Plan: | Lemsterhoek |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1940.BPLEM14LEMSTERHOEK-VA01 |
De gemeente De Fryske Marren is bezig de geldende bestemmingsplannen te actualiseren. Als tussenstap in dit proces heeft de voormalige gemeente Lemsterland op 26 juni 2013 de beheersverordening Lemmer, Oosterzee-Gietersebrug en Bantega vastgesteld. In deze beheersverordening zijn de voorheen geldende bestemmingsplannen voor het bedrijventerrein Lemsterhoek in Lemmer gedeeltelijk verwerkt. De delen van Lemsterhoek die in het geldende bestemmingsplan zijn geregeld door middel van een uit te werken bestemming of waar sprake is van een geluidzone, zijn nog geregeld in het bestemmingsplan Industrieterrein Lemsterhoek '77 (vastgesteld op 25 juli 1977 en goedgekeurd op 10 februari 1978) en de herzieningen hiervan uit de jaren '80.
Het nieuwe bestemmingsplan geeft één regeling voor dit gebied in Lemmer en heeft voor het bestaande deel van het bedrijventerrein een conserverend karakter. In het zuidwestelijke deel van het plangebied bestaat de mogelijkheid om het bedrijventerrein uit te breiden. In het nieuwe bestemmingsplan wordt ook een gemeentewerf (ook wel milieuterrein of overslagstation genoemd) mogelijk gemaakt (ter vervanging van de huidige terreinen in Lemmer en Balk). Behalve deze ontwikkeling zijn er in het plangebied geen nieuwe planologische ontwikkelingen aanwezig die nog niet in de geldende juridische-planologische regelingen waren opgenomen. Het uitgangspunt is dat de bestaande (planologische en/of vergunde) situatie wordt vastgelegd, dat de gemeentewerf juridisch-planologisch wordt geregeld en dat waar mogelijk wordt aangesloten bij de geldende planologische regelingen. Wel is rekening gehouden met recent beleid en regelgeving.
In de volgende figuur is de exacte begrenzing van het plangebied aangegeven. Deze begrenzing is afgestemd op het nieuwe bestemmingsplan voor de reconstructie en opwaardering van de N359. De begrenzing van het plangebied is verder afgestemd op de omliggende bestemmingsplannen.
Figuur 1: Ligging plangebied
De toelichting bij het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:
Lemmer is een kern gelegen aan het IJsselmeer, in het zuidwesten van Fryslân. Lemmer wordt ontsloten via de A6. Langs het plangebied loopt de N359, dit is een belangrijke ontsluitingsweg voor zuidwest Fryslân. Een luchtfoto van het plangebied is opgenomen in de volgende figuur.
Figuur 2: Luchtfoto Lemsterhoek (bron: Bing maps)
Het bedrijventerrein bestaat uit een reeds aangelegd deel en een deel ten westen en zuiden hiervan dat als uitbreiding gebruikt kan worden (de volgende paragraaf gaat hier nader op in).
De open ruimten in het plangebied vertalen zich verder in agrarische percelen, een waterkering en het IJsselmeer (water / natuurgebied). Naast het bedrijventerrein zijn ook een agrarisch bedrijf en een woning in het plangebied aanwezig. In hoofdstuk 5 is aangegeven hoe deze functies zijn vertaald in de bestemmingen en welke uitgangspunten hiervoor gelden.
Toekomstige uitbreiding bedrijventerrein
Op de gronden ten zuiden en westen van het bestaande bedrijventerrein bestaat de mogelijkheid tot een aanleg van een vaarweg zodat een 'nat bedrijventerrein' (een bedrijventerrein met percelen langs open vaarwater) kan ontstaan. Deze mogelijkheden komen voort uit de bestaande planologische mogelijkheden en worden in dit bestemmingsplan met een wijzigingsbevoegdheid geregeld. De bouwmogelijkheden en de functionele mogelijkheden dienen hierbij overeen te komen met het bestaande deel van het bedrijventerrein.
Gemeentewerf
De nieuwe gemeentewerf is beoogd ten zuiden van het agrarisch bedrijf aan de westzijde van het bedrijventerrein. De gemeentewerf dient ter vervanging van de bestaande locaties in Lemmer en Balk die relatief dicht bij elkaar liggen. Het milieuterrein in Lemmer is verouderd, de exploitatiekosten zijn hoog en de toegangsweg is niet optimaal. De gemeente wil beide locaties combineren tot één nieuwe centraal gelegen locatie. De locatie wordt met dit bestemmingsplan planologisch mogelijk gemaakt, waarbij voor de gronden dezelfde rechten gelden als voor het overige bedrijventerrein.
Ruimtelijke kwaliteit
Een belangrijke voorwaarde bij de verdere uitbreiding van het bedrijventerrein is dat wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing zodat er sprake is van een goede ruimtelijke kwaliteit. Dit is een belangrijke voorwaarde die bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid verder wordt uitgewerkt.
Ook bij de ontwikkeling van de gemeentewerf dient rekening gehouden te worden met een goede landschappelijke en de stedenbouwkundige inpassing door de situering van de gebouwen en de aanleg van groen en/of water. Richting de N359 dient een uitnodigende, aansprekende en herkenbare gevel te worden gerealiseerd. In ieder geval moet het zicht vanaf de N359 op opslag van goederen en materieel maar ook op geparkeerde auto's goed worden ingepast. Een van de mogelijkheden hiervoor is de aanleg van een strook groen. De feitelijke situering hiervan is afhankelijk van de situering van de gebouwen en de open terreinen. De noordwesthoek van de beoogde locatie van de gemeentewerf wordt vrijgehouden van bebouwing om een goede overgang te bieden richting het agrarisch bedrijf in het plangebied.
De gemeente ontwikkelt de gemeentewerf zelf en waarborgt een goede landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing. De ideeën hiervoor zijn in bijlage 3 bij de regels verbeeld. Om deze inpassing te waarborgen, is een voorwaardelijke verplichting in de regels opgenomen. Paragraaf 5.2.3 gaat hier nader op in.
Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het plangebied. Op rijks- en provinciaal niveau zijn dit onder andere de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Streekplan Fryslân 2007, die verder zijn uitgewerkt in respectievelijk het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en de Verordening Romte Fryslân. Op zowel rijks- als provinciaal niveau is het IJsselmeer aangewezen als Ecologische HoofdStructuur (EHS). Er zijn geen ontwikkelingen aan de orde die de natuurwaarden in gevaar brengen. Voor de natuurwaarden van het IJsselmeer en de EHS is in het bestemmingsplan een specifieke regeling getroffen, zie hiervoor paragraaf 5.2.4 en 5.2.9. Ook wordt op rijks- en provinciaal niveau de waterkering en de vrijwaringszone hiervan langs het IJsselmeer beschermd. Deze zijn in het bestemmingsplan geregeld. Paragraaf 5.2.7 en 5.2.12 gaan hier nader op in.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is ook 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor (trede 1) de onderliggende vraag in de regio, (trede 2) de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied en (trede 3) multimodale ontsluiting. De mogelijkheden in het plangebied voor de uitbreiding van het bedrijventerrein (door middel van een wijzigingsbevoegdheid) en de gemeentewerf zijn aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Om deze reden wordt onderstaand toepassing gegeven aan de ladder van duurzame verstedelijking.
Trede 1: vraag in de regio
Trede 1 vraagt de regionale ruimtevraag voor stedelijke ontwikkelingen te bepalen. Het gaat om de ruimtevraag waarin elders in de regio nog niet is voorzien. Met de regionale ruimtevraag in beeld, kan worden beoordeeld of een voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Zo ja, dan is trede 2 aan de orde.
Wat betreft de regionale behoefte, komt de wijzigingsbevoegdheid en de invulling van een deel van het plangebied met een gemeentewerf voort uit de mogelijkheden van het vorige bestemmingsplan waar deze gronden met een uit te werken bestemming voor bedrijventerrein in waren geregeld. De gemeenten in Zuidwest-Fryslân hebben in een regionaal bedrijventerreinenplan (Bedrijventerreinenplan regio Zuidwest Fryslân, Regionale opgave en afspraken, 10 mei 2011) afspraken gemaakt over de mogelijkheden voor bedrijventerreinen. Over Lemsterhoek staat in het bedrijventerreinenplan het volgende:
Voor de verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein in het plangebied zijn op basis van de regionale afspraken dus mogelijkheden. Omdat de (ruimte)vraag naar bedrijventerreinen hierin tussen de verschillende gemeenten is afgestemd, mag worden aangenomen dat het plangebied voorziet in een regionale behoefte.
Trede 2: de beschikbare ruimte binnen het bestaand stedelijke gebied
Trede 2 motiveert of de beoogde ontwikkeling plaats kan vinden binnen het bestaand stedelijk gebied. Dit kan door op lege plekken de ruimte 'in te vullen', een andere bestemming te geven aan een gebied, door herstructurering van bestaande terreinen of door transformatie van bestaande gebouwen of gebieden.
Het uit te breiden deel van het bedrijventerrein is volgens de provinciale verordening gelegen in bestaand stedelijk gebied. Aangezien hier de mogelijk moet bestaan voor een nat bedrijventerrein, is deze locatie uniek en zijn er in de regio geen vergelijkbare bedrijventerreinen aanwezig. Voor de gemeentewerf geldt dat dit een functie is die thuishoort op een bedrijventerrein en nabij een woonomgeving minder wenselijk is. De ligging van het bedrijventerrein nabij zowel Lemmer als Balk maakt dit de ideale plek voor de gemeentewerf. Hiermee wordt voldaan aan de tweede trede van de ladder.
Trede 3: multimodaal ontsloten
In trede 3 gaat het om stedelijke uitleg en wel op een zodanige locatie dat het uitleggebied (in potentie) multimodaal ontsloten is of kan worden.
Het plangebied ligt aan de N359, vanuit deze weg is de A6 snel en eenvoudig bereikbaar. In geval van een nat bedrijventerrein, zijn er per schip ook goede ontsluitingsmogelijkheden van en naar Fryslân, Hiermee wordt voldaan aan de derde trede van de ladder.
Op grond van de toetsing aan de ladder, passen de ontwikkelingen in het bestemmingsplan binnen de SVIR.
Voor het bedrijventerrein geldt vanuit de Verordening Romte Fryslân. dat bedrijven tot en met milieucategorie 4 zijn toegestaan. De mogelijkheden in het bestemmingsplan zijn hiermee in overeenstemming (zie hiervoor ook paragraaf 5.2.2). Verder geldt ook dat een bestemmingsplan een uitbreiding van een bestaand bedrijfsterrein kan bevatten, indien dit wat betreft oppervlakte en invulling van bedrijfstypen in overeenstemming is met een bedrijventerreinenplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. De wijzigingsbevoegdheid voor de uitbreiding van het bedrijventerrein is hierop afgestemd.
Ook op gemeentelijk niveau gelden er diverse beleidsnota's. In de gemeentelijke beleidsnota's (zoals de Structuurvisie Lemsterland) wordt tevens uitgegaan van de uitbreiding van het bedrijventerrein, dat onder andere ingevuld kan worden met een gemeentewerf. De beleidsnota's geven voor het plangebied verder geen aspecten aan die voor het bestemmingsplan van belang zijn. Net als op rijks- en provinciaal niveau wordt gestreefd naar voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau.
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de in en rond het plangebied voorkomende relevante milieu- en omgevingsaspecten.
Ten behoeve van de milieuzonering is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem 'Bedrijven en milieuzonering' ontwikkeld, in de vorm van een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 tot en met 6, met bijbehorende richtafstanden. Het plangebied en de (directe) omgeving hiervan kunnen worden beschouwd als een 'gemengd gebied'.
Dit bestemmingsplan legt behalve voor de locatie van de nieuwe gemeentewerf de bestaande situatie vast. Dit houdt in dat bedrijven tot ten hoogste milieucategorie 4.2 zijn toegestaan. Bij een gemengd gebied geldt er vanuit de VNG-brochure dan een richtafstand van 200 meter. De bestaande milieuhygiënische situatie is en blijft grotendeels gehandhaafd en een planologische verslechtering is niet mogelijk. Eventuele omgevingsvergunningen voor milieu van de bedrijven zijn afgestemd op de aanwezigheid van de (bedrijfs)woningen in het plangebied, waarmee ze in het plangebied op de huidige locaties kunnen blijven functioneren.
Voor de locatie van de nieuwe gemeentewerf (een functie uit milieucategorie 3.1 met een richtafstand van 30 meter) geldt dat deze op een afstand van circa 260 meter vanaf de dichtstbijzijnde (reguliere) woningen gerealiseerd wordt. De bedrijfswoningen in het plangebied worden hier niet in meegerekend, deze bevinden zich ook in het gezoneerde deel van het bedrijventerrein. Bij de gemeentewerf bestaan ook geen mogelijkheden voor de realisatie van nieuwe bedrijfswoningen, voor het overige delen van het plangebied wordt de bestaande planologische mogelijkheden gecontinueerd. Er is hier sprake van een verantwoorde milieuzonering. Vanuit milieuzonering gelden er geen belemmeringen voor het plangebied.
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. In en rondom het plangebied zijn geen spoorwegen aanwezig.
In de Wgh is bepaald dat met uitzondering van 30 km/uur-wegen elke weg een geluidszone heeft, waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. In het plangebied is geen sprake van een 30 km/gebied. De N359 heeft een nadrukkelijke verkeersfunctie voor gebiedsontsluitend en doorgaand verkeer. In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen dat een geluidsgevoelig gebouw niet dichter naar een zoneplichtige weg kan worden gebouwd. Tevens is het maximaal aantal rijstroken in de verkeersbestemming op twee vastgelegd.
In het plangebied is een geluidzone ex artikel 41 van de Wgh vastgesteld ten gevolge van de mogelijkheid voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen op het Lemsterhoek. De ligging van de geluidzone is hierna weergegeven.
Figuur 3: Ligging geluidzone
Voor deze geluidzone is in het plangebied een regeling getroffen. Paragraaf 5.2.11 gaat hier nader op in.
Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat geluid geen belemmering is voor het plangebied.
Op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de daarop gebaseerde Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) gelden bepaalde normeringsafstanden tussen risicovolle en risicogevoelige functies. Daarbij wordt er onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In het Bevi wordt aangegeven hoe met het plaatsgebonden risico en het groepsgebonden risico moet worden omgegaan.
De risicovolle inrichtingen zijn op de risicokaart van de provincie Fryslân weergegeven. In en nabij het plangebied bevinden zich geen risicovolle inrichtingen en/of transportroutes/transportleidingen voor gevaarlijke stoffen die vallen onder het Bevi. Wel bevindt zich aan de Kadijk 13 een vuurwerkgroothandel waar maximaal 150.000 kilogram consumentenvuurwerk opgeslagen mag worden. De risicocontouren van dit bedrijf bevinden zich binnen het perceel zelf. In het bestemmingsplan is voor deze functie een specifieke regeling getroffen, paragraaf 5.2.3 gaat hier nader op in.
Externe veiligheid is derhalve geen belemmering voor het plangebied. Het bestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg ook naar de Brandweer en de FUMO gestuurd voor een advies. De bijlagen 1, 2 en 6 gaat hier nader op in. Ten aanzien van externe veiligheid gelden er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.
De Wet luchtkwaliteit is een onderdeel van de Wet milieubeheer. In de wet zijn normen opgenomen voor de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen vormen onder andere geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of als een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt. Voor de nieuwe gemeentewerf geldt dat dit een verplaatsing betreft van de bestaande locaties in Lemmer en Balk. Dit komt de logistiek ten goede. Per saldo leidt dit niet tot een verhoging van de verkeersintensiteiten of een verslechtering van de luchtkwaliteit. In het plangebied zijn verder geen (planologische) nieuwe ontwikkelingen mogelijk die nader luchtkwaliteitsonderzoek vereisen. Luchtkwaliteit is daarmee geen belemmering voor het plangebied.
Het plangebied voorziet deels in het mogelijk maken van nieuwe planologische functies. Bij nieuwe planologische functies dient getoetst te worden of de bodemkwaliteit de uitvoerbaarheid van die functies niet in de weg staat.
In de regionale bodemkwaliteitskaart is zowel de bovengrond (0-0,5 meter minus maaiveld) als de ondergrond (0,5-2,5 meter minus maaiveld) van de landbodem van het plangebied ingedeeld in een bodemkwaliteitszone waarvan de gemiddelde milieuhygiënische kwaliteit voldoet aan de AW2000. Bijzondere omstandigheden zoals bodembedreigende activiteiten kunnen ertoe hebben geleid dat de milieuhygiënische bodemkwaliteit van locaties binnen het plangebied afwijkt van de zonekwaliteit.
In bijlage 3 is bodeminformatie opgenomen om bijzondere omstandigheden in het plangebied te signaleren. Op basis van deze informatie kan niet geconcludeerd worden dat overal binnen het plangebied voldaan wordt aan de bodemkwaliteitszone. De bodeminformatie geeft echter ook geen aanleiding voor het oordeel dat de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van de nieuwe planologische functies niet geschikt is voor die functies.
Het bestemmingsplan wordt ten aanzien van het aspect bodem uitvoerbaar geacht.
Het plangebied valt onder het beheer van het Wetterskip Fryslân, dat zorg draagt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en dat de grotere boezemwateren en sloten beheert, alsmede de waterkeringen, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het plangebied.
In het plangebied ligt een (primaire) waterkering en een vrijwaringszone ten behoeve van de waterkering. Hiervoor zijn regelingen in het bestemmingsplan opgenomen, paragraaf 5.2.7 en 5.2.12 gaan hier nader op in.
Verder bevinden zich in het plangebied regionale keringen, hoofdwatergangen, schouwwatergangen en overige wateren (zie hiervoor het wateradvies in bijlage 6). Voor de hoofdwatergangen is een bebouwingsvrije zone van 5 meter aan weerszijden van toepassing waarvoor de Keur geldt. In het bestemmingsplan is het daarom niet noodzakelijk om hier een aanvullende regeling voor te bieden. Bij ontwikkelingen in het plangebied waarbij sprake is van een toename van verhard oppervlak met meer dan 200 m2 in stedelijk gebied en 1.500 m2 in landelijk gebied is eveneens de Keur van toepassing waarbij een vergunning van het Wetterskip benodigd is.
Voor de watergangen en waterpartijen in het plangebied geldt dat de bestaande situatie wordt gecontinueerd. De kwaliteit- en kwantiteitsfunctie van het water in het plangebied is hiermee gewaarborgd. Het bestemmingsplan is conform de watertoets voor een wateradvies in het kader van het vooroverleg naar Wetterskip Fryslân gestuurd. De resultaten hiervan zijn in het bestemmingsplan opgenomen. Bij de verdere uitwerking van het plan voor de gemeentewerf wordt het waterbeheer verder afgestemd met het Wetterskip Fryslân. Hiermee is de watertoets afgerond en is er een positief wateradvies.
Voor het plangebied is op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg onderzocht of er archeologische waarden aanwezig zijn. Hiervoor is de Friese Archeologische MonumentenKaart Extra (FAMKE) van de provincie Fryslân gebruikt. Op deze kaart is op basis van zowel de aanwezige archeologische monumenten als de te verwachten archeologische waarden een advies aangegeven. De FAMKE bestaat uit twee provinciedekkende advieskaarten, één voor de periode Steentijd - Bronstijd, en één voor de periode Ijzertijd - Middeleeuwen. Deze kaart is ook gekoppeld aan de provinciale ruimtelijke verordening.
Voor het plangebied geldt dat pas onderzoek noodzakelijk is bij ingrepen vanaf 5.000 m2. Op het bestaande deel van het plangebied zijn dergelijke grote ingrepen niet mogelijk, omdat dit al een bestaand ingericht terrein betreft. De nieuwe gemeentewerf betreft een ontwikkeling die groter is dan 5.000 m2. Daarvoor is een archeologisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 4). Daaruit is gebleken dat in een klein deel van de gronden bij bodemingrepen dieper dan 1,2 meter vervolgonderzoek noodzakelijk is. Op dat deel van de gronden is een dubbelbestemming gelegd op grond waarvan bij ingrepen dieper dan 1,2 meter nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Paragraaf 5.2.10 gaat hier nader op in.
Bij het toepassen van de uit te werken bestemming dient eveneens een archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden indien er sprake is van meer dan 5.000 m2 aan bodemingrepen.
Vanuit archeologie gelden er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.
Het is verplicht om in het bestemmingsplan aandacht te schenken aan de cultuurhistorische waarden in het plangebied. Het kan nodig zijn om cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan te beschermen. Hieronder vallen bijvoorbeeld monumenten, karakteristieke panden, maar ook cultuurhistorisch waardevolle landschappen. In het plangebied zijn dergelijke cultuurhistorische waarden niet aanwezig. Verder betreft het een conserverend bestemmingsplan waar het behoud en versterking van het bestaande karakter van het plangebied voorop staat.
Vanuit cultuurhistorie gelden er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.
Het plangebied is getoetst aan de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Voor de nieuwe gemeentewerf is een ecologisch onderzoek uitgevoerd, dat is opgenomen in bijlage 5.
Wat betreft de gebiedsbescherming, maakt het plangebied geen deel uit van een Natura 2000-gebied. Wel is het IJsselmeer aangewezen als Natura 2000-gebied, ter plekke van het plangebied heeft het IJsselmeer alleen de status van EHS. De gemeentewerf wordt gerealiseerd op gronden die al in het vorige bestemmingsplan bestemd waren voor (uit te werken) bedrijventerrein en de nieuwe gemeentewerf betreft een verplaatsing van de bestaande locaties in Lemmer en Balk. Uit het ecologisch onderzoek blijkt ten aanzien van het IJsselmeer als Natura 2000-gebied het volgende. Indien er ten zuiden van gemeentewerf extra verstoring plaatsvindt door de aanwezigheid van mensen en/of voertuigen en dergelijke, dan kan er mogelijk een conflict optreden ten aanzien van rustende of foeragerende vogels die zich langs de rand van het IJsselmeer ophouden. In het bestemmingsplan is de locatie van de gemeentewerf strikt vastgelegd. De vervoersbewegingen van en naar de gemeentewerf spelen zich af richting de N359, dus niet richting het IJsselmeer. Het is om deze reden onwaarschijnlijk dat er een conflict optreedt ten aanzien van rustende of foeragerende vogels.
Het bestemmingsplan maakt verder geen nieuwe (planologische) ontwikkelingen mogelijk die negatieve gevolgen hebben voor het IJsselmeer of voor andere Natura 2000- of EHS-gebieden in de omgeving. In het plangebied wordt grotendeels een conserverende regeling getroffen voor de bestaande (planologische) situatie. Voor de natuurwaarden van het IJsselmeer is in het bestemmingsplan een specifieke regeling getroffen, zie hiervoor paragraaf 5.2.9. De gronden die volgens de provinciale verordening deel uitmaken van de EHS, zijn met een natuurbestemming in het bestemmingsplan geregeld, zie hiervoor paragraaf 5.2.4. Wat betreft de gebiedsbescherming, zijn er geen belemmeringen te verwachten.
Voor de soortenbescherming, geldt er vanuit het ecologisch onderzoek voor de gemeentewerf een aantal aanbevelingen die bij de verdere uitwerking van het project worden opgevolgd. In het plangebied wordt verder een conserverende regeling getroffen voor de bestaande (planologische) situatie. Ten aanzien van de soortenbescherming gelden er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk wordt een motivatie gegeven van de gehanteerde bestemmingen en de daarbij behorende uitgangspunten van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan omvat de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels. Dit is opgenomen in een GML-bestand. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de regels behorende tot dit plan en zijn vertaald naar de verbeelding.
Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. Het bestemmingsplan is opgezet volgens de verplichte landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP). Deze standaard is wettelijk verplicht en is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Zo voorziet de SVBP in een standaardopbouw van een bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voldoet bovendien aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.
Na de herindeling van de voormalige gemeenten Lemsterland, Skarsterlân en Gaasterlân-Sleat in de gemeente De Fryske Marren zijn de verschillende bestemmingsplansystematieken die in de oude gemeenten golden, geharmoniseerd. In het handboek zijn standaardregels opgenomen die bij nieuwe bestemmingsplannen als basis genomen moeten worden. De bestemmingsplanregeling van dit bestemmingsplan is opgezet volgens het handboek (de vastgestelde versie van 23 november 2015). Paragraaf 5.2 gaat hier per bestemming specifiek op in.
De regels bevatten allereerst een bestemmingsomschrijving. Hierin staat beschreven voor welke functie(s) de gronden mogen worden ingericht, gebruikt en hoe de onderlinge rangorde van functies is. Indien van toepassing, worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid is altijd gerelateerd aan het bestemmingsvlak en dient per geval geïnterpreteerd te worden vanuit de aard, omvang en tijd(sduur) van de ondergeschikte functie ten opzichte van de hoofdfunctie.
Door middel van aanduidingen worden op enkele specifieke locaties extra bestaande functiemogelijkheden geboden. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouwregels en gebruiksregels opgenomen. In de bouwregels is - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - aangegeven welke gebouwen en andere bouwwerken in principe zijn toegestaan en welke maatvoering daarbij moet worden aangehouden.
De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik of begrenzen toegelaten vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel verbieden alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).
In de toekomst kunnen zich omstandigheden voordoen (die op dit moment nog niet zijn voorzien), waaruit blijkt dat de bouw- en gebruiksregels niet voldoende zijn. In deze gevallen kan door het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouw- en gebruiksregels. Van geval tot geval zal een afweging worden gemaakt. Er zijn ook gebruiksvormen die beleidsmatig wel mogelijk zijn, maar die vanwege een zorgvuldige afweging onder een afwijking zijn gebracht. Deze vergunning wordt afgegeven na een zorgvuldige afweging van waarden en functies in de bestemmingen.
Het plan bevat voor een aantal gevallen mogelijkheden om bestemmingen te wijzigen binnen de in de regels aangegeven grenzen. Voor zo'n wijziging bestaan aparte procedureregels. De gemeenteraad heeft het college van Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid gegeven om het plan te wijzigen. Voor zover het een wijziging binnen de bestemming zelf betreft, bijvoorbeeld het verwijderen van een aanduiding, staat deze in het betreffende artikel genoemd. Voor zover het een wijziging naar een andere bestemming betreft, kan deze in het betreffende artikel zijn opgenomen of in een algemeen artikel.
Het overgangsrecht is gericht op bouwwerken die ooit met een bouwvergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar die nu, vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht. Ook tientallen jaren aanwezige bouwwerken of langdurig aanwezig gebruik worden met het overgangsrecht beschermd. Het overgangsrecht is er op gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk zullen verdwijnen of het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming geraakt met de gegeven bestemming.
Deze paragraaf geeft een toelichting op de uitgangspunten en de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van alle bestemmingen en aanduidingen zoals die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen.
Het algemene uitgangspunt voor het plangebied is het behoud en de versterking van de aanwezige functies en de huidige ruimtelijke kwaliteit en het bieden van uitbreidingsmogelijkheden voor het bedrijventerrein. De mogelijkheden in het plangebied zijn afgestemd op de huidige situatie en de bestaande planologische mogelijkheden. Hierbinnen is er ruimte voor kwaliteitsverbetering
Uitgangspunt
In het plangebied is één agrarisch bedrijf aanwezig aan de Plattedijk 63. Voor het agrarisch bedrijf geldt het uitgangspunt dat deze in het plangebied moet kunnen blijven functioneren, rekening houdende met de (woon)omgeving. Om deze reden is het agrarisch bedrijf vrij strak bestemd. Hierbinnen is één bedrijfswoning toegestaan, de maatvoering hiervanis afgestemd op de woonbestemmingen. Bij agrarische bedrijven is vaak voldoende ruimte voor een ondergeschikte tweede tak of deeltijdfuncties, zoals bedrijvigheid (waaronderproductiegebonden detailhandel), logiesverstrekking en kleinschalig kamperen. Voor dit soort functies is in het bestemmingsplan een regeling opgenomen om deze onder voorwaarden te kunnen toestaan. Dit geldt ook voor een paardrijbak. Hiervoor geldt het uitgangspunt dat er geen hinder ontstaat voor de omliggende functies en dat de omliggende wegen hiervoor geschikt zijn. Tevens dient de ondergeschiktheid gewaarborgd te worden.
Indien het agrarisch bedrijf wordt beëindigd of verplaatst, moet de vrijgekomen locatie plaats kunnen bieden aan een functie die past in de omgeving. Om deze reden is er in de bestemming een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen naar bedrijventerrein.
Bestemmingsbeschrijving
De gebouwen en overkappingen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de maximale goot- en bouwhoogten volgens de bestaande afmetingen zijn vastgelegd op de verbeelding. Er zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen om gebouwen en/of overkappingen buiten het bouwvlak te bouwen. De bedrijfswoning mag een oppervlakte hebben van 150 m2. Bij de bedrijfswoning zijn ook bijbehorende bouwwerken toegestaan en is de uitoefening van bêd en brochje en aan huis verbonden beroepen onder voorwaarden mogelijk.
Bij het agrarisch bedrijf zijn voor verschillende soorten bedrijfsmatige, recreatieve en zorgfuncties afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Zie bijlage 1 van de regels voor een compleet overzicht hiervan. Om de ondergeschiktheid te waarborgen, is logiesverstrekking alleen toegestaan tot ten hoogste vijf recreatieappartementen met een maximum oppervlakte van 250 m2. Productiegebonden detailhandel is toegestaan tot maximaal 100 m2. Voor een kampeerterrein en een paardrijbak geldt dat deze op een afstand van respectievelijk minimaal 500 meter van de bebouwde kom en 50 meter vanuit de nabijgelegen woningen gerealiseerd mogen worden. Hiermee wordt ongewenste hinder voorkomen.
Bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid om de bestemming om te zetten naar de bestemming 'Bedrijventerrein' wordt aangesloten bij de wijzigingsbevoegdheid die in de bestemmingsbeschrijving van de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' is beschreven.
Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving
De bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' komt voor aan de west- en zuidzijde van het plangebied. De bestemming is gericht op het behoud van deze open plek in het plangebied die voor agrarische doeleinden in gebruik is. Het belangrijkste uitgangspunt voor deze gronden is dat ze voor agrarische doeleinden gebruikt kunnen worden en dat op deze gronden niet gebouwd mag worden (een nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf is dus niet toegestaan). Hierbij geldt dat de landschappelijke en natuurlijke waarden in stand gehouden moeten worden.
De gronden zijn dus bestemd voor agrarisch gebruik, waarbij ondergeschikt ook functies zijn toegestaan die dit hoofdgebruik versterken, zoals paden en sloten. Het is niet toegestaan om gebouwen, overkappingen en/of silo's te bouwen.
Ten westen en zuiden van het huidige bedrijventerrein is een wijzigingsbevoegdheid van toepassing waarmee de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' gewijzigd kan worden naar de bestemming 'Bedrijventerrein'. Dit kan zowel een nat als een droog bedrijventerrein worden, waarbij de aanleg van een nieuwe watergang tot de mogelijkheden behoort. Dit is dan ook het belangrijkste uitgangspunt voor de wijzigingsbevoegdheid, waarbij qua bebouwing en functies aansluiting gezocht moet worden bij het bestaande bedrijventerrein. Overeenkomstig het provinciale beleid moet voor uitbreidingen groter dan 5.000 m2 archeologisch onderzoek worden gedaan en moet het te wijzigen gebied voortkomen uit een concrete behoefte of een bedrijventerreinenplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Een ander belangrijk aspect bij de wijzigingsbevoegdheid betreft de landschappelijke inpassing. De uitbreiding van het bedrijventerrein moet op een goede wijze landschappelijk worden ingepast, waarbij de landschappelijke inpassing met een voorwaardelijke verplichting in het wijzigingsplan wordt gewaarborgd.
Uitgangspunt
De bestemming 'Bedrijventerrein' is op het bestaande bedrijventerrein en de nieuwe locatie van de gemeentewerf gelegd. Het behoud van de bestaande mogelijkheden en het planologisch regelen van de gemeentewerf zijn de belangrijkste uitgangspunten voor de bestemming. Voor de gemeentewerf geldt dezelfde regeling als voor de rest van het bedrijventerrein. Op deze locatie is een voorwaardelijke verplichting van toepassing die de ideeën voor de landschappelijke inpassing waarborgen.
Overeenkomstig de bestaande mogelijkheden zijn bedrijven uit ten hoogste milieucategorie 4.2 toegestaan op het bedrijventerrein (inclusief geluidszoneringsplichtige inrichtingen). Voor anderssoortige functies (zoals perifere detailhandel, de vuurwerkopslag en de bedrijfswoningen) biedt het bestemmingsplan een regeling die is afgestemd op de huidige mogelijkheden. Voor bedrijfswoningen houdt dit in dat inpandige bedrijfswoningen bij recht zijn toegestaan en dat vrijstaande bedrijfswoningen alleen op de huidige locaties zijn toegestaan. De bouwmogelijkheden in de bestemming (zoals de ligging van de bouwvlakken en de maximale bouwhoogten) zijn ook afgestemd op de huidige mogelijkheden.
Bestemmingsbeschrijving
In de bedrijvenlijst in bijlage 2 van de regels is aangegeven welke bedrijven zijn toegestaan. Voor de vuurwerkopslag en de perifere detailhandel in de bestemming zijn aanduidingen opgenomen waarmee deze functies ter plekke zijn geregeld. Voor bedrijven die niet zijn opgenomen in deze lijst, of bedrijven uit een hogere categorie is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om ze (onder voorwaarden) toe te staan. Voor nieuwe perifere detailhandel is er een afwijkingsmogelijkheid opgenomen op dit onder voorwaarden toe te staan.
De gebouwen en overkappingen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd, waarbij de maximale bouwhoogten volgens de geldende mogelijkheden (10 meter) zijn vastgelegd op de verbeelding. Voor de locatie van de gemeentewerf is een bouwhoogte van 11 meter van toepassing. In alle gevallen is een bebouwingspercentage va 75 % en een minimale afstand van 3,5 meter ten opzichte van de zijdelingse en de achterperceelgrens van toepassing. Hiermee wordt voorkomen dat de bouwvlakken te vol worden gebouwd en deze regeling komt tevens de brandveiligheid ten goede.
Ook zijn er afwijkingsmogelijkheden opgenomen om onder voorwaarden gebouwen en/of overkappingen buiten het bouwvlak te bouwen, het bebouwingspercentage te verhogen en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens te verkleinen. Op het middendeel van het bedrijventerrein is nog een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om gebouwen (onder voorwaarden) tot 20 meter hoogte te kunnen bouwen.
Voor bedrijfswoningen wordt onderscheid gemaakt tussen inpandige bedrijfswoningen en vrijstaande bedrijfswoningen. Daarnaast zijn er in het zuidelijke deel van het bedrijventerrein (overeenkomstig de bestaande planologische mogelijkheden) en op de nieuwe locatie van de gemeentewerf geen bedrijfswoningen toegestaan. Voor het overige deel van het bedrijventerrein bestaan mogelijkheden voor inpandige bedrijfswoningen tot ten hoogste 150 m2. Hierbij geldt de voorwaarde dat er sprake is van ten minste 200 m2 aan bijbehorende gebouwen en dat er maximaal één inpandige bedrijfswoning per bouwperceel is toegestaan. Door deze regeling wordt voorkomen dat er bij hele kleine bedrijven bedrijfswoningen ontstaan en dat de woonfunctie niet meer ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie. De vrijstaande bedrijfswoningen zijn alleen toegestaan op de huidige locaties, een verdere uitbreiding van het aantal is niet mogelijk. Wel is het mogelijk om de bestaande vrijstaande bedrijfswoningen door het toepassen van een afwijkingsmogelijkheid gedeeltelijk buiten het aanduidingsvlak te bouwen. Verder zijn bij de bedrijfswoningen ook bijbehorende bouwwerken toegestaan.
Voor de locatie van de gemeentewerf is een voorwaardelijke verplichting van toepassing waarmee de ideeën voor de landschappelijke inpassing volgens de uitgangspunten die zijn opgenomen in bijlage 3 bij de regels is gewaarborgd. Hierin is geregeld dat er binnen twee jaar na de bouw van het eerste bedrijfsgebouw sprake dient te zijn van de landschappelijke inpassing.
Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving
De bestemming 'Natuur' is van toepassing op het gebied in de zuidzijde van het plangebied nabij het IJsselmeer dat in de provinciale verordening de status van EHS-gebied heeft. Dit gebied is van belang voor de ecologische waarden van het IJsselmeer. Daarnaast is het ook vanuit landschappelijke oogpunt van belang voor het zicht van en naar het IJsselmeer. Het behoud en versterken van de natuurwaarden en de landschappelijke waarden is het belangrijkste uitgangspunt.
De gronden zijn dus bestemd voor natuurgebied, waarbij ondergeschikt ook functies zijn toegestaan die dit hoofdgebruik versterken, zoals paden en extensief dagrecreatief en/of educatief medegebruik. Het is niet toegestaan om gebouwen en overkappingen te bouwen.
Om de natuurlijkwaarden en de landschappelijke waarden te beschermen, zijn bepaalde werken en werkzaamheden (zie hiervoor artikel 6.4.1 van de regels) omgevingsvergunningsplichtig.
Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving
De wegen en straten in het plangebied zijn onder de bestemming 'Verkeer' gebracht. Ook bermen, sloten, begeleidende groenstroken, parkeerplaatsen en dergelijke zijn in deze bestemming meegenomen.
Het behoud van de bestaande wegen- en stratenstuctuur in het plangebied en het opnemen van andere functies ter ondersteuning van de openbare ruimte in de bestemmingen zijn de belangrijkste uitgangspunten. Om deze reden zijn geen gebouwen en overkappingen toegestaan. In verband met de akoestische aspecten vanuit de Wet geluidhinder is het niet mogelijk het aantal rijstroken uit te breiden naar meer dan twee.
Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving
De bestemming 'Water' is van toepassing op de grote waterpartijen en waterlopen in het plangebied, waaronder een deel van het IJsselmeer. Het behoud van het water is het belangrijkste uitgangspunt, waarbij er ondergeschikt ook mogelijkheden bestaan voor extensief dagrecreatief medegebruik en groenvoorzieningen.
Om het karakter van de openbare ruimte te bewaren, zijn geen gebouwen en overkappingen in de bestemming toegestaan. Wat betreft de aanleggelegenheid geldt dat dit voor maximaal drie aaneengesloten dagen is toegestaan. Hiermee wordt voorkomen dat het water voor langere periode wordt gebruikt voor de aanleg van boten en dergelijke.
Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving
Ter bescherming van de waterkering (en een deel van reserveringszone hiervan) is aan de zuidzijde van het plangebied bij het IJsselmeer de bestemming ‘Waterstaat - Waterkering’ opgenomen. De bescherming van de waterkerende functie staat hierin voorop en vormt het hoofduitgangspunt. Er mogen dan ook geen gebouwen worden gebouwd. Ook is er voor diverse werkzaamheden (ter bescherming van de waterkering) een omgevingsvergunning nodig, zie hiervoor artikel 9.3.
Uitgangspunt
Aan de Plattedijk 65 bevindt zich de enige reguliere woning in het plangebied. Het behoud en de versterking van de woonfunctie en aan de woonfunctie aanverwante functies is het belangrijkste uitgangspunt. Met het handboek bestemmingsplannen van de gemeente is gekozen voor een uniforme systematiek voor alle woonbestemmingen in de gemeente. De bestemming 'Wonen - 3' wordt onder andere toegepast voor voormalige boerderijen in de gemeente. Om deze reden is deze bestemming gegeven aan het perceel. Het bouwvlak is afgestemd op het bestaande gebouw.
Het bestaande aantal woningen is in de regels vastgelegd, door middel van een afwijkingsmogelijkheid is het mogelijk om extra woningen te bouwen. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens is, onder andere in verband met brandveiligheidsaspecten, in de regels standaard vastgelegd op minimaal drie meter (met uitzondering van bestaande situaties). Via een binnenplanse afwijking met bijbehorende toetsingscriteria kan deze afstand worden verkleind.
Binnen alle woonbestemmingen is een uniforme erfbebouwingsregeling gehanteerd waarbij rekening is gehouden met een maximale oppervlakte en bebouwingspercentage aan bijbehorende bouwwerken (zoals aanbouwen, uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen). Hiermee wordt voorkomen dat de percelen te vol worden gebouwd, dit is onder andere van belang voor de brandveiligheid. Afhankelijk van de oppervlakte van het bouwperceel gelden er afwijkingsmogelijkheden om de hoeveelheid erfbebouwing te vergroten. Hiervoor geldt het uitgangspunt dat voor grotere bouwpercelen meer mogelijkheden gelden. Verder zijn er mogelijkheden voor erkers opgenomen in de woonbestemmingen.
Er zijn onder voorwaarden verschillende functies bij het wonen toegestaan, zoals aan huis verbonden werkactiviteiten en 'bêd en brochje'. Het uitgangspunt hiervoor is dat deze functies ondergeschikt aan de woonfunctie worden uitgeoefend.
Bestemmingsbeschrijving
In de bestemming is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen (woonhuizen) en bijbehorende bouwwerken. De hoofdgebouwen moeten in de bouwvlakken gebouwd worden, er is een afwijkingsmogelijkheid in de bestemming opgenomen om het hoofdgebouw onder voorwaarden gedeeltelijk buiten het bouwvlak te bouwen. Omdat de bestemming 'Wonen - 3' voorziet op voormalige boerderijen, zijn hier alleen de bestaande goot- en bouwhoogten toegestaan.
Er zijn ten hoogste 70 m2 aan bijbehorende bouwwerken toegestaan tot een maximaal oppervlak van 50% per bouwperceel. De oppervlakte van het hoofdgebouw telt hier niet in mee. Afhankelijk van de grootte van het bouwperceel kan deze oppervlakte onder voorwaarden vergroot worden tot ten hoogste 200 m2.
In de specifieke gebruiksregels is opgenomen dat de gronden en bouwwerken niet gebruikt mogen worden voor detailhandel en bedrijvigheid, met uitzondering van aan huis verbonden werkactiviteiten en bêd & brochje. Bij deze functies is het van belang dat ze ondergeschikt zijn aan de woonfunctie, zodat de woonfunctie voor het overgrote deel behouden blijft. De regeling is hierop afgestemd.
Het bestaande aantal woningen is uit te breiden met een afwijkingsmogelijkheid, mits dit niet leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk.
Omdat het IJsselmeer voor de natuur van groot belang is, is hiervoor de dubbelbestemming 'Waarde - Natuur en Landschap' opgenomen. Het uitgangspunt hiervoor is het behoud, het herstel en/of het versterken van de landschappelijke en natuurlijke waarden. Voor een aantal werken en werkzaamheden die deze waarden kunnen scharen is een omgevingsvergunning benodigd. Zie artikel 12.2.1 voor een overzicht hiervan.
In het plangebied is op één locatie sprake van archeologische waarden die beschermd moeten worden volgens het uitgevoerde archeologisch onderzoek (zie hiervoor bijlage 4 Archeologisch onderzoek). Voor deze gronden geldt het uitgangspunt dat eerst archeologisch vervolgonderzoek uitgevoerd moet worden voordat bouwwerken gerealiseerd kunnen worden die dieper dan 1,2 meter de bodem in reiken. Ook zijn bepaalde werken en werkzaamheden (zie hiervoor artikel 11.3 van de regels) omgevingsvergunningsplichtig.
Uitgangspunt en aanduidingsbeschrijving
Het bedrijventerrein heeft een geluidzone in het kader van de Wet geluidhinder. Deze geluidzone ligt over een deel van het plangebied buiten (de uitbreiding van) het bedrijventerrein. Het is wettelijk verplicht om deze geluidzone in het bestemmingsplan te regelen. Binnen de geluidzone wordt gestreefd naar het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting, dit is ook het uitgangspunt. Geluidsgevoelige bebouwing mag hier alleen worden opgericht als is aangetoond dat de geluidsbelasting niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarden of een verkregen hogere waarde.
Uitgangspunt en aanduidingsbeschrijving
De reserveringszone van de waterkering is geregeld met de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk'. De ligging van het aanduidingsvlak is afgestemd op de provinciale verordening. De reserveringszone is opgenomen voor toekomstige versterking van de waterkering langs het IJsselmeer vanwege de te verwachten stijging van de IJsselmeerpeil. Dit is ook het uitgangspunt van de regeling. Hiermee kunnen ongewenste ontwikkelingen worden voorkomen die toekomstige versterking in de weg staan.
De aanduidingsregeling geldt 'boven' de onderliggende bestemmingen en houdt in dat er behalve de bestaande gebouwen en overkappingen bij recht geen andere zijn toegestaan. Nieuwe gebouwen of overkappingen zijn alleen mogelijk als is gebleken dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de werking van de waterkering. Dit is geregeld door middel van een afwijking, waarbij een positief advies van de dijkbeheerder verkregen moet worden.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan en de grondexploitatie. Bij de uitvoerbaarheid wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
In het kader van het vooroverleg bestaat voor belangenorganisaties en burgers de mogelijkheid te reageren op de gemeentelijke beleidsvoornemens, zoals die zijn opgenomen in dit bestemmingsplan. Om een ieder de gelegenheid te geven zijn visie naar voren te brengen, wordt een inspraakprocedure gevolgd, zoals die is opgenomen in de gemeentelijke Inspraakverordening.
In dezelfde fase is het plan ook voorgelegd aan de betrokken diensten en instanties als bedoeld in het Overleg van het Besluit ruimtelijke ordening. Over alle eventueel ingekomen reacties is een standpunt bepaald. Hiervoor is een Reactienota opgesteld, die is opgenomen als bijlage 6 bij deze toelichting. In de Reactienota is aangegeven in hoeverre de reacties aanleiding hebben gegeven tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Daarna is het bestemmingsplan gereed gemaakt voor de wettelijke vaststellingsprocedure. Er is gelegenheid geweest tot het mondeling en schriftelijk kenbaar maken van zienswijzen bij de gemeenteraad. Op basis hiervan is het bestemmingsplan op 26 oktober 2016 ongewijzigd vastgesteld. In bijlage 7 zijn de raadsstukken van de vaststelling opgenomen. Uiteindelijk is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Indien sprake is van bepaalde bouwplannen, moet de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan vaststellen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien als voornoemde kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten, en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht. Een combinatie van een exploitatieplan en overeenkomsten is ook mogelijk.
Dit bestemmingsplan (de toegestane functies en de bouwregels) is gebaseerd op de bestaande situatie en geldende regelingen voor het plangebied. Behalve de gemeentewerf worden geheel nieuwe bouwplannen (volgens het Bro) niet mogelijk gemaakt. De gemeentewerf wordt gerealiseerd op gronden die in eigendom van de gemeente zelf zijn. De grondexploitatieregeling is niet van toepassing en de vaststelling van een exploitatieplan daarom niet nodig.
Voor de gemeentewerf heeft de gemeente de benodigde financiële middelen gereserveerd. Voor het overige deel van het plangebied verandert er in principe niets aan de economische onderbouwing ten opzichte van de eerder geldende plannen. Het weergeven van de economische uitvoerbaarheid voor de inzet van gemeentelijke middelen door middel van een cijfermatige opzet, is daarom voor dit bestemmingsplan niet relevant.