direct naar inhoud van REGELS
Plan: Oudehaske
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1940.BPOUH14OUDEHASKE-VA02

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Oudehaske als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1940.BPOUH14OUDEHASKE-VA02 van de gemeente De Fryske Marren;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.6 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;

1.7 bar-/dancing:

een bar, waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen, en naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijven, zoals discotheken en nachtclubs;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

een in het bouwvlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.10 bed & brochje:

het bieden van de, ten opzichte van het wonen ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.11 bedrijfswoning:

een gebouw geheel of gedeeltelijk ingericht ten behoeve van het wonen op een terrein behorende bij een op hetzelfde bouwperceel aanwezig bedrijf, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die (dat) werkgerelateerd is met dat bedrijf;

1.12 bestaand:

ten aanzien van de aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

  • bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.16 bijzondere woonvorm:

een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals jongeren, bejaarden of gehandicapten;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen van een standplaats;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 chalet:

een verblijf bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen, niet zijnde een kampeermiddel, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf;

1.24 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;

1.25 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;

1.28 erker:

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een bedrijfswoning/hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;

1.29 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.32 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering waarbij het gebruik van agrarische gronden in de omgeving van het bedrijf noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, in de vorm van akkerbouw, vollegronds-tuinbouw, fruitteelt en boomteelt, grondgebonden veehouderij, en naar de aard daarmee vergelijkbare bedrijven;

1.33 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.34 horecabedrijf:

een bedrijf waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;

categorie 1:

vormen van horeca die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en daarmee qua openingstijden nagenoeg sporen en waar naast kleinere etenswaren alcoholvrije dranken worden verstrekt: lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie, patisserie en crêperie;

categorie 2:

vormen van horeca die wat betreft de exploitatievormen behoren bij en ondergeschikt zijn aan een sociaal/culturele hoofdfunctie, zoals: buurthuizen, sportkantines en kerkelijke centra;

categorie 3:

vormen van horeca waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die ter plaatse worden geconsumeerd: restaurants, bistro, poffertjeszaak, pannenkoekenhuis, hotel-restaurant, pension;

categorie 4:

vormen van horeca waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die deels ter plaatse worden geconsumeerd maar voor een belangrijk deel ook elders: pizzeria, Chinese restaurants;

categorie 5:

vormen van horeca die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, maar qua openingstijden daarvan afwijken in die zin, dat ze ook in (een deel) de avonduren geopend zijn en waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt: cafetaria, snackbar, shoarmazaak;

categorie 6:

vormen van horeca waar in hoofdzaak al dan niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt: café, bar, eetcafé, pub, dancing met een dansvloeroppervlak van kleiner dan 10 m² en café-restaurant;

categorie 7:

vormen van horeca zoals een discotheek en een dancing met een dansvloer-oppervlak groter dan 10 m²;

1.35 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.36 kap:

een dak met een zekere helling;

1.37 kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten:

de in Bijlage 1 Lijst van kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten genoemde beroepen en bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen beroepen en bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan het beroep of de bedrijvigheid bij woningen gebonden medewerkers;

1.38 kleinschalige duurzame energiewinning:

energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windturbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, aard- en omgevingswarmte;

1.39 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.40 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.41 netto verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel (exclusief magazijnruimten, laad-en losruimten, kantoren, personeelsruimten en dergelijke);

1.42 nutsvoorzieningen:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.43 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.44 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een bouwwerk dat in, op of over het water wordt gebouwd:
    • 1. het NAP -0,52 m;
1.45 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.46 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.47 prostitutiebedrijf:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht.

Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.48 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde; een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand, moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.49 serre:

een overwegend transparante uitbouw vervaardigd in een lichte constructie in één bouwlaag aan een bedrijfswoning/hoofdgebouw, waarbij de serre verbonden is met de bedrijfswoning/het hoofdgebouw, en onderdeel van de bedrijfswoning/het hoofdgebouw uitmaakt;

1.50 stacaravan:

een zelfstandig verrijdbaar bouwwerk, bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen met wielas, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, die gedurende meerdere jaren op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en als kampeermiddel valt aan te merken;

1.51 supermarkt:

een detailhandelsbedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotmiddelen en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een zelfbedieningszaak;

1.52 tussenliggende zijdelingse perceelsgrens:

de zijdelingse perceelsgrens tussen aaneengebouwde hoofdgebouwen en het verlengde daarvan;

1.53 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een (hoofd)gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig zal worden aangemerkt;

1.54 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.55 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.56 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.57 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, welke woningen zijn te bereiken door middel van één of meer gemeenschappelijke verkeersruimten;

1.58 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) grens van het bouwperceel;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

bij lessenaarsdaken dient de hoogte van de hoogste goot niet als goothoogte te worden aangemerkt;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels(en/of hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch grondgebruik;
  • b. gebouwen en overkappingen ter plaatse van een bouwvlak ten behoeve van:
  • c. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning;
  • d. cultuurgronden;
  • e. volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding "volkstuin";
  • f. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding “parkeerterrein”;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. sloten, bermen en beplanting;
  • h. paden;
  • i. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • j. tuinen, erven en terreinen ter plaatse van een bouwvlak;
  • k. andere bouwwerken, waaronder silo's en vlaggenmasten.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen bouwwerken worden gebouwd op een afstand van minder dan 5,00 m, gemeten ten opzichte van de bestemming “Water”;
  • b. indien de bestaande afstand van een bouwwerk tot de bestemming “Water” kleiner is dan 5,00, geldt in afwijking van het bepaalde in sublid a de bestaande afstand als minimale afstand.
3.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in 3.1 sub b genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. binnen een bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  • c. er zal ten hoogste één bedrijfswoning per agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  • d. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 150 m² bedragen;
  • e. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)” aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • f. een gebouw zal zijn voorzien van een kap.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de betreffende bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • b. in afwijking van sublid a mag een erker voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, mits:
    • 1. de diepte van een erker ten hoogste 1,50 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
    • 2. de diepte van een erker ten hoogste 50% van de diepte van de tuin waarin wordt gebouwd, zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
    • 3. een erker over ten hoogste 50% van de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd, zal worden gebouwd;
    • 4. de bouwhoogte van een erker ten hoogste gelijk zal zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
  • c. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de bouwperceelgrens zal ten minste 0,5 m bedragen;
  • d. de afstand van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot de achtergevel van een bedrijfswoning zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde in sublid e mag de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning worden vergroot ten behoeve van een serre, mits:
    • 1. ten hoogste één serre per bedrijfswoning zal worden gebouwd;
    • 2. de diepte van een serre ten hoogste 3,00 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de oppervlakte van een serre ten hoogste 12 m² zal bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van een serre ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
  • g. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4,00 m zal bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning, met dien verstande dat de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
  • i. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • j. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • k. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
3.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. silo's zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. er zullen geen paardrijdbakken worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • d. er mogen ten hoogste 2 vlaggenmasten per bouwperceel worden gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal binnen het bouwvlak ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal buiten het bouwvlak ten hoogste 3,00 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.2 sub a in die zin dat de gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de gezamenlijk oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak ten hoogste 100 m² zal bedragen en de gebouwen aansluitend aan het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in 3.2.2 sub b in die zin dat bouwwerken ten behoeve van een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie worden gebouwd, mits:
    • 1. tevens de in 3.6 sub a bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend;
  • c. het bepaalde in lid 3.2.3 sub e in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m²;
  • d. het bepaalde in lid 3.2.3 sub h in die zin dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd, mits:
    • 1. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast bij bedrijfswoningen waarvan de bouwhoogte ten minste 7,50 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de bijbehorend bouwwerk ten minste 0,50 m lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • e. het bepaalde in lid 3.2.3 sub j in die zin dat de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m, mits de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • f. het bepaalde in lid 3.2.4 sub a in die zin dat silo's buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de bouwhoogte ten hoogste 3,00 m zal bedragen en de silo's aansluitend aan het bouwvlak worden gebouwd;
  • g. het bepaalde in 3.2.4 sub b in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:
    • 1. tevens de in 3.6 sub d bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend. .
3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid, horeca en detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan:
    • 1. op de wijze van bed & brochje, waarbij:
      • de woonfunctie behouden blijft;
      • het aantal kamers ten behoeve van bed & brochje ten hoogste 3 bedraagt;
      • de oppervlakte per bed & brochjekamer ten hoogste 25 m² bedraagt;
      • de bed & brochje functie niet plaatsvindt binnen vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
      • geen onevenredige verhoging van de parkeerdruk of extra autoverkeer ontstaat in een mate, waardoor het woonklimaat in onevenredige mate kan worden aangetast;
    • 2. als standplaats voor meer dan 15 kampeermiddelen per agrarisch bedrijf, met dien verstande dat kampeermiddelen uitsluitend mogen worden geplaatst in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  • c. het gebruik van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, ten behoeve van een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit zoals genoemd in Bijlage 1 Lijst van kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
      • 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
      • 50 m²;
    • 2. het uiterlijk van de bedrijfswoning wordt aangetast. Uitsluitend niet-uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen van beperkte omvang zijn toegestaan;
    • 3. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de bedrijfswoning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan twee;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • f. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijdbak.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.5 onder a in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten dan wel ondergeschikte uitbreiding van de bebouwing wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in Bijlage 2 Specifieke toetsingscriteria ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie opgenomen bedrijvigheid, mits:
    • 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 2. er sprake is van een ligging aan een weg, die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
    • 3. indien er sprake is van bouwactiviteiten teven de in 3.4 sub b bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 3.5 sub b met betrekking tot het aantal kampeermiddelen in die zin dat het aantal kampeermiddelen wordt vergroot tot 25, mits:
    • 1. ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing een afschermende beplantingstrook met een minimale breedte van 5 meter wordt gerealiseerd;
  • c. het bepaalde in lid 3.5 onder e in die zin dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor bewoning ten behoeve van mantelzorg, mits:
    • 1. de bewoning van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
    • 2. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 3. de inrichting van het vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand bijbehorend bouwwerk weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • d. het bepaalde in lid 3.5 sub f in die zin dat de gronden worden gebruikt voor een paardrijdbak ten behoeve van het eigen hobbymatig gebruik, met de daarbij behorende bouwwerken, mits:
    • 1. de paardrijdbak op een afstand van ten hoogste 100,00 m uit de dichtstbijzijnde gevel van de bedrijfswoning ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik wordt aangelegd;
    • 2. de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd;
    • 3. er vanwege de paardrijdbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 30,00 m tot de woonbestemmingsgrens);
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend ter plaatse van een bouwvlak, wordt gewijzigd naar de bestemming 'Centrum' of 'Gemengd' , mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 4 of 6 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 3. de voormalige bedrijfsgebouwen, die landschapsontsierend zijn, worden gesaneerd ten behoeve van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
    • 4. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
    • 5. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • b. de aanduiding “volkstuin” wordt verwijderd, mits:
    • 1. de functie ter plaatse is beëindigd;
  • c. de aanduiding “parkeerterrein” wordt verwijderd, mits:
    • 1. de functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 4 Centrum

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. wonen al dan niet in combinatie met mantelzorg;
    • 2. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 3 Bedrijvenlijst onder categorie 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    • 3. maatschappelijke voorzieningen die zijn genoemd in Bijlage 4 Lijst van maatschappelijke voorzieningen;
    • 4. detailhandel;
    • 5. kantoren;
    • 6. dienstverlening;
    • 7. een horecabedrijf uitsluitend in de categorieën 1 tot en met 6, ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 6";
    • 8. een bouwbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf";
  • b. bijbehorende bouwwerken bij woningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen, straten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water en waterkering;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. andere bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

  • het bebouwingspercentage van een bouwperceel zal ten hoogste 80% bedragen.
4.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand van een gebouw of overkappingen tot de perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
  • c. het gezamenlijk aantal woningen binnen de bestemming mag ten hoogste 39 bedragen;
  • d. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)” aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woningen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • b. in afwijking van sublid a mag een erker voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, mits:
    • 1. de diepte van een erker ten hoogste 1,50 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen waaraan wordt gebouwd;
    • 2. de diepte van een erker ten hoogste 50% van de diepte van de tuin waarin wordt gebouwd, zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen waaraan wordt gebouwd;
    • 3. een erker over ten hoogste 50% van de breedte van de voorgevel van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen waaraan wordt gebouwd, zal worden gebouwd;
    • 4. de bouwhoogte van een erker ten hoogste gelijk zal zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen waaraan wordt gebouwd;
  • c. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de bouwperceelgrens zal ten minste 0,5 m bedragen;
  • d. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de achtergevel van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen zal ten hoogste 50 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen, bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde in sublid e mag de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen worden vergroot ten behoeve van een serre, mits:
    • 1. ten hoogste één serre per gebouw ten behoeve van het wonen zal worden gebouwd;
    • 2. de diepte van een serre ten hoogste 3,00 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de oppervlakte van een serre ten hoogste 12 m² zal bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van een serre ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen waaraan wordt gebouwd;
  • g. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4,00 m mag bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
  • i. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • j. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • k. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
4.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen gebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. er mogen ten hoogste 2 vlaggenmasten per bouwperceel worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede milieusituatie;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. het bebouwingsbeeld;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de verkeersveiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.2 sub b in die zin dat de gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 4.2.2 sub d in die zin dat de goot- en bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot met ten hoogste 3,50 m;
  • c. het bepaalde in lid 4.2.3 sub e in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen wordt vergroot tot ten hoogste 70 m², mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen, zal bedragen;
  • d. het bepaalde in lid 4.2.3 sub h in die zin dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd, mits:
    • 1. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast bij gebouwen ten behoeve van het wonen waarvan de bouwhoogte ten minste 7,50 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk ten minste 0,50 m lager is dan de bouwhoogte van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • e. het bepaalde in lid 4.2.3 sub j in die zin dat de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m, mits de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen die niet zijn genoemd in Bijlage 4 Lijst van maatschappelijke voorzieningen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 3 Bedrijvenlijst onder de categorie 1 en 2, tenzij het betreft gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf';
  • c. het gebruik van een gebouw ten behoeve van het wonen zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerken voor bewoning;
  • e. het gebruik van de gronden voor bedrijfsmatige opslagdoeleinden, zodanig dat de opslag niet achter de hoofdgebouwen plaatsvindt, met dien verstande dat opslag op het zijerf is toegestaan indien de opslag uit het zicht vanaf de openbare weg is opgesteld;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & brochje, zodanig dat:
    • 1. de woonfunctie niet behouden blijft;
    • 2. het aantal kamers ten behoeve van bed & brochje meer bedraagt dan 3;
    • 3. de oppervlakte per bed & brochjekamer meer bedraagt dan 25 m²;
    • 4. de bed & brochje functie geheel of gedeeltelijk plaatsvindt binnen vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
    • 5. dit leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra autoverkeer in een mate, waardoor het woonklimaat in onevenredige mate kan worden aangetast.
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een supermarkt;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van horeca, tenzij het betreft gronden ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 6';
  • i. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een bar-/dancing;
  • j. het gebruik van gronden en bouwwerken voor kantoren met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m².
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.5 sub a in die zin dat tevens maatschappelijke voorzieningen worden gevestigd die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met maatschappelijke voorzieningen die zijn genoemd in Bijlage 4 Lijst van maatschappelijke voorzieningen, mits:
    • 1. het gaat om maatschappelijke voorzieningen die niet zijn genoemd in Bijlage 4 Lijst van maatschappelijke voorzieningen, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de maatschappelijke voorzieningen die wel genoemd zijn onder de categorieën 1 en 2;
  • b. het bepaalde in lid 4.5 sub b in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage Bijlage 3 Bedrijvenlijst onder de categorieën 1 en 2, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage Bijlage 3 Bedrijvenlijst, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel genoemd zijn onder de categorieën 1 en 2, of om bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage Bijlage 3 Bedrijvenlijst onder een hogere categorie dan 2, maar die in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting kunnen hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
  • c. het bepaalde in lid 4.5 onder d in die zin dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor bewoning ten behoeve van mantelzorg, mits:
    • 1. de bewoning van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
    • 2. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 3. de inrichting van het vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand bijbehorend bouwwerk weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • d. het bepaalde in lid 4.5 sub h in die zin dat tevens horecabedrijven worden gevestigd van categorie 1.

Artikel 5 Detailhandel - Hoveniersbedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - Hoveniersbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. een hoveniersbedrijf, al dan niet in combinatie met:
      • een tuincentrum/handelsonderneming in artikelen die gerelateerd zijn aan de uitoefening van het hoveniersbedrijf/tuincentrum;
      • opslag en verkoop van zonnepanelen en -collectoren, zonneboilers en daaraan gerelateerde producten;
    • 2. wonen ten behoeve van het bedrijf, al dan niet in combinatie met ruimte voor een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit zoals genoemd in Bijlage 1 Lijst van kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten en mantelzorg;

alsmede in ondergeschikte mate met ruimte voor:

    • 1. opslag en verkoop van consumentenvuurwerk;
    • 2. groothandel in en opslag van bloemisterijartikelen en -drukwerk;
  • b. afschermend groen, ter plaatse van de aanduiding 'groen';
  • c. bijbehorende bouwwerken bij woningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. wegen, straten en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. water en waterkering;

met de daarbijbehorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. andere bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. binnen een bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen worden gebouwd ten behoeve van het in 5.1 genoemde bedrijf;
  • b. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van een gebouw of een overkapping met een oppervlakte van ten hoogste 150 m²;
  • c. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één bedragen;
  • d. de afstand van een gebouw of overkappingen tot de perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
  • e. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • f. de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte bedragen.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woningen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • b. in afwijking van sublid a mag een erker voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, mits:
    • 1. de diepte van een erker ten hoogste 1,50 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen waaraan wordt gebouwd;
    • 2. de diepte van een erker ten hoogste 50% van de diepte van de tuin waarin wordt gebouwd, zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen waaraan wordt gebouwd;
    • 3. een erker over ten hoogste 50% van de breedte van de voorgevel van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen waaraan wordt gebouwd, zal worden gebouwd;
    • 4. de bouwhoogte van een erker ten hoogste gelijk zal zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen waaraan wordt gebouwd;
  • c. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de bouwperceelgrens zal ten minste 0,5 m bedragen, tenzij het een bijbehorend bouwwerk bij een blok van meer dan twee aaneen gebouwde gebouwen ten behoeve van het wonen betreft, in welk geval een bijbehorend bouwwerk in de tussenliggende zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd;
  • d. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de achtergevel van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen zal ten hoogste 50 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen, bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde in sublid e mag de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen worden vergroot ten behoeve van een serre, mits:
    • 1. ten hoogste één serre per gebouw ten behoeve van het wonen zal worden gebouwd;
    • 2. de diepte van een serre ten hoogste 3,00 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de oppervlakte van een serre ten hoogste 12 m² zal bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van een serre ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen waaraan wordt gebouwd;
  • g. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4,00 m mag bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
  • i. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • j. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • k. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
5.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen gebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. er mogen ten hoogste 3 vlaggenmasten per bouwperceel worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Uitbreiding bebouwing

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder a in die zin dat de oppervlakte van de gebouwen (exclusief de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken) en overkappingen met ten hoogste 50% wordt vergroot buiten het bouwvlak, mits:

  • a. er bij de verlening van de omgevingsvergunning overeenstemming is over de landschappelijke inpassing van de bedrijfsgebouwen en de uitvoering en instandhouding van de landschappelijke inpassing is gewaarborgd;
  • b. het aantal verkeersbewegingen, in relatie met de bestaande verkeersstructuur niet onevenredig toeneemt;
  • c. is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de ontwikkelingsmogelijkheden van nabij gelegen bedrijven.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de opslag en stalling van materialen en goederen, waaronder ten verkoop aangeboden bestratingsmateriaal, blokhutten, tuinhuisjes, serres en tuinhout, zonnepanelen en -collectoren, zonneboilers, en daaraan gerelateerde producten, buiten de gebouwen, met uitzondering van het achtererf (achter het dichtst bij de weg gelegen bouwvlak), tenzij de bestaande situatie daarvan afwijkt, in welk geval de bestaande situatie geldt;
  • b. het gebruik van een gebouw ten behoeve van het wonen zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • d. het gebruik van de bedrijfswoning ten behoeve van een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit, zodanig dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
      • 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de bedrijfswoning;
      • 50 m²;
    • 2. de woonfunctie onevenredig wordt aangetast;
    • 3. het uiterlijk van de betreffende bedrijfswoning met reclame-uitingen wordt aangetast. Uitsluitend niet-uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen van beperkte omvang zijn toegestaan;
    • 4. er onvoldoende bergruimte in of bij de bedrijfswoning overblijft;
    • 5. opslag en/of stalling als gevolg van de bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaatsvindt;
    • 6. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de bedrijfswoning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan twee;
    • 7. het gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
    • 8. er een onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteit uitgaat;
    • 9. dit leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra autoverkeer in een mate, waardoor het woonklimaat in onevenredige mate kan worden aangetast;
  • e. het gebruik van de gronden en gebouwen voor de in lid 5.1 genoemde bedrijvigheid indien het afschermend groen ter plaatse van de aanduiding 'groen' niet duurzaam in stand wordt gehouden. Onder afschermend groen moet in dit geval worden verstaan een hoogopgaande beplanting met een hoogte van minimaal 2 m, gecombineerd met een lage beplanting met een breedte van 3 m vanaf de oever van de bestaande sloot.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Mantelzorg

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 16.5 onder b in die zin dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor bewoning ten behoeve van mantelzorg, mits:
    • 1. de bewoning van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
    • 2. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 3. de inrichting van het vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand bijbehorend bouwwerk weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. wonen al dan niet in combinatie met mantelzorg;
    • 2. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 3 Bedrijvenlijst onder categorie 1 en 2 al dan niet in combinatie met productiegebonden detailhandel, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
    • 3. maatschappelijke voorzieningen die zijn genoemd in Bijlage 4 Lijst van maatschappelijke voorzieningen;
    • 4. detailhandel, kantoren, dienstverlening ter plaatse van de aanduiding "centrum";
  • b. bijbehorende bouwwerken bij woningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen, straten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water en waterkering;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. andere bouwwerken.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal te bouwen in 6.1 genoemde gebouwen zal per bouwvlak ten hoogste één bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden”, in welk geval het in het aanduidingsvlak aangegeven aantal als maximum aantal gebouwen geldt;
  • c. de afstand van een gebouw of overkappingen tot de perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
  • d. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woningen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • b. in afwijking van sublid a mag een erker voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, mits:
    • 1. de diepte van een erker ten hoogste 1,50 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen waaraan wordt gebouwd;
    • 2. de diepte van een erker ten hoogste 50% van de diepte van de tuin waarin wordt gebouwd, zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen waaraan wordt gebouwd;
    • 3. een erker over ten hoogste 50% van de breedte van de voorgevel van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen waaraan wordt gebouwd, zal worden gebouwd;
    • 4. de bouwhoogte van een erker ten hoogste gelijk zal zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen waaraan wordt gebouwd;
  • c. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de bouwperceelgrens zal ten minste 0,5 m bedragen, tenzij het een bijbehorend bouwwerk bij een blok van meer dan twee aaneen gebouwde gebouwen ten behoeve van het wonen betreft, in welk geval een bijbehorend bouwwerk in de tussenliggende zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd;
  • d. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de achtergevel van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen zal ten hoogste 50 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen, bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde in sublid e mag de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen worden vergroot ten behoeve van een serre, mits:
    • 1. ten hoogste één serre per gebouw ten behoeve van het wonen zal worden gebouwd;
    • 2. de diepte van een serre ten hoogste 3,00 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de oppervlakte van een serre ten hoogste 12 m² zal bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van een serre ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen waaraan wordt gebouwd;
  • g. in afwijking van het bepaalde in sublid e mag de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - grotere oppervlakte bijbehorende bouwwerken”;
  • h. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4,00 m mag bedragen;
  • i. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
  • j. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • k. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • l. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
6.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen gebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. er mogen ten hoogste 2 vlaggenmasten per bouwperceel worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede milieusituatie;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. het bebouwingsbeeld;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de verkeersveiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.2.1 sub a in die zin dat de gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 6.2.1 sub d in die zin dat de goot- en bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot met ten hoogste 3,50 m;
  • c. het bepaalde in lid 6.2.2 sub e in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen wordt vergroot tot ten hoogste 70 m², mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen, zal bedragen;
  • d. het bepaalde in lid 6.2.2 sub h in die zin dat de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd, mits:
    • 1. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast bij gebouwen ten behoeve van het wonen waarvan de bouwhoogte ten minste 7,50 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de bijbehorend bouwwerk ten minste 0,50 m lager is dan de bouwhoogte van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • e. het bepaalde in lid 6.2.2 sub k in die zin dat de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m, mits de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen.
6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen die niet zijn genoemd in Bijlage 4 Lijst van maatschappelijke voorzieningen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage Bedrijvenlijst onder de categorie 1 en 2;
  • c. het gebruik van een gebouw ten behoeve van het wonen zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerken voor bewoning;
  • e. het gebruik van de gronden voor bedrijfsmatige opslagdoeleinden, zodanig dat de opslag niet achter de in 6.1 genoemde gebouwen plaatsvindt, met dien verstande dat opslag op het zijerf is toegestaan indien de opslag uit het zicht vanaf de openbare weg is opgesteld;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & brochje, zodanig dat:
    • 1. de woonfunctie niet behouden blijft;
    • 2. het aantal kamers ten behoeve van bed & brochje meer bedraagt dan 3;
    • 3. de oppervlakte per bed & brochjekamer meer bedraagt dan 25 m²;
    • 4. de bed & brochje functie geheel of gedeeltelijk plaatsvindt binnen vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
    • 5. dit leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra autoverkeer in een mate, waardoor het woonklimaat in onevenredige mate kan worden aangetast.
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een supermarkt;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken voor ten behoeve van de uitoefening van horeca;
  • i. het gebruik van gronden en bouwwerken voor kantoren met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m².
6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.5 sub a in die zin dat tevens maatschappelijke voorzieningen worden gevestigd die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met maatschappelijke voorzieningen die zijn genoemd in Bijlage 4 Lijst van maatschappelijke voorzieningen, mits:
    • 1. het gaat om maatschappelijke voorzieningen die niet zijn genoemd in Bijlage 4 Lijst van maatschappelijke voorzieningen, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de maatschappelijke voorzieningen die wel genoemd zijn onder de categorieën 1 en 2;
  • b. het bepaalde in lid 6.5 sub b in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage Bijlage Bedrijvenlijst onder de categorieën 1 en 2, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage Bijlage 3 Bedrijvenlijst, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel genoemd zijn onder de categorieën 1 en 2, of om bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage Bijlage 3 Bedrijvenlijst onder een hogere categorie dan 2, maar die in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting kunnen hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
  • c. het bepaalde in lid 6.5 onder d in die zin dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor bewoning ten behoeve van mantelzorg, mits:
    • 1. de bewoning van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
    • 2. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 3. de inrichting van het vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand bijbehorend bouwwerk weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. een dierenweide met een daarbijbehorend gebouw, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - dierenweide";

met daaraan ondergeschikt:

  • c. water en waterkering;
  • d. wegen, straten en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende;

  • h. andere bouwwerken.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen, behoudens een gebouw ten behoeve van een dierenweide, geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

7.2.2 Gebouw ten behoeve van een dierenweide

Voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van een dierenweide gelden de volgende regels:

  • a. het gebouw zal uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - dierenweide";
  • b. de oppervlakte van het gebouw zal ten hoogste 200 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van het gebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
7.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 6,00 m bedragen.

Artikel 8 Groen - Afschermende beplanting

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Afschermende beplanting' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. afschermende beplanting;


met de daarbijbehorende:

  • b. andere bouwwerken in de vorm van een erfafscheiding.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

8.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zal uitsluitend een ander bouwwerk in de vorm van een erfafscheiding worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van de erfafscheiding zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als erf;
  • b. het verwijderen van terrein afschermende beplanting;
  • c. het gebruik van de gronden en gebouwen voor de voortzetting van de in artikel 5, lid 5.1 onder a, sub 1, tweede bullit, genoemde bedrijvigheid indien het afschermend groen niet is aangelegd. Het afschermend groen dient duurzaam in stand te worden gehouden. Onder afschermend groen moet in dit geval worden verstaan een bouwwerk in de vorm van een erfafscheiding met een hoogte van maximaal 2 m en een inrichting met groen overeenkomstig de inrichtingsschets zoals opgenomen in bijlage 5.

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daaraan ondergeschikt:

  • b. woonstraten en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. water en waterkering;

met de daarbijbehorende:

  • g. terreinen;
  • h. andere bouwwerken.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw of overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. er zullen geen bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m) " zullen de goot- en bouwhoogte van een gebouw of overkapping ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding aangegeven hoogte bedragen.
9.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. er mogen ten hoogste 2 vlaggenmasten per bouwperceel worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. het bebouwingsbeeld;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de verkeersveiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 9.2.1 onder a in die zin dat gebouwen en/of overkappingen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd.
9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen die niet zijn genoemd in Bijlage 4 Lijst van maatschappelijke voorzieningen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandelsdoeleinden;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden anders dan ten dienste van de maatschappelijke voorzieningen.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 9.5 sub a in die zin dat tevens maatschappelijke voorzieningen worden gevestigd die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met maatschappelijke voorzieningen die zijn genoemd in Bijlage 4 Lijst van maatschappelijke voorzieningen, mits:
    • 1. het gaat om maatschappelijke voorzieningen die niet zijn genoemd in Bijlage 4 Lijst van maatschappelijke voorzieningen, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de maatschappelijke voorzieningen die wel genoemd zijn onder de categorieën 1 en 2.

Artikel 10 Maatschappelijk - Begraafplaats

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een begraafplaats;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en de ruimtelijke kwaliteit van de begraafplaats;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. water en waterkering;
  • d. woonstraten en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • h. gebouwen en overkappingen ten behoeve van onderhoud en beheer;
  • i. andere bouwwerken.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 15 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
10.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het behoud van de cultuurhistorische waarden en de ruimtelijke kwaliteit van de begraafplaats; en
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanleggen en/of verharden van paden;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en beplanting;
  • d. het verwijderen van grafmonumenten.
10.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 10.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het gebruik of beheer van de gronden;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
10.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden en de ruimtelijke kwaliteit van de begraafplaats.

Artikel 11 Recreatie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. standplaatsen voor kampeermiddelen, waaronder chalets en stacaravans;
  • b. bijbehorende bouwwerken bij chalets en stacaravans;
  • c. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. een receptiekantoor;
    • 2. beheer en stalling;
    • 3. ondergeschikte horecavoorzieningen ten dienste van het recreatieterrein;
    • 4. ondergeschikte detailhandelsvoorzieningen ten dienste van het recreatieterrein;
    • 5. sport- en recreatieve voorzieningen;
    • 6. een horecabedrijf uitsluitend in de categorieën 1 tot en met 5, ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 5";
    • 7. een horecabedrijf uitsluitend in de categorieën 1 tot en met 6, ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 6";
    • 8. een bedrijfswoning al dan niet in combinatie met een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in Bijlage 1 Lijst van kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten en mantelzorg, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
    • 9. een groepsaccommodatie/recreatiewoning, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie";
  • d. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. een strekdam, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - strekdam";

met de daarbijbehorende:

  • f. terreinen en water;
  • g. waterkering;
  • h. wegen en paden;
  • i. dagrecreatieve voorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. andere bouwwerken.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Chalets en stacaravans

Voor het bouwen van chalets en stacaravans gelden de volgende regels:

  • a. de chalets en stacaravans met bijbehorende bouwwerken zullen al dan niet binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een chalet of stacaravan, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zal ten hoogste 70 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een chalet of stacaravan zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een chalet of stacaravan zal ten hoogste 4,50 m bedragen;
  • e. de onderlinge tussenruimte tussen chalets en/of stacaravans zal ten minste 4,00 m bedragen.
11.2.2 Vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij chalets en stacaravans

Voor het bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij chalets en stacaravans gelden de volgende regels:

  • a. per chalet of stacaravan mag ten hoogste één vrijstaand bijbehorend bouwwerk worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 15 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 60° bedragen.
11.2.3 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 11.1 sub c genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van sublid a mogen 2 beheerdersgebouwen met een oppervlakte van ten hoogste 25 m² per gebouw buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • d. er zal ten hoogste één bedrijfswoning per recreatiebedrijf worden gebouwd;
  • e. de goot- en bouwhoogte van een gebouw of overkapping zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
  • g. in afwijking van sublid e zullen de goot- en bouwhoogte van een beheerdersgebouw buiten het bouwvlak ten hoogste 3,00 m en 4,50 m bedragen.
11.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de betreffende bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • b. in afwijking van sublid a mag een erker voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, mits:
    • 1. de diepte van een erker ten hoogste 1,50 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
    • 2. de diepte van een erker ten hoogste 50% van de diepte van de tuin waarin wordt gebouwd, zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
    • 3. een erker over ten hoogste 50% van de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd, zal worden gebouwd;
    • 4. de bouwhoogte van een erker ten hoogste gelijk zal zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
  • c. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de bouwperceelgrens zal ten minste 0,5 m bedragen;
  • d. de afstand van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot de achtergevel van een bedrijfswoning zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde in sublid e mag de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning worden vergroot ten behoeve van een serre, mits:
    • 1. ten hoogste één serre per bedrijfswoning zal worden gebouwd;
    • 2. de diepte van een serre ten hoogste 3,00 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de oppervlakte van een serre ten hoogste 12 m² zal bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van een serre ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
  • g. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4,00 m zal bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning, met dien verstande dat de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
  • i. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • j. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • k. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
11.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden, bouwwerken en kampeermiddelen voor permanente bewoning, met uitzondering van de bedrijfswoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit, zodanig dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
      • 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
      • 50 m²;
    • 2. de woonfunctie onevenredig wordt aangetast;
    • 3. het uiterlijk van de betreffende woning met reclame-uitingen wordt aangetast. Uitsluitend niet-uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen van beperkte omvang zijn toegestaan;
    • 4. er onvoldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
    • 5. opslag en/of stalling als gevolg van de bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaatsvindt;
    • 6. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan twee;
    • 7. het gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
    • 8. er een onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteit uitgaat;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voor bewoning;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden anders dan ten dienste van de recreatieve voorzieningen en anders dan horecadoeleinden, ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 5" en "horeca van categorie 6";
  • e. het aanbrengen en/of veroorzaken van veranderingen aan de strekdam zodanig dat de strekdam niet blijft gehandhaafd, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - strekdam".
11.4 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 11.3 onder b in die zin dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor bewoning ten behoeve van mantelzorg, mits:
    • 1. de bewoning van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
    • 2. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 3. de inrichting van het vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand bijbehorend bouwwerk weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 12 Sport

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport- en recreatieterreinen;
  • b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. horeca van categorie 2;
    • 2. kleedruimtes;
    • 3. onderhoud en beheer;
    • 4. ondergeschikte detailhandel;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. water en waterkering;
  • d. woonstraten en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • h. terreinen;
  • i. andere bouwwerken, waaronder lichtmasten.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de bestemmingsgrens zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • b. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 1200 m² bedragen;
  • a. de goothoogte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouwen of overkapping zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
12.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • a. de bouwhoogte van lichtmasten zal ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid; en
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, tenzij het betreft detailhandel die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de sport- en recreatieve functie;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van horeca, anders dan horeca van categorie 2.

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. paden;
  • d. sloten, bermen en beplanting;
  • e. waterkering;
  • f. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • g. andere bouwwerken.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

13.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid; en
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden voor wegen bestaande uit meer dan 2 rijstroken.

Artikel 14 Verkeer - Verblijf

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. tuinen, erven en terreinen;
  • c. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. sloten en bermen;
  • g. waterkering;
  • h. andere bouwwerken.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

14.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid; en
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterpartijen;
  • b. oevers, bermen en beplanting;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. woonstraten en paden;

met de daarbijbehorende:

  • f. andere bouwwerken, waaronder bruggen, duikers en/of dammen, walbeschoeiingen en steigers, vlonders en/of plankieren.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

15.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

Artikel 16 Wonen - 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daaraan ondergeschikt:

  • d. woonstraten;
  • e. paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. water en waterkering;
  • i. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. andere bouwwerken, waaronder erf- en terreinafscheidingen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen bouwwerken worden gebouwd op een afstand van minder dan 5,00 m, gemeten ten opzichte van de bestemming 'Water';
  • b. indien de bestaande afstand van een bouwwerk tot de bestemming 'Water' kleiner is dan 5,00 m, geldt in afwijking van het bepaalde in sub a de bestaande afstand als minimale afstand.
16.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal te bouwen hoofdgebouwen mag ten hoogste één per bouwvlak bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden”, in welk geval het in het aanduidingsvlak aangegeven aantal als maximum aantal hoofdgebouwen geldt;
  • d. het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen zal ten hoogste 2 bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden”, in welk geval het in het aanduidingsvlak aangegeven aantal als maximum aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen geldt;
  • e. de afstand van een hoofdgebouw tot de perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
  • f. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 25° bedragen, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding “plat dak”, in welk geval een hoofdgebouw mag worden voorzien van een plat dak;
  • h. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
16.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het betreffende hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • b. in afwijking van sublid a mag een erker voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, mits:
    • 1. de diepte van een erker ten hoogste 1,50 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
    • 2. de diepte van een erker ten hoogste 50% van de diepte van de tuin waarin wordt gebouwd, zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
    • 3. een erker over ten hoogste 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, zal worden gebouwd;
    • 4. de bouwhoogte van een erker ten hoogste gelijk zal zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
  • c. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de perceelgrens zal ten minste 0,5 m bedragen, tenzij het een bijbehorend bouwwerk bij een blok van meer dan twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen betreft, in welk geval een bijbehorend bouwwerk in de tussenliggende zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd;
  • d. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de achtergevel van een hoofdgebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde in sublid e mag de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw worden vergroot ten behoeve van een serre, mits:
    • 1. ten hoogste één serre per hoofdgebouw zal worden gebouwd;
    • 2. de diepte van een serre ten hoogste 3,00 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de oppervlakte van een serre ten hoogste 12 m² zal bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van een serre ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
  • g. in afwijking van het bepaalde in sublid e mag de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - grotere oppervlakte bijbehorende bouwwerken”;
  • h. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4,00 m zal bedragen;
  • i. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
  • j. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • k. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • l. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
16.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. er zal ten hoogste 1 vlaggenmast per bouwperceel worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. het bebouwingsbeeld;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de verkeersveiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 16.2.1 in die zin dat bouwwerken op een afstand van minder dan 5,00 m ten opzichte van de bestemming “Water” worden gebouwd, mits:
    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van het bouwen van schiphuizen, damwanden en overige walbeschoeiingen;
    • 2. deze afwijking niet wordt toegepast ten behoeve van het bouwen van steigers, vlonders en daarmee gelijk te stellen andere bouwwerken;
  • b. het bepaalde in lid 16.2.2 sub b in die zin dat een hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. het aantal hoofdgebouwen niet toeneemt;
    • 2. de oppervlakte van het hoofdgebouw, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, niet meer dan 150 m² bedraagt;
    • 3. de afstand van het hoofdgebouw tot de perceelgrens ten minste 3,00 m bedraagt;
  • c. het bepaalde in lid 16.2.2 sub f in die zin dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt verhoogd, mits:
    • 1. dit niet leidt tot het realiseren van een extra bouwlaag;
  • d. het bepaalde in lid 16.2.2 sub g in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd, c.q. dat een hoofdgebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak;
  • e. het bepaalde in lid 16.2.2 sub h in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;
  • f. het bepaalde in lid 16.2.3 sub c in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de perceelgrens wordt verkleind;
  • g. het bepaalde in lid 16.2.3 sub d in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de achtergevel wordt vergroot;
  • h. het bepaalde in lid 16.2.3 sub e in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 70 m², mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, zal bedragen;
  • i. het bepaalde in lid 16.2.3 sub e in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, zal bedragen;
    • 1. ten hoogste 150 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, zal bedragen;
    • 2. ten hoogste 200 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 30% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, zal bedragen;

mits de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de uitoefening van een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit, dan wel hobbymatige activiteiten;

  • j. het bepaalde in lid 16.2.3 sub i in die zin dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd, mits:
    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast bij hoofdgebouwen waarvan de bouwhoogte ten minste 7,50 m bedraagt; en
    • 2. de bouwhoogte van het aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten minste 0,50 lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
  • k. het bepaalde in lid 16.2.3 sub k in die zin dat de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m, mits de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen.
16.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de hoofdgebouwen voor meer woningen dan het bestaande aantal;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerken voor bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid anders dan in de vorm van een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit, zodanig dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
      • 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
      • 50 m²;
    • 2. de woonfunctie onevenredig wordt aangetast;
    • 3. het uiterlijk van de betreffende woning met reclame-uitingen wordt aangetast. Uitsluitend niet-uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen van beperkte omvang zijn toegestaan;
    • 4. er onvoldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
    • 5. opslag en/of stalling als gevolg van de bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaatsvindt;
    • 6. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan twee;
    • 7. het gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
    • 8. er een onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteit uitgaat;
    • 9. dit leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra autoverkeer in een mate, waardoor het woonklimaat in onevenredige mate kan worden aangetast;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & brochje, zodanig dat:
    • 1. de woonfunctie niet behouden blijft;
    • 2. het aantal kamers ten behoeve van bed & brochje meer bedraagt dan 3;
    • 3. de oppervlakte per bed & brochjekamer meer bedraagt dan 25 m²;
    • 4. de bed & brochje functie geheel of gedeeltelijk plaatsvindt binnen vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
    • 5. dit leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra autoverkeer in een mate, waardoor het woonklimaat in onevenredige mate kan worden aangetast.
16.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 16.5 onder b in die zin dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor bewoning ten behoeve van mantelzorg, mits:
    • 1. de bewoning van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
    • 2. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 3. de inrichting van het vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand bijbehorend bouwwerk weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
16.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • de bestemming 'Wonen - 1' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 2', mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van artikel 17 van toepassing zijn.

Artikel 17 Wonen - 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daaraan ondergeschikt:

  • c. woonstraten;
  • d. paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterkering;
  • h. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. andere bouwwerken, waaronder erf- en terreinafscheidingen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen bouwwerken worden gebouwd op een afstand van minder dan 5,00 m, gemeten ten opzichte van de bestemming 'Water';
  • b. indien de bestaande afstand van een bouwwerk tot de bestemming 'Water' kleiner is dan 5,00 m, geldt in afwijking van het bepaalde in sub a de bestaande afstand als minimale afstand.
17.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal te bouwen hoofdgebouwen mag ten hoogste één bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden”, in welk geval het in het aanduidingsvlak aangegeven aantal als maximum aantal hoofdgebouwen geldt;
  • d. het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen zal ten hoogste 2 bedragen, tenzij ter plaatse is voorzien in de aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden”, in welk geval het in het aanduidingsvlak aangegeven aantal als maximum aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen geldt;
  • e. de afstand van een hoofdgebouw tot de perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
  • f. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 25° bedragen;
  • h. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
17.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het betreffende hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • b. in afwijking van sublid a mag een erker voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, mits:
    • 1. de diepte van een erker ten hoogste 1,50 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
    • 2. de diepte van een erker ten hoogste 50% van de diepte van de tuin waarin wordt gebouwd, zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
    • 3. een erker over ten hoogste 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, zal worden gebouwd;
    • 4. de bouwhoogte van een erker ten hoogste gelijk zal zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
  • c. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de bouwperceelgrens zal ten minste 0,5 m bedragen, tenzij het een bijbehorend bouwwerk bij een blok van meer dan twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen betreft, in welk geval een bijbehorend bouwwerk in de tussenliggende zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd;
  • d. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de achtergevel van een hoofdgebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde in sublid e mag de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw worden vergroot ten behoeve van een serre, mits:
    • 1. ten hoogste één serre per hoofdgebouw zal worden gebouwd;
    • 2. de diepte van een serre ten hoogste 3,00 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de oppervlakte van een serre ten hoogste 12 m² zal bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van een serre ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
  • g. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4,00 m mag bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
  • i. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • j. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • k. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
17.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. er mag ten hoogste 1 vlaggenmast per bouwperceel worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. het bebouwingsbeeld;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de verkeersveiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 17.2.1 in die zin dat bouwwerken op een afstand van minder dan 5,00 m ten opzichte van de bestemming “Water” worden gebouwd, mits:
    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van het bouwen van schiphuizen, damwanden en overige walbeschoeiingen;
    • 2. deze afwijking niet wordt toegepast ten behoeve van het bouwen van steigers, vlonders en daarmee gelijk te stellen andere bouwwerken;
  • b. het bepaalde in lid 17.2.2 sub b in die zin dat een hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. het aantal hoofdgebouwen niet toeneemt;
    • 2. de oppervlakte van het hoofdgebouw, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer dan 150 m² bedraagt;
    • 3. de afstand van het hoofdgebouw tot de perceelgrens ten minste 3,00 m bedraagt;
  • c. het bepaalde in lid 17.2.2 sub g in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd, c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
  • d. het bepaalde in lid 17.2.2 sub h in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;
  • e. het bepaalde in lid 17.2.3 sub c in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de perceelsgrens wordt verkleind;
  • f. het bepaalde in lid 17.2.3 sub d in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de achtergevel wordt vergroot;
  • g. het bepaalde in lid 17.2.3 sub e in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 70 m², mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, zal bedragen;
  • h. het bepaalde in lid 17.2.3 sub e in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot:
    • 1. ten hoogste 100 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, zal bedragen;
    • 2. ten hoogste 150 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, zal bedragen;
    • 3. ten hoogste 200 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 30% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, zal bedragen;

mits de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de uitoefening van een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit, dan wel hobbymatige activiteiten;

  • i. het bepaalde in lid 17.2.3 sub h in die zin dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd, mits:
    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast bij hoofdgebouwen waarvan de bouwhoogte ten minste 7,50 m bedraagt; en
    • 2. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten minste 0,50 lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
  • j. het bepaalde in lid 17.2.3 sub j in die zin dat de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m, mits de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen.
17.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van hoofdgebouwen voor meer woningen dan het bestaande aantal;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerken voor bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid anders dan in de vorm van een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit, zodanig dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
      • 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
      • 50 m²;
    • 2. de woonfunctie onevenredig wordt aangetast;
    • 3. het uiterlijk van de betreffende woning met reclame-uitingen wordt aangetast. Uitsluitend niet-uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen van beperkte omvang zijn toegestaan;
    • 4. er onvoldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
    • 5. opslag en/of stalling als gevolg van de bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaatsvindt;
    • 6. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan twee;
    • 7. het gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
    • 8. er een onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteit uitgaat;
    • 9. dit leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra autoverkeer in een mate, waardoor het woonklimaat in onevenredige mate kan worden aangetast;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & brochje, zodanig dat:
    • 1. de woonfunctie niet behouden blijft;
    • 2. het aantal kamers ten behoeve van bed & brochje meer bedraagt dan 3;
    • 3. de oppervlakte per bed & brochjekamer meer bedraagt dan 25 m²;
    • 4. de bed & brochje functie geheel of gedeeltelijk plaatsvindt binnen vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
    • 5. dit leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra autoverkeer in een mate, waardoor het woonklimaat in onevenredige mate kan worden aangetast.
17.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 17.5 onder b in die zin dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor bewoning ten behoeve van mantelzorg, mits:
    • 1. de bewoning van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
    • 2. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 3. de inrichting van het vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand bijbehorend bouwwerk weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 18 Wonen - Woongebouw

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woongebouwen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in 20.4.2, en mantelzorg in de woningen;
  • b. een bijbehorend bouwwerk, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bijbehorend bouwwerk";

met daaraan ondergeschikt:

  • c. woonstraten;
  • d. paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. andere bouwwerken, waaronder erf- en terreinafscheidingen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Woongebouwen

Voor het bouwen van woongebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een woongebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen in een woongebouw zal ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een woongebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.
18.2.2 Bijbehorend bouwwerk

Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk gelden de volgende regels:

  • a. een bijbehorend bouwwerk zal uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bijbehorend bouwwerk";
  • b. de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 4,00 m bedragen.
18.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het woongebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. er mogen ten hoogste 2 vlaggenmasten per bouwperceel worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
18.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de verkeersveiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.2.1 sub a in die zin dat een woongebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  • het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van het woongebouw ten hoogste 20% van de oppervlakte van het woongebouw zal bedragen.
18.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van het bijbehorende bouwwerk ten behoeve van bewoning, detailhandel en/of bedrijfsdoeleinden;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit, zodanig dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
      • 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de woning;
      • 50 m²;
    • 2. de woonfunctie onevenredig wordt aangetast;
    • 3. het uiterlijk van de betreffende woning met reclame-uitingen wordt aangetast. Uitsluitend niet-uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen van beperkte omvang zijn toegestaan;
    • 4. er onvoldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
    • 5. opslag en/of stalling als gevolg van de bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaatsvindt;
    • 6. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan twee;
    • 7. het gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
    • 8. er een onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteit uitgaat;
  • c. het gebruik van woningen ten behoeve van recreatieve bewoning.

Artikel 19 Leiding - Hoogspanningsverbinding

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg, het beheer en het onderhoud van een hoogspanningsverbinding;

met de daarbijbehorende:

  • b. belemmerde strook;
  • c. andere bouwwerken.
19.1.1 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen, mogen op of in deze gronden geen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming, tenzij het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken en de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering en mits de regels van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) in acht worden genomen.

19.2.2 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

19.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
19.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 19.2.1 en lid 19.2.2 in die zin dat op of in deze gronden een bij de andere daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar gebouw of overkapping wordt gebouwd, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
  • b. het bepaalde in lid 19.2.1 en lid 19.2.3 in die zin dat op of in deze gronden een bij de andere bestemming toelaatbaar ander bouwwerk wordt gebouwd, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van hoogopgaande beplanting en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het permanent opslaan van goederen;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
19.4.2 Uitzondering

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • b. die het normale onderhoud betreffen ten aanzien van de verbinding en de belemmerde strook of ten aanzien van functies van de andere voorkomende bestemming(en);
  • c. die verband houden met de aanleg of instandhouding van de betreffende hoogspanningsverbinding.
19.4.3 Verlenen omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend na voorafgaand schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding.

Artikel 20 Leiding - Riool

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), voor het ter plaatse aangegeven aantal meters aan weerszijden van de as van de ter plaatse aangegeven strook, mede bestemd voor:

  • a. een strook ten behoeve van een rioolpersleiding;

met de daarbijbehorende:

  • b. andere bouwwerken.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) worden op of in deze gronden geen bouwwerken gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming. Deze bepaling geldt niet voor bestaande bouwwerken.

20.2.2 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

20.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken ten behoeve van deze dubbelbestemming geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
20.3 Afwijken van de bouwregels

Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2.1 in die zin dat de in de basisbestemming(en) genoemde gebouwen, overkappingen of andere bouwwerken, worden gebouwd, mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
  • b. geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeachte het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist :

  • a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
  • c. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm;
  • d. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen, die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.
20.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 20.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke:

  • a. plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud of het beheer van de leiding of die nodig zijn voor het instandhouden van de leiding;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan.
20.4.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning zal slechts worden verleend indien:

  • a. geen schade ontstaat aan de leiding en/of het doelmatig functioneren van de leiding niet in gevaar wordt gebracht;
  • b. de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
  • c. hierover advies is gevraagd van de leidingbeheerder.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 21 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 22 Algemene bouwregels

22.1 Bestaande maatvoeringen

Daar waar bestaande afstanden meer of minder bedragen dan ingevolge de bouwregels is voorgeschreven, worden de bestaande afstanden als ten hoogste respectievelijk ten minste toelaatbaar aangehouden.


In die gevallen dat bestaande percentages, dakhellingen, kapvormen, hoogten, bestaande inhoud en/of bestaande oppervlakten afwijken van de bouwregels, worden de bestaande maatvoeringen als toelaatbaar aangehouden.

22.2 Overschrijding bouwgrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, alsmede erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen buiten beschouwing gelaten, mits:

  • de bouw- dan wel bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.
22.3 Plaatselijke verhogingen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maximum bouwhoogte van gebouwen worden plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, buiten beschouwing gelaten, mits:

  • a. de oppervlakte per plaatselijke verhoging niet meer dan 20 m² bedraagt;
  • b. de verhoging leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximum bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 23 Algemene gebruiksregels

23.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en zandopslag en het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van gronden met de bestemming 'Recreatie'.
23.2 Niet strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval niet gerekend:

  • kleinschalige duurzame energiewinning.

Artikel 24 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de natuurlijke c.q. ecologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden c.q. bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken, met uitzondering van reclamemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 40,00 m.

Artikel 25 Algemene wijzigingsregels

25.1 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan eventuele archeologisch en ecologische waarden en de waterhuishouding, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. bestemmingen worden gewijzigd ten behoeve van de aanleg van of een wijziging in de bestaande infrastructuur, mits:
    • 1. deze activiteiten niet samenhangen met nieuwe planmatige stad- of dorspuitbreidingen waarover nog geen overeenstemming bestaat met Rijk, provincie en waterschap;
  • b. het beloop of profiel van straten of de aansluiting van straten onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft en voorzover bestemmingsgrenzen daarmee worden overschreden;
  • c. bestemmingsgrenzen worden aangepast, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

Artikel 26 Overige regels

26.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een aanvraag omgevingsvergunning wordt aan de hand van de op dat moment van toepassing zijnde CROW-normen bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 27 Overgangsrecht

27.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
27.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 28 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplan Oudehaske

van de gemeente De Fryske Marren

Behorend bij het besluit van 26 oktober 2016 en 31 oktober 2017.