direct naar inhoud van Besluittekst
Plan: Omgevingsvergunning Markt 14-18 Veghel
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01

Besluittekst

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1. Achtergrond en doel

Het voormalige postkantoor en het naastgelegen pand aan de Markt 14-18 in Veghel worden herontwikkeld. De locatie ligt in het centrum van Veghel, ten noordoosten van de Aa en ten westen van de Markt, zoals te zien in figuur 1.1. De panden, op de kavelnummers 612 en 617, zullen worden gesloopt en op deze locatie wordt een appartementencomplex met maximaal 27 woningen gebouwd.

De benodigde parkeervoorzieningen worden inpandig gerealiseerd, met een ingang aan de Frisselsteinstraat. Op de begane grond aan de Markt zijde blijft op de begane grond de huidige mogelijkheid voor commerciële ruimten planologisch behouden, met uitzondering van horeca categorie 2 (middelzware horeca) en detailhandel . Deze m² detailhandel worden uit de markt gehaald in verband met het huidige overschot aan detailhandel en leegstand in het centrum van Veghel.

De beoogde ontwikkeling is slechts op enkele onderdelen strijdig met de regels van het geldende bestemmingsplan. Er is een minimale overschrijding van het bouwvlak en meerdere woningen zijn niet toegestaan. De commerciële functie past wel binnen het geldende bestemmingsplan. Daarnaast blijft de beoogde ontwikkeling binnen de gestelde bouwregels (goot- en bouwhoogte) van het geldende bestemmingsplan. In deze onderbouwing wordt met name ingegaan op de onderdelen die strijdig zijn met het geldende bestemmingsplan. De regels van het geldende bestemmingsplan blijven na realisatie overeenkomstig van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging en begrenzing projectlocatie

1.2. Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van de planlocatie geldt het bestemmingsplan 'Centrumgebied Veghel (vastgesteld op 18 april 2013). De locatie is bestemd als 'Centrum 2'. Binnen deze enkelbestemming zijn verschillende centrumfuncties toegestaan, waaronder horeca tot categorie 2, dienstverlening tot 250 m², kantoren op de verdieping, maatschappelijke voorzieningen op de verdieping en woningen, waarbij er maximaal 1 woning is toegestaan of maximaal twee gestapelde woningen uitgezonderd op de eerste bouwlaag.

Tevens ligt op het noordoostelijk gedeelte van het voormalige postkantoor de aanduiding 'detailhandel'. Hierbij is detailhandel tot maximaal 500 m² vvo per vestiging, uitsluitend op de begane grond, toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede huidige bestemmingsplan 'Centrumgebied Veghel'

1.3. Leeswijzer

In is ingegaan op de aanleiding en doel van het voorliggend bestemmingsplan. Vervolgens zal in de volgende hoofdstukken worden behandeld:

  • Hoofdstuk 2: een beschrijving van de huidige situatie;
  • Hoofdstuk 3: een visie op de toekomstige situatie;
  • Hoofdstuk 4: toetsing beleidskaders op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau;
  • Hoofdstuk 5: toetsing verschillende omgevingsaspecten;
  • Hoofdstuk 6: de uitvoerbaarheid van het project.

Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande situatie

2.1. Huidige situatie projectlocatie

Op de projectlocatie staan in de huidige situatie twee panden. Het meest noordelijke pand (Markt 17-18) is het voormalige postkantoor. Deze is gebouwd omstreeks 1960 met twee bouwlagen. Op de begane grond was het voormalige postkantoor gevestigd en op de verdieping kantoren. Sinds het vertrek van het postkantoor is er, behoudens enkele tijdelijke invullingen, geen nieuwe invulling gekomen voor het pand. Wel is in het verleden (2008) een vergunning verleend voor de ontwikkeling van 16 appartementen met een commerciële plint en een ondergrondse parkeergarage. Deze vergunning is niet ingetrokken en daardoor nog steeds van kracht. Aan de achterzijde grenst het voormalige postkantoor aan een ommuurde binnenplaats die uitkomt op het voormalige postsorteercentrum.

Ten zuiden van het voormalige postkantoor staan het pand Markt 14-16. Ook dit pand is omstreeks 1960 gebouwd en bestaat uit dezelfde jaren '60/'70 architectuur als het postkantoor. Het pand heeft een woonfunctie met op de begane grond mogelijkheid voor commerciële ruimtes.

In de bestaande situatie zijn op de eerste en tweede verdieping in totaal 2 woningen aanwezig. Aan de achterzijde van dit pand bevind zich een tuin met verschillende opgaande begroeiing en bomen. Het pand Markt 14-16 staat al enige tijd leeg.

Van de beoogde 27 woningen zijn er al 18 woningen vergund. Voor het pand Markt 14-16 zijn 2 woningen vergund. Voor het pand Markt 17-18 zijn 16 woningen vergund. De uitbreiding van de beoogde ontwikkeling bedraagt 9 woningen (27-18).

In figuur 2.1 en 2.2 zijn de huidige panden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0003.png"

Figuur 2.1 Voormalige postkantoor Markt 17-18 (Googlemaps, 2018)

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0004.png"

Figuur 2.2 Pand Markt 14-16 (Googlemaps, 2018)

2.2. Huidige situatie omgeving

Veghel is ter hoogte van de Markt ontstaan als "doorwaadbare plaats aan de Aa". Het beeld ten oosten van de Aa is relatief kleinschalig en dorps. De zogenaamde pandjescultuur, met bijbehorende maat en schaal, is hier kenmerkend.

De projectlocatie ligt op de hoek Markt en Frisselsteinstraat. Aan de noordzijde grenst de projectlocatie aan de Frisselsteinstraat. Ten westen, tevens aan de Frisselsteinstraat, staat het voormalige KPN-gebouw (Frisselsteinstraat 2) en het voormalige postsorteercentrum van PostNL (Frisselsteinstraat 4). Beide gebouwen staan leeg.

Ten zuiden grenst de projectlocatie aan het pand Markt 8 t/m 13. Voor dit pand is een transformatie voorzien.

De Markt ligt tussen de Sint-Lambertuskerk en het voormalige Raadhuis. De Markt heeft hoofdzakelijk een horecafunctie maar er zijn ook centrumfuncties (dienstverlening, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen) en woonfuncties gevestigd. De openbare ruimte is in 2018 heringericht en kenmerkt zich door een hoogwaardige kwalitatieve inrichting. Met de herinrichting van de Markt is het aantal parkeerplaatsen afgenomen. Het aantal parkeerplaatsen zal in de toekomst verder afnemen zodat de verblijfsfunctie nog beter kan worden benut. Op de Markt worden met regelmaat evenementen georganiseerd.

Aan de noordzijde van de Markt, schuin tegenover de projectlocatie, ligt het ensemble 'kerk en klooster' met verschillende religieuze objecten en gebouwen met een rijksmonumentale status. Het gaat hierbij om de Sint Lambertuskerk met ten oosten daarvan het klooster van de Zusters Franciscanessen, de voormalige pastoriewoning aan de Burgemeester van de Kuijperlaan en de begraafplaats ten noorden van de Sint-Lambertuskerk. In paragraaf 5.1.2 wordt verder ingegaan op de monumentale status van de verschillende gebouwen in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0005.png"

Figuur 2.3 Westzijde Markt

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0006.png"

Figuur 2.4 Gevel Markt 8 t/m 14

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0007.png"

Figuur 2.5 Oostzijde Markt

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0008.png"

Figuur 2.6 Noorzijde Markt met de Sint-Lambertuskerk

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0009.png"

Figuur 2.7 Oostzijde Markt met voormalige Raadhuis

Hoofdstuk 3 Visie op de projectlocatie

3.1. Aanleiding

De herontwikkeling van de westzijde van de Markt is één van de speerpunten zoals omschreven in het Masterplan Veghel Centrum 2030. De locatie postkantoor (Markt 17-18) is in dit masterplan als ontwikkellocatie opgenomen.

Voor de locatie Markt 17-18 is in 2008 een vergunning verleend voor het realiseren van een complex bestaande uit commerciële voorzieningen (detailhandel), 16 woningen en een ondergrondse parkeergrage. Dit bouwplan is nooit gerealiseerd. Schaal en maat van dit bouwplan waren niet in overeenstemming met het later vastgestelde Masterplan Veghel Centrum 2030. In overleg en afstemming met de gemeente heeft initiatiefnemer een nieuw plan ontwikkelt om een kwalitatieve impuls te geven aan Markt 17-18. Daarbij is afgesproken om de eerder verleende vergunning in te trekken zodra een onherroepelijke vergunning is verleend voor de beoogde ontwikkeling.

Gedurende de planontwikkeling is het pand Markt 14-16 vrij gekomen. Op verzoek van de gemeente heeft initiatiefnemer dit pand bij de ontwikkeling Markt 17-18 betrokken. Hierdoor is een integraal plan ontstaan dat invulling geeft aan de visie zoals omschreven in het Masterplan Veghel Centrum 2030. In paragraaf 4.4.2 en 4.4.3 wordt ingegaan op de wijze waarop dit plan invulling geeft aan de visie zoals omschreven in het masterplan.

3.2. Stedenbouw en architectuur

De bestaande verouderde panden Markt 14-16 en Markt 17-18 worden gesloopt. Op de vrijgekomen locatie wordt één gebouw gerealiseerd waardoor een nieuwe gevel, zowel aan de zijde van de Markt, de Frisselsteinstraat als de Aa, ontstaat. Dit gebouw bestaat aan de zijde van de Markt en Frisselsteinstraat uit drie lagen met kap en aan de zijde van de Aa uit vier lagen. Door de verspringende voorgevelrooilijn, de verticale geleding, de verspringende goot- en bouwhoogte en de kapconstructie wordt aangesloten bij de kenmerkende pandjescultuur. Ter hoogte van het pand Markt 8 t/m 13 onstaat ruimte om de gewenste verbinding richting de Aa te realiseren.

De traditionele bouwwijze sluit aan bij de bebouwing aan de oostzijde van de Markt. De stevige kap en de inpandige buitenruimtes geven allure en status aan de gebouwen. Er zullen verschillende gevelkleuren en structuren worden gebruikt. Een sfeerimpressie is weergegeven in figuur 3.1 t/m 3.6.

3.3. Invulling

De bestaande functies zoals toegestaan in het geldende bestemmingsplan worden grotendeels overgenomen en uitgebreid. De beoogde ontwikkeling gaat uit van 27 woningen met op maaiveld een inpandige parkeergarage met 34 parkeerplaatsen (op niveau maaiveld). Planologisch wordt de mogelijkheid open gehouden om op de begane grond commerciële functies conform het geldende bestemmingsplan te realiseren of een combinatie van commerciële functie en wonen. In overleg met Stichting Centrummanagement is initiatiefnemer bereid om de functie detailhandel uit te sluiten van de genoemde commerciële functies en deze m² te saneren en uit de markt te halen. Dit vanwege het overaanbod van detailhandel in het centrum van leegstand en de bovengemiddelde leegstand. Onder commerciële functies worden dan ook enkel horeca, dienstverlening of kantoren verstaan.

De 27 woningen zijn koopwoningen. Deze woningen zijn als volgt verdeeld:

  • 8 woningen goedkope koop (< 80 m²) tot maximaal € 185.000,- V.O.N.
  • 2 woningen middeldure koop (<80 m²)
  • 17 woningen dure koop (> 80 m²)

3.4. Bouwplan

Onderstaande beelden maken onderdeel uit van de projectwebsite van dit bouwplan en geven een impressie van het bouwplan in de bestaande omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0010.png"

Figuur 3.1 Vogelvlucht bouwplan vanuit de kerk (BL Huisvesting 2018)

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0011.png"

Figuur 3.2 Vogelvlucht bouwplan vanuit het Raadhuis (BL Huisvesting 2018)

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0012.png"

Figuur 3.3 Impressie vanaf de Markt (BL Huisvesting 2018)

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0013.png"

Figuur 3.4 Impressie vanaf de Aa (BL Huisvesting 2018)

Onderstaanden beelden van het bouwplan zijn goedgekeurd door de welstandscommissie en maken onderdeel uit van aanvraag omgevingsvergunning.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0014.png"

Figuur 3.5 Voorgevel aan de Markt (Leenders Architecten november 2018)

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0015.png"

Figuur 3.6 Recter zijgevel aan de Frisselsteinstraat (Leenders Architecten november 2018)

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0016.png"

Figuur 3.7 Achtergevel aan de Aa (Leenders Architecten november 2018)

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0017.png"

Figuur 3.8 Linker zijgevel (Leenders Architecten november 2018)

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1. Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijk beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Doorwerking projectlocatie

De beoogde ontwikkeling bevindt zich niet in de nationale hoofdstructuur en omvat geen ontwikkelingen van landsbelang. Het beleid inzake het mogelijk maken van de nieuwe woningen in het centrum van Veghel wordt dan ook neergelegd bij de gemeente.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze 14 nationale belangen zijn:

  • 1. Rijksvaarwegen;
  • 2. Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • 3. Kustfundament;
  • 4. Grote rivieren;
  • 5. Waddenzee en waddengebied;
  • 6. Defensie;
  • 7. Hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
  • 8. Elektriciteitsvoorziening;
  • 9. Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • 10. Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur);
  • 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  • 14. Ruimtereservering parallele Kaagbaan.

Doorwerking projectlocatie

De beoogde ontwikkeling raakt geen van bovenstaande nationale belangen. Het Rijksbeleid geeft hierdoor geen uitgangspunten voor deze ontwikkeling.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. Hierbij dient te worden aangetoond dat er behoefte is aan de betreffende ontwikkeling en, indien de ontwikkeling plaatsvindt buiten bestaande stedelijke gebied, waarom de betreffende locatie het meest geschikt is. Aangezien de beoogde herontwikkeling is voorzien binnen het bestaand stedelijk gebied dient uitsluitend aangetoond te worden dat er behoefte bestaat.

Doorwerking projectlocatie

Voordat getoetst wordt aan de Ladder voor duurzame verstedelijking, moet worden vastgesteld of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling, bedoeld als in artikel 1.1.1. Bro. De definitie luidt hierbij als volgt: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Uit de tot dusver gevormde jurisprudentie ten aanzien van dit begrip blijkt dat de omvang van de ontwikkeling een rol speelt. Uit jurisprudentie blijkt dat de grens van een stedelijke ontwikkeling ligt bij de ontwikkeling vanaf 12 woningen.

In het geval van de voorgenomen ontwikkeling gaat het daarbij om de realisatie van 27 woningen waarvan er al 18 eerder vergund (harde plancapaciteit) zijn. Voor de beoogde ontwikkeling is sprake van een toevoeging van 9 woningen. Een toets aan de ladder is niet noodzakelijk.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling is in overeenstemming met het rijksbeleid.

4.2. Provinciaal beleid

4.2.1 Structuurvisie 2010- partiële herziening 2014

Visie op hoofdlijnen

In deze structuurvisie is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2025, met een doorkijk naar 2040. Dit met als doel een goede woon-, werk- en leefomgeving voor de inwoners en bedrijven in Brabant

 

De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem, met aandacht voor hoogwaterbescherming, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen. Ook is er aandacht voor cultuurhistorische waarden en de leefbaarheid van kleine kernen. Een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied, met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw) is ook onderdeel van de structuurvisie. Tot slot is er aandacht voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden).

 

Provinciale ruimtelijke belangen

De provinciale opgaven leiden tot ruimtelijke keuzes voor de toekomstige ontwikkeling van Noord-Brabant. Bij deze ruimtelijke keuzes hanteert de provincie twee leidende principes:

  • ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid;
  • vestigings- en leefklimaat en gezondheid.

De ruimtelijke keuzes zijn vertaald in 14 provinciale ruimtelijke belangen:

  • regionale contrasten;
  • een multifunctioneel landelijk gebied;
  • een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem;
  • een betere waterveiligheid door preventie;
  • koppeling van waterberging en droogtebestrijding;
  • duurzaam gebruik van de ondergrond;
  • ruimte voor duurzame energie;
  • concentratie van verstedelijking;
  • sterk stedelijk netwerk;
  • groene geledingszones tussen steden;
  • gedifferentieerd aanbod aan goed bereikbare vrijetijdsvoorzieningen;
  • economische clusters;
  • (inter)nationale bereikbaarheid;
  • beleefbaarheid stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur.

Doorwerking projectlocatie

Van de bovenstaande aspecten zijn 'concentratie van verstedelijking' en 'sterk stedelijk netwerk' relevant. Bij de opgave voor wonen en werken ligt het accent op de herstructurering en het beheer van het bestaand stedelijk gebied. De projectlocatie is geheel gelegen in het door de provincie aangewezen 'stedelijk concentratiegebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0018.png"

Figuur 4.1 Uitsnede Structuurvisie 2010 - partiële herziening 2014 (ruimtelijkeplannen.nl, 2018)

4.2.2 Verordening ruimte Noord-Brabant

Ruimtelijke kwaliteit en zorgvuldig ruimtegebruik

De Verordening ruimte Noord-Brabant heeft wel een doorwerking naar gemeentelijke besluitvorming. De verordening bevat concrete regels die de provinciale belangen veilig stellen. Ingevolge de Verordening dient bij een ruimtelijk plan of besluit dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling een verantwoording te worden opgenomen waaruit blijkt dat het plan bijdraagt aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving. Toepassing moet worden gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. De volgende artikelen zijn relevant voor de beoogde ontwikkeling. Deze artikelen zijn ongewijzigd gebleven na vaststelling van de geconsolideerde versie van de Verordening ruimte Noord-Brabant (1 januari 2018).

Artikel 4 Bestaand stedelijk gebied

4.1 Omschrijving

Het bestaand stedelijk gebied van de stedelijke structuur bestaat uit:

  • stedelijk concentratiegebied;
  • kernen in landelijk gebied.

4.2 Stedelijke ontwikkeling

Een bestemmingsplan dat voorziet in een stedelijke ontwikkeling is uitsluitend gelegen in bestaand stedelijk gebied.

4.3 Nieuwbouw van woningen

  • 1. De toelichting bij een bestemmingsplan gelegen in bestaand stedelijk gebied dat voorziet in nieuwbouw van woningen bevat een verantwoording over de wijze waarop:
    • a. de afspraken die daarover zijn gemaakt in het regionaal ruimtelijk overleg bedoeld in artikel 37.4, onder b, worden nagekomen;
  • 2. de beoogde nieuwbouw zich verhoudt tot de afspraken bedoeld onder a, en tot de beschikbare harde plancapaciteit voor woningbouw.
  • 3. Onder harde plancapaciteit voor woningbouw als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt verstaan de capaciteit voor nieuw te bouwen woningen waarover een gemeente beschikt, die:
    • a. wordt uitgedrukt in aantallen woningen;
    • b. is opgenomen in een vastgesteld bestemmingsplan waarvan de bestemming nog niet is verwezenlijkt.

Doorwerking projectlocatie

De projectlocatie is gelegen binnen 'stedelijk concentratiegebied' van de Verordening ruimte Noord-Brabant. Binnen deze gebieden kan worden voorzien in de ruimte voor wonen, werken en andere verstedelijkingsopgaven, om zo de verstedelijking zo veel mogelijk te bundelen. Binnen het stedelijk gebied liggen verschillende mogelijkheden voor inbreiding, herstructurering en intensief, meervoudig ruimtegebruik.

Daarnaast valt een deel van de projectlocatie binnen de aanduiding 'behoud en herstel watersystemen'. Deze structuur zorgt mede tot de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen waarbij het gebied een breedte heeft van ten minste 25 meter aan weerszijden van de waterloop de Aa. Hier wordt verder op ingegaan in paragraaf 5.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0019.png"

Figuur 4.2 Uitsnede Verordening ruimte met projectlocatie in rood (bron: provincie Noord-Brabant)

Conclusie

De beoogde ontwikkeling is in overeenstemming met het provinciaal beleid.

4.3. Regionaal beleid

4.3.1 Regionale Agenda Wonen 2016

In de Regionale Agenda Wonen 2016 is een beeld geschetst van enkele actuele ontwikkelingen op de woningmarkt in Noordoost-Brabant. Naast de regionale plancapaciteit komt ook een aantal vraagstukken en opgaven rond de aansluiting van vraag en aanbod op de regionale woningmarkt in dit stuk aan bod. Uit de regionale agenda blijkt dat voor de komende jaren de groei van de woningvoorraad met ca 1.000 woningen per jaar achter blijft bij de benodigde groei om te kunnen voorzien in de woningbehoefte.

Om flexibiliteit in de programmering te houden, is afgesproken dat gemeenten niet meer dan 70% harde plancapaciteit ter beschikking mogen hebben. Zo kan ingespeeld worden op de ontwikkelingen in de markt en tussentijdse mogelijkheden die geboden worden voor woningbouw op herontwikkelingslocaties. Kwalitatief staat de sociale huurwoningvoorraad en de voorraad duurdere huur in de vrije sector steeds meer onder druk. Ook het huisvesten van vergunninghouders en personen vanuit verslavingszorg, jeugdzorg en maatschappelijk opvang is een belangrijk vraagstuk voor de komende jaren.

Toetsing

In figuur 2.1 is de benodigde capaciteitsindicatie voor de middellange termijn weer gegeven. Deze bedraagt voor de subregio Uden - Veghel e.o. in totaal 7.595 woningen tot en met 2025. Voor Veghel bedraagt deze in totaal 2.735 woningen. De ontwikkeling van 9 extra woningen valt binnen de benodigde capaciteit op korte en lange termijn voor de subregio Uden-Veghel e.o. De 18 reeds vergunde woningen vallen onder de berekende harde plancapaciteit van de subregio Uden-Veghel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0020.png"

Figuur 4.3. Woningbouwcapaciteit en -opgaven subregio Uden-Veghel e.o. 2016-2025.

4.3.2 Regionale Detailhandelsvisie

In december 2015 is ingestemd met een nieuwe Regionale Detailhandelsvisie. Het doel van deze regionale visie is het formuleren van een gedeelde ambitie en visie over de gewenste ontwikkelingsstructuur van de detailhandel in de regio Noordoost-Brabant. De inzet van de regionale visie is gericht op het in goede banen leiden van de veranderingen ten behoeve van een goede consumentenverzorging nu en op langere termijn, maar ook om zorg te dragen voor een zorgvuldig ruimtegebruik en kwaliteitsverbetering van de winkelstructuur en de winkelomgeving. De focus ligt daarbij op de kansrijke bestaande winkelgebieden en hergebruik van gebouwen. De omvang en samenstelling van het winkelaanbod en de leegstand in Noordoost-Brabant wijkt niet sterk af van het landelijke of provinciale beeld.

In de nabije toekomst is minder behoefte aan fysieke winkelruimte en er is nu al sprake van druk op het middensegment van het aanbod. Ondanks dat er teveel winkelaanbod aanwezig is en in de toekomst minder detailhandelsmeters nodig zijn in de regio, moet voorkomen worden dat ontwikkeling op slot worden gezet. Vernieuwing en kwaliteitsimpulsen zijn nodig om te kunnen blijven voorzien in de veranderende consumentenbehoefte. Kwaliteitsimpulsen staan voorop in plaats van kwantitatieve uitbreiding van winkelaanbod.

Winkelgebieden zullen zich daarnaast meer moeten onderscheiden, helder positioneren en zich moeten aanpassen aan de toekomstige verzorgingsfunctie. Clustering resulteert in meer bezoekers, beperking van het aantal verkeersbewegingen en gaat versnippering tegen.

Toetsing

Op grond van het geldende bestemmingsplan is detailhandel planologisch toegestaan. Deze m² worden uit de markt gehaald in verband met het huidige overschot aan detailhandel en leegstand in het centrum van Veghel. Dit is in overeenstemming en draagt bij aan de beoogde doelen van de regionale detailhandelsvisie.

4.4. Gemeentelijk beleid

De voormalige gemeente Veghel is op 1 januari 2017 samengevoegd met de gemeenten Schijndel en Sint-Oedenrode tot de nieuwe gemeente Meierijstad. Het nieuwe gemeentelijke beleid is hierdoor nog grotendeels in ontwikkeling, maar nog niet vastgesteld. Daarom zullen in de volgende subparagrafen voor gemeentelijk beleid voornamelijk nog getoetst worden aan de Veghelse beleidsstukken.

4.4.1 Structuurvisie Veghel 2030

In de Structuurvisie Veghel 2030 (2013) schetst de gemeente Veghel haar visie op het ruimtelijke beleid voor de periode tot 2030. Beleid dat vooral gericht is op het benutten en versterken van typisch Veghelse kwaliteiten. Er is veel aandacht voor het versterken van de dorpse woonkwaliteiten in de zeven kernen binnen de gemeente en het op peil houden van de bijbehorende voorzieningen. Daarnaast wordt ook uitgebreid stilgestaan bij de mogelijkheden om de sterke positie van Veghel als werkstad en de bijbehorende stedelijke voorzieningen te behouden.

Veghel komt naar voren als een bijzondere mix van stedelijke kwaliteit en dorpse waarden. Veghel is zowat een wereldspeler op economisch terrein, met de stedelijke voorzieningen van een kleine Brabantse stad, die tegelijkertijd een grote variatie aan dorpse woonmilieus weet te bieden. Die stedelijke voorzieningen zijn geconcentreerd in de kern Veghel. Het verzorgingsgebied ervan overstijgt het grondgebied van de gemeente. Ze zijn daardoor niet alleen van belang voor de leefkwaliteit in de kern Veghel en de omliggende dorpen, maar ook voor kernen in de wijdere omgeving. Die positie is echter niet onbedreigd.

Het programma 'stedelijk centrum Veghel' richt zich op het met name op het verbeteren van de

verblijfskwaliteit in het centrumgebied en het versterken van de programmatische rijkdom:

  • Het creëren van een duurzame stedenbouwkundige structuur, met behoud van de cultuurhistorische waarden.
  • Het regisseren van een integraal aanbod van stedelijke functies, waarbij culturele functies onderling en met andere functies (als bijvoorbeeld wonen, bedrijvigheid, winkelen en horeca) zijn verweven.
  • Het regisseren van een gevarieerde woonfunctie in het centrum.
  • Het scheppen van voorwaarden voor verdere ontwikkeling van Veghel als studenten- en onderwijsstad (binnen het profiel van Veghel als ‘Foodgemeente’).

Toetsing

De beoogde ontwikkeling is in overeenstemming met de Structuurvisie Veghel 2030 en draagt bij aan het realiseren van de geformuleerde doelstellingen en ambities uit het programma 'stedelijk centrum Veghel'.

4.4.2 Masterplan Veghel- Centrum 2030

Het Masterplan (2010) beschrijft de gewenste ontwikkeling van het

centrumgebied van Veghel voor een periode tot 2030. In dit plan wordt ingezet op een “centrum

met twee polen”. Hiermee wordt gedoeld op het herstellen van de historische structuur van

Veghel, met centrumfuncties aan weerzijde van de Aa. In de westelijke centrumpool is het beeld

grootschalig, industrieel en stedelijk en qua functies complementair aan het bestaande centrum.

Het beeld in de oostelijke centrumpool is relatief kleinschalig en dorps. De zogenaamde

pandjescultuur, met bijbehorende maat en schaal, is hier kenmerkend.

Het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van het Veghelse centrum vormt de belangrijkste

ambitie van het Masterplan. De gewenste kwaliteitsslag van het centrum zal zich vooral toespitsen

op verbetering en vergroening van de openbare ruimte en het toevoegen van aansprekende

architectuur. Cultuurhistorische waarden zullen behouden moeten worden en waar mogelijk

versterkt.

Zeer karakteristiek voor het Veghelse centrumgebied is de Aa, die gekruist wordt door de centrale

as van Hoogstraat en Hoofdstraat, met daaraan de belangrijkste pleinen. Zij vormen de sterkste

drager voor een ruimtelijk profiel dat echt Veghels genoemd kan worden. De ontwikkelingsvisie

die ten grondslag ligt aan het Masterplan zet in op een drietal stappen:

  • stap 1. Dragende structuren versterken;
  • stap 2. Ontwikkelen van een centrum met twee polen
  • stap 3. Investeren in beeldbepalende ensembles.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0021.png"

Figuur 4.4 Dragende structuren en beeldbepalende ensembles (bron: Masterplan Veghel Centrum 2030)

Doelstellingen van het masterplan zijn onder andere de woonfunctie te versterken en de (verblijfs)kwaliteit van het centrum te verbeteren. Daarnaast wordt ernaar gestreefd de Aa beleefbaar te maken en weer te betrekken bij het centrum. De locatie postkantoor is benoemd als ontwikkellocatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0022.png"

Figuur 4.5 Uitsnede plankaart Masterplan Veghel Centrum 2030 (bron: Masterplan Veghel Centrum 2030)

Voor de dragende structuren is een wensbeeld geformuleerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0023.png"

Figuur 4.6 Dragende structuur groenblauwe ruggengraat (bron: Masterplan Veghel Centrum 2030)

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0024.png"

Figuur 4.7 Dragende structuur Markt-Hoofdstraat-Meijerijplein (bron: Masterplan Veghel Centrum 2030)

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0025.png"

Figuur 4.8 Dragende structuur Frisselsteinstraat (bron: Masterplan Veghel Centrum 2030)

Toetsing

De beoogde ontwikkeling is aangewezen als ontwikkellocatie, is in overeenstemming met de wensbeelden voor de dragende structuren en zorgt voor een kwaliteitsimpuls voor het ensemble 'winkegebied en supermarkten'. Daarnaast draagt het bij aan het versterken van de woonfunctie in het centrum.

De beoogde ontwikkeling is in overeenstemming met het Masterplan Veghel Centrum 2030 en draagt bij aan het realiseren van de geformuleerde doelstellingen en wensbeelden.

4.4.3 Uitwerking Masterplan 2030 Veghel-centrum

In de uitwerking Masterplan 2030 Veghel-centrum (2015) wordt de visie uit het Masterplan Veghel Centrum 2030 verder uitgewerkt. Deze uitwerking geeft een visie op de gronden en gebouwen rondom de Markt en heeft als doel om te streven naar een uniform toekomstbeeld en verschillende ontwikkelingen rondom de Markt met elkaar te verbinden.

De uitwerking geeft handvaten om de ruimtelijke kwaliteit van de gevel van de westzijde van de Markt te verbeteren, de Aa zichtbaar en beleefbaar te maken en een fijmazig routenetwerk te realiseren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0026.png"

Figuur 4.9 Verbetervoorstellen gevels westzijde Markt (bron: Uitwerking Masterplan 2030 Veghel-centrum)

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0027.png"

Figuur 4.10 Zichtbaar en beleefbaar maken van de Aa (bron: Uitwerking Masterplan 2030 Veghel-centrum)

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0028.png"

Figuur 4.11 Fijnmazig routenetwerk (bron: Uitwerking Masterplan 2030 Veghel-centrum)

Toetsing

De beoogde ontwikkeling vergroot de ruimtelijke kwaliteit van de westzijde van de Markt, maakt de Aa zichtbaar en beleefbaar en draagt bij aan het realiseren van een fijmazig routenetwerk.

De beoogde ontwikkeling is in overeenstemming met de Uitwerking Masterplan 2030 Veghel-centrum en draagt bij aan het realiseren van de geformuleerde doelstellingen en wensbeelden.

4.4.4 Centrumvisie Meierijstad (concept)

De centrumvisie Meierijstad is een gedragen visie waarin de drie grootste centra en de relatie tot elkaar naar voren komen. De visie zal moeten leiden tot compactie, vitale en kwalitatief complete en aantrekkelijke centra voor de inwoners en ondernemers. De centrumvisie vormt de kapstok voor het actualiseren van overige beleidsstukken (oa. horecavisie en detailhandelsvisie).

Veghel heeft een duidelijk hoofdcentrum voor het eigen verzorgingsgebied en functioneert solitair ten opzicht van de centra in Schijndel en Sint Oedenrode. Veghel Centrum sluit qia profilering aan bij het eigen verzorgingsgebied (leefstijlen) en het dorpse karakter (historie, ruimtelijke kwaliteit).

Uit analyse blijkt dat het niet dagelijks winkelaanbod te groot is voor het lokale verzorgingsgebied. Naast het terugdringen van leegstand, ligt er een saneringsopgave om het winkelgebied fors te verkleinen.

Ruimtelijk kenmerkt het centrum zich door een sterke westzijde met historische kwaliteit. Daarnaast zijn de historische en landschappelijke kwaliteiten (de Aa) weinig zichtbaar.

Voor de Markt zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:

  • de zuidelijke helft van de Markt (tussen kiosk en Stadhuis) is primair bestemd voor horecadoeleinden, aangevuld met een passende cultureel/maatschappelijke publieksfunctie (behoud bibliotheek);
  • de functie van de noordelijke helft van de Markt (tussen kiosk en kerk) moet in het vervolgtraject bepaald worden. Hierbij valt te denken aan wonen, dienstverlening of sociaal/maatschappelijke publieksfuncties;
  • de Markt biedt ruimte aan evenementen die bijdragen aan de Veghelse identiteit, zoals de jaarlijkse kermis en Fabriek Magnifique;
  • waar mogelijk wordt de Aa beter zichtbaar en toegankelijk gemaakt als aantrekkelijke toeristische route;
  • het monumentale ensemble van kerk, klooster en achterliggende kloostertuin krijgt in de toekomst een nadrukkelijke positie als identiteitsdrager binnen het centrum;
  • kort parkeren blijft behouden op de Markt.

De centrumvisie Meierijstad is nog een concept en wordt eind 2019 vastgesteld.

Toetsing

De beoogde ontwikkeling vergroot de ruimtelijke kwaliteit van de westzijde van de Markt, maakt de Aa zichtbaar en beleefbaar en saneert m² detailhandel. Ook functioneel (wonen) past de beoogde ontwikkeling binnen de geformuleerde uitgangspunten voor het centrum van Veghel.

4.4.5 Horecavisie

De horecavisie (2010) doet aanbevelingen voor versterking van het horeca aanbod en de horecastructuur in de gemeente Veghel.

De versterking van de horeca heeft prioriteit in het centrum van Veghel. Het centrum heeft een kwaliteitsslag nodig en de horeca kan hier een belangrijke bijdrage aan leveren. Het beleid van de gemeente moet primair gericht zijn op kwaliteitsverbetering van de horecastructuur in het centrum van Veghel.

De Markt wordt versterkt tot hét horecagebied binnen het centrum van Veghel en biedt ruimtelijke en functionele mogelijkheden om de horeca, in de vorm van dag- en avondhoreca, nog verder te intensiveren.

In 2019 wordt de horecavisie herzien op basis van de nieuwe Centrumvisie.

Toetsing

De beoogde ontwikkeling is in overeenstemming met de horecavisie en de nieuwe Centrumvisie (concept). De planologische mogelijkheden voor het realiseren van horeca, met uitzondering van horeca categorie 2 (middelzware horeca) wijzigen niet en blijven gehandhaafd.

4.4.6 Detailhandelsvisie

De detailhandelsvisie (2009) heeft als doel op een goede manier in te spelen op de lokale, regionale en algemene ontwikkelingen in de detailhandel. De detailhandelsvisie dient als onderlegger voor het te voeren beleid in de (voormalige) gemeente Veghel. Het beleid is bedoeld om initiatieven van marktpartijen te toetsen en kan daarnaast doorwerken in gerelateerd beleid. Verder worden er uitgangspunten aangeleverd voor de keuzes die moeten worden gemaakt met betrekking tot herontwikkeling van gebieden. Voor Veghel centrum worden ruimtelijk- functionele acties en maatregelen voor de korte en lange termijn benoemd.

Deze detailhandelsvisie is onder andere door invloed van de economische crisis en de concurrentie van internet en sociale media dermate verouderd dat deze niet overeenkomt met de feitelijke situatie van een overschot aan detailhandel en leegstand van panden. De gemeente Meierijstad werkt momenteel aan nieuw detailhandelsbeleid.

In 2019 wordt de detailhandelsvisie herzien op basis van de nieuwe Centrumvisie.

Toetsing

De beoogde ontwikkeling is in overeenstemming met de detailhandelsvisie, echter vanwegde de leeftijd van dit beleidsstuk en de veranderende omstandigheden is toetsing niet relevant. De beoogde ontwikkeling is in overeenstemming met de nieuwe Centrumvisie (concept).

In overleg met Stichting Centrummanagement is initiatiefnemer bereid om de functie detailhandel uit te sluiten van de genoemde commerciële functies en deze m² te saneren en uit de markt te halen. Dit vanwege het overaanbod van detailhandel in het centrum en de bovengemiddelde leegstand.

4.4.7 Woonvisie

De Woonvisie van Meierijstad (2018) geeft richting aan wat de gemeente op het gebied van wonen gaat doen. Ontwikkelingen worden jaarlijks gemonitord en waar nodig wordt het beleid bijgesteld. Jaarlijks wordt een woonagenda vastgesteld waarmee uitvoering wordt gegeven aan de visie.

Meierijstad wil een stad zijn met een aantrekkelijk woonklimaat en een woningaanbod voor iedereen. Er wordt gestreefd naar vitale wijken en kernen, een gevarieerd woningaanbod in aantrekkelijke, leefbare buurten om ruimte en kansen te bieden aan alle bevolkingsgroepen en leefstijlen.

De focus ligt op een viertal thema's en de realisatiekracht van de visie:

  • de dynamiek van de woningmarkt
  • wonen, welzijn en zorg
  • duurzaaheid
  • leefbaarheid

De gemeente stuurt onder andere op deze thema's door de aantrekkelijkheid van Meierijstad als woongemeente en het centrum van de kern Veghel voor jongeren en werknemers van in Meierijstad gevestigde bedrijven te vergroten.

Er wordt ingezet op de hoge provinciale behoefteprognose. Dit betekent dat in de periode 2018 tot 2028 3.940 woningen aan de woningvoorraad worden toegevoegd. De kern Veghel kent vanwege haar verstedelijkingsgraad een extra woningbehoefte. Deze bedraagt 900 woningen voor de komende tien jaar. Veghel kent daarmee, naast de woningbehoefte die voortkomt uit de eigen bevolkingsontwikkeling,ook een behoefte die voortkomt uit een positief migratiesaldo vanwege de stedelijke aantrekkingskracht van de kern Veghel op de regio.

In de woningbouwprogrammering voor de komende tien jaar wordt een verdeling (sociale) huur, koop (goedkoop, middelduur en duur) en variabel. Daarbij wordt prioriteit gegeven aan inbreidingsplannen boven uitbreidingsplannen. In het bijzonder is er aandacht voor kwaliteitsverbetering en zorgvuldig ruimtegebruik en behoudt van de kracht van de kern. Een dergelijke kwaliteitsverbetering is wenselijk voor vastgoed dat niet meer voor het oorspronkelijke doel wordt gebruikt, leegstaat en al gesloopt is.

De woonagenda is nog niet vastgesteld.

Toetsing

De beoogde ontwikkeling betreft een inbreiding en zet nadrukkelijk in op een kwaliteitsverbetering van (deels) leegstaand vastgoed. De beoogde ontwikkeling omvat een mix van woningtypen. Daarvan worden 8 woningen in de categorie goedkope koop (tot maximaal € 185.000,- V.O.N.) gerealiseerd wat bijdraagt aan de vraag naar betaalbare woningen.

De beoogde ontwikkeling is in overeenstemming met de woonvisie.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1. Archeologie en cultuurhistorie

5.1.1 Archeologie

Toetsingskader

Allereerst is gekeken naar de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Hierop is echter te zien dat het grootste gedeelte van het bebouwd gebied van de kern Veghel "niet gekarteerd" is. Dat geeft aan dat over dit gebied geen gegevens bekend zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0029.png"

Figuur 5.1: Uitsnede IKAW Veghel

De archeologische beleidskaart van de gemeente is een archeologisch verwachtingsmodel, waaraan grenzen zijn gekoppeld tot waar voorgenomen bodemingrepen worden vrijgesteld van de verplichting tot archeologisch onderzoek. Omdat er sprake is van een gedifferentieerde archeologische verwachting, is er ook sprake van gedifferentieerde vrijstellingszones. Volgens de archeologische beleidskaart geldt voor de projectlocatie een hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0030.png"

Figuur 5.2 Uitsnede gemeentelijke archeologische verwachtingskaart

Onderzoek

De projectlocatie bevindt zich in een zone waar, volgens de gemeentelijk archeologische verwachtingskaart, een hoge archeologische verwachting geldt. In het gebied geldt een archeologische onderzoeksplicht voor ingrepen met een verstoringsoppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm onder het maaiveld.

Het gemeentelijke archeologische beleid is tevens vastgelegd in het geldende bestemmingsplan ter plaatse 'Centrumgebied Veghel'. Door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zijn de mogelijk aanwezige archeologische waarden beschermd. Indien binnen deze dubbelbestemming bouw- of graafwerkzaamheden met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm plaatsvindt, dient archeologisch onderzoek plaats te vinden.

Gezien de hoge archeologische verwachtingswaarde is archeologisch onderzoek voor beide locaties (Markt 14-16 en Markt 17-18) noodzakelijk. In 2008 is reeds onderzoek uitgevoerd voor de locatie Markt 17-18 (Bijlage 1). Op basis van dit onderzoek werd geadviseerd om vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van proefsleuvenonderzoek. Hiervoor is in 2008 een Programma van Eisen (PvE) opgesteld die een geldigheidsduur had van 1 jaar. Dit PvE is daarom voor de voorliggende ruimtelijke onderbouwing niet meer geldig.

Voor de locatie Markt 14-16 is op 28 juni 2018 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (Bijlage 2). Gezien de ligging van het projectgebied in een historische kern, wordt een vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven, katerende en waarderende fase geadviseerd. Dit onderzoek kan pas plaatsvinden nadat de huidige bebouwing is gesloopt.

Uit beide bureauonderzoeken volgt het advies om een proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Dit onderzoek kan pas plaatsvinden wanneer de huidige bebouwing is gesloopt. De sloop vindt onder archeologische begeleiding plaats. Daarom zal dit onderzoek worden doorgeschoven naar de uitvoeringsfase. In bijlage 3 is het PvE voor het proefsleuvenonderzoek en het selectieadvies opgenomen. Totdat dit onderzoek is uitgevoerd, blijft de huidige archeologische dubbelbestemming van kracht.

Conclusie

Na sloop, welke onder archeologische begeleiding plaatsvindt, wordt een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Het hiervoor opgestelde PvE is goedgekeurd dootr het bevoegd gezag. Totdat het proefsleuvenonderzoek is uitgevoerd, blijft de huidige archeologische dubbelbestemming van kracht.

5.1.2 Cultuurhistorie

Masterplan

In het Masterplan Veghel-Centrum 2030 is één van de belangrijkste ambities het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van het Veghelse centrum. Als tegenprestratie voor het toevoegen van woningen binnen bestaand stedelijk gebied, moet er sprake zijn van ruimtelijke kwaliteitsverbetering. Deze kwaliteitsverbetering staat uitgewerkt in de memo 'Ruimtelijke kaders voor herontwikkeling Westzijde Markt - De Aa - Frisselsteinstaat (30 oktober 2017). Hierbij wordt de nadruk gelegd op individuele gevels aan de westzijde van de markt en een opening naar de Aa. Door de beoogde ontwerpen, zoals opgenomen in Hoofdstuk 3 Visie op de projectlocatie, zal de gewenste 'pandjescultuur' worden teruggebracht in het straatbeeld. Hierdoor wordt aangesloten op de historische bebouwing aan de overzijde van de Markt en het zuidelijke deel van het centrum van Veghel.

Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) Noord-Brabant

Uit de CHW van de provincie Noord-Brabant (versie 2016) blijkt dat de locatie zelf geen cultuurhistorische waarden heeft. Wel grenst de projectlocatie aan verschillende cultuurhistorisch waardevolle elementen.

Het in figuur 5.2 rood gekaderde gebied aangeduid wordt aangemerkt als gebied met bijzondere stedenbouwkudnige kwaliteiten, met name vanwegde de geschiedenis en historische architectuur die aanwezig zijn. Ten noorden van de Markt is, als gevolg van het herstel van de bisschopelijke hiërarchie (1853) aan de Markt een terrein ten behoeve van religieuze doeleinden ingericht. Tussen 1858 en 1902 werden hier nog aan toegevoegd: de neogotische Sint-Lambertuskerk, de neogotische congregatiekapel, de pastorie, het klooster van de Zusters Franciscanessen en het Beranrdinusgasthuis met achtergelegen kloosterkerk.

Deze historisch waardevolle waarden zullen niet worden aangetast of worden belemmerd door de beoogde ontwikkeling. De beoogde pandjescultuur legt de link naar de bestaante cultuurhistorische waardevolle panden en draagt bij aan het versterken van deze cultuurhistorische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0031.png"

Figuur 5.3 Uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart, CHW 2010, herziening 2016 (Provincie Noord-Brabant, 2016)

5.1.3 Monumenten

Op de projectlocatie zijn geen (rijks)monumenten aanwezig. In de directe omgeving zijn wel verschillende (rijks)monumenten aanwezig.

Als rijksmonument zijn bestemd: De Sint-Lambertuskerk, het klooster van de Zuster Franciscanessen, de voormalige Congregatiekapel, de voormalige pastoriewoning aan de Burgemeester de Kuijperlaan en de begraafplaats ten noorden van de Sint-Lambertuskerk.

De woning op de hoek van de Frisselsteinstraat en De Hermey is bestemd als gemeentelijk monument.

5.2. Natuur en groenstructuur

Toetsingskader

Bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het project niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit project mogelijk worden gemaakt.

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden: Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natura 2000-gebieden. De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Het NNN is in Noord-Brabant uitgewerkt in het Natuur Netwerk Brabant (NNB). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten.

In de provincie Noord-Brabant wordt voor een aantal soorten vrijstelling verleend in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. Het betreft onder andere aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het projectgebied is niet gelegen in of in de directe omgeving van Natura 2000-gebieden. Hieronder zijn de afstanden tot de verschillende in zuidoost-brabant gesitueerde Natura 2000-gebieden weergegeven:

  • Ruim 17 km tot "Vlijmens Ven, Moerplaten", ten westen;
  • Ruim 18 km tot "Kampina & Oisterwijkse vennen", ten zuidwesten;
  • Ruim 22 km tot "Strabrechtse heide & Beuven", ten zuiden;
  • Ruim 29 km tot "Deurnesche Peel & Mariapeel", ten zuidoosten;
  • Ruim 28 km tot "St. Jansberg", ten noordoosten;
  • Ruim 30 km tot "Maasduinen", ten oosten.

Gezien de grote afstanden tot de genoemde Natura 2000-gebieden is de ontwikkeling van het projectgebied niet van invloed op de instandhoudingsdoeleinden van de betreffende gebieden. In figuur 5.4 zijn de omliggende Natura 2000-gebieden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0032.png"

Figuur 5.4: Natura 2000-gebieden t.o.v. het projectgebied (rode cirkel). Bron: AERIUS Calculator.

Het projectgebied is niet gelegen binnen Natuurnetwerk Brabant. Wel is ten zuidwesten van het projectgebied de beek De Aa gelegen. Deze beek is aangewezen als ecologische verbindingszone en daarmee tevens als Natuurnetwerk Brabant. De beoogde ontwikkeling heeft echter geen negatieve invloed op de instandhouding van deze ecologische verbindingszone en draagt zelfs bij aan de gemeentelijke doelstelling om de Aa vanuit het centrum beter te kunnen beleven door een doorgang mogelijk te maken richting de beek.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0033.png"

Figuur 5.5: Ligging Natuurnetwerk Brabant ten opzichte van het projectgebied (rode cirkel). Bron: Provincie Noord-Brabant.

Soortenbescherming

Voor de beoogde ontwikkeling is een quickscan Beschermde planten- en diersoorten uitgevoerd. De rapportage behorende bij deze quickscan is opgenomen in Bijlage 4 bij deze toelichting. Op donderdag 10 april 2018 is een bezoek gebracht aan het projectgebied en de directe omgeving. Gedurende dit bezoek is dit gebied en de directe omgeving beoordeeld op het mogelijk voorkomen van beschermde planten- en diersoorten. Op basis van de uitgevoerde quickscan kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels is het noodzakelijk om de Markt 14 t/m 18 te Veghel buiten het broedseizoen te slopen of op een manier te werken dat de vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken). Mogelijk foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de ontwikkeling kunnen deze soorten er blijven foerageren.

Verder kan het voorkomen van vleermuizen (vliegroutes en verblijfplaatsen) niet worden uitgesloten, effecten op deze soortgroepen kunnen dan ook niet worden uitgesloten. Op grond hiervan is een gerichte veldinventarisatie van belang om eventuele effecten en maatregelen op een adequate manier in te kunnen schatten.

In de periode mei t/m september 2018 is een gericht veldinventarisatie uitgevoerd naar de aanwezigheid van beschermde vleermuizen (bijlage 5). Uit de resultaten van de veldinventarisatie komt naar voren dat in het gebied gewone dwergvleermuizen vliegen en foerageren. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Er zijn geen vliegroutes of verblijfplaatsen van vleermuizen vastgesteld.

Conclusie

Op grond van de uitgevoerde veldinventarisatie worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten. In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels worden de bestaande gebouwen buiten het broedseizoen gesloopt of wordt op een manier gewerkt dat de vogels niet tot broeden komen. De beoogde ontwikkeling is niet in strijd met de Wet natuurbescherming.

5.3. Water

Toetsingskader

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het projectgebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Aa en Maas, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. De initiatiefnemer heeft het waterschap geïnformeerd door gebruik te maken van de Digitale Watertoets. Deze is uitgevoerd op 30 mei 2018. Door middel van de digitale watertoets is het waterschap in een vroeg stadium ingelicht van de beoogde ontwikkeling.

Bij ieder ruimtelijk plan dient te worden beoordeeld of het invloed heeft op de waterhuishoudkundige situatie. Ieder ruimtelijk plan dient namelijk minimaal 'hydrologische neutraal' te worden ontwikkeld. Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het Provinciaal Waterhuishoudingsplan van de provincie Noord-Brabant, het Waterbeheersplan 2016-2021 van Waterschap Aa & Maas, het Nationaal Waterplan, WB21, Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. De volgende driestapsstrategieën zijn leidend:

  • Vasthouden-bergen-afvoeren (waterkwantiteit);
  • Voorkomen-scheiden-zuiveren (waterkwaliteit).

Daarnaast is de Beleidsbrief regenwater en riolering nog relevant. Hierin staat hoe het best omgegaan kan worden met het hemelwater en het afkoppelen daarvan. Ook hier gelden de driestapsstrategieën. De twee meest relevante beleidsstukken zijn hierna verder toegelicht.

Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021

Het Provinciaal Waterplan bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2016-2021. Het plan doorloopt samen met de plannen van het Rijk en de waterschappen een 6-jarige beleidscyclus die is afgestemd op de verplichtingen uit de Kaderrichtlijn Water. Naast het beleidskader is het Provinciaal Waterplan ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water. Het plan is tevens beheerplan voor grondwateronttrekkingen. Bovendien is het plan structuurvisie voor het aspect water op grond van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.

Op grond van de Waterwet fungeert het Provinciaal Waterplan tevens als structuurvisie. De provincie geeft hieraan invulling door in het Waterplan de ruimtelijke consequenties van het waterbeleid vast te leggen voor zeven typen van doelstellingen. Tevens wordt gestreefd naar verankering in de bestemmingsplannen via de mogelijkheden die de Wet ruimtelijke ordening biedt.

Op 18 december 2015 is het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (PMWP) vastgesteld. Het PMWP staat voor samenwerken aan Brabant waar iedereen prettig woont, werkt en leeft in een veilige en gezonde leefomgeving.

Waterschap Aa en Maas: Waterbeheerplan 2016-2021

Het beleid van het waterschap Aa en Maas is vastgesteld in het Waterbeheersplan 2016 - 2021. Dit plan kent de volgende missie: “Het ontwikkelen, beheren en in stand houden van gezonde, robuuste en veerkrachtige watersystemen, die ruimte bieden aan een duurzaam gebruik voor mens, dier en plant in het gebied, waarbij de veiligheid is gewaarborgd en met oog voor economische aspecten”.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen hanteert het waterschap een aantal beleidsuitgangspunten ten aanzien van het duurzaam omgaan met water, die van belang zijn als vertrekpunt van het overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder en waaraan invulling gegeven moet worden:

  • gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater;
  • doorlopen van de afwegingsstappen 'hergebruik, infiltratie, buffering en afvoer';
  • hydrologisch neutraal bouwen;
  • water als kans;
  • meervoudig ruimtegebruik;
  • voorkomen van vervuiling.

Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen

De drie Brabantse waterschappen, Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta hanteren sinds 1 maart 2015 dezelfde (beleids)uitgangspunten voor het beoordelen van plannen waarbij het verhard oppervlak toeneemt. Deze (beleids)uitgangspunten zijn geformuleerd in de 'Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'.

Bij een toename en afkoppelen van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. De waterschappen maken bij het beoordelen van plannen met een toegenomen verhard oppervlak onderscheid tussen grote en kleine plannen. Hoewel er relatief veel kleine plannen zijn veroorzaken deze op deelstroomgebiedsniveau nauwelijks een toename van de maatgevende afvoer. Het waterschap maakt grofweg onderscheid in projecten met een toename van verhard oppervlak van maximaal 2.000 m², 2.000 m²-10.000 m² en meer dan 10.000 m². Op basis van de Keur en de 'Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen' wordt geen compensatie vereist voor plannen met een toename van verhard oppervlak van minder dan 2.000 m². Het hemelwater afkomstig van het toegenomen verhard oppervlak mag naar bestaand oppervlaktewater worden afgevoerd. Op vrijwillige basis is de aanleg van een infiltratievoorziening toegestaan, mits daarbij in voldoende mate met de omgeving rekening gehouden wordt en geen wateroverlast op eigen terrein of bij derden ontstaat.

Onderzoek

Huidige situatie

Algemeen

Het projectgebied is gelegen aan de Markt 14-18, in het centrum van Veghel. Het projectgebied is in de huidige situatie grotendeels bebouwd en bijna volledig verhard. Omdat de projectlocatie binnen de bebouwde kom van Veghel ligt, is de projectlocatie niet gekarteerd.

Waterkwantiteit

Het projectgebied ligt ten noorden van de primaire watergang de Aa op een afstand van circa 45 meter. Het projectgebied valt buiten de beschermingszone van de primaire watergang. Het projectgebied valt binnen de beekherstel en ecologische verbindingszone voor herstel van de watersystemen. Herstel watersystemen uit provinciale Verordening ruimte is een van de maatregelen die moeten leiden tot een betere leefomgeving voor plant en dier. Hierbij worden beekprofielen aangepast en krijgen beken meer ruimte. Tussen de projectlocatie en de rivier de Aa ligt bebouwing, het projectgebied grenst dan ook niet direct aan de rivierbeek. Door de ligging in het stedelijk gebied en de afstand tot de rivier de Aa (45 meter) zijn maatregelen ten behoeve van de beek ontoereikend.

Veiligheid en waterkeringen

De projectlocatie is niet gelegen binnen de kern- en beschermingszone van een regionale/primaire waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

De projectlocatie is aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel.

Toekomstige situatie

Waterkwantiteit

In de huidige situatie ligt een tuin achter de gebouwen van circa 500 m2. Ten gevolge van de beoogde ontwikkeling is de projectlocatie nagenoeg volledig verhard oppervlak. De toename in verharding van circa 500 m2 ligt binnen een toename van verhard oppervlak van 2.000 m². Op basis van de Keur en de 'Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen' wordt hiervoor geen compensatie vereist. Watercompenserende maatregelen zijn daarom niet nodig.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid zal de nieuwbouw voorzien worden van een gescheiden rioleringsstelsel. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen.

Ten gevolge van de beoogde ontwikkeling is geen vergunning op basis van de Keur noodzakelijk aangezien de projectlocatie niet binnen de beschermingszone of profiel van vrije ruimte van de primaire watergang De Aa ligt. Er is ook geen sprake van bronbemaling.

Conclusie

Er is geen vergunning nodig op basis van de Keur. Ook zijn er geen watercompenserende maatregelen noodzakelijk omdat de toename van verharding kleiner is dan 2.000 m². De ontwikkeling heeft verder geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

Er is afstemming geweest met het waterschap en de beooge ontwikkeling is in overeenstemming met het beleid van het waterschap.

5.4. Fysieke belemmeringen

5.4.1 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.

Onderzoek

Binnen het projectgebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Buiten het pand ligt een verzamelriool. Dit riool vormt een beperking voor de beoogde ontwikkeling.

5.5. Milieuhygiënische verantwoording

5.5.1 m.e.r.-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op 'een oppervlakte van 100 hectare of meer' of 'een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen' omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 26 woningen en 580 m2 commerciële ruimte. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.

Alhoewel de beoogde ontwikkeling onder de drempelwaarde blijft is middels een aanmeldingsnotitie (Bijlage 6) onderzocht of sprake is van belangrijke nadelige milieueffecten. Uit deze notitie blijkt dat hiervan geen sprake is. Op basis van de aanmeldingsnotitie heeft het bevoegd gezag, gemandateerd aan de vergunningverlener, op 30 oktober 2018 besloten dat het opstellen van een MER niet noodzakelijk is.

5.5.2 Bodem

Toetsingskader

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. In de Wet bodembescherming is bepaald dat, indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Onderzoek

Op 20 juni 2018 is er een verkennend bodemonderzoek en verkennend onderzoek asbest uitgevoerd aan de Markt 15-18 in Veghel. Dit onderzoek is bijgevoegd in Bijlage 7. Het verkennend bodemonderzoek, conform NEN 5740, concludeert dat de bovengrond licht is verontreinigd met kwik, lood en PAK. Plaatselijk is de bovengrond ook verontreinigd met kobalt, koper, PCB en zink. Verder zijn er geen verontreinigingen aangetroffen. De ondergrond is licht verontreinigd met kwik en lood. In het grondwater zijn geen verontreinigingen geconstateerd.

De vooraf gestelde hypothese 'verdacht' kan op basis van de onderzoeksresultaten worden bevestigd. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek.

Het verkennend onderzoek asbest (NEN 5707) concludeert dat op het maaiveld en in het opgegraven en gezeefde materiaal zijn zintuigelijk geen asbest verdacht materialen aangetroffen of waargenomen. Ook analytisch is geen asbest aangetoond.

Op basis van de onderzoeksresultaten wordt gesteld dat er geen aanleiding bestaat tot het uitvoeren van een nader onderzoek voor asbest. In geval van grondwerkzaamheden op de locatie hoeven er geen specifieke maatregelen ten aanzien van asbest te worden getroffen.

Conclusie

Met behulp van het uitgevoerde verkennend onderzoek wordt geconcludeerd dat de bodemkwaliteit ter plaatse van de beoogde herontwikkeling geschikt is voor de nieuwe functie.

5.5.3 Geluid

Toetsingskader

Industrielawaai/grote lawaaimakers

De locatie maakt geen deel uit van een terrein dat op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is gezoneerd en valt evenmin binnen de geluidzone van een gezoneerd bedrijventerrein. Bovendien is geen sprake van geluidgevoelige functies. Het aspect industrielawaai is daarmee niet relevant.


Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidsniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen. De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeursgrenswaarde, die ligt op 48 dB. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting van 63 dB in de bebouwde kom. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in principe niet mogelijk. Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk.

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) artikel 74 hebben alle wegen een geluidszone. Uitzondering hierop zijn woonerven en 30 km/uur gebieden. De zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en of een weg binnen of buitenstedelijk is gelegen. Voor de bepaling van de maximale vast te stellen geluidbelasting houdt de Wet geluidhinder rekening met de ligging van de geluidgevoelige bestemmingen en wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk en buitenstedelijk gebied.

Onderzoek

Voor alle omliggende wegen rondom de projectlocatie geldt een maximale snelheid van 30 km/uur. Op grond van de Wgh is akoestisch onderzoek dus niet noodzakelijk. Wel dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening het akoestisch klimaat ten aanzien van relevante 30 km/uur wegen beoordeeld te worden. Daarom is de geluidbelasting als gevolg van het wegverkeer op de omliggende wegen, zoals de Markt en de Frisselsteinstraat, berekend op basis van de Standaard Rekenmethode II (SRM-II) uit het Reken- en meetvoorschrift 2012. Dit onderzoek is terug te vinden in Bijlage 8.

Hieruit blijkt dat In alle is de geluidbelasting lager is dan de maximale waarde waarvoor ontheffing aangevraagd kan worden. In veel gevallen is er sprake van een geluidluwe gevel. Het Bouwbesluit stelt eisen aan de minimale geluidwering van de externe scheidingsconstructies (gevels, dak e.d.), waardoor het binnenniveau van 33 dB in de woning gewaarborgd kan worden. Daarmee is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.

Conclusie

De projectlocatie ligt niet binnen de geluidzone van een weg op grond van de Wet Geluidhinder. De Wet Geluidhinder is niet van toepassing. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het akoestisch klimaat ten aanzien van relevante 30 km/uur wegen beoordeeld.

De geluidbelasting van wegverkeer blijft onder de maximale grenswaarde van 63 dB. In alle gevallen is de geluidbelasting lager dan de maximale waarde waarvoor ontheffing aangevraagd kan worden en in veel gevallen is er sprake van een geluidluwe gevel. Om een acceptabel woon- en leefklimaat te garanderen, wordt als voorwaarde opgenomen dat het geluidniveau in de woning als gevolg van wegverkeerslawaai maximaal 33 dB mag bedragen. Daarbij wordt uitgegaan van de gecumuleerde geluidsbelasting op de gevels zoals dat bekend is berekening in het akoestisch onderzoek (bijlage 8).

Op basis van bovenstaande is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.

5.5.4 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de tabel 5.1 weergegeven.

stof   toetsing van   grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2))   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³  
Fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Tabel 5.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate (Besluit nibm)

In dit Besluit is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.

Onderzoek

De uitbreiding van de beoogde ontwikkeling bedraagt 5 woningen ten opzichte van de huidige vergunde situatie. Dit is minder dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is niet nodig.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van de projectlocatie gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat voldaan wordt aan de voor dit jaar geldende normen uit de Wet Milieubeheer zoals weergegeven in tabel 5.1. De dichtstbijzijnde maatgevende weg waarvoor informatie beschikbaar is, betreft het Heilig Hartplein ten westen van de projectlocatie, op een afstand van circa 410 meter. In figuur 5.5 zijn de rekenpunten weergegeven.

Op het dichtsbijzjnde rekenpunt bedraagt het maximale gehalte stikstofdioxide 24,3 µg/m³, voor fijnstof bedraagt dit maximaal 19,4 µg/m³ PM10/m3 en 12,1 PM2,5/m3 en het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 7,2 dagen. Omdat direct langs deze weg ruimschoots aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het projectgebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0034.png"

Figuur 5.6: Luchtkwaliteit o.b.v. NSL-monitoringstool t.o.v. de projectlocatie (rode cirkel).

Conclusie

Vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat de functiewijziging niet in de weg.

5.5.5 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen als gevolg van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven, transportroutes (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten. De belangrijkste zijn:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb);
  • Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).

Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt

Risiconormering

In het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico:

Plaatsgebonden risico (PR)

Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een

ongeval bij een risicovolle activiteit. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een

bepaalde omvang (10 personen of meer). Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.

Verantwoordingsplicht groepsrisico

Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente). Door de verantwoordingsplicht worden gemeenten gedwongen het externe veiligheidsaspect mee te laten wegen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. Ook bestaat er een adviesplicht voor de regionale brandweer. In de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0035.png"

Bij buisleidingen kan volstaan worden met een beperkte verantwoording wanneer:

  • 1. het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde of;
  • 2. de toename van het groepsrisico minder is dan 10% en de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden of;
  • 3. personen zich buiten de 100% letaliteitgrens bevinden. Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden.

Indien de verantwoordingsplicht niet juist is uitgewerkt terwijl dit wel verplicht is, kan dit tot vernietiging van het ruimtelijk besluit door de Raad van State leiden. Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.

Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Veghel (inmiddels Meierijstad)

De gemeente Veghel (thans Meierijstad) beschikt over een beleidsvisie externe veiligheid (2013). Hierin is een gebiedsgerichte benadering van externe veiligheid opgenomen. Het doel van de beleidsvisie externe veiligheid is duidelijkheid verschaffen aan burgers en bedrijven over de wijze waarop de gemeente omgaat met het ruimtelijke scheiden van risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten. Er wordt in de visie invulling gegeven aan de omgang met risiconormen en richtlijnen voor drie verschillende gebiedstypen:

  • risicoluw gebied;
  • gemengd gebied;
  • intensief gebied.

Voor deze gebiedstypes zijn per risicobron voorwaarden opgenomen, waaraan dient te worden voldaan bij ruimtelijke planontwikkelingen.

Overige wet- en regelgeving

Tot slot moet in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening' (art. 3.1 Wro) ook getoetst aan eventueel van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit bijvoorbeeld het Activiteitenbesluit, effectafstanden uit de 'Circulaire effectafstanden LPG-tankstations', enz..

Onderzoek

Met behulp van de nationale risicokaart (professionele versie) is gekeken, welke risicobronnen in de nabijheid van het plangebied zijn gelegen. Een uitsnede van de risicokaart is te vinden in figuur 5.7. Het plangebied is groen omcirkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL001OV0012019-VG01_0036.png"

Figuur 5.7. Uitsnede risicokaart met plangebied

In de nabijheid van het plangebied zijn geen risicobronnen (buisleidingen, inrichtingen, spoorlijnen, vaarwegen en wegen) gelegen, welke een risicocontour (invloedsgebied, plaatsgebonden risicocontour en/of plasbrandaandachtsgebied) hebben, die over het plangebied is gelegen. Verdere toetsing aan de normen uit (landelijke) externe veiligheidswet- en regelgeving is dan ook niet noodzakelijk.

Beleidsvisie externe veiligheid

Voorliggend plangebied is volgens de beleidsvisie gelegen binnen het gebiedstype 'risicoluw gebied' (centrum van Veghel). Een risicoluw gebied kenmerkt zich door een hoge bevolkingsdichtheid. Het centrum van Veghel is een gebied met sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals: detailhandel, horeca, zorginstellingen, scholen en (kleine) bedrijvigheid. De risico's van reeds aanwezige risicovolle inrichtingen worden zoveel mogelijk ingeperkt en, indien de mogelijkheid zich voordoet, gesaneerd. Nieuwe risicovolle activiteiten zijn hier niet gewenst. In de nabijheid van risicovolle infrastructuur zijn nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen toegestaan, mits het planontwerp wordt geoptimaliseerd (mogelijkheden voor beheersbaarheid van calamiteiten, zelfredzaamheid van de burgers etc.).

Onderhavig initiatief maakt enkel de ontwikkeling van woningen en commerciële functies (uitsluitend horeca, dienstverlening en/of kantoren) mogelijk. Deze niet-risicovolle activiteiten voldoen aan het afwegingskader, dat geldt voor risicoluwe gebieden. Het plangebied is tevens niet gelegen in de nabijheid (en binnen de risicocontouren) van risicovolle infrastructuur (buisleidingen, wegen, spoorwegen en vaarwegen).

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

5.6. Bedrijven en voorzieningen

5.6.1 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies , wordt in deze ruimtelijke onderbouwing gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.

Onderzoek

Het projectgebied ligt in het centrum van Veghel met verschillende functies in de omgeving waardoor sprake is van 'gemengd gebied'.

De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van maximaal 27 woningen. Op de begane grond aan de Marktzijde blijft op de begane grond de huidige mogelijkheid voor commerciële ruimten, met uizondering van detailhandel en horeca categorie 2 (middelzware horeca), planologisch behouden. Dit overeenkomstig de regels van het geldende bestemmingsplan. Deze commerciële voorzieningen (oa. dienstverlening/horeca categorie 1/kantoren) vallen doorgaans binnen milieucategorie 1 en worden passend geacht binnen een gemengd gebied.

De functies die worden toegestaan (oa. dienstverlening/horeca categorie 1/kantoren) vallen maximaal onder milieucategorie 1. Hiervoor geldt een richtafstand van 0 meter in gemengd gebied.

Het te realiseren complex wordt bouwkundig afgescheiden van omliggende bestaande bebouwing. Indien er commerciële ruimten op de begane grond worden gerealiseerd, worden de beoogde woningen en de commerciële ruimten bouwkundig op elkaar afgestemd.

Het geldende bestemmingsplan maakt al wonen en centrumgerelateerde functies mogelijk. Er worden dan ook geen zwaardere planologische mogelijkheden geboden dan nu al het geval is.

De beoogde woningen vormen een milieugevoelige functie. Ten westen van het projectgebied ligt een gebied met de functie 'bedrijf' met functieaanduiding 'dienstverlenende bedrijven'. Ten noorden aan de overzijde van de weg liggen kantoren met daarachter woningen. Ten noordoosten ligt een maatschappelijk gebied. Verder ligt rondom het projectgebied vooral 'centrum 2' aanduiding. Hier liggen vooral winkels, bars, restaurants en cafés op de begane grond met daarboven woningen. Dit is ook ten zuiden aangrenzend aan het projectgebied het geval. Voor de cafés, restaurants, bars, winkels en kantoren rond het projectgebied geldt een richtafstand van 0 meter in gemengd gebied. Ten zuiden van het projectgebied ligt een winkel op een afstand van zes meter tot de gevel van de woning. Aan de richtafstand wordt voldaan. Ten noorden liggen kantoren op een afstand van circa 14 meter tot de gevel van de woning dat voldoet aan de richtafstand.

Ten noordoosten (in het gebied met een maatschappelijke bestemming) op een afstand van 19 meter tot de gevel van de woning ligt de Sint-Lambertuskerk. Voor een kerkgebouw geldt een richtafstand van tien meter in gemengd gebied. Aan de richtafstand wordt voldaan.

Ten westen van het projectgebied ligt een bedrijvencomplex dat momenteel leeg staat op een afstand van 5,4 meter. Hierin zijn dienstverlenende bedrijven in de vorm van, kantoorhoudende bedrijven, postsorteercentrum en distributiecentrum voor zover voorkomend in de lijst van bedrijfsactiviteiten categorie 1 en 2 mogelijk. De richtafstand van bedrijfsactiviteiten categorie 2 is 10 meter in 'gemengd gebied'. Het maatgevende milieuaspect is geluid. Van de richtafstand kan gemotiveerd worden afgeweken. Vanwege de volgende redenen wordt ter plaatse van de beoogde reguliere woningen geen relevante milieuhinder verwacht:

  • Het hoofdgebouw, waarin de voornaamste activiteiten plaatsvinden ligt op een afstand van 17 meter. Gezien de afstand tot het hoofdgebouw wordt ter plaatse van de (beoogde) woningen geen hinder verwacht. Daarnaast staat het complex momenteel leeg. Indien een bedrijf zich ter plaatse wil vestigen zal dat bedrijf middels een Melding Activiteitenbesluit of een vergunningsaanvraag moeten aantonen dat wordt voldaan aan de wettelijke geluidsnormen. Het bedrijf zal dan moeten toetsen op de aanwezige bestaande en beoogde woningen.
  • Uit het op 5,4 meter afstand gelegen bijgebouw worden geen activiteiten verwacht waarvoor de afstand van 5,4 meter voldoende is. Ook heeft dit bijgebouw juist een geluiddempende werking voor de achtergelegen geluidsbronnen.
  • Voor de aspecten geur, stof en gevaar geldt voor dienstverlenende bedrijven een richtafstand van 0 meter in gemengd gebied.

Ook zijn voor dit gebied plannen in de maak die de bedrijfsfunctie veranderen in een minder milieuhinderlijke functie. Door de samenhang met dit project kan ook in deze nieuwe situatie een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de (nog te realiseren) woningen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

5.7. Geurhinder

Toetsingskader

Wet geurhinder en veehouderij

Bij de afweging of sprake is van aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor woningen moet rekening worden gehouden met de geurbelasting veroorzaakt door agrarische bedrijven. In de nabijheid van het plangebied liggen geen veehouderijen.

Conclusie

Het aspect geurhinder vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

5.8. Volksgezondheid in relatie tot veehouderijen

Toetsingskader

Varkens- en pluimveehouderijen 

Op basis van het 'Endotoxine toetsingskader 1.0' kan worden beoordeeld of sprake is van een verhoogd volksgezondheidsrisico ten aanzien van varkenshouderijen en pluimveehouderijen. Het plangebied ligt buiten de richtafstanden die aangehouden moeten worden rondom de varkens- en pluimveehouderijen in de omgeving. Er is geen sprake van een verhoogd volksgezondheidsrisico.

Geitenhouderijen 

Uit het VGO-2 onderzoek is gebleken dat zich in een straal van circa 2 km rond geitenbedrijven een verhoogd aantal gevallen van longontsteking voordoet. Binnen 2 km van het plangebied zijn geen geitenhouderijen gelegen. Er is geen sprake van een verhoogd volksgezondheidsrisico.

Conclusie

Het aspect volksgezondheid in relatie tot veehouderijen vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

5.9. Verkeer

Toetsingskader

Voor de beoogde ontwikkeling wordt de parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 317 (kencijfers parkeren en verkeersgeneratie). Het kencijfer wordt bepaald aan de hand van de stedelijkheid (adressendichtheid), Veghel heeft een matig stedelijk karakter. Het projectgebied ligt in het schil van het centrum. Binnen de bandbreedte van het kencijfer wordt het gemiddelde gehanteerd op basis van het gemiddelde autobezit van de gemeente ten opzichte van het landelijk gemiddelde.

Onderzoek

Ontsluiting

De projectlocatie is gelegen in de hoek van de Frisselsteinstraat en de Markt. De parkeergarage wordt ontsloten op de Frisselsteinstraat. De omliggende wegen zijn ingericht als erftoegangswegen met een maximum snelheid van 30 km/u. In noordelijke richting wordt via de Burgemeester de Kuijperlaan ontsloten naar de N606. In zuidelijke richting wordt via de Sluisstraat ontsloten op de Rembrandtlaan, vanwaaruit de Udenseweg naar de A50 in noordelijke richting leidt en in tegenovergestelde richting ondermeer naar de N279 en de A50 in zuidelijke richting wordt ontsloten. De ontsluitende wegen binnen de bebouwde kom hebben een maximum snelheid van 50 km/u.

De projectlocatie is ook te bereiken met het openbaar vervoer. Op circa 5 minuten loopafstand is de dichtstbijzijnde bushalte gelegen aan de Meijerijstraat. Hier halteren bussen tussen onder meer Eindhoven, Uden en 's-Hertogenbosch.

Fietsers maken op de omliggende wegen voornamelijk gebruik van dezelfde rijbaan als het gemotoriseerd verkeer. Ter hoogte van de projectlocatie zijn op de Markt fietssuggestiestroken aanwezig. De omliggende wegen zijn verder voorzien van trottoirs voor voetgangers, waarmee in het algemeen voldoende faciliteiten aanwezig zijn voor het langzaam verkeer.

Parkeren

Momenteel is er geen parkeergelegenheid aanwezig binnen de grenzen van de projectlocatie. De parkeerbehoefte van de huidige panden (commerciële ruimte en woningen) wordt dan ook voorzien in de openbare ruimte. Deels worden deze functies, vanwege leegstand, momenteel niet gebruikt.

Planologisch is voor de locatie van het voormalige postkantoor een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van 16 woningen, een commerciële plint en een ondergrondse parkeergarage. zowel voor het pand Markt 14-16 als Markt 17-18 is er een planologische mogelijkheid voor het realiseren van 2 woningen op de verdieping per bouwperceel. Er zijn 2 bouwpercelen dus zijn 4 woningen planologisch mogelijk.

In de nieuwe situatie wordt een parkeergarage (op maaiveld) gerealiseerd met daarin ruimte voor 34 parkeerplaatsen (17 plaatsen met een lift voor het parkeren van 2 auto's) . Ten opzichte van de bestaande situatie vermindert hiermee de parkeerdruk in de openbare ruimte. De parkeerbehoefte voor de toekomstige 27 woningen wordt berekend volgens de vigerende Parkeernormen gemeente Uden, Veghel (2006), zie tabel 5.3.

Functie   Aantal   Hoeveelheid   Parkeerbehoefte  
Koop, etage, goedkoop   8   1,3   10,4  
Koop, etage, midden   2   1,5   3  
Koop, etage, duur   17   1,5   25,5  
Subtotaal   27     38,9 parkeerplaatsen  
Saldering   4   1,5   6  
Totaal   23     32,9 parkeerplaatsen  

Tabel 5.3 Parkeerbehoefte

Als gevolg van de nieuwe woningen bedraagt de parkeerbehoefte 39 parkeerplaatsen. De planologische mogelijkheid van 4 woningen (Markt 14-16 en Markt 17-18) werd opgevangen in de openbare ruimte.

De 4 planologisch toegestane woningen kunnen worden gesaldeerd, met 1,5 parkeerplaatsen per woning bedraagt dit 6 parkeerplaatsen. Na saldering bedraagt de parkeerbehoefte zodoende 33 parkeerplaatsen. Dit is de parkeerbehoefte inclusief parkeren voor bezoekers (0,3 parkeerplaatsen per woning). Met een parkeeraanbod van 34 parkeerplaatsen in de parkeergarage kan de parkeerbehoefte van 33 parkeerplaatsen op eigen terrein worden opgevangen. De parkeergarage wordt ook toegankelijk voor bezoekers van de toekomstige bewoners.

De gemeente herziet het parkeerbeleid en heeft daarvoor een paraplubestemmingsplan parkeren opgesteld. Dit paraplubestemmingsplan bevat de 'Nota Parkeernormen Meierijstad 2018'. Dit bestemmingsplan is in procedure maar nog niet rechtsgeldig waardoor de vergunning voor de beoogde ontwikkeling formeel getoetst wordt aan het geldend beleidskader, zoals berekend in tabel 5.3.

Om een beeld te geven van de toekomstige parkeernormen, indien deze worden vastgesteld, is in tabel 5.4 de parkeerbehoefte met de nieuwe normering berekend.

Functie   Aantal   Hoeveelheid   Parkeerbehoefte  
Koop, etage, goedkoop   8   1,6   12,8  
Koop, etage, midden   2   1,8   3,6  
Koop, etage, duur   17   1,9   32,3  
Subtotaal   27     48,7 parkeerplaatsen  
Saldering   4   1,8   7,2  
Totaal   23     41,5 parkeerplaatsen  

Tabel 5.4 Parkeerbehoefte

Aan de hand van de nieuwe normering is een parkeerbehoefte berekend van 42 parkeerplaatsen. Dit is inclusief bezoekersparkeren. Wanneer de bezoekers in de openbare ruimte parkeren (norm van 0,3 per woning), bedraagt de parkeerbehoefte op eigen terrein voor alleen de bewoners nog 34,6 parkeerplaatsen. Exclusief bezoekers kan, op 1 parkeerplaats na, ook in de toekomstige parkeerbehoefte worden voorzien.

Planologisch wordt de mogelijkheid open gehouden om op de begane grond commerciële functies conform het geldende bestemmingsplan te realiseren of een combinatie van commerciële functie en wonen. Deze optie is niet opgenomen in de berekening omdat deze in de huidige situatie reeds wordt opgevangen in de openbare ruimte. De parkeersituatie verbeterd uiteindelijk doordat de parkeerbehoefte grotendeels binnen de projectlocatie kan worden opgelost en hierdoor de parkeerdruk in de openbare ruimte ten opzichte van de huidige situatie verminderd.

Verkeersgeneratie en -afwikkeling

De verkeersgeneratie wordt berekend met de kencijfers van het CROW voor de 27 beoogde koopwoningen. De bestaande en eventueel te behouden commerciële ruimte heeft reeds een verkeersaantrekkende werking en wordt daarom niet nog eens opnieuw meegerekend. Afhankelijk van de daadwerkelijke invulling van deze ruimte zal er naar verwachting geen sprake zijn van een noemenswaardige verkeerstoename, te meer omdat in de planologische situatie reeds 20 woningen zijn vergund. In tabel 5.5 is de (extra) verkeersgeneratie in motorvoertuigen per etmaal (mvt/etmaal) als gevolg van de woningen berekend.

Functie   Aantal   Hoeveelheid   Verkeersgeneratie  
Koop, etage, goedkoop   8   4,8 mvt per woning   40  
Koop, etage, midden   2   5,4 mvt per woning   12  
Koop, etage, duur   17   6,9 mvt per woning   118  
Subotaal   27     170 mvt/etmaal  
Saldering   4   4,8 mvt/etmaal   20  
Totaal   23     150 mvt/etmaal  

Tabel 5.5 Verkeertoename in mvt/etmaal

Als gevolg van de woningen bedraagt de verkeersgeneratie 150 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag. De verkeersafwikkeling op het omliggende wegennet wordt beoordeeld op een maatgevende werkdag. Hiervoor wordt de verkeersgeneratie voor woonfuncties volgens het CROW standaard opgehoogd met de factor 1,11. Op een gemiddelde werkdag bedraagt de verkeerstoename zodoende circa 167 mvt/etmaal. Het verkeer zal zich naar verwachting redelijk spreiden over de ontsluitende wegen. De wegen hebben voldoende capaciteit om deze verkeerstoename te verwerken.

Conclusie

De ontsluiting van de projectlocatie is voor de diverse vervoerswijze is goed. De parkeersituatie verbeterd doordat een parkeergarage wordt gerealiseerd, de parkeerdruk in de openbare ruimte zal hierdoor sterk verminderen. De verkeerstoename als gevolg van de ontwikkeling is redelijk beperkt en zal zonder problemen worden afgewikkeld op de omliggende wegen. De aspecten verkeer en parkeren staan de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

5.10. Duurzaamheid

Normstelling en beleid

Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe woningen. De maat voor energiezuinigheid heet Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Bij nieuwe ontwikkeling wordt tevens gestreefd aandacht te besteden aan de energie-infrastructuur, hittebestendigheid en het anders omgaan met hemelwater.

Onderzoek en conclusie

Voor de ontwikkeling geldt een EPC-eis vanuit het Bouwbesluit. Aan deze norm zal bij de beoogde ontwikkeling voldaan worden. Daarnaast zullen de nieuwe appartementen gasloos worden opgeleverd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1. Economische uitvoerbaarheid

Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst.

Voor het beoogde project is een anterieure overeenkomst gesloten. De initiatiefnemer draagt de kosten van de ruimtelijke procedure, de vergunningen en de uit te voeren werkzaamheden, zodat het kostenverhaal anderszins is verzekerd. De initiatiefnemer beschikt over voldoende middelen om het project ten uitvoer te brengen, zodat het project economisch uitvoerbaar is.

6.2. Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Omwonenden zijn uitgenodigd voor een dialoog over de beoogde ontwikkeling. Op 19 september 2018 is een inloopavond georganiseerd en zijn omwonenden geinformeerd. De beoogde ontwikkeling wordt als positief ervaren en gezien als een kwalitatieve impuls voor de Markt.

Daarnaast heeft afstemming plaatsgevonden met Stichting Centrummanagement Veghel. In overleg is besloten om de functie detailhandel uit te sluiten van de toegestane commerciële functies en deze m² te saneren en uit de markt te halen. Dit vanwege het overaanbod van detailhandel in het centrum en de bovengemiddelde leegstand.