voor:
Alle gronden in het plangebied zijn onder de bestemming 'Bedrijventerrein' gebracht. Om enerzijds de bedrijfseconomische belangen in acht te nemen en anderzijds de woonfunctie te beschermen tegen hinder van bedrijven, is in het plangebied een milieucategorisering opgenomen, zoals in paragraaf 4.1 en 2.2 is beschreven. Deze milieucategorisering is met aanduidingen op de verbeelding tot uitdrukking gebracht en afgestemd op de aanwezigheid van de woonbestemming aan Kiesterzijl 52. Voor het bedrijf Koehoorn is in verband met de specifieke bedrijfsactiviteiten een regeling gekozen door middel van een aanduiding die is afgestemd op de huidige mogelijkheden voor het bedrijf zoals aangegeven in de milieuvergunning van januari 2006 (zie hiervoor paragraaf 2.1). Een zelfde juridische constructie is ook gekozen voor de schapenhouderij. In het plangebied bestaan ook mogelijkheden voor de uitoefening van de zogenaamde ABC-goederen (auto's, boten en/of caravans) en internetdetailhandel.
De in het plangebied voorkomende (bedrijfs)woningen zijn voorzien van een aanduiding die volgens de huidige situatie en omvang op de verbeelding is vastgelegd. Alleen het bestaande aantal (bedrijfs)woningen is toegestaan. Het is niet toegestaan nieuwe bedrijfswoningen, behalve voor het vervangen van de huidige, in het plangebied te situeren. Bij de bedrijfswoningen zijn ten hoogste 100 m² aan bijbehorende bouwwerken mogelijk tot ten hoogste 50% van het erf (tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt). Voor het (huidige) gebruik als burgerwoning is een regeling in het plan opgenomen (een "uitsterfregeling"), die inhoudt dat het gebruik als burgerwoning niet meer is toegestaan als de woning minimaal 1,5 jaar niet meer in gebruik is geweest als burgerwoning. Daarna kan de woning alleen nog als bedrijfswoning gebruikt worden.
De bouwvlakken (die aangeven waar de gebouwen gebouwd mogen worden) zijn afgestemd op bestaande planologische mogelijkheden. Dit houdt in dat er sprake is van een maximum bebouwingspercentage van 60% per bouwperceel. Het maximum bebouwingspercentage per bouwperceel moet voorkomen dat de percelen in het plangebied volledig bebouwd worden, waardoor er voor parkeren en dergelijke geen ruimte meer overblijft, en de brandveiligheid daardoor in gevaar zou komen. Mits er binnen het bouwperceel voldoende parkeerruimte overblijft, is een vergroting van dit percentage naar 80% mogelijk door middel van een afwijkingsmogelijkheid. In verband met de brandveiligheid is bepaald dat gebouwen minimaal 5,00 meter vanuit de perceelsgrens gebouwd dienen te worden.
Ook de toelaatbare bouwhoogten zijn afgestemd op de mogelijkheden uit de vigerende bestemmingsplannen, namelijk maximaal 10 meter bij recht en door middel van een afwijking onder voorwaarden tot 15 meter. Voor plaatselijke verhogingen als schoorstenen, luchtkokers en dergelijke, is het mogelijk nog eens 5 meter hoger te gaan. Ook ten aanzien van bouwwerken, geen gebouw zijnde, is een afwijking opgenomen om een hoogte van 20,00 meter mogelijk te maken. Bij recht is 10 meter toegestaan. Bij het toepassen van de afwijking geldt een aantal stedenbouwkundige randvoorwaarden.
Daar waar het plangebied deel uitmaakt van het gezoneerde deel van het industrieterrein is dit aangegeven door middel van een aanduiding.
Ten behoeve van het beheer en de veiligheid van het Van Harinxmakanaal is aan de zijde van het plangebied de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' opgenomen. Hiervoor geldt het uitgangspunt dat in deze zone geen gebouwen en overkappingen gebouwd mogen worden. Dit geldt niet voor de bestaande bouwwerken en tevens is er een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om nieuwe in de basisbestemming genoemde bouwwerken te bouwen. Hierbij geldt de voorwaarde dat voorafgaand aan indiening van een aanvraag omgevingsvergunning ontheffing is verkregen van de waterwegbeheerder.
Bedrijventerrein West heeft geluidzone in het kader van de Wet geluidhinder zoals in paragraaf 4.2 beschreven. Een deel van deze geluidzone ligt over een perceel aan de westzijde het plangebied. Het is wettelijk verplicht om deze geluidzone in het bestemmingsplan te regelen. Binnen de geluidzone wordt gestreefd naar het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting, dit is ook het uitgangspunt. Geluidgevoelige bebouwing mag hier alleen worden opgericht als is aangetoond dat de geluidsbelasting niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarden of een verkregen hogere waarde.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Omdat de gemeente met de direct belanghebbenden in en rondom het plangebied in overleg is gegaan over het concept-bestemmingsplan, kiest de gemeente ervoor om een inspraakprocedure over het bestemmingsplan over te slaan. De resultaten van het overleg met de direct belanghebbenden zijn meegenomen in het bestemmingsplan.
Daarnaast is het plan voorgelegd aan de betrokken diensten en instanties als bedoeld in het Overleg van het Besluit ruimtelijke ordening. Alleen provincie Fryslân heeft een overlegreactie toegezonden, deze is opgenomen in bijlage 1. De opmerkingen van de provincie zijn verwerkt in het bestemmingsplan door geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie (zoals windturbines en windmolens) mogelijk te maken en de bepaling in artikel 3.2.1 uit het concept-bestemmingsplan uit de regels te schrappen. Ambtshalve is het oostelijke deel van het woonperceel aan de Kiesterzijl 52 aan het plangebied toegevoegd en is er een regeling getroffen voor de schapenhouderij aan de Kiesterzijl 7.
Daarna is het bestemmingsplan gereed gemaakt voor de wettelijke vaststellingsprocedure. Op het ontwerpbestemmingsplan is de gelegenheid geboden tot het inbrengen van zienswijzen bij de gemeenteraad. Er is een zienswijzennota opgesteld waarin alle reacties zijn beantwoord en tevens door de gemeente een standpunt is ingenomen. Het plan is gereed gemaakt voor vaststelling door de gemeenteraad en op 2 november 2017 gewijzigd vastgesteld. In bijlage 2 zijn de raadsstukken voor de vaststelling opgenomen. Tegen de vaststelling van het bestemmingsplan was beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Tegen de vaststelling van dit plan is beroep ingesteld bij de Raad van State. De Raad van state heeft op 29 mei 2019 in een tussenuitspraak geoordeeld dat het vastgestelde bestemmingsplan van 2 november 2017 hersteld dient te worden wat betreft twee kadastrale percelen behorende bij het bedrijf Koehoorn. Daartoe is het bestemmingsplan op 5 september 2019 partieel hervastgesteld waarbij het beloop van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepvaartbedrijf' is uitgebreid met de betreffende kadastrale percelen. Bijlage 2 gaat hier nader op in.
Ook is het bestemmingsplan van de voormalige gemeente Franekeradeel aangepast naar een bestemmingsplan van gemeente Waadhoeke.
Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Indien sprake is van bepaalde bouwplannen, moet de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan vaststellen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien als voornoemde kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten, en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht. Een combinatie van een exploitatieplan en overeenkomsten is ook mogelijk.
Dit bestemmingsplan (de toegestane functies en de bouwregels) is uitgezonderd de nieuwe regeling voor de woningen gebaseerd op de bestaande situatie en geldende regelingen voor het plangebied. De planologische mogelijkheden voor de nieuwe woningen kunnen echter worden beschouwd als nieuwe bouwplannen volgens het Bro. Hiervoor is de grondexploitatieregeling en daarmee de vaststelling van een exploitatieplan van toepassing. Voor dit bestemmingsplan wordt hierop een uitzondering gemaakt (op basis van de bagatelregeling). Met de vaststelling van het bestemmingsplan besluit de gemeenteraad af te zien van het verhalen van kosten in het kader van de grondexploitatieregeling. Dit ligt ook voor de hand omdat er ook geen andere kosten zijn, omdat er geen sprake is van kosten voor bijvoorbeeld de aanleg voor voorzieningen.
In principe verandert de economische onderbouwing niet ten opzichte van de eerder geldende plannen. Het weergeven van de economische uitvoerbaarheid voor de inzet van gemeentelijke middelen door middel van een cijfermatige opzet, is daarom voor dit bestemmingsplan niet relevant.