2.1 Algemeen
Afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
Bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de buitenwerks gemeten oppervlakte van het op een bouwperceel staande c.q. op te richten bouwwerken, gemeten op zowel boven als onder maaiveld.
Bebouwingspercentage:
de bebouwde oppervlakte welke ten hoogste gebouwd mag worden, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het desbetreffende bouwperceel.
Bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenzijden van de gevels en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
Inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Goothoogte:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat:
- de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de laagste zijde van de kap;
- de goothoogte van een dakvlak met een dakopbouw wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de dakopbouw;
- bij een kap die bestaat uit één of meerdere hellende dakvlakken waarbij de bovenzijde van de hellende dakvlakken grenzen aan een plat dak, deze daken worden ook wel afgetopte of afgesnoten daken genoemd, de goothoogte wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel aan de laagste zijde van het hellende dakvlak.
Oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenzijden van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Peil:
- voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m.
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, dakkapellen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden – natuur- en landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
- agrarisch grondgebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
- behoud, herstel en bescherming van onverharde en semiverharde wegen ter plaatse van de aanduiding ‘recreatieweg’;
- behoud, herstel en bescherming van natuurwaarden, landschapswaarden, aardkundige waarden, geomorfologische en cultuurhistorische waarden in het algemeen en in het bijzonder voor het reliëf van erosiedalen ter plaatse van de aanduiding ‘erosiedal’;
- ecologisch beekherstel;
- extensief recreatief medegebruik;
- paden, wegen en parkeervoorzieningen op eigen terrein;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Binnen de bestemming is niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen met dien verstande dat:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1 m;
- De afrastering een open karakter dient te hebben.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Algemeen
Onder strijdig gebruik wordt naast het bepaalde in
artikel 9 lid 1 in ieder geval verstaan:
het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding van de
bestaande veestapel waarbij een toename plaatsvindt van de ammoniakemissie vanaf het
betreffende agrarische bedrijf.
- het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van opslag.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden op of in de bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het ontginnen, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd;
- het veranderen en/of verwijderen van verkavelingvorm en/of perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in beplanting, waterlopen en steilranden.
- het doen van ingrepen die een verandering van de waterhuishouding tot gevolg hebben, waaronder het graven en dempen van sloten en oppervlaktewateren;
- het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 200 m²;
- het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
- het verwijderen van bos-, natuur- en landschapselementen;
3.4.2 Uitzonderingen
Het in
artikel 4 lid 5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- binnen het bouwvlak plaatsvinden;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.4.3 Toelaatbaarheid
De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien aan de volgende criteria wordt voldaan:
- Door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en ecologische waarden en de recreatieve betekenis alsmede de ontwikkelingspotenties voor landschap en natuur, worden niet onevenredig aangetast.
- Voor de in artikel 3 lid 4.1 sub e genoemde werken en werkzaamheden geldt ook als criterium dat er sprake dient te zijn van noodzaak tot het aanbrengen van leidingen op die locatie.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Recreatiewegen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen voor het toestaan van nieuwe verbindende onverharde en semiverharde recreatieve paden en wegen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- De breedte van de paden en wegen mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De inrichting van de paden en wegen dient zodanig te zijn dat nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling.
- Natuur en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
- Indien de aanleg leidt tot een aantasting van de aanwezige natuurwaarden dan dient elders binnen het plangebied een voldoende kwantitatieve en kwalitatieve compensatie van de verloren gegane natuurwaarden plaats te vinden.
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- burgerwoningen;
- beroep of dienstverlening aan huis;
- een bed&breakfast;
- paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- behoud, herstel en bescherming van natuurwaarden, landschapswaarden, aardkundige waarden, geomorfologische en cultuurhistorische waarden in het algemeen en in het bijzonder voor het reliëf van erosiedalen ter plaatse van de aanduiding ‘erosiedal’;
4.1.2 Nadere detaillering bestemmingsomschrijving / voorwaardelijke verplichtingen
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting 1' mag niet worden gebouwd voordat de bebouwing ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting 2' is gesloopt;
- het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – voorwaardelijke verlichting 1’ is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 bij het onderhavige bestemmingsplan of een kwalitatief daarmee vergelijkbaar plan dat door het college van burgemeester en wethouders is geaccordeerd, binnen 12 maanden na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan is uitgevoerd en vervolgens in stand wordt gehouden.
4.2.1 Woningen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
- De woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de bestaande woning, met dien verstande dat indien een bouwvlak is opgenomen, de woning uitsluitend binnen dat bouwvlak gebouwd mag worden.
- De inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 750 m³. Indien de bestaande inhoud reeds meer bedraagt, geldt deze bestaande inhoud als de maximum toegestane inhoud.
- De bouwhoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 11 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.
- De dakhelling van een woning mag niet minder bedragen dan 25º ;
Kelders en souterrains zijn toegestaan onder de woning en bijbehorende bouwwerken, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- De kelder mag niet dienen als verblijfruimte.
- De kelder en het souterrain mogen maximaal één bouwlaag diep zijn.
- De afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende voorwaarden:
- Bijbehorende bouwwerken mogen niet worden opgericht voor de voorgevellijn van de woning.
- De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 80 m², tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m2)’.
- De afstand tot perceelgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m.
- De goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,3 m.
- De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6,5 m.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende voorwaarden:
- De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevellijn van de woning niet meer mag bedragen dan 1 m.
- De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Herbouw woning op andere locatie
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid
artikel 4 lid 2.1 sub a voor herbouw op een ander locatie, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- De herbouw dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak.
- De herbouw dient noodzakelijk te zijn op grond van wet- en regelgeving of indien dit leidt tot een landschappelijke, stedenbouwkundige, of milieuhygiënische verbetering.
- De herbouw mag geen aantasting veroorzaken van omliggende natuur-, landschaps-, cultuurhistorische of hydrologische waarden.
4.3.2 Herbouw bijbehorende bouwwerken
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid
artikel 4 lid 2.2 voor een grotere oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken door herbouw van bijbehorende bouwwerken, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
Voor zover bijbehorende bouwwerken worden gesloopt, geldt dat:
- Indien bijbehorende bouwwerken de totale toegestane oppervlakte van 80 m² overschrijden maar beneden een totale oppervlakte blijven van 200 m², mag 80 % van de inhoud van deze bijbehorende bouwwerken worden teruggebouwd.
- Indien bijbehorende bouwwerken worden gesloopt, welke de totale oppervlakte van 200 m² overschrijden maar beneden een totale oppervlakte blijven van 400 m², mag 70 % van de inhoud van deze bijbehorende bouwwerken worden teruggebouwd.
- Indien bijbehorende bouwwerken worden gesloopt, welke de totale oppervlakte van 400 m² overschrijden, mag 60 % van de inhoud van deze bijbehorende bouwwerken worden teruggebouwd.
Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:
- De oppervlakte van de nieuw te bouwen bijbehorende bouwwerken mag niet groter zijn dan de oppervlakte van de te slopen bijbehorende bouwwerken.
- De bouw- en goothoogte van de nieuw te bouwen bijbehorende bouwwerken mag niet hoger zijn dan de grootste goot- en bouwhoogte van het hoogste te slopen bijbehorende bouwwerk.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Bed&Breakfast
Binnen deze bestemming is een Bed&Breakfast voorziening bij woningen toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- De woonfunctie als hoofdfunctie blijft behouden.
- Bed&Breakfast voorzieningen zijn toegestaan binnen de bestaande woning en bijbehorende bouwwerken.
- Het aantal logeereenheden mag niet meer bedragen dan 2 per woning.
- De totale oppervlakte aan logeereenheden mag niet meer bedragen dan 70 m².
- De voorziening dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
- Het betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteit, die kan leiden tot nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer.
- Het parkeren plaatsvindt op eigen terrein.
4.4.2 Landschappelijke inpassing
Het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – voorwaardelijke verlichting 1’ is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 bij het onderhavige bestemmingsplan of een kwalitatief daarmee vergelijkbaar plan dat door het college van burgemeester en wethouders is geaccordeerd, binnen 12 maanden na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan is uitgevoerd en vervolgens in stand wordt gehouden.
4.4.3 Sloopverplichting
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting 1' mag niet worden gebouwd voordat de bebouwing ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting 2' is gesloopt.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Werken en werkzaamheden
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – landschappelijke inpassing’
is het verboden op of in de bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het verwijderen van houtopstanden en/of afschermende groenvoorzieningen;
4.5.2 Uitzonderingen
Het in
artikel 4 lid 5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het werkzaamheden betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanleg- of omgevingsvergunning is verleend;
- voorzover het werkzaamheden betreft die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
- de werken en werkzaamheden het normale beheer betreffen.
4.5.3 Toelaatbaarheid
De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de afschermende groenvoorzieningen.
Artikel 5 Waarde - Archeologische verwachtingswaarden
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarden' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.
5.2 Bouwregels
- voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², een rapport overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m en een oppervlakte groter dan 100 m² onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard, of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverharding, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
- het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
5.4.2 Uitzonderingen
Het onder
artikel 5 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.4.3 Toelaatbaarheid
- de in artikel 5 lid 4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud van en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
- alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag van archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als rapport beschouwd.
6.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Maatvoering
In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige aanduiding van bouwwerken, die krachtens het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
8.2 Bebouwingspercentage
In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
- het gebruik en laten gebruiken van bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woning;
- het permanent bewonen of laten bewonen van recreatieve nachtverblijven.
9.2 Beroep of dienstverlening aan huis
De uitoefening van een beroep of dienstverlening aan huis is toegestaan als nevenactiviteit bij de (bedrijfs)woning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- de voor het perceel geldende regels met betrekking tot de maximale oppervlakte, de maatvoering en de situering van de bebouwing ingevolge het bepaalde in hoofdstuk 2 blijven van kracht;
- de oppervlakte ten behoeve van activiteit mag maximaal 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de (bedrijfs)woning en/of bijbehorende bouwwerken bedragen tot een maximum van 50 m²;
- het onbebouwde gedeelte van het perceel mag niet ten behoeve van beroepsmatige activiteiten c.q. ten behoeve van de genoemde diensten worden gebruikt, zoals bijvoorbeeld voor buitenopslag;
- cumulatie van beroepsuitoefening/dienstverlening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu;
- de bestaande parkeervoorzieningen mogen door het uitoefenen van een beroep c.q. door het verlenen van diensten niet onevenredig worden gebruikt en de parkeerdruk in de omgeving mag niet onevenredig toenemen;
- parkeren dient plaats te vinden binnen het bouwvlak.
9.3 Mantelzorg
Het tijdelijk gebruik van een deel van de (bedrijfs)woning als afhankelijke woonruimte is toegestaan bij de woonfunctie, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- een dergelijke tijdelijke bewoning is noodzakelijk vanuit het oogpunt van mantelzorg;
- de inhoud van de (bedrijfs)woning mag als gevolg van het realiseren van de afhankelijke woonruimte niet meer bedragen dan 750 m³;
- de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag niet meer bedragen dan 80 m²;
- de afhankelijke woonruimte is enkel toegestaan op de begane grond en in bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van vrijstaande bijgebouwen;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- indien de afhankelijke woonruimte uit oogpunt van mantelzorg niet meer noodzakelijk is dient de voorziening te worden verwijderd.
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
10.1 Landschappelijke kenmerken
10.1.1 Zuidelijk hellinggebied
Ter plaatse van de aanduiding ‘zuidelijk hellinggebied’ zijn de gronden mede bestemd voor:
- behoud en accentueren van het reliëf, geen vermindering van hoogteverschillen of beplanting van erosiedalen en geen egalisatie van steilranden;
- versterking afwisseling van open en besloten delen;
- behoud van beplanting, verdichting met enige beplanting mogelijk;
- behoud inzijging regenwater in de bodem.
10.1.2 Plateau
Ter plaatse van de aanduiding ‘plateau’ zijn de gronden mede bestemd voor:
- behoud van openheid;
- behoud van bestaande bosjes, geen nieuwe opgaande beplanting tenzij in het kader van de landinrichting;
- verbindingszone met laag begroeide ruigtezone inrichten.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
- de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
- de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² zal bedragen;
- de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen;
de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
- ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;
- ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
de onder a tot en met d genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie; en
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
12.1 Wijziging naar ‘Natuur’, ‘Natuur – Natte natuur’ en/of ‘Water’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en Landschapswaarden’ en ter plaatse van de aanduiding ‘EHS – verweving’ en ‘EHS – EVZ’ te wijzigen in de bestemming ‘Natuur’, ‘Natuur – Natte natuur’ en/of ‘Water’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van een ecologische verbindingszone, nieuwe natuur en/of waterbeheer, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- de wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor de ecologische hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone (EVZ), het landschappelijk raamwerk en bos-, natuur-, en/of landschapscompensatie;
- de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven, geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
- de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de grondeigenaren.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %;
- het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onder-broken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsvoorwaarden van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Grafwegen 8a en Boersteeg 3, Groesbeek ' van de gemeente Groesbeek