Plein - Spoorlaan
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.1948.SCH001BP0022017P-OH01 |
Plantype: | gemeentelijke overheid/bestemmingsplan |
Inhoud
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Bijlagen:
Bijlage 1: Parkeernormen
Bijlage 2: Beeldkwaliteitplan Woningbouw Plein-Spoorlaan d.d. november 2014
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
plan:
het bestemmingsplan 'Plein - Spoorlaan' met identificatienummer NL.IMRO.1948.SCH001BP0022017P-OH01 van de gemeente Schijndel.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
aan- of uitbouw:
een gebouw, dat in bouwkundig opzicht qua massa en vorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw maar functioneel één geheel vormt met het hoofdgebouw en van daaruit toegankelijk is.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aan-huis-verbonden beroep:
het uitoefenen van een beroep dan wel het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of uiterlijke verzorgingsgebied, c.q. een naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of het daarbij behorende bijgebouw, met behoud van de woonfunctie in ruimtelijk en visuele zin, kan worden uitgeoefend.
afhankelijke woonruimte:
een aanbouw c.q. een vrijstaand gebouw waarin één of meerdere hulpbehoevenden vanuit het oogpunt van mantelzorg zijn gehuisvest en dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bed & breakfast:
een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis. Een bed & breakfast is wat betreft de activiteit, omvang en schaalgrootte niet te vergelijken met een pension, hotel of horecagelegenheid.
bestaande situatie:
bebouwing: legale bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning;
gebruik: het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat functioneel en in bouwkundig opzicht qua massa en vorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van het hoofdgebouw, vrijstaand dan wel aangebouwd.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
bouwwijze:
aaneengebouwd:
bebouwing welke wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen, niet zijnde gestapelde woningen;
geschakeld:
bebouwing, waarvan het hoofdgebouw door middel van een bijgebouw verbonden is aan een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd;
gestapeld:
bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten;
twee aaneen:
bebouwing waarvan het hoofdgebouw aan maximaal één zijde grenst aan een ander hoofdgebouw en daardoor aan die zijde in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd;
vrijstaand:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelsgrens zijn gebouwd.
dakopbouw:
een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok of dakrand van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse.
erfbebouwing:
gebouwen die door de ligging, constructie en/of afmeting (architectonisch) ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel, waaronder in ieder geval begrepen aangebouwde gedeelten van dat hoofdgebouw (aanbouwen) en niet voor bewoning bestemde bijgebouwen, alsmede carports en overkappingen.
erotische dienstverlening:
elke vorm van dienstverlening of vermaak van porno-erotische aard, waaronder alle vormen van prostitutie, escortservice, erotisch getinte vermaakfuncties, seksshops en overige seksinrichtingen.
erotische getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen (peep)shows, een seksbioscoop, filmcabines en een seksautomatenhal.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
gebruik:
gebruiken, het doen gebruiken of het laten gebruiken dan wel het in gebruik geven.
hoekwoning:
een woning op een bouwperceel, gelegen op de hoek van twee wegen.
hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is.
huishouden:
een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die gezamenlijk één eenheid vormen en als zodanig ook gebruik maken van één woning.
internetverkoop:
winkel waarbij goederen via het internet te koop worden aangeboden.
laag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
overkapping:
een bouwwerk zonder eigen wanden, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.
pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
perceelsgrens:
de grens van een bouwperceel.
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
verbeelding:
de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Onder het begrip 'verbeelding' wordt de digitale wijze verstaan.
voorgevel:
de meest gezichtsbepalende, naar de openbare weg of openbaar groen gekeerde en meest evenwijdig daaraan liggende gevel(s) van een hoofdgebouw.
voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel(s) van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
voorgevelrooilijn:
de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft.
water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en dergelijke.
werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Algemeen
Indien volgens het plan een meting moet worden verricht, dan moet de volgende wijze van meten worden toegepast:
afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:
de afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens.
bebouwingspercentage:
een met een aanduiding op de verbeelding en/of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
bouwhoogte:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
gevelbreedte:
de maat, gemeten tussen de hoofdzijgevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.
goothoogte:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
oppervlakte:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenwerkse constructiedelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
peil:
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet grenst aan de weg: de hoogte van het afgewerkte terrein, na voltooiing van de bouw, ter plaatse van de hoofdtoegang.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, zonneluifels en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,3 m en de hoogte niet meer bedraagt dan 1 m.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
tuin dan wel groenvoorzieningen;
in- en uitritten;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2 Aanbouwen, overkappingen en carports
Binnen deze bestemming mag uitsluitend een aanbouw en overkapping aan de gevel van een hoofdgebouw, gelegen op hetzelfde perceel, worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:
De bouw- en goothoogte van de aanbouw en overkapping mag niet meer bedragen dan 3,25 m.
De breedte van de aanbouw mag niet meer bedragen dan 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw.
De breedte van een aanbouw in combinatie met een overkapping mag niet meer bedragen dan 75% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de breedte van de aanbouw niet meer dan 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt.
De diepte van een aanbouw of overkapping mag niet meer bedragen dan 1 m uit de voorgevel van het hoofdgebouw binnen de aangrenzende bestemming.
De afstand van de aanbouw of overkapping tot de voorste perceelgrens moet tenminste 1 m bedragen.
Een carport dient tenminste 1 m achter de voorgevellijn te zijn gesitueerd en is afgedekt met een plat dak met een hoogte van niet meer dan 3 m. De oppervlakte telt mee bij de totale oppervlakte aan erfbebouwing zoals dat geldt voor de aangrenzende bestemming.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m.
3.2.4 Minimale geluidwering
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - minimale geluidwering' dient de gevel van een aanbouw die is gericht naar de Spoorlaan te worden uitgevoerd met een geluidwering van ten minste 30 dB(A).
3.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit (zoals bepaald in het in de bijlagen opgenomen 'Beeldkwaliteitplan Woningbouw Plein-Spoorlaan te Schijndel'), de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan:
de situering en de afmetingen van de bebouwing.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de openbare weg of openbaar groen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Parkeervoorzieningen
Behoudens op de oprit voor een carport of garage mogen binnen de bestemming ‘Tuin’ tussen het verlengde van de zijgevellijnen van het hoofdgebouw geen parkeervoorzieningen worden aangelegd, tenzij:
de breedte van het bouwperceel ten minste 10 m bedraagt;
de afstand tussen hoofdgebouw en de bestemming ‘Verkeer - 2’ ten minste 5 m bedraagt;
de aanleg van de parkeervoorziening niet ten koste gaat van parkeerruimte in de openbare ruimte.
3.4.2 Strijdig gebruik
Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca;
het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen;
het gebruik van gronden voor het stallen van aanhangers, tenten, campers, caravans, voer- en vaartuigen en andere verblijfsmiddelen.
Artikel 4 Verkeer - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer -2’ bestemde gronden zijn bestemd voor:
verharde en onverharde wegen, fiets- en voetpaden met bijbehorende kunstwerken, in- en uitritten, trottoirs, bermen en verkeerskundige voorzieningen;
parkeervoorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 8;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
geluidwerende voorzieningen;
straatmeubilair, speelvoorzieningen en kunstwerken;
nutsvoorzieningen;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De hoogte van kunstwerken mag niet meer bedragen dan 12 m.
De hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten dienste van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 3 m.
4.2.3 Voorwaardelijke verplichting waterberging
Het bebouwen van de gronden met deze bestemming is slechts toegestaan als is voorzien in de aanleg van een waterberging van ten minste 268,2 m3.
Lid 4.2.3 is toegevoegd aan de planregels als gevolg van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 april 2017 (201601745/1/R2)
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
aan-huis-verbonden beroepen;
internetverkoop;
bed & breakfast;
tuinen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten en overige verhardingen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 8;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met de voorgevel in de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak of maximaal 3 m daarachter.
Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
Per bouwperceel is niet meer dan 1 woning toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen de hoofdgebouwen uitsluitend in het aangegeven bebouwingstype worden gebouwd.
De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’.
De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag bij vrijstaande woningen aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 m.
5.2.2 Erfbebouwing
Voor het bouwen van erfbebouwing gelden de volgende bepalingen:
Erfbebouwing is zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij de oppervlakte aan erfbebouwing gelegen binnen het bouwvlak niet wordt meegerekend bij de bepaling van de oppervlakte genoemd onder c.
Erfbebouwing dient tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
Het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak mag voor niet meer dan 40% worden bebouwd met een maximale oppervlakte van 100 m2.
Bij het bepalen van de oppervlakte aan erfbebouwing wordt een niet overdekt zwembad met een oppervlakte van niet meer dan 50 m2 buiten beschouwing gelaten, mits het perceel, met inbegrip van het zwembad, voor niet meer dan 50% is bebouwd.
Bij vrijstaande hoofdgebouwen mag slechts aan één zijgevel van het hoofdgebouw erfbebouwing worden gebouwd.
De goot- en bouwhoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,25 m en 5 m, doch niet hoger dan het hoofdgebouw;
Een carport dient op ten minste 1 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd.
In afwijking van het bepaalde onder f mag de hoogte van een carport niet meer bedragen dan 3 m en dient de carport afgedekt te zijn met een plat dak.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.
De hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m.
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
5.2.4 Minimale geluidwering
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - minimale geluidwering' dienen de gevels en dakvlakken van een woning (hoofdgebouw en aan- en uitbouwen) die zijn gericht naar de Spoorlaan te worden uitgevoerd met een geluidwering van ten minste 30 dB(A).
5.2.5 Ondergronds bouwen
Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen, tot een diepte van niet meer dan 3 m onder het plaatselijke maaiveld.
5.2.6 Voorwaardelijke verplichting waterberging
Het bebouwen van de gronden met deze bestemming is slechts toegestaan als is voorzien in de aanleg van een waterberging van ten minste 268,2 m3.
Lid 5.2.6 is toegevoegd aan de planregels als gevolg van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 april 2017 (201601745/1/R2)
5.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan:
de situering en de afmetingen van de bebouwing.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de openbare weg of openbaar groen.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Aanbouw
Het bevoegd gezag kan bij vrijstaande woningen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder e, ten behoeve van een aanbouw aan de andere zijgevel van het hoofdgebouw, mits:
de aanbouw niet meer bedraagt dan 50% van de lengte van de zijgevel van de hoofdmassa;
de diepte vanuit de tweede zijgevel niet meer bedraagt dan 2 m;
de bouwhoogte niet meer bedraagt 3,25 m;
de afstand van de aanbouw tot de voorgevel van het hoofdgebouw niet minder bedraagt dan 3 m;
de afstand van de aanbouw tot de zijdelingse perceelgrens niet minder bedraagt dan 3 m.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Algemeen
Voor aan-huis-verbonden beroepen, bed & breakfrast en internetverkoop gelden de volgende bepalingen:
De functie mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van de woning.
Het gebruik blijft in ruimtelijke en visuele zin ondergeschikt aan de woonfunctie.
De bruto vloeroppervlakte benodigd voor het gebruik bedraagt niet meer dan 25% van de oppervlakte van de woning met een maximum van 25 m2.
Het gebruik levert geen onevenredige hinder op voor de woonomgeving en doet geen onevenredige afbreuk aan het woonkarakter van de wijk.
Het gebruik omvat geen verkeersaantrekkende activiteiten, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
5.5.2 Aan-huis-verbonden beroepen
In aanvulling op het bepaalde in lid 5.5.1 gelden voor aan-huis-verbonden beroepen de volgende bepalingen:
Er mag geen sprake zijn van een bedrijf dat wordt aangemerkt als een inrichting in het kader van de Wet Milieubeheer.
Er vindt geen detailhandel plaats, tenzij ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep.
Indien het aan-huis-verbonden beroep wordt uitgeoefend in een bijgebouw mag de afstand van het bijgebouw tot de woning niet meer bedragen dan 10 m.
5.5.3 Bed & breakfast
In aanvulling op het bepaalde in lid 5.5.1 gelden voor het gebruik van ruimten ten behoeve van de uitoefening van een bed en breakfast de volgende bepalingen:
Bed & breakfast mag uitsluitend plaatsvinden bij grondgebonden woningen.
De uitoefening van een bed & breakfast vindt plaats in het hoofdgebouw.
In afwijking van het bepaalde in lid 5.5.1 onder c geldt een maximum van 4 slaapplaatsen per locatie.
In afwijking van het bepaalde in lid 5.5.1 onder e dient het parkeren op eigen terrein plaats te vinden.
5.5.4 Internetverkoop
In aanvulling op het bepaalde in lid 5.5.1 gelden voor internetverkoop de volgende bepalingen:
Er mag geen showroom en/of verkoopruimte aanwezig zijn.
Er mag geen uitstalling ten behoeve van verkoop plaatsvinden.
Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse afhalen van goederen.
Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse betalen van goederen.
Indien de internetverkoop wordt uitgeoefend in een bijgebouw mag de afstand van het bijgebouw tot de woning niet meer bedragen dan 10 m.
5.5.5 Strijdig gebruik
Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van detailhandel:
bij aan-huis-verbonden beroepen, voor zover ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;
door middel van internetverkoop;
het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.5.5 onder a ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke woonruimte voor mantelzorg, mits:
de bewoning op advies van een onafhankelijke deskundige instantie, dan wel een daaraan gelijk te stellen advies, noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van omwonenden of bedrijven;
de afhankelijke woonruimte een oppervlak beslaat van maximaal 80 m2, onverminderd het bepaalde in lid 5.2.2 onder c.
Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in als de noodzaak voor mantelzorg, voortvloeiend uit het advies als bedoeld onder a, niet meer aanwezig is.
Artikel 6 Woongebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
aan-huis-verbonden beroepen;
internetverkoop;
tuinen;
parkeervoorzieningen en verhardingen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 8;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
speelvoorzieningen;
nutsvoorzieningen,
wegen;
voet- en fietspaden;
overige bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals in- en uitritten.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
De voorgevel dient te worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dan wel maximaal 1 m vóór of maximaal 2 m achter de aanduiding 'gevellijn'.
Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven.
Per bouwperceel is niet meer dan 1 woning toegestaan.
Er mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden gebouwd in de vorm van twee-aaneengebouwde, geschakelde en vrijstaande woningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' tevens aaneengebouwde woningen mogen worden gebouwd.
De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’.
De diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 10 m.
De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag bij:
vrijstaande woningen aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 m;
twee-aaneen gebouwde en geschakelde woningen aan één zijde niet minder bedragen dan 3 m;
aaneengebouwde woningen bij de eindwoningen niet minder bedragen dan 3 m.
6.2.2 Erfbebouwing
Voor het bouwen van erfbebouwing gelden de volgende bepalingen:
Erfbebouwing dient tenminste 2 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
Per bouwperceel mag maximaal 100 m2 aan erfbebouwing worden gebouwd, met dien verstande dat:
het bebouwingspercentage per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 60%;
per bouwperceel een onbebouwde ruimte van minimaal 30 m2 aanwezig blijft.
Bij het bepalen van de oppervlakte aan erfbebouwing wordt een niet overdekt zwembad met een oppervlakte van niet meer dan 50 m2 buiten beschouwing gelaten, mits het perceel, met inbegrip van het zwembad, voor niet meer dan 50% is bebouwd.
Bij vrijstaande hoofdgebouwen mag slechts aan één zijgevel van het hoofdgebouw erfbebouwing worden gebouwd.
De goot- en bouwhoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,25 m en 5 m, doch niet hoger dan het hoofdgebouw;
Een carport dient op ten minste 1 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd.
In afwijking van het bepaalde onder e mag de hoogte van een carport niet meer bedragen dan 3 m en dient de carport afgedekt te zijn met een plat dak.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.
De hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m.
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
6.2.4 Minimale geluidwering
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - minimale geluidwering' dienen de gevels en dakvlakken van een woning (hoofdgebouw en aan- en uitbouwen) die zijn gericht naar de Spoorlaan te worden uitgevoerd met een geluidwering van ten minste 30 dB(A).
6.2.5 Ondergronds bouwen
Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen, tot een diepte van niet meer dan 3 m onder het plaatselijke maaiveld.
6.2.6 Voorwaardelijke verplichting waterberging
Het bebouwen van de gronden met deze bestemming is slechts toegestaan als is voorzien in de aanleg van een waterberging van ten minste 268,2 m3.
Lid 6.2.6 is toegevoegd aan de planregels als gevolg van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 april 2017 (201601745/1/R2)
6.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit (zoals bepaald in bijlage 2 'Beeldkwaliteitplan Woningbouw Plein-Spoorlaan te Schijndel'), de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan:
de situering en de afmetingen van de bebouwing.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de openbare weg of openbaar groen.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Voorgevellijn
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder b ten aanzien van het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dan wel maximaal 1 m vóór of maximaal 2 m achter de aanduiding 'gevellijn', mits de afwijking stedenbouwkundig inpasbaar is.
6.4.2 Aanbouw
Het bevoegd gezag kan bij vrijstaande woningen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder d, ten behoeve van een aanbouw aan de andere zijgevel van het hoofdgebouw, mits:
de aanbouw niet meer bedraagt dan 50% van de lengte van de zijgevel van de hoofdmassa;
de diepte vanuit de tweede zijgevel niet meer bedraagt dan 2 m;
de bouwhoogte niet meer bedraagt 3,25 m;
de afstand van de aanbouw tot de voorgevel van het hoofdgebouw niet minder bedraagt dan 2 m;
de afstand van de aanbouw tot de zijdelingse perceelgrens niet minder bedraagt dan 3 m.
6.4.3 Minimale afstand erfbebouwing tot de voorgevellijn en/of voorste perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder a en f ten aanzien van de minimale afstand van erfbebouwing tot de voorgevellijn, mits:
De afwijking niet leidt tot een verstoring van het stedenbouwkundige beeld ter plaatse.
De afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld lichtinval).
De afwijking neit leidt tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Algemeen
Voor aan-huis-verbonden beroepen, bed & breakfrast en internetverkoop gelden de volgende bepalingen:
De functie mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van de woning.
Het gebruik blijft in ruimtelijke en visuele zin ondergeschikt aan de woonfunctie.
De bruto vloeroppervlakte benodigd voor het gebruik bedraagt niet meer dan 25% van de oppervlakte van de woning met een maximum van 25 m2.
Het gebruik levert geen onevenredige hinder op voor de woonomgeving en doet geen onevenredige afbreuk aan het woonkarakter van de wijk.
Het gebruik omvat geen verkeersaantrekkende activiteiten, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
6.5.2 Aan-huis-verbonden beroepen
In aanvulling op het bepaalde in lid 6.5.1 gelden voor aan-huis-verbonden beroepen de volgende bepalingen:
Er mag geen sprake zijn van een bedrijf dat wordt aangemerkt als een inrichting in het kader van de Wet Milieubeheer.
Er vindt geen detailhandel plaats, tenzij ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep.
Indien het aan-huis-verbonden beroep wordt uitgeoefend in een bijgebouw mag de afstand van het bijgebouw tot de woning niet meer bedragen dan 10 m.
6.5.3 Internetverkoop
In aanvulling op het bepaalde in lid 6.5.1 gelden voor internetverkoop de volgende bepalingen:
Er mag geen showroom en/of verkoopruimte aanwezig zijn.
Er mag geen uitstalling ten behoeve van verkoop plaatsvinden.
Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse afhalen van goederen.
Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse betalen van goederen.
Indien de internetverkoop wordt uitgeoefend in een bijgebouw mag de afstand van het bijgebouw tot de woning niet meer bedragen dan 10 m.
6.5.4 Strijdig gebruik
Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van detailhandel:
bij aan-huis-verbonden beroepen, voor zover ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;
door middel van internetverkoop;
het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen.
het gebruik van gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.5.4 onder a ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke woonruimte voor mantelzorg, mits:
de bewoning op advies van een onafhankelijke deskundige instantie, dan wel een daaraan gelijk te stellen advies, noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van omwonenden of bedrijven;
de afhankelijke woonruimte een oppervlak beslaat van maximaal 80 m2, onverminderd het bepaalde in lid 6.2.2 onder b.
Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in als de noodzaak voor mantelzorg, voortvloeiend uit het advies als bedoeld onder a, niet meer aanwezig is.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Parkeernormen
8.1.1 Gebruiksregels
In geval van nieuwbouw en/of een wijziging en/of uitbreiding van het gebruik van gronden en/of gebouwen dient op eigen terrein minimaal te worden voldaan aan de in bijlage 1 opgenomen parkeernormen. Voor de afmetingen van parkeerplaatsen dient te worden voldaan aan de afmetingen zoals opgenomen in de publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van de CROW-uitgave d.d. oktober 2012.
8.1.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1.1, mits:
de ontwikkeling niet een zodanige verkeersaantrekkende activiteit betreft die kan leiden tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte, en
de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
8.1.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door de in de bijlage opgenomen parkeernormen te wijzigen, waarbij zij de meest recente versie van de publicatie ‘Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie’ van het CROW in acht nemen.
8.2 Waterberging
Binnen het plangebied dient te worden voorzien in een waterberging met een bergingscapaciteit van ten minste 268,2 m3.
Lid 8.2 is vernietigd als gevolg van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 april 2017 (201601745/1/R2)
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen in geringe mate worden overschreden, voor zover en meetverschil daartoe aanleiding geeft;
de in dit plan voorgeschreven maten met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien:
dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat;
deze om esthetische en/of bouwtechnische redenen noodzakelijk is en;
de toepasselijke bestemmingsplanregel zelf geen mogelijkheid tot afwijking biedt;
De in dit artikel genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen waarbij het 'Beeldkwaliteitplan Woningbouw Plein-Spoorlaan te Schijndel' wordt vervangen.
Artikel 11 Overige regels
11.1 Algemeen toetsingscriteria afwijkingen en wijzigingen
Er wordt uitsluitend een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verleend en er wordt uitsluitend overgegaan tot wijziging van het bestemmingsplan indien is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de stedenbouwkundige - en beeldkwaliteitseisen;
de milieusituatie;
natuurlijke en landschappelijke waarden;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
het zicht op karakteristieke gebouwen en bomen en aaneengesloten bebouwing;
de parkeerbalans.
11.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Plein - Spoorlaan'.
Vastgesteld: 17 december 2015
Onherroepelijk: 26 april 2017