Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Koningin Wilhelminaweg 6, Groesbeek
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1945.BPWILHELMINAWEG6-VSG1

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:
het bestemmingsplan Koningin Wilhelminaweg 6, Groesbeek met identificatienummer NL.IMRO.1945.BPWILHELMINAWEG6-VSG1  van de gemeente Berg en Dal;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5 achtergevel:
de gevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw die (bij benadering) evenwijdig loop aan de voorgevel
en die niet als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
 
1.6 achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw;
 
1.7 achtergevelrooilijn:
de lijn die gelijk loopt aan de achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;
 
1.8 andere bouwwerken:
bouwwerken geen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijnde;
 
1.9 Archeologische verwachtingswaarden:
Gronden met verwachtingswaarden, die kunnen bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin en als zodanig van wetenschappelijk belang kunnen zijn en het cultuurhistorische erfgoed kunnen vertegenwoordigen.
 
1.10 Archeologische waarden:
Waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
 
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.12 bed & breakfast:
Een niet verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit bestaande uit het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met ontbijt in een (bedrijfs)woning.
 
1.13 bedrijf:
Een commerciële onderneming gericht op het aanbieden van diensten of het produceren, verhandelen, bewerken of repareren van producten.
 
1.14 bedrijfswoning:
Een woning in of bij een gebouw op een terrein enkel en alleen bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
 
1.15 begane grond:
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau danwel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1 m boven peil is gelegen;
 
1.16 Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit):
besluit van 19 oktober 2007, houdende algemene regels voor inrichtingen, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
 
1.17 bestaand:
bij gebruik: aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van dit plan en in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand gekomen;
bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van dit plan en in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand gekomen;
 
1.18 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.19 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.20 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
 
1.21 bijbehorende bouwwerken:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak;
 
1.22 bijzonder woongebouw:
gebouw of deel van een gebouw, dat volgens de bouw of verbouw blijvend is bestemd voor permanente bewoning door een institutioneel huishouden;
 
1.23 bouwen:
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;
 
1.24 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.25 bouwlaag:
een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd. Bij de bepaling van het aantal bouwlagen worden de ruimten in de kap (zolder) en de bouwlagen die onder de begane grond zijn gelegen (kelder e.d.) niet meegerekend;
 
1.26 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.27 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
 
1.28 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.29 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.30 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft
gemaakt;
 
1.31 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen;
 
1.32 dienstverlening:
dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, zonnebankstudio, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, hypotheekverstrekker, postkantoor, telefoon-/telegraaf-/ telexdienst, internetdiensten, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede door naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;
 
1.33 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover dit bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt;
 
1.34 erfafscheiding:
een bouwwerk dat dient ter gehele of gedeeltelijke omheining van een bouwperceel, bouwvlak of ander stuk grond;
 
1.35 geaccidenteerd terrein:
een (gedeelte van een) bouwperceel met een helling van tenminste 1:10 gemeten over een afstand van 5 m;
 
1.36 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.37 hoofdgebouw:
een gebouw dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming van een perceel en door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
 
1.38 mantelzorg:
Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
 
1.39 natuurwaarden:
de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;
 
1.40 niet-verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek verkeersaantrekkend zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;
 
1.41 nutsvoorziening:
gebouwde voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van water, elektriciteit, gas e.d.;
 
1.42 omgevingsvergunning:
vergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
 
1.43 ondergeschikte bouwdelen:
ondergeschikte delen aan een gebouw zoals, trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen, technische installaties en andere ondergeschikte (dak)opbouwen;
 
1.44 overkapping:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand;
 
1.45 praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte daarvan dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten, op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;
 
1.46 terras:
een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen worden genuttigd voor directe consumptie ter plaatse;
 
1.47 verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten:
een verkeersaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;
 
1.48 voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, indien een gebouw met meerdere gevels naar de weg is toegekeerd wordt de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel van een hoofdgebouw aangemerkt als voorgevel;
 
1.49 voorgevelrooilijn:
de lijn waarin de voorgevel van een gebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan (tot aan de zijdelingse perceelsgrens);
 
1.50 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
 
1.51 woning:
een complex van ruimten, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.6 peil:
  1. voor gebouwen in niet-geaccidenteerd terrein: indien de hoofdtoegang van het perceel aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 12 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel; in andere gevallen: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein;
  2. voor gebouwen in geaccidenteerd terrein: het peil van het hoogst aangrenzende terrein- of weggedeelte nabij de voorgevel van het gebouw.
  3. voor gebouwen in geaccidenteerd terrein voor zover het gebouw met een gevel is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt (de dijk) en is gesitueerd op of binnen een afstand van 3 m uit de grens van het openbaar gebied: 35 cm boven de kruin van de dijk;
  4. voor overige bouwwerken: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het bouwwerk grenzende terrein.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

De regels van artikel 6 'Groen' van het bestemmingsplan "Buitengebied Groesbeek" zijn van overeenkomstige toepassing op dit wijzigingsplan, met uitzondering van het volgende:
  1. de gronden zijn tevens bestemd voor gebruik als tuin, behorende bij de op de aangrenzende bestemming 'Wonen' gelegen hoofdgebouwen;
  2. ten aanzien van het bouwen van gebouwen dienen deze gronden niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder (onverharde) wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
  1. De oppervlakte mag per gebouw niet meer bedragen dan 15 m².
  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:
  1. De bouwhoogte van lichtmasten en verkeersinstallaties mag niet meer bedragen dan 9 m.
  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden op of in de bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het ontginnen, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd;
  2. het veranderen en/of verwijderen van verkavelingsvorm en/of perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in beplanting, waterlopen en steilranden.
  3. het doen van ingrepen die een verandering van de waterhuishouding tot gevolg hebben, waaronder het graven en dempen van sloten en oppervlaktewateren;
  4. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 200 m²;
  5. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
  6. het verwijderen van houtopstanden, bos-, natuur- en landschapselementen.
4.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.3.3 Toelaatbaarheid
De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien aan de volgende criteria wordt voldaan:
  1. Door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en ecologische waarden en de recreatieve betekenis alsmede de ontwikkelingspotenties voor landschap en natuur, worden niet onevenredig aangetast.
  2. Voor de in lid 4.3.1 sub e genoemde werken en werkzaamheden geldt ook als criterium dat er sprake dient te zijn van noodzaak tot het aanbrengen van leidingen op die locatie.

Artikel 5 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Archeologisch rapport
Het bevoegde gezag kan in geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen van omgevingsrecht, voor het bouwen van een bouwwerk of bouwwerken, met een oppervlakte groter dan 100 m2 en waarbij benodigde graafwerkzaamheden dieper zijn dan 0,3 m onder maaiveld die worden gebouwd op en/of in de gronden als bedoeld in artikel 5.1, verlangen dat alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
5.2.2 Koppelen voorwaarden
Indien uit het in het vorige lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegde gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) op en in de gronden als bedoeld in artikel 5.1 de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  2. het bodem verlagen of afgraven van gronden;
  3. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en grondbewerkingen dieper dan 0,30 m onder maaiveld;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  5. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen, die in bodemingreep dieper dan 0,3 m tot gevolg hebben;
  6. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  7. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder maaiveld.
5.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 5.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden:
  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  2. in het kader van archeologisch onderzoek en/of het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  3. indien op basis van door een deskundige uitgevoerd bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  4. die noodzakelijk zijn met het oog op het realiseren van een bouwwerk, waarvoor een bouwvergunning danwel omgevingsvergunning is verleend;
  5. waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
  6. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of ontgrondingvergunning.
5.3.3 Toepassingsvoorwaarden
De in artikel 5.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in dit artikel bedoelde gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
5.3.4 Koppelen voorwaarden
Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

5.4.1 Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' te wijzigen in die zin dat deze bestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden al dan niet behoudenswaardig zijn of al dan niet langer aanwezig zijn.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woondoeleinden;
  2. niet-verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
  3. mantelzorg;
  4. behoud, beheer en herstel van de waarden als bedoeld in 6.1.2 onder d;
  5. een praktijkruimte, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte'; één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven en erfontsluitingswegen, water(bergingsvoorzieningen) en overeenkomstig de in 6.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
6.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 6.1.1:
  1. Niet-verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
Binnen deze bestemming is het gebruik van een deel van de woning en/of de daarbij behorende vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een niet-verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit en/of een Bed and breakfast, met dien verstande dat het bebouwingspercentage ten behoeve van de benodigde ruimte voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit en/of Bed and breakfast niet meer mag bedragen dan 40%;
  2. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijbehorend bouwwerk zal uitvoeren, tevens de bewoner van de woning dient te zijn;
  3. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit en de gemeentelijke bouwverordening;
  4. activiteiten die vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer of krachtens het Activiteitenbesluit als type B of C inrichting worden aangemerkt, zijn niet toegestaan;
  5. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit;
  6. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet worden gebruikt voor de activiteiten, buitenopslag is niet toegestaan;
  7. er mogen maximaal 2 parkeerplaatsen in het openbaar gebied worden gebruikt;
  8. het aantal logeereenheden mag niet meer bedragen dan 2 per woning;
  9. in de logeereenheden is geen zelfstandige kookgelegenheid toegestaan.
  1. Verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
Het gebruik van een deel van de woning en/of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit is uitsluitend toegestaan na verlening van de omgevingsvergunning bedoeld in 6.5.1.
  1. Mantelzorg
Binnen deze bestemming is het gebruik van een deel van de woning en/of de daarbij behorende vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg: toegestaan. Hierbij moet worden voldaan aan het gestelde in 6.2.
  1. Waarden
Deze bestemming heeft mede tot doel, het behoud, beheer en herstel van de volgende waarden:
  1. de aanwezige cultuurhistorische en monumentale waarden van de gebouwen en de omgeving;
  2. behoud en versterking van natuurkerngebied de Bruuk;
  3. behoud en versterking van kleinschalig (half)besloten karakter
  4. ontwikkeling van verbindende beplantingselementen en versterking van beken;
  5. behoud van hoge grondwaterstanden.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Algemeen
Binnen deze bestemming zijn uitsluitend hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming.
6.2.2 Situering
Voor de situering van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken geldt het volgende:
  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen'.
6.2.3 Hoofdgebouwen
Voor hoofdgebouwen geldt het volgende:
  1. de woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de bestaande woning, met dien verstande dat indien een bouwvlak is opgenomen, de woning uitsluitend binnen dat bouwvlak gebouwd mag worden;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan aangeduid op de verbeelding.
  3. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 750 m3.
6.2.4 Bijbehorende bouwwerken
Voor bijbehorende bouwwerken geldt het volgende:
  1. de bebouwde oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 50 m² bedragen, met dien verstande dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' voor niet meer dan 50% bebouwd mogen zijn;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m danwel 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
;
6.2.5 Erkers
In afwijking van het bepaalde in 6.2.2 onder b zijn vóór de voorgevel van het hoofdgebouw kleine aan het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken in de vorm van portieken, erkers en balkons toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
  1. de oppervlakte buiten het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' mag maximaal 6 m2 bedragen; voorzover het de oppervlakte van balkons betreft wordt deze buitenwerks gemeten ter hoogte van de bovenzijde van de grondvloer van het balkon;
  2. de diepte bedraagt niet meer dan 1,5 m;
  3. de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen danwel 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw.
6.2.6 Ondergrondse gebouwen
Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende regels:
  1. ondergrondse gebouwen (kelders) mogen niet dienen als verblijfsruimte
  2. ondergrondse gebouwen kelders en souterrain zijn uitsluitend toegestaan in maximaal één bouwlaag ondergronds / diep zijn.
6.2.7 Overschrijding ondergeschikte bouwdelen
Overschrijding van het bouwvlak is toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 m.
6.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt het volgende:
  1. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde achter de voorgevelrooilijn, geldt het volgende:
    1. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
    2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
    3. zwembaden zijn niet toegestaan;
  2. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevelrooilijn, geldt het volgende:
    1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1 m;
    2. zwembaden zijn niet toegestaan.
6.2.9 Afwijkingenregeling
In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en andere bouwwerken, gebouwd krachtens een bouw- danwel omgevingsvergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en andere bouwwerken, de voorgeschreven situering en/of de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande situering en/of de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum. Herbouw van deze gebouwen en andere bouwwerken is toegestaan.

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.3.1 Omgevingsvergunning diepte bouwvlak
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.2 onder a, teneinde een overschrijding van de achtergevelgrens van het bouwvlak mogelijk te maken ten behoeve van een uitbreiding van het hoofdgebouw, mits:
  1. de diepte van het hoofdgebouw na de uitbreiding niet meer bedraagt dan 12 m;
  2. er geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van de waarden als bedoeld in 4.1.2. onder d;
6.3.2 Omgevingsvergunning bijbehorende bouwwerken
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.4, teneinde bijbehorende bouwwerken buiten de gronden met de aanduiding 'bijgebouwen' toe te staan en/of de maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken te vergroten, met dien verstande dat:
  1. bijbehorende bouwwerken uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van het achtererfgebied;
  2. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet groter mag zijn dan 100 m²;
  3. in afwijking van het bepaalde onder b, geldt in het geval dat een bouwperceel een oppervlakte heeft van 1.250 m² of meer dat de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet groter mag zijn dan 120 m²;
  4. in aanvulling op het bepaalde onder b en c geldt dat de gronden ter plaatse van het achtererfgebied voor niet meer dan 50% bebouwd mogen zijn;
  5. er geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van de waarden als bedoeld in 6.1.2. onder d.
6.3.3 Omgevingsvergunning bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.8 teneinde:
  1. een vergroting van de bouwhoogte toe te staan tot niet meer dan 3 m;
  2. binnen het bestemmingsvlak zwembaden toe te staan met een oppervlakte die niet meer bedraagt dan 75 m²;
  3. de verlening van de omgevingsvergunning mag geen onevenredige afbreuk van de waarden als bedoeld in 4.1.2 onder d tot gevolg hebben.
6.3.4 Advies commissie
Voordat omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 6.3 worden verleend, kan het bevoegd gezag daarover advies inwinnen bij een deskundige en onafhankelijke commissie.

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.4.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruik, laten gebruiken of doen gebruiken van de gronden binnen deze bestemming voor:
  1. een verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, behoudens indien hiervoor een omgevingsvergunning is verleend op grond van 6.5.1;
  2. zelfstandige bewoning, waaronder niet wordt begrepen het gebruik ten behoeve van mantelzorg, indien dit plaatsvindt in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk.
6.4.2 Landschappelijke inpassing en sloop
Het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – voorwaardelijke verlichting’ is alleen toegestaan indien:
  1. de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 of een kwalitatief daarmee vergelijkbaar plan dat door het college van burgemeester en wethouders is geaccordeerd, binnen 12 maanden na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan is uitgevoerd en vervolgens in stand wordt gehouden en;
  2. de te slopen bebouwing zoals aangeduid in bijlage 1 is gesloopt.
6.4.3 Parkeren
Bij de nieuw te bouwen woning worden ten minste 2 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

6.5.1 Omgevingsvergunning verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.4.1 onder a teneinde binnen een woning en/of daarbij behorende bijbehorende bouwwerken de uitoefening van een verkeersaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:
  1. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat het bebouwingspercentage ten behoeve van de benodigde ruimte voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit niet meer mag bedragen dan 40%;
  2. de woonfunctie dient (in overwegende mate) behouden te blijven;
  3. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijbehorend bouwwerk zal uitvoeren, tevens de bewoner van de woning dient te zijn;
  4. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit en de gemeentelijke bouwverordening;
  5. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent bijvoorbeeld dat activiteiten die vergunningsplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer of krachtens het Activiteitenbesluit als type B en C inrichting worden aangemerkt, niet zijn toegestaan;
  6. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit;
  7. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet worden gebruikt voor de activiteiten, buitenopslag is niet toegestaan;
  8. het gebruik mag geen onevenredige nadelige gevolgen hebben voor de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans.

3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels geldt voor bestaande gebouwen en andere bouwwerken, gebouwd krachtens en overeenkomstig een bouw- danwel omgevingsvergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en andere bouwwerken, de voorgeschreven situering en/of de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande situering en/of de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Overige zone - zuidelijk deel lage middengebied

Ter plaatse van de aanduiding ‘Overige zone - zuidelijk deel lage middengebied’ zijn de gronden mede bestemd voor:
  1. behoud en versterking van natuurkerngebied de Bruuk;
  2. behoud en versterking van kleinschalig (half)besloten karakter;
  3. ontwikkeling van verbindende beplantingselementen en versterking van beken;
  4. behoud van hoge grondwaterstanden.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

 

10.1 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, (bouw)hoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden.

10.2 Bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan om bij de uitvoering van het plan af te wijken van bouwgrenzen en overige aanduidingsgrenzen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 meter bedraagt.

10.3 Nutsvoorziening

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan teneinde het oprichten van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende regels:
  1. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m².
  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter
  3. De omgevingsvergunning mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen.
  4. De omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

11.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid (11.1.1) een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid (11.1.1) met maximaal 10%.
11.1.3 Uitzondering
Het eerste lid (11.1.1) is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

11.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
11.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 11.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
11.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in 11.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
11.2.4 Uitzondering
Het bepaalde in 11.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Koningin Wilhelminaweg 6, Groesbeek.