direct naar inhoud van Regels
Plan: Bedrijventerreinen (voormalige gemeente Vlist)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1931.BP1610BT007-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen (voormalige gemeente Vlist)' met identificatienummer NL.IMRO.1931.BP1610BT007-VG01 van de gemeente Krimpenerwaard.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- en uitbouw:

een gebouw dat aan het hoofdgebouw is aangebouwd, en daarmee in directe verbinding staat en welk gebouw door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 afvalinzamelsysteem:

geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen bouwwerken/ voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke.

1.7 ander bouwwerk:

bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bedrijfsmatige activiteiten aan huis:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen detailhandelsbedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.10 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein bestemd voor een huishouding waarvan huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is.

1.11 beroepsmatige activiteiten aan huis:

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermede naar de aard gelijk te stellen terrein dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.12 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, met uitzondering van bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • b. bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan met uitzondering van het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, gebouw, dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en dat niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwlaag, laag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond, hieronder wordt niet begrepen:

  • een onderbouw: een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen;
  • een vide (open ruimte in een gebouw), waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van de onderliggende laag;
  • een zolder waarvan de oppervlakte, voor zover de hoogte groter is dan 1,50 m, niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende laag.
1.19 bouwmarkt:

detailhandelsvestiging waar bouwmaterialen te koop worden aangeboden alsmede materialen die voor het verrichten van bouw- en verbouwwerkzaamheden nodig zijn.

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 cultuurhistorische waarden:

belang in geschiedkundig opzicht; onder andere met betrekking tot het ontstaan van het gebied, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het occupatiepatroon en de bebouwing.

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.26 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 horecavoorziening:

een bedrijf, dat in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of op het exploiteren van zaalaccommodatie; in dit plan worden de volgende horecavoorzieningen onderscheiden:

  • 1. winkelondersteunende horeca zoals:
    • a. koffiebar;
    • b. lunchroom;
    • c. tearoom;
    • d. traiteur;
  • 2. lichte horeca, zoals:
    • a. automatiek;
    • b. broodjeszaak;
    • c. cafetaria;
    • d. snackbar;
    • e. bistro
    • f. restaurant (zonder bezorg- en /of afhaalservice)
    • g. hotel, pension, logeerhuis;
  • 3. zware horeca, zoals:
    • a. bar;
    • b. biljartcentrum;
    • c. café;
    • d. restaurant met bezorg- en afhaalservice (o.a. pizza, chinees);
    • e. zalenverhuur;
    • f. partycentrum.
1.29 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.30 kantoor:

een ruimte welke door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden.

1.31 kelder:

zie bouwlaag.

1.32 maatschappelijke voorzieningen:

overheids-, medische, onderwijs-, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, recreatieve en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van sportbeoefening, ouderenzorg, kinderdagverblijven en kinderopvang.

1.33 ondergeschikte horeca:

horeca-activiteiten die worden uitgeoefend ten dienste van de hoofdfunctie zoals toegestaan in dit plan, waarbij de horeca-activiteiten een ondergeschikt onderdeel uit maken van de hoofdactiviteit, bijvoorbeeld maximaal 15% van de omzet of bedrijfsvloeroppervlak.

1.34 ondergeschikte productiegerichte detailhandel:

ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen bij een productiebedrijf, niet zijnde een assemblage- of groothandelsbedrijf.

1.35 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken voer- of vaartuig, ark, kampeermiddel of soortgelijk verblijfsmiddel, voor zover deze niet als bouwwerk is aan te merken.

1.36 peil:
  • a. voor gebouwen op of langs een dijk:
    • 1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de kruin van een dijk grenzen of waarvan de voorgevel binnen een afstand van 3 meter uit de kruin van de dijk is gelegen: de hoogte van de kruin van de dijk;
    • 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende bestaande afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
  • b. voor gebouwen niet op of langs een dijk:
    • 1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de openbare weg grenzen: de hoogte van de kruin van die openbare weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
    • 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende bestaande afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
  • c. voor andere bouwwerken:

de gemiddelde hoogte van het aansluitende bestaande afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

1.37 perifere detailhandel:

detailhandel in auto's, boten, caravans, motoren, scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano's, surfplanken, tenten, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, brand- en explosiegevaarlijke goederen en detailhandel die zich uit oogpunt van ruimtelijke ordening niet onderscheidt van de hiervoor genoemde detailhandel.

1.38 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen.

1.39 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke volgens het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.40 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting worden in elk geval verstaan:

  • a. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen erotische massagesalon;
  • b. een seksbioscoop of sekstheater;
  • c. een seksautomatenhal;
  • d. een seksclub of parenclub,

al dan niet in combinatie met elkaar, een escortbedrijf wordt niet onder een seksinrichting verstaan.

1.41 seksbioscoop/- theater:

een inrichting of een daarmee gelijk te stellen gelegenheid waar vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven.

1.42 seksautomatenhal:

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten of filmvoorstellingen en/of liveshows van erotische en/of pornografische aard worden gegeven.

1.43 sekswinkel:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarbinnen hoofdzakelijk (minimaal 70% van de vloeroppervlakte) goederen van erotisch- pornografische aard worden verkocht of verhuurd.

1.44 standplaats:

een perceel of kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingennet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten.

1.45 straatmeubilair:

bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-)voorzieningen, zoals:

  • a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
  • b. telefooncellen, abri's, kunstwerken, fietsenstallingen, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
  • c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts-)voorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een hoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
  • d. afvalinzamelsystemen.
1.46 tuincentrum:

een detailhandelsvestiging waar de volgende goederen ten verkoop worden aangeboden:

  • a. boomkwekerijproducten, planten, kamerplanten, (bloem)bollen, knollen, zaden en snijbloemen;
  • b. gewasbeschermingsmaterialen, meststoffen, grondproducten;
  • c. attributen voor de verfraaiing en het onderhoud van tuinen, zoals tuingereedschappen, en daarbij benodigde hulpmaterialen, zoals bestratingmateriaal, tuinhout en vijvermateriaal;
  • d. tuinmeubilair, tuinhuisjes en kassen.
1.47 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.48 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen (zie ook de algemene bouwregels, artikel 17).

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens:

wordt gemeten vanaf het dichtst bij de perceelgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 m boven peil en haaks op de perceelsgrens.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 aanvullende regels voor de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:

bij de vaststelling van de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder buitenwerkse gevelvlakken en/of scheidingsmuren wordt de verticale projectie van het gehele bouwwerk, op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk gemeten.

2.7 de bedrijfsvloeroppervlakte:

wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten worden opgeteld.

2.8 de verkoopvloeroppervlakte:

wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte van ruimten welke rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelsactiviteiten en voor publiek toegankelijk zijn worden opgeteld; kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', uitsluitend voor nutsvoorzieningen;
  • b. bijbehorende erven, parkeer- en groenvoorzieningen en water.
3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. gebouwen uitsluitend binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2,5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 m.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten in categorie 1 t/m 3.1 van de bij deze regels behorende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
  • b. bedrijfsgebonden kantoren, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.4.1;
  • c. zelfstandige kantoren, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.4.2;
  • d. ondergeschikte productiegerichte detailhandel;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'transportbedrijf', tevens voor een transportbedrijf in categorie 3.2 van de bij deze regels behorende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - polyesterverwerking', tevens voor een polyesterverwerkingsbedrijf in categorie 4.1 van de bij deze regels behorende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - tanktransport', tevens voor een tanktransportbedrijf in categorie 3.2 van de bij deze regels behorende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vleeswarenfabriek', tevens voor een worst- en vleeswarenfabriek in categorie 3.2 van de bij deze regels behorende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf', tevens voor een bouwbedrijf in categorie 3.2 van de bij deze regels behorende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalwarenfabriek', tevens voor een metaalwarenfabriek in categorie 4.1 van de bij deze regels behorende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transport- en garagebedrijf', tevens voor een transport- en garagebedrijf in categorie 3.2 van de bij deze regels behorende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens voor een bedrijfswoning;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autohandel', tevens voor detailhandel in auto's;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer', tevens voor een bouwmarkt, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.4.3;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', tevens voor de buitenopslag van goederen;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum', tevens voor een tuincentrum, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.4.4;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie', uitsluitend voor een rioolwaterzuiveringsinstallatie;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'garage', uitsluitend voor bergruimten en opslag van goederen;
  • s. bijbehorende erven, parkeer- en groenvoorzieningen en water.
4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. gebouwen uitsluitend binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' één bedrijfswoning mag worden gebouwd met een maximale inhoud van 650 m3, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', de aangeduide hoogtes niet door gebouwen mogen worden overschreden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' de aangeduide hoogte niet door gebouwen mag worden overschreden;
  • e. voor zover binnen een bouwvlak geen hoogte is bepaald de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 8 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 11 m, mits op niet minder dan 3 m uit de bouwgrens gebouwd wordt;
  • f. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2,5 m;
  • g. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 12 m.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afstand als bedoeld in lid 4.2 onder e in verband met de bezonning en privacy (van bewoners) van omliggende percelen.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

4.4.1 Bedrijfsgebonden kantoren
  • a. de bedrijfsvloeroppervlakte van bedrijfsgebonden kantoren als bedoeld in lid 4.1 onder b mag per bedrijf niet meer bedragen dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte van het bedrijf tot een maximum van 1.000 m2, danwel de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte bedrijfsgebonden kantoor indien deze meer bedraagt;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, mag ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' de bedrijfsvloeroppervlakte van bedrijfsgebonden kantoren niet meer bedragen dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte van het bedrijf tot een maximum van 1.250 m2, danwel de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte bedrijfsgebonden kantoor indien deze meer bedraagt.

4.4.2 Zelfstandige kantoren

De gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van zelfstandige kantoren als bedoeld in lid 4.1 onder c. mag niet meer bedragen dan 1000 m².

4.4.3 Bouwmarkt
  • a. de bedrijfsvloeroppervlakte van een bouwmarkt ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer' als bedoeld in lid 4.1 onder n. dient minimaal 1.000 m² te bedragen;
  • b. onverminderd het bepaalde onder a, mag de bedrijfsvloeroppervlakte van een bouwmarkt ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer' als bedoeld in lid 4.1 onder n. niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (bvo) (m2)' is aangegeven.

4.4.4 Tuincentrum
  • a. de bedrijfsvloeroppervlakte van een tuincentrum ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' als bedoeld in lid 4.1 onder p. dient minimaal 1.000 m² te bedragen;
  • b. onverminderd het bepaalde onder a, mag de bedrijfsvloeroppervlakte van een tuincentrum ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' als bedoeld in lid 4.1 onder p. niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (bvo) (m2)' is aangegeven.

4.4.5 Strijdig gebruik

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen niet worden gebruikt voor:

  • a. bedrijven, die krachtens artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;
  • b. risicovolle inrichtingen;
  • c. detailhandel, met uitzondering van:
    • 1. ondergeschikte productiegerichte detailhandel;
    • 2. detailhandel in auto's ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autohandel';
    • 3. detailhandel in de vorm van een bouwmarkt ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer', waarbij een nevenassortiment is toegestaan, mits:
      • maximaal 20% van de verkoopvloeroppervlakte voor de verkoop van het nevenassortiment wordt gebruikt, en;
      • het nevenassortiment past bij het hoofdassortiment.
    • 4. detailhandel in de vorm van een tuincentrum ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum', waarbij een nevenassortiment is toegestaan, mits:
      • maximaal 20% van de verkoopvloeroppervlakte voor de verkoop van het nevenassortiment wordt gebruikt, en;
      • het nevenassortiment past bij het hoofdassortiment.
  • d. horecavoorzieningen, met uitzondering van bedrijfskantines;
  • e. buitenopslag, met uitzondering van de gronden gelegen achter het (verlengde) van de voorgevel van het hoofdgebouw, mits:
    • 1. de oppervlakte van de buitenopslag niet meer bedraagt dan 60% van het onbebouwde bouwperceel;
    • 2. de hoogte van de buitenopslag niet meer bedraagt dan 3 m.

4.4.6 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Onverminderd het bepaalde in lid 4.1 is het in strijd met de bestemming om vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen te gebruiken of laten gebruiken anders dan als huishoudelijke bergruimte of stalling van voertuigen.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.1, onder a:
    • 1. om bedrijfsactiviteiten toe te staan uit de naast hogere categorie van de bij deze regels behorende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten', mits die bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar zijn met de rechtstreeks volgens lid 4.1 toegelaten bedrijfsactiviteiten;
    • 2. om bedrijfsactiviteiten toe te staan die niet in de bij deze regels behorende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn genoemd, mits die bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar zijn met de rechtstreeks volgens lid 4.1 toegelaten bedrijfsactiviteiten.
  • b. het bepaalde in lid 4.1 om de vestiging van perifere detailhandel toe te staan, mits:
    • 1. in het plangebied ten hoogste drie vestigingen worden toegelaten;
    • 2. de bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging maximaal 2.000 m2 bedraagt;
    • 3. uit een distributie planologisch onderzoek is gebleken dat vestiging van de betreffende detailhandelsvestiging niet leidt tot verstoring van de lokale of regionale verzorgingsstructuur;
    • 4. het bepaalde in lid 4.2 onverminderd van toepassing blijft.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen en water;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. straatmeubilair;
  • e. nutsvoorzieningen en gemalen;
  • f. aanlandingen ten behoeve van bruggen.
5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 5 m.

Artikel 6 Maatschappelijk - Begraafplaats

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een begraafplaats;
  • b. straatmeubilair.
  • c. bijbehorende erven, parkeer- en groenvoorzieningen en water.
6.2 Bouwregels

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. gebouwen uitsluitend binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', de aangeduide hoogtes niet door gebouwen mogen worden overschreden;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
    • 1. op de gronden voor de voorgevel: 1 m;
    • 2. voor het overige: 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 m.

Artikel 7 Maatschappelijk - IJsclub

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - IJsclub' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een ijsclub;
  • b. ondergeschikte horeca ten dienste van de bestemming;
  • c. ondergeschikte expositie en kleinschalige detailhandel van met de maatschappelijke functie samenhangende artikelen;
  • d. straatmeubilair;
  • e. bijbehorende erven, parkeer- en groenvoorzieningen en water.
7.2 Bouwregels

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. gebouwen uitsluitend binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', de aangeduide hoogtes niet door gebouwen mogen worden overschreden;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
    • 1. op de gronden voor de voorgevel: 1 m;
    • 2. voor het overige: 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 m.
7.3 Specifieke gebruiksregels

7.3.1 Kleinschalige detailhandel

De bedrijfsvloeroppervlakte van kleinschalige detailhandel als bedoeld in lid 7.1 onder c. mag niet meer bedragen dan 125 m².

7.3.2 Strijdig gebruik

De voor 'Maatschappelijk - IJsclub' aangewezen gronden mogen niet worden gebruikt voor horecavoorzieningen, met uitzondering van ondergeschikte horeca als bedoeld in lid 7.1 onder b.

Artikel 8 Tuin

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 1 m, met dien verstande dat bestaande gebouwen mogen worden gehandhaafd.

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, (met stroom- of verblijfsfunctie) en de daarbij behorende voorzieningen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen en water;
  • f. straatmeubilair;
  • g. nutsvoorzieningen en gemalen;
  • h. bruggen.
9.2 Bouwregels

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12 m.

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. recreatief medegebruik;
  • c. duikers en gemalen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. bruggen.
10.2 Bouwregels

Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.

Artikel 11 Water - Waterweg

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waterweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishouding;
  • b. scheepvaartverkeer;
  • c. behoud en versterking van de ecologische en landschappelijke waarden;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. bijbehorende voorzieningen, zoals sluizen, kaden, keermuren, bruggen, duikers, stuwen, aanlegsteigers en meerpalen.
11.2 Bouwregels

Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 12 m voor masten ten behoeve van obstakelverlichting;
  • b. 6 m voor overige andere bouwwerken.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. beroepsmatige activiteiten aan huis, met inachtneming van het bepaalde in lid 12.3.1;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats', tevens voor een woonwagenstandplaats;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', tevens voor bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'garage', uitsluitend voor huishoudelijke bergruimten en stallingen voor (motor)voertuigen;
  • f. bijbehorende erven, tuinen, parkeer- en groenvoorzieningen en water.
12.2 Bouwregels

Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

12.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen uitsluitend binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd;
  • b. binnen bouwvlakken ter plaatse van de hierna aangegeven aanduidingen de woningen worden gebouwd op de daarbij aangegeven wijze:

aanduiding   Bouwwijze  
twee-aaneen   uitsluitend half-vrijstaand  
vrijstaand   uitsluitend vrijstaand  

  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan 7 m;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan 11 m.

12.2.2 Bijgebouwen, aan- en uitbouwen, overkappingen
  • a. bij iedere woning aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. deze ten minste 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel worden gebouwd, met dien verstande dat aanbouwen voor de voorgevel zijn toegestaan met in achtneming van het bepaalde onder c;
    • 2. deze niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van het perceel, direct behorend bij de woning, met een maximum van 100 m2;
    • 3. de goothoogte van aan- en uitbouwen niet meer bedraagt dan 0,25 m boven de eerste verdiepingsvloer, met een maximum van 4 m;
    • 4. de goothoogte van bijgebouwen niet meer bedraagt dan 3 m;
    • 5. de bouwhoogte van aan-, uit- en bijgebouwen niet meer bedraagt dan 5 m;
  • b. voor zover de oppervlakte van de onder a bedoelde bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en overkappingen ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan reeds meer bedroeg dan 100 m2, geldt bij (gedeeltelijke) sloop en herbouw dat een oppervlakte van maximaal 100 m2 plus 50% van de bestaande oppervlakte boven de 100 m2 is toegestaan;
  • c. aanbouwen voor de voorgevel, waaronder begrepen erkers en ingangspartijen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel;
    • 2. de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m, gerekend vanaf de voorgevel van de woning;
    • 3. de hoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag tot een maximum van 3 m.

12.2.3 Garage

In afwijking van het bepaalde in lid 12.2.1 en 12.2.2 mogen ter plaatse van de aanduiding 'garage' uitsluitend gebouwen ten behoeve van huishoudelijke bergruimten en stallingen voor (motor)voertuigen worden gebouwd met een goothoogte van maximaal 3 m en bouwhoogte van maximaal 5 m.

12.2.4 Bedrijf

In afwijking van het bepaalde in lid 12.2.1 en 12.2.2 mogen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' uitsluitend bedrijfsgebouwen worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 4 m.

12.2.5 Woonwagenstandplaats

In afwijking van het bepaalde in lid 12.2.1 en 12.2.2 mogen ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' uitsluitend standplaatsen voor woonwagens worden gerealiseerd, met dien verstande dat:

  • a. het aantal standplaatsen niet meer mag bedragen dan 5;
  • b. de oppervlakte van een standplaats ten minste 150 m2 dient te bedragen;
  • c. per standplaats ten hoogste één woonwagen mag worden gebouwd;
  • d. de oppervlakte van een woonwagen ten hoogste 60 m2 mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een woonwagen ten hoogste 3,50 m mag bedragen;
  • f. per woonwagen één bijgebouw met een oppervlakte van maximaal 20 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 m mag worden gebouwd.

12.2.6 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
    • 1. op de gronden voor de voorgevel: 1 m;
    • 2. voor het overige: 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 m.
12.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

12.3.1 Beroepsmatige activiteiten aan huis

De uitoefening van beroepsmatige activiteiten aan huis is toegestaan, mits:

  • a. de beroepsmatige activiteiten worden uitgeoefend in woningen en/of aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen;
  • b. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte die wordt gebruikt voor de beroepsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 40% van de woning met een maximum van 50 m²;
  • c. het gebruik geen detailhandel betreft, met dien verstande dat kleinschalige detailhandel die ondergeschikt is aan de uitgeoefende beroepsmatige activiteiten wel is toegestaan, mits het assortiment aansluit op deze beroepsmatige activiteiten, de detailhandel een niet-zelfstandig onderdeel is en maximaal 10% van de vloeroppervlakte die voor de beroepsmatige activiteiten in aanmerking komt voor uitstalling wordt gebruikt;
  • d. in de nabije omgeving van de woning geen onevenredige vergroting van de verkeers-/parkeerdruk optreedt;
  • e. de ruimte(-s) waarin het gebruik plaatsvindt, voldoen aan de bepalingen van de bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • f. het uiterlijk van de woning niet zodanig verandert dat de woning het karakter van een woning verliest. De activiteit dient qua aard, intensiteit van gebruik en uitstraling te passen binnen de woonomgeving;
  • g. de beroepsmatige activiteiten worden uitgeoefend door de bewoner.

12.3.2 Strijdig gebruik

Onverminderd het bepaalde in lid 12.1 is het in strijd met de bestemming om:

  • a. vrijstaande bijgebouwen te gebruiken of laten gebruiken anders dan als huishoudelijke bergruimte of stalling van voertuigen;
  • b. de woning en bijgebouwen, aan- en uitbouwen te gebruiken voor bedrijfsmatige activiteiten aan huis.
12.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 12.3.2, onder b en met een omgevingsvergunning het medegebruik van woningen en/of aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen voor bedrijfsmatige activiteiten aan huis toestaan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij geldt dat de bruto vloeroppervlakte die wordt gebruikt voor de bedrijfsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 40% van de woning met een maximum van 50 m²;
  • b. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. het gebruik geen detailhandel betreft, met dien verstande dat kleinschalige detailhandel die ondergeschikt is aan de uitgeoefende bedrijfsmatige activiteiten wel is toegestaan, mits het assortiment aansluit op deze bedrijfsmatige activiteiten, de detailhandel een niet-zelfstandig onderdeel is en maximaal 10% van de vloeroppervlakte die voor de bedrijfsmatige activiteiten in aanmerking komt voor uitstalling wordt gebruikt;
  • d. in de nabije omgeving van de woning geen onevenredige vergroting van de verkeers-/parkeerdruk optreedt;
  • e. er geen bedrijfsmatige activiteiten buiten de woning plaatsvinden, behoudens in- en uitladen;
  • f. de ruimte(-s) waarin het gebruik plaats vindt, voldoen aan de bepalingen van de bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • g. het uiterlijk van de woning niet zodanig verandert dat de woning het karakter van een woning verliest. De activiteit dient qua aard, intensiteit van gebruik en uitstraling te passen binnen de woonomgeving;
  • h. de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend door de bewoner.
12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor zover het het schrappen betreft van de aanduiding 'bedrijf' indien de bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd.

Artikel 13 Waarde - Archeologie 3

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van te verwachten archeologische waarden in verband met dijk en polderlinten en molenplaatsen, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

13.2.1 Verbod

Het is verboden te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 3' mede bestemde gronden.

13.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 13.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  • a. gronden waarvan uit documenten blijkt dat de archeologische waarden reeds eerder verstoord zijn op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld, hetgeen wordt getoetst door een archeologisch deskundige, of;
  • b. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter, of;
  • c. bebouwing waarvan de diepte niet meer bedraagt dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of;
  • d. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m² en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of;
  • e. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
    • 1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    • 2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.
13.3 Afwijken van de bouwregels

13.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 13.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord, of;
  • c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften als bedoeld in lid 13.3.2 aan de vergunning.

13.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.3.1 onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

13.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.3.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:

  • a. de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld;
  • b. het verwijderen van funderingen;
  • c. het aanleggen of uitbreiden van oppervlakteverhardingen zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  • d. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;
  • e. het aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanbrengen van diepwortelende bomen en/of beplanting;
  • h. het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • i. het veranderen van het grondwaterpeil;
  • j. het uitvoeren van andere grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden.

13.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 13.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. worden uitgevoerd op gronden waarvan uit documenten blijkt dat de archeologische waarden reeds eerder verstoord zijn op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld, hetgeen wordt getoetst door een archeologisch deskundige, of;
  • b. het archeologisch onderzoek betreffen, of;
  • c. een diepte hebben van niet meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld, of;
  • d. een gezamenlijke oppervlakte hebben van niet meer dan 100 m², of;
  • e. het normale onderhoud en beheer betreffen, of;
  • f. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, of;
  • g. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

13.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.4.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden als gevolg van de werken of werkzaamheden niet worden verstoord, of;
  • c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften als bedoeld in lid 13.4.4 aan de vergunning.

13.4.4 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.4.1 onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

13.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.4.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 14 Waarde - Archeologie 6

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van te verwachten archeologische waarden in verband met holoceen rivierenlandschap (stroomgordels: Berkenwoude, Bergambacht, Kadijk, Zuidbroek, Oudewater en Cabauw /Graaf-riviersysteem stroomgordels met oeverzone), waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

14.2.1 Verbod

Het is verboden te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 6' mede bestemde gronden.

14.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 14.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  • a. gronden waarvan uit documenten blijkt dat de archeologische waarden reeds eerder verstoord zijn op een diepte van meer dan 1,5 meter onder het bestaande maaiveld, hetgeen wordt getoetst door een archeologisch deskundige, of;
  • b. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter, of;
  • c. bebouwing waarvan de diepte niet meer bedraagt dan 1,5 meter onder het bestaande maaiveld en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of;
  • d. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 5.000 m² en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of;
  • e. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
    • 1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    • 2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.
14.3 Afwijken van de bouwregels

14.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 14.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord, of;
  • c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften als bedoeld in lid 14.3.2 aan de vergunning.

14.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.3.1 onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

14.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.3.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

14.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:

  • a. de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld;
  • b. het verwijderen van funderingen;
  • c. het aanleggen of uitbreiden van oppervlakteverhardingen zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  • d. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;
  • e. het aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanbrengen van diepwortelende bomen en/of beplanting;
  • h. het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • i. het veranderen van het grondwaterpeil;
  • j. het uitvoeren van andere grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden.

14.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 14.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. worden uitgevoerd op gronden waarvan uit documenten blijkt dat de archeologische waarden reeds eerder verstoord zijn op een diepte van meer dan 1,5 meter onder het bestaande maaiveld, hetgeen wordt getoetst door een archeologisch deskundige, of;
  • b. het archeologisch onderzoek betreffen, of;
  • c. een diepte hebben van niet meer dan 1,5 meter onder het bestaande maaiveld, of;
  • d. een gezamenlijke oppervlakte hebben van niet meer dan 5.000 m², of;
  • e. het normale onderhoud en beheer betreffen, of;
  • f. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, of;
  • g. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

14.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.4.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden als gevolg van de werken of werkzaamheden niet worden verstoord, of;
  • c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften als bedoeld in lid 14.4.4 aan de vergunning.

14.4.4 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.4.1 onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

14.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.4.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

14.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 15 Waterstaat - Waterkering

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering, waterhuishouding en waterstaat, waarbij de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

15.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 15.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

15.2.1 Verbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waterstaat - Waterkering' mede bestemde gronden.

15.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 15.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering', met een maximale bouwhoogte van 10 meter.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 15.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits de bouw verenigbaar is met de belangen van de waterstaat en/of waterkering en de beheerder van de waterkering daarover heeft geadviseerd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 16 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Algemene bouwregels

17.1 Overschrijding bouwgrenzen

17.1.1 Bouwregels

De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:

  • a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
  • b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de voorgevelbouwgrens niet meer dan 50 cm bedraagt;
  • c. gevel en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, erkers, balkons, galerijen en luifels, mits zij de voorgevelbouwgrens met niet meer dan 50 cm overschrijden;
  • d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
  • e. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelbouwgrens met meer dan 1 m overschrijden.
17.1.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen en een overschrijding toestaan met ten hoogste 1,5 m, indien het betreft:

  • a. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee gebouwen;
  • b. toegangen van bouwwerken;
  • c. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen;
  • d. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
  • e. erkers, balkons en galerijen;
  • f. luifels, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame;
  • g. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen;
  • h. kelderingangen en kelderkoekoeken;
  • i. of daarmee gelijk te stellen ondergeschikte bouwwerken.
17.2 Bestaande bebouwing

17.2.1 Positieve bestemming

Voor zover in dit plan de bestaande bebouwing qua hoogte of situering afwijkt van de regels, geldt deze afwijkende maatvoering als maximale maatvoering.

17.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in 17.2.1 is niet van toepassing op situaties die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

17.3 Ondergronds bouwen en kelders

17.3.1 Bouwregels

De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van kelders van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend zijn toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de kelder is loodrecht onder gebouwen geprojecteerd, en;
  • b. de kelder mag maximaal 1 bouwlaag (maximaal 4 meter diep, gemeten vanuit onderkant begane grondvloer) zijn, en;
  • c. indien de kelder onder een bijgebouw bij een (bedrijfs)woning is geprojecteerd, dan mag de kelder niet van buitenaf bereikbaar zijn.

17.3.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.3.1 ten behoeve van kelders die niet loodrecht onder gebouwen zijn geprojecteerd, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de kelder mag maximaal 1 bouwlaag (maximaal 4 meter diep, gemeten vanuit onderkant begane grondvloer) zijn, en;
  • b. de kelder is niet van buitenaf bereikbaar, en;
  • c. de maximale oppervlakte van de kelder is gelijk aan datgene wat is toegestaan voor gebouwen volgens de daar voorkomende bestemming.
17.4 Parkeren
  • a. Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
  • b. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

Artikel 18 Algemene gebruiksregels

18.1 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken in strijd met de bestemming.
  • b. Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan worden in ieder geval aangemerkt:
    • 1. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
    • 2. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
    • 3. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
    • 4. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting en voor detailhandel, voor zover zulks niet expliciet is toegestaan ingevolge de bestemmingsomschrijving;
    • 5. of het doen of laten uitvoeren van vorenstaande activiteiten.
18.2 Uitzonderingen strijdig gebruik

Het bepaalde in lid 18.1, onder b, is niet van toepassing op:

  • a. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
  • b. de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering;
  • c. het opslaan of storten van afval- en meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen.

Artikel 19 Algemene aanduidingsregels

19.1 Karakteristieke bebouwing

19.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.

19.1.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag de uitwendige hoofdvorm van de op het perceel aanwezige bebouwing, bepaald door de goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling en gevelindeling, zoals deze was op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan niet worden gewijzigd.

19.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.1.2 indien de cultuurhistorische waarde van de bebouwing niet onevenredig wordt aangetast; alvorens af te wijken wint het bevoegd gezag advies in bij de gemeentelijke monumentencommissie.

19.1.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden om ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 19.1.1 sloopwerken en/of sloopwerkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag.

19.1.5 Uitzonderingen

Het in lid 19.1.4 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. voortvloeien uit het normale onderhoud;
  • b. ter voldoening van een aanschrijving of besluit van het bevoegde gezag zijn;
  • c. noodzakelijk zijn voor de (ver)bouw van een bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend.

19.1.6 Toetsingscriteria

Een vergunning als bedoeld in lid 19.1.4 wordt slechts verleend, indien door de uit te voeren werken en werkzaamheden de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast.

19.1.7 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.1.4 onder beperkingen verlenen en voorschriften aan de vergunning verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden.

19.1.8 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.1.4 wint zij schriftelijk advies in bij de Monumentencommissie.

Artikel 20 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels voor:

  • a. een geringe overschrijding van de bestemmings- en/of bouwgrenzen en/of aanduidingsgrenzen, indien een onnauwkeurigheid of de feitelijke toestand van het terrein daartoe aanleiding geeft, of indien een rationele verkaveling van de gronden een geringe overschrijding vergt, mits de grens of grenzen met niet meer dan 5 meter worden overschreden;
  • b. een geringe overschrijding van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages, mits deze voorgeschreven maten, afmetingen en percentages met niet meer dan 10% worden overschreden;
  • c. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut, waarbij de inhoud ten hoogste 75 m3 en de goothoogte ten hoogste 3 m mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;
  • d. de bouw van antennemasten voor communicatiedoeleinden, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 45 m mag bedragen en waarbij het beleid gericht is op het combineren van deze voorzieningen, op een koppeling van voorzieningen met bebouwing en op een dusdanige situering dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gewenste stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied;
  • e. de bouw van andere bouwwerken zoals een vlaggenmast, een artistiek kunstwerk, antennes en dergelijke tot een bouwhoogte van 15 m.

Artikel 21 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het toevoegen of schrappen van de aanduiding 'karakteristiek', indien dit op basis van nadere inventarisatie door een deskundige op het gebied van monumenten gewenst is en na advies van de gemeentelijke monumentencommissie;
  • b. het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een goothoogte van ten hoogste 3 m, dit voor zover deze op grond van de Algemene afwijkingsregels niet kunnen worden gebouwd;
  • c. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bestemmingsvlakken, bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak dan wel bouwvlak en/of aanduiding met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

22.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
22.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen (voormalige gemeente Vlist)'.