Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Buitengebied Veghel, wijzigingsplan Boerdonksedijk 21
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1948.BGV000WP0022020W-VG01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Van toepassing verklaring
 
Op dit wijzigingsplan zijn de regels van het op 15 maart 2012 vastgestelde bestemmingsplan ‘Buitengebied’ (NL.IMRO.0860.BU01aa000000BP2013-VG02) van de gemeente Veghel van toepassing.
 
Artikel 2 Begripsbepaling
 
In de regels wordt verstaan onder:
 
1. Plan:
het wijzigingsplan ‘Buitengebied Veghel, wijzigingsplan Boerdonksedijk 21’ van de gemeente Meierijstad, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand (NL.IMRO.1948 BGV000WP0022020W-VG01) met de bijbehorende regels en bijlagen.
 
2. Toename stikstofdepositie:
er is sprake van een toename van stikstofdepositie wanneer de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) als gevolg van de stikstofemissie van een (agrarisch) bedrijf op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied meer bedraagt dan de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) die conformeert met een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan verleende en onherroepelijke vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 van 27 augustus 2014 met kenmerk C2100155/3655451.
 
3. Stalderingsgebied:
gebied waarbinnen het oprichten van een dierenverblijf voor een hokdierhouderij is gekoppeld aan de sanering van een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij met als doel de regionale concentratie van vee te reguleren en verdere leegstand te voorkomen. Bij de toepassing van de regels van dit bestemmingsplan wordt de begrenzing van het stalderingsgebied bepaald door de begrenzing van het stalderingsgebied in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant zoals geldend op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;
 
4. Zorgvuldige veehouderij:
veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

2 Bestemmingsregels

Op dit wijzigingsplan zijn de regels van het op 15 maart 2012 vastgestelde bestemmingsplan ‘Buitengebied’ (NL.IMRO.0860.BU01aa000000BP2013-VG02) van de gemeente Veghel van toepassing.
 
2.1 Bouwregels
 
2.1.1 Toename van oppervlakte dierenverblijf

Aan de bouwregels in artikel 3.2 worden de volgende bepalingen toegevoegd.
 
Bouwen ten behoeve van een veehouderij
 
Een toename van de oppervlakte dierenverblijf op een veehouderij is alleen toegestaan als:

a. maatregelen worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij;
b. de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving;
c. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
d. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
e. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.
f. bij de aanvraag voor de bouw van een dierenverblijf voor hokdieren bewijs is overlegd dat:
  1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of door herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd;
  2. de oppervlakte van de sanering onder lid 1 tenminste 120% bedraagt van de oppervlakte die met de vestiging of omschakeling in gebruik wordt genomen;
  3. de sanering onder lid 1 plaatsvindt in directe samenhang met de vestiging of omschakeling naar hokdierhouderij en dat voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling. 
2.2 Specifieke gebruiksregels
 
2.2.1 Gebruik gebouwen als dierenverblijf
 
Aan de specifieke gebruiksregels in artikel 3.5 worden de volgende bepalingen toegevoegd.
 
Gebruik gebouwen ten behoeve van een veehouderij

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het gebruik van gebouwen gericht op het in gebruik nemen van de gebouwen als dierenverblijf, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:   
a. maatregelen worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij;
b. de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving;
c. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
d. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
e. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.
f. bij de aanvraag voor de bouw van een dierenverblijf voor hokdieren bewijs is overlegd dat:
  1. binnen het stalderingsgebied dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of door herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd;
  2. de oppervlakte van de sanering onder lid 1 tenminste 120 % bedraagt van de oppervlakte die die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen;
  3. voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een provinciale saneringsregeling.
2.2.2 Strijdig gebruik
 
Aan de regels van artikel 3.4.1. ‘Strijdig gebruik’ wordt aan de opsomming de volgende bepaling toegevoegd:
 
e. handelingen en/of activiteiten waarbij sprake is van een toename van stikstofdepositie (mol/ha/jaar).
 
2.2.3 Voorwaardelijke verplichting
 
Aan de specifieke gebruiksregels (artikel 3.4) wordt de volgende voorwaardelijke verplichting toegevoegd:
 
3.4.3  Voorwaardelijke verplichting – landschappelijke inpassing
 
a. Binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan dient de landschappelijke inpassing te worden gerealiseerd conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1;
b. Het gebruiken en (doen) laten gebruiken van de gronden is alleen toegestaan wanneer de landschappelijke inpassing, zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels, duurzaam wordt beheerd en in stand wordt gehouden.
 
2.3 Afwijken gebruiksregels
 
Aan de afwijkingsregels voor het gebruik (artikel 3.5) wordt de volgende bepaling toegevoegd:
 
3.5.3 Omgevingsvergunning toename stikstofdepositie
 
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 lid e. en handelingen en/of activiteiten waarbij sprake is van een toename van stikstofdepositie (mol/ha/jaar) toestaan indien:

a. Toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied(en) niet leidt tot een overschrijding van de kritische depositiewaarde van de habitats ter plaatse, of;
b. Toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied(en) wordt gesaldeerd door een in ieder geval gelijkwaardige afname van depositie op het gebied uit andere bronnen;
c. Toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied(en) niet de natuurlijke kenmerken van het gebied aantast. Deze kenmerken worden niet aangetast als op grond van de Wet natuurbescherming een vergunning is verleend dan wel deze op grond van de Wet natuurbescherming niet noodzakelijk is.
 
2.4 Wijzigingsbevoegdheden
 
Aan de wijzigingsbevoegdheden zoals opgenomen in de artikelen 3.7.1 tot en met 3.7.16. wordt de volgende bepaling toegevoegd:
 
• de wijziging leidt niet tot een toename van stikstofdepositie.

3 Overgangs- en slotregels

Artikel 3 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het wijzigingsplan ‘Buitengebied Veghel, wijzigingsplan Boerdonksedijk 21’ van de gemeente Meierijstad.
 
Behoort bij het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad, d.d. ……………………………tot vaststelling van het plan ‘Buitengebied Veghel, wijzigingsplan Boerdonksedijk 21’.