direct naar inhoud van Regels
Plan: Stedelijk gebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1942.BP2014stedelijkgeb-VA02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Stedelijk gebied met identificatienummer NL.IMRO.1942.BP2014stedelijkgeb-VA02 van de gemeente Gooise Meren.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 afhaalzaak

een detailhandelsbedrijf waar in hoofdzaak kant-en-klare maaltijden, kleine etenswaren, alcoholvrije dranken en/of consumptie-ijs worden verkocht voor directe consumptie elders.

1.9 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.10 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
  • b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
  • c. sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
  • d. boomkwekerij: een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan.
1.11 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.12 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.13 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.14 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.15 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.16 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.17 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.18 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.19 bed & breakfast

bed & breakfast is een overnachtingsaccomodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristsich en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. een bed & breakfast is gevestigd in een woning of bijgebouw en wordt gerund door de eigenaren van det betreffende woning en heeft maximaal zes kamers.

1.20 bestaand
  • bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestonden of in uitvoering waren, en gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
  • bij gebruik: gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestond, met uitzondering van het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.21 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.22 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.23 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24 Bevi-inrichting

bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.25 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.26 boog- en gaaskassen

halfronde of min of meer halfronde, al dan niet verplaatsbare constructies overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, bestemd voor (agrarisch) gebruik als trek- of kweekkas.

1.27 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.28 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.29 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.

1.30 bouwmarkt

een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf met een overdekt vloeroppervlak van minimaal 1.000 m², waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.

1.31 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.32 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.33 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.34 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.35 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.36 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.37 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.38 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.39 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

1.40 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.41 erf

al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.42 evenement

een gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.43 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.44 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.45 grootschalige detailhandel

detailhandel in de volgende categorieën:

  • a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  • c. tuincentra;
  • d. grootschalige detailhandelsbedrijven in meubels, keukens en badkamers, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  • e. bouwmarkten.
1.46 hoofdgebouw

gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.47 horecabedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.48 hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.49 kantoor

voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.50 kassen

een bouwwerk van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.

1.51 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.52 maatschappelijke voorzieningen

(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen activiteiten.

1.53 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.54 nokverhoging

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie volledig boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in beide dakvlakken is geplaatst.

1.55 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.56 ondergrondse ruimte

een geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen, voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte.

1.57 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.

1.58 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het op de gevel aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.59 peil bestemmingsplan

het peil gerelateerd aan de omgeving, zoals opgenomen in begripsbepaling 1.58.

1.60 peil bouwkundig

het bouwkundig peil is de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer.

1.61 pleziervaartuig

elk vaartuig, met uitzondering van een zeilplank, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, watersport of andere recreatie op het water.

1.62 platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte (de horizontale projectie daarvan) van het gebouw beslaat.

1.63 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.64 restaurant

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.65 scouting

organisatie gericht op persoonlijke ontwikkeling van jongeren door middel van sport, spel, natuurbeleving en amusement.

1.66 scoutingterrein

terrein ten behoeve van een scouting met voorzieningen gericht op activiteiten als sport en spel, natuurbeleving, amusement en overnachting.

1.67 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.68 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.69 standplaats

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

1.70 tuincentrum

een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.

1.71 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.72 volkstuinen

gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.

1.73 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.74 Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.75 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

1.76 zwembad

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient als zwemvoorziening voor de bewoner van de woning op het betreffende perceel en zijn gasten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de onderkant van de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals liftopbouwen, schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.8 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van agrarische bedrijven:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'akkerbouw' voor akkerbouw-, vollegrondstuinbouw- en grondgebonden veehouderijbedrijven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'sierteelt' voor sierteeltbedrijven en boomkwekerijen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens voor bedrijfswoningen;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

3.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen, waaronder begrepen kassen, niet zijnde boog- en gaaskassen;
  • b. overkappingen;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

en gelden de volgende regels:

3.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • e. het aantal bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' bedraagt ten hoogste 1;
  • f. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 600 m³.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

  • a. van boog- en gaaskassen 3 m;
  • b. van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak 1 m;
  • c. van erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak 2 m;
  • d. van schotelantennes 3 m;
  • e. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1': bedrijven tot en met categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens voor bedrijfswoningen;
  • d. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - 1': tevens een autohandel uit categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2: 'tevens een aannemersbedrijf uit categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens voor bedrijfswoningen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend voor nutsvoorzieningen;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen worden gebouwd

4.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen;
  • b. overkappingen;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

en gelden de volgende regels:

4.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • e. het aantal bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' bedraagt ten hoogste 1;
  • f. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 600 m³.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

  • a. van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak 1 m;
  • b. van erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak 2 m;
  • c. van schotelantennes 3 m;
  • d. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • e. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 2000 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
  • f. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 4.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste een categorie hoger dan in lid 4.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd.

4.4.2 Afwijken ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 4.1 ten behoeve van de vestiging van detailhandelsbedrijven in volumineuze goederen met dien verstande dat:

  • a. een omgevingsvergunning voor het afwijken voor bouwmarkten of grootschalige meubelbedrijven slechts kan worden verleend indien uit een onderzoek, waarin inzicht is verschaft in de (boven)gemeentelijke effecten van de voorgenomen detailhandelsvestiging, blijkt dat de betreffende vestiging de bestaande detailhandelsstructuur niet onevenredig aantast;
  • b. de oppervlakte van een bouwmarkt en een grootschalig meubelbedrijf ten minste 1.000 m² bvo dient te bedragen;
  • c. het parkeren ten behoeve van de detailhandelsvestiging op de bij de detailhandelsvestiging behorende gronden dient plaats te vinden;
  • d. er geen onevenredige vergroting van de verkeersdruk in de omgeving mag ontstaan;
  • e. verlening van de omgevingsvergunning ten behoeve van de vestiging van een bouwmarkt en een grootschalig meubelbedrijf is uitsluitend toegestaan nadat van Gedeputeerde Staten een verklaring is ontvangen dat zij tegen het verlenen van de omgevingsvergunning voor het afwijken geen bezwaar hebben.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 wetgevingszone - wijzigingsgebied 1, 2, 3, 5 en 6

Ter plaatse van gronden, voorzien van de aanduiding wetgevingszone - wijzigingsgebied 1 t/m 3 en 5 en 6 kan het bevoegd gezag de bestemming wijzigen in de bestemmingen Wonen en Tuin, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m en de bouwhoogte niet meer dan 9 m;
  • b. een besluit tot wijziging mag niet eerder worden genomen dan nadat gebleken is dat de bodem geschikt is voor de beoogde functie;
  • c. een besluit tot wijziging mag niet eerder worden genomen dan nadat is gebleken is dat de wijziging vanuit milieuhygiënisch oogpunt, mede in relatie tot omliggende functies, niet op bezwaren stuit;
  • d. het bepaalde in artikel 16 en artikel 21 is eveneens van toepassing;
  • e. ter plaatse van de gronden met de aanduiding wetgevingszone - wijzigingsgebied 1 (Amersfoortsestraatweg 108) geldt aanvullend het volgende:
    • 1. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 4;
    • 2. de (voorgevel van de) woningen dienen te worden georiënteerd op de Chopinlaan en de Amersfoortsestraatweg;
    • 3. de minimale afstand van de woningen tot de Amersfoortsestraatweg dient 12 m te bedragen en tot de Chopinlaan 8 m;
  • f. ter plaatse van de gronden met de aanduiding wetgevingszone - wijzigingsgebied 2 (Jan ter Gouwweg 15) geldt aanvullend het volgende:
    • 1. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 4;
    • 2. de (de voorgevel van de) woningen dienen georiënteerd te worden op de Jan ter Gouwweg;
    • 3. de afstand van de woningen tot de Jan ter Gouwweg dient ten minste 8 m te bedragen;
  • g. ter plaatse van de gronden met de aanduiding Wro-zone Wijzigingsgebied 3 (Godelindeweg 4) geldt aanvullend het volgende:
    • 1. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 1;
    • 2. de (voorgevel van de) woning dient georiënteerd te zijn op de Godelindeweg;
    • 3. de voorgevel van de woning dient aan te sluiten op de voorgevel van de aangebouwde woning (Godelindeweg 6);
  • h. ter plaatse van de gronden met de aanduiding wetgevingszone - wijzigingsgebied 3 (Rijksweg 1) geldt aanvullend het volgende:
    • 1. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 5;
    • 2. minimaal 2 woningen dienen gebouwd te worden in het verlengde van de bestaande woningen aan de Rijksweg en dienen te worden georiënteerd op de Rijksweg;
    • 3. de afstand van woningen tot de Rijksweg dient tenminste 10 m te bedragen;
  • i. ter plaatse van gronden met de aanduiding wetgevingszone - wijzigingsgebied 5 (Cort van der Lindenlaan 46 geldt aanvullend het volgende:
    • 1. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 5;
    • 2. de woningen dienen georiënteerd te worden op de Cort van der Lindenlaan en de Van Tienhovenlaan;
    • 3. de afstand van woningen tot de Cort van der Lindenlaan dient tenminste 7 m te bedragen en tot de Van Tienhovenlaan ten minste 8 m;
    • 4. de woningen mogen het uitzicht vanuit de woningen Van Tienhovenlaan 16 en 18 niet onevenredig belemmeren;
  • j. ter plaatse van gronden met de aanduiding wetgevingszone - wijzigingsgebied 6 geldt aanvullend het volgende:
    • 1. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 2;
    • 2. de (voorgevel van de) woningen dienen georiënteerd te worden op de Zwarteweg;
    • 3. de afstand van de woningen tot de Zwarteweg dient tenminste 6 m te bedragen.

Artikel 5 Detailhandel

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel en dienstverlening;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum': uitsluitend ten behoeve van een tuincentrum;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein: uitsluitend ten behoeve van een parkeerterrein;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning':tevens voor bedrijfswoningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor wonen op de verdieping waarbij detailhandel en dienstverlening voor wat betreft het verkoopvloeroppervlak uitsluitend op de begane grond is toegestaan;
  • f. afhaalzaken;
  • g. parkeergarages;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

5.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen;
  • b. overkappingen;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

en gelden de volgende regels:

5.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • e. het aantal bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' bedraagt ten hoogste 1;
  • f. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 600 m³.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

  • a. van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel 1 m;
  • b. van erf- en terreinafscheidingen elders 2 m;
  • c. van schotelantennes 3 m;
  • d. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • c. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. parkeergarages zijn uitsluitend ter plaatse van bovengrondse bebouwing tot en met de eerste bouwlaag onder peil toegestaan;
  • e. de verkoopvloeroppervlakte per detailhandelsvestiging bedraagt ten hoogste 1.300 m².

Artikel 6 Detailhandel - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met inbegrip van lpg;
  • b. een lpg-vulpunt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg';
  • c. bij een dergelijk verkooppunt behorende andere detailhandel;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd:

6.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen;
  • b. overkappingen;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

en gelden de volgende regels:

6.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. in afwijking van sub a en sub c mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel' een overkapping buiten het bouwvlak worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

  • a. van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak 1 m;
  • b. van erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak 2 m;
  • c. van schotelantennes 3 m;
  • d. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

6.3 Specifieke gebruiksregels

De verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van motorbrandstoffen, bedraagt ten hoogste 175 m².

 

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Detailhandel - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' wordt gewijzigd in de bestemming 'Detailhandel - Verkooppunt motorbrandstoffen' en dat de aanduiding 'vulpunt lpg', wordt verwijderd, mits:

  • a. de functie ter plaatse is beëindigd is en het niet aannemelijk is dat er zich binnen een periode van 1 jaar een nieuw verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg zal vestigen;
  • b. uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde in lid 30.2.3 onder a.

Artikel 7 Detailhandel - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg;
  • b. bij een dergelijk verkooppunt behorende andere detailhandel;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd:

7.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen;
  • b. overkappingen;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

en gelden de volgende regels:

7.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. in afwijking van sub a en sub c mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel' een overkapping buiten het bouwvlak worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

  • a. van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak 1 m;
  • b. van erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak 2 m;
  • c. van schotelantennes 3 m;
  • d. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

7.3 Specifieke gebruiksregels

De verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van motorbrandstoffen, bedraagt ten hoogste 175 m².

 

Artikel 8 Gemengd

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. detailhandel en dienstverlening uitsluitend op de begane grond;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens voor horecabedrijven tot en met categorie 1a en b van de Staat van Horeca-activiteiten uitsluitend op de begane grond;
  • d. maatschappelijke voorzieningen uitsluitend op de begane grond;
  • e. kantoren uitsluitend op de begane grond;
  • f. ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1': tevens bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, sportvoorzieningen, maatschappelijke voorzieningen met uitzondering van religieuze- en verslavingszorgfuncties en in afwijking van het bepaalde onder b en e zijn dienstverlening en kantoren ook op de verdieping toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeerdek': tevens voor parkeerdekken;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en wegen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd:

8.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen;
  • b. overkappingen;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

en gelden de volgende regels:

8.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen een bouwvlak gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak.

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

  • a. van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel 1 m;
  • b. van erf- en terreinafscheidingen elders 2 m;
  • c. van schotelantennes 3 m;
  • d. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • c. de verkoopvloeroppervlakte per detailhandelsvestiging bedraagt ten hoogste 1.300 m²;
  • d. grootschalige detailhandel is niet toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' zijn geen kwetsbare objecten toegestaan.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 8.1 om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 8.1 genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 8.1 genoemd.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Ter plaatse van gronden, voorzien van de aanduiding wetgevingszone - wijzigingsgebied 4 kan het bevoegd gezag de bestemming wijzigen in de bestemmingen Wonen en Tuin, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 2 grondgebonden woningen of 4 appartementen;
  • b. de (voorgevel van de) woningen dienen georiënteerd te worden op de Comeniuslaan;
  • c. de afstand van woningen tot de Comeniuslaan dient tenminste 7 m te bedragen;
  • d. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 9 meter;
  • e. wordt aangetoond dat de wijziging uitvoerbaar is in relatie tot het naastgelegen motorbrandstoffenverkooppunt met lpg.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplantingen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. bermen en bermsloten;
  • e. geluidswerende voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'natuur' tevens voor een natuurlijk inrichting ten behoeve van het ecolint;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' uitsluitend een gasdrukmeet- en regelstation;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' tevens ten behoeve van een ontsluiting;
  • j. bij deze bestemming behorende voorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging of sierwater.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nustvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
    • 1. van lichtmasten 9 m;
    • 2. van overig straatmeubilair 6 m;
    • 3. van geluidswerende voorzieningen 4 m;
    • 4. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen op de verdieping, met uitzondering van de toegang van de woningen en bergingen;
  • b. horecabedrijven tot en met categorie 1a en b van de Staat van Horeca-activiteiten uitsluitend op de begane grond;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en toegangswegen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd:

10.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen;
  • b. overkappingen;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

en gelden de volgende regels:

10.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak.

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

  • a. van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel 1 m;
  • b. van erf- en terreinafscheidingen elders 2 m;
  • c. van schotelantennes 3 m;
  • d. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

10.3 Afwijken van de gebruiksregels

Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 10.1 om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 10.1 genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 10.1 genoemd.

Artikel 11 Kantoor

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens voor het wonen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd:

11.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen;
  • b. overkappingen;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

en gelden de volgende regels:

11.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak.

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

  • a. van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak 1 m;
  • b. van erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak 2 m;
  • c. van schotelantennes 3 m;
  • d. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. maatschappelijke voorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': instandhouding van cultuurhistorisch waarden en kwaliteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' uitsluitend een gasdrukmeet- en regelstation;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd:

12.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen;
  • b. overkappingen;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

en gelden de volgende regels:

12.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen woningen gestapeld worden gebouwd;
  • e. in afwijking van het bepaalde in lid 12.1 onder b, zijn ter plaatse van de aanduiding 'wonen' maatschappelijke voorzieningen uitsluitend tot en met de eerste bouwlaag toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overspanning' is een overdekte loopbrug toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. een vrije hoogte van 3 m onder de loopbrug in acht moet worden genomen;
    • 2. de breedte van de loopbrug ten hoogste 3 bedraagt.

12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

  • a. van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak 1 m;
  • b. van erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak 2 m;
  • c. van schotelantennes 3 m;
  • d. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

Artikel 13 Recreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'fitnesscentrum': een fitnesscentrum;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': volkstuinen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd:

13.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen;
  • b. overkappingen;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

en gelden de volgende regels:

13.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a, b en c, is ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' per volkstuin een gebouw van 10 m² en een kas van 10 m² toegestaan, met een maximale bouwhoogte van ten hoogste 3 m.

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

  • a. van erf- en terreinafscheidingen 2 m;
  • b. van schotelantennes 3 m;
  • c. van lichtmasten 9 m;
  • d. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

Artikel 14 Recreatie - Jachthaven

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een jachthaven;
  • b. ondergeschikte horeca tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • c. watersportgebonden bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • d. maximaal 3 bedrijfswoningen;
  • e. maximaal 20 camperplaatsen;
  • f. reddingsbrigade;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger': uitsluitend voor aanlegsteigers;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend parkeervoorzieningen en botenstalling in de winter;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'scouting': uitsluitend een scouting;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppuntmotorbrandstoffen zonder lpg': tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen met bijbehorende brandstofopslag maar zonder lpg;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - trekkershutten': tevens voor trekkershutten;
  • l. overige bij de bestemming genoemd in dit lid onder a behorende voorzieningen, zoals een havenkantoor, watersportgebonden detailhandel, het stallen van boten, sanitaire voorzieningen en dagrecreatie;
  • m. overige voorzieningen zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

14.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen;
  • b. overkappingen;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

en gelden de volgende regels:

14.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • d. indien gebouwen met een kap worden afgedekt bedraagt de dakhelling minimaal 30 en maximaal 65 graden;
  • e. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100%;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' is uitsluitend een overkapping ten behoeve van pleziervaartuigen toegestaan, met een bouwhoogte van ten hoogste 4,5 m ten opzichte van het gemiddelde waterpeil;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - trekkershutten' zijn maximaal 2 trekkershutten toegestaan met een maximum oppervlak van ten hoogste 75 m² per hut;
  • h. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 400 m³.

14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

  • a. van overkappingen 3 m;
  • b. van erf- en terreinafscheidingen 2 m;
  • c. van schotelantennes 3 m;
  • d. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m;
  • e. van aanlegsteigers 1 m;
  • f. van een steiger ten behoeve van een terras 2 m.

Artikel 15 Sport

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport;
  • b. kinderdagveblijf: uitsluitend binnen sportkantines;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'groenvoorziening': uitsluitend ten behoeve van groenvoorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'terras': uitsluitend een terras op de verdieping;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

15.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen;
  • b. overkappingen;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

en gelden de volgende regels:

15.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a. mag ter plaatse van de aanduiding 'terras' een terras op de verdieping buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zonder lichtmasten' zijn geen lichtmasten toegestaan.

15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

  • a. van erf- en terreinafscheidingen 2 m;
  • b. van schotelantennes 3 m;
  • c. van lichtmasten 9 m;
  • d. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 15.2.3 onder c ten behoeve van de bouw van hogere lichtmasten, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte ten hoogste 18 m bedraagt;
  • b. de lichtmasten geen onevenredige overlast/hinder veroorzaken voor de omliggende woonpercelen.

Artikel 16 Tuin

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein, tevens ten behoeve van een parkeerterrein.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

16.2.1 Algemeen

uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen;

en gelden de volgende regels:

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de ondersteuning van groenvoorzieningen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van schotelantennes bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

16.3 Specifieke gebruiksregels

Parkeren, behoudens daar waar een oprit naar een garage of naar een parkeerplaats naast de woning aanwezig is ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan, is niet toegestaan.

16.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.3 ten behoeve van het parkeren, met dien verstande dat:

  • a. het parkeren volledig op eigen terrein plaatsvindt;
  • b. het parkeren niet ten koste gaat van de verkeersveiligheid;
  • c. een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend op straatniveau;
  • d. een omgevingsvergunning wordt alleen verleend nadat, uit in opdracht van de gemeente uitgevoerd onderzoek, blijkt dat er voldoende draagkracht is voor de maatregel.

Artikel 17 Verkeer

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  • b. ter plaaste van de aanduiding 'openbaar vervoer': tevens voor openbaar vervoer in de vorm van een sneltram of ander openbaar vervoer per rail;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

17.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

en gelden de volgende regels:

17.2.2 Gebouwen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;

17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 m;
  • b. de bouwhoogte van overig straatmeubilair, waaronder begrepen verkeersreglinstallaties, verkeers- en bewegwijzeringsborden bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van geluidswerende voorzieningen bedraagt ten hoogste 4 m.

Artikel 18 Verkeer - Railverkeer

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen en de daarbij behorende bermen, taluds en spoorwegovergangen;
  • b. verkeersvoorzieningen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

18.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

en gelden de volgende regels:

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 m;
  • b. de bouwhoogte van met de spoorwegvoorzieningen samenhangende bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 10 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van geluidswerende voorzieningen bedraagt ten hoogste 4 m.

Artikel 19 Verkeer - Verblijfsgebied

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en het komen en gaan naar de aangrenzende bestemmingen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - standplaats': tevens een standplaats
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen en speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

19.2.1 Algemeen
  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

en gelden de volgende regels:

19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 m;
  • b. de bouwhoogte van overig straatmeubilair, waaronder begrepen verkeersregelinstallaties, verkeers- en bewegwijzeringsborden bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

19.3 Specifieke gebruiksregels

Standplaatsen binnen deze bestemming zijn toegestaan indien op basis van de APV een vergunning is verkregen.

Artikel 20 Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. verkeer te water;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' aanlegsteigers ten behoeve van pleziervaartuigen;
  • d. ondergeschikt groen; bruggen ten behoeve van langzaam verkeer.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

20.2.1 Algemeen
  • a. uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en aanlegsteigers;

en gelden de volgende regels:

20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overspanning' is een overdekte loopbrug toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. een vrije hoogte van 3 m onder de loopbrug in acht dient te worden genomen;
    • 2. de breedte van de loopbrug ten hoogste 3 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
    • 1. in afwijking van het bepaalde onder a, van bruggen 2, 5 m;
    • 2. van aanlegsteigers 1 m;
    • 3. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

Artikel 21 Wonen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen': uitsluitend bijgebouwen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox': uitsluitend garages en bergplaatsen ten behoeve van de woningen;'
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor het gebruik als kantoor;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': instandhouding van cultuurhistorisch waarden en kwaliteiten;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en toegangswegen.

21.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

21.2.1 Algemeen
  • a. hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen;
  • b. bijgebouwen;
  • c. overkappingen;
  • d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. ondergrondse ruimten;

en gelden de volgende regels:

21.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd, met uitzondering van ondergrondse ruimten die buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd waarbij het bepaalde in lid 21.2.3 onder e in acht dient te worden genomen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maxim aantal wooneenheden' bedraagt het aantal woningen niet meer dan het aangegeven aantal;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen woningen gestapeld worden gebouwd;
  • f. dakkapellen zijn toegestaan voor zover:
    • 1. de afstand tot de dakvoet tussen de 0,5 m en 1 m en voor de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voorkant van het hoofdgebouw of aan de zijkant gericht op openbaar gebied ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt.

21.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m;
  • b. de diepte van een aan- en uitbouw aan het hoofdgebouw, gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw of de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. bij twee of meer aaneengesloten hoofdgebouwen, 3 m;
    • 2. bij vrijstaande hoofdgebouwen (indien het achtererf groter is dan 100 m²), 4 m;
    • 3. bij hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - aanbouwen' (indien de aan- of uitbouw minimaal 3 m uit de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd), 5 m;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 40 m², met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
  • d. het oppervlak aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 75 m² bedragen, indien de oppervlakte van het bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf ten minste 250 m² bedraagt;
  • e. ondergrondse ruimten zijn alleen toegestaan ter plaatse van bovengrondse bebouwing met dien verstande dat de diepte ten hoogste 3 m mag bedragen gemeten vanaf peil;
  • f. de oppervlakte van een zwembad mag ten hoogste 100 m² bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tot de perceelsgrenzen ten minste 10 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte (vanaf peil) ten hoogste 0, 5 m bedraagt;
  • g. de hoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bedraagt ten hoogste:
      goothoogte   bouwhoogte  
    van vrijstaande bijgebouwen   3 m   4,5 m  
    van aan- en uitbouwen   1e bouwlaag hoofdgebouw + 0,25 m   4 m  
  • h. in afwijking van het bepaalde onder g, mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kap' een aan- en/of uitbouw met een kap met een grotere dakhelling worden afgedekt, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedraagt;
  • i. indien het bij het hoofdgebouw behorend zij- en/of achtererf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kap' groter is dan 300 m², zijn binnen een afstand van 3 m tot de zijdelingse perceelsgrens geen aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegetaan:
    • 1. bij twee of meer aaneengesloten woningen aan de niet- aaneengebouwde zijde van het hoofdgebouw;
    • 2. bij vrijstaande woningen aan beide zijden van het hoofgebouw;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder i mogen (vrijstaande) bijgebouwen in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, voor zover de bijgebouwen zijn gelegen achter de achtergevel van het hoofdgebouw en voor zover de zijdelingse perceelsgrens niet is gelegen aan de bestemming Groen, Verkeer, Verkeer - Verblijfsgebied of Water;
  • k. in afwijking van het bepaalde onder c, d en g mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen 1' twee bijgebouwen worden gebouwd met een totaaloppervlak van ten hoogste 50 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • l. in afwijking van het bepaalde onder g dient ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' een bijgebouw plat te worden afgedekt en bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 3 m;
  • m. in afwijking van het bepaalde onder g, mag de goot- en bouwhoogte met 1 m worden overschreden ten behoeve van hekwerken op een dakterrassen en balkons.

21.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

  • a. van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;
  • b. van erf- en terreinafscheidingen elders 2 m;
  • c. van schotelantennes 3 m;
  • d. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

21.3 Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Afwijken ten behoeve van een dakopbouw

Het bevoegd gezag kan afwijken van lid 21.2.2 onder b voor de overschrijding van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw ten behoeve van een dakopbouw, met dien verstande dat:

  • a. de goothoogte met ten hoogste 1,5 meter wordt verhoogd:
  • b. de bouwhoogte met ten hoogste 1,5 meter wordt verhoogd;
  • c. de verticale afstand, gemeten tussen de goothoogte van de dakopbouw en de voet van de dakopbouw, maximaal 1,4 meter mag bedragen;
  • d. de dakhelling van de dakopbouw hetzelfde dient te zijn als de dakhelling van het bestaande dak;
  • e. de dakopbouw op basis van deze afwijking alleen mogelijk is bij aaneengebouwde woningen met een bestaande goothoogte van ten hoogste 6 meter;
  • f. indien op de desbetreffende rij aaneengebouwde woningen reeds één of meerdere dakopbouwen zijn gebouwd geldt;
    • 1. in afwijking van het bepaalde onder a, b en c dat voor de maatvoering van nieuwe dakopbouwen op de desbetreffende rij aaneengebouwde woningen de maatvoering van de reeds gebouwde dakopbouw(en) moet worden aangehouden;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder d dat voor de dakhelling van nieuwe dakopbouwen in de desbetreffende rij aaneengebouwde woningen de dakhelling van de reeds gebouwde dakopbouw(en) moet worden aangehouden.

21.3.2 Afwijken ten behoeve van een nokverhoging

Het bevoegd gezag kan afwijken van lid 21.2.2 onder c voor het vergroten van de woning door middel van een nokverhoging, waarbij geldt dat:

  • a. uitsluitend enkelzijdige nokverhogingen zijn toegestaan, waarbij het hellend dakvlak aan de voorzijde van het gebouw wordt verlengd;
  • b. de grens van de nokverhoging met het bestaande dakvlak dient op een afstand van ten minste 2 m van de achtergevel van het gebouw te worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van het gebouw na toepassing van deze afwijking mag ten hoogste 8 m bedragen;
  • d. nokverhoging op basis van deze afwijking is alleen mogelijk bij aaneengebouwde woningen met een bestaande goothoogte van ten hoogste 5,5 m;
  • e. indien in de desbetreffende rij aaneengebouwde woningen reeds nokverhogingen zijn gebouwd, geldt:
    • 1. in afwijking van het bepaalde onder b en c dat voor de maatvoering van nieuwe nokverhogingen in de desbetreffende rij de maatvoering van de reeds gebouwde nokverhogingen;
    • 2. dat bij nieuwe nokverhogingen hetzelfde dakvlak dient te worden verlengd als bij de bestaande nokverhoging.

21.3.3 Afwijken ten behoeve van een grotere bebouwingsdiepte

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - aanbouwen' bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2.3 onder b ten behoeve van het dieper bouwen van een aan- en/of uitbouw, met dien verstande dat:

  • a. de diepte van een aan- en uitbouw ten hoogste 5 m bedraagt;
  • b. de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweeg mag brengen in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw.

21.3.4 Afwijken ten behoeve van een kap op aan- of uitbouw

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 21.2.3 onder g ten behoeve van het realiseren van een kap op een aan- en/of uitbouw elders, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedraagt en afwijking niet mag leiden tot onevenredige aantasting van het straatbeeld en de gebruikswaarde van de naburige percelen.

21.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning inlcusief aan- en uitbouwen en bijbehorende vrijstaande bijgebouwen;
  • b. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

 

21.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 21.1 ten behoeve van een bed & breakfast, mits:

  • a. het gebruik als bed & breakfast ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;
  • b. de houder van de bed & breakfast de hoofdbewoner is;
  • c. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast;
  • d. er geen zelfstandige woonruimte ontstaat in bijgebouwen;
  • e. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • f. ten hoogste zes slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast worden gebruikt;
  • g. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein (minimaal 1 pp per verhuurbaar ruimte);
  • h. reclame-uitingen en detailhandel is niet toegestaan.

Artikel 22 Leiding - Water

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een waterleiding.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 22.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Water zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

22.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 22.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 22.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

22.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 22.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 23 Waarde - Archeologie 1

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

23.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 23.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 23.2 in acht is genomen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

23.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 23.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 24 Waarde - Archeologie 2

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

24.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 24.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 1000 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

24.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 24.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 24.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 1000 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

24.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 24.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 25 Waarde - Archeologie 3

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

25.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 25.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

25.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 25.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 25.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2500 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

25.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 25.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 26 Waterstaat - Waterkering

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering.

26.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 26.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 26.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en vooraf advies wordt gevraagd aan de waterbeheerder.

Artikel 27 Leiding - Hoogspanning

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsleiding van ten hoogste 150 kV.

27.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 27.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
27.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 27.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

27.4 Specifieke gebruiksregels

Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de hoogspanningsleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.

27.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Hoogspanning zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden;
  • b. het aanbrengen van hoogopgaande beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

27.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 27.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 27.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

27.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 27.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 28 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 29 Algemene bouwregels

29.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
29.2 Overschrijding hoogte

De ten hoogste toelaatbare hoogten mogen worden overschreden door antenne-installaties, schoorstenen, dakopbouwen voor liften, trappenhuizen, luchtbehandelingsinstallaties en andere ondergeschikte bouwdelen.

29.3 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  • a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.

29.4 Ondergrondse bouwwerken
29.4.1

De verticale bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 m tenzij in de regels anders is bepaald.

29.4.2

In afwijking van het bepaalde in artikel 29.4.1 geldt in die gevallen dat de bestaande verticale bouwdiepte meer bedraagt dan 3 m, de bestaande verticale bouwdiepte als maximaal toegestaan.

Artikel 30 Algemene aanduidingsregels

30.1 geluidszone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie' zijn geluidsgevoelige objecten niet toegestaan.

30.2 veiligheidszone - lpg

30.2.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere voorkomende bestemming(en), mogen op of in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

30.2.2 Specifieke gebruiksregels
  • a. tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar object;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn op het perceel Comeniuslaan 6 beperkt kwetsbare objecten toegestaan met een maximale gemiddelde bezettingsgraad van 31 personen, met uitzondering van gebruiksfuncties gericht op niet-zelfredzame personen.

30.2.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bestemmingsplan wijzigen in díe zin dat:

  • a. de aanduiding "veiligheidszone - lpg" wordt verwijderd, mits uitvoering wordt gegeven aan het bepaald in lid 6.4;
  • b. de aanduiding "veiligheidszone - lpg" wordt gewijzigd, mits:
    • 1. voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd;
    • 2. de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen;
    • 4. een berekening naar het groepsrisico is uitgevoerd;
    • 5. een groepsrisico-verantwoording is opgesteld.

30.3 veiligheidszone - barim

In afwijking van het bepaalde bij de andere voorkomende bestemming(en), mogen op of in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

Artikel 31 Algemene afwijkingsregels

31.1 Maten en bouwgrenzen

Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages)met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 32 Overige regels

32.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

32.2 Parkeren
  • a. onverminderd het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 21 dient bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering in functie op het bijbehorende bouwperceel, te worden voorzien in parkeerplaatsen volgens de parkeernorm zoals opgenomen in parkeerkencijfers – CROW 2012, publicatie 317. Uitgegaan dient te worden van de kolommen 'reeds bebouwde kom' en van de rij 'matig stedelijk'; vervolgens dient uitgegaan te worden van het gemiddelde van de bandbreedte die wordt aangegeven;
  • b. bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen volgens lid 32.2 onder a, worden de ten tijde van het rechtskracht krijgen van dit plan voor parkeerplaatsen in gebruik zijnde, of voor parkeerplaatsen geplande gronden, buiten beschouwing gelaten;
  • c. voor zover er door het oprichten van nieuwe bouwwerken of het vergroten van bestaande bouwwerken, parkeerplaatsen verloren gaan, dienen deze in gelijke omvang te worden gecompenseerd;
  • d. indien bij de eindberekening het aantal parkeerplaatsen uitkomt op een halve of meer, dan vindt de afronding naar boven plaats. Minder dan een halve wordt naar beneden afgerond; het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 32.2 onder a indien:
    • 1. het gebruik niet wijzigt en
    • 2. de uitbreiding niet meer bedraagt dan 100 m² brutovloeroppervlakte dan wel 10% van de totale brutovloeroppervlakte indien dit meer is dan 100 m² en
    • 3. is aangetoond dat als gevolg van de uitbreiding de parkeerbehoefte niet toeneemt;
  • e. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 32.2 onder a indien op het bouwperceel redelijkerwijs geen gronden (meer) beschikbaar kunnen worden gehouden ten behoeve van een parkeerplaats en in voldoende mate binnen redelijke afstand van het bouwperceel in parkeerplaatsen is of kan worden voorzien;
  • f. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.2 onder a, indien op het bouwperceel in de bestaande situatie meer of een gelijk aantal parkeerplaatsen aanwezig is, dan ingevolge lid 32.2 onder a voor de in zijn geheel gerealiseerde bebouwing en/of wijziging van het gebruik is vereist;
  • g. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 32.2 onder a, indien op grond van de parkeernorm, zoals opgenomen in de parkeerkencijfers – CROW 2012, publicatie 317, een minder aantal parkeerplaatsen is vereist. Uitgegaan dient te worden van de kolommen 'rest bebouwde kom' en de van de rij 'matig stedelijk'. Vervolgens dient uitgegaan te worden van het gemiddelde van de bandbreedte die wordt aangegeven;
  • h. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 32.2 onder a, indien uitbreiding van de bebouwing niet leidt tot een grotere parkeerbehoefte.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 33 Overgangsrecht

33.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

33.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 34 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Stedelijk gebied'.